Ach, ik begrijp het niet. Ik moet het voor mezelf steeds
vaker herhalen: om me te troosten, om het te willen geloven (dat ik het niet
begrijp), om niet helemaal verward te geraken, om niet alleen maar boos teworden, om niet te gaan zwijgen voor altijd…
Het is lang één van mijn stellingen geweest dat het goed
en noodzakelijk is niet alles te willen of te kunnen begrijpen. Toen ik in
Bolivia woonde geraakte ik vertrouwd met het leven van de boeren in de Andes.
Zij hebben of liever hadden alleszins –waarom zou het zo finaal veranderd zijn
vandaag?- een heel bijzondere manier van naar de wereld kijken. Hun
‘kosmologie’ is geënt of misschien beter gezegd ‘op-ge-bouwd’ naar het
harmoniemodel van de Inca’s en zelfs nog veel ouder, las ik in inmiddelsoud geworden en moeilijk te begrijpen boeken.
Ik leerde na lijvige studies over de quechua’s en aymara’s dat ‘alles met alles
te maken heeft’ én ik leerde het door jarenlang met hen mee te wandelen en
werken en feesten en leven.
Te weten: de donder en de bliksem, de regen, de zon en
droogte, hard labeur, het drinken van chicha, het bouwen van huizen, het eten
van maïs, het voortplanten van de mens en het zaaien op het land, het
handeldrijven, het lopen door de Andes, de namen van de bergen, de vlucht van
de condor, het feesten en het dansen, drinken en spelen met de fluit, het
drogen van het vlees en het bewerken van de aarde…. Alles wordt ritueel beleefd
of heeft iets ritueel. Maar ik beken, hoe mooi ik het ook kan uitleggen hoe de
verschillende krachten in de kosmos met elkaar wedijveren en hoe de mens
betracht hierin voorzichtig en nederig een evenwicht te zoeken, ik begrijp het
nooit volkomen. Ik leerde dan ook waar te
nemen zonder te begrijpen en leg nog steeds graag –en misschien iets te
gemakkelijk- uit dat begrijpen zoveel betekent als het grip willen krijgen op
de werkelijkheid om haar te kunnen vatten en in te pakken in voor mij
behandelbare grootheden, om er mee om te gaan en vooral misschien om de
werkelijkheid op die manier naar mijn hand te zetten. Alsof begrijpen zoiets is
als beheersen, beheren, bemeesteren …
Gewoon kijken, waarnemen, contempleren, genietend
bewonderen en toelaten dat mijn verstand, mijn inzicht in de grote wereld te
klein is om de wondere complexiteit van de natuur en van de menselijke natuur
als een glas helder water te kunnen vasthouden en … opdrinken.
Ach, ik begrijp ik het niet. En ik begrijp zelfs niet
waarom ik dan geen troost zou kunnen vinden in mijn eigen gedachten dat ik niet
alles hoef te begrijpen, dat het waarnemen mag volstaan?
Misschien begrijp ik dat juist wel.
Ik kan geen vrede nemen met de werkelijkheid zoals ik ze moet waarnemen. Daarom is
het veeleer zo dat mijn ‘onbegrip’ betekent: ik wíl het niet begrijpen. Ja, zo
is het: ik wíl niet begrijpen!
Simpele dingen zoals de Saoedi’s die Jemen terroriseren
en miljoenen Jemenieten met de dood (honderdood en oorlogsdood) bedreigen. En
dan Khashoggi, waarvan niemand goed weet hoe zijn naam uit te spreken, maar die
tenminste een naam heeft. Dat maakt misschien het grote verschil met 13 miljoen
Jemenieten die geen naam hebben. Een man die het verschil kan maken. Nou, hij
heeft het verschil niet gemaakt, maar de internationale gemeenschap en de
(jawel hoor, terechte) verontwaardiging over de brutale moord op deze
diplomaat, raadgever, journalist, vertrouweling, vriend en verloofde …
Begrijp je dat ik niet wil begrijpen dat de gruwel van
hongerdood van miljoenen kinderen (bijna de helft van de bevolking is jonger
dan 15 jaar, zocht ik op) niet opweegt tegen de doodvan een man, die in zijn doen en laten ook
niet zo’n geheel moreel vlekkeloos parcours heeft gelopen… om de wereld te
laten reageren.
