Polariserende,
verlossende & gehandicaptenvijandige inclusie-ideologie School
disables the pupils i.p.v.disabled pupils!??
Volgens Duits onderwijsminister & filosoof Brofkorb is Inklusion=Kommunismus
für die Schule (Onderwijskrant 172, janu
Vooraf: Dirk Van Damme
(OESO) stelde onlangs: De M-decreet hervorming werd gedicteerd door een dogmatisch inclusieconcept, niet oor de keuze voor deskundigheid en het belang van het
kind". We hebben ons destijds vergist. We schreven in Onderwijskrant nr. 172 van januari 2015 een gestoffeerde bijdrage over dit dogmatisch inclusieconcept.
1. inclusie is uiterst controversiële zaak en
gehandicapten-vijandig
Als reactie op de goedkering van het M-decreet twitterde de
Gentse prof.-psycholoog Wouter Duyck terecht: Het M-decreet is een uiting van
naïef egalitarisme waardoor kwetsbare kinderen met bijzondere noden
gedifferentieerde hulp zullen missen. In deze bijdrage analyseren we
uitvoering het inclusiedogmatisme.
Ook volgens de Brusselse prof. Wim Van den Broeck gaat het
bij het M-decreet om een ideologisch beleid dat ver af staat van de
werkelijkheid. Ook de redactie van
Onderwijskrant - o.a. lerarenopleiders en leerkrachten - verkondigen al sinds
1996 deze visie. Vooral ideologisch gedreven professionals propageren
(radicale) inclusie. Jammer genoeg zijn het vooral die hardliners die in de media
het meest aan het woord komen en gehoor vonden bij de beleidsmakers en bij de
VN. Ook in Duitsland is inclusief onderwijs een vrij controversiële
aangelegenheid - zowel op wetenschappelijk als op politiek vlak. Annegret Kramp
Karrenbauer, minister-president van Saarland, wijst op de grenzen van inclusie
en vreest dat inclusief onderwijs zal leiden tot de ontwrichting van het
degelijk opgebouwd systeem van buitengewoon onderwijs (Nicht mit der
Brechstange (Die ZEIT, 25 juli 2014).
Mathias Brodkorb,
Duits filosoof en SPD-onderwijsminister van Meckelenburg-Vorpommern bestempelt
radicale inclusie zelfs als Kommunismus für die Schule. De Berlijnse wetenschapsfilosoof Gerd
Haberman stelt: Inclusie is wereldvreemd en gehandicaptenvijandig. De gangbare ideologie van radicaal
egalitarisme en Gleichmacherei is de enige grond voor de
inclusie-betrachtingen. Volgens die ideologie moeten ook alle
waardenonderscheiden afgeschaft worden.
De Engelse prof.
Brahm Norwich betreurt dat inclusief onderwijs als een toverwoord
functioneert. Deze vrij wollige term heeft in de vele inclusiepublicaties een
soort vanzelfsprekendheid verworven. Inclusief onderwijs kreeg de status van
een evident en absoluut recht: inclusive education has come to be seen as
self-evidently a good thing in a similar way that democracy or human rights
have come to be self-evidently good. (Addressing Tensions and Dilemmas in
Inclusive Education - zie Internet. Norwich is Professor Educational
Psycho-logy and Special Educational Needs at the Univer-sity of Exeter,
UK).
Het bekende
ERIC-informatiecentrum publiceerde een lijstje kritieken vanwege een groot
aantal Amerikaanse onderwijsexperts. We
vertalen even de belangrijkste kritieken:
*Enkel ideologisch gedreven professionals en een beperkt
aantal ouders propageren (radicale) inclusie
*Veel special education children hebben gespecialiseerde ondersteuning
en diensten nodig die enkel kunnen aangeboden worden in speciale klassen; van
(gewone) leerkrachten en een gewone school kan men dit niet verlangen. (De
controverse inzake inclusie slaat vooral op wat we LAT-inclusie noemen:
Learning Apart Together, op de leerlingen die grotendeels een individueel
parcours volgen en op leerlingen met ernstige gedragsproblemen.)
*inclusie levert ook
voor de gewone leerlingen meer negatieve dan positieve resultaten op. *de full
inclusion beweging heeft een verregaand destructief effect op het gewone
onderwijs. (Men stuurt immers aan op het grotendeels afstand doen van de
gangbare schoolgrammatica.
*inclusie wordt vaak ingevoerd als besparingsmaatregel; en
de extra financiële steun bij de initiatie van inclusief onderwijs erodeert al
vlug.(In de beleidsnota van minister Crevits zijn geen extra centen voor de
ondersteuning in klas voorzien.
*leerkrachten zijn niet opgeleid om les te geven in inclusieve klassen. Tijdens
de gewone opleiding kan men ze ook niet opleiden voor de gespecialiseerde
aanpak van al die uiteenlopende handicaps.
De docenten voor inclusie (Jo Lebeer, Beno Schraepen,
Annet De Vroey ...) wekten in hun opiniebijdrage in De Standaard van 8 december
2014 de indruk dat er in academische kringen en in de lerarenopleidingen een
grote overeenstemming over inclusie bestaat. Niets is minder waar. In deze
bijdrage bekijken we vooral het debat over de inclusiefilosofie in
wetenschappelijke kringen, de uiteenlopende interpretatie van het recht op
inclusie in het VN-verdrag, de gevolgen van inclusie voor de gangbare onderwijsgrammatica
... We willen met deze bijdrage ook aantonen dat ook veel onderwijsdeskundigen
grote kritiek hebben op inclusie
2 Van disabled pupils naar school dis
ables the pupils & verlossingsideologie
2.1 Shift from seeing the child as a problem
to seeing the education system as the
problem?
