Recente berichten over M-decreet & Koppen-reportage (dec. 2014)
1. Reportage over M-decreet in Koppen 4 december & dubieuze interpretatie
De enquête van Koppen peilde naar de perceptie van leerkrachten over het
M-decreet en inclusief onderwijs. Ze werd afgenomen bij 900 leerkrachten van
gewoon basis- en secundair onderwijs.
De enquête en de uitzending werd opgesteld door twee vurige aanhangers van
inclusief onderwijs. Inge Wagemakers van de UA en VRT-reporter Luk Dewulf. Uit de enquête bleek dat slechts 1,3% van de
leerkrachten vindt dat inclusief onderwijs best haalbaar is. 82,4% vindt inclusief onderwijs niet haalbaar
en 86% stellen dat ze ook niet voorbereid zijn. Uit de enquête bleek ook dat
heel weinig leerkrachten wisten wat het wollig M-decreet precies inhoudt en 86 % zijn weinig
geïnformeerd. We vermoeden dat zelfs 100% niet echt weet hoe we het rekbare
decreet moeten interpreteren en uitvoeren. Zelfs de opstellers en beleidsmakers
weten dat niet al te best. De opstelling van de leerkrachten is ook een
bevestiging van een peiling over inclusief onderwijs van Onderwijskrant bij
leerkrachten lager onderwijs in
februari 2007. Analoge resultaten werden
vorig jaar ook gevonden in een enquête bij Duitse leerkrachten net voor de
invoering van een inclusie-decreet dat sterk gelijkt op het Vlaams M-decreet.
Dat alles wijst er op dat de nakende invoering van het M-decreet een
hachelijke zaak wordt. De Brusselse prof. Wim
Van den Broeck reageerde (twitterde) dan ook terecht: 82% van de leerkrachten ziet M-decreet niet
zitten. Dit betekent dat het bij het M-decreet gaat om een ideologisch beleid
dat ver af staat van de werkelijkheid. De Gentse
prof. Wouter Duyck reageerde ook zo: M-decreet is een uiting van naïef
egalitarisme waardoor kwetsbare kinderen met bijzondere noden gedifferentieerde
hulp zullen missen.
Maar de inclusie-hardliners trekken uit de enquête en Koppen-reportage totaal
andere conclusies. In de aankondiging van de reportage proclameerden de samenstellers Wagemakers en Dewulf enthousiast dat uit de reportage vooral blijkt
dat inclusie wel degelijk haalbaar is: In
de reportage leren we ook Wout kennen. Wout is 14 jaar, heeft het Syndroom van
Down en volgt al heel zijn schoolcarrière een inclusie-traject. Het kan dus.
Met de nodige ondersteuning kan Wout gewoon de lessen volgen en leert hij veel
bij. De dag na de uitzending beweerde Wagemakers in het radioprogramma De
Ochtend dat voldoende bewezen was dat kinderen met een beperking het meest
leren in een gewone, inclusieve klas.
Niets is minder waar (zie bijdrage.) Ook uit de suggestieve en foute titel van de
reportage Bang voor beperking (in plaats van Inclusie niet haalbaar)
blijkt de vooringenomenheid van de programmamakers. De vooringenomenheid was enorm eenzelfde
VRT-vooringenomenheid die we de voorbije
jaren vaststelden in Panorama-uitzendingen over de hervorming van het secundair
onderwijs en het onderwijsparadijs Finland.
We treffen eenzelfde
partijdigheid aan in de commentaren bij de enquête zoals b.v. op de website van
Klasse, waar enkel
inclusie-hardliners als Annet De Vroey
en Elke Struyf aan het woord komen. Alhoewel
slechts 1,3% van de leraars inclusief onderwijs echt haalbaar vindt, zou uit de
enquête tegelijk en vooral blijken dat de meerderheid van de leraren toch wel achter
inclusief onderwijs staat (45,4% eerder positief.) Annet De Vroey, lector
KHLeuven, wijt in Klasse de tegenstand van de leraren vooral aan de
onbekendheid en gebrek aan ondersteuning:
Ervaringen delen helpt scholen al
heel wat op weg. Zij weerlegt tegelijk de getuigenissen van de vele ouders
die stellen dat hun kind beter af is/was in het buitengewoon onderwijs: Je hoort wel genoeg voorbeelden van
leerlingen die in het gewone onderwijs niet gelukkig waren en die open bloeiden
na hun overstap naar het buitengewoon onderwijs. Maar dat komt net door de vaak
gebrekkige ondersteuning voor die leerlingen in het gewoon onderwijs. Net daar
moet verbetering in komen. Inclusie-hardliners vaak ook docenten hoger
onderwijs beschouwen de ervaringswijsheid en opvattingen van de vele ouders en leerkrachten als quantité
négligeable.