Ach ik begrijp het toch weer niet. Dat ook dat reageren
bijvoorbeeld zo weinig betekenen mag. Want je moet nogal naïef en simpel zijn
te durven bedenken dat de internationale gemeenschap echt een vuist durft te
maken tegen Saoedi Arabië. Verder commentaar overbodig…
Gelukkig dat ik door dit allemaal niet te begrijpen
zoveel andere dingen ook liever niet wil begrijpen. Neem nou die
gevechtsvliegtuigen. Welke cijfers onthoud je daarvan: 16/35/3,6/15/3,6/…
Wat ik begrijpen moet: F 16toestellen: oud en versleten
en afgeschreven…
Wat ik begrijpen moet: F 35toestellen: beste keuze – dat
weet iedereen: tenminste die achter gesloten deuren alles mochten weten.
Werkelijke alles?
Wat ik begrijpen moet: 3,6 miljard in aankoop – dat is
een soldenprijs, want 5,4 % in afslag
Wat ik begrijpen moet: 3,6 miljard terugverdieneffect
voor Solvay en consoorten en voor onze economie. (Ze kosten dus eigenlijk
niets, is dat geen koopje).
Wat ik begrijpen moet: 15 miljard kost dat tuig over ca
20 jaar. Je moet zoiets onderhouden en er mee weten te spelen. En dat kost
uiteraard ook wel wat, maar goed: over 20 jaar is dat toch een peulschil.
Je moet nogal naïef en simpel zijn te durven bedenken dat
we in de internationale context van ons land echt een vuist durven maken tegen
de oorlogseconomie. Verder commentaar overbodig…
Ik ben blij met de herfst. Ik kan er een mooie uitleg
voor geven hoe het komt dat de bladeren zo heerlijk verkleuren, maar het draagt
echt niet bij om ze mooi te vinden. De bonte schakering van zoveel tinten rood
en geel. Ik hou van de herfst. De geur van de herfst, de voorzichtige
grilligheid van het weer. De verrassende zonnige dagen en de dreigende wolken
en de soms wat te schaarse regen, heftig en mottig en onvoorspelbaar. Ik hou
van de herfst en van de manier waarop het landschap langzaam uitgekleed wordt.
Ja, daar houd ik van. En ik wil niet begrijpen waarom ik er van houd.
En ik wil niet begrijpen waarom ik naïef en simpel durf
te zijn, maar ik vind het even mooi als houden van de herfst. Niet omdat het
aan mij gebeurt, maar omdat ik er vrede mee kan nemen dat de herfst terug komt
en omdat ik er vrede mee kan nemen dat ik altijd weer opnieuw simpel en naïef
durf te zijn.
Welke imperfecties ik waarnemen kan in de veranderende
natuur, weet ik niet.
De imperfecties van de mens en van de mensheid die ken ik
wel, ik begrijp ze of toch ook niet…
"Het is beslist waar, zoals filosofen zeggen, dat het leven naar achteren moet worden begrepen.
Maar ze vergeten de andere kwestie, dat het leven naar voren moet worden geleefd." Søren Kierkegaard
Ruim anderhalf jaar geleden begon ik met overmoed en een
belofte het nieuwjaar in te gaan door een maandelijkse blog te delen. Het was
precies zoals hier staat: met overmoed en
met een belofte.
Overmoedig moet je soms zijn om een begin te maken, een
sprong te wagen, de durf uit je jezelf te trekken als de kurk uit een
weerspannige jonge wijn. En een belofte heeft maar betekenis voor zover ze
kwetsbaar is en breekbaar en daarom ook geduldig.
Hier neem ik de draad weer op. Een blauwe septembermaandag
is het. De mildere storm van gisteren heeft de lucht van wolken gereinigd. Hier
en daar verschijnen toch weer witte vormeloze slierten als de kroniek van een
aangekondigde herfst. Het is kil in huis.
Eric Goeman is een begrip in Gent en in Zomergem en bij vele
andersglobalisten en nog steeds onvermoeibare woordvoerder van ATTAC*. Zijn
gezondheidszorgen brengen zijn actieterrein naar een van de meest inspirerende
facebook-meldingen die ik met nieuwsgierige regelmaat bekijk en bewonder. Doorgaans
zijn de boodschappen analytisch en scherp, anti-neoliberaal, systeemontluisterend
en appellerend. [Of ze gaan over de liefde, maar daarover blog ik graag een
andere keer, Eric!]
Vandaag las ik bij zijn fb-post een citaat van Marnix
Peeters: “Tijdens de zomer klom je in een boom of viel je in een beek. Terug op
school viel er nergens over te pochen”.
