Studies van Dronkers
& Prokic-Breuer & veel anderen het Vlaams s.o. slaagt er wonderwel in
een grote mate van sociale gelijkheid te combineren met effectief onderwijs dankzij zijn prestatiebevorderende
eerste graad s.o. & vlotte mobiliteit: haaks op beweringen Vlaamse sociologen
We vermelden in deze bijdrage de o.i. belangrijke conclusies voor
Vlaanderen uit de studie The high performance of Dutch and Flemish 15-year-old
native pupils: explaining country different math scores between highly
stratified educational systems
(Tija- na Prokic-Breuer &
Jaap Dronkers, Maastricht University, 2012).
De onderzoekers
wilden nagaan hoe Vlaanderen erin slaagde een (relatief) hoge mate van sociale
gelijkheid te combineren met effectief onderwijs (= een hoge-PISA-score).Uit
een ander onderzoek van prof. Dronkers
was al gebleken dat het niveau van sociale gelijkheid bij autochtone Vlaamse
leerlingen (relatief) hoog was, even hoog zelfs
als bij de Finse 15-jarigen. Dat werd ook in tal van andere studies
vanaf 1995 (TIMSS & PISA)
vastgesteld.
De onderzoekers vertrokken van de volgende hypothese: We stellen vast dat het Vlaams
onderwijssysteem gelijke kansen tussen de leerlingen bevordert zonder daarbij
afbreuk te doen aan de effectiviteit (cf. b.v. Europese topscore voor
PISA2012-wiskunde). We veronderstellen dat dit bereikt wordt door het plaatsen
van een groot deel van de leerlingen in hogere richtingen (higher track)
van bij de start van het secundair onderwijs.
(Veel leerlingen dus die kiezen voor sterke richtingen, de opties Latijn
en Moderne Wetenschappen vanaf de eerste graad). Een uniek kenmerk van het
Vlaams onderwijs is dat als gevolg van de relatief beperkte selectiviteit bij
de start van het s.o de meerderheid van
de leerlingen toegelaten wordt to enter
highest educational track (= sterke richtingen).
Dat een zekere selectie niet belet dat tegelijk heel veel
leerlingen mogen starten in sterke richtingen die hoge eisen stellen, is
volgens de onderzoekers heel belangrijk. In tegenstelling tot comprehensieve
onderwijssystemen - met een gemeenschappelijke lagere cyclus - is het tevens zo
dat in Vlaanderen het tegelijk bestaan van lagere onderwijsrichtingen (lowest
tracks) de mogelijkheid biedt van downward mobility during secondary education (=tijdige en
soepele heroriëntering naar meer passende opties is mogelijk.) Naast de voordelen die de grote deelname aan
de sterkere richtingen oplevert - inzake gelijkheid en sociale doorstroming,
gaan we er tevens van uit dat de motivatie van de leerlingen om in de sterke richtingen
te blijven hoger is dan de motivatie om een lagere richting te verlaten.
Daardoor kunnen de onderwijsprestaties van alle leerlingen bevorderd worden.
(We argue that next to equity benefits related to the bigger size of the
highest tracks, the motivation of students to stay in the highest track is
higher than the motivation to exit from the lowest track; therefore, the educational
performance of all pupils can be increased.)
Dronkers en
Prokic-Breuer stelden vervolgens in hun studie vast dat hun hypotheses
grotendeels bevestigd werden. De eindconclusie luidt: The high Flemish scores
can be partly explained by the high curriculum mobility (as indicated by the
highest level of medium entrance selection). The Flemish educational system has
relatively open entrance at each curriculum level in secondary school, but a
high level of internal (downward) curriculum mobility (cascade model) as
well. The not too high but not too low level of entrance selection (trying
to combine the best of two solutions) and the high level of curriculum mobility
within schools and between tracks improve the matching of pupils to their educational
attainment and achievement. This can improve efficient learning and thus leads
to high scores. Some entrance selection by schools can be useful to strengthen
their ambition and quality, which influence the performance of their pupils.
Commentaar: haaks op beweringen Vlaamse sociologen
We merken dat de twee Nederlandse onderzoekers, de
sociologen Dronkers & Prokic-Breuer, tot dezelfde analyse en conclusies
komen als de overgrote meerderheid van de Vlaamse leraars en directies. Onze
gedifferentieerde eerste graad biedt zowel de betere als de zwakkere leerlingen
meer passend onderwijs en onderwijskansen dan de gemeenschappelijke lagere
cyclus in andere landen. Onze lagere cyclus bevordert de leerprestaties van
alle leerlingen en zo behaalden we ook de Europese topscore voor
PISA-2012-wiskunde. De conclusies uit deze studie en de ervaringswijsheid staan
dus haaks op de beweringen van de Vlaamse sociologen in hun boek Het
Onderwijsdebat, in het recente trasbaso-onderzoek, enz.
Ons gedifferentieerd s.o. bemoeilijkt geenszins de
doorstromingskansen naar het aso en het hoger onderwijs. Vlaanderen behaalde
voor PISA-2012 het hoogste % leerlingen
uit het laagste kwart qua sociale afkomst die in het bovenste prestatiekwart
voor wiskunde presteren. Dit wijst er op dat er (relatief gezien) ook op
vandaag nog een hogere sociale mobiliteit is dan in landen met een
gemeenschappelijke lagere cyclus. Ook uit de recente studie van de Nederlandse
prof. Jaap Dronkers blijkt dat Vlaanderen er nog steeds in slaagt om Europese
PISA-topscores te combineren met een hoge mate van sociale gelijkheid en
mobiliteit (zie vorige bijdrage). Prof. Wim Van den Broeck kwam in zijn recente
studie tot dezelfde conclusies.
Op basis van TIMSS en
PISA hebben ook andere onderzoekers
(o.a. Hofmann e.a. & Woessmann) aangetoond dat Vlaanderen inzake sociale
gelijkheid een topscore behaalt. Bij
vergelijkingen op het einde van het s.o. zou tevens blijken dat we zelfs beter
scoren dan in gidsland Finland waar de selectie vooral pas op het einde van
en na het derde jaar plaatsvindt. In
Vlaanderen komen de meeste leerlingen, een 70%,
in meer uitdagende richtingen terecht (Latijn en Moderne Wetenschappen)
dan in landen met een nivellerende gemeenschappelijke eerste graad. Daardoor
krijgen ze ook volgens de studie van Dronkers meer ontwikkelings- en
doorstromingskansen (zie vorige bijdrage). En leerlingen die aanvankelijk iets
te hoog mikten, kunnen zich heel vlot heroriënteren. Is het toeval dat de Europese landen met de
hoogste PISA-2012-wiskunde-score - Vlaanderen, Zwitserland en Nederland - geen
gemeenschappelijke lagere cyclus hebben en dat in die landen tevens het tso/bso
veel beter is uitgebouwd in de lagere cyclus?
Onze
onderwijssociologen verzwijgen ook steeds dat het door hem verguisde s.o. ook
inzake schooluitval beter presteert dan in
landen met een gemeenschappelijke lagere cyclus. Volgens Eurostat was er in Vlaanderen in 2013 amper 7,5%
schooluitval (= jongeren tussen de 20 en 24 jaar zonder diploma). Zelfs in
Finland - een land met veel minder armoede en
allochtone leerlingen, was dit een stuk meer: 9%. Kort na het
verschijnen van het Masterplan werd de
kwakkel verspreid dat Vlaanderen
kampioen was inzake schooluitval; tot 20% lazen we in Knack van juni 2013.
|