Volgens Elke Struyf, docente UA, gaat het niet
zozeer om ondersteuning in klas en kleinere klassen, maar vooral om een andere
ingesteldheid. Struyf: Onze maatschappij is veranderd. We moeten
ons onderwijs daaraan aanpassen. Struyf
schrijft ook suggestief dat de
voorbije jaren het aantal leerlingen in het buitengewoon onderwijs toenam. Ze
verzwijgt dat dit vooral het gevolg is van de sterke toename van het aantal
allochtone leerlingen. Ook in Finland nam daardoor het aantal leerlingen in aparte
klassen gevoelig toe, tot 8,5% in 2012.
Ook minister Crevits, Kathleen Helsen
(voorzitster commissie onderwijs) en andere inclusie-voorstanders ...
relativeren de vaststelling dat slechts 1,3% inclusief onderwijs echt haalbaar
vindt, met de stelling dat er nu toch al
veel leerlingen geïncludeerd zijn en dat uit de Koppen-enquête bleek dat toch
45% eerder positief staat ten aanzien van inclusie. Het gaat hier echter om
vrij vage en dubbelzinnige vragen waardoor men weinig kan afleiden uit de
antwoorden. We staan even stil bij beide beweringen.
Inge Wagemakers wist bij de
opstelling van de enquête heel goed dat de leerkrachten en directies geen principiële
bezwaren hebben tegen de inclusie van leerlingen die grotendeels de lessen en
de leerplannen kunnen volgen en geïntegreerd kunnen worden in het gewone
lesgebeuren (=GON-inclusie= integratie) en dat ze hierbij ook beperkte
afwijkingen van het gewone programma, de wijze van examineren e.d. toestaan.
Dat is overigens nu al voor heel wat
leerlingen het geval. Van de 900
ondervraagde leerkrachten had 64% (574) minstens al een leerling met een
beperking in de klas. Bij leerkrachten uit het basisonderwijs en uit het bso
zal dit nog meer het geval zijn. Voor de integratie van leerlingen is
geen nieuw decreet nodig; het ontbreekt enkel aan een effectieve ondersteuning
via GON e.d. Dit was ook het standpunt
van leraar Van Kerchoven tijdens het
M-decreet-debat op De Zevende Dag (7 december).
Praktisch alle leraren hebben wel grote problemen met leerlingen die bij
inclusie grotendeels een individueel programma moeten krijgen (= geen
integratie in gewone lesgebeuren); en
uiteraard ook met de inclusie van leerlingen die door hun grote
gedragsproblemen het samen les volgen erg bemoeilijken. De leerkrachten vinden
LAT-inclusie (= interne exclusie binnen leer-en klasgebueren) niet wenselijk en
haalbaar. Het wollige M-decreet zelf
wekt op bepaalde plaatsen de indruk dat het enkel gaat om leerlingen die echt
geïntegreerd kunnen worden. Maar in de interpretaties van inclusie-propagandisten
en in de M-decreet-brochure in Klasse
van november j.l. gaat het om de inclusie van alle soorten leerlingen. In de
brochure b.v. wordt als illustratie van een geslaagde inclusie precies een meisje opgevoerd dat voor
rekenen, taal ... een totaal individueel programma volgt, van LAT-inclusie dus.
Om de leerkrachten te sussen pakten een aantal
beleidsverantwoordelijken uit met deze
stelling dat het enkel om integratie- of GON-leerlingen ging. Ook Mieke Van Hecke, ex-directeur-generaal
van het katholieke onderwijsnet, poneerde in september 2013 in Brandpunt dat het enkel om leerlingen
ging die grotendeels de gewone lessen kunnen volgen. Er is heel wat discussie
omtrent de interpretatie van het M-decreet en de leerkrachten weten dus niet precies
wat hen te wachten staat. Zo gaan een aantal leraren er nog vanuit dat het gaat
om leerlingen die echt geïntegreerd kunnen worden.