Opvallend in de
inclusiepublicaties is vooreerst het polariserend taalgebruik en het feit dat
men er steeds dezelfde refreintjes en verwoordingen in aantreft. Zo lezen we in een Unesco-rapport
dat het gaat om een totale cultuuromslag, een shift from seeing the child as a
problem to seeing the education system as the problem (Policy Guidelines on
Inclusion in Education, 2009). Niet de handicap van het kind is een probleem,
maar de (gehandicapte) school. Het is eerder de school die de oorzaak is van de
problemen van gehandicapte kinderen. Voor die leerlingen biedt inclusief
onderwijs de verlossing uit de ellende van hun uitgesloten verblijf.
Ook de
M-decreet-opstellers poneren dat het gaat om een totaal andere kijk op passend
en moreel verantwoord onderwijs voor leerlingen met een handicap. We lezen in
het M-decreet en elders: Vroeger lag de klemtoon op de medische benadering,
ondertussen is deze verschoven naar de sociale benadering. De nadruk ligt nu
met andere woorden meer op het sociale defect, nl. de samenleving (ook de
school) die niet is aangepast, dan op het medische defect. De nieuwe visie op
handicap ziet handicap (vooral) als een afstemmingsprobleem tussen de klas- en
schoolcontext en de specifieke onderwijs- en opvoedingsbehoeften van de
jongeren.
We mogen volgens het
nieuwe inclusie-evangelie dus niet langer spreken over disabled pupils; het
is immers de school die disables the pupils. Het zijn de reguliere scholen
die obstakels opwerpen en die het gehandicapte leerlingen ook onmogelijk maken
om er samen met de andere leerlingen les te volgen.
In de platformtekst van de VLOR over de aanpak van
leerlingen met specifieke noden (2005) treffen we eveneens dit modieuze
inclusietaaltje aan. Volgens die tekst is een handicap het resultaat van een
niet-adequate afstemming van de omgeving op specifieke behoeften van de mens.
Wie handicap ziet als een individuele functiebeperking, legt de nadruk op
tekorten en beperkingen en koestert van daaruit lagere verwachtingen. Vanuit
de nieuwe inclusie-visie formuleert de (inclusie)leerling zelf zijn wensen en
behoeften; de ondersteuning is geïndividualiseerd, flexibel en
gedifferentieerd. De voorzieningen zijn persoonsgericht en vraag-gestuurd (p.
14) (VLOR, Nieuwe organisatievormen voor leerlingen met specifieke noden,
Garant, 2005).
Ook Annet De
Vroey - lid van docenten voor inclusie
schreef polariserend en laatdunkend: In het verre verleden en tot voor kort
dacht men enkel vanuit het defectmodel waarop een therapeutisch,
specialistisch en sterk gesegregeerd antwoord geboden moest worden. Er schuilen
in het medisch denken t.a.v. leer- en ontwikkelingsproblemen een aantal
gevaren, die dit denken op zich heel gemakkelijk versterken. Medisch denken of
beoordeling vanuit een defectmodel isoleert de problemen en reduceert kinderen
tot hun beperking. Het ziet daarbij de talenten van diezelfde kinderen over het
hoofd of soms de complexiteit van bepaalde problemen. (Inclusief onderwijs:
zorg anders bekeken in de Praktijkgids voor het basisonderwijs, april 2009).
De Vroey, docenten
voor inclusie en andere inclusievelingen fantaseren dat de leerkrachten, de
opstellers van de wet van 1970, ... de beperkingen van leerlingen louter vanuit
een medisch en deficit standpunt bekijken/bekeken en dat het buitengewoon
onderwijs de kinderen reduceert tot hun beperking.Nu moeten we handicaps
voortaan bekijken vanuit een sociaal model en vanuit hetgeen de leerlingen
wel kunnen i.p.v. niet kunnen. Ook minister Crevits twitterde op 4 december:
Volgens het M-decreet is wat een leerling kan, belangrijker dan wat hij niet
kan.
Dat alles zijn o.i.
dubieuze uitspraken en grove beschuldigingen. Ze leiden ook de aandacht af van
de specifieke noden van gehandicapte leerlingen; en dit lijkt ons allesbehalve
sociaal en pedagogisch verantwoord. Sommigen bestempelen de radicale
inclusie-ideologie ook terecht als een gehandicaptenvijandige theorie.
2.2 Polariserend taalgebruik & verlossingsideologie
De hardliners formuleren hun evangelie dus veelal in
polariserende en verlossende termen. Nog een
illustratie: Deux courants sopposent sur la conception du handicap. Le
modèle médical, une conception fonctionnelle met laccent sur les limites de la
personne handicapée. A linverse, le modèle social considère le handicap comme
les consé-quences dune certaine déficience de lécole): la personne nest
pas handicapée par elle-même, cest son environnement inadequate qui produit
des obstacles à son inclusion
(Engebretsen, et al., 2010).
Prof. Hans Wocken
drukt zijn kritiek op zon nivellerend inclusie-refreintjes zo uit: Die
inklusive Schu- le hebt die Zwei-Gruppen-theorie behindert-nichtbehinder
auf und ersetzt sie durch die Theorie heterogenen Gruppe. In der Inklusion sind
einfach alle unterschiedslos und namenlos verschie-den (Das Haus der
inklusiven Schule, Hamburg 2011, p.9). Mathias Brodkorb, prof. filosofie en
onderwijsminister van Meckelenburg-Vorpommern, bestempelt de gelijkmakende
inclusie-ideologie als Kommunismus für die Schule Hij betreurt ook dat de inclusievelingen die
op ideologisch vlak pretenderen op te komen voor de gehandicapte leer-lingen,
in de inclusieve praktijk veelal die kinderen in de kou laten staan en te
weinig tegemoet komen aan hun specifieke behoeften. Dat lijkt eerder op
negatieve discriminatie en gehandicaptenvijandig-heid (Warum Inklusion
unmöglich is, PROFIL, april 2013).
