Eigenzinnige interpretatie van M-decreet : ook vanwege
CLB-koepel
In de bijdrage M-decreet: vraag en antwoord in Caleidoscoop van eind februari 2015 besteedt Tine Geysen aandacht aan vragen over het M-decreet
waarmee CLBers nog zitten over de concrete uitwerking van het M-decreet.
Tine Geysen is binnen de Vrije CLB-koepel verantwoordelijk voor de sector leerlingen
met specifieke zorgen. Op bepaalde vragen kan ze naar eigen zeggen een
concreet antwoord geven, maar op andere nog niet. We bekijken even een paar van
die vragen. We kunnen ons niet van de indruk ontdoen dat ook Geysen het vage
M-decreet eigenzinnig interpreteert.
Op 12 februari gaf
minister Crevits nog in de commissie onderwijs toe dat het M-decreet heel vaag
is en veel interpretatie toelaat. Zelf vond ze die vaagheid en
interpretatievrijheid veelal zelfs goed
en vertrouwt ze naar eigen zeggen op de
interpretatievrijheid- en wijsheid van de
CLB-mensen ( zie bijlage). Uit de
bijdrage van Tine Geysen blijkt o.i. alvast dat ook zij als M-decreet-expert
dit decreet op een eigenzinnige wijze interpreteert.
Vraag 1.Kan een leerling verwezen worden naar het type
'basisaanbod' in de loop van het schooljaar en tot wanneer is zijn attest
geldig?
Vooraf: zoals bekend MOETEN leerlingen starten in het gewoon
onderwijs en kunnen ze pas overgaan naar het basisaanbod als gebleken is dat
ze het gewone programma niet aankunnen ....
We merken wel in Duitsland waar
sinds september 2014 een analoog M-decreet geldt - ouders dit betwist hebben
voor de rechter en vaak gelijk kregen. Zij eisten het recht op om zelf te
beslissen dat hun kind naar het buitengewoon onderwijs ging. Het is best
mogelijk dat ook in Vlaanderen ouders naar de rechter zullen stappen.
-
Geysen:
liefst geen overgang naar basisaanbod in loop van schooljaar
Tine Geysen: Een eerste verwijzing naar het type
basisaanbod in de loop van het schooljaar kan, al moet steeds goed overwogen
worden of dit wel wenselijk is. Commentaar: een kind kan uiteraard pas
verwezen worden als aangetoond wordt dat het kind weinig kan opsteken in b.v.
het eerste leerjaar. Voor een aantal leerlingen waarvan men al in de
kleuterschool weet dat het gewoon onderwijs moeilijk haalbaar is, zal uiteraard
al heel vlug blijken dat het gewoon
volgen van het eerste leerjaar niet
wenselijk is. Bij zon afweging na 1 of een paar maanden speelt vooral ook mee
dat men denkt dat dit kind ook in de erop volgende maanden weinig zal opsteken
in dit eerste leerjaar en dat het verder volgen van dit leerjaar geenszins
zinvol is.
Geysen poneert echter dat men er gelijk hoe moet
naar streven dat zon kind toch het
volledige schooljaar in het eerste leerjaar blijft. Geysen dringt er op aan dat
een overstap naar het basisaanbod pas op
het einde van leerjaar plaatsvindt. Ze
poneert: Het streefdoel is om een overstap naar buitengewoon onderwijs te
laten ingaan op 1 september. Commentaar: waar haalt Geysen die eigenzinnige
interpretatie vandaan?
Noot: Scholen die
gedurende de eerste maanden van b.v. het eerst leerjaar veel energie
geïnvesteerd hebben in zon probleemleerling en hem vóór 1 februari laten
vertrekken, zullen al die inspanningen gratis geleverd hebben. Dit lijkt ons
totaal onverantwoord.
2.Attest geldt wel voor (maximaal) 2 schooljaren,
maar in de praktijk zal leerling volgens Geysen geen 2 jaar in basisaanbod
mogen blijven, maar b.v. slechts 1,5 jaar
Vanuit haar interpretatie spoort ze de CLB-mensen ook aan om een ander voorschrift eigenzinnig te
interpreteren. Ze schrijft: Een inschrijving in het type basisaanbod is
maximum twee schooljaren geldig. Aan het einde van deze periode volgt een
evaluatie door de klassenraad en het CLB. Leerlingen die in januari 2016
instromen in type basisonderwijs, krijgen dus ( ten laatste) een evaluatie in
juni 2017. Er zijn uiteraard ook nog
leerlingen die in februari instromen.
Na hoogstens anderhalf jaar
basisaanbod zal dus opnieuw al een overweging moeten, gebeuren. Dit lijkt ons
te vroeg en niet zinvol. Een leerling
eerste leerjaar waarvan men al van bij de start weet dat hij weinig kan
opsteken in een eerste leerjaar, laat men dus volgens Geysen het best nog het
volledige schooljaar zijn broek verslijten in het eerste leerjaar. Maar al na
hoogstens anderhalf jaar basisaanbod moet al dringend overwogen worden of een
leerling niet terug moet naar het gewoon onderwijs. (Nog dit: Als die leerling
pas in de maand februari in het basisaanbod gestart is, riskeert het
buitengewoon onderwijs dat ze maar 1 jaar subsidie ontvangen zullen
hebben.)
