Is hervorming van ons hoger onderwijs geen kopie van de hervorming in Nederland?
Was/is de hervorming van onze hogescholen niet een kopie van de hervorming van het hoger onderwijs in Nederland?
In 1993 namen we al in Onderwijskrant afstand van zo'n ondoordachte hervorming en enveloppefinanciering van Monard en Co. Jammer genoeg steunden de onderwijskoepels en zelfs onze lerarenvakbond destijds de enveloppefinanciering e.d. Pas later zag COC in hoe funest de enveloppefinanciering is. In 1995-1996 voerde Onderwijskrant ook een campagne tegen een plan van h...et duo Van den Bossche-Monard voor de invoering van enveloppefinanciering in het secundair onderwijs. Dit plan werd gesteund door secretaris-generaal Antoon Boone van de katholieke onderwijskoepel. We namen ook onmiddellijk afstand van het plan van minister Smet voor de invoering van grote scholengroepen gecombineerd met enveloppefinanciering in het secundair en basis-onderwijs.
'Het is allemaal begonnen met de lumpsum' (enveloppefinanciering) bromde een mannenstem. 'De wát?' vroeg de interviewster. 'Een lump sum. Een bult geld. Dat is een systeem van financiering van het onderwijs, dat in de jaren negentig is ingevoerd', legde de man uit. 'Onderwijsinstellingen krijgen een zak geld Zij beslissen zelf hoe zij het uitgeven; aan hun onderwijs - docenten en leerlingen -, bestuur en huisvesting.' Hij zuchtte. 'Of níet uitgeven aan onderwijs, dus, maar aan bestuurders, vastgoed en managers. Onderwijsinstellingen zijn bedrijven. De overheid kan ze wel extra geld geven om problemen op te lossen, maar of het bij de leerlingen en studenten terecht komt, is de vraag. Daar gaat de overheid niet over.'
Jarenlang interesseerde het vrijwel niemand, de financiering van ons onderwijs, een systeem bol van perverse prikkels. Critici, van buiten en binnen het onderwijs (leraren en integere schoolleiders), in de pers, bij de vereniging voor Beter Onderwijs Nederland en in de politiek alleen Jasper van Dijk van de SP, wezen onvermoeibaar op deze weeffout. Zolang die bleef bestaan, zouden grote problemen in het onderwijs- onbevoegde of slecht opgeleide leraren, hoge werkdruk, weinig contacturen, dalend kennisniveau, gul uitgedeelde diploma's - nooit worden opgelost. De critici werden weggezet als notoire, zure klagers. Altijd wat te zeuren.
P.S. We stuurden in 1993-1995 ook aan op sectorale samenwerking en schaalvergroting (b.v. tussen lerarenopleidingen, tussen opleidingen industrieel ingenieur uit Oostende en Gent...) i.p.v. het multisectoraal samenbrengen van opleidingen die weinig met elkaar te maken hebben. Nu hebben we zelfs tweemaal zoveel regentaten lichamelijke opvoeding dan in 1995.Momenteel bouwt men voor een beperkt aantal industriële ingenieurs ... een peperdure nieuwe universiteit in Brugge, i.p.v. groepering in een bestaande Gentse opleiding.
Vlaamse universiteiten als model van democratisch bestuur voor de Nederlandse. Vlaanderen als gidsland voor Nederland! ???
Vlaamse
universiteiten als model van democratisch
bestuur voor de Nederlandse. Vlaanderen als gidsland voor Nederland! ??
Deel 1. In de
periode 2003-2013 hekelde Rik Torfs nog vlijmscherp het ondemocratisch karakter
van het bestuur van de KULeuven. De
voorbije week hing Torfs in Vlaanderen en Nederland echter een heel idyllisch beeld van het bestuur op onze universiteiten op.
Kandidaat-rector Herman Nys poneerde in
mei 2013:De KUleuven is de laatste jaren
op een heel oligarchische manier bestuurd, waarbij beslissingen van boven
uit werden genomen en waarbij nauwelijks werd gecommuniceerd. Door deze
beleidsstijl vervreemden mensen van de instelling. In zijn Brief aan de
kiezers van2 mei 2013 hekelde ook Rik Torfs nog vlijmscherp het democratisch deficit en de bureaucratie
binnen de KU en de Associatie Leuven en wees hij op de vervreemding van het
bestuur (zie ook deel 2). Maar de
voorbije week werd met een beroep op recente uitspraken van Torfs - in de Nederlandse enin de Vlaamse media de indruk gewekt dat de
Vlaamse universiteiten - en de KULeuven in het bijzonder, al lang een model
zijn van democratisch bestuur en dat Vlaanderen hier als gidsland voor
Nederland kan fungeren.
Hierbij baseerde men zich enkel op het idyllische plaatje en
praatje omtrent het democratisch bestuur op de Vlaamse universiteiten van de
Leuvense rector Rik Torfs. We noteerden wel
een relativering van de enthousiaste
uitspraken van Torfs. Jan Rock, ex-student KULeuven en momenteel docent in
Nederland, repliceerde op het Internet: Wat
in dit idyllische plaatje van Torfs ontbreekt is o.m. de macht van de associaties
voor hoger onderwijs in Vlaanderen,
conglomeraten van hogescholen en universiteiten (deels geografisch, deels
levensbeschouwelijk). Daar zit een bestuurslaag die ook het beleid van de KU
Leuven bepaalt, zelfs de herbenoeming van de rector beïnvloedt, maar niet
democratisch is verkozen en veel minder zichtbaar blijft in de media en voor
inspraak dan de sterrector Torfs. Klinkt dat niet al wat vertrouwder? Torfs
wees er de voorbije week vooral ook op dat de rector, de decanen democratisch
verkozen werden. Maar ook in de periode 2003-2013waarin Torfs nog zo veel kritiek had op het
Leuvens bestuur, werden ze democratisch verkozen. Decanen en zelfs ex-rector
Marc Vervenne betreurden dat ook zij al
te weinig invloed hadden op het bestuur van de universiteit en van de
Associatie KULeuven onder het voorzitterschap van de autoritaire voorzitter
André Oosterlynck. Oosterlynck stelde zelfs op een bepaald moment dat de
decanen een hinderpaal waren voor goed
bestuur omdat ze verkozen moesten worden.
