Hoe Steunpunt
NT2-Leuven (Van den Branden) & Steunpunt (super)Diversiteit (Van Avermaet)
het belang van de kennis van het Nederlands relativeerden en de invoering van NT2-onderwijs voor
anderstalige leerlingen bestreden
1. Van NT2 naar constructivistisch
taalonderwijs voor allen
In het Onderwijsvoorrangsproject van 1991 lag de klemtoon op
het leren van het Nederlands aan allochtone leerlingen. Dat hiervoor een
Steunpunt NT2 opgericht werd, leek dan ook verantwoord.
Steunpunt-vertegenwoordiger Koen Van Gorp schreef in ons themanummer van
1993 dat het steunpunt volop aan het werk was met het uitwerken van een sterk
gestuurd en gestructureerd NT2-programma.
Nauwelijks 2 paar jaar later poneerden de Steunpuntkopstukken Jaspaert
en Van den Branden dat specifiek
NT2-onderwijs overbodig was. Anderstalige leerlingen hadden geen specifiek en
extra-taalonderwijs nodig; het was voldoende dat ze optrokken met de andere
leerlingen. NT2=NT1 luidde voortaan het motto. Voortaan propageerde NT2-Leuven enkel, nog
controversieel taakgericht en constructivistisch taalvaardigheidsonderwijs
en dit voor alle leerlingen. Het ontving hiervoor jaarlijks een slordige 25
miljoen BFR.
2. Relativering belang van Nederlands en verheerlijking superdiversiteit door Van Avermaet e.d.
Piet Van Avermaet directeur Steunpunt Diversiteit en
leren (voorheen ICO) bestempelde het voornemen om meer aandacht te besteden
aan NT2-taalstimulering als nefast en naïef. Hij pleitte voor respect voor diversiteit in de
zin van meertalig onderwijs en OETC (Wiens Nederlands? Over taalnaïviteit in
het beleid, Piet Van Avermaet en Jan Blommaert -2006). Van Avermaet pleitte er voor een sterke
relativering van de kennis van het Nederlands.
Een aantal uitspraken
van Van Avermaet en Blommaert op een rijtje.
We lezen: We hebben doorheen de voorbije decennia gezien
hoe dit volkomen naïeve beeld van het belang
van het Nederlands deze ideologie van het Nederlands zich steeds
comfortabeler heeft genesteld in de publieke opinie.
In 2006 belijden onze
regering en minister Frank Vandenbroucke heviger dan elke voorganger dat er
buiten het Nederlands geen heil is, en dat onze samenleving slechts harmonieus
kan zijn indien ze eentalig is en zo min mogelijk diversiteit kent.
De
suggestie dat men enkel een goeie buur kan zijn wanneer men Nederlands spreekt
gaat uit van de veronderstelling dat men Nederlands nodig heeft in die buurt,
en dat die buurt normaal gezien eentalig Nederlands is
.
Onderzoek in de opvangklassen voor anderstalige
nieuwkomers in een aantal Vlaamse scholen toonde aan dat de meertaligheid van
die anderstalige nieuwkomers geen enkele waarde had als taalbagage. De zeer
ontwikkelde taalbagage van dat anderstalig kind werd eenvoudigweg weggetoverd,
want het kind ontbeerde één reeks zeer specifieke taalmiddelen: Nederlands
. Het
doel van dit opvang-onderwijs is de kinderen uiteindelijk te mainstreamen, ze
in de gewone klassen te kunnen opnemen, waar ze dan na enige tijd naast
Nederlands ook Frans en Engels aangeleerd krijgen, en zo een nieuw meertalig
individu worden. Dat laatste soort meertaligheid is geldig, en het danst op een
solide vloer van Nederlandse eentaligheid.
We lezen eveneens: *Wanneer we stellen dat migranten een
taalachterstand hebben, of stellen dat een goede kennis van het Nederlands
essentieel is voor de sociale kansen van migranten, dan moet meteen de vraag
gesteld worden over welk stuk Nederlands men het heeft.
Wanneer een Nigeriaan
immigreert in de Gentse Rabotwijk, een buurt waar de autoriteitsfiguren de
lokale middenklasse van handelaars en een opkomende generatie van
intelligentsia overwegend Turks zijn, dan is kennis van het Turks voor die
Nigeriaan vaak belangrijker dan kennis van het Nederlands. Zijn huisbaas is
immers Turks, en kennis van een beetje Turks kan hem een baantje opleveren in
één van de vele Turkse handelszaken in de buurt.
3.
