Grootschalige scholengroepen & besturen
zoals in VSKO-plan: too big & oligarchisch to succeed! (Witboek
Onderwijskrant, kapittel 4.
Moeilijke bestuurbaarheid,
vervreemding, oligarchisch en ondoorzichtig bestuursmodel, democracy
and large-scale organization
are incompatible, territoriumdrang beperkt vrijheid van onderwijs.
Door het grootschalige en
veelkleurige (scholen)bos ziet men de bomen niet meer
Onderwijskrant 173 (april-mei-juni 2015)
1 Grootschaligheid, centralisering
& ondoorzichtige eenheidsworst
1.1 Ondoorzichtige mastodontscholengroepen
Op 8 januari 2015 publiceerde het
VSKO zijn normatief
hervormingsplan met als titel: Naar een
bestuurlijke optimalisering
en schaalvergroting in
het basis- en secundair
onderwijs. Het gaat in feite
om het oprichten van grote
scholengroepen met
veelal 20 à 30 scholen, associaties
van scholen
secundair onderwijs en een groot
aantal basisscholen
uit de nabije en minder nabije
omgeving.
Het VSKO wil 150 regionale
scholengroepen en besturen
met een centrale bestuurskoepel en
binnen 1
vzw. Ook elke basisschool wordt
verplicht te kiezen
voor aansluiting bij een
scholengroep secundair
onderwijs.
De VSKO-kopstukken beweren wel dat
het hier niet
zou gaan om grootschaligheid en dat
dus de vele
nefaste kenmerken en gevolgen van
mastodontscholengroepen
niet van toepassing zouden zijn.
Niets lijkt ons minder waar. Het
VSKO zelf schat de
schaalgrootte al op 4000 à 8000
leerlingen. Dat is al
veel en gemiddeld zelfs meer dan
het aantal
studenten op de hogescholen net na
de eerste
fusies van 1995. Maar het cijfer
van 8000 is o.i. in
veel gevallen een onderschatting.
Als bijvoorbeeld
de secundaire scholen binnen onze
Brugse scholengemeenschap
fuseren en er ook nog de vele
basisscholen uit de regio moeten bijnemen,
dan
komen we aan 30 scholen, toch wel
een mastodontscholengroep
met heel wat meer dan 10.000
leerlingen. En voor het kunnen
inrichten van het
domein Techniek en Wetenschappen
zouden we
er ook nog de grote VTI-school
moeten bijnemen.
Met zon grote,
niveau-overstijgende en multisectorale
scholengroepen zou Vlaanderen zelfs
een
unicum worden inzake
grootschaligheid en centralistische
schoolbesturen.
Niveau-overschrijdende
fusies - secundair en
basisonderwijs samen - komen
in het buitenland ook zelden voor.
Het grote
verschil met de kleinschaligheid in
veel landen is
enorm. Volgens de Finse
onderwijskundigen is
precies de grote betrokkenheid van
de praktijkmensen
en van de plaatselijke gemeenschap
een
gevolg van die kleinschaligheid en
van de grote
autonomie van de vele zelfstandige
scholen. In veel
landen streeft men momenteel ook
naar kleinere
secundaire scholen - kleiner dan in
Vlaanderen.
Buurland Nederland staat bekend als
een land met
een aantal grote scholengroepen,
maar daarnaast
bestaan er nog steeds veel relatief
kleine en aparte
scholen en 1200 schoolbesturen. Ook
het zelfstandig
kunnen voortbestaan van kleine
scholen is er
wettelijk geregeld. Er zijn in
Nederland ook nog
steeds 7 zelfstandige
lerarenopleidingen met 600 à
1000 leerlingen, die overigens veel
beter presteren
dan deze die opgenomen zijn binnen
multisectorale
hogescholen. Dit jaar is er zelfs
nog 1 zelfstandige
lerarenopleiding bijgekomen die uit
een hogeschool
is gestapt. De grootste Nederlandse
scholengroepen
situeren zich vooral op het niveau
van het
middelbaar beroepsonderwijs: de
Regionale OpleidingsCentra
voor technisch- en beroepsonderwijs
(hogere cyclus) met een groot
aantal soorten opleidingen
- gecombineerd met onderwijs aan
volwassenen.
1.2 Stroomlijnings- en nivelleringsoperatie:
grootschalige & veelkleurige scholengroep
Het VSKO-plan is gebaseerd op het principe van
one size fits all, één en
hetzelfde model en bestuur
voor al die sterk verschillende
scholen en schoolculturen
uit het secundair én uit het basisonderwijs,
een zelfde opvoedingsproject voor
een lagere
school als voor een VTI of
hotel-school ... Dit alles
betekent een gigantische
stroomlijnings- en nivelleringsoperatie:
eenheidsworst voor de sterk
verschillende
secundaire scholen (b.v. ASO, VTI,
Hotelschool) en een nog grotere
stroomlijning
tussen basisscholen en secundaire,
tussen scholen
met sterk uiteenlopende culturen.
