Als nieuw leerplan Nederlands (katholiek l.o.) de visie
volgt van ex-leerplanvoorzitter Ides Callebaut en
taalbegeleider Bart Masquillier, dan wordt
het nog meer een inhoudsloos vak
Ex-leerplanvoorzitter
Callebaut banaliseert Standaardnederlands & klassiek taalonderwijs én pakt
uit met post-AN taalparadijs
(Bijdrage uit Onderwijskrant
nr. 153, 2010)
Raf Feys
1 Inhoud en
doel bijdrage
De taalproblematiek en de
taalcontroverses zijn actueler dan ooit. In de bijdragen in dit nummer van
Onderwijskrant (nr. 153) komt dit overduidelijk tot uiting. In deze bijdrage
beluisteren we de standpunten van Ides Callebaut in zijn artikel Wat
doen we met ons taalonderwijs als er geen standaardtaal meer is? (School- en klaspraktijk, nr. 199, 2009;
ingekorte versie in VONK, dec. 2009). Callebaut was gedurende vele jaren dé begeleider
Nederlands binnen de katholieke koepel en heeft zo zijn opvattingen via de
leerplannen en andere begeleidingskanalen kunnen verspreiden. Dit alles zet ons
aan om uitvoerig stil te staan bij de recente stellingen van Callebaut over het vak
Nederlands in het poststandaardtaaltijdperk. Callebaut gaat er prat op dat zijn
visie aansluit bij deze van prof. Van der Horst in Het
einde van de standaardtaal en
van de
leerplanmakers en de taaldidactici die volgens hem al lang het poststandaardtaal-Nederlands
propageren. In de tweede bijdrage in dit themanummer werd duidelijk dat veel
bekende taalkundigen afstand nemen van Van der Horst en poneren dat het Standaardnederlands belangrijker is dan ooit; ze
formuleren ook scherpe kritiek aan het
adres van de eindtermen en leerplannen van taalgoeroes als Callebaut en co.
Callebaut verzwijgt de vele kritiek en poneert zelfs dat de meeste taalkundigen
zijn visie onderschrijven.
De bijdrage van
Callebaut kenmerkt zich niet enkel door de banalisering van het Standaardnederlands maar ook van belangrijke
deeldomeinen en klassieke aanpakken. De ex-leerplanvoorzitter schetst een vaag
en idyllisch alternatief. Via de bijdrage van Callebaut krijgen we tegelijk
meer zicht op de visie achter de eindtermen en leerplannen. Hij is overigens
één van de weinigen is die openlijk het taaldebat durft aangaan en dat siert
hem. Het wederzijds respect belet ons niet om elkaars visie kritisch te
becommentariëren. We nodigden onze opponenten steeds uit om in debat te gaan en
te reageren op onze taaldossiers. Enkel Callebaut deed dit en we namen zijn
bijdrage integraal op in Onderwijskrant 142. De meeste taalrelativisten pleiten wel voor communicatief onderwijs,
maar vermijden alle debat en verzwijgen liever onze taaldossiers. We zijn het geenszins
eens met de radicale visie van Callebaut. Voor de kritiek op zijn standpunten
verwijzen we vooral naar de voorafgaande bijdragen.
2 Banalisering AN en post-AN taalparadijs
Volgens Callebaut is er ook zonder standaardtaal goed
taalonderwijs mogelijk. Hij beschrijft het poststandaardtaaltijdperk als
volgt: Leerlingen hoeven geen taal meer
te leren als een voorwerp (AN) dat ze moeten leren beheersen. Er is ook niet
zoiets als een superieure taalcompetentie in absolute zin. In het echte leven
moeten leerlingen allerlei situaties met alle daarbij meespelende factoren
leren aanpakken en beheersen. Binnen de taalgroep zullen veel variaties en
accenten mogelijk zijn. Wat nu nog de standaardvariant is, zal men
waarschijnlijk nog onderwijzen, maar als een vaak heel nuttige taalvariant,
niet meer als de taal. Er is dus niet één geprivilegieerde norm meer voor
alle soorten van schrijven. En dat is waar het einde van de standaardtaal op
neerkomt (Van der Horst ). We zullen dus minder taalunie hebben tussen Nederland en Nederlandstalig
België en tussen Vlamingen, Brabanders en Limburgers binnen Nederlandstalig
België. ... Er zullen waarschijnlijk nog mensen zijn die het zuivere
Standaardnederlands willen blijven gebruiken, maar de meeste mensen zullen doen
wat ze nu al doen: een tussentaal gebruiken. Het zal niet gaan om één
tussentaal, maar om één van de vele tussentalen, naargelang van de spreker, het
onderwerp, de luisteraar, de situatie
Je zult er gemakkelijker uit kunnen
afleiden vanwaar de spreker komt, wat zijn opleiding is geweest enzovoort.