Onderzoeker Wagemakers wist dus wel dat ze bij de bevraging van perceptie
van de de leerkrachten een onderscheid moest maken tussen die twee soorten
inclusieleerlingen, maar ze zaaide liever verwarring. Als 45% van de
leerkrachten stelt dat ze eerder positief staan ten aanzien van inclusie dan
gaat het vooral om de inclusie van leerlingen die mits een aanpassing en
eventueel beperkte afwijking van het programma
geïntegreerd kunnen worden. Indien men de leerkrachten, gevraagd had wat
ze dachten van de inclusie van leerlingen die grotendeels een apart programma
moeten krijgen (= LAT-inclusie), dan zouden veel minder leerkrachten eerder
positief geantwoord hebben. In dezelfde context is de vraag Bent u bereid om een kind met een beperking
van het gemeenschappelijk curriculum te laten afwijken? vrij vaag en
dubbelzinnig. Het gaat om de vraag in welke mate het kind het programma niet kan volgen. Bij de
kinderen die momenteel geïntegreerd worden gaat het meestal om beperkte
afwijkingen. Men kan dus uit het antoord op die vraag weinig afleiden.
We voegen er nog enkele enquête-items aan toe.
*Het M-decreet gaat vanaf volgend schooljaar in werking. Meer kinderen met
specifieke onderwijsbehoeften zullen in gewone scholen terechtkomen. Bent u voldoende
geïnformeerd?
Nee 87,44%. Commentaar: de preciese draagwijdte en gevolgen blijven nog
voor iedereen een groot vraagteken.
*Bent u voorbereid? Nee 85,78% *Is uw school voorbereid? nee 73,56%*Wat zijn volgens u voorwaarden om kinderen met een beperking te laten
deelnemen in uw klas?
*klasgrootte aanpassen naar gelang de populatie in de klas 703 antw.
78% *extra assistentie in de klas 567 - 63%
*extra opleiding voor de leerkracht 550 - 61% *samenwerking met de ouders 266 - 30% *samenwerking
met experts buitengewoon onderwijs 465 52%
*samenwerking met therapeuten 237 26% *ingebed zijn in een sterk
schoolteam 195 22% *een goed zorgbeleid
op school 393 44% 9.geen voorwaarden 40% .
2 Debat in
Vlaams Parlement 10 december
De eerste vraag
is er een van Kathleen Krekels (N-VA) aan Hilde Crevits over de ongerustheid
van de leerkrachten over de start van het inclusief onderwijs, de uitrol van
het M-decreet. Krekels was voorheen zelf
zorgcoördinator en begrijpt de grote bezorgdheid van de leerkrachten: Meer dan 80% van de leerkrachten zijn bang
dat ze niet voor elk kind kunnen betekenen, wat ze zouden moeten betekenen. Ook
zijn veel leerkrachten bang dat hun school daar niet klaar voor is.
Minister Crevits
beklemtoont dat het buitengewoon onderwijs ook zal blijven bestaan. Ze legt
verder uit dat het decreet tot doel heeft elk kind het best mogelijke onderwijs
te geven. 'Het CLB krijgt hierbij heel veel vrijheid, en kan beoordelen waar de
plaats van elk kind is.' Het 'M-decreet zal geen aardverschuiving betekenen.
Het vraagt een aanpak op maat van de school en het kind.' Commentaar: Crevits minimaliseert de grote bezorgdheid en de onwetendheid over de precieze interpretatie en
uitvoering van het wollig M-decreet. Dat het CLB volgens Crevits heel veel
vrijheid krijgt bij de interpretatie van het M-decreet en bij de advisering,
kan ons enkel maar verontrusten. Het verbaast ons ook dat het CLB de voorbije
jaren weinig of geen kritiek formuleerden i.v.m. de plannen voor inclusief
onderwijs. Zij weten nochtans maar al te best dat de scholen en leerkrachten
dat niet zien zitten en dat er nu al te
weinig ondesteuning is voor de vele GON-leerlingen. We krijgen de indruk dat de CLB-centra
blijkbaar de meing toegedaan zijn dat
door de invoering van inclusief onderwijs ze weer meer als onmisbaar en
belangrijk zullen ervaren worden.
