Onderwijs. Over belang Standaardnederlands & Actiegroep 'Nederlands Vanzelf Sprekend'
Verantwoording bij 'Oproep van de Actiegroep' Nederlands Vanzelf Sprekend'
Deel 1: commentaar van Ghislain Duchâteau
- Is Standaardnederlands een verloren zaak? Wordt tussentaal dan overal dominant? De standaardisering is wel vertraagd, maar niet stilgezet. In de dagelijkse omgang wordt veel meer en veel vaker Standaardnederlands gebruikt dan men soms wel eens laat blijken.
Een eigentijds onderzoek naar het gebruik van Standaardnederlands in zijn sociale stratificatie en in zijn geografische verspreiding zou beslist foutieve beoordeling over het taalgebruik kunnen corrigeren. Men moet er wel bij bedenken dat binnen de taalvariëteit Standaardnederlands ook variaties voorkomen. Het uitgangspunt om te spreken over Standaardnederlands bij taalgebruik is de intentie om het te hanteren. Die intentie is doorgaans goed waarneembaar en herkenbaar bij de toegesprokene(n) in een gesprek. Familiaire vormen van taalgebruik doen binnen de omgangstaal niets af aan de feitelijkheid van het hanteren van de standaardtaal.
Stijn Verrept formuleert het zo: Vanzelfsprekend komt dus in elke cultuurtaal (=standaardtaal) enige interne variatie voor. Zelfs wie ze goed hanteert, zal er toch ook tot op zekere hoogte van afwijken. De mate waarin van de cultuurtaal wordt afgeweken, bepaalt of iemands taal nog als cultuurtaal wordt ervaren. Zo komen we tot een verbrede opvatting van de standaardtaal.
Wellicht is het goed hier in kort bestek te herinneren aan de belangrijkste karakteristieken van het Standaardnederlands.
Het is de taalvariëteit die: - algemeen gebruikelijk is binnen het taalgebied; - vanuit een historische ontwikkeling ontstaan is door standaardisering; - formeel maar ook informeel (als omgangstaal) wordt gebruikt op basis van het afstandsprincipe; - we bij voorkeur gebruiken tegenover onbekenden en tegenover anderstaligen die (pogingen doen om) Nederlands (te) spreken; - door de spreekgemeenschap ruim wordt geaccepteerd; - voor de woordenschat, de grammatica en de uitspraak gecodificeerd is zoals in woordenboeken, standaardnaslagwerken e.d.; - voornamelijk wordt gebruikt in het onderwijs, door de overheid en in de media; - onderscheidbaar is van tussentaal en van het dialect door een wat fluctuerende grens - herkenbaar bij de spreektaalvorm via kennis en vaardigheid maar vooral in de eerste plaats door de attitude van de spreker om bewust de standaardtaalvorm te willen gebruiken in de gespreksituatie; - je op de openbare omroep zowel op de radio als op de televisie hoort uit de mond van journalisten en vaste medewerkers en die door taalgebruikers als model of norm kan worden nagestreefd.
Naast de term Standaardnederlands kunnen we Algemeen Nederlands of Nederlandse standaardtaal als benaming voor die variëteit van onze taal gebruiken. Het is onze cultuurtaal.
Fundamentele informatie over standaardtaal vindt u op Taaladviesnet van de Nederlandse Taalunie.
- In de Oproep van de Actiegroep Nederlands Nederlands Vanzelf Sprekend wordt geijverd voor eenheid in het taalgebruik in het hele taalgebied in Nederland en in Vlaanderen en elders waar Nederlands wordt gesproken. Daarmee bedoelen de actievoerders dat er een zo groot mogelijke eenheid zou moeten bestaan of nagestreefd zou moeten worden. Laat het hier duidelijk zijn dat daarmee niet een volstrekte ideale eenheid bedoeld wordt, wel dat de Actiegroep de attitude wil bevorderen om de eenheid of het streven naar eenheid zo veel mogelijk te beklemtonen en het Nederlands als de eenheidstaal in het taalgebied te beschouwen zonder enige variatie in het gesproken taalgebruik uit te sluiten.
- En de verschillen dan in woordgebruik in Nederland en Vlaanderen? Er is een beklemtoning van de evenwaardigheid van het Belgisch Nederlands tegenover het Nederlands Nederlands, de twee grote taalvariëteiten het nieuwe zogenaamde bicentrisme. Het woord goesting heeft in dat opzicht het laatste jaar een bliksemopgang gekend ook in het publieke taalgebruik van Vlaamse politici en in de media. Als we dat afwijkend woordgebruik van het Nederlands standaardtaalgebruik blijven beklemtonen en cultiveren, dan bevorderen we inderdaad een stukje verwijdering van het gesproken taalgebruik in beide gebieden. Elkaars verschillende woorden hoeven we niet af te wijzen, maar het voorkomen van verschillende woorden in beide gebieden hoeven we ook niet steeds te beklemtonen. Laat Vlamingen de specifieke woorden uit Nederland leren, ze begrijpen en - als ze willen - ze zelf ook hanteren. Laat Nederlanders ook de Vlaamse woorden in het taalgebruik van Vlamingen respecteren. Studies wijzen ook uit dat er op het geheel van onze heel ruime woordenschat zowat 4.000 specifieke woorden in het Noorden worden gebruikt en ook zowat 4.000 specifieke woorden in het Zuiden van het taalgebied. Twintigjarige gemiddelde geschoolden beheersen zowat 60.000 woorden van zowat tweehonderdduizend bestaande verschillende woorden in het Nederlands. Die 4.000 aparte woorden voor Zuid en voor Noord maken dan toch een bijzonder klein percentage uit.