Ik onderzoek mijn gedachten. Waarom blijf ik hier langer bij
stilstaan. Meewarigheid heet dat. Het
is een bijna ouderwets woord. (Of toch helemaal ouderwets?)Vriendelijk medelijdend, zegt de
betekenisgever over meewarig. Ik herken me in de boomklimmer, heb vandaag nog
alle moeite van de wereld om mezelf er van te weerhouden in bomen te klimmen en
de seizoenen begrenzen die mogelijkheid niet. En ik doe niet alle moeite om me
ervan te weerhouden risico te nemen op een ander uitzicht op de wereld vanuit
de kruin van een gemakkelijke wilg of een vormeloze, licht gehavende zomereik.
En al moet je wel even zoeken waar de beken nog beken zijn, ook daar de sprong
wagen is een risico dat niet altijd even berekend hoeft te zijn. Het is echter
de verleden tijd die mijn meewarigheid opwekt. Finn en Corneel (6 jaar) gaan nu
naar de Chiro. Ik hoop dat ze leren vérspringen over de Grote en de Kleine Herk
en vanuit de bomen de meisjes durven bespieden, of gewoon vandaaruit de wereld
gade slaan en zonder pochen waaghalzen worden die met durf en geduld de wereld
verkennen en vanuit de natte beek of de buigzame esdoorn hun gedachten
onderzoeken.
Ach, misschien is het ook de aankomende herfst die me tot
meewarigheid dwingt en niet alleen Marnix Peeters. De herfst die de dagen met
melancholisch zonlicht beschijnt en de nacht steeds vroeger doet beginnen, doet
mij denken aan de troosteloosheid van een samenleving die ook op facebook aan
mij verschijnt in een ongelijke strijd tussen optimisme en pessimisme.
Vluchtelingen waar we kennelijk geen blijf mee weten, kernreactoren die ons
dreigen in de kou te zetten deze winter, verkiezingen die ons verder van elkaar
drijven en angst aanmoedigen, en zoveel onzinnig nieuws (dat ik toch liever
niet fake noem)…
Als ik al wat wil met deze blog, dan is het zoeken naar de
kracht van het woord om bij het woord de daad te voegen.
Zoals er minder in bomen wordt geklommen en de risico’s
geweerd worden om beken of rivieren te doorwaden, zo lijkt het me vandaag
teleurstellend dat we niet (genoeg) méér op straat komen, niet vaker extreem
luid en ongelooflijk verontwaardigd in publieke parken en op volkse pleinen, op
markten en aan wetstraten, winkelcentra en cultuurhuizen, bij bedrijven en
stations, aan scholen of poortgebouwen rebelleren tegen ontmenselijkende
vervreemding en manifesteren voor een warmere wereld.
Op die genoemde plaatsen tonen zich vandaag wel de
straatvervuilende koppen van beloftevolle boodschappers voor een betere
samenleving in steden en gemeenten. Ik wil ze niet wantrouwen, maar mijn geloof
dat deze mannen en vrouwen het verschil kunnen maken, is klein.
Ik pleit voor meer risico en veel geduld! Ja, er is minder moed nodig om een blog te
schrijven dan om tot de actie over te gaan. Beschouw dan dit nieuwe overmoedige
begin als zelfaanmoediging en ‘aanstekelijkheid’om radicaler te leven!
“Er zijn zure appels
en hun lot wil, dat zij wachten tot de laatste dag van de herfst;
tegelijk worden zij
dan rijp, geel en rimpelig.” Friedrich Nietzsche
*Attac: (Associatief netwerk voor een Taks op financiële Transacties
en voor het Aansterken van de Civiele maatschappij, van het Franse Association
pour la Taxation des Transactions pour l'Aide aux Citoyens) is een
internationale, van oorsprong Franse, non-gouvernementele organisatie die zich
aanvankelijk vooral inzette voor een belasting op financiële transacties, de
Tobintaks. Inmiddels heeft de groep een breder perspectief en is ze een van de
belangrijkste spelers binnen de beweging die andersglobalisme nastreeft.
Kinderen vinden grote mensen minstens een beetje saai. Ze
bekennen zelf wel eens vervelend te kunnen zijn en vinden niet dat er wat mis
is met (zich) vervelen. Als grootste verschil tussen henzelf en die grote
mensen noteren ze dat zij tijd hebben en toekomst en niet zo dicht bij de dood
staan. Althans dit zijn enkele bevindingen van de Sint-Truiderse Kinderraad. Ik
weet niet of je dit met hoofdletter moet schijven, maar ik doe het toch maar.
We stelden ook al -onder voorbehoud dat het punt ooit geagendeerd gaat worden
door het grotemensencollege (met kleine letter)- een voorlopig reglement op om
in bomen te mogen klimmen. Vooral op eigen risico was toch wel de consensus. En
dat risico nemen ze graag, want liefst niet te overbeschermd opvoeden.