Callebaut
schrijft verder: Als er geen
standaardtaal meer is, kunnen we ook geen taalfouten tegen die standaardtaal
maken. Taalleraren en taalpuristen zullen niet meer van zuiver Nederlands
kunnen spreken. ... Het ideaal
van een Standaardtaal leeft nog altijd bij zeer veel mensen. Maar daarnaast
hebben steeds meer hedendaagse denkers een hekel aan de uniformiteit die heel de
wereld aan het veroveren is en dus ook aan taaluniformiteit. Ze zien daarin
juist een vreselijke armoede. De vorige eeuw hebben we
niet-standaardtalen wel willen uitroeien, omdat de mensen die het voor het
zeggen hadden, een uniforme, vaste standaardtaal wilden .... Wanneer de
standaard verdwenen is, zullen we weer onze eigen taal gebruiken. Callebaut schreef ook al relativerend in Onderwijskrant 142: Ben je een bevlogen spreker omdat je foutloos AN spreekt? Ben je echt een
goede schrijver omdat je op school altijd foutloze dictees maakte?
Verderop zal blijken
dat kennis van AN, AN-uitspraak, schrijven in AN, kunnen lezen en begrijpen van
moeilijke AN-teksten, AN-spelling, AN-grammatica, AN-taalzuivering ... blijkbaar in het post-AN-tijdvak niet meer zo belangrijk zijn. Volgens Callebaut en Van der
Horst staan in poststandaard-taallessen niet langer de geschreven maar de gesproken taal
centraal, de babbel-les. We vragen ons hierbij
ook af welke taalvarianten in klas gestimuleerd moeten worden en hoe, of we de
leerlingen ook in hun eigen dialect moeten leren schrijven en lezen ... Hierover schrijft Callebaut heel vaag en utopisch: De leerlingen leren die varianten en registers die ze
nodig zullen hebben. ... Ze zullen zich vooral moeten leren aanpassen aan
verschillende situaties en daarbij de gepaste strategieën moeten leren
gebruiken. ... En vaardigheden en kennisaspecten die nu nog altijd in hoog
aanzien staan, zullen niet nuttig meer gevonden worden. ...
Callebaut schetst vervolgens een idyllisch en fantasierijk
post-AN-paradijs: We zullen onze
(taal)wortels niet meer willen ontkennen en tegelijk zullen we meer
wereldburgers willen zijn .... Taal zal weer het middel zijn om in woorden onze
eigen wereld op te bouwen en om met anderen te communiceren. Als er geen
standaardtaal meer is, krijgen we onze taal dus terug zoals die al die jaren
van de mensheid geweest is, uitgezonderd de enkele eeuwen van de artificiële
standaardtalen. We zullen taal dan ook gebruiken om banden met andere mensen
nauwer aan te halen in plaats van om ons in de eerste plaats van hen te willen
onderscheiden .... Van de kunstmatige standaardtaal heeft men geleidelijk de
goede taal en later zelfs de echte taal gemaakt, ook al werd die bijna
nooit in het echt gesproken. Dat was een fatele omkering. Zo ontstond de
taalfout. Degenen die de standaardtalen gepromoot hebben, waren bang van
variaties. Maar waarom zouden we niet blij zijn om de rijkdom aan variaties.