De inclusie-ideologen
vertonen in hun negatie van de specifieke behoeften van gehandicapte leerlingen
veel gelijkenis met de taalachterstandsnegationisten die de specifieke
taalbehoeften van anderstalige leerlingen negeren en poneren dat die leerlingen
geen apart en specifiek NT2-onderwijs mogen krijgen. Ze moeten op elk moment
van de dag inclusief optrekken met de andere leerlingen. Zo bestempelde ook
Hélène Passtoors het gebruik alleen al van de term taalachterstand als een
uiting van discriminatie en taalracisme. Zo vermijden de inclusie-ideologen
termen als handicap en leerachterstand. De inclusiehardliners kiezen dus voor een
absolute visie met een mengeling van polariserende en nivellerende uitspraken. In hun inclusie-newspeak bestempelen ze de
klassieke visie op de noden van gehandicapte leerlingen laatdunkend als een
visie die anti-sociaal, anti-moreel en discriminerend is. Ze fantaseren dat
leerkrachten, beleidsmakers ... tot voor
kort een beperking van een leerling
enkel bekeken vanuit een medisch standpunt, dat zij zich blindstaarden op de
handicap het deficit/ het nietkunnen...
Ze pakken uit met een polaire tegenstelling tussen een medische versus
een sociale benadering, alsof de (psycho)pedagogische erkenning en benoeming
van een beperking/deficit haaks zou staan op het bevorderen van de ontwikkeling
en welzijn van een leerling. Dat het buitengewoon onderwijs de kinderen
reduceert tot hun beperking, lijkt ons een grove beschuldiging. Een van ons
heeft zich als orthopedagoge en lerares heel haar loopbaan ingelaten met het
lot van gehandicapte leerlingen. Bij de vaststelling dat een kind problemen had
inzake taalcommunicatie, lezen, gedrag ... en geholpen moest worden, ging het
niet om een medische benadering en vaststelling, maar om een psychopedagogische
vaststelling en om een diepmenselijke
benadering.
Zegeningen van verlossingsideologie
Volgens veel critici
is de inclusie-ideologie ook een typische verlossingsideologie. Prof. Michael
Felt drukt dit zo uit: fanatieke inclusievelingen möchten zukünftig alle
Kinder nur noch gemeinsam unterrichtet wissen - auch bei stärkster
Einschränkung von Arbeitshaltung und Leistungsfähigkeit. Man schwärmt von einem
goldenen Zeitalter der Pädagogik: Jedes Kind könne dann von den jeweiligen
Fähigkeiten der anderen profitieren, keiner werde mehr durch schlechte Noten
und persönliche Defizite beschämt, statt objektiver Leistungen würden nur noch
individuelle Lernfortschritte bewertet. Klingt paradiesisch, bedeutet aber im
Klartext: Verbindliche Lernziele würden hinfällig, die Sonderschulen wären
abzuschaffen, auch die bisherige Einteilung in Schulformen könnte man vergessen
(Inklusion: Soll mein kind mit Behinderten Lernen? -Die Zeit, 8 juli
2014).
Na de stemmingmakerij
tegen het asociale defectmodel en het buitengewoon onderwijs, pakt ook De
Vroey, uit met de vele vanzelfsprekende zegeningen van het nieuwe, sociale
model, met inclusie als dé toverformule en verlossing uit de ellende van het
buitengewoon onderwijs: Het sociale model stelt dat het precies de ruime
omgeving is die verantwoordelijk is voor het al dan niet ontstaan van een
handicap-situatie. In een directe, natuurlijke schoolomgeving zou een leerling
niet of veel minder die handicap als dusdanig ervaren ... omdat hij meer mag participeren. Een persoon ervaart
met andere woorden pas een beperking of handicap in interactie met zijn
omgeving (Inclusief onderwijs: zorg anders bekeken in de Praktijkgids voor
het basisonderwijs, april 2009.)
De Vroey suggereert
dus ook dat het buitengewoon onderwijs verantwoordelijk is voor het feit dat
een leerling zich als gehandicapt ervaart. In de inclusieve school zal de
leerling zijn handicap niet langer als handicap ervaren. Velen vrezen precies
dat veel gehandicapte kinderen zich in een gewone klas nog meer als
gehandicapt, minderwaardig er niet echt bijhoren zullen ervaren. Prof.
Michael Felten (o.c.) drukt dit zo uit: Den Förderkindern droht nicht nur
Vernachlässigung, sondern auch zu-sätzliche Verunsicherung, durch den ständigen
Vergleich mit den ungleich leistungsfähigeren "Re-gelkindern".
3 Inclusie vereist radicale breuk met klassieke schoolgrammatica
De leer- en gedragsproblemen die leerlingen met specifieke beperkingen
op vandaag in een gewone school ervaren, zijn dus volgens het decreet, de
inclusiehardliners, de Unesco ... vooral veroorzaakt door de (onaangepaste) school zelf, door
schoolinterne factoren. De leer- en/of
gedragsproblemen mogen niet langer in verband gebracht worden met (interne)
beperkingen van de leerlingen (=deficit: dyslexie, gedragsproblemen, laag IQ
...), met leerlinginterne factoren. Het komt er dan vooral op aan om de
schoolinterne obstakels weg te werken. Dit wordt dan vaak simplistisch
geïllustreerd met vergelijkingen als dankzij mijn bril heb ik geen
leesproblemen meer, dankzij een dyslexie-computerprogramma, dankzij kunstbenen
kan Pistorius spurten als de beste, ...