We kunnen van kinderen zoveel leren. Hun verwondering en
twijfel, hun denken en hun zwijgen, hun heerlijke stoutigheden en hun geweldige
onvermogen om altijd stil te zitten, sporen mij erg aan om met kinderen te
blijven filosoferen. Als na anderhalf uur samenspraak en socratisch overleg
spontaan en volmondig en unaniem –een politiek statement als kinderraad, toch?-
filosoferen als plezant ervaren wordt, dan vind ik, moeten we binnenkort misschien Gwendolyn
Rutten eens uitnodigen. Eerst mag zij komen vertellen waarom wij hier een
superieure levensstijl hebben. En dan kunnen we in dialoog gaan met elkaar. Ik
vrees echter dat de kinderen het saai gaan vinden. Misschien een vooroordeel,
maar wat me als verschil opvalt bij (heel veel) grote mensen, is het pijnlijke
onvermogen om te kunnen luisteren naar de ander. Wie echt kan luisteren neemt
immers het risico om zijn of haar inzichten te moeten bijstellen en onder dat
voorbehoud zullen de Ruttens van deze wereld niet graag in gesprek gaan. Laat
staan dat ze nog weten wat dialoog is, want bij politici gaat het bijna
exclusief om het grote gelijk. En precies daar knelt het schoentje! Het grote
gelijk dat vraagt om discussie, harde feiten (zonder stelligheid van waarheid),
argumenten uit de eigengereide geloofsovertuiging en natuurlijk de gehaaide
techniek om de ander te onderbreken en met grimmigheid neer te bliksemen. Zeg
maar, dat het een houding van superioriteit is. Een houding of een manier van
zijn. En op die manier begrijp ik mevrouw Rutten nog wel.
Vandaag vraag ik me af welk effect het zou geven mochten de
manifestanten tegen Trump’s autocratische politiek allemaal kinderen zijn. Stel
je voor een zee van duizenden kinderen die zingen en scanderen dat de wereld
schreeuwt om meer menselijkheid, om verbondenheid, om vrede…
Het boek ‘Morele Helderheid’ van Susan Neiman noem ik nog
steeds een handboek voor dagelijks leven. In een eerste deel betreurt ze hoe
het begrip idealisme werd toegeëigend door de zelfverzekerde spindokters van
het Buchregime, hoe het door rechts geaccapareerd werd, zou je zakelijk kunnen
zeggen. En verder leer ik dat met ‘je moet realistisch zijn’ de wereld niet
beter wordt.
Filosoferen is ‘omdenken’, is denken vanuit de overtuiging
dat niets noodzakelijk onveranderlijk is. Het laat toe met onbevangenheid naar
de wereld te kijken. Dus ook verwonderd te zijn over wat goed is, schoon (lees:
mooi voor Nederlandse vrienden), en waar(achtig). Met die ingesteldheid, die
manier van zijn is het mogelijk om hoopvol in het leven te staan. Ondanks de
verspilling van miljarden aan wapentuig, ondanks de verstikkende consumptie die
het poolijs verder doet afsmelten, ondanks de dogmatische verstarring van
(geloofs)overtuigingen die andere uitsluiten, ondanks het onvermogen om
diversiteit als rijkdom te ervaren, … is het REALISTISCH om de kleine en concrete
utopieën te koesteren, vooral er aan mee te werken of er deel van te willen
zijn.
Misschien kunnen de kinderen ons helpen om al deze leefbare
dromen die op zoveel ongeziene plekken werkelijkheid worden, aan elkaar te rijgen
zodat we de verandering een beetje beter kunnen zien.
‘Kinderen vinden grote mensen minstens een beetje saai’.
Waarschijnlijk omdat die grote mensen niet realistisch genoeg zijn om te weten dat je niet
bang hoeft te zijn om in bomen te klimmen en de wereld vanuit een ander
perspectief te bekijken. Het echte realisme is aan al wie nog durft dromen en
in zichzelf het kind blijft zoeken. Die noodzakelijke onschuld om de
oorspronkelijke mens terug te vinden zou mevrouw Rutten en de dikke Trump
misschien helpen in te zien dat deze wereld niet ons toebehoort, maar wij aan
deze wereld, een speeltuin tussen wieg en graf; waar kinderen van denken dat ze
niet zo dicht staan bij die dood. Tenminste als je als kind in een vrije, niet
superieure wereld geboren mag worden…
Pater Pol Celis was mijn leraar Grieks. Het is ondertussen
zo lang geleden dat alles wat daarover te vertellen valt bijna legende is
geworden. De verhalen over Pater Pol beantwoorden in geen geval aan het beeld
van een pater zoals dat een kostschool past(e) voor die tijd alleszins; of
misschien juist wel. De meest eigenzinnige lessen van de meest stoïcijnse
leraar van het meest bijzondere vak uit mijn meest teleurstellende middelbare
schooltijd, die ik om die redenen niet geheel in het verleden wil achterlaten,
vertellen het verhaal van de Ilias. Een heldendicht vol tragiek en met de
spanning van een passie die ik toen nog niet op dezelfde manier naar waarde
schatten kon.