Drie GOK-steunpunten bestreden samen NT2-onderwijs
De 3 GOK-Steunpunten proclameerden samen dat er geen verschil was tussen de NT2-en de
NT1-aanpak, dat expliciet onderwijs van woordenschat e.d. niet rendeerde, dat
een specifieke aanpak van NT2-leerlingen niet deugde. Het Steunpunt NT2 liet later zelfs de term NT2 in zijn naam vallen en
werd Centrum voor taalonderwijs (CTO).
Je kunt o.i. NT2-leerlingen geen taalprogramma bieden alsof het
Nederlandssprekende kinderen zijn. Vlaamse leerlingen kennen al tienduizenden woorden
bij de start van de kleuterschool, enz. De beginsituatie is totaal anders.
In de visietekst van het Steunpunt GOK wordt het afstappen
van de NT2-doelgroepenaanpak als volgt vergoelijkt: Met het verschijnen van de
eindtermen beschikte het basisonderwijs over minimumdoelstellingen die ze met
alle leerlingen, ongeacht hun etnische of socio-economische afkomst, moesten halen.
Aangezien (a) die doelstellingen voor allochtonen en autochtonen dezelfde
waren, (b) allochtonen en autochtonen mekaar konden ondersteunen bij het
verwerven van die minimaal vereiste schoolse taalvaardigheid, en er (c) ook
geen fundamenteel onderscheid viel op te maken tussen de manier waarop
allochtonen taal verwerven en autochtonen dat doen, leek het onderscheid tussen
NT1 en NT2 irrelevant en maakten de beide afkortingen in de loop der jaren 90
ook in de omzendbrieven van OVB en ZVB, plaats voor een andere, overkoepelende
afkorting: TVO: Taalvaardigheidsonderwijs (Breder, beter en met meer kleur.
Een terugblik en suggesties voor de toekomst, 2004).
Het taalvaardigheidsproject had niets meer te maken met het
wegwerken van de taalachterstand bij anderstalige leerlingen. Ook in de teksten
van de overheid over zorgverbreding en GOK merkten we deze spijtige evolutie.
In ons Onderwijskrant-themanummer van 1993 kwamen al veel twijfels omtrent de
invulling van het taalvaardigheidsproject door NT2-Leuven tot uiting.
Leerkrachten stelden bijvoorbeeld dat de taalachterstand bij de start van het
secundair onderwijs al veel te groot was. Ze twijfelden verder aan de
effectiviteit van het willen wegwerken ervan binnen heterogene klassen.
Bovendien vreesden ze dat de invoering van het opgelegde taalmateriaal van
NT2-Leuven tot een niveaudaling van de gewone leerlingen zou leiden. De
leerkrachten vonden ook de commercialisering van het aan het project-verbonden
materiaal van NT2 onverantwoord.
In de Hiva-evaluatie
van de zorgverbreding in 2003 lezen we de conclusie dat slechts een kleine
minderheid na al die jaren het project taalvaardigheid opvat als het geven van
extra ondersteuning aan anderstaligen en leerlingen met taalproblemen (Ilse
Van Heddegem e.a, o.c., 2003). Het Hiva kon enkel polsen of de leerkrachten de
principes over taakgericht taalvaardigheidsonderwijs onderschrijven en/of
toepassen. Het stelde ook vast dat de meeste leerkrachten de eenzijdige en
constructivistische visie van het Steunpunt NT2 niet onderschrijven.
Op het Lerarenforum getuigde onderwijzeres
Dominike Vanbesien: Ik woon en werk in Brussel. Ik vind het hemeltergend hoe
er alsmaar gedaan wordt alsof anderstalige kinderen helemaal vanzelf een nieuwe
taal leren. Bovendien is het voor een gewone juf of meester niet te doen om,
naast al het andere wat in de klas moet gebeuren, ook nog eens iemand een taal
aan te leren.
Ook volgens Jan Saveyn, pedagogisch coördinator VVKBaO, was
taalvisie van NT2-Leuven nefast, en voor
anderstalige leerlingen in het bijzonder. Saveyn schreef: Taakgericht taalonderwijs is
immers een vrij exclusieve keuze voor een natuurlijke of inductieve weg waarbij
de leerling al doende zijn eigen taal analyseert. De leraar is veeleer coach
dan informatieverstrekker en lesgever (Pedagogische Periodiek, 07.04.07).
Prof. Catherine Snow
formuleerde de kritiek op taalvaardigheidsprojecten à la NT2-Leuven heel raak:
De leerkrachten kregen vooral misleidende raadgevingen over de aanpak van
NT2-taalleerders: van het laten verwerven van de taal op een louter natuurlijke
wijze.