In een Unesco-rapport
over inclusief onderwijs wordt duidelijk gesteld en erkend dat de invoering van
inclusief onderwijs een totale omwenteling van het gewone onderwijs vereist. De
vigerende schoolgrammatica (eindtermen, leerplannen, klassikaal onderwijs ....)
moet volgens de Unesco de helling op: schrappen van de vele moeilijke leerinhouden, geen gemeenschappelijke
leerplannen en eindtermen meer voor iedereen, een flexibel curriculum, geen
jaarklassen meer, kind- en individu-gecentreerd onderwijs, doorgedreven
differentiatie, flexibele en andere werkvormen, informeel leren ... (Policy
Guidelines on Inclusion in Education, 2009). Ook volgens prof. Geert Van Hove,
hét Vlaams boegbeeld van inclusief onderwijs, vereist inclusief onderwijs een
totale omwenteling: Inclusie gaat niet om het toevoegen van iets bij een onveranderbaar
geheel, maar over een totaal herdenken van het schoolgebeuren, om ecologische
aanpassing van curriculum, didactiek en instructie (Inclusief onderwijs,
Impuls, maart 2005.) Van Hove beschrijft
de grote verschillen ook nog in volgende dichotomische termen: van een
evolutie van een orthopedagogiek van het defect naar een orthopedagogiek van
mogelijkheden, en van een blanke middenklasse (ortho)pedagogiek naar een
cultuursensitieve. Hij voegt eraan toe
dat critici van zijn (radicale) inclusievisie zijn blijven steken in de
middeleeuwse realiteit en opvattingen, en de onderbouwing van het inclusieve
vernieuwingsverhaal niet zien (Nieuwe tendensen in de ondersteuning van mensen
met een label; zie Internet).
Het schoolgebeuren
moet totaal herdacht worden. Ook op de VLOR-trefdag van 1995 werd al door
inclusievelingen-sprekers verkondigd dat we in het kader van de zorgverbreding
ons système denseignement moesten ruilen voor een système dapprentissage
zoals b.v. in Wallonië. We heb-ben hier
afwijzend scherp op gereageerd.Sindsdien bleek ook overduidelijk hoe rampzalig
het Waals système dapprentissage wel
was - voor alle leerlingen en voor de zwakkere in het bijzonder.
In de al vermelde VLOR-platformtekst van 2005
lazen we eveneens dat inclusief onderwijs een totale omwenteling van het gewoon
onderwijs vereist. Volgens die VLOR-tekst staat inclusief onderwijs haaks op
het huidige leerstofgerichte en meritocratische karakter van het
onderwijssysteem. Het onderwijs moet bereid zijn zich aan te passen aan de
behoeften van een leerling in plaats van de leerling te dwingen zich aan te
passen aan de onderwijsstructuren en inhouden. Ons onderwijs staat haaks op de inclusiegedachte die zoveel mogelijk leerlingen
in het gewone onderwijs wil houden. De
VLOR gaf in die tijd ook aan drie orthopedagogen de opdracht om een plan voor
de invoering van inclusief onderwijs uit te werken.
Het feit dat men in
de gewone school werkt met officieel opgelegde eindtermen en leerplannen wordt
door de radicale inclusievelingen als het belangrijkste schoolintern obstakel
gezien dat weggewerkt moet worden. Prof. Norwich (o.c.) repliceerde in dit
verband dat het al te simplistisch is te denken dat het volstaat dat de school struikelstenen wegwerkt. Hij stelde tevens dat
b.v. het afstappen van de gemeenschappelijke eindtermen rampzalig is voor de
gewone leerlingen en voor het niveau van het onderwijs.We citeren even: In
much inclusive thinking it is assumed that barriers to participation and
learning are external and alterable; for example, steps (external) that impede
wheel-chair access can be changed into ramps or lifts (alterable). In this kind
of thinking it is also assumed that internal factors (e.g. impairments) are a
given and not alterable. It is possible that some internal factors (or
barriers) are to some extent alterable or even compensable; for example, a
visual impairment by wearing glasses. But, external factors may not be easily
alterable for example, basic written language literacy standards because
although they may not be accessible to some children with profound intellectual
impairments, removing these standards would incur social costs and personal
costs for the majority who can access them.
Uitvoerige kritiek op
de stelling dat het reguliere onderwijs in functie van de inclusie moet
afstappen van het werken met
gemeenschappelijke einddoelen en leerplannen, treffen we ook aan in de al
vermelde opiniebijdrage van de Duitse onderwijsminister Mathias Brodkorb, Zon radicale inclusieeisen leiden volgens
hem tot een totale ontscholing en niveaudaling. En als we niet meer mogen
werken vanuit Bildungsstandards dan zouden we volgens die logica ook niet meer mogen werken met punten,
rapporten, getuigschriften/diplomas, zittenblijven, onderwijsvormen in het
secundair onderwijs ... Vanuit de
ideologie dat school disables the pupils en obstakels opwerpt voor bepaalde
leerlingen, moeten we dus grotendeels afstappen van de gangbare
schoolgrammatica.