Als we de logica van Callebaut volgen, dan moeten we de leerlingen wellicht
in de taallessen vooral dialect laten en leren spreken en eventueel ook in het
dialect leren schrijven. Opvallend is ook dat Callebaut net als Van der Horst
geen onderscheid maakt tusssen de gevolgen voor het gesproken Nederlands en
deze voor de geschreven taal. Callebaut hangt hier ook een karikatuur op van
het klassieke (taal)onderwijs en van het universele streven naar een
standaardtaal. Hij veronderstelt dat leerkrachten en taalkundigen destijds de niet-standaardtalen wilden uitroeien. De
Gentse professor Fr. Baur getuigde in
1934 dat de rijke taal die de meeste leerlingen van huis uit al bezaten op
school geapprecieerd werd en tegelijk als belangrijke voedingsbodem diende voor
de taalopleiding op school, voor het spreken, voor de woordenschat, enz. Zo
werd bij het aanbrengen van de AN-woordenschat vaak teruggegrepen op het
dialect (Fr. Baur, Moedertaal, in: V. DEspaller -ed., Nieuwe banen in het onderwijs, Brussel, Standaard, 1934). Het zijn
vaak ook taalkundigen die zich toeleggen op de studie en het behoud van de taalvarianten
die tegelijk het centraal stellen van de standaardtaal binnen het vak
Nederlands willen behouden.
3 AN: (anti)democratisch en
discriminerend?
Een uniforme
standaardtaal is volgens de relativisten geen noodzakelijke hefboom voor
emancipatie en sociale promotie, maar een middel tot discriminatie en
onderdrukking. Ook Callebaut beweert: De
standaardtaal was enkel een middel ter verdrukking: Wie die ene standaardtaal
niet beheerst, wordt immers om die reden als minderwaardig beschouwd. Of zoals
Blommaert en Van Avermaet het zeggen in hun ook heel interessant boek: Wanneer
gelijkheid vertaald wordt als uniformiteit, dan zijn degenen die al te
verschillend zijn de klos. ... Nu
worden leerlingen vaak naar lagere onderwijstypen georiënteerd op grond van
hun vermeende taalarmoede, zeggen Blommaert en Van Avermaet ... Als er geen standaardtaal meer
bestaat, zullen we toch al niet meer kunnen zeggen: Je bent slecht in taal
omdat iemand geen perfect AN spreekt of Je taal is slecht omdat het geen
zuiver AN is. In de huidige samenleving is het niet meer zo dat je het AN perfect moet
beheersen. Luister maar naar het taalgebruik van de BVs. En het is nog minder
zo dat je de grammatica van de standaardtaal moet kennen en de canon van de
literatuur. Meer en meer zijn andere factoren doorslaggevend voor succes. Hoe kun je nu beweren dat je iets voor de sociale
ontvoogding van mensen doet als je hen een kunstmatig obstakel als de
standaardtaal oplegt en hen zegt dat hun taal niet goed is en dat ze jouw taal
moeten leren? ... In het poststandaardtijdperk zal de goede taalbeheersing
geen paspoort meer zijn voor sociale vooruitgang. Als arbeiderskinderen hebben de confrontatie met de standaardtaal op
school nooit als een vorm van verdrukking ervaren. Integendeel: we waren meer
dan wie ook gemotiveerd om AN te leren en beseften dat dit ook belangrijk was
voor onze toekomst. Voor kritiek op deze stelling van Callebaut vanwege bekende
taalkundigen verwijzen we naar pagina 9.
4 Somber beeld van (klassiek)
taalonderwijs
Taal(onderwijs)relativisten als Van
Avermaet, Blommaert, Jaspaert, Van den Branden, Van Gorp, Rymenans,TSas,
Daems, Rymenans, Jaspaert, Callebaut, ... hangen al te graag een karikatuur op van het
klassieke taalonderwijs dat ze totaal achterhaald vinden. Callebaut schrijft
vernietigend en zonder schroom: We dragen nog de last van eeuwen
schools (taal)onderwijs. ... Hoe is het
toch mogelijk dat het onderwijs er toch maar niet in slaagt de nieuwe visie toe
te passen? ... Wil je een gemakkelijke les geven? Geef dan
maar taalzuivering, woordenschat, spelling en grammatica van het AN. Je kunt
een oneindig aantal oefeningen uit je mouw schudden en je leerlingen daarmee
aan het werk zetten. En de kennis van die taalaspecten evalueren is ook een fluitje
van een cent. ... Het is eigenlijk heel treurig om te zien hoe weinig
taalleraren vroeger (en soms nu nog) belang hechtten aan helder, boeiend,
interessant, overtuigend, samenhangend schrijven. De leerlingen moesten over om
het even wat kunnen schrijven als ze maar correct schreven ...
Callebaut stelt in zijn recentste
bijdrage nog duidelijker dan voorheen dat de klassieke vakdidactiek Nederlands
grotendeels de helling op moe(s)t. Dit komt ook tot uiting in stellingen
als: *gesproken
taal is belangrijker binnen taallessen dan geschreven taal
*als er geen standaardtaal meer
is, kunnen we ook geen taalfouten tegen die standaardtaal maken,
*grammatica is overbodig
*geen afzonderlijke werkwoordspelling meer, maar werkwoorden als vaste
woordbeelden *geen
klassiek en stapgsgewijs schrijfonderwijs meer
*systematisch onderwijs in AN-woordenschat, AN-uitspraak ... komt niet
meer ter sprake.
De ex-leerplanvoorzitter ijvert al 40 jaar voor
het afleggen van de oude taalgewaden; wij ijverden al die tijd voor 'vernieuwing in continuïteit, met behoud van de beproefde
waarden. In de volgende bijdrage beschrijven we de eigen inzet voor het
taalonderwijs. In tegenstellling met Callebaut zijn we er steeds van uitgegaan
dat Vlaanderen kan bogen op een rijke traditie inzake (taal)onderwijs.
5 Aanleren geschreven taal
in onderwijs is al bij al minder belangrijk
Callebaut citeert
instemmend Van der Horst: Als gesproken taal niet langer secundair is
ten opzichte van geschreven taal, maar evenwaardig of zelfs belangrijker, dan
moet ook in het onderwijs de aandacht verlegd worden. Dan moeten grammatica en
vertalen en lezen en spelling plaats inruimen voor luisteroefeningen, voor
mondelinge presentatie, voor discussietechnieken enzovoort ... De didactiek van het
talenonderwijs is in de laatste decennia meer veranderd dan in de 500 jaar
ervoor. We zijn het
absoluut niet eens met de stelling dat er tijdens de lessen Nederlands meer
tijd besteed moet worden aan de gesproken dan aan de geschreven taal. Bij doorlichtingen
krijgen leerkrachten sinds de nieuwe eindtermen voortdurend de kritiek dat ze
tijdens de taalles te weinig aandacht besteden aan luisteren, spreken,
discussiëren ...
Callebaut maakt ook geen onderscheid tussen de gevolgen van zijn standaardtaalrelativering
voor het gesproken en geschreven woord en beseft onvoldoende dat lezen en
schrijven in sterke mate gebaseerd zijn op de kennis van het AN en niet van
dialect of tussentaal. In het klassieke taalonderwijs werd/wordt veruit de
meeste tijd geïnvesteerd in lezen en schrijven in het AN en aan zaken als
technisch lezen, spelling, grammatica, schrijfstijl, zuiver uitspraak ... die
hier verband mee houden.
6 Relativering AN: bedreiging
technisch & begrijpend lezen, luisteren & schrijven ...
Wie het AN
relativeert, relativeert ook het belang van het geschreven taalgebruik dat
gebaseerd is op de kennis van de standaardtaal en haar conventies. Het
onderwijzen van de standaardtaal heeft niet enkel te maken met het bevorderen
van de orale communicatie, maar nog meer met het mogelijk maken van de
schriftelijke communicatie, met het fenomeen van de geschreven taal, die ook
taal is van de wetenschap, de vakdisciplines, de cultuur ... Lezen, schrijven ... en leren van AN zijn twee kanten van dezelfde taalmedaille.
Wie over te weinig AN-woordenschat beschikt heeft ook problemen met begrijpend
lezen, schrijven e.d. Vroeger ging men er steeds van uit dat men binnen het beperkt aantal uren Nederlands vooral aandacht moest
schenken aan alles wat te maken heeft met de geschreven (standaard)taal. Buiten
de school en in de meeste lessen is er immers
al veel aandacht voor het leren spreken, luisteren, discussiëren,
debatteren ... en voor taalvarianten en dit vanaf de geboorte.
De aandacht voor AN-woordenschat en
-uitspraak, spelling en grammatica ...
stond ook altijd in functie van het leren van vaardigheden die steunen
op het kennen van de Standaardtaal: technisch lezen, begrijpend lezen en
luisteren en schrijven in het AN. Kinderen die minder AN-woorden kennen, hebben
bijvoorbeeld meer problemen bij het leren lezen, schrijven, spellen ... Callebaut is zich blijkbaar niet bewust
van het feit dat door de banalisering van het AN ook de meeste taalvaardigheden
in het gedrang komen. Hij schrijft simplistisch: Er is dus niet één geprivilegieerde norm meer voor alle soorten van
schrijven, maar vergeet de nefaste gevolgen van het
relativeren van AN voor het lezen en schrijven. Minder aandacht besteden aan
AN-woordenschat leidt ook tot zwakkere resultaten voor begrijpend
luisteren. Kinderen gaan o.i. vooral
naar de les Nederlands om zich de scribale vorming en codes te laten opleggen.
7 Grammatica en spelling werkwoorden:
overbodig
Callebaut vindt grammatica overbodig en schrijft: We kunnen toch moeilijk stellen dat al die miljarden mensen die nooit
iets van spraakkunst geleerd hebben, daarom slechter spraken of schreven. Heb
je trouwens iemand al een interessanter, boeiender, leuker spreker of schrijver
gevonden omdat hij het verschil kende tussen bijvoorbeeld een voegwoord en een
voorzetsel? Hij schreef in
Onderwijskrant 142: Ik las dat
sommigen weer het lijdend en het
meewerkend voorwerp in de lagere school zouden willen invoeren. Ik heb er ook nog nooit een zinnige
motivering gehoord voor het weer invoeren van het lijdend en meerwerkend
voorwerp. Als we de logica van Callebaut volgen dan moet een
leerling nooit (kunnen) uitmaken of hij respectieve
of respectievelijke moet schrijven,
of het al dan niet ik geef hun/hen een
boek is of je lui donne un livre,
enzovoort.
In het leerplan Nederlands VVKBaO van Callebaut en co lezen we uitspraken
als: Spellingafspraken raken de essentie
van een taal niet. Een slechte spelling maakt een taal niet slechter, en een
goede spelling maakt een taal niet beter. De recente uitspraken van
Callebaut tonen nog duidelijker aan vanuit welke ingesteldheid dergelijke
uitspraken destijds in het leerplan terecht kwamen. Op 22 oktober 2009 schreef
Ides Callebaut op de DS-website: Zoals prof. Van der Horst voorspelt, zal de
huidige werkwoordspelling heel waarschijnlijk verdwijnen. De speciale regels
voor de werkwoordspelling zijn overbodig: in de gesproken taal hoor je het
verschil niet tussen 'antwoord' en 'antwoordt', tussen 'antwoorden' en
'antwoordden' en tussen 'heten' en 'heetten'. Dat brengt nooit verwarring mee
als de spreker zich duidelijk uitdrukt. Daarenboven kan de spellingcontrole van
je pc dt-fouten niet detecteren. De werkwoordspelling vereenvoudigen is
helemaal niet moeilijk: pas ook bij werkwoorden de normale spellingregels toe.
Schrijf dus altijd 'antwoord' zoals we altijd 'brood' schrijven. In zijn recente bijdrage schrijft Callebaut: De kans bestaat ook dat de taalgebruikers sommige regels van de
overheid niet meer zo strikt zullen volgen. ... Nu zijn de regels opgesteld door
geletterden, die vaak gekozen hebben op basis van een persoonlijke, elitaire
voorkeur. In tegenstelling tot normale mensen die liever schrijven zoals ze het
horen, vonden ze grammaticale logica soms belangrijker. Vandaar onze
werkwoordspelling. Of vonden ze dat je de oorsprong van woorden in hun
schrijfwijze moest kunnen herkennen. Vandaar de etymologie zoals in het woord
etymologie.