In de krant De Morgen van 27 februari j.l. hekelde Torfs
het democratisch deficit aan de Universiteit van Amsterdam en toonde hij begrip
voor de opstand en kritiek van de studenten en een groot aantal docenten (Terug
van weggeweest: het studentenprotest in Amsterdam). Tegelijk wekte hij de
indruk dat het bestuur van de Vlaamse
universiteiten heel democratisch fungeerde. Ook op de Nederlandse TV en op
Reyers Laat van 4 maartsprak Torfs
zich in dezelfde zin uit.Hij stelde o.m. in De Morgen: We zien
hier aan de Universiteit van Amsterdam een combinatie van bestuurders die naast en
boven de universiteit staan; en een
nutsdenken waarbij ook de humane wetenschappen in het gedrang komen. Dit is
technocratie in het kwadraat. de Amsterdamse studenten zitten samen met hun
docenten vast in een bestuursmodel dat niet past bij deze eeuw. Als er één
instelling is waar de interne democratie zou moeten werken, dan is het toch wel
de universiteit.Torfs wekte de
indruk dat bestuur van de Vlaamse universiteiten heel democratisch was en wars
van technocratie. De journalist van dienst concludeerde: Vlaanderen mag daarbijduseven als gidsland gelden. Ditlovend artikel in De Morgen plaatste minister Crevits dan ook prompt op haar website.
Torfs enthousiaste uitspraken verwonderden ons omdat uitgerekend Torfs in de periode
2003-2013geregeldlamenteerde over het democratisch deficit,
het centralistisch bestuur en de ermee verbonden gigantische bureaucratie aan
zijn KU-Leuven en elders. Dit
kwam ook nog in mei 2013tot uiting in
zijn verkiezingsprogramma en in zijn Brief aan de kiezers van2 mei 2013 waarin hij beloofde dat bij
verkiezing tot rector een einde zou maken aan het democratisch deficit en aan
de bureaucratie binnen de KU Leuven. In zijn Brief aan de kiezers luidde het:
Als U straks voor mij kiest, dat kiest U
voor een rector die de verouderde bestuurscultuur moderniseert, opteert voor
transparantie en openbaarheid van bestuur ende macht van de groepen afbouwt.Voor een rector dus die corporate governance invoert. In
zijn verkiezingsprogramma Moed en optimisme hekelde Torfs heel uitvoerig het democratisch deficit, de bureaucratie en
technocratie, de al te lange beleidslijnen .... binnen KULeuven &
Associatie. (zie punt 2).
In het studentenblad VETO van december 2012 beluisterden we
analoge kritiek vanwege professoren en decanen van de KU Leuven.Katlijn
Malfliet, decaan van de faculteit Sociale Wetenschappen, betreurde vooral
het gebrek aan overleg met de basis en deeconomisch-rationele visie op de universiteit. EnUA-prof.em.
Rudolf Verheyen betreurde nog in een publicatie van2014: De
Vlaamse universiteiten en hogescholen worden steeds meer als een bedrijf
beschouwd en beheerd. Het management is sterk geprofessionaliseerd. De
belangrijkste doelstelling van de universiteiten en van de hogescholen is hun
marktaandeel verhogen (Quo vadis hoger onderwijs?)
Deel 2. Kritiek van
prof.Rik Torfs in 2003-2013 op
ondemocratisch,centralistisch & bestuur van de KU Leuven
Rik Torfs wees de voorbije jaren geregeld op het
democratisch deficit en centralistisch bestuur en op het feit dat er een einde
gekomen was aan de democratische traditie. In zijn bijdrage 'Liefdesbrief' in De Standaard van 25 september 2003 uitte Torfs
zijn grote misnoegdheid over het bestuur van de universiteiten: "De universiteit
moet natuurlijk rekenschap geven aan de samenleving. Maar rekenschap geven is
nog wat anders dan onder een centralistisch
bestuur papieren invullen e.d. En rekenschap verschaft ze evenmin door haar
democratische bestuurstraditie op te geven of door te zwichten voor de zuivere
economische logica.. Rekenschap geeft de universiteit niet door het opzetten
van een gigantische interne bureaucratie,
die een eigen techniciteit met eigen specialisten vereist, maar waarvan de
buitenwereld niet eens het bestaan afweet. Hoe geeft ze dan wel rekenschap?
In Torfs verkiezingsprogramma Moed en optimisme van mei
2013 treffen we een aantal heel
kritische uitspraken aan over het bestuur van de KULeuven en over de Associatie.
Hij wees op het democratisch deficit, bureaucratie en technocratie, te lange
beleidslijnen .... op bestuursvlak. We citeren even:
(1)"Technocratische
overwegingen & administratieve overlast domineren de scène en lijken
meer onmisbaar dan professoren, onderzoekers, ondersteuners en studenten die
het inhoudelijke werk leveren. Dat is een vorm van decadentie die energiek moet
worden bestreden. Bijkomende effecten van overregulering zijn trouwens lange beleidslijnen en trage besluitvorming.