Hoe Steunpunt NT2-Leuven (Van den Branden) & Steunpunt (super)Diversiteit (Van Avermaet) het belang van de kennis van het Nederlands relativeerden en de invoering van NT2-onderwijs voor anderstalige leerlingen bestreden
1. Van NT2 naar constructivistisch taalonderwijs voor allen
In het Onderwijsvoorrangsproject van 1991 lag de klemtoon op het leren van het Nederlands aan allochtone leerlingen. Dat hiervoor een Steunpunt NT2 opgericht werd, leek dan ook verantwoord. Steunpunt-vertegenwoordiger Koen Van Gorp schreef in ons themanummer van 1993 dat het steunpunt volop aan het werk was met het uitwerken van een sterk gestuurd en gestructureerd NT2-programma. Nauwelijks 2 paar jaar later poneerden de Steunpuntkopstukken Jaspaert en Van den Branden dat specifiek NT2-onderwijs overbodig was. Anderstalige leerlingen hadden geen specifiek en extra-taalonderwijs nodig; het was voldoende dat ze optrokken met de andere leerlingen. NT2=NT1 ludde voortaan het motto. Voortaan propageerde NT2-Leuven enkel, nog controversieel taakgericht en constructivistisch taalvaardigheidsonderwijs en dit voor alle leerlingen. Het ontving hiervoor jaarlijks een slordige 25 miljoen BFR.
2. Relativering belang van Nederlands en verheerlijking superdiversiteit door Van Avermaet e.d.
Piet Van Avermaet directeur Steunpunt Diversiteit en leren (voorheen ICO) bestempelde het voornemen om meer aandacht te besteden aan NT2-taalstimulering als nefast en naïef. Hij pleitte voor respect voor diversiteit in de zin van meertalig onderwijs en OETC (Wiens Nederlands? Over taalnaïviteit in het beleid, Piet Van Avermaet en Jan Blommaert -2006). Van Avermaet pleitte er voor een sterke relativering van de kennis van het Nederlands.
Een aantal uitspraken van Van Avermaet en Blommaert op een rijtje.
We lezen: We hebben doorheen de voorbije decennia gezien hoe dit volkomen naïeve beeld van het belang van het Nederlands deze ideologie van het Nederlands zich steeds comfortabeler heeft genesteld in de publieke opinie.
In 2006 belijden onze regering en minister Frank Vandenbroucke heviger dan elke voorganger dat er buiten het Nederlands geen heil is, en dat onze samenleving slechts harmonieus kan zijn indien ze eentalig is en zo min mogelijk diversiteit kent.
De suggestie dat men enkel een goeie buur kan zijn wanneer men Nederlands spreekt gaat uit van de veronderstelling dat men Nederlands nodig heeft in die buurt, en dat die buurt normaal gezien eentalig Nederlands is
.
Onderzoek in de opvangklassen voor anderstalige nieuwkomers in een aantal Vlaamse scholen toonde aan dat de meertaligheid van die anderstalige nieuwkomers geen enkele waarde had als taalbagage. De zeer ontwikkelde taalbagage van dat anderstalig kind werd eenvoudigweg weggetoverd, want het kind ontbeerde één reeks zeer specifieke taalmiddelen: Nederlands
. Het doel van dit opvang-onderwijs is de kinderen uiteindelijk te mainstreamen, ze in de gewone klassen te kunnen opnemen, waar ze dan na enige tijd naast Nederlands ook Frans en Engels aangeleerd krijgen, en zo een nieuw meertalig individu worden. Dat laatste soort meertaligheid is geldig, en het danst op een solide vloer van Nederlandse eentaligheid.
We lezen eveneens: *Wanneer we stellen dat migranten een taalachterstand hebben, of stellen dat een goede kennis van het Nederlands essentieel is voor de sociale kansen van migranten, dan moet meteen de vraag gesteld worden over welk stuk Nederlands men het heeft.
Wanneer een Nigeriaan immigreert in de Gentse Rabotwijk, een buurt waar de autoriteitsfiguren de lokale middenklasse van handelaars en een opkomende generatie van intelligentsia overwegend Turks zijn, dan is kennis van het Turks voor die Nigeriaan vaak belangrijker dan kennis van het Nederlands. Zijn huisbaas is immers Turks, en kennis van een beetje Turks kan hem een baantje opleveren in één van de vele Turkse handelszaken in de buurt.