Krekels begrijpt
ongerustheid leerkrachten. Krekels was zelf Zorgcoordinator voor ze in de
politiek stapte. Ze begrijpt de ongerustheid van de leerkrachten en spreekt
haar hoop uit dat de nieuwe maatregelen ook tot in de klas geraken.
Krekels: 'Wat
zijn de extra maatregelen om de ongerustheid bij de leerkachten weg te
nemen?'
Jo De Ro (Open
VLD): 'Ik hoop dat er voor nieuwjaar nieuwe en betere ondersteuning komt dan nu
het geval is.' 'Ik vrees dat het M-decreet een lege doos wordt', vreest
Elisabeth Meuleman (Groen). 'Hier staan te weinig middelen tegenover.' Caroline
Gennez (Sp.a) 'Hoe gaan we het M-decreet in de praktijk brengen?' Hoe kan die
omkadering tot stand komen als er zo veel bespaard moet worden?, vraagt
Caroline Gennez (SP.A).
Crevits stelt dat
zorgvuldig opgevolgd zal worden hoe het decreet uitgerold zal worden. 'Dit is
een pad van geleidelijkheid', stelt ze.
3. Debat over M-decreet op 7 december in Zevende Dag :
verslag en commentaar
Joris Van Beckhoven,
leerkracht bso en Jan De Ceulaer, directeur blo-school Heverlee, verwoordden in
de beperkte tijd vrij goed een aantal grote zorgen van de scholen en leerkrachten. De kern en de
conclusie van hun betoog kwam er vooral op neer dat er eigenlijk geen M-decreet
nodig is omdat nu al kinderen met een beperking die grotendeels de gewone
lessen kunnen volgen (=GON-inclusie) al veel kans krijgen om gewoon
onderwijs te volgen. Jammer genoeg verloopt die integratie vaak
nogal moeizaam omdat de scholen/leerkrachten daar veelal geen of al te weinig
ondersteuning bij krijgen. Een paar uren GON gedurende een paar jaar volstaat
b.v. geenszins.
Leraar Van
Beckhoven: Er is nu toch al veel inclusie, er zitten nu al veel leerlingen met
een beperking in het gewoon onderwijs. In
de B-klas en in beroepssecundair onderwijs zelfs heel veel ook veel
leerlingen die via het type 8 in het bso terecht komen. In mijn bso-klas zitten
er al 12 leerlingen met uiteenlopende beperkingen. Een leerkracht kan dit nu al
absoluut niet aan, maar we wachten al 10 jaar tevergeefs op de nodige
ondersteuning vanwege het ministerie. Zon situatie is ook nadelig voor de
gewone leerlingen die daardoor te weinig aandacht krijgen. Er zou vooral
ondersteuning moeten komen binnen de klas zodat die zorgleerlingen b.v. ook
eens apart en extra begeleid kunnen worden. Als de taaklast straks met het
M-decreet nog groter wordt, dan wordt dat voor de leerkrachten een onmogelijke opdracht en is dit nadelig
voor alle leerlingen. Laat ons i.p.v.
een nieuw M-decreet voorrang verlenen aan een passende opvang van de leerlingen
met een beperking die nu al het secundair en het basisonderwijs bevolken. We hebben nu dus geen nood aan een M-decreet,
maar aan extra ondersteuning voor de vele leerlingen met een beperking die nu
al het gewoon onderwijs bevolken."
De directeur van
de blo-school vertolkte grotendeels een zelfde standpunt. Er is ook volgens hem
momenteel al te weinig ondersteuning voor de opvang van probleemleerlingen in
gewone klassen en ook samenwerkingsverbanden tussen buitengewoon en gewoon onderwijs zoals in Heverlee worden
niet ondersteund. Het ziet er ook niet naar uit dat die steun er zal komen. De
directeur van de BLO-school stelt ook terecht dat veel kinderen met een
beperking nood hebben aan onderwijs samen met gelijkgezinden en op hun niveau
en dus beter buitengewoon onderwijs volgen.