Academici moeten de kans krijgen om te doen waar ze goed in zijn: onderwijs
verschaffen, onderzoek verrichten, klinisch werk doen, zich inzetten voor
maatschappelijke dienstverlening. Wij moeten terug naar de essentie. De
administratieve omkadering moet daar volledig dienstbaar aan zijn. Niet
andersom. Ook niet gedeeltelijk andersom.
Administratieve
overlast is een rechtstreekse tegenstander van het creatieve denken. Maar alle pogingen om de administratieve
overlast in te dijken, faalden tot nog toe jammerlijk. Velen geloven dat het
daarbij om een lineaire evolutie gaat die niet te stoppen is. De tijdsgeest.
Niets aan te doen. Dat is onterecht. De vraag is niet of de administratieve
overlast een halt kan worden toegeroepen, maar hoe dat moet gebeuren. Daarom is
het belangrijk sluipende mechanismen die tot overlast leiden te ontmaskeren.
Vaak worden administratieve maatregelen uitgevaardigd, onder druk van de
overheid of op eigen initiatief van de universiteit, waarna specialisten worden
gevormd om hen in de praktijk om te zetten. Wie geen expert is in die
artificieel tot stand gekomen regelgeving haakt moedeloos af en voelt een diepe
alienatio, vervreemding, tegenover het systeem waarin zij of hij moet
functioneren.
Bijkomende effecten van overregulering zijn trouwens lange beleidslijnen en trage besluitvorming.
Zo komen we tot de vreemde paradox dat schijnbaar zorgvuldig bestuur gebaseerd
op een uitgebreide regelgeving, niet alleen traag en dus duur is, maar ook
efficiëntie mist. Juist daardoor wordt het onzorgvuldig.
(2) Universiteit en Associatie
Laten we tegelijk
vermijden dat we door de Associatie van de KU Leuvenworden verstikt, en dat we er onze identiteit
als universiteit in verliezen. Ook moeten wij ons goed bewust zijn van het democratisch deficit dat de Associatie
schept, waardoor mensen steeds sterker van hun universiteit dreigen te
vervreemden. Macht en fondsen verwerven mag niet de ultieme doelstelling zijn
van een associatie of een universiteit. Ook al omdat wie macht heeft vaak gezag
verliest, en juist dat laatste is belangrijk om de universiteit weer een
lichtbaken in de samenleving te laten zijn.
Vooraleer dieper op de rol van de associatie in te gaan,
moeten twee basisbegrippen als uitgangspunt voor elke verdere discussie naar
voren worden geschoven. Het eerste is subsidiariteit. Het tweede is niveau .Subsidiariteit
betekent dat elk probleem moet worden behandeld op het niveau waarop het best
zijn beslag kan krijgen. Heel vaak is dat het laagste niveau. Dat geldt
trouwens ook binnen de universiteit zelf. Het kan niet dat faculteiten of
groepen gebukt gaan onder vervreemdende besluitvorming die van boven komt. Ook
de KULAK en geïntegreerde opleidingen buiten Leuven moeten de nodige ruimte
krijgen om een koers te varen. Uiteraard geldt hetzelfde voor de verhouding
tussen de universiteit en de associatie. Er zijn gebieden, en die zijn talrijk,
waarop de universiteit en de associatie elkaar op geen enkele manier nodig
hebben. Dan moet deze laatste ook niet bij de besluitvorming worden betrokken,
en andersom.
Niveau betekent dan
weer dat de universiteit absoluut haar kwaliteit moet kunnen behouden. In
Vlaanderen beweren we altijd wel dat we kwaliteit en kwantiteit weten te
verzoenen, maar dat model heeft grenzen. De universiteit mag geen veredelde
hogeschool worden. Telkens wanneer samenwerking met hogescholen dreigt uit te
lopen op een vermindering van kwaliteit (bijvoorbeeld door tijdrovende vormen
van interactie en hulpverlening die academici van hun vrije ruimte beroven)
moet resoluut worden gekozen voor het niveau van de universiteit. Het kan niet
dat faculteiten of groepen gebukt gaan onder vervreemdende besluitvorming die
van boven komt
Democratizing the University: Visietekst van Rethink UvA
Democratizing the University: Visietekst van Rethink UvA March 4, 2015 /
The recent student protests, which have their roots in issues at the Faculty of Humanities, have opened the door for a discussion about much broader and more fundamental problems in the university. These problems can only be resolved by decentralizing and (re-)democratizing. Rethink UvA is committed to addressing these issues. The following short statement outlines our position.
1. Diagnosis: Whats the problem?
Universities today are increasingly run like corporations: decision-making is not in the hands of those who work and study there, but in the hands of a remote management team that often emphasizes priorities other than education and research. Running the university like a corporation not only distorts its character as a public institution embodying a community of academics, students and staff. It also negatively impacts the crucial social goods it is expected to provide for a vibrant democratic society: education, knowledge, critical and creative thinking. This bureaucratic distortion inverts these priorities: the number of diplomas, completion rates, and other output-based measurements become an end unto themselves, replacing a concern for the core issues of education and knowledge. The fundamental processes by which insight and understanding are achieved are thus made insignificant and secondary.
The inversion of university priorities is also reflected in its structure: instead of supporting students and academic staff, administration and management dominate university life more than ever, imposing these inverted priorities in a top-down manner. Increasing centralization is as much an outcome of this process as is disenfranchisement of those concerned: As responsibilities are taken away from departments and their members, and are moved up to higher administrative levels, more and more decisions are taken by managers who are removed from the concerns and needs of the students and academic staff involved.