- Wel is de uitspraak tussen beiden delen van ons taalgebied opvallend verschillend en horen we vaak ook binnen het standaardtaalgebruik nogal opmerkelijke afwijkingen. Vaak gaat dat gepaard met een zwakke articulatie van de klanken en de woorden. Dit is wel zo ernstig dat dit verschijnsel de verstaanbaarheid voor een aantal mensen in het gedrang kan brengen. In het onderwijs is het daarom wenselijk om ruime aandacht te besteden aan duidelijke articulatie en aan uitspraaktraining. Hoewel de ontwikkeling van de communicatieve vaardigheden voorrang blijft verdienen, is aandacht en best meer aandacht voor uitspraak als vormgebonden aspect van het taalgebruik eveneens aan te bevelen. Ook dat kan de perceptie van de taalobservator verbeteren en de status van het Nederlands positief beïnvloeden.
Aanpassing aan de situatie Ten slotte houdt de regel dat men zich met het passende register en de daarbij horende taalvorm het best kan aanpassen aan de voorkomende taalgebruikssituatie, wel het risico in dat de taalgebruiker het kan bijvoorbeeld een leerling of een student zijn niet precies weet wanneer tussentaal of standaardtaal op haar plaats is. Het risico is niet denkbeeldig dat men in vele communicatieve situaties zich al te gemakkelijk tot tussentaligheid laat verleiden. In veel meer situaties dan men kan denken is standaardtaligheid de geschikte en de meest natuurlijke en de meest efficiënte taalgebruiksvorm om te hanteren. Wat men ook beweert, standaardtaal en tussentaal zijn geen gelijkwaardige taalvariëteiten. Wij blijven ervan overtuigd dat de gecodificeerde standaardtaal prioritair is tegenover tussentaal en in een veelheid van gesprekken de voorkeur verdient. Hoe beter men het Standaardnederlands beheerst, hoe gemakkelijker men zich in dergelijke situaties kan bewegen.
Besluit
Keren we terug tot onze uitgangsstelling: de perceptie over de taalwerkelijkheid van het gesproken Nederlands moet worden verbeterd. De status van het Standaardnederlands moet worden ondersteund. Mogelijk heeft het bovenstaande de lezer ertoe gebracht het belang daarvan in zekere mate in te zien. En dat onderbouwt de actie Vanzelf Sprekend van de actiegroep Nederlands. Communicatieve functionaliteit en attitudinele inzet voor de standaardvorm van het Nederlands kunnen best samengaan.
Ghislain Duchâteau 2 maart 2014
Deel 2: commentaar van Ludo Beheydt
Als ik stel dat Standaardtaal en tussentaal geen gelijkwaardige varianten zijn, dan zijn daar nog wel meer argumenten voor te geven dan diegene die ik summier heb genoemd:
1. In de eerste plaats is er ook nog een verschil in communicatieradius. Dat lijkt mij een bijzonder belangrijk onderscheid: met het Standaardnederlands kan ik zonder verstaanbaarheidsproblemen in het hele taalgebied terecht, van Kortrijk tot Groningen. Dat is dus een heel verschil met de tussentaal, die over de grens al ondertiteld moet worden (cf. de ondertiteling van Witse, etc.).
2. De tussentaal is slechts een spreektaalvariant, als schrijftaal is de tussentaal nog helemaal niet bruikbaar. Dat bleek maar al te duidelijk toen Geert van Istendael in de krant een ironisch opiniestuk liet verschijnen in een 'diplomatieke' tussentaaltranscriptie en de auteurs van 'De manke usurpator' zich genoopt zagen in de Standaardtaal te antwoorden.
3. De tussentaal is sterk domeingebonden en daardoor erg beperkt. Het lijkt mij nog steeds niet goed mogelijk om over biochemische processen, existentiële filosofie of macro-economie genuanceerd te discussiëren of te overleggen in de tussentaal. Daarvoor is alleen de standaardtaal geschikt, juist omdat in de standaardvariant de nodige 'elaboration'(Haugen)gebeurd is, die de bruikbaarheid in alle domeinen van het leven garandeert.
4. De tussentaalvariant lijkt me niet geschikt als taalaanbod in het vreemdetalenonderwijs. Als wij het Nederlands aantrekkelijk willen houden voor anderstaligen en voor onze Franstalige landgenoten, dan hebben wij er alle belang bij het Standaardnederlands te blijven verzorgen en te blijven koesteren als de geschikte variant bij uitstek voor onderwijs, beleid en wetenschap.
Voorts blijf ik bij mijn bewering dat "de beschrijving nog steeds in de kinderschoenen staat". Uiteraard is het mij bekend dat er ondertussen vele studies en scripties verschenen zijn over de tussentaal. Zelfs bij mij zijn daar verschillende scripties over gemaakt, en één is zelfs bekroond en uitgegeven en heeft uitvoerig de krant gehaald. Maar al die beschrijvingen hebben nog geen definitieve beschrijving van de tussentaal opgeleverd. Die is voorlopig ook niet te geven omdat de variatie zo groot is dat er eigenlijk niet van een tussentaal sprake is maar van tussentalen. Dat was overigens wat ik bedoelde met het 'continuum'. Zolang die tussentaal niet gecodificeerd en genormeerd is kan ze niet als een secundaire standaardvariant worden beschouwd. En zoals we uit de sociolinguïstiek weten is het standaardiseringsproces een proces van zowat een eeuw volgens Bloomfield. Tegen die tijd is het met het Nederlands al afgelopen, volgens sommige pessimisten.