De standpunten
van de leerkracht en de directeur sluiten volledig aan bij het standpunt dat we
met en in Onderwijskrant al decennia verdedigen. Leerlingen met een beperking
die grotendeels de gewone lessen kunnen volgen, horen in principe thuis in het
gewoon onderwijs. Maar dan moeten de scholen en leerkrachten daarvoor de nodige
ondersteuning krijgen. De huidige beperkte steun zoals een paar GON-uren
gedurende een paar jaar volstaat geenszins. De aanpassingskosten zijn vaak
ook hoog: b.v. voor motorisch gehandicapten: de toegang tot de klassen, de
labos op de eerste of tweede verdieping, enz.
Aangezien de beleidsmakers de voorbije 10 jaar niet bereid waren te
zorgen voor een degelijke ondersteuning van de huidige inclusieleerleerlingen, kunnen we besluiten
dat volgens de politici de integratie (inclusie) van GON- leerlingen al financieel
niet haalbaar is.
Kathleen Helsen
(CD&V en voorzitster commissie onderwijs).
We hebben in het parlement samen met alle politieke partijen het
M-decreet uitgewerkt. Het moest vanwege de Verenigde Naties die vonden dat er
in Vlaanderen te weinig inclusief onderwijs was. Het decreet gaat zowel om de
rechten van de ouders als om deze van de school. Er is vooral veel overleg
nodig tussen de school, de ouders en het CLB om telkens uit te maken welke
onderwijsvorm de beste is voor dat kind. De school moet bereid zijn tot
redelijke aanpassingen. Helsen verwacht dus alle heil van overleg, maar
verzwijgt dat de scholen maar een leerling mogen verwijzen naar het
buitengewoon onderwijs nadat ze gedurende lange tijd van alles geprobeerd
hebben om die leerling op school te houden.
Op de vraag welke aanpassingen redelijk zijn antwoordde Helsen dat het
decreet dat met opzet niet heeft vastgelegd. Zij gaf wel twee voorbeelden van
aanpassingen: een hogere stoel en mondelinge toelichting bij examens (!)
Helsen gaf
tussendoor ook toe dat er nu al heel wat inclusie is, dat er nu al 15.000 van de 65.000 leerlingen die in
principe recht hebben op buitengewoon onderwijs, les volgen in een gewone klas.
Zij verzweeg dat het hier bijna uitsluitend gaat om leerlingen die geïntegreerd
kunnen worden in het gewone leerproces. Met de stelling dat er nu al 15.000
geïncludeerd zijn, wilde ze vooral suggereren dat inclusie dus blijkbaar best
haalbaar is - ook voor een veel groter
aantal leerlingen.
Mevrouw Leroi,
moeder van Wout, een jongen met het syndroom van Down die nu gestart is in het
beroepssecundair onderwijs, stelde dat men in principe geen enkel kind mocht
uitsluiten. Ze was het dus niet eens met de stelling dat heel wat leerlingen er
vaak het meest baat bij hebben onderwijs te volgen met gelijkgezinden en op hun
niveau. Mevrouw Helsen reageerde hier niet op en gaat er dus ook blijkbaar van
uit dat leerlingen die het merendeel van de gewone lessen niet kunnen volgen
(=LAT-inclusie) toch op hun plaats kunnen zijn in een gewone klas. In het
verleden waren er beleidsmakers, Mieke Van Hecke (VSKO) die het M-decreet
beperkter voorstelden en poneerden dat het uitsluitend ging om leerlingen die
geïntegreerd konden worden binnen de gewone lessen.
De school moet
volgens moeder Leroi wel zoals in het geval van haar zoontje een beroep kunnen
doen op een breed team: op therapeuten, een coach, de ouders
Het is volgens
haar voor die inclusiekinderen ook absoluut niet nodig dat ze de eindtermen
kunnen halen en de meeste lessen kunnen volgen.
Ze vond ook wel dat er momenteel al te weinig ondersteuning is; in de
kleuterschool hebben deze kinderen overigens ook geen recht op
extra-ondersteuning.
Commentaar: voor
mevrouw Leroi is het M-decreet er dus vooral nodig om alle leerlingen te kunnen includeren in het gewoon onderwijs,
ook al gaat het om LAT-inclusie (=Learning Apart Together, interne exclusie).