2. The normative basis: Why democratization?
The members of a community should have a say in the rules that govern their interaction, as well as in their application. This is a widely accepted principle of democracy. If an institutions members are not able to participate in the shaping of its structures on an equal footing, they are simply subject to structures imposed from above. As a result, they become dependent on the arbitrary decisions of an unaccountable set of people with positions of power within these structures. In modern political communities, we find this unacceptable. As UvAs community of academics, students and staff, we therefore face a fundamental question about how to organize our community and what it would mean to (re-)democratize it.
But there are also more pragmatic reasons for democratization: a more democratic structure is more effective and informed than a top-down and more opaque structure. This is because democratic decisions are taken at the level where the specific knowledge and expertise of the people directly involved informs decisions. These people are not only better situated to make these decisions: they will also be more motivated to follow through on their own commitments. Decisions imposed on them by anonymous and distant administrators are unlikely to instigate the same degree of conscientiousness and loyalty. This principle also holds true for students: involving them in decisions that directly affect their studies shows them that their concerns are being taken seriously, thus increasing their involvement and motivation for learning.
Democratizing the university will also enable the local community to rethink the problems the university faces. We do not deny the necessity for reforms. However, these reforms need to be discussed and implemented in an inclusive, reasonable, and informed manner. In the current situation at UvA, students and staff are repeatedly confronted with a patchwork of unfathomable reforms from higher-up, which are presented to them as a fait accompli.
Finally, a more democratic organization of the university would be rooted in values that look beyond and reject the destructive logic of competition. Democratic organization is based on the logic of cooperation, which is much more appropriate for realizing the purposes of higher education.
3. What forms should the democratization of the university take?
There is no ready-made one-size-fits-all model of democracy for restructuring the university. We believe that the democratization of the university requires a complex mix of democratic procedures. These include not only control and accountability over output, as in transparency in decision-making, power to recall etc. They even more prominently include input democracy: participation of those concerned with democratic processes, such as making the rules, deliberation, electing representatives, etc. Participation is therefore no longer reducible to stakeholder representation, or having ones interests represented, as is currently the case with powerless UvA bodies like the student council (studentenraad) and works council (ondernemingsraad).
Two points therefore make up the core of our demands for democratization: firstly, decentralization, and secondly, the election of the university board and by extension, all other positions with the authority to make binding decisions on departmental, faculty, and university levels. It is imperative that staff and students are represented in all bodies that deliberate and implement decisions affecting them, and that their elected representatives participate on a par with all other members of these bodies (and not simply in an advisory role).
4. How can the democratization of the university be institutionally realized?
The concrete institutional implications will be worked out in further detail. However, the above does suggest the following demands for reform demands that are not utopian since they have been at least partly achieved in the past at our university and at other universities elsewhere.
We call for: Decentralization: Decisions should be taken in a democratic way, at the lowest possible level, i.e. the departments (or program teams) or the faculties, rather than the central administration. Elections: All positions (e.g. the board of the university, deans, heads of departments etc.) with the authority to make binding decisions should be elected either directly by the relevant constituency (staff, both permanent and temporary, and students) or by representative bodies (e.g. university, faculty and departmental councils) that have been directly elected. Power of recall: There have to be effective procedures for deposing elected representatives/executives in case of incompetence or loss of confidence. Deliberation: Within elected bodies and assemblies especially within the university, faculty and departmental councils , decisions should be made in a public, inclusive and discussion-oriented way that takes into account and seeks to remedy existing inequalities and asymmetries of gender, race, and class. Power of information and investigation: All documents should be publicly accessible. Elected bodies have the right to receive and debate all documents relevant to their decision-making, and to appeal to an independent committee or ombudsperson to start an investigation. Academic control: Academic staff should have direct control over teaching and curriculum development (including viability thresholds of courses, output indicators etc.). as well as over research priorities. Funding allocations: Decisions about funding allocations within the university should be taken in a transparent, democratic, and accountable way.
Passend onderwijs (cf. M-decreet): vooral extra papierwerk en inclusiekinderen krijgen geen paramedische hulp meer
Passend onderwijs (cf. ons M-decreet) levert vooral extra papierwerk en planlast op' - 03 maart '15 (Beloofde minister Crevits een reductie van de Planlast?) + inclusiekdn krijgen geen (gratis) paramedische hulp meer zoals vroeger in b.o.-onderwijs (zie punt 2)
(1) Vooral extra papierwerk Sinds de invoering van de wet passend onderwijs is het voor scholen lastiger om een leerling te weigeren of van school te verwijderen. Scholen moeten nu meer feiten en onderbouwing gev...en voor zo'n beslissing. De Geschillencommissie passend onderwijs vraagt in dergelijke zaken meer bewijslast van scholen. Dit meldt de Algemene Onderwijsbond (AOb).
Scholen moeten volgens strenge criteria voor elk individueel kind uitzoeken wat precies de 'ondersteuningsbehoefte' is. Vervolgens moet de school kijken of zij zelf in die behoefte kan voorzien. Is speciaal onderwijs (so) voor de betreffende leerling toch beter, dan moet de school de werkwijze van de so-school (=bo-school) in de buurt uitzoeken. Het opstellen van een onderzoeksdocument is nieuw voor de scholen en zou vooral een hoop werk zijn. Tot nu toe levert passend onderwijs vooral een hoop extra papierwerk op. De leraren zijn zo gefocust op hun relatie met de kinderen in de klas, op hun dagelijkse werk dat alles wat daar buiten valt aan papierwerk en documenten gewoon minder belangrijk is, aldus Ina van der Schuur, AOb-consulent die voorlichting geeft over passend onderwijs.
