Na de hoogten rond de Aubrac zijn we nu al even in de streek van de Lot en passeren we weer langs wat ruimere plaatsen. En dan dringt zich ook opnieuw de leegloop op van vroeger levendige dorpen. Onze gastheer begint er zelf over: in Golinhac stierven vorig jaar 54 mensen en werden er 2 kinderen geboren. En inderdaad: dat deze streek dun bevolkt is bevalt ons best, maar het stemt soms wat droevig te zien hoe ze achtergelaten werd en wordt.
In Espeyrac, waar we na flink 2 u stappen bij vallende mist aankomen, zie je al dat er meer namen van doden op het oorlogsmonument staan dan er 100 jaar later nog levenden in het dorp zijn. De plaatselijke winkelier hield het al voor bekeken nu de wandelaarsaantallen van enkele honderden per dag naar een paar tientallen kelderen. In het wel geopende dorpscafeetje vinden we weer de Franse Claudy en Véronique, met wie we al drie overnachtingsplaatsen deelden. Ze reppen zich snel verder, want er hangt hier een papiertje waarop staat dat in Sénergues, een flink uur verder, de winkel wel open is, maar over een klein uur sluit. Wijzelf nemen het filosofisch.
Wanneer we in Sénuerges aankomen, zwaait Véronique ons direct toe, omdat er hier een boucherie nog 10 minuutjes open is. Wat een luxe! We kopen er fritons en een salami en kunnen aan de picknicktafel van het dorp bij de andere pelgrims aanschuiven. De atmosfeer van het samen eten, wederzijds ronddelen wat men heeft gekocht en vertellen doet goed.
Nauwelijks hebben we Sénergues, met zijn (definitief of na het wandelseizoen) gesloten café, te koop staand postgebouw en leegstaande winkeltjes verlaten, of de voorspelde plensregen begint.
Een steile afdaling langs een hol weggetje, waarin stilaan een riviertje ontstaat, brengt ons naar Conques, voor veel Franse wandelaars het einde van hun tocht. Zo nemen we bij een welverdiende pannenkoek afscheid van Claudy en Véronique. Nu even goed drogen, morgen pauzedag!
We zetten 31 434 stappen, goed voor 21 km.
|