Voor de leerkrachten betekent LAT-inclusie een te grote belasting voor de
leerkracht en zij verwachten ook niet dat ze voor die leerlingen plots veel
extra assistentie en ondersteuning zullen krijgen. Een vrij beperkt aantal
leerlingen krijgt momenteel uiteraard veel assistentie via een Persoonlijk
Assistentie Budget, maar dat zijn er al bij al niet zoveel. Het ministerie is
ook niet bereid dit Budget flink uit te breiden.
De moderator
confronteerde mevrouw Helsen ten slotte met de stelling dat 82% van de
leerkrachten de nieuwe vormen van inclusie absoluut niet haalbaar vinden. Vooral kleinere klassen en assistentie
krijgen in klas is voor hen belangrijk.
Hierop antwoordde Helsen dat daaraan tegemoet gekomen wordt: *70 nieuwe
begeleiders zullen vanaf januari bijgeschoold worden voor de begeleiding van de
invoering van het M-decreet. De nascholing die ingericht wordt door de overheid
zou ook in het teken staan van de invoering van inclusief onderwijs. *Aan de
400 pedagogische begeleiders in het Vlaams onderwijs wordt ook gevraagd om nu
voorrang te verlenen aan de begeleiding van de leerkrachten. *Het al dan niet
inrichten van kleinere klassen behoort volgens Helsen tot de bevoegdheid van de
directies.
Leraar Van
Beckhoven repliceerde: "*Voor het inrichten van kleinere klassen is er
geen geld voorzien. *We hebben in de eerste plaats assistentie
(exta-begeleiders nodig in klas ook voor GON-leerlingen).*Voor al die
verschillende soorten handicaps waarmee we in contact kunnen komen in onze klas
kunnen we ons toch moeilijk bijscholen." Mevrouw Leroi sloot zich wel aan
bij de stelling dat het er vooral op aankwam in de klas te ondersteunen.
Besluit: In zon
debat van een 10-tal minuten kan met uiteraard deze complexe thematiek niet
echt uitdiepen. Toch vinden we dat de twee praktijkmensen een aantal grote
zorgen van de scholen en leraars goed hebben geformuleerd. Mevrouw Helsen
negeerde grotendeels de kritiek van de praktijkmensen en formuleerde enkel vage
stellingen en beloftes. We vermoeden dat minister Crevits wijselijk verkoos
niet deel te nemen aan dit debat.
5 Reactie van
docenten voor inclusie op Koppen-enquête
Ook de zgn. docenten voor inclusie reageerden op de
Kopppen-enquête: opiniebijdrage Met de M van minimum minimorum (DS, 8
december). We citeren enkele passages.
Van een decreet
rond inclusief onderwijs verwacht je dat kinderen met een beperking volgend
schooljaar samen naar dezelfde school kunnen als grote zus of broer. En dat die
school daarvoor de gepaste middelen krijgt. Maar die ambities maakt het
M-decreet niet waar.
Door het
VN-verdrag voor gelijke rechten van personen met handicap te ratificeren, engageerden
onze overheden zich om een inclusief onderwijssysteem uit te bouwen. Na 15 jaar
debatteren over leerzorg, zou het M-decreet dat van kracht wordt op 1 september
2015, hierin de eerste stap moeten zijn. De Koppen-reportage Bang voor beperking toonde donderdag de
angst en onzekerheid in het onderwijs rond dit decreet. ... Inclusief onderwijs leer je door het te doen,
maar om er echt een succesverhaal van te maken missen leerkrachten concrete
ondersteuning.
Het decreet plant
inderdaad een aantal hefbomen die hiertoe kunnen leiden. Er is het recht op
redelijke aanpassingen, de onverkorte inschrijving voor kinderen die het
algemeen curriculum kunnen volgen en het handelingsgericht werken dat de focus
op Wat is er mis met dat kind? moet helpen verschuiven naar Wat heeft dat
kind nodig?.