Maar minister Crevits en Co willen inclusief onderwijs
binnen de gangbare schoolgrammatica, met behoud van eindtermen en klassieke
leerplannen, e.d. Dat kan volgens de inclusievelingen niet. We merken wel dat
in de overgrote meerderheid van de landen die al lang wettelijk aansturen op
inclusief onderwijs, het onderwijsveld de vraag naar verregaande ontscholing
niet zomaar inwilligde. In Finland was dit ook officieel en principieel
niet het geval. In landen die sterker
ingingen op deze ontscholingseisen - zoals Noorwegen en Zweden - stellen we
vast dat dit er tot een grote niveaudaling
heeft geleid - ook bij gehandicapte leerlingen.
4 Absoluut recht op inclusie versus
recht op leren & afwegen van rechten
4.1 Absoluut recht op inclusie!?
De hardliners stellen
steeds dat elke leerling een absoluut recht heeft op inclusief onderwijs en dat
dit ook zo verwoord wordt in het VN-verdrag. In een interview in Brandpunt (oktober 2008) poneerde ook de Leuvense orthopedagoog Pol Ghesquière: Men kan eigenlijk geen
tegenstander van inclusief onderwijs zijn. Er bestaan toch ook geen
voorstanders en tegenstanders van de
mensenrechten? Inclusief onderwijs
is volgens mij een basisrecht, je kàn daar niet tegen zijn. Je kan wel
discussiëren over de praktische modaliteiten, de nodige middelen,.... Maar je
kan niet tegen het principe zijn.
Wie kritische vragen stelt bij inclusie is dus onwetend &
tegenstander van het recht op inclusie, enz.
Het VN-verdrag
spreekt echter enkel van het recht op toegang tot algemeen of inclusief
onderwijs. Dat betekent volgens heel wat mensen dat dit niet noodzakelijk een
inclusieve school, een school voor allen moet zijn. Prof. Michael Felten
stelt: Die UN-Behindertenrechtskonvention verpflichtet denn auch keineswegs
zur Einführung einer Einheitsschule, sondern will lediglich allen Kindern
freien Zugang zum allgemeinbildenden Schulsystem sichern. Deutschland nun
bietet mit seinem hoch-spezialisierten Förderschulsystem (= bijzonder
onderwijs) bereits eine besonders unterstützende Form schulischer
Allgemeinbildung. Förderschulen (=b.o.scholen) sind ja keineswegs Orte der
Entwürdigung, sondern Stätten spezifischer Beobachtung, Zuwendung und Stärkung
(Inklusion: Soll mein kind mit Behinderten Lernen? (Die Zeit, 8 juli
2014).
De hardliners en auteurs van het M-decreet beseffen
blijkbaar niet dat het op het vlak van de waarden steeds gaat om een afweging
van meerdere waarden/belangen die veelal deels tegen-strijdig zijn: zoals de
waarde van fysische inclusie versus de waarde van aangepast onderwijs en
aangepaste paramedische ondersteuning. Zo betreurt de Duitse prof. Karl-Heinz
Dammer dat in debatten en publicaties over mensenrechten het steeds gaat om das individuelle Recht auf
Differenz gegenüber normierende Einheidsforderungen wel-cher art auch immer
Inklusion und Integration zum Verständnis zweier pädagogischer
Zauber-formeln (zie Internet).
Net zoals in het
gewone leven, gaat het in de onderwijspraktijk steeds om spanningen, dilemmas
en compromissen, om het onderling afwegen van waarden. De Engelse leraar Tom
Benett drukt het zo uit: Inclusion like any value, cannot be intrinsically
good. It must be balanced with other values, such as the good of the child, the
rights of the class, the teacher ... Prof. Minow drukt het zo uit: When does
treating people differently emphasize their differences and stigmatize or
hinder them on that basis? And when does treating people the same become
insensitive to their difference and likely to stigmatize or hinder them on that
basis? (Minow, 1990: 20).
Zo moeten we ook de
belangen van een leerling op korte termijn afwegen tegen zijn belangen op lange
termijn. Een aantal jaren type-8-onderwijs in een aparte klas of school kan er
toe leiden dat die leerlingen op lange termijn beter geïncludeerd zijn in de
maatschappij (en op middellange termijn kunnen overstappen naar het gewoon
secundair onderwijs).
We gaan dus ook
geenszins akkoord met de wijze waarop de inclusievelingen stellen dat enkel een
inclusieve setting sociaal en ethisch verantwoord is en dat vroeger enkel
gedacht werd vanuit een defectmodel dat ethisch asociaal is. Zo stelt De Vroey
(o.c., 2009) ten onrechte dat de (onderwijs)mensen vroeger leerlingen met een
handicap enkel percipieerden in termen van medische defecten, specialistische
behandelingen en verbanning naar aparte
b.o.-gebouwen, dat ze zich blindstaarden op de handicap en de talenten van
diezelfde kinderen over het hoofd zagen en weinig begaan waren met de
individuele onderwijs- en ondersteuningsvragen van die kinderen. De beleidsmensen en orthopedagogen die eind
van de jaren 1960 aanstuurden op het overbrengen van blo-klassen naar aparte blo-gebouwen
argumenteerden dat in blo-scholen die kinderen
beter op hun niveau konden werken en dat men er ook beter tegemoet kwam
aan hun onderwijs- en ondersteuningsvragen - met inbegrip van de paramedische
ondersteuning. Men zag in aparte scholen dus meer voordelen dan in aparte
klassen in gewone scholen. Dat had niets te maken met een verkeerde perceptie
van de handicap. 4.2 (Leer)recht op speciale en aparte/setting & tijdelijk vertoeven bij
soortgenoten
Critici van full
inclusion vinden het verantwoord dat leerlingen die te weinig profijt kunnen
halen uit het volgen van de gewone school het recht hebben op
buitengewoon/aangepast onderwijs in speciale klassen of scholen. Zij vinden dat
het leerrecht voorrang heeft op het recht op inclusie en dat buitengewoon onderwijs
voor veel gehandicapte leerlingen de beste weg is om het einddoel de inclusie
binnen de maatschappij, latere tewerkstelling... te bereiken. Ook in een recent
rapport van Finse onderwijskundigen lezen we dat dit hun optie is. 8,5% van de
leerlingen les krijgen er aangepast
onderwijs in aparte klassen.