Op maandagmorgen stond midden op de speelplaats het beige
kevertje van Pater Pol, dat hij met zijn medebroeders te delen had (wat was
zo’n gemeenschap toch ecologisch en progressief) met de deuren wijd open. Het
verluchtingsscenario! Pol Celis was een man van hooguit 1m60 met een diepe bas
die jaar na jaar in diepte toenam. Roken en drinken beschouw ik alleen bij
Pater Pol als een deugd. Het was zijn epitheton. Ik vermoed nu dat de lessen
Grieks pas vanaf maandagnamiddag beginnen konden om de ernst van het vak niet
in het gedrang te laten komen.
Ernst was er niettemin altijd. Niets kon Pater Pol van zijn
stuk brengen. We lazen Grieks en hij las voor uit een door nicotine vergeeld
exemplaar van de Ilias, een uit elkaar gevallen vertaling uit 1956 van de
illustere Maximiliaan Schwartz. Ooit plaatsten we de stoel van Pater Pol voor
hij ons klasje van 4m bij 4,5m binnenkwam met de rug naar ons toe; de ganse
lestijd kregen we voorleessessie waarbij hij aan het bord de voortgang van het
heldendicht declameerde, al was de toon waarin het werd voorgelezen eerder die
van een doordeweekse antifoon.
Alleen als hij Grieks las, dan was er echt muziek te horen in
zijn doorrookte stem. Niets zal me de klank van de woorden van Homeros kunnen
doen vergeten als die ene les over het afscheid van Hektor van zijn geliefde
Andromache. De scène is als een kortfilm in mijn geheugen gegrift. De
helmboswuivende mag zijn zoontje (Astyanax voor de kwissers) niet lang in de
armen houden; het jonkie heeft het niet op met de helm van zijn heroïsche
vader. Dan neemt Andromache haar zoontje terug in de armen (of is het een
min?). Alleszins hoor ik nu nog de woorden terug die ik in deze blog nieuwe
betekenis wil geven. Je hoeft echt geen Grieks te kennen om enkele keren de
klank van deze woorden te herhalen: dakruoen gelasasa (je leest het als daa kru ô ên gee lâ sassa, maak ik me
sterk). Ik begrijp nu ook wel dat mijn echtgenote de klank van de Griekse taal
als de meest sexy taal beluistert. Deze twee historische woorden zetten we in
het Nederlands om als ‘door haar tranen heen lachte ze’. Een klankrijker beeld
van een afscheid kan ik me niet verbeelden.
Het is in deze Goede Week waarin ik wat conservatief naar
het Stabat Mater luister, dat deze woorden bij mij opkomen . Ik probeer
verschillende versies uit van het Stabat Mater en bij elke versie hoor ik
achter het Latijnse treurlied de klank van het Griekse dakruoen gelasasa en kijk ik naar de wereld en naar haar moeders
met kinderen in de armen. Hoe anekdotisch mijn lange inleiding, des te
apodictisch de passie van deze entropische wereld die zich aan me opdringen
blijft.
In het huiselijke tafereel van een afscheid tussen geliefden
met het kind dat hen verbindt, klinkt het drama van de wereldbrand van vandaag
alleen maar beklijvender en scherper door. Ik kan hier niet anders dan
verontwaardiging laten horen om mijn diepe onmacht lucht te geven. Als ik met
woorden en beelden onrust kan opwekken om endemische onverschilligheid te lijf
te gaan, wil ik als een rouwende blijven zoeken naar woorden. De verklanking
van eeuwenoude rituele woorden als die (over het verhaal van) het Stabat Mater
voorkomen misschien het zwijgen bij zoveel leed.
Maar nog ben ik er niet uit of stilte het antwoord is op de
dood van kinderen, moeders en vaders, jongelingen, ouderlingen door
weerzinwekkend geweld, door schrijnende hongersnood, door politieke
onverschilligheid, door ….