Nog steeds vind ik het Standaardnederlands het beste emancipatorische instrument. Als wij zowel de nieuwkomer als de dialectspreker volmondig willen laten deelnemen aan het gedeelde betekenisweb van onze cultuur, dan moet die kunnen beschikken over het instrument dat haar/hem daartoe in staat stelt en dat is de Standaardtaal, de taal van het beleid en de overheid. Ik heb dat verwervingsproces als West-Vlaamse dialectspreker zelf doorgemaakt en er ook de vruchten mogen van plukken. Ik heb het Standaardnederlands altijd als een maatschappelijke hefboom gezien. Wie die variant beheerst wordt maatschappelijk weerbaarder, of hij nu kunstenaar, elektricien, veehouder, leraar of kapper is.
In een recent stuk 'Cultuur in Vlaanderen of Vlaamse cultuur' heb ik het zo geformuleerd: "In eerste instantie zal de aanwezigheid van grote groepen anderstaligen en etnisch-culturele minderheden een brede actie voor cultuurparticipatie noodzakelijk maken, want het is bekend dat juist etnisch-culturele minderheden vaak niet participeren aan culturele activiteiten. Taal is daarbij een notoire barrière. Daarom is het noodzakelijk dat de cultuur via de taal toegankelijk gemaakt wordt, zodat alle groepen in de samenleving efficiënt kunnen participeren in het grote betekenispotentieel van de cultuur in Vlaanderen. Daartoe is in eerste instantie een stevig uitgebouwd taalbeleid nodig dat het mogelijk maakt dat alle groepen in de samenleving kunnen participeren in het culturele debat. Dat taalbeleid moet zich met alle middelen richten op het behoud en de verwerving van de standaardtaal, de enige lingua franca die in aanmerking komt voor de interculturele uitbouw van een gedeelde en gediversifieerde cultuur in Vlaanderen. Het Nederlands is nu eenmaal de taal van het onderwijs, van de media, van het beleid en van het maatschappelijk leven en als wij de anderstaligen echt willen betrekken in de cultuur in Vlaanderen dan is het onze verdomde plicht om die anderstaligen alle mogelijkheden te bieden om zich die taal eigen te maken. De prioritaire taak voor het cultuurbeleid in Vlaanderen is dan ook optimale taalverwervingsfaciliteiten scheppen. Het mooiste cadeau dat de Vlaamse Gemeenschap aan nieuwkomers en anderstaligen kan geven is dat van de Nederlandse taal. Met de kennis van de taal geven we ze het machtigste instrument om volwaardig mee te bouwen aan het betekenisweb waaraan alle leden van de Vlaamse gemeenschap participeren. Als we andere culturen een stem in het kapittel willen geven, als we diversiteit een kans willen geven, dan moeten we blijveninvesteren in de promotie van het Nederlands. Dat Nederlands moet niet als een stok achter de deur worden gehanteerd, maar als een sleutel tot participatie, tot interculturele dialoog. Dankzij die taal kan de aanwezige diversiteit in het cultuurlandschap haar volle waarde krijgen.
Het zou een jammerlijke keuze zijn om in Vlaanderen in naam van de diversiteit officieel Onderwijs in Eigen Taal en Cultuur op te richten, wat overigens niet eens mogelijk is als we bedenken dat er alleen al in Antwerpen vierhonderd thuistalen zijn. Zoals in Nederland gebleken is, leidt curriculair O.E.T.C. te gemakkelijk tot een onwerkbaar multiculturalisme met talige en culturele schotten. Ik pleit dus tegen de multiculturele maatschappij, maar voor de interculturele maatschappij. Uit verzet tegen een provincialistisch reactionair Vlaams particularisme, pleit ik voor een prioritaire aandacht voor de taal in het Vlaamse cultuurbeleid. Dat houdt niet in de ontkenning van de andere talen en culturen, maar juist de openheid ervoor en erkenning ervan. In het versterken van de openheid voor andere culturen middels een gedeeld interactie-instrument ligt de toekomst van de gediversifieerde cultuur. In het onderwijs moet ruimte en respect zijn voor de andere aanwezige talen en culturen in de Vlaamse gemeenschap, maar dat onderwijs moet als zijn eerste culturele taak de verwerving van het Nederlands zien. Dat geschenk van de taal waarmee je volwaardig kan functioneren in de gemeenschap is onschatbaar."
Ik geloof dat ik hiermee de nodige nuancering bezorgd heb, die een beter begrip van mijn positie voor uw lezers mogelijk moet maken.
Onderwijs. Pastoorpreek van Passstoors tegen taalracisten!?
