Onze kritiek op de eindtermen Nederlands 22 jaar geleden in Onderwijskrant, september 1993, zijn nog steeds vrij actueel.
Vooraf: gisteren besteedden we een bijdrage aan de gebrekkige taalvaardigheid en- kennis van de leerlingen en studenten (cf. Knack). Dit is vooral ook een gevolg van de nivellerende eindtermen en leerplannen.
In december 1993 al meer dan 22 jaar geleden besteedde Onderwijskrant een themanummer aan de ontwerp-eindtermen voor het taalonderwijs. In dit nummer verwoordden we al onze kritiek op de eindtermen en op de erbij gevoegde tekst over de nieuwe 'uitgangspunten' voor het moedertaalonderwijs. Ook met de collega's van de Torhoutse lerarenopleiding stuurden we in mei 1993 dergelijke kritieken naar Burssel. Er werd niet geluisterd, en vandaag worden we geconfronteerd met de nefaste gevolgen.
We zetten de kritieken uit 1993 nog eens op een rijtje -mede als bijdrage in het debat over de nieuwe eindtermen/leerplannen.
1.De uitgangspunten zijn geformuleerd in een onverteerbaar jargon van taalspecialisten. De tekst is hermetisch en moeilijk verstaanbaar. (Dit is het gevolg van het feit dat vooral universitaire neerlandici hun stempel drukten op de eindtermen.)
2. De ontwerpers overbeklemtonen het respecteren van de taalvariëteit en van de verschillende taalregisters en onderwaarderen tegelijk het belang van het Standaardnederlands.
3.Zij stellen b.v. dat het er vooral op aankomt dat de luisteraar of lezer ondubbelzinnig de taalboodschap kan decoderen bij spreken (p. 25) en bij schrijven (p. 41). We lezen bijvoorbeeld: "De spelling moet dermate correct zijn dat de lezer zonder problemen kan decoderen en dat zijn aandacht door spelfouten niet van de boodschap wordt afgeleid" (p. 41). Waarom zou men dan nog veel aandacht besteden aan de spelling van de werkwoordsvormen aan de juiste zinsconstructie en interpunctie?
4.We betreuren ook dat er al te weinig aandacht is voor het woordenschatonderwijs. Volgens ons moet een leerling nog steeds weten dat 'ventiel' de standaardterm is voor 'soupape'. 'Niet nodig', luidde de repliek van commissielid Frans Daems (UA), "want bij de fietsenmaker zullen de kinderen toch 'soupape' gebruiken. Ventiel is niet normaal-functioneel."
5. Als de eindtermencommissie enkel normaal-functionele taalvaardigheid viseert, dan sneuvelt er heel veel - zowal qua taalkennis als qua taalvaardigheden. .
6..Het accent ligt op de ontwikkeling van het taalgebruik, niet op de taalkennis die er volgens de ontwerpers los kan van staan: b.v. je weet hoe je 'monniken' moet spellen, maar dit is niet belangrijk en functioneel, je gebruikt dat woord normaal toch niet.
7/De commissie overbeklemtoont zaken waarop de school slechts een partiële invloed heeft - zoals spreken en nieuwe taalbeschouwing over taalregisters, maar verwaarloost typisch schoolse taalvorderingen zoals technisch lezen, woordenschatonderwijs, spelling, grammatica, stap voor stap leren schrijven
Er is te weinig aandacht voor de 'geschreven taal'.
Aangezien het bij spreken e.d. eerder gaat om vorderingen die te wijten zijn aan de 'natuurlijke ontwikkeling' in de betere milieus, zal het moeilijk worden om na te gaan welke inspanningen de school geleverd heeft.
8.Destijds hebben ook wij de overdosering van de grammatica gecontesteerd; de taalmethodes gingen veelal verder dan de leerplannen. Toch denken we dat een dosis grammatica moet blijven. De leerlingen derde graad mogen best begrippen kennen als onderwerp, persoonsvorm, lijdend en meewerkend voorwerp, persoonlijk en bezittelijk voornaamwoord
en met zinsconstructie-opdrachten geconfronteerd worden.
9.Zo'n grammatica-onderwijs heeft niet enkel een functie voor het onderwijs in vreemde talen, maar eveneens voor de ontwikkeling van de spreek- en (vooral) schrijfvaardigheid.
Grammatica is eveneens belangrijk voor de beschouwing van en bewondering voor de eigen taal. Inzicht in de klassieke grammatica heeft al bij al een grotere gebruikswaarde en cultuurwaarde dan de meeste 'nieuwe' vormen van taalbeschouwing.
10. Bij de functies van de taalbeschouwing lezen we o.a. dat "er redenen voor het aanbieden van taalkundige termen moeten aanwezig zijn voordat de term aangeboden mag worden". Die redenen kunnen toch ook gecreëerd worden door de leerkracht en dan denk ik o.a. aan substitutie-oefeningen.
11. Wat een van ons als leraar Nederlands in een middenschool opvalt, is dat het document zo weinig aansluiting biedt bij de dagelijkse klaspraktijk. De opstellers zijn zich blijkbaar niet bewust van het feit dat een middenschool nog veel leerlingen binnen krijgt, die enorme moeite hebben met technisch lezen en met eenvoudige opgaven voor spellen en/of zinsbouw.
"
|