De zon schijnt
door de crèmekleurige gordijnen op de twee jonge mensen. Beide diep in slaap.
Lovers? Nee. Het meisje beweegt, draait zich op haar andere zij. De jongen daarentegen blijft doodstil liggen. Langzaam
opent het donkerharige meisje een oog. Blauw is het, felblauw. Ze opent ook
haar andere oog, keert zich op haar rug en rekt zich uit. Een enkele blik op de
klok is genoeg om haar ogen weer te sluiten, het dekbed tot haar kin op te
trekken en weer in slaap te sukkelen.
Dat meisje, dat
ben ik: April Chris Smith. En die jongen die naast me ligt is Tyler Sands,
beter bekend als Panther. Waarom Panther? Ik weet het niet. Ik heb de naam niet
verzonnen, zo heeft hij zich aan mij voorgesteld, ruim 5 jaren terug. We zijn
al 5 jaar lang de beste vrienden. Nee, we zijn zelfs meer dan alleen vrienden.
We zijn soulmates. Wat het precies inhoudt, weet ik niet. Ik denk dat het
betekent dat je zon beetje alles deelt: liefde en leed, wraak en geluk en
zelfs een bed. Met een glimlach nestel ik me tegen het ontblote, brede
bovenlichaam van mijn beste vriend aan. Hij voelt warm aan. Zijn hartkloppingen
zijn rustig,
gelukkig. Over een paar uur zou hij zijn medicijnen weer moeten slikken.
Panther is besmet met het hiv-virus. Ik haat hem daarvoor. Een zucht glipt over
mijn lippen, maar verder slapen kan ik niet meer. Ik ben niet zon uitslaper.
Panther echter wel. Die kan tot in de late middaguurtjes slapen. Zachtjes sla
ik de deken van me af en sta op. Een rilling loopt over mijn rug zodra de kou
mijn lichaam bereikt. Snel trek ik een trui en een joggingbroek aan en begeef
me naar de keuken. Daar begin ik te rommelen: koffie zetten, de tafel dekken,
dingen die een huisvrouw doet voor haar man. Alleen is het bij ons dingen die
een vriendin doet voor haar beste vriend. Ik zorg voor hem, al jaren lang, maar
ik vind het alles behalve erg. Ik houd van Panther en hij van mij. Hij is mijn
leven en het mijne dat van hem. Ik zou niet zonder
hem kunnen en hij niet zonder mij.
Oh, its such a perfect day - Lou Reed, Perfect Day
Hoofdstuk 1
Mijn verhaal is hoe zal ik het zeggen? Redelijk
bijzonder. Niet heel, heel bijzonder, maar het heeft wel iets. Het is in ieder
geval best heftig. Maar om het nou helemaal uit te schrijven? Is het nodig?
Mijn psycholoog vond van wel. Vónd , ja. Ik ga nu niet meer naar hem toe. Het ligt achter me, ik
ben gelukkig nu. Mijn psy raadde mij dus aan mijn verhaal te vertellen. Ik ga
het proberen. Oh wacht, ik ben nu 22. Alles gebeurde vanaf mijn 16e
levensjaar. Ik was een onbezonnen, vrij en vrolijk meisje, tot die ene jongen
in mijn leven kwam. Vanaf die dag
ging alles fout.
Het is koud
buiten, maar ik heb het warm. Het zweet druppelt over mijn voorhoofd. De spuit
die naast me op het tafeltje ligt is nog gevuld, net weer. Om me heen zitten
jongens en meisjes. Ze verschillen van 15 tot wel 25. Ik zelf ben op het moment
net 16 geworden. Ik heet Tyler Sands, maar ik haat die naam. Nee, noem mij maar
Panther. Mijn gedachten dwalen terug naar April, terwijl ik naar de spuit
staar. April, mijn beste vriendin, mijn soulmate. Ik hou van haar als een zus. Nee, nog meer als van een zus denk ik. Ze is mijn alles. Ik zou mijn
leven geven voor haar.
Ga je nou nog
die naald in je arm zetten of moet ik m van je overnemen? geschrokken van de
plotselinge stem die me uit mijn gedachten verstoort kijk ik op. Dave kijkt me
wazig aan. Hij ziet bleek, heeft kringen onder zijn ogen en zijn pupillen staan
zo wijd dat het lijkt alsof hij zwarte ogen heeft in plaats van zijn normale,
blauwe waterige ogen. Het is bijna eng. Ik tover een glimlach op mijn gezicht
en pak de naald op. Voorzichtig duw ik de spuit iets naar boven, zodat er wat
vloeistof uit druppelt. Hij doet t. Ik strek mijn arm, zet de naald in mijn
onderarm en sluit mijn ogen. Dave houdt mijn hand vast, zodat ik deze niet
terug kan trekken. Met gesloten ogen druk ik de spuit in. Ik voel een prikkend
gevoel. Het volgende moment lijkt alles te draaien. Ik open mijn ogen en leg de
spuit naast me terug op het tafeltje. Tevreden kijkt Dave me aan. Hij is al 21
en zit al jaren aan de drugs. Hij vertelde me dat hij vanaf dat hij in de wieg
lag al aan de drugs zat. Maar dan niet aan de heroïne of de coke. Eerder aan de
pillen en de spuiten voor zijn huidziekte. Dave spoort niet. Hij is totaal
gestoord. Dag in, dag uit zit hij hier, in deze koude, natte schuur, ons
clubhuis laat ik het zo maar noemen -, te spuiten, te slikken en te blowen.