Pastoorspreek van Helene Passtoors tegen taalracisten
De vele pleitbezorgers van degelijk taalonderwijs voor anderstalige leerlingen en voor NT2 zijn volgens de vurige Helene Passtoors (taal)racisten; dus: bijna alle leerkrachten , mevrouw Mieke Van Hecke, Onderwijskrant, bepaalde politieke partijen
Zelfs de bekende Helene Passtoors mengde zich als 'taaldeskundige' en ...als vurige pleitbezorger van de thuistalen en van onderwijs in de eigen taal en cultuur (OETC) in het recente debat over thuistalen en het onderwijs. In een reactie op een opinie van Raf Feys in 'De Wereld Morgen' over de nood aan intensief NT2-taalonderwijs vanaf de eerste dag van het kleuteronderwijs, wekt mevr. Passtoors vooreerst ten onrechte de indruk dat er eensgezindheid bestaat binnen het wetenschappelijk onderzoek. Ze gaat nog een stap verder dan de meeste Vlaamse pleitbezorgers van de thuistalen op school en stelt: Het is zelfs principieel af te raden om een allochtone leerling te leren lezen in een taak die hij/zij nog onvoldoende kent. De allochtone leerlingen moeten dus in de eerste plaats op school hun thuistalen verder kunnen ontwikkelen. Tussendoor: Het is uiteraard mede de bedoeling van NT2 vanaf de eerste dag van de kleuterschool dat die leerlingen bij het begin van het eerste leerjaar al het Nederlands wat beheersen.
Passtoors stelt dat er eensgezindheid is bij experts omtrent meertalig onderwijs en predikt verder op zijn pastoors: Het is zeer irritant dat mensen om het even wat verkondigen als het om migranten, Neder-lands leren en, ja assimilatie gaat. Taalkundigen zullen inderdaad allen zeggen dat b.v. de discussie over wat migrantenkinderen op de speelplaats spreken geen taalprobleem is, maar vanuit sociale en politieke kant tot probleem verheven wordt om redenen die niets met taalverwerving te maken hebben. Maar waarschijnlijk alles met de idee van assimilatie. Enkel taalkundigen als Passtoors mogen blijkbaar uitspraken doen over het al dan niet aansporen van anderstalige leerlingen om in en buiten de klas zoveel mogelijk Nederlands te spreken en te oefenen. Ze stelt zelfs dat onze term taalachterstand voor anderstalige leerlingen die starten in het kleuteronderwijs een slechte term is die verdacht veel neigt naar (taal)racisme. We citeren nog even: Het woord achterstand is immers een fundamenteel begrip in het hele complex verbonden met racisme, inferieure rassen, de su-perioriteit van het blanke ras. Ze besluit: Kortom, het is zeer irritant dat mensen om het even wat verkondigen als het om migranten, Nederlands leren en ja, assimilatie gaat."
Onderwijskrant.Partijen vrezen dat ze met hun onderwijsvisie stemmen zullen verliezen
Partijen vrezen dat ze met hun onderwijsvisie stemmen zullen verliezen
'De Lille neemt bocht over voorrangsregels in Brusselse scholen' en ook Tobback nam in 'Reyers Laat' een bocht inzake onderwijs.
Wellicht begint Groen te beseffen da...t ze met haar standpunten over het onderwijs - ook over de hervorming van het secundair onderwijs- al veel stemmen bij leerkrachten e.d. aan het verliezen is. De vele afwijzende reacties op de recente uitspraken van De Lille en Decruynaere spreken voor zich. In het verleden spraken Groene volksvertegenwoordigers zich jammer genoeg ook uit tegen de invoering van intensief NT2 vanaf de eerste dag van het kleuteronderwijs.
Ook bij een aantal volksvertegenwoordigers van Sp.a - en in mindere mate zelfs van CD&V - begint het besef door te dringen dat ze met hun onderwijsvisie en onderwijshervormingen stemmen aan het verliezen zijn. Zo poneerde Bruno Tobback in 'Reyers Laat' plots - en terecht- dat de democratisering en de sociale doorstroming nergens groter waren en zijn dan in Vlaanderen. In de hervormingsplannen voor het s.o. stelden de beleidsmakers (en sociologen) echter steeds dat ons Vlaams onderwijs kampioen sociale discriminatie was en minder kansen bood aan kansarme en arbeiderskinderen. Aangezien de sterke kanten van ons s.o. - en van onze eerste graad in het bijzonder - als knelpunten werden bestempeld, moeten de hervormingsplannen de helling op. Wie A zegt, moet ook B zeggen.
We vrezen echter dat er in de context van de verkiezingen weinig aandacht zal zijn voor fundamentele debatten over het onderwijs. Zo zouden we o.a. willen vernemen wat de partijen - ook de N-VA en Open VLD - denken over de grootschalige scholengroepen, de LAT-inclusie binnen het M-decreet, de tikkende taaltijdbom en de dringende invoering van intensief NT2, ...
Onderwijs. Omtrent misbruik van onderzoek van Slavin e.d. over gebruik van thuistalen
Omtrent misbruik van onderzoek van Slavin e.d. over gebruik van thuistalen
1. Prof. Wim Van den Broeck: De belangrijkste conclusie die Slavin zelf trekt uit zijn studie is dat er te weinig hoog kwalitatieve studies zijn om uitsluitsel te geven over deze kwestie. Bovendien gaat het in die studie over specifieke situatie in VS van Spaanstaligen en effect op leren lezen in het Engels. De positieve effecten gelden uitsluitend voor zgn. 'paired bilingual programs' waarbij kinderen meerdere keren per dag leesonderricht krijgen in beide talen.