Gerd Daniels reageerde op de
recente internetuitspraken van Callebaut als volgt: Callebaut wil terug naar de middeleeuwen. Toen bestond er ook geen
vaste spelling, en kon men binnen dezelfde tekst gerust drie verschillende
spellingen aantreffen voor een en hetzelfde woord. En ieder schreef zoals hij
sprak, d.w.z., in het eigen dialect. Sommige West-Vlamingen zullen dus in de
toekomst weer 'visch' schrijven, de Mechelaars 'vies' en de Hasselaren 'ves'.
Van der Horsts 'Einde van de standaardtaal' wordt het voorspel voor 'Het einde
van het Nederlands'. Paul Hermans, getuigt op
de website van 'Taalschrift' als reactie op een 'spelling-relativerende'
visie van Frans Daems, Callebaut ...: "Ik ben onderwijzer en sta al 32
jaar in het basisonderwijs. Als ik al die jaren in ogenschouw neem, dan
wordt duidelijk dat de huidige generatie veel meer spellingsfouten
schrijft dan vroeger. Vroeger werden meer regels ingeoefend.
Spraakkunstlessen zijn verder een afgietsel van vroeger geworden; er
schiet niet veel meer van over in de 'eindtermen basisonderwijs'. Ook de
leerplanmakers hebben te veel met het badwater weggegooid...
8 Vrij schrijven, geen taalzuiverheid
De belangrijkste
klachten met betrekking tot de achteruitgang van het taalonderwijs betreffen
het kunnen schrijven van allerhande soorten teksten en van rapporten. Het
schrijven verloopt gebrekkig en de studenten hoger onderwijs kennen te weinig
woorden. Veel docenten en leerkrachten wijten dit aan de verwaarlozing van de
standaardtaal en AN-woordenschat en van een aantal oerdegelijke aanpakken voor
het schrijfonderwijs. Het schrijven (stellen) in het poststandaardtijdvak wordt
nog moeilijker aangezien de leerlingen nog minder AN-woorden &
-uitdrukkingen en hun uitspraak zullen kennen.
Callebaut fantaseert
dat het schrijven veel makkelijker wordt eens de leerlingen bevrijd zijn van de
standaardtaal en de klassieke taalzuiverheidsnormen. De algemene klacht luidt
precies dat de nieuwe aanpak ertoe geleid heeft dat zelfs
universiteitsstudenten veel moeite hebben met het schrijven van een tekst of
een rapport. Callebaut drukt zijn misprijzen voor de klassieke stapsgewijze en
geleide aanpak van het leren schrijven zo uit: Het is heel treurig om te zien
hoe weinig taalleraren vroeger (en soms nu nog) belang hechtten aan helder,
boeiend, interessant, overtuigend, samenhangend schrijven. Van de visuele
aspecten zoals lettertypes, lay-out en illustratiemateriaal hadden ze al
helemaal geen verstand. Hun leerlingen moesten over om het even wat kunnen
schrijven als ze maar correct schreven, voldoende beeldende bijvoeglijke
naamwoorden en uitdrukkingen gebruikten en de conventies van de tekstsoort
volgden. De producten die leerlingen afleverden, waren dan ook meestal
buitengewoon saai om te lezen en te corrigeren. Hoe kan iemand nu boeiend
schrijven over een onderwerp dat hem niet interesseert voor een lezer die daar
eigenlijk ook niet in geïnteresseerd is? ... Taalzuiverheid zullen de leerkrachten niet
meer kunnen vragen, maar eindelijk zullen ze misschien eisen stellen die er in
het echte leven wel toe doen: rekening leren houden met al de factoren die bij
communicatie meespelen, weten welk register ze in welke situatie beter
gebruiken, je helder en precies uitdrukken enzovoort.