Die gozer doet niks anders. Waarom ik dit doe? omdat ik niks anders heb, denk
ik. Behalve April heb ik niemand. Opeens gaat de deur open. Een ijskoude
windvlaag komt binnenwaaien. Een rilling loopt over mijn rug. In de deuropening
staat een jonge vrouw. Ze heeft zwart haar en haar felblauwe ogen schieten
rond. Ze houden halt bij mij. Een brede, vage glimlach verschijnt op mijn
gezicht. April daarentegen lacht niet.
Kom mee. Nu.
De andere mensen beginnen te joelen. Heel rustig sta ik op, de anderen
negerend, recht op April aflopend. Ze loopt naar
achteren, naar buiten. Ik loop achter haar aan en sluit de deur, zonder ook
maar iemand gedag te zeggen. April loopt vlug voor me uit. Haar zwarte haren
wapperen in de wind. Op een gegeven moment houd ik halt, me opeens realiserend
dat er helemaal geen reden is om me daar weg te roepen.
Wat is er? vraag ik dan ook.
Ze draait zich om en kijkt me boos aan.
Niks. Snauwt ze. Ik frons.
Kijk dan niet zo. Antwoord ik.
Ik kijk hoe ik
wil, Tyler. Ik vernauw mijn ogen en kijk haar onderzoekend aan. Maar April
laat niks los. Ze draait zich terug en begin weer te lopen. Zuchtend steek ik
mijn handen in de zakken van mijn jeans en loop achter haar aan. Alles gaat
heel langzaam. Ik adem zelfs langzaam, lijkt het wel. Alles speelt zich af in
filmpjes voor mijn ogen. De moeheid begint toe te slaan. Eindelijk komt Aprils
flat in zich. Ik slaak een zucht van verlichting. Al snel zijn we er. April
morrelt aan het slot met de sleutel. De deur springt op. Damn. Nu nog 2 trappen
naar boven. Vliegensvlug stormt April de trappen op. Vermoeid sjok ik achter
haar aan. Eindelijk, eindelijk ben ik boven. De deur van Apes appartement
staat op een kier. Zij is al lang binnen. Strompelend begeef ik me naar binnen,
de deur achter me sluitend. Binnen is het heerlijk warm. Ik trek mijn dunne jas
uit en schop ook mijn schoenen uit, waarna ik naar de huiskamer loop en me op
de comfortabele sofa laat zakken. Vanuit de keuken klinkt geklingel van kopjes.
Niet veel later komt April met 2 koppen dampende thee aanzetten. Dankbaar glimlach ik naar haar als ze een kop voor me
neerzet. Ze negeert me en gaat zelf zitten. Zeker wel 10 minuten zit ze voor
zich uit te staren.
Drink je thee maar op. Mompelt ze uiteindelijk, zelf
ook een slokje thee nemend. Ik gehoorzaam haar. De thee is precies zoals ik het
lekker vind.
Bedankt April.
Je moet niet naalden met anderen delen, Panther.
Hoe weet jij nou dat ik dat doe?
Je hebt jezelf net verraden.
Ik zucht.
Waarom doe je nou zo moeilijk?
Ik wil het niet meer Panther. Ik voel me elke keer zo
vies.
Moet je
afkicken, April.
Oh hou op,
Panther. Je weet zelf ook wel dat, dat onmogelijk is.
Ik zet mijn mok
thee op de glazen salontafel en draai me naar April toe.
April. Jij kan alles.
Een waterig glimlachje tekent zich af op haar knappe
gezichtje. Ze ziet er moe uit.
Niemand kan zomaar afkicken, Panther.
Dan doen we het samen.
Langzaam knikt ze. Ook zij zet haar kop thee op de tafel
om vervolgens haar armen om mijn hals heen te slaan.
Dankje Panther.
Voor wat?
Dat je er gewoon bent.
Nee jij bedankt April. Jij bedankt.
Ze kijkt me aan en schiet in de lach.
Je ziet er uit alsof je in de wasmachine hebt gezeten!
Zo voel ik me ook. Kreun ik. Langzaam laat ik me naar
achteren vallen, zodat we samen op de bank liggen. April legt haar hoofd op
haar borst. Ik strijk haar over haar zachte lokken. Enkele minuten blijft ze zo
liggen, vervolgens staat ze op.
Wat wil je eten? vraagt ze me, slaperig in haar ogen
wrijvend.
Pasta. Antwoord ik haar.
Dacht ik wel.
Ze glimlacht
naar me en draait zich om. Een halfuur laten roept ze me. Ik sta op en slof
naar de keuken. Een heerlijk bord pasta met tomatensaus staat op me te wachten.
Ik voel me nog steeds vreselijk draaierig en heerlijke zweverig, maar laat het
zo min mogelijk merken. Ik ga zitten, April tegenover me, met eveneens een bord
pasta. Zwijgend begin ik met eten.
Denk je dat het gaat lukken? ik kijk op.
Ik weet het niet, Apes. Maar niet geschoten is altijd
mis.
En als we nou misschieten? ik glimlach.
Dan kunnen we altijd zeggen dat we het hebben
geprobeerd.
Maar ik wil dat het lukt!
Apes
Je hebt gelijk. Sorry.
Maakt niet uit.
Eet maar lekker verder. Het is lekker.