2. Prof. Hartmut Esser: voorstanders van gebruik thuistalen vergissen zich! We verwijzen hier even naar de conclusies van prof. Hartmut Esser (universiteit van Mannheim), een gerenommeerde socioloog, die zowat alle studies wereldwijd met betrekking tot onderwijsresultaten en beroepskansen in biculturele onderwijssystemen en tweetalige groepen onderzocht. Hij stelde vast de stellige uitspraken van de voorstanders van het gebruik van thuistalen in klas geen hout snijden (Hartmut Esser, Sprache und Integration. Die sozialen Bedingungen und Folgen des Spracherwerbs von Migranten, Frankfurt/M. und New York 2006 (Campus Verlag). Prof. Esser : Ten eerste moet het merendeel van het 'onderzoek' dat terzake werd verricht naar de prullenmand verwezen worden omdat ze een aanfluiting vormen van iedere ernstige statistische methodiek (ontoereikende gegevens, afwezigheid van controlegroepen, afwezigheid van enig onderzoek naar andere factoren die een rol kunnen spelen). In bijvoorbeeld de Verenigde Staten kan noch bij Spaanstaligen, noch bij Aziaten een positieve invloed vastgesteld worden wat betreft schoolse resultaten, wel integendeel: wie vasthoudt aan zijn taal, boert slechter. En ook op het vlak van de socio-professionele integratie is er geen meerwaarde: de 'etnische netwerken' reiken niet erg ver, zeker niet tot echt interessante jobs, zowel bij immigranten in de Verenigde Staten als bijvoorbeeld bij Turken in Duitsland. "Bij de huidige stand van de wetenschap, besluit Hartmut Esser, kan men niet stellen dat het handhaven van banden met het land van oorsprong een meerwaarde heeft voor de(socio-economische) integratie. Assimilatie lijkt de enige mogelijke weg te zijn.
3. Unesco: Questions about the ef ects of bilingual and multilingual education for young children are complex. Usually, outcomes depend on a host of factors, including: the age the child began learning the language(s); the language(s) spoken in the childs home; the status or prestige of the language(s); and how, when, and for what duration formal instruction was provided, not to mention critical issues about the political environment and the available resources for programmes.mm
Onderwijssociologen e.a. situeren ten onrechte tijdbom onder s.o. en negeren tikkende taaltijdbom (Onderwijskrant 169)
Onderwijsdebat: waarheid
versus verzinsels: editoriaal Onderwijskrant 169
Sociologen e.a. situeren ten onrechte tijdbom
onder s.o. en negeren tikkende taaltijdbom
1. Tikkende taaltijdbom
Prof. Nicaise & co maken zich in De Gids (december) ten
onrechte grote zorgen over de tijdbom onder ons secundair onderwijs.
Nicaise, Van Houtte, Kavadias, Spruyt ... zijn in hun boek Het Onderwijsdebat (EPO, mei) tegelijk
doof voor de echte tijdbom, de tikkende taaltijdbom. In het verleden
bestempelden ze NT2 zelfs als overbodig en nefast.Een aantal auteurs van Het Onderwijsdebat
drukten onlangs ook hun sympathie uit voor een beleidsmaatregel van de Gentse
schepen voor onderwijs, die het leren van het Nederlands voor allochtone
leerlingen zal bemoeilijken.
Elke Decruynaereverordende op 11 aprildat de Gentse leerkrachten voortaan de
anderstalige leer-lingen niet langer met aandrang mogen stimuleren om in en
buiten de klas Nederlans te spreken i.p.v. hun thuistalen. Het is nochtans
tijdens de speeltijden, aan tafel en in de buitenschoolse opvang dat ze het meest
de kans krijgen Nederlands te spreken en in te oefenen. Decruynaere kreeg veel
kritiek te verduren vanwege praktijkmensen en ouders vanallochtone leerlingen. Ze kreeg wel de steun
van universitaire tegenstanders van NT2 en taalach-terstandsnegationisten -
als de 21 universitaire ondertekenaars van het pamflet De Gok van Pas-cal
(2009), die geen heil verwachten van NT2, maar des te meer van het gebruik van
de thuistalen in en buiten de klas. Het zijn paradoxaal genoeg dezelfde mensen
die in Het Onderwijsdebat eens te meer lamenteren over de discriminatie van
kansarme leerlingen in ons s.o.
De taalproblemen en het ontbreken van intensief NT2 zijn allang
zorgwekkend; maar een effectieve aanpak blijft maar uit en de taaltijdbom tikt
verder. Onderwijskrant pleitte de voorbije 20 jaar onophou-delijk voor de
invoering van intensief NT2. Dit gaat veel verder dan een taalbad. Een
specifiekprogramma voor intensief
NT2 viseerteen doorgedreven NT2-aanpak
voor anderstalige leerlingen vanaf de eerste dag van de kleuterschool en
zowel in de klas als buiten de klas. Het zijn professoren als Piet Van Avermaet
en Kris Van den Branden, ex-directeurs van het GOK-Steunpunt, die de grootste
tegenstander waren/zijn van NT2-onderwijs. Van Avermaet poneerde op 12 april al
te graag dat het taalbadmodel blijkbaar niet volstaat, maar beseft blijkbaar
niet dat intensief NT2 iets anders is dan een gewoon taalbad.
In het vooruitzicht van de nieuwe legislatuur wil Onderwijskrant
eens te meer campagne voeren rond dit actiepunt. De taaltijdbom klinkt tikt
luider dan ooit. Dit knelpunt kreeg de voorbije 15 jaar geen prioriteit bij de
beleidsmakers en onderwijskoepels en staat jammer genoeg ook niet centraal
binnen de verkiezingsprogrammas en memoranda. In het lijvige VLOR-memorandum
komt de term NT2 niet eens voor.De
tegenstanders van NT2pleitten
re-centelijk zelfs tegen het stimuleren van hetspre-ken van het Nederlands ook buiten de lesuren. Dit alles is een
reden te meer om een nieuwe taal-campagne op te starten.
In de maanden december tot april noteerden we ook interessante bijdragen
in het debat over de hervor-ming van het s.o, de onderwijskansen, schooluitval,
PISA-2012 ... De onderwijsanalyses die Onder-wijskrant de voorbije
maanden en jaren voorlegde, werden bevestigd in twee nieuwe rapporten over
schooluitvalen in publicaties van de
professoren Van den Broeck, Duyck en Dronkers, die zich meng-den in het debat.
Deze publicaties wijzen eens te meer uit dat ook het recente Masterplan precies
de sterke kanten van ons s.o. en van onze succesvolle eerste graad als
knelpunten bestempelt en uitpakt met alternatieven die de vaste waarden
aantasten.
2Meer onderwijskansen
& minder uitval
2.1 Minder schooluitval
In februari verscheen het nieuwe landenvergelijkend Eurostat-rapport
over schooluitval (= jongeren tus-sen de 18 en 24 jaar zonder einddiploma) met
8,7% voor Vlaanderen. Andere scores: *Nederland: 8,8% *Finland:8,9%*
Denemarken:9,1% *Duitsland:10,5% *Frankrijk:11,6% *Verenigd Koninkrijk:13,5% *Wal-lonië:14,8%
*Italië:17,5% *Portugal:20,8%; Brussel:20,1%, Spanje:24,9%. We stelden opnieuw
vast dat ons onderwijs een goede score behaalt en dat Vlaanderen en Nederland
beter presteren danlan-den met een
gemeenschappelijke lagere cyclus.
Eind december verscheen het overheidsrapport
De sociale staat van Vlaanderen- 2013. Het onderwijs-hoofdstuk is
volledig gewijd aan het fenomeen van de voortijdige schoolverlaters en
bevestigt de be-perkte uitval. Die uitval komt vooral voor in steden en regios
met veel allochtone leerlingen. Ides Nicaise, Bieke De Fraine, Jan Van Damme
... geven er zelfs toe dat de beperkte(re) schooluitval mede een gevolg is
van early tracking
(differentiatie vanaf 12 jaar) en van het vroegtijdig aanbieden van technisch
georiënteerde richtingen. Ze
voegen er zelfs aan toe dat ze hun vroegere kritische mening omtrent onze
eerste graad moeten herzien.
2.2Vlaanderen biedt meer
onderwijskansen
Op 3 december verscheen PISA-2012-wiskunde: onze 15-jarigen behaalden de
Europese topscore (531 punten; gidsland Finland: 519); we telden ook
veel meer toppers (25%) dan Finland(14%) ende Europese resilience-topscore inzake
kansarme leer-lingen die toch hoog scoren (10,4% versus Finland 7,5%). Voor de
PISA-test probleemoplossend ver-mogen behaalden we eveneens de Europese
top-score. Het welbevinden ligt ook een heel stuk hoger dan bij de Finse
leeftijdsgenoten. Sinds PISA-2000 wordt PISA misbruikt door de
beleidsverant-woorde-lijken en sociologen ... om onze succesvolle eerste graad
als de grote probleemcyclus voor te stellen en comprehensief Finland als hét
verlossend model.
Eind februari toonde ook de Brusselse psycholoog Wim Van den Broeck
in een studie van PISA-2012 aan dat Vlaanderen meer onderwijskansen biedt dan
andere landen en dat ook meer kansarme leer-lingen meer kansen krijgen. De
VUB-onderzoeker maakt brandhout van de aantijging dat Vlaanderen kampioen
sociale discriminatie is en van de dwaze prestatiekloofmythe. Hij toont
eveneens aan dat on-ze gedifferentieerde eerste graad meer voordelen dan
nadelen biedt.
Begin maart mengde ook de Nederlandse socioloog Jaap Dronkers zich
in het Vlaams controversieel debat over onderwijskansen. Hij onderschreef in
een blog de kritiek op de egalitaire GOK-ideologie en voorstelling van de
onderwijskansen. De Gentse psycholoog Wouter Duyck formuleerde
recentelijk analoge conclusies en kritiek als Van den Broeck in recente
opiniebijdragen in Doorbraak (eind decem-ber) en in De Tijd (19
januari). Hij riep ook op om voorrang te verlenen aan de aanpak van
achter-standen vanaf de start van de kleuterschool en om de leerplicht te
vervroegen- al lange tijd ook onze GOK-prioriteiten. Van den Broeck en Duyck
ver-woordden nog eens hun visie in het boek Visie(s) op onderwijs
(Pelckmans, eind maart).
3Nefaste GOK-prioriteiten in s.o. en negatie
tikkende taaltijdbom
Onze inzet in het debat over de hervorming van het secundair onderwijs
heeft te maken met onze be-zorgdheid omtrent de toekomst van ons secundair
onderwijs en onze succesvolle eerste graad in het bijzonder. Onze betrokkenheid
is nog meer ingegeven door het feit dat de voorstanders van de hervorming de
voorbije jaren eens te meer er van uitgaan dat de GOK-problematiek veel te
maken heeft met al dan niet comprehensief s.o. Dit was al de dominante visie
bij de beleidsmensen, socio-logen ...in de jaren zestig-zeventig.
Tijdens BRT-uitzendingen in 1971pleitten we al voor het prioritair investeren in de aanpak van vroege
(leer)achterstanden in het kleuter- en lager onderwijs i.p.v. de dure
investeringen in het VSO (Vernieuwd secundair onderwijs). Het is erg als
kinderen al vroegtijdig vaststellen dat ze aan het wegzinken zijn omdat ze onvoldoende
de taal be-heersen, te grote leesproblemen ondervinden.Merkwaardig genoeg zijn het vooral de
mensen die lamenteren over de onderwijskansen van allochtone leerlingen- Jacobs, Nicaisse, Van Houtte, Agirdag ...-
die zich manifesteren als tegenstanders van de invoering van NT2 en die de
taalproblemen mini-maliseren.
Sinds de late jaren zestig wordt op basis van verkeerde analyses van het
democratisch gehalte van ons s.o. en van het functioneren van onze succesvolle
lagere cyclus, ten onrechte veel GOK-heil verwacht van de invoering van een
gemeen-schappelijke (comprehensieve) eerste graad. Dit leidde tot dure en
vruchteloze GOK-investeringen in de structuur van ons s.o., tot een nefaste
3x2-leerjaren-structuur die nergens ter wereld wordt toegepast, tot nivellering
in de eerste graad vooral bij getalenteerde leerlingen in de optie Moderne
wetenschappen, tot grote problemen in de leraren-opleidingen die hun studenten
voortaan moesten opleiden voor vieri.p.v. drie leerjaren ...
Uit het grootschalige talentenonderzoek van de Ne-derlandse socioloog Van
Heek was al in 1968 gebleken dat het voortgezet onderwijs in hoge mate een
meritocratisch/democratisch gehalte vertoonde. In 1969-1970 waren we zelf
betrokken bij het grootschalig Leuvens CSPO-doorstromingsonderzoek (5.000
leerlingen.) We stelden eveneens vast dat veruit de meeste arbeiderskinderen
met een be-hoorlijke schooluitslagal
doorstroomden naar het aso - net voor de invoering van het VSO. In de jaren
vijftig-zestig was ons s.o. inzake democratisering en sociale mobiliteit in een
stroomversnelling geraakt. Jammer genoeg werd dit niet (h)erkend door een
aantal sociologen en door de belangrijkste beleidsmakers. In plaats van na te
gaan welke de hefbo-men waren van die democratisering, ging men er-van uit
dater geen sprake was van een echte
democratisering en dat ons s.o. vooral knelpunten en een enorme sociale
discriminatie vertoonde.
Ook na de afzwakking van het VSO in 1976 en na de invoering van het
eenheidstype in 1989 bleven de comprehensievelingen hun strijd verder
zetten.We wisten nochtans in 1970 al
dat een aantal kleuters grote achterstanden vertoonden van bij het begin van
hun schoolloopbaan en dat we die taal- en leerachterstanden zo vroeg mogelijk
moesten aanpakken. Voor de taalontwikkeling zijn de eerste zes levensjaren
veruit de belangrijkste. We wisten dat we van een comprehensieve hervorming van
het s.o. geen GOK-heil moesten verwachten. De voorbije 25 jaar pleitten we
onophoudelijk ook voor de invoering van intensief NT2- en
achterstands-onderwijs vanaf de eerste dag van het kleuter-onderwijs veel
meer dan een taalbad. De vele weldenkenden en het GOK-steunpuntvonden NT2 overbodig. Pleidooien voor
intensief NT2 vinden we niet terug in de verkiezingsprogrammas en in de vele
memoranda. Zelfs een recente KBS-publicatie over de aanpak van kansarme
kleuters rept met geen woord over NT2- en achterstandsonderwijs. Weinig
politici liggen blijkbaar wakker van de tikken-de taaltijdbom. Sommigen pakken
des te meer uit met meertalig onderwijs, met het toestaan en stimuleren van het
gebruik van de thuistalen in klas en op de speelplaats. Hierdoor zal de al te
beperkte tijd die de meeste anderstalige leerlingen op schoolkunnen besteden aan het spreken en oefenen
van het Nederlands nog drastisch verminderd worden.Ook in het boek Het Onderwijsdebat vind
jegeen pleidooien voor intensief NT2;
Nicaise en andere auteurs hebben destijds de invoering van NT2zelfs als reactionair bestempeld.
Vanaf 1995-1996 en vooral na het aantreden van minister Vanderpoorten
(1999-2004) flakkerden de kritiek op de sociale discriminatie in het s.o. en de
plannen voor een hertekening van het onderwijs-landschap in de richting
van comprehensief onder-wijs weer op. In de besluiten van de Rondetafel-conferentie
van 2002 stonden die ideeën centraal. Vanaf 2002 protesteerden we krachtig
tegen de beleidsverklaringen waarin telkens weer beweerd werd dat onze lagere
cyclus s.o. zich kenmerkte door hoge uitval en sociale discriminatie enz.Uit de TIMSS-studies (1995,1999 & 2003)
en uit de PISA-studies sinds 2000 bleek telkens opnieuw dat onze 14- en
15-jarigen topscores behaalden en dat ook de kansarmere leerlingen meer
onderwijskansen kregen meer ook dan in landen met compre-hensief onderwijs. De
beleidsmakers, onderwijs-sociologen, Georges Monard, kopstukken van
on-derwijskoepels ... vertekenden de PISA-scores en lamenteerden over de
discriminatie van zwakke/kansarme leerlingen. Ze verspreiddende kwakkeldatdie leerlingen in landen met
een gemeenschap-pelijke lagere cyclus veel meer kansen kregen- ook onlangs nog
in december 2013.
Niet de polemiek met de egalitaire GOK-ideologen is de belangrijkste
inzet van onze strijd, maar het nastreven van faire onderwijskansen voor alle
leer-lingen en onze bekommernis om de vroege taal- en leerachterstanden in het
bijzonder. We ergerden ons de voorbije maanden en jaren ook heel erg aan
sociologen als Jacobs, Nicaise, Van Houtte, Agir-dag... en veel andere taalachterstands-nega-tionisten
die wel lamenteerden over onderwijs-kansen, maar tegelijk de campagnes voor
intensief NT2- en achterstandsonderwijs bestreden.
4Recente aantijgingen & spreidstand sociologen
& Dirk Van Damme
4.1Vernietigende
beschuldigingen
In het novembernumMer van het ACW-tijdschrift De Gids was het
al weer zo ver. De aantijgingen van Ides Nicaise en zijn HIVA-medewerkers
klonken vernietigend: De structuur van ons secundair onderwijs is
doelbewust geconcipieerd als een waterval. Kiezen voor het tso of bso
betekent dan meteen een ervaring van demotie, van afdaling van de sociale
ladder. In de puberteit gaat die revolte ontaarden in wrok tegenover de school,
en een tegencultuur die in staat is om een onderwijsproces lam te leggen. Het
wordt nog erger als die wrok zich keert tegen de samenleving en resulteert in
anti-politiek, xenofobie en ondemocratische attitudes. Ze gewagen zelfs
van een tijdbom onder ons s.o.
Nicaise en andere onderwijssociologen kondigden al in januari aan dat ze
hun kritiek op ons s.o. nog eens zouden bundelen in een EPO-boek met als titel:
Het Onderwijsdebat (eind april?). Voorliggend themanummer speelt hier
op in en draagt als titel Het Onderwijsdebat: waarheid versus verzinsels
.Het is mede bedoeld als een antwoord
op de gekende verzinsels over sociale discriminatie, wa-terval, e.d. De
e-book-versie zal eind april op de Onderwijskrantwebsiteverschijnen.
4.2Spreidstand &
bekering (?) sociologen & Van Damme
Tot onze grote verwondering lazen we begin april in een nieuwe
aankondiging van het boek Het Onder-wijsdebat van de sociologen van
Nicaise,Van Hout-te, Spruyt en Kavadias: En jawel, zelfs achter-gestelde
groepen (kansarmen, migranten) doen het in Vlaanderen niet slechter dan
elders. In de begin-maart-voorstelling van het boek en in
de novem-berbijdrage van Nicaise in De Gids klonk het standpunt nog totaal
anders. De
onderwijssociologen verzwijgen wel dat Vlaanderen de Europese PISA-topscore
behaalde, dat onze kansarme leerlingen meer kansen krijgen, dat de schooluitval
beperkter is ... Als mede-auteur
van De sociale staat van Vlaanderen had Nicaise eind december
overigens nochtans al toegegeven dat de schooluitval beperkt was en zelfs
geponeerd dat onze vroege tracking en technische opties tot minder
schooluitval leiden. In De Gids van november beweerde hij evenwel het
tegengestelde.
Opvallend was ook dat Nicaise, Jacobs en andere sociologen niet
expliciet reageerden op de studie van Van den Broeck van eind februariwaarin ze nochtans veel kritiek
mochten incasseren. Ze reageerden zelfs helemaal niet op de bijdrage van prof.
Jaap Dronkers die felle kritiek formuleerde aan het adres van de egalitaire
ideologie, het verkeerd inter-preteren van SES-correlaties, het geen rekening
houden met de intellectuele verschillen, het onderschrijven van de Bourdieu-visie
over sociale discriminatie ... Ook op onze kritiek van de voorbije jaren
verkozen Nicaise en co niet te reageren. De bijdragen in Onderwijskrant
en de Onderwijskrant-petitie werden gewoon doodgezwegen.Nicaise en co verkiezen veelal het
doodzwijgen van de kritiek en van de afwijkende visies. Ze willen naar eigen zeggen met hun
nieuw boek Onderwijsdebat een debat op gang brengen. De voorbije jaren
ontweken ze echter het debat met andersdenkenden en met de praktijkmensen.
Niet enkel de spreidstand van Nicaise en co was de
voorbije maanden heel opvallend. Dit was ook het geval bij Dirk Van Damme, OESO-topman onderwijs en een vurige verdediger
van de officiële PISA-analyses, Van Damme twitterde verrassend op 1 maart: De
studie van Van den Broeck is een interessant rapport dat aansluit bij mijn
eerder genuan-ceerde analyse van de sociale ongelijkheid volgens de
PISA-resultaten.Een merkwaardige
reactie en uitspraak van een PISA-believer en mede-opsteller van het
Masterplan. Even merkwaardig is dat Sp.a-voorzitter Bruno Tobback op 9
april in Reyers Laat verkondigde dat de sociale doorstroming nergens
groter was en is dan in Vlaanderen. De Sp.a ver-kondigde steeds dat ons s.o.
kampioen sociale dis-criminatie was en daarom moest het radicaal her-vormd
worden.
5Voorstelling
themanummer
In voorliggend themanummer besteden we vooralbijdragen aan de twee rapporten omtrent de be-perkte(re) schooluitval , aan
de studie van prof. Van den Broeck, aande opiniebijdