Over de al dan niet zinvolheid van zittenblijven & de
onbetrouwbare wetenschappelijke studies
Bij de Noorderburen was de thematiek van het zittenblijven de voorbije
week vrij actueel. En dit naar aanleiding van een CPB-rapport. De voorbije jaren was er ook in Vlaanderen veel discussie over de al dan
niet zinvolheid van zittenblijven. Vanaf
1 september 2014 voerde de Vlaamse Regering ook
verordeningen in om het zittenblijven moeilijker te maken (zie verder) en dit met een verwijzing naar een rapport van
2012 waarin door Leuvense onderzoekers het zittenblijven als zinloos werd
voorgesteld. Met Onderwijskrant besteedden we
recentelijk een kritisch en gestoffeerd themanummer aan deze thematiek
nummer 171 (zie www.onderwijskrant.be). Hierin
weerlegden we de stellige uitspraken van de Leuvense onderzoekers. We
wezen tegelijk op de grove fouten in hun
eigen onderzoek. Dit alles is de
aanleiding voor deze blog waarin we
enkel kritisch ingaan op de zgn. wetenschappelijke studies. Voor argumenten pro
behoud van het zittenblijven verwijzen we naar ons themanummer.
Volgens een reviewstudie van onderzoekers van de KU Leuven (Goos, De Fraine
) was slechts een 0,5% van de 7.000
verzamelde studies over zittenblijven (37)echt
betrouwbaar. Tot die 0,5%
rekenden de onderzoekers wel hun eigen studie over zittenblijven in het eerste leerjaar (2011). Wij toonden in Onderwijskrant nr. 171 echter uitvoerig aan dat deze studie enorme
methodologische -en interpretatiefouten vertoont. Zo bekende De Fraine onlangs
zelfs dat men in die studie enkel de twijfelgevallen had bekeken en niet de duidelijke gevallen van
zittenblijven. De Fraine en Co gaven nu
ook toe dat er grove fouten gemaakt
werken bij het samenstellen van de
vergelijkingsgroepen en dat dit overigens een vrij moeilijke zaak is. Ze bekenden ook: In ons
OBPWO-rapport van 2012 staat inderdaad de aanbeveling om het zittenblijven in
het basisonderwijs af te schaffen. Die drastische aanbeveling zouden we vandaag
- met wat we nu weten- niet meer doen.
En in Pedagogische Studiën (nr. 5, 2013) bekennen de
Leuvenaars: Vanuit onze onderzoeksresultaten kunnen dan ook weinig
concrete adviezen geformuleerd worden voor de praktijk. Het is/was ook niet correct om uitsluitend op basis van
de bevinding dat gemiddeld genomen zittenblijvers beter zouden presteren
moesten ze toch zijn overgegaan te besluiten dat zittenblijven een slechte
onderwijspraktijk is
. De beslissing omtrent het al dan niet overdoen moet voor elk kind een weloverwogen,
doordachte beslissing zijn. Zon beslissing is erg complex. We lezen verder: Onze recentere studie over zittenblijven in het derde jaar
kleuteronderwijs relativeert ons vroeger
onderzoek in die zin dat zittenblijven niet als een eenduidig goede of slechte
maatregel gezien kan worden.
Onze
(recentere) bevindingen geven aan dat
zittenblijven in de derde kleuterklas doorgaans wel een goed idee is voor
kinderen waarbij men zeer grote twijfels heeft of ze het eerste leerjaar wel
zullen aankunnen.
In de blogbijdrage De
pedagogische verantwoordelijkheid van onderzoekers: zittenblijven als casus
stellen ook Gijs Verbeek en Hartger Wassink kritische vragen bij de zgn.
wetenschappelijke studies over zittenblijven( zie: Blogcollectief onderzoek
onderwijs van 21 december 2014.) We
lezen o.a. : In de reviewstudie van Goos en andere Leuvense onderzoekers over
zittenblijven wordt gerapporteerd dat van de 7000 verzamelde studies, slechts
37 voldoende methodologisch solide geacht werden om mee te nemen in hun review.
Dan hebben we het voor de goede orde over een half procent van het onderzoek!
In de eerste plaats heeft dit natuurlijk gevolgen voor de conclusies uit 99,5%
van het onderzoek naar zittenblijven. (NvdR: in 99,5% werden dus ook de
beleidsmensen en praktijkmensen misleid, want de onderzoekers stelden hun
conclusies steeds als wetenschappelijk verantwoord voor.) Ten tweede: als
wetenschappers zelf al zo kritisch zijn omtrent de waarde van onderzoek van
collegas, hoe kunnen zij dan van minder geletterde leraren in de praktijk
verwachten dat zij het kaf van het koren kunnen scheiden? De vraag dienst zich
dan ook aan welke praktische waarde al dit onderzoek heeft.