Ook inzake
alternatief schrijven klinkt Callebauts alternatief simpel en utopisch: leve
het vrij of creatief schrijven. Callebaut gaat er vanuit dat alle kinderen
- of toch de meeste - supercreatief zijn en dus ook op eigen kracht leren
schrijven e.d. als ze maar voldoende vrijheid krijgen. Zo poneerde hij
bijvoorbeeld: Een hele gemeenschap zeer
goed geschoolde taalkundigen is na jaren van bewust onderzoek en onderlinge
informatie-uitwisseling niet in staat gebleken de prestaties te evenaren die
een kind rond zijn tiende onbewust en zonder hulp leert leveren (Taal verwerven op school, Acco 2004, p.
248). Volgens Callebaut worden taalvaardigheden en taalkennis vooral op eigen
kracht geleerd. De methodiek is heel eenvoudig; eersteklassertjes tonen
bijvoorbeeld interesse voor de eerste sneeuw en we laten ze hierover vrij een
opstelletje schrijven. Leraar Anton Claessen schreef op de website van Taalschrift over creatief schrijven in het s.o.: In lessen creatief schrijven geloof ik niet
meer. Vroeger wel, in de jaren zeventig en tachtig. Bij een veel te groot
aantal leerlingen heb ik overigens gemerkt dat ze creatieve schrijfopdrachten
heel vervelend vonden. Enthousiaste inspanningen in die richting hadden te vaak
een averechts effect. Het vak Nederlands op school ben ik na een langdurige
'creatieve' periode weer meer 'ouderwets' gaan geven. Ik leerde jongelui van
twaalf tot achttien spelling, grammatica en poëtica; ik liet ze veel schrijven:
samenvattingen, brieven, beschouwingen, betogen, boekbesprekingen. Schrijven
leer je door het te doen, maar het is een heel complexe vaardigheid die je pas
geleidelijk aan in al z'n aspecten kunt leren beheersen: je moet iets te zeggen
hebben, maar verder ook letten op woordkeus, zinsbouw, spelling, interpunctie
en compositie. Ik las als leraar ook veel voor... ook columns uit de krant. Iedereen die de
school met een diploma verliet, beheerste het vak redelijk tot goed.
9
Besluit
We betreuren dat
Callebaut als dé taalexpert en ex-leerplanvoorzitter van het katholiek
onderwijs steeds meer extremere standpunten formuleert en niet in het minst
rekening houdt met de afwijzing van zijn visie door de praktijkmensen en door
de meeste burgers en taalkundigen. Zijn sterke relativering van het belang van
de standaardtaal binnen de lessen Nederlands is voor ons de spreekwoordelijke
klap op de vuurpijl.
Bijlage: leerplantenoren
Callebaut & Masquillier: relativisme = visie leerplan
Ook uit bijdragen van leerplanverantwoordelijken uit
2009 blijkt dat het relativisme al sterk doorgedrongen is in de leerplannen.
Ex-leerplanvoorzitter Callebaut relativeerde en banaliseerde meer dan ooit
alles wat met het leren van de standaardtaal te maken heeft en dit in het
verlengde van het betoog van Van der
Horst over het einde van de standaardtaal. Hij deed dit in een aantal
gespierde uitspraken op de website van De
Standaard van november j.l. en in een lijvige bijdrage in School en Klaspraktijk nr. 199
(2009). De titel alleen al spreekt voor
zich: Wat doen we met ons taalonderwijs
als er geen standaardtaal meer is?
Callebaut beaamt dat het Algemeen Nederlands zijn status en
belang al een tijdje verloren heeft. Dit betekent volgens Callebaut, Van der
Horst ... ook het einde van het klassieke taalonderwijs en het begin van een poststandaardtaaltijdperk
dat al decennia geleden een aanvang nam. Net als Van der Horst vindt Callebaut
dat we ons helemaal geen zorgen hoeven te maken over de achteruitgang van AN, taalzuiverheid, spelling, grammatica ...
De evolutie van de taal kan je toch niet tegenhouden. Er zijn immers
verschillende soorten Nederlandsen en die zijn alle bijna even belangrijk. Callebaut verwijst hierbij ook instemmend naar Blommaert en Van Avermaet die beweren dat de taalvisies die ons onderwijs domineren volkomen en onherroepelijk
versleten zijn. Callebauts alternatieve aanpak
klinkt al even utopisch als vaag: Taalleraren zullen niet meer alleen onderwijs in taal geven, maar
lessen in het begrijpen en het aanpakken van de wereld. Toch veel boeiender dan
wat ze nu doen, niet?
