Onderwijs.Kwakkel in de beleidsnota van minister Crevits over groot aantal zittenblijvers en schooluitval
We
lezen o.a. Internationaalvergelijkendonderzoek(PISA)toontaandaterinons
onderwijssysteem eenrelatief grootaantalzittenblijverszijninvergelijking met de meeste
andere landen. Niets is minder waar.
Nog niet zolang geleden lazen we in een OESO-studie op basis
van PISA-2012 dat Vlaanderen (relatief gezien) minder zittenblijvers telt dan Nederland,
Frankrijk, Duitsland, Luxemburg, Franstalig België, Duitstalig België, Portugal
... In Vlaanderen zitten volgens PISA-2012 nog een 74% van de 15-jarigen op
leeftijd; in Franstalig België is dit minder dan de helft. De OESO stelt dat onze hoge PISA-score precies
ook verband houdt met het feit dat Vlaanderen (relatief gezien) minder zittenblijvers
telt dan veel andere landen.
De beleidsnota van minister Crevits zegt niets over het
aantal zittenblijvers. Maar de indruk wordt gewekt dat de hervorming vande eerste graad van het s.o. ook nodig is om
het aantal zittenblijvers te verminderen. In 2013 waren er welgeteld 2,89%
zittenblijvers in het eerste jaar s.o.; in streken met weinig anderstalige
leerlingen vaak maar 1,6%. In het 2de jaar s.o. waren er 2,58%. Al bij al is
dit eerder beperkt - en dit aantal is al heel lange tijd vrij beperkt. Dit ligt
mede aan de basis van onze hoge TIMSS- en PISA-scores.
Door de grote kwakkels die sinds 1991 verspreid worden over
het aantal zittenblijvers bij de overgang naar het s.o., schatten de meeste
mensen het aantal in het eerste jaar nog steeds op 10% en meer. Het gedifferentieerd aanbod in de eerste graad
en de soepele (her-)oriëntering leiden tot minder zittenblijvers dan in de
meeste landen, en tot minder schoolmoeheid bij minder theoriegerichte leerlingen.
Van Damme en De Fraine schreven in deSociale staat van Vlaanderen (2013) overigens zelf dat precies onze
gedifferentieerde eerste graad en het vroegtijdig aanbieden van technische
opties, een belangrijke verklaring biedt voor de beperkte schooluitval.
Het aantal zittenblijvers in het tweede tot en met zesde
leerjaar lager onderwijs bedroeg in 2013 gemiddeld 1,73%. Het eerste leerjaar
telde 5,4% overzitters; bij autochtone leerlingen is dit wel nog een stuk
minder.- vooral ook omwille van een te beperkte taalkennis. Vlaamse
eersteklassertjes starten welvroeger
dan in veel andere landen;meer dan een
jaar vroeger in vergelijking met b.v. Finland.Als we de leerlingen een jaar later zouden laten starten, dan zou het
aantal zittenblijvers veel lager zijn. Zittenblijven in het lager onderwijs
komt dus al minder voor dan de beleidsnota laat uitschijnen.
De beleidsnota verzwijgt ook dat er in Vlaanderen minder
schooluitval is dan in vergelijkbare landen (i.p.v. meer). In 2012 was dit volgens Eurostat 7,5% (= 20 à
24-jarigen) zonder diploma minder zelfs dan in droomland Finland.
Onderwijs. Foute en betreurenswaardige uitspraken van minister Crevit over sociale discriminatie in Vlaams onderwijs
Minister Crevits vergist zich deerlijk in haar negatieve
uitspraken over sociale discriminatie en sociale mobiliteit in het Vlaams
onderwijs
In de beleidsnota van
minister Crevits treffen we uitspraken over ongelijke onderwijskansen aan die we zelf in Onderwijskrant en ook een aantal onderzoekers al sinds PISA-2000
herhaaldelijk weerlegd hebben.
Minister Crevits beweert in debeleidsnota: Het Vlaams Onderwijsslaagteronvoldoende insociale mobiliteitte realiseren. Meerdere onderzoeken (PISA en
TIMSS) tonen aan dat in Vlaanderen de socio-economischestatuseen impactheeftop
schoolseprestaties.HetVlaamsonderwijssysteemwordtinvergelijkingmetandere Europese landen gekenmerkt door grote
verschillen in PISA-scores tussen secundaire scholen onderling. Die verschillen
hangen onder meer samenmetverschilleninonderwijsaanbodensocio-economische
samenstelling van de leerlingenpopulatie. Vooraf: de socio-economische
status (vooral ook het scholingsniveau van de ouders) heeft uiiteraard overal
en uiteraard een impact op de leerprestaties. In de hogere cyclus van het s.o.
in Finland is die invloed vermoedelijk nog groter dan in Vlaanderen.