Zelf toonden we in Onderwijskrant nr. 171 uitvoerig aan
samen met de Brusselse prof. Wim Van
den Broeck - dat ook het Leuvens onderzoek over zittenblijven in het eerste
leerjaar dat volgens de Leuvenaars behoort tot de wetenschappelijk valide
0,5% - absoluut niet valide en
betrouwbaar is en tal van methodologische - en interpretatiefouten
vertoont.
Gijs Verbeek en Hartger Wassink schrijven verder: Een ander opmerkelijk feit is bijvoorbeeld
dat het artikel Zittenblijven en het effect op cognitieve ontwikkeling
(Vandecandelaere en andere Leuvense onderzoekers) uit dit themanummer bekroond
werd als beste onderzoeksartikel uit Pedagogische Studiën van 2013. In het
artikel wordt gesteld dat zittenblijvers hun achterstand in wiskundevaardigheid
niet inlopen en zelfs, als ze gewoon waren overgegaan, uiteindelijk hoger
zouden hebben gescoord. Ondanks deze duidelijke indicatoren wordt in het
artikel expliciet gesteld dat er voor de praktijk geen conclusies te trekken
zijn, omdat zittenblijven een complex vraagstuk is dat vraagt om een
weloverwogen, doordachte beslissing.
De Leuvense onderzoekers hebben in 2011, 2012 en 2013
herhaaldelijk en ongenuanceerd geponeerd dat ze wel stellige conclusies uit hun
onderzoek konden trekken en dat
zittenblijven zinloos was. Zie
o.a. Juchtmans, G., Goos, M.,
Vandenbroucke, A. en De Fraine, B., Zittenblijven in vraag gesteld. Een
verkennende studie naar nieuwe praktijken in Vlaanderen vanuit internationaal
perspectief, HIVA/KULeuven, eindrapport OBWPO, 2012. Pas vanaf eind 2013 (in Ped. Studiën, nr. 5)
krabbelden de onderzoekers terug en bekenden ze ook dat ze zich vergaloppeerd
hadden. Maar intussen was het kwaad al
geschiedt. De kwakkel over de zinloosheid van het zittenblijven zal nog een
heel lang leven leiden.
Het is ook die kwakkel die het onderwijsbeleid inzake zittenblijven al in sterke mate
beïnvloedde. Recentelijk stelde de Vlaamse Regering een paar decreten in die
zin bij - en dit met een uitdrukkelijke verwijzing naar de uitspraken van de
Leuvense onderzoekers. Ze willen met
deze nieuwe verordeningen het laten overzitten moeilijker maken en afraden. Het decreet rechtspositie van de leerlingen
in het basis- en secundair onderwijs ingevoerd vanaf 1 september 2014 stelt: Zittenblijven is een uitzondering op het principe van het
ononderbroken leerproces. Vanaf 1/9/2014
moeten de scholen de beslissing omtrent zittenblijven nemen na overleg met het CLB en moeten ze de
beslissing schriftelijk motiveren en mondeling toelichten aan de ouders. Ook
moet de school voortaan meegeven welke bijzondere aandachtspunten er voor deze
leerling in het daaropvolgende schooljaar zijn. De wijziging wordt
gemotiveerd als volgt: *Uit Vlaams
onderzoek blijkt dat zittenblijven minder gunstige effecten blijkt te hebben
dan Vlaamse leerkrachten, directies en ouders doorgaans denken. *Zittenblijven
is zowel voor ouders als voor de leerling een ingrijpende beslissing, die ook
een budgettaire en maatschappelijke kost heeft. De schuldbekentenissen
van de Leuvense onderzoekers kwamen dus te laat. We hebben ook de indruk dat de
publicaties over zittenblijven van de Leuvenaars de conclusie in het Nederlands rapport van het Centraal
PlanBureau beïnvloed hebben.
Besluit
We wilden met deze bijdrage vooral aantonen dat de vele
studies over het effect van het zittenblijven veel methodologische fouten
vertonen en veelal leidden tot voorbarige en/of foute conclusies. Meteen komen
ook de beperkingen van dit soort empirisch/positief-wetenschappelijk onderzoek
aan de oppervlakte. In Onderwijskrant nr. 171 betreuren we ook dat de
onderzoekers zelden peilen naar de ervaringswijsheid van de praktijkmensen en
van de leerlingen die ooit zelf een jaar hebben overgezeten.
|