Met deze bijdrage wou Callebaut
bijkbaar vooral zijn eigen visie en de gecontesteerde eindtermen en leerplannen
legitimeren. Hij gaat hiermee lijnrecht in tegen de taalalarmsignalen en de
taaloproepen waarin precies meer aandacht voor het leren van de standaardtaal
centraal staat. Leerkrachten en opstellers van taalmethodes wordt verweten dat
ze de progressieve visie van de linguïstische spraakmakers/relativisten niet
willen volgen. Callebauts recente stellingname illustreert duidelijker dan ooit
de identiteitscrisis van het vak Nederlands als gevolg van het
taal(onderwijs)relativisme en -utopisme dat al sterk aanwezig was binnen de
eindtermen en leerplannen.
Aangezien Callebaut ex-leerplanvoorzitter en -begeleider Nederlands (katholieke
koepel) is, beschouwen we zijn uitspraken als een belangrijke getuigenis van
een insider en mede-verantwoordelijke voor de evolutie binnen ons
taalonderwijs. In de paragraaf De leerplanmakers hebben ons
eigenlijk al de weg getoond stelt Callebaut dat
zijn visie en deze van Van der Horst
eigenlijk al grotendeels in de eindtermen en leerplannen aanwezig zijn. Zo
stelt Callebaut dat de gesproken taal
niet langer secundair is ten opzichte van geschreven taal, maar zelfs
belangrijker en dat daarom ook
de aandacht in de eindtermen en leerplannen verlegd werd van de geschreven naar
de gesproken taal. Ook Bart Masquillier, de opvolger van Callebaut schrijft: De
krachtlijnen van onze leerplannen komen in het boek van Van der Horst duidelijk
tot uiting. ... Maar dan zal het onderwijs zich ook aan de nieuwe situaties en
nieuwe taal moeten aanpassen (Boekbespreking in School+visie, december
2009). (School+visie, december 2009).
Tegelijk geven Callebaut en Masquillier toe dat de leerkrachten niet zomaar
hun eindtermen en leerplannen volgen. Callebaut schrijft: Als het aan
de leerplanmakers en de taaldidactici ligt, zijn we dus nu al goed op weg. En
er zijn zeker ook leerkrachten die al hun best doen om hun leerlingen op het
echte leven voor te bereiden. Maar dat geldt zeker nog niet voor het gehele
taalonderwijs en voor minister Vandenbroucke die zich op de VLOR-startdag van
28 september 2006 aansloot bij de mening van veel onderwijsmensen die
bijvoorbeeld vinden dat leerkrachten meer grammatica zouden moeten geven.
Zowel Callebaut als
Masquillier betreuren blijkbaar dat de leerkrachten zich na 15 jaar nog niet
voldoende hebben aangepast aan de nieuwe eindtermen en aan hun nieuwe
taaldidactiek. Uit een bijdrage in hetzelfde nummer van school+visie blijkt verder dat Masquillier heel tevreden is dat
de nieuwe eindtermen voor grammatica beperkt blijven tot onderwerp en
persoonsvorm (zinsontleding lager onderwijs) en dat er ook minder grammaticale
begrippen voorkomen in zijn nieuw leerplan (2010). Voor zinsontleding zijn dit
vanaf 1 september enkel nog onderwerp en persoonsvorm. Opvallend is ook dat de
verantwoordelijken en taalbegeleiders binnen de koepel van Mieke Van Hecke niet
reageerden op haar taalalarm van eind augustus ook al gewaagde ze van een
taaltijdbom. Ook de taalbegeleiders Ides
Callebaut en Bart Masquillier
lieten die noodoproep links liggen, en pleitten de voorbije maanden voor een
taalvisie die regelrecht ingaat tegen het streven om de standaardtaal, echt toegankelijk te maken voor alle kinderen.
De oproep van Van Hecke past blijkbaar niet in hun modieuze taalvisie; haar
taalalarm houdt ook impliciet een kritiek in op de verantwoordelijken voor de
taalleerplannen.
|