Lees dus in deze blog mijn voorkomend uitschreeuwen van het
onvermogen om de gekwetste te omarmen, om de achtergeblevenen te troosten, om
de lijdende te zalven. Deze dagen druk ik mijn kinderen nog wat steviger tegen
mijn hart, koester ik de liefde en dank ik de hemel om al mijn zegeningen. Maar
mijn geluk wil ik niet losmaken van het onrecht en de onverschilligheid van de
ander.
“Wie zou niet bewogen worden bij het zien van zoveel lijden”
klinkt het in het Stabat Mater. Hektor zal het leven laten in de strijd met
Achilles en ook als lijk onteerd worden en van Astyanax weten we hoe het
jongetje van de stadsmuren van Troje wordt geworpen.
Tegen de achtergrond van een ongelijke wereld neem ik
dagelijks afscheid van mijn onschuld en laat de woorden van Homeros nazinderen:
dakruoen gelassa, een beetje glimlach
doet (over)leven.
Ik was al een twintiger toen ik kennismaakte met het werk
van Virginia Woolf. Koen, met wie ik samen deel uit maakte van het gild der
subregenten in Leuven (waardoor we bijna tot de kerkelijke adel gingen
behoren), was een bewonderaar en overtuigde mij van de bijzondere literaire en
artistiek buitenissige meerwaarde van Woolf. Voor wie haar absolute meesterwerk
toch ooit zou willen lezen, verraad ik maar dat Bernard uit The Waves (dat ik
in het Nederlands las) een pijnlijk herkenbaar personage is. Of was? Waarom ik
het zo nodig over Virginia Woolf wil
hebben? Dat vertel ik zeker uitvoeriger in blog 12 (op het einde van dit
avontuur) waarin ik het over lot en leven zal hebben, het reeds eerder
aangekondigde drama dat dan ook wel over liefde en de vele variaties op dit
thema zal handelen. Nu moest ik Virginia Woolf ter sprake brengen naar
aanleiding van enkele zinnetjes waar Saskia De Coster me attent op maakte.
Afgelopen jaar was er ook zo een frase uit een boek die aan
mij is gaan kleven en nog kleeft als de restanten van het gelijknamige kruid,
dat niet alleen op je kleding achter blijft, maar tot diep onder je huid blijft
jeuken. Misschien is het daarom dat ik steeds blijf lezen, hongerend naar die
ene gedachte die me ontzet, me in de war brengt, me aanstuurt, me appelleert,
me (nog) onrustiger maakt, … Vorig jaar raakte Alessandro Barrico** me met het
ogenschijnlijk onbetekenende zinnetje waarin staat dat de mens aan het leven in bruikleen is gegeven (sic). Als dat al
maar even tot je doordringen kan, duizel je misschien net als ik van het
perspectief waar mee een mens zijn bestaan een plaats heeft te geven. Het was
voor mij de aanzet om met nog meer overtuiging mijn geloof te enten op de
wortels van de twijfel.
Tachtig jaar geleden verscheen Woolfs werk De Jaren. De Grote
Oorlog komt er in een scene over 1917 heel terloops ter sprake. Ze kreeg het verwijt grote
wereldgebeurtenissen weg te moffelen. [Met een overdreven verveeld gebaar legde
hij zijn bestek neer. Weer een luchtaanval. Alsof een interessant gesprek door
een vervelende zeurkous was onderbroken.] De cynische waarheid over het
weghouden van de wereldbrand uit ons alledaagse veilige bestaan, is een
waarheid die Woolf in haar werken bloot legt. Het is bij die gedachte dat ik
stil sta en wil stil staan.
Amper zes weken krijgt Trump presidentiele beveiliging als
hij op zijn Abderdeenshire gaat golfen en vanop het toilet weer een tweet laat
de wereld ingaan. En nu al hoor ik bij vriendenbezoek, tijdens veel te korte lunchpauzes
op school, in vergaderingen van allerlei slag of gewoon thuis aan tafel dat we
er best geen onderwerp meer van moeten maken om de appetijt van de alledaagsheid
niet te bederven. Misschien kan/wil ik er begrip voor opbrengen, misschien…
Want echte verontwaardiging blijft doorgaans knagen. Terecht
merkt mijn echtgenote op dat de berichtgeving op facebook (van de beperkte
volgers die ik zorgvuldig sorteer) wel een impact op me zou kunnen hebben. Maar
bewust een bezoek brengen bij www.dewereldmorgen
of DeGroeneAmsterdammer lezen, een artikel van de www.correspondent.nl onder ogen nemen…
zorgen bij mij evengoed voor een dagelijkse staat van verontrusting over de
verontrustende staat van de wereld waarvan ik deel uit maak. Het lezen van de
krant (graaicultuur en wereldbrand, onrecht en ongelijkheid; er is geen passend
woord dat het kan samenvatten) maakt een mens neerslachtig. Het deed me ook de
vraag stellen of ik er wel goed aan doe om mijn studenten te verplichten de
actualiteit te volgen. Om verstikt te geraken in de waan van de dag? Een
après-nous-le-déluge mentaliteit te kweken? Of gewoon om meer vertrouwd te
geraken met de donkere kant van de mens en de mensheid?
