Meaculpa over
zittenblijven vanwege Bieke De Fraine, Jan Van Damme & M. Vandecandelaere
Nadat onderzoekers van
de KULeuven en het HIVA in 2012 in een
rapport voor minister Smet het zittenblijven als zinloos beschreven, krabbelen ze nu terug in Caleidoscoop van augustus
2014. Een nogal late schuldbekentenis na de kritiek die wijzelf, veel
leerkrachten en prof. Wim Van den Broeck hadden geformuleerd. Maar intussen is het
kwaad geschied en is de obsessie om het
zittenblijven te verbieden nog moeilijk in te dammen. De kwakkel zittenblijven
is zinloos is immers een universele standaardopvatting geworden.
We citeren even hun bekentenis uit Caleidoscoop.
Deze studie
relativeert ons vroeger onderzoek in die
zin dat zittenblijven niet als een eenduidig goede of slechte maatregel gezien
kan worden.
Onze (recentere)
bevindingen geven aan dat zittenblijven
in de derde kleuterklas doorgaans wel een goed idee is voor kinderen waarbij
men zeer grote twijfels heeft of ze het eerste leerjaar wel zullen aankunnen.
(NvdR: dit geldt o.i. nog in sterkere mate i.v.m. zittenblijven in het eerste
leerjaar ook al kwamen De Fraine en co in een eerder onderzoek dienaangaande
tot de voorbarige conclusie dat zittenblijven niet zinvol was in het lager
onderwijs. Dit onderzoek werd door prof. Wim Van den Broeck en door ons sterk
betwist. Zo verzwegen de onderzoekers dat ze enkel de twijfelgevallen hadden
bekeken en niet de leerlingen met grote tekorten, enz. Nu geven De Fraine en co
schoorvoetend toe dat ze hun vroegere krasse uitspraken over de zinloosheid van
zittenblijven moeten relativeren. Ze verzwegen ook dat er in het 2de
tot en met zesde leerjaar er maar gemiddeld 1,73% zittenblijvers zijn.
De Fraine en co: Of
een kind al dan niet baat heeft hangt af van zittenblijven zal steeds afhangen
van meerdere factoren. Overleg met de diverse betrokkenen (ouders, leraren,
zorgleerkracht en CLB) is volgens ons de beste garantie op een doordacht en
weloverwogen advies. (NvdR: dit is wat ook steeds gebeurt!)
De Fraine en co: Deze
(nieuwe) studie illustreert dat het eenvoudigweg afschaffen of verbieden van
het zittenblijven hoogstwaarschijnlijk geen zinvolle maatregel is. Indien de onderzoekers van de KULeuven en van
het Hiva iets meer waardering getoond
zouden hebben voor de ervaringskennis van de leerkrachten en scholen, dan
zouden ze zich in 2012 niet zo sterk vergaloppeerd hebben.
De geschiedenis van de zittenblijverskwakkels lijkt zich te
herhalen. Er zijn al vele decennia heel weinig zittenblijvers in
de eerste graad s.o.; vorig jaar waren er gemiddeld 2,73%. Toch lazen we sinds
1991 en ook nog op vandaag geregeld dat er een groot aantal zittenblijvers zijn
in de eerste graad s.o.. In 1991
vergaloppeerde Jan Van Damme zich als mede-opsteller van een rapport waarin er
sprake was van 9% zittenblijvers in het eerste jaar secundair onderwijs (Het
Educatief bestel in België). Drie jaar later
stelde hij vast dat er maar 3,3% waren, maar intussen was het kwaad geschiedt
en kon de kwakkel niet meer ingedamd worden. Kwakkels die standardopvattingen
worden, kan je achteraf niet meer rechtzetten. Georges Monard en andere
beleidsmakers wilden de kwakkel van 1991 ook nooit erkennen en uit de wereld helpen. Die kwakkel
leidde vanaf 1991 tot de beschuldiging dat onze (succesvolle) eerste graad dé kankerplek is van ons onderwijs. Zo zie je
maar!
|