Vraag 2.Welke
redelijke aanpassingen mag men van scholen verwachten? Wat met individueel
aangepast curriculum?
(1)In het M-decreet vinden we merkwaardig genoeg geen
antwoord op die vragen - net zoals het vaag M-decreet niets zegt over de inhoud
van het zgn. basisaanbod. (Volgens minister Crevits was het ook niet
wenselijk dat het M-decreet zich zou
uitspreken over de inhoudelijke invulling van het basisaanbod. Raar maar
waar).
Geysen schrijft: Een eenvoudig antwoord is er niet, om twee
redenen. (1) Over aanpassingen kan jet het niet in algemene termen hebben. Een
aanpassing is altijd een antwoord op de onderwijsnood van deze leerling, in
deze klas, in deze school. (2) een maatregel die op school A heel vlot verweven
is in de dagelijkse praktijk, kan voor school B erg lastig zijn om uit te
voeren. Het is dus mogelijk om lijstjes te maken met nette kolommen van
redelijk en onredelijke maatregelen waar men altijd en overal kan op
terugvallen. Geysen concretiseert die
stellige uitspraak niet en ze is daar blijkbaar ook niet toe in staat. Het
opmaken van zon nette lijstjes is uiteraard niet mogelijk!
Geysen: Er zijn wel een aantal richtlijnen om te bekijken
of een maatregel/aanpassing die nodig is voor een leerling ook haalbaar, dus
redelijk of proportioneel, is binnen de school.
-Een te dure aanpassing kan als onredelijk worden beschouwd.
-De aanpassing mag de klas- of schoolorganisatie niet overmatig
belasten. -De impact van de aanpassing op de omgeving en op de andere leerlingen
wordt zo klein mogelijk gehouden.
(Commentaar: het kan toch ook zijn dat bij ernstige gedragsproblemen en
storend gedrag het leren van de andere
leerlingen in het gedrang komt.)
-
Een aanpassing wordt sneller als redelijk beschouwd wanneer gelijkwaardige
alternatieven ontbreken. Commentaar: we vragen ons ernstig af wat Geysen hier bedoelt.
Geysen stelt verder dat alle partijen moeten betrokken
worden bij de vraag of redelijke aanpassingen nodig zijn: leerling, ouders,
school en CLB. Dit maakt het uiteraard
heel omslachtig. De finale beslissing rond het onredelijk zijn van bepaalde
aanpassingen ligt bij de klassenraad, maar het CLB heeft de
eindverantwoordelijkheid om een verslag op te maken. Commentaar: het is dus mogelijk dat het CLB in dit
verslag schrijft dat de school de aanpassing onredelijk vindt, maar dat het CLB
vindt van niet. En dan krijgen de ouders/leerlingen zon verslag in handen. Dat
kan tot heel wat betwistingen en rechtspraak leiden
(2)Individueel aangepast curriculum
Geysen
voegt er ook nog volgende verregaande uitspraak aan toe: Een beslissing van de
school dat aanpassingen onredelijk zijn, betekent echter niet automatisch dat
het CLB een verslag aflevert. Na het afleveren van een verslag kan er een vraag
komen om de leerling studievooruitgang te laten maken op basis van een
individueel aangepast curriculum. Hier neemt de school de finale beslissing.
Kan de vraag ook komen van het CLB? Wat houdt een individueel curriculum in? (Tussendoor: Mieke Van Hecke suste vorig jaar
nog de leerkrachten en scholen met de stelling dat inclusie enkel mogelijk was
voor leerlingen die het gewone programma kunnen volgen.)
Uit dit alles blijkt vooreerst dat het M-decreet heel vaag
is en tot allerlei interpretaties aanleiding zal geven. Ten tweede blijkt dat alles hopeloos
gecompliceerd is en aanleiding zal geven tot heel veel planlast voor de
leerkrachten en directies en voor de CLB. Ten derde blijkt dat het optreden en
de verantwoordelijkheid van de CLB ook heel vaag blijft en tot allerhande
uiteenlopende praktijken aanleiding zal geven.
Bijlage over commissievergadering van 12 februari
Tijdens de bijeenkomst van de commissie onderwijs van 12
februari bleek dat er volgens een aantal commissieleden nog veel
onduidelijkheid bleef omtrent de interpretatie van het M-decreet: bij de
scholen, het CLB, de begeleidingsdiensten.
We brachten hierover al verslag uit.
Minister Crevits antwoordde eerder ontwijkend, maar gaf ook een en ander
toe: Er moet wel nog een goede
taakafspraak zijn over wat het CLB doet, hoe de inspectie ermee omgaat, hoe de
pedagogische begeleidingsdiensten en de CLBs samenwerken enzovoort. Er is snel
ongerustheid bij de CLBs e.d. Dat heb
ik ook al gemerkt. Ja, maar ze moeten ook zelf actie durven ondernemen. Ik
vindt overigens dat de CLBs ter zake een schitterende taak krijgen. Ze moeten
tonen dat ze dat willen doen. En morgen wordt het formulier (voor CLB-advies) definitief
vastgesteld. Ik voel dat er nog heel wat zaken zijn waarvan men denkt dat er
een nieuw besluit of reglement zal komen.
Ze voegde er nog aan toe dat de overheid wel niet zal bepalen hoe het
basisaanbod-type inhoudelijk ingevuld moet worden. Raar maar waar!
|