Op 22 maart zal het een jaar geleden zijn dat terrorisme ons
land diep raakte. Op diezelfde dag werd in een Haspengouws dorpje een man
vermoord. In Pellenberg liggen nog gewonden van Maalbeek en Zaventem te
revalideren, in dat kleine dorp zoekt een vrouw elke dag naar krachten om de
draad weer op te nemen.
Het is goed en nodig om het bestek weer vast te nemen en
steeds opnieuw over te gaan tot de orde van de dag. Maar laat de
verontwaardiging blijven en laat de orde van de dag genoeg inzicht geven om
verwonderd te kunnen worden door alle tegenkrachten die meeschrijven aan een
goednieuwskrant met een belangrijke katern voor buitenlands nieuws.
Ik kies er voor te geloven dat ik aan het leven in bruikleen
ben gegeven. Voor Trump mag het omgekeerd zijn alsof het leven aan hem in
bruikleen is gegeven. Aan ons om duidelijk te maken dat wij die hypotheek niet
wensen mee af te betalen!
Zoek vandaag vooral genoeg verwondering!
*Subregent:
Verantwoordelijke voor de dagelijkse gang van zaken in de relaties met de
studenten en het leven op een college (peda) aan de KULeuven. Het Pauscollege
behoorde tot het college met het meeste aanzien. Wie er als subregent mocht
leven en werken, leerde van de beminnelijke hiërarchie genoeg savoir-vivre en
op tijd (?) de noodzaak van diëten.
Misschien gebruiken we het woord overmoed vooral met het
adjectief jeugdig. Zou het daarom zijn dat ik deze reeks van 12 blogs voor 2017
met dit wat in onbruik geraakte woord wil beginnen? Overmoed is het woord dat
nu staat voor de belofte die ik mezelf (en u daarbij natuurlijk) gedaan heb om
elke maand een blog te schrijven. Dat is het wat we soms nodig hebben.
Overmoed, om in het diepe water te springen vanuit de overtuiging dat zwemmen
nu wel zal lukken; of om voor de eerste keer voor een groep te staan en het
woord te nemen; of om deel te nemen aan een loopwedstrijd van een halve
marathon, terwijl je eigenlijk nooit meer dan 10 km hebt gelopen. Jezelf voor
uitdagingen stellen, de grens ver genoeg van je veilige kunnen, maar vooral op
die plaats waar je willen met jou naar toe zal gaan.
Mijn willen is het delen van woorden en gedachten waarbij ik
stilzwijgend kijk en luidop waarneem. Mijn willen neemt me mee naar de
schoonheid van het alledaagse, de verwondering van het vanzelfsprekende, de
verontwaardiging over het schijnbaar onveranderlijke. En dus zullen de blogs
vooral gaan over ontmoetingen, toevalligheden, onverwachte momenten… over zegen
en vloek. Soms een (Griekse) tragedie, bij wijlen een blijspel. Voor cynisme
zal ik me hoeden.
Vandaag wil ik schrijven over de liefde. Dat stond eigenlijk
al vast, nog voor ik maar een letter voor deze blog gepleegd had. Geef toe, dat
ook dat overmoedig is. Schrijven over de liefde.
Het is twee uur in de nacht en ik staar naar het plafond. Ik
bedenk hoe stil het hier is. Dat er ergens misschien nog geliefden de gepaste
rituelen verzinnen voor het oudste spel tussen man en vrouw, tussen partners
zeg ik beter, komt op dat moment bij mij niet op. Want het is stil. Ik hoor het
ademhalen van mijn vrouw, niet zo zachtjes, maar toch stil genoeg om het stil
te laten zijn. Ik hoor het ademhalen van twee kleine jongens aan de overkant
van de gang. Ik hoor de stilte. En ik vraag me af wat liefde is. Ik besef dat
dit een begenadigd moment is. Doorgaans is de nacht zo liefdevol met mij dat ik
in de korte tijd van luttele uren voor mezelf en mijn gedachten helemaal
afwezig ben. Maar nu lig ik wakker en wil ik weten wat liefde is.