In speciale/aparte klassen (scholen) kunnen veel
gehandicapte leerlingen niet enkel meer kennis en vaardigheden verwerven, maar
zich daar ook meer sociaal betrokken voelen bij het les- en klasgebeuren en bij
de medeleerlingen. Zon betrokkenheid
is voor die leerlingen belangrijker dan
fysieke inclusie waarbij ze grotendeels
uitgesloten worden van het gewone klasgebeuren en vooral individueel bezig zijn
met aparte taken lezen, rekenen ... (=interne exclusie). De Nederlandse
inspectie schrijft o.i. ook terecht: De competentiebeleving van veel
inclusieleerlingen in het reguliere onderwijs staat sterk onder druk, doordat
ze zichzelf voortdurend vergelijken met
klasgenoten zonder beperkingen. Dit blijkt overigens ook uit tal van
wetenschappelijk onderzoek.
Inclusievoorstanders
gaan er ten onrechte vanuit dat het eigenwaardegevoel en de competentiebeleving
steeds groter zijn bij inclusie in een gewone klas dan in een buitengewone
klas met soortgenoten. Ze verdoezelen het grote gevaar van het
minderwaardigheidsgevoel, het feit dat inclusie het zelfbeeld van de leerling vaak
niet ten goede komt. Inclusie-leerlingen worden er immers sneller en frequenter
geconfronteerd met hun anders-zijn en met het feit dat ze niet echt kunnen
participeren aan het lesgebeuren. Inclusievelingen wekken ook de indruk dat
leerlingen met een beperking het vertoeven in een klas met soortgenoten per se
als een marteling en als een vernedering ervaren. Ze wekken de indruk dat ze
precies ook zelf het vertoeven bij gehandicapten als vreselijk ervaren.
Over belang van
dentre soi = vertoeven bij lotgenoten = vorm van inclusief leren
In het rapport Une démarche inclusive pour construire le décret
inclusion (2011 Centre dEtudes sociologiques Saint-Louis, Bruxelles), erkennen
de auteurs dat veel gehandicapte leerlingen de behoefte hebben om samen in
klas te zitten met leerlingen die dezelfde moeilijkheden ondervinden niet enkel om meer en beter samen te kunnen
leren en optrekken, maar ook om van gedachten te kunnen wisselen met lotgenoten
over wat ze beleven. Inclusie is volgens die sociologen dus niet noodzakelijk
een absoluut en moreel principe dat voor elke leerling met een beperking
belangrijk is. Het belangrijkste is het respect voor de behoeften en wensen van
elke gehandicapte persoon. Het gaat hier
dus om het recht op - en het belang van het vertoeven bij lotgenoten. Is het
zich betrokken voelen bij een gezamenlijk leerproces en programma binnen een
aparte klas niet inclusiever dan LAT-inclusie (learning apart together)
binnen een gewone klas? Is de sociale cohiesie vaak niet groter in de aparte
klas?
Voor dove leerlingen
voor wie de communicatie via gebarentaal belangrijk is, is het kunnen vertoeven
bij lotgenoten nog belangrijker. Zo lezen we in een recente Visietekst van de
Federatie van Vlaamse Doven Organisaties in
de context van het M-decreet: Het is niet voldoende om een bestaande
onderwijsvorm aan te passen, met hulpmiddelen bijvoorbeeld. Er moet een nieuwe
vorm van onderwijs uitgebouwd worden, met de Vlaamse Gebarentaal als voer- en instructietaal,
en met dove leerkrachten of horende leerkrachten die deze taal vlot gebruiken.
Dove leerlingen moeten ook hun gebarentaal onderling kunnen gebruiken. Ook
buiten het onderwijs zijn dovenclubjes voor hen belangrijk.
De inclusievelingen en de groep Docenten voor inclusie
betreuren dat het M-decreet ook een type 9 voor autistische kinderen opricht.
Maar een vader van een autistische jongen stelt op zijn blog dat zijn kind niet
tot zijn recht kan komen in een gewone school en concludeert: Full Classroom
Inclusion for All is Discriminatory. En waarom zouden kleuters die weinig
Nederlands kennen niet gedurende een bepaalde tijd aparte en intensieve lessen
NT2 mogen krijgen? Vanuit de inclusie-ideologie zouden er in principe ook geen
beschutte werkplaatsen mogen zijn.
Voor de inclusievelingen en voor de stuurgroep ouders voor inclusie
lijkt het blijkbaar een drama als een kind met een beperking samen zit in klas
met lotgenoten, met medeleerlingen met een analoge beperking. De Duitse prof.-orthopedagoog
Bernd Ahrbeck schrijft hier over: Ich
finde es beklemmend, dass es heute offenbar als erschreckend gilt, wenn Behinderte
einfach unter sich bleiben - so, als ob
es ihnen untereinander nicht gut gehen könnte. Da muss man sich doch fragen,
was für ein Bild wir im Kopf haben. Ist Behinderung so schrecklich, dass wir
sie nur noch vereinzelt ertragen? Manchmal beschleicht mich der Verdacht, dass
es in der ganzen Debatte in Wahrheit weniger um die Behinderten, sondern eher
um die Befindlichkeiten der Nichtbehinderten geht. Wenn Behinderung nicht mehr
als solche wahrgenommen wird, muss man sich auch keine Gedanken mehr machen,
welche schmerzliche Lebenseinschränkung damit verbunden sein kann. (Inklusion:
Eine Kritik Taschenbuch 28. Mai 2014).