Minister Crevits en Co baseren zich voor hun uitspraak over
sociale discriminatieten onrechte op
het egalitaire en foute prestatiekloofdenken (zie verder)en niet op de PISA-leerprestaties die de
leerlingen uit laaggeschoolde milieus effectiefbehalen. Ook voor PISA- 2009 en -2012 behaalde Vlaanderen inzake gelijke
onderwijskansen nog een Europese topscore: b.v. meer leerlingen met de laagste
25%SESdieeen score behaalden even hoog
alsdeze van de hoogste 25% van de
Vlaamse leerlingen.In recente studies toonde de Nederlandse socioloog Jaap Dronkers
eveneens aan dat Vlaanderen ook inzake gelijke kansen vrij goed presteert.
Volgens Dronkers presteren de autochtone Vlaamse leerlingen uit lagere sociale
groepen zelfs even goed als de Finse en dit niettegenstaandein Vlaanderen veel meer van die jongeren in
armoede leven (Zie bijdrage over recente studie van Dronkers op
www.onderwijskrant.be, nr. 171). De conclusie in een andere recente studie van
Dronkers luidde: We stellen vast dat het
Vlaams onderwijssysteem gelijke kansen tussen de leerlingen bevordert zonder
daarbij afbreuk te doen aan de effectiviteit (b.v. Europese topscore voor
PISA-2012-wiskunde). De Brusselse psycholoog Wim Van den Broeck kwam vorig jaar tot dezelfde conclusie. Hij wees
er tegelijk op dat hoge Vlaamse resilience score (= aantal leerlingen uit laaggeschoolde
milieus die een hoge score behalen); ook
wees op de grotere sociale mobiliteit in het Vlaams onderwijs.
Dat die sociale mobiliteit in Vlaanderen overigens al lange
tijd vrij hoog is, bleek ook uit een recent OESO-rapport waarin Dirk
van Damme schreef: "Countries
that enjoy greater social equality, such as Flanders (Belgium) and the Nordic
countries, generaly have fewer low skilled and more high skilled adults".
De gedifferentieerde structuur van ons
secundair onderwijs bevorderde in het verleden heel sterk de sociale
mobiliteit; dankzij de hoge kwaliteit
konden wij b.v. als arbeiderskinderen destijds onze handicaps compenseren. Maar
ook nog de voorbije 15 jaar blijkt uit TIMSS en PISA dat onze gedifferentieerde
eerste graad meer scholingskansen biedt aan zowel getalenteerde als zwakkere
arbeiderskinderen dan het geval is in landen met een gemeenschappelijke lagere
cyclus - waar die kinderen omwille van
het nivellerend karakter minder uitgedaagd worden.
Minister Crevits en Co baseren zich voor hun uitspraak over
sociale discriminatie ten onrechte op het
egalitaire prestatiekloofdenken: onderwijs is volgens hen pas democratisch als
de kloof tussen de sterkste en de zwakste leerlingen en/of tussen de leerlingen
uit de hoogste en laagste sociale groepen,zo klein mogelijk is. Zo is de
kloof in Vlaanderen groter door b.v.
alleen al het feit dat Vlaanderen veel
meer PISA-toppers (excellente leerlingen) telt dan in de meeste landen.
Alin 2003 wezen wijzelf den de Gentse
PISA-verantwoordelijken erop dat het Vlaams onderwijs op het vlak van het
bieden van onderwijskansen aan kinderen van laaggeschoolde ouders vrij goed
presteert in vergelijking met andere OESO-landen. Ook zij namen afstand van het
egalitaire prestatiekloof-denken en baseerden zich op de (absolute)
leerresultaten van leerlingen uit lagere
milieus. In een interview in het
tijdschrift Brandpunt van september 2003 stelden zij expliciet dat het Vlaams
onderwijs ook volgens PISA goed scoort inzake
onderwijskansen. We lezen: Voor Luc Van de Poele (LVDP), die voor Vlaanderen
het PISA-onderzoek leidde, en prof. Jean-Pierre Verhaeghe (JPV) van de
universiteit Gent is het duidelijk: We scoren internationaal uitstekend
(derdeplaats na Japan en Zuid-Korea),
óók bij de kansarme leerlingen. Stop het doemdenken over het Vlaams onderwijs!
Ook volgensde Gentse PISA-verantwoordelijken mag men
zich nietbaseren op de egalitaire
prestatiekloof :Wat men niet ziet of
wil zien is, waar bij ons de laagste leerlingen (dat zijn leerlingen van wie
de ouders behoren tot de laagste socio-economische klasse) zich situeren. Op
Finland na scoren onze socio-economisch zwakste leerlingen nog beter dan in
alle andere landen; alleen Nederland en Ierland scoren even goed.Sterker nog : onze zwakste leerlingen doen
het op de schoolbanken nauwelijks slechter dan pakweg de sterkste leerlingen in
Luxemburg. De uiterst positieve resultaten vande leerlingen met een hoge SES gaan dus niet ten koste van die van de
laagste leerlingen.Ons Vlaams onderwijs slaagt er dus in om het beste te
halen uit de leerlingen van de betere sociaal-economische klasse, dat is
duidelijk. En we halen ook bijna het beste uit leerlingen van de lagere
sociaal-economische klasse.