Een boekje van Bleri Leshi zal me daar misschien bij kunnen
helpen. Maar daarvan heb ik enkel nog maar het colofon gelezen. Er zijn
naar de titel van zijn laatste boekje heel wat boeken geschreven. Het
begonbij Gabriel Garcia Marques met Liefde in tijden van cholera. Dat is
natuurlijk onvolprezen literatuur. Met Liefde
in tijden van eenzaamheid legt Paul Verhaeghe de ziel bloot van onze
samenleving en doet hij dat als psychotherapeut. Bleri Leshi kiest voor Liefde in tijden van angst.
Alleen de titels van deze boeken leren me over de liefde.
Angst, eenzaamheid en cholera. Het is precies kiezen tussen de pest en jawel,
de cholera. Tussen Scylla en Charybdis, voor wie zich de Griekse mythologie of
Odysseus omzwerving nog een beetje kan herinneren.
Tegenover het kwaad in al zijn gedaantes staat de liefde.
Dat lijkt me een mooie samenvatting. Het kwaad is dan de eenzaamheid, de angst,
vertwijfeling en wanhoop. Liefde overwint en onderscheidt zich door de ander,
het goede, de geliefde boven het eigen ik te stellen. Het bijzondere van die
beslissing is dat juist de liefhebber zowel de prijsgever als de winnaar is. En
het meest bijzondere dat er geen verliezers zijn.
Het is allemaal wat cryptisch en een blog hoort wat luchtig
te zijn, niet? Een zeldzame keer helpt verliefdheid ook om te beseffen wat
liefde is. Een kwarteeuwigheid geleden wandelde ik met mijn toenmalige geliefde
(en mijn geliefde van nog steeds) diep in de nacht midden op de kleine ring van
Leuven. Om wat indruk te maken danste ik als een paringsritueel enkele pasgeleerde
tangopasjes. [Het alfamannetje dat indruk wil maken.] Je kon daar toen nog sneller
rijden dan 50 km/u. Een halve mijl verder tastte ik in mijn zak en vond er het
laatste stukje chocolade (van die dag). Ik deelde het stukje in twee, wachtte
tot mijn liefje helemaal verzoet was en (nu komt het) gaf daarna ook nog het
allerlaatste stukje aan haar. Liefde is een stukje chocolade. En wie mijn
kwetsbaarheden kent, beseft de bijzondere dimensie van het laatste stukje
chocolade. Ook die nacht waren er twee winnaars!
Er zijn veel heroïscher verhalen te vertellen over de
liefde. Maar het aantal lettertekens zijn beperkt. Dat liefde de angst overwint, wil ik
zondermeer geloven. Ik ben er zeker van dat ik het bij Leshi zal lezen/leren.
Hij wordt overigens een straatfilosoof genoemd. Op zo’n omschrijving ben ik
zelf wat jaloers.
Een beetje overmoedig besluit ik mijn Liefde met u te delen.
Tenminste de betekenis er van. Liefde heeft alles te maken met het beeld van de
mens dat je in je draagt. Dat laat je toe jezelf toe te vertrouwen of niet. Is
de ander je rivaal, vlucht dan in je angst of wapen je; maar is de ander je
lotgenoot, nevenstaander, jouw menselijke evenknie, je gezel, je mede-mens…. [zie sterretje!] dan kan je je gewonnen
geven.
Het is tijd om aan de ochtendrituelen te beginnen. Dit wordt
een liefdevolle dag!
*[Medemens=
vluchteling, Duitser, Turk, surfer, bietenrooier, asielzoeker, Genkenaar,
striptekenaar, bestaansminimumoverlever, mucomens, rolstoelverbruiker, springkastelenbouwer,
kleinkunstgalerijhouder, hongerspelspeler, Zuid-Afrikaan, boer, wereldwinkelmanager,
stripbarpoetsvrouw, kind, drenkeling, dakdekker, dakloze, filosoof, zwerfvuilhandelaar,
kermisganger, student, zwangere minderjarige, paaldanser, turteltaksmeterstandhouder,
[te](vroeg)gepensioneerde, psychiatrische cliënt, autofabrikantwerkster, feministe,
zeeschuimer, Trumpfanaat, Chinees (al dan niet om mee te nemen), muze,
transseksueel, kanaalzwemmer, gevangenisaalmoezenier, outlaw, journalist, UCLL-directeur,
pvda-er, cvs-lijder, aardige (en minder aardige) anders- en soms beter geaarde,
…. zonder uitsluiting verder aan te
vullen]