4.3 Tijdelijk karakter van aparte setting
Inclusievelingen
wekken vaak de indruk dat een verblijf in het buitengewoon onderwijs een totale
exclusie en marginalisering betekent. Op de website van Ouders voor inclusie
lezen we: Geen enkel ander Europees land veroordeelt zoveel kinderen tot leven
in de rand van de maatschappij. De indruk wordt gewekt dat kinderen die een
korte of langere tijd doorbrengen in het buitengewoon onderwijs volledig
opgesloten zitten in een niet-gemengde omgeving, totaal vervreemden van de omgeving en maatschappij, en gedoemd zijn
om voor de rest van hun jaren te leven in de rand van de maatschappij. Jozef De
Witte, directeur van het Gelijkekansencentrum fantaseerde zelfs in de
Hautekiet-uitzending van 4 december dat b.o.-kinderen veraf opgesloten zitten
in oude kastelen in een bosrijke omgeving.
In het verlengde van het belang van dentre soi (optrekken
met lotgenoten) lazen we in al vemelde rapport van het Centre dEtudes
sociologiques dat het nastreven van voldoende inclusie geenszins betekent dat
er op elk moment moet sprake zijn van een inclusieve, gemengde omgeving. Het
gaat hier om het principe van de temporalité: une alternance entre des
espaces mixtes favorisant linclusion et des espaces protecteurs où
laccent est mis sur le semblable pour dautres apprentissages et
échanges. De tijdelijke afzondering in
aparte klassen/scholen kan dus verantwoord/zinvol kan zijn. Maar ook die
leerlingen zijn buiten de schooluren meestal wel geïncludeerd, thuis en in de
omgeving.
5 Finse
onderwijskundigen: leerrecht vaak beter gegarandeerd in speciale klassen
Uit een recent rapport
van Finse onderwijsexperts leiden we af dat zij en de meeste
praktijkmensen geenszins akkoord gaan
met de visie van de inclusiehardliners.
In dit rapport verantwoorden ze ook het feit dat in Finland relatief
veel leerlingen -8,5% - in speciale/aparte klassen/scholen
les krijgen. Vanuit het principe van het leerrecht hebben die kinderen daar
volgens hen ook recht op. 8,5% is veel meer dan in andere Scandinavische
landen.
De Finse
onderwijsexperts stellen tegelijk dat b.v. het inclusief onderwijs in Noorwegen
geleid heeft tot het verwaarlozen van de noden van kinderen met een specifieke
handicap, In dit rapport nemen de Finse experts afstand van de inclusievisie
zoals die in Noorwegen al vele jaren wordt toegepast. Zij stellen dat in Noorwegen het fysisch
integratierecht centraal staat, maar in Finland het leerrecht, het recht op
leren en aangepast onderwijs - waarbij alle soorten leerlingen het meest gebaat
zijn. Ze poneren verder: In tegenstelling met de inclusieve aanpak in
Noorwegen, concludeerden Finse onderzoekers
dat het recht op leren vaak beter gegarandeerd wordt in gescheiden
settings (klassen of scholen): Students experiences in special classes have
been largely positive, with sufficient support from the most educated
teachers.
Zij schrijven verder dat de klemtoon op inclusief onderwijs in Noorwegen doet denken aan Lows
concept of stupid inclusion, meaning
that it is neither politically correct nor is it allowed to label some needs as
special. Volgens het Fins rapport leidt het feit dat men de specifieke noden
niet meer als speciaal/bijzonder en als deficit mag benoemen, er toe dat die noden ook veelal vergeten worden.
6 Hornby & Warnock: simplistische opvattingen
omtrent recht op conclusie
Ook prof. Garry
Hornby (University of Canterbury) verwoordt vrij accuraat de simplistische
opvattingen van de inclusie-hardliners. Hij sluit zich bij zijn stellingen aan
bij de visie van de Engelse barones Warnock. Als voorzitster van de commissie
Warnock pleitte Warnock in 1978 voor radicale inclusie, maar de voorbije 12
jaar nam zij afstand van haar vroegere
standpunten. We citeren enkele passages uit: Inclusive Education for children
with special educational needs: a critique of policy and practice in New
Zealand (zie Internet).
6.1 Recht op
(fysieke) inclusie versus (leer)recht op
aangepast leren
A critical confusion
concerns the rights of children with SEN (Special Educational Needs). A typical
argument put forward in favour of full inclusion is that it is a basic human
right of all children to be educated along with their mainstream peers. To
segregate children for any reason is considered by many inclusionists to be a
denial of their human rights. However, there are two main confusions here.
First of all there is confusion between human rights and moral rights. Just
because someone has a human right to a certain option doesnt necessarily mean
that it is morally the right thing for them to do (Thomson, 1990). Thus,
although their human rights allow children with SEN to be educated alongside
their mainstream peers, for some of them this may not, morally, be the right or
best option. As Warnock puts it, What is a manifest good in society, and what
it is my right to have
may not be what is best for me as a schoolchild
(Terzi,2010,p.36).