Door het grootschalige
en veelkleurige (scholen)bos ziet
men de
bomen niet meer. Binnen de multisectorale hogescholen
hebben we aan den lijve de vele
nefaste
gevolgen van zon
stroomlijningsoperatie ervaren.
Zon nivellering en eenheidsworst
gaan regelrecht
in tegen een belangrijk principe in
de studie over
schaalvergroting van prof. Geert Devos. Devos
concludeerde: Lineaire maatregelen voor
alle
schoolbesturen lijken hoe
dan ook niet opportuun.
Daarvoor zijn er te veel
grote verschillen tussen de
besturen en de context
waarin deze besturen opereren.
Hij wees in dit verband ook op de
grote verschillen
tussen secundaire scholen en
basisscholen:
Different policy in personnel and pedagogy *
What is right for secondary is not always right
for
primary (Rondetafelconferentie Bigger schools, better
governance? 14 maart 2014 (OVSG & vleva).
Een directielid schreef: In deze context zal het
voor
de schooldirecteurs ook
veel moeilijker worden om
een eigen pedagogisch
beleid te voeren en de
eigen schoolcultuur te
behouden. En wie over
weinig financiële autonomie
beschikt, kan geen
eigen pedagogisch beleid
voeren, inspelend op de
concrete noden. Zon fusies
zullen leiden tot aantasting
van de eigen schoolcultuur net
zoals dit
met de opleidingen van onze
hogescholen het geval
is. Ze zullen ook veel onzekerheid
veroorzaken, de
besluitvorming bemoeilijken en tot
veel betwistingen
leiden.
2 Centralistisch en complicerend
bestuursmodel,
minder autonomie en interactie
Het VSKO-plan wil ook binnen elke
scholengroep
een centraal en afstandelijk
bestuur dat praktisch
alle macht naar zich toetrekt net
zoals in onze
hogescholen en in de grote
scholengroepen in het
Nederlands secundair onderwijs. We
lezen: De
Raad van bestuur zet de
pedagogische krijtlijnen uit,
zorgt voor de eerder
beheersmatige aspecten, en
stimuleert/ondersteunt de
onderwijskundige werking
van de scholen. De vzw
werkt vanuit één duidelijke
missie, staat ook in voor
het beheer van de middelen
(omkadering, werking,
infrastructuurmiddelen),
en voor het werkgeverschap
van alle personeelsleden
van de betrokken scholen. Verder wil het
plan ook professionele en betaalde bestuurders
invoeren, naast de vrijwilligers: De complexiteit van
beheer en bestuur maakt het
vandaag immers
noodzakelijk om voor de
diverse aspecten gespecialiseerde
deskundigheid in huis te
halen. Binnen
de grote scholengroep is de
bevoegdheid van de
Raad van Bestuur dus
allesomvattend en de
(betaalde) beroepsbestuurders
oefenen tegelijk de
hoogste directiefuncties uit.
Op de hoorzitting van januari 2013
poneerde organisatieconsulent
Roland Vermeylen dat corporate
spirit in grote
scholengroepen en organisaties niet
mogelijk is. Prof. Boudewijn Bouckaert (voorzitter
onderwijscommissie) sloot zich
hierbij aan en stelde:
Bij zon brutale
schaalvergroting zou de top dus
bijna alleen nog oog hebben
voor relatief abstracte
en kwantificeerbare
elementen, wat uitmondt in vervreemding
van de basis. Ook Peter Verleg (exdirecteur
lerarenopleiding) getuigde dat schaalvergroting
moeilijk te managen is,
zowel bestuurlijk als
financieel. De menselijke
maat verdwijnt. Verleg
waarschuwde ook voor een te
formele bureaucratische
structuur. Hij pleitte voor
het tegendeel: het
vergroten van de autonomie
van de scholen en van
de professionaliteit van de
leerkracht. Als de school
een grootschalige, bedrijvige en
complexe organisatie
opgelegd krijgt, dan houdt dit een
bedreiging
in van haar educatieve opdracht -
waarbij
directe interactie- en
communicatieprocessen centraal
moeten staan, aldus de bekende
Duitse socioloog
Niklas Luhmann.
3 Minder bestuurlijke efficiëntie & leraar-
en
directeurschap minder aantrekkelijk
Bij het onderzoek naar het bestuur
van scholengemeenschappen
stelde prof. Geert Devos vast dat
directeurs van grote
scholengemeenschappen
signaleren dat het niet
evident is om in vergaderingen
overleg te plegen met 15 of
20 scholen. De
mogelijkheid tot onderlinge
interactie is beperkt en
de besluitvorming wordt
bemoeilijkt. Ook blijkt het
behoorlijk complex te
worden om de middelenverdeling
te berekenen en te verdelen
over de verschillende
scholen (Devos et al.,
2010).
Volgens het VSKO-plan zouden de regionale
scholengroepen
straks ook nog
niveau-overschrijdend
zijn. Binnen de bestuursvergadering
van onze scholengemeenschap
met een 8-tal secundaire scholen
stellen we ook vast dat de
onderlinge interactie en
de eigen inbreng eerder beperkt
zijn. Onderhandelen
met zoveel partners is heel
moeilijk en de
|