3. Drie GOK-steunpunten bestreden samen NT2-onderwijs
De 3 GOK-Steunpunten proclameerden same dat er geen verschil was tussen de NT2-en de NT1-aanpak, dat expliciet onderwijs van woordenschat e.d. niet rendeerde, dat een specifieke aanpak van NT2-leerlingen niet deugde. Het Steunpunt NT2 liet later zelfs de term NT2 in zijn naam vallen en werd Centrum voor taalonderwijs (CTO). Je kunt o.i. NT2-leerlingen geen taalprogramma bieden alsof het Nederlandssprekende kinderen zijn. Vlaamse leerlingen kennen al tienduizenden woorden bij de start van de kleuterschool, enz. De beginsituatie is totaal anders.
In de visietekst van het Steunpunt GOK wordt het afstappen van de NT2-doelgroepenaanpak als volgt vergoelijkt: Met het verschijnen van de eindtermen beschikte het basisonderwijs over minimumdoelstellingen die ze met alle leerlingen, ongeacht hun etnische of socio-economische afkomst, moesten halen. Aangezien (a) die doelstellingen voor allochtonen en autochtonen dezelfde waren, (b) allochtonen en autochtonen mekaar konden ondersteunen bij het verwerven van die minimaal vereiste schoolse taalvaardigheid, en er (c) ook geen fundamenteel onderscheid viel op te maken tussen de manier waarop allochtonen taal verwerven en autochtonen dat doen, leek het onderscheid tussen NT1 en NT2 irrelevant en maakten de beide afkortingen in de loop der jaren 90 ook in de omzendbrieven van OVB en ZVB, plaats voor een andere, overkoepelende afkorting: TVO: Taalvaardigheidsonderwijs (Breder, beter en met meer kleur. Een terugblik en suggesties voor de toekomst, 2004).
Het taalvaardigheidsproject had niets meer te maken met het wegwerken van de taalachterstand bij anderstalige leerlingen. Ook in de teksten van de overheid over zorgverbreding en GOK merkten we deze spijtige evolutie. In ons Onderwijskrant-themanummer van 1993 kwamen al veel twijfels omtrent de invulling van het taalvaardigheidsproject door NT2-Leuven tot uiting. Leerkrachten stelden bijvoorbeeld dat de taalachterstand bij de start van het secundair onderwijs al veel te groot was. Ze twijfelden verder aan de effectiviteit van het willen wegwerken ervan binnen heterogene klassen. Bovendien vreesden ze dat de invoering van het opgelegde taalmateriaal van NT2-Leuven tot een niveaudaling van de gewone leerlingen zou leiden. De leerkrachten vonden ook de commercialisering van het aan het project-verbonden materiaal van NT2 onverantwoord.
In de Hiva-evaluatie van de zorgverbreding in 2003 lezen we de conclusie dat slechts een kleine minderheid na al die jaren het project taalvaardigheid opvat als het geven van extra ondersteuning aan anderstaligen en leerlingen met taalproblemen (Ilse Van Heddegem e.a, o.c., 2003). Het Hiva kon enkel polsen of de leerkrachten de principes over taakgericht taalvaardigheidsonderwijs onderschrijven en/of toepassen. Het stelde ook vast dat de meeste leerkrachten de eenzijdige en constructivistische visie van het Steunpunt NT2 niet onderschrijven. Op het Lerarenforum getuigde onderwijzeres Dominike Vanbesien: Ik woon en werk in Brussel. Ik vind het hemeltergend hoe er alsmaar gedaan wordt alsof anderstalige kinderen helemaal vanzelf een nieuwe taal leren. Bovendien is het voor een gewone juf of meester niet te doen om, naast al het andere wat in de klas moet gebeuren, ook nog eens iemand een taal aan te leren.
Ook volgens Jan Saveyn, pedagogisch coördinator VVKBaO, was taalvisie van NT2-Leuven nefast, en voor anderstalige leerlingen in het bijzonder. Saveyn schreef: Taakgericht taalonderwijs is immers een vrij exclusieve keuze voor een natuurlijke of inductieve weg waarbij de leerling al doende zijn eigen taal analyseert. De leraar is veeleer coach dan informatieverstrekker en lesgever (Pedagogische Periodiek, 07.04.07).
Prof. Catherine Snow formuleerde de kritiek op taalvaardigheidsprojecten à la NT2-Leuven heel raak: De leerkrachten kregen vooral misleidende raadgevingen over de aanpak van NT2-taalleerders: van het laten verwerven van de taal op een louter natuurlijke wijze.
|