(2) Geen gratis paramedische hulp meer in gewoon onderwijs
Noodklok geluid over begeleiding zorgkinderen - 04 maart '15 Belangenorganisaties maken zich zorgen over zorgverzekeraars die niet willen betalen voor begeleiding in de klas, terwijl dit wel hun taak is. Ieder(in), de organisatie voor mensen met een beperking en chronisch zieken, stuurt daar vandaag een brandbrief over naar de Tweede Kamer. Sinds begin dit jaar komen kinderen die veel zorg nodig hebben in de klas steeds vaker in de knel. Door veranderingen in de zorg en het passend onderwijs is in de praktijk onduidelijk wie hun intensieve zorg of begeleiding in de klas moet betalen. Dit meldt NOS.
Volgens Martijn Klem van ouderorganisatie BOSK heeft het probleem ook te maken hebben met het passend onderwijs. Ieder kind moet passend onderwijs kunnen krijgen. Als het kan op een reguliere basisschool en anders op het speciale onderwijs. Daardoor komt de vraag naar boven waar onderwijsondersteuning eindigt en zorg begint en daarmee de vraag wie wat moet betalen.
Belangenorganisaties willen dat er snel betere informatie komt over wie welke rekening moet betalen. Ook moet er een vaste plek komen waar ouders naar toe kunnen voor vragen.mm
Centralistische n bureauvratisch bestuur van universiteit (en hogescholen)
HET ACADEMISCH MANIFEST
VAN EEN BEZETTE (managersuniversiteit)
NAAR EEN PUBLIEKE UNIVERSITEIT
Prof. Willmem Halffman en prof. Hans Radder
Krisis, Issue 3, 2013 -Tijdschrift voor actuele filosofie
(Enkel sassages over de hiërarchische managersuniversiteit).
De universiteit is bezet niet (zoals in 1969) door inspraak eisende
studenten, maar dit keer door de veelkoppige wolf van het Management. Die heeft de academie gekoloniseerd met een
huurlingenleger van professionele bestuurders, gewapend met spreadsheets,
outputindicatoren en auditprocedures,
onder luidkeelse begeleiding van de Efficiëntie- & Excellentiemars. Het
Management heeft daarbij de academicus tot interne vijand uitgeroepen: hij moet
voortdurend worden gewantrouwd, getest en gecontroleerd, onder de permanente
dreiging van reorganisatie, opheffing en ontslag. De wetenschappers laten zich
daarbij gedwee tegen elkaar uitspelen, als angstige, makke schapen, die enkel
hopen zelf nog de dans te ontspringen door hun buurman op het cruciale moment
een slag voor te zijn.
Om controle te houden zet de wolf de meest absurde middelen in, zoals
geldverslindende hele en halve fusies, steeds verfijndere en dus kostbare verantwoordingssystemen
en peperdure prestigeprojecten.Voor het Management is een universiteit in
essentie niet anders dan een bedrijf (of elke andere organisatie). Managen is
een vak en universitair management moet professionaliseren. Met
professionaliseren bedoelt men eigenlijk dat de academische professionals
moeten deprofessionaliseren: zij moeten worden gedegradeerd tot uitvoerder,
onderworpen aan een streng regime van controle door een andere groep
professionals: onderwijskundigen, marketing- en communicatiemedewerkers,
juristen, accountants en bovenaan de professionele topbestuurders. ...
De wolf kwam in schaapskleren: het Management beweert er te zijn om de arme
academicus te helpen in deze barre tijden van budgettaire krapte. De arme
academicus zal worden ontlast van bestuurstaken, van papierwinkel, van
vergaderwerk, om zich op de eigenlijke taak te richten. Maar wie de wolf in
huis laat, zit vervolgens elk weekend rapporten en smeekbeden te schrijven
waaruit moet blijken dat het schaap nog niet rijp is voor de slacht en krijgt
er al het papierwerk van het georganiseerde wantrouwen bij.
Hoe dat helemaal misloopt, is duidelijk gebleken aan de VU, alias de
koekjesfabriek. Daar werd de universiteit steeds meer gezien als een
professioneel gemanaged bedrijf dat publicaties en diplomas produceert van
passabele kwaliteit, maar tegen zo laag mogelijke kosten.Kennis die niet in
deze
fabriekslogica past, krijgt het dan moeilijk. De managersuniversiteit is
dus helemaal geen inhoudsloze organisatie, maar heeft juist grote gevolgen voor
de aard van het werk aan universiteiten. Haar visie leidt tot
grootschaligheid, scheiding van onderwijs en onderzoek, een voorkeur voor instrumentele
skills gericht op specifieke arbeidsmarkten en voor lucratief onderzoek dat
meesurft op de volgende hype en opdrachtgevers vooral niet te kritisch
benadert.
Concrete voorstellen
(1)Van hiërarchie naar zeggenschap.
De conditio sine qua non voor iedere universitaire vernieuwing is het doorbreken
van de huidige hiërarchische top-downstructuur en het toewerken naar een
bestuursvorm waarin wetenschappers, studenten en ondersteunend personeel mee
kunnen spreken en besluiten over die zaken
waarvan zij het meeste verstand hebben. Formeel vereist dit een
substantiële wijziging van de wet op het hoger onderwijs. Maar niets belet afdelingen
en faculteiten om, zo lang die nieuwe wet er nog niet is, alvast te gaan
experimenteren met nieuwe, informele vormen van inspraak en zeggenschap.
(2) Verbod op fusies
De schaal is al groot genoeg: een verbod op fusies binnen en tussen
universiteiten spaart mensen, motivatie en geld. Stimulering van samenwerking in
plaats van bestuurlijke schaalvergroting. Grotere instellingen leiden tot een
versterking van het Management.