Ookde berekening van die zgn. prestatietiekloof levert een vertekend beeld op. (1) Zo stelden
de Gentse PISA-verantwoordelijken herhaaldelijk dat de score van de zwakke
leerlingen in Vlaanderen vertekend wordt omdat in Vlaanderen de zwakke
leerlingen uit het buitengewoon onderwijs participeren en in andere landen is
dit niet het geval. (2) Ook de wijze van berekening van die Vlaamse kloof
vertekend de werkelijkheid. Om die kloof zo groot mogelijk te doen lijken,
vergelijken de PISA-verantwoordelijken en Vlaamse sociologen als Dirk Jacobs niet de
hoogste 25% met de laagste 25%, maar de hoogste en laagste 10%. Door het feit
dat onze leerlingen met de 10% hoogste SES zo superieur presteren in
vergelijking met andere landen, is uiteraard de kloof metde 10% leerlingen met de laagste SES vrij
groot. Hierbij is het ook zo dat er problemen zijn met die laagste 10%, omdat
er bij de vergelijking grote problemen opduiken i.v.m. de samenstelling van die
laagste 10%. De uitslag van die laagste Vlaamse 10% wordt vertekend omdat b.v.
in Vlaanderen ook de buso-leerlingen uit het buitengewoon onderwijs
participeren en dit in andere landenveel minder het geval is.Het is
verder ook zo dat b.v.de ouders van
Finse leerlingen met de laagste 10% SES, nog steeds gemiddeld beter geschoold
en rijker zijn dan de onderste 10% in Vlaanderen en dat in Vlaanderen ook veel
meer (anderstalige) allochtone leerlingen deeluitmaken van die 10%. Dit is ook
de reden waarom b.v. de Nederlandse socioloog Dronkers terecht een aparte berekening
maakt voor de autochtone leerlingen.
Onderwijs. Onzin van prof. M. Valcke over onderwijs eigen schoolloopbaan, competentiegerichte opleidingen
Prof. Martin Valcke vertelt onzin over onderwijs, over zijn schoolloopbaan in het s.o., over competentiegerichte lerarenopleidingen
* Getuigenis over zijn gefantaseerde schooltijd in s.o. Op zijn eerste secundaire school was Martin naar eigen zeggen een totale mislukkeling: 15 onder nul voor wiskunde, enz. Ik verstond de leraar Engels niet.. Zijn vader versast hem naar een nieuwe, een totaal alternatieve school in een andere stad. Zoon Martin daar meteen de eerste van ...de klas. Het gaat om een alternatieve school waar 'alle leraars en dicht bij werkelijkheid stonden. De leraar boekhouden was zelf boekhouder, de leraar recht een jeugdrechter, de leraar Duits iemand van de Duitse ambassade .. Straf verhaal, maar klinkt totaal ongeloofwaardig. Die ( o.i. gefantaseerde) ideale school is volgens hem later verschoolst geworden. En de twee Nederlandse interviewsters geloven die onzin.
*In hetzelfde interview zegt Valcke dat voor hem een ideale secundaire school een school is waar leerlingen ook leren koken, waar er een fietswerkplaats is .
* Valcke was/is een van de grote propagandisten van de competentiegerichte aanpak die leidde tot een uitholling van tal van lerarenopleidingen in Nederland en (zelfs) Vlaanderen. Het is uitgerekend Valcke die enkele jaren geleden belast werd met de evaluatie van de lerarenopleidingen.
In het VLOR-rapport over competentiegericht leren (2008) pleitte
Valcke voluit voor competentiegerichte lerarenopleidingen. Valcke verwijst als
model naar de mini-ondernemingen in het secundair onderwijs en de zgn.
experimenten met leerbedrijven opgezet als vervanging voor een compleet
opleidingsjaar in het beroepsonderwijs. Daarnaast verwijst hij naar de zgn.
virtuele bedrijven zoals de Deense
Virtual Company and Modelbank, dat op het internet een bedrijf model-leert. Lerenden kunnen in het virtuele
bedrijf werken en problemen oplossen. Valcke illustreert heel even hoe
authentieke opdrachten er volgens hem zouden kunnen uitzien. Zo lezen we In
een lerarenopleiding zullen volledige situaties worden aangeboden: bijv. een
disciplineprobleem op een schooluitstap. De lerarenopleiding zou volgens
Valcke uitgebouwd moeten worden vanuit dergelijke contextgebonden problemen. We
geloven geenszins dat we de lerarenopleiding moeten en kunnen ophangen aan
dergelijke problemen (=gesitueerd leren), of aan het zelfstandig laten maken
van een groot aantal taken. Een mede-verantwoordelijke voor de nefaste competentiegerichte aanpak binnen lerarenopleidingen mocht dus het evaluatierapport over de lerarenopleidingen opstellen.
Na afloop van de masterclass Leren & Innoveren met Prof. Dr. Martin Valcke (Universiteit van Gent) raakten twee studenten met hem in gesprek. Een korte impressie van dit gesprek via dit filmpje. Valcke spreekt over zijn eigen schoolervaring, waarom scholen veel meer bij elkaar moeten kijken en het geven van verantwoordelijkheid aan lerenden.