A second aspect of
the rights confusion concerns priorities as well as their right to be included,
children also have a right to an appropriate edu-cation suited to their
needs.It is their right to learn that we must defend, not their right to learn
in the same environment as everyone else(Warnock, in Terzi, 2010,p.36). That
is, the right to an appropriate education which meets childrens specific needs
is more important than the right to be educated alongside their mainstream
peers. Therefore, it cannot be morally right to include all children in
mainstream schools if this means that some of them will not be able to receive
the education most appropriate for their needs.
6.2
Inclusief onderwijs # doel op zich, maar één van de wegen naar inclusie
in de maatschappij
Warnock wijst op een
belangrijke verwarring die ook haar commissie Warnock destijds beging. Inclusief
onderwijs wordt al te vaak als een doel op zich beschouwd i.p.v. als één van de
wegen om het uiteindelijk doel inclusie in de maatschappij, tewerkstelling
... te bereiken. Voorstanders van full inclusion argumenteren dat aparte
settings (klassen/ scholen) voor gehandicapte leerlingen verkeerd zijn omdat inclusie in de maatschappij een belangrijk
doel moet zijn voor het onderwijs. Daarom moeten alle leerlingen opgenomen
worden in de gewone en locale school. Het belangrijkste echter dat leerkrachten
moeten nastreven is de inclusie in de maatschappij, de tewerkstelling e.d. nadat
de leerlingen het onderwijs verlaten hebben.
Inclusie in een
gewone school kan best een middel zijn om dit te bereiken - vooral voor
GON-leerlingen maar is geen doel op zich. Voor bepaalde gehandicapte leerlingen
kunnen aparte/speciale settings (klassen scholen) het beste middel zijn om
inclusie in de maatschappij, te bereiken. In die zin is inclusie in een gewone
klas die niet ten volle tegemoet komt aan de noden van bepaalde gehandicapte
leerlingen contra-productief, omdat er dan veel kans bestaat dat daardoor hun
potential for full inclusion in the community as adults ingeperkt zal
worden. Verhelderend in deze context
is ook een recent boek van de Engelse prof.-orthopedagoog Brahm Norwich:
Addressing tensions and dilemmas in inclusive education: living with
uncertainty. Ook prof. Norwich neemt afstand van de simplistische en
polariserende inclusie-ideologie. Hij schrijft o.a.: Though inclusive
education has a strong intuitive ethical appeal, and has been called a
passionate intuition (Pirrie and Head, 2007), it involves tensions and
dilemmas that have to be addressed and resolved.
Ook Norwich, wijst
erop dat de inclusie-ideologie al te gemakkelijk afstand neemt van het deficit-denken, van het feit dat er veel
kinderen zijn met specifiek en gedifferentieerde handicaps,
leerachterstanden & onderwijsnoden. Men beklemtoont vooral de homogeniteit,
de gelijkenissen binnen de inclusieve
klasgroep, maar heeft te weinig oog voor de heterogeniteit:
The move away from
learner characteristics in definitions of inclusive education is partly about
avoiding the definition of differences in terms of challenge or difficulties,
what is often presented as the rejection of the deficit model. For example,
Slikwa (2010) presents the progression of ideas about difference as going from
homogeneity to heterogeneity to diversity. In homogeneity, learners are seen as
similar and treated as such; in heterogeneity, adjustments are made for difficulties;
in diversity (the inclusive notion), difference is seen as a resource and
opportunity. So, the language of diversity deliberately turns away from
difficulties even though some research shows that for some people disability
is experienced as difficult differen-ces. This reflects a tendency in some
versions of inclusive education to deny the challenges and difficulties
associated with disability.
7 Besluit:
levensvreemde verlossings-
ideologie & Gleichmacherei
De groep docenten voor inclusie en andere inclusievelingen
wekken al te graag te indruk dat inclusie een evidentie is en dat er in kringen
van de wetenschappers en lerarenopleiders een grote consensus over bestaat. Uit
deze bijdrage blijkt dat dit geenszins het geval is.
Ook de Duitse
professor-orthopedagoog Bernd Ahrbeck
bestempelt de inclusie-ideologie als een verlossingsideologie die
losgekoppeld is van de onderwijspraktijk:Die Forderung zumindest nach
vollständiger Inklusion sei ein normativ überzo-genes, mit missionarischem
Eifer vorgetragenes und von der praktischen Erfahrung abgekoppeltes Postula. Überzogene
Idealbildungen und Spaltun-gen, uneflektierte Visionen einer inklusiven
Gesell-schaft und die nur begrenzte Bereitschaft, sich dem Realitätsprinzip zu
stellen, spielen im gegenwär-tigen Inklusionsdiskurs eine gewichtige Rolle.
In de bijdrage Inklusionsdebatte:
Eine unglaubliche Gleichmacherei (Frankfurter Allgemeine, 21 juli. 2014) heeft Christian Geyer het ook over: Aufstieg einer Heilsidee: die
vollständige Inklusion ist bereit zur Ignoranz jedes empirischen
Unterschieds. In deze bijdrage stelt de auteur terecht de vraag: Warum werden
Wesensmerkmale wie Behinderung & Begabung wegdiskutiert?
De groep docenten
voor inclusie beweerde ook in zijn opiniebijdrage in De Standaard van 8
december dat inclusief onderwijs in veel andere landen met succes is ingevoerd
en dat uit onderzoek ook bleek dat gehandicapte kinderen in inclusieve scholen
het best presteren. In de volgende bijdrage in dit nummer wordt dit weerlegd.
Ook in het volgend nummer van Onderwijskrant
bekijken we nog de uitwerking van inclusief onderwijs in een aantal
landen.
|