(3)Bovengrens aan de
studentenpopulatie
Een maximum aan de studentenpopulatie van een opleiding, gelijk aan de omvang
van de beschikbare collegezalen en in verhouding tot wat doceerbaar is door de
beschikbare docenten. Als de populatie groter wordt, is het tijd voor een extra
opleiding of voor doorverwijzing naar een andere instelling. Als universiteiten
te krap bemeten raken, is het tijd voor een nieuwe universiteit, niet voor
verdere schaalvergroting.
(4)Bestuur als facilitaire dienst
De campusorganisatie wordt een facilitaire dienst, waar de bestuurder hoort
bij de portier en de schoonmaker, allemaal betaald door deze organisatie en
niet door een halflegaal uitzendbureautje.
(5). Grenzen aan verspillende controlesystemen
Een substantiële vereenvoudiging en reductie van controlesystemen. Niet meer
dan 10% van de tijd wordt besteed aan administratieve overhead, zoals
auditprocedures, BKO-portfolios, cursusdossiers, visitatierapporten en het
schrijven van onderzoeksvoorstellen. Wat binnen die 10% niet kan, kan niet.
(6) Vakbonden
Nadat het universitaire zelfbestuur aan de meeste universiteiten werd vervangen
door een ondernemingsraad, bleven slechts vakbonden over als collectieve
vertegenwoordiging van het personeel. In de ondernemingsraad mochten
vakbonden vervolgens alleen nog meepraten over
arbeidsomstandigheden en niet meer over de inhoud van het proces. Aangezien
vooral de oudere generatie nog lid is van een vakbond, richten de klassieke,
servicegerichte vakbonden zich vooral op hun belangen. Zo gaat het bij de
grote universitaire vakbonden al decennia vooral over behoud van (vaste) banen,
pensioenen en uittredingsregels, in plaats van over de bezetting en de
managersuniversiteit ...
(6) Parlementair-politieke actie
Universiteiten staan hooguit in de politieke belangstelling als het om
studiefinanciering gaat. Wetenschapsbeleid is al gauw te technisch, te moeilijk
te verpakken in simpele soundbites of in de clichés van de dagelijkse nieuwssoaps.
Alleen als we zelf ook nieuwswaardige feiten creëren, volgt de politiek. Valse
beloften, misbruik van middelen, corruptie, belangenverstrengeling, arrogante
machthebbers, kafkaëske bureaucratie, schandalen. Maar we moeten ook laten zien
dat dit geen geïsoleerde incidenten
zijn, maar gevolgen van structurele fouten in het concept van de hiërarchische
managersuniversiteit. We moeten met politici meedenken over een nieuwe
bestuursvorm die nodig is voor de realisering van de publieke universiteit.
Tot zover elf voorbeelden van acties waarmee emancipatorische bewegingen geprobeerd
hebben de bezetter van zich af te schudden. Het zal duidelijk zijn dat de weg
lang is, zelfs zonder einde. Tegelijk is duidelijk dat de nood aan collectieve
weerstand hoog is, want aan argumenten en manifesten heeft het Management lak.
Opstand tegen centralistisch en bureaucratisch bestuur van universiteiten in Nederland
Opstand tegen centralistisch en bureaucratisch bestuur van universiteiten Docenten richten 'Platform Hervorming universitair onderwijs' en 'Rethink UvA' op . Is het bestuur van onze Vlaamse hogescholen en universiteiten minder centralistisch en bureaucratisch?
De botsing op de UvA staat model voor de grote ideologische strijd van deze tijd Commentaar maagdenhuis Casper Thomas (De Groene) Na de Maagdenhuisbezetting, die vrolijk aanhoudt, heeft nagenoeg iedere Nederlandse universiteit een club studenten onder de vlag De Nieuwe Universiteit.
Bedenking vooraf: Ook in Vlaanderen is er veel kritiek op het centralistisch en bureaucratisch bestuur van de hogescholen en (in iets mindere mate) van de universiteiten. Maar dit ongenoegen komt te weinig aan de oppervlakte. De voorbije 13 jaar waren het vooral professoren en kandidaat-rectoren van de KULeuven die hun ongenoegen lieten blijken, Rik Torfs op kop.
Wetenschappers verenigen zich in initiatieven als het Platform Hervorming Nederlandse Universiteiten en Rethink UvA. 2015 kan zomaar de geschiedenis in gaan als het jaar van de universiteitsrevolutie. De grote vraag die volgt na het enthousiasme dat zulk engagement verdient: heeft deze protestbeweging ook daadwerkelijk een alternatief voor het bedrijfsmatige universiteitsmodel dat ze zo verafschuwt? Het antwoord is ja, maar niet van vandaag op morgen....
Waarom zwijgen professoren al te vaak?
Dat deze protestgolf moest worden ontketend door studenten is overigens logisch. Zij zijn de enig overgebleven partij die geheel vrijblijvend onvrede kan uiten over het academisch bestel. Een bestuurder heeft de politiek in de nek hijgen. Veel docenten zitten op een tijdelijk contract. Wetenschappers moeten over elkaars werk oordelen bij het toekennen van onderzoeksgelden. Kort samengevat hangt de universiteit die een bastion van het vrije denken moet zijn aan elkaar van de afhankelijkheidsrelaties. In die cultuur is er niemand te vinden die zijn positie niet op het spel zet als hij in verzet komt, behalve de student. Kort samengevat hangt de universiteit die een bastion van het vrije denken moet zijn aan elkaar van de afhankelijkheidsrelaties
Daarbij zitten de demonstranten op het juiste spoor met hun kritiek op het marktmodel in academia. De Nederlandse universiteiten worden als een bedrijf gerund met alle tierlantijnen die daarbij horen. De UvA heeft aparte bvs, corporate risk managers, een ingewikkelde vastgoedportefeuille ondersteund door rentederivaten, consultants die langskomen om de organisatiestructuur tegen het licht te houden en een zware bedrijfsvoering met ruim 1800 man (m/v) ondersteunend personeel op iets meer dan 2500 wetenschappers. Blijkbaar hebben alle bestaande vormen van inspraak deze koers onvoldoende kunnen remmen.