Maar dat betekent
niet dat er een recht is op inclusief onderwijs. Het decreet bevat namelijk ook
maatregelen die inclusief onderwijs kunnen tegenwerken. Van kinderen die een
aangepast curriculum nodig hebben, kunnen scholen toch nog de inschrijving
weigeren, het buitengewoon onderwijs wordt uitgebreid voor kinderen met autisme
en er is geen bijkomende structurele ondersteuning voor scholen die inclusief
(willen) werken. Het decreet plant inderdaad een aantal hefbomen die hiertoe
kunnen leiden. Er is het recht op redelijke aanpassingen, de onverkorte
inschrijving voor kinderen die het algemeen curriculum kunnen volgen en het
handelingsgericht werken dat de focus op Wat is er mis met dat kind? moet
helpen verschuiven naar Wat heeft dat kind nodig? Maar dat betekent niet dat
er een recht is op inclusief onderwijs. Het decreet bevat namelijk ook
maatregelen die inclusief onderwijs kunnen tegenwerken. Van kinderen die een
aangepast curriculum nodig hebben, kunnen scholen toch nog de inschrijving weigeren,
het buitengewoon onderwijs wordt uitgebreid voor kinderen met autisme en er is
geen bijkomende structurele ondersteuning voor scholen die inclusief (willen)
werken.
De enquête in de
reportage, afgenomen bij 900 leerkrachten, was duidelijk: leerkrachten zijn
twee keer minder bereid om leerlingen met een verstandelijke beperking in de
klas te laten deelnemen dan leerlingen met een fysieke, visuele of auditieve
beperking. Opmerkelijk: meer dan 80 procent van de bevraagde leerkrachten vindt
inclusief onderwijs praktisch niet haalbaar. Toch zegt een meerderheid dat het
beter is voor de leerling, de medeleerlingen en de samenleving. (Commentaar: het gaat hier vooral om een
oordeel over GON-inclusie, om leerlingen die geïntegreerd worden in het gewone leerproces mits wat
aanpassing en ondersteuning. De leerkrachten en directies gaan akkoord met
GON-inclusie, maar de meesten gaaan niet akkoord met LAT-inclusie (learning
apart together).
Al jaren worden
in het hoger onderwijs studenten opgeleid vanuit een inclusieve visie op
onderwijs en samenleven. Niet vanuit een blind geloof, maar vanuit
een wetenschappelijke basis en gesteund door onderzoek en praktijk in binnen-
en buitenland. (Commentaar: volgens de overzichtsstudies is geenszins
aangetoond dat (LAT-)inclusie efffectief is . Zie aparte bijdrage in dit
nummer. Inclusief onderwijs en meer bepaald LAT-inclusie (#GON-inclusie) is een
controversiële zaak. Worden de studenten enkel geconfronteerd met het evangelie
van het radicaal inclusief onderwijs? Jammer!)
Bij gebrek aan
structurele ondersteuning worden ondertussen heel wat stagiairs (met succes)
ingezet in het inclusief onderwijs. Scholen stellen die extra ondersteuning
vaak als voorwaarde voor inschrijving, m.a.w. geen stagiair, geen inschrijving.
Omdat het M-decreet evenmin bijkomende of structurele ondersteuning plant,
blijven ouders (en niet de school) belast met de zoektocht naar gepaste
ondersteuning. Dat het recht op inschrijving van bepaalde leerlingen
afhankelijk blijft van het al dan niet vinden van een stagiair, lijkt ons
strijdig met het VN-verdrag én het recht op vrije schoolkeuze.
Het M-decreet is
het decreet van de maximale consensus en het minimum minimorum. Het gaat
voorbij aan alle kinderen die nood hebben aan meer individuele aanpassingen in
het onderwijs (of ze het curriculum nu wel of niet kunnen volgen). Het zet
onvoldoende in op de ondersteuning die nodig is om goed en kwaliteitsvol
onderwijs te bieden aan alle leerlingen en dit zonder achterpoortjes die de
ongelijkheid tussen kinderen in het onderwijs en de samenleving in de hand
werken.
Namens Docenten
voor Inclusie: Elisabeth De Schauwer (UGent), Annet
De Vroey (UC Leuven Limburg), Jo Lebeer (UA), Katja Petry (KU Leuven), Beno Schraepen
(AP Hogeschool), Sander Van Acker (Odisee), Geert Van Buynder (Odisee), An Van
de Putte (UC Leuven-Limburg), Inge Van de Putte (UGent), Mieke Verbeek (AP
Hogeschool), Inge Verhaegen (Odisee), Meggie Verstichele (Odisee),
LijneVloeberghs, (UC Leuven Limburg), Els Vos (Odisee)