Het gaat niet goed met Passend Onderwijs in Nederland. Enquête bij leerkrachten na 1 jaar Passend Onderwijs (cf. M-decreet)
In april 2015 deed de Algemene Onderwijsbond (AoB) een QuickScan onder onderwijspersoneel. De vraag die centraal stond was: Passend onderwijs is dit schooljaar ingevoerd, hoe gaat t nu? (
Conclusies
1.Toename leerlingen die extra ondersteuning nodig hebben. De leerkrachten komen vergeleken met vorig jaar meer leerlingen tegen die extra ondersteuning nodig hebben. De toename komt vooral doordat er minder wordt doorverwezen naar het speciaal onderwijs. Ook neemt de diversiteit en heftigheid van de problematieken toe.. De leerkracht wordt op dit moment overvraagd. Hij komt komt niet meer toe aan de reguliere zaken voor de gewone leerlingen. Het maken van het ontwikkelingsperspectief en de bijbehorende gesprekken kosten ook heel veel tijd.
2. Leerlingen die in het speciaal onderwijs thuishoren blijven langer op een gewone basisschool. Rond groep 4/5 (=2de/3de leerjaar) blijkt dat het toch echt niet gaat. Leerlingen komen dan alsnog in het speciaal onderwijs terecht. Echter met een grotere achterstand en sociaal-emotionele problemen dan wanneer ze eerder in het speciaal onderwijs hadden gezet. Ook lopen ouders zo een grotere beschadiging op.
3..Onvoldoende faciliteiten voor slagen van passend onderwijs De faciliteiten voor passend onderwijs lijken in de meeste gevallen niet te zijn toegenomen. Het onderwijspersoneel moet vaak meer doen met minder middelen. Ook worden faciliteiten niet efficiënt ingezet en levert het aanvragen van faciliteiten administratieve druk op. Ook over de ambulante begeleiding is nog veel onduidelijkheid.
Onderwijspersoneel kan niet voldoen aan hoge verwachtingen en leerling is de dupe. Het onderwijspersoneel maakt zich zorgen. De klassen worden groter, de ondersteuning neemt af en de werkdruk neemt toe. Leraren zijn niet altijd in staat te voldoen aan de hoge verwachtingen. Leerlingen kunnen niet optimaal worden ondersteund. Ook ziet het onderwijspersoneel dat het aanbod op scholen niet voldoet aan de behoeften van leerlingen. Veel leerlingen vallen tussen wal en schip en het personeel niet weet welke ondersteuning ze wel of niet kunnen bieden.
4. De gewone leraar niet betrokken bij de totstandkoming van passend onderwijs Intern begeleiders, zorgcoördinatoren en directieleden werken actief mee aan de totstandkoming van beleid rondom passend onderwijs. De gewone leraar wordt pas in een laat stadium op de hoogte gebracht. Ook voor intern begeleiders en zorgcoördinatoren is vaak nog onduidelijk wat het samenwerkingsverband heeft afgesproken.
5. In het riso/bso zijn stagebedrijven niet altijd in staat om leerlingen die extra ondersteuning nodig hebben een stageplek te bieden en goed te begeleiden.
6.Doordat er veel bureaucratie is zijn de faciliteiten nauwelijks bereikbaar. Zo is voor veel leraren onduidelijk welke zorg en ondersteuning beschikbaar is.
|