De botsing op de UvA staat model voor de grote ideologische strijd van deze tijd. Die gaat over de grondslagen waarop instituten gebaseerd zijn, of dat nu het zorgstelsel, de banken of een universiteit betreft. Aan de critici van het marktmodel de taak om een programma te ontwikkelen dat meer behelst dan aangeven wat er verkeerd gaat. Niet alleen de clichés herhalen over het neoliberalisme, maar een duidelijke eigen taal ontwikkelen. Wat de studenten en hun -sympathisanten daarvoor nodig hebben is tijd. Tijd om verder te praten over hoe een universiteit volgens hen moet functioneren.
Universiteitsbesturen moeten hier volop de ruimte aan geven. Pas dan vervult de academie zijn publieke rol als platform voor nieuwe ideeën.
De botsing op de UvA staat model voor de grote ideologische strijd van deze tijd
Onvrede werkt aanstekelijk. Na de Maagdenhuisbezetting, die vrolijk aanhoudt, heeft...
Minder zittenblijvers in lager onderwujs dan algemeen verspreid wordt
Percentage zittenblijvers in lager onderwijs 2013-2014 : lager dan algemeen verspreide opvatting dat er in ons lager onderwijs heel veel zittenblijvers zijn.
1ste kolom: met Belgische nationaliteit 2de kolom: met vreemde nationaliteit t 3de kolom: gemiddelde (1ste kolom: met Belgische nationaliteit: hier zitten dus ook leerlingen bij van allochtone afkomst, Belgische die thuis een andere taal spreken .).
Commentaar: *Deze officiële cijfers weerleggen de algemeen verspreide stelling dat er in Vlaanderen in het lager onderwijs enorm veel zittenblijvers zijn. (Er zijn er in het eerste leerjaar wel opvallend meer dan in Finland, maar de Vlaamse eersteklassertjes zijn meer dan een jaar jonger en leren lezen in het Fins is ook veel eenvoudiger. In Vlaanderen zitten veel minder leerlingen de 3de kleuterklas over dan in Vlaanderen - en dat lijkt ook beter.)
*Veel meer leerlingen van vreemde nationaliteit zijn zittenblijvers. Hier zitten ook laat-instromers bij.
*Al bij al zijn relatief weinig leerlingen met Belgische nationaliteit zittenblijvers. Indien we binnen deze groep leerlingen abstractie zouden maken van het aantal leerlingen die van allochtone afkomst zijn en/of thuis een andere taal spreken, dan zou het aantal zittenblijvers nog een flink stuk lager zijn.
*Indien we in het kleuteronderwijs intensief NT2 zouden geven, dan zouden we het aantal zittenblijvers bij anderstalige leerlingen in het eerste leerjaar nog sterk kunnen verminderen. Waarom is er nog steeds geen intensief NT2 vanaf de eerste dag van het kleuteronderwijs?mmm
Aandachtspunten voor bouw/inrichting van klaslokalen : Checkpoints for designers Clever Classrooms Summary report of the HEAD Project
1.Light Large glazing is welcomed when it is towards the North, East or West which receives abundant daylight and has a low risk of glare during the normal hours of occupation. Oversize glazing should be avoided when the room is orientated towards the suns path and in this situation external shadin...g should be provided. High quality electrical lighting is essential to provide a natural light alternative.
2.Air Quality Big window opening sizes and at different levels, provide varying ventilation options. Controls should be easy to access and use. Where possible, increasing the ceiling height can mitigate air quality issues because of a larger classroom volume, but effective ventilation is still needed. Mechanical ventilation may sometimes be necessary if window options are reduced owing due to noise or security reasons. An air quality monitor in the room can indicate a problem to the occupants. Air cooling (but not renewal) can mask poor air quality and create cold spots.
3.Temperature Radiators with thermostats in each room give users better opportunities to dynamically maintain the temperature at a comfortable level. Underfloor heating systems have merits, but lack of individual room controls and response lags need very careful consideration For those classrooms facing towards the suns path, an external shading device is needed to combat unwanted sun heat.
4.Sound Schools should be sited away from busy roads or neighbourhoods, or (secondary orientated to mitigate problems. factor) Planning measures can integrate site features, such as embankments, to diminish the intrusion of noise. If these are covered with plants, then the noise can be further reduced. Sensitive spaces, such as classrooms can be carefully separated from noisy areas using buffer zones such as toilets, storerooms or corridors.
5.Links to Nature Where possible, the view through the window should be plentiful, (secondary providing a wide-field vision of landscape and green areas. ) The windows sills need to be at or below the childrens eye level. A door directly towards an external play area can give pupils easy access to nature.mmm
Buitegewoon of gewoon onderwijs voor mijn kind met een beperking: afwegingen
Buitengewoon of gewoon onderwijs voor mijn kind met beperking? Afwegingen voor een verantwoorde keuze bij invoering van M-decreet.
Inklusion oder Förderschule? (Selma Lagerlöf-schule)
1.Welche Bedingungen bieten die verschiedenen Schulen?
Die Bedingungen können sich grundsätzlich deutlich unterscheiden. Sie müssen vorab die richtigen Fragen stellen, von denen wir hier einige aufführen. Danach geben wir einen groben Rahmen an, wie die Bedingungen an den verschiedenen Schularten sind. Gerade wenn Sie über eine inklusive Beschulung nachdenken, ist die Klärung der Bedingungen aus unserer Erfahrung besonders wichtig. Denn auch wenn gesetzlich geregelt ist, dass Ihr Kind auf eine Grundschule gehen darf, ist jedoch nicht festgeschrieben, dass ihm dort die gleichen Ressourcen und Bedingungen zustehen, die es an einer Förderschule bekommen würde.
1.bis Wie groß ist die Klasse, in die mein Kind kommt? An Förderschulen sind grundsätzlich die Klassen kleiner als an der Grundschule. Wie klein sie sind, hängt von der jeweiligen Förderschule ab. An der Selma-Lagerlöf-Schule liegt die durchschnittliche Klassenstärke bei 7 Schülerinnen und Schülern. Natürlich kann es - gerade im ländlichen Bereich - auch in der Grundschule zum Teil sehr kleine Klassen geben. Fragen Sie, wie groß die Klasse sein wird, in die ihr Kind kommen soll.
2.Wer wird mein Kind unterrichten? In der Förderschule wird ihr Kind von einer besonders ausgebildeten Förderschullehrkraft unterrichtet. Zudem unterstützt in jeder Klasse eine qualifizierte pädagogische Mitarbeiterin die Arbeit in der Klasse. In Grundschulen unterrichten generell Grundschullehrkräfte. Geht ihr Kind an die Grundschule, erhält die Grundschullehrkraft Unterstützung durch eine Förderschullehrkraft. Bei einem Kind mit Bedarf an sonderpädagogischer Unterstützung im Bereich Geistige Entwicklung beträgt dies 5 Stunden pro Woche. Bekommt mein Kind zusätzliche, intensive Förderung im Schulunterricht? Auch hier sind die Bedingungen sehr unterschiedlich. An der Förderschule ist die individuelle Förderung gut verankert und eine wesentliche Basis dieser Schulart. So gibt es prinzipiell die Möglichkeit von zusätzlicher Förderung in Kleingruppen oder manchmal sogar in der Einzelförderung. Solche Möglichkeiten für Zusatz-Förderung sind an den Grundschulen noch selten. Die zugewiesenen Förderschullehrerstunden pro Kind mit Bedarf an sonderpädagogischer Unterstützung werden sehr unterschiedlich eingesetzt (im Klassenverband oder in der Einzelförderung) Letztlich verteilt die Schule die zusätzlichen Ressourcen immer selbst. Ob Ihr Kind davon profitieren könnte, müssen Sie erfragen.
3.Bekommt mein Kind noch weitere Unterstützung? Abhängig von der Art und Schwere der Behinderung hat Ihr Kind an der Regelschule als auch an der Förderschule Anspruch auf einen Schulbegleiter.
4. Ich kenne mein Kind. Wo kann es wohl am besten lernen?Aus unserer Sicht ist die Entscheidung, auf welche Schule ein Kind mit Behinderung geht, neben den Bedingungen vor Ort vom Kind abhängig. Sie kennen ihr Kind am besten und können am besten einschätzen, unter welchen Rahmenbedingungen es ihm gut gehen würde und es am besten lernen könnte.
5. Wie selbständig kann mein Kind arbeiten? In der Grundschule wird von den Kindern relativ schnell erwartet, dass sie Dinge selbständig erledigen: Schuhe und Jacke an- und ausziehen, beim Sportunterricht umziehen, ein Arbeitsblatt von oben bis unten bearbeiten, bald schon selbst erlesen, was zu tun ist, sich und das eigene Arbeiten gar selbst zu organisieren. Allein wegen der Anzahl der Kinder ist intensive Unterstützung hier in der Grundschule in der Regel nicht (lange) zu erwarten. In der Förderschule ist das meist besser möglich, weil der Betreuungsschlüssel durch die deutlich kleineren Klassen und durch den Einsatz von Förderschullehrkräften und pädagogischen Mitarbeiterinnen in einer Klasse sehr gut ist.
6. Von welchen Mitschülern würde es profitieren? Eine Besonderheit der Förderschule ist es, dass alle Schüler in einer Klasse eine Behinderung haben oder entwicklungsverzögert sind. Es gibt also im Vergleich zur Grundschule vor Ort eine Häufung von Kindern mit besonderen Schwierigkeiten im Lernen oder auch im Verhalten. Eltern, die eine inklusive Schulform wählen, nennen dies häufig als Argument dafür, dass die Vorbilder "schlechter" sind oder der Unterricht nicht so konzentriert abläuft. Solche Klassen und Konstellationen gibt es. Auch deshalb lohnt sich nachzufragen: Welche Mitschüler wird mein Kind haben? Auch an der Grundschule. Denn auch hier sind Mitschüler mit besonderen Schwierigkeiten durchaus möglich. Was die Schulleistung angeht, ist das Umfeld ebenfalls vom Kind abhängig: Manche Kinder lassen sich durch stärkere Mitschüler inspirieren oder lernen von ihnen, manche ziehen sich gänzlich zurück, weil sie immer das Gefühl haben, sie können gar nichts.
7.Wird Therapie angeboten? Kinder mit Behinderung können häufig von therapeutischer Unterstützung profitieren. Je nach Art der Entwicklungsrückstände haben Sie Anspruch auf Ergotherapie, Logopädie oder Physiotherapie. Hier werden wiederum wichtige Voraussetzungen für den Schulerfolg geschaffen. Denn wie soll ein Kind z.B. schreiben lernen, wenn es seine Finger und seine Hand noch nicht im nötigen Maße bewegen kann? Förderschulen mit dem Schwerpunkt Geistige Entwicklung bieten Therapien in der Schule an und sichern so eine gute Zusammenarbeit zwischen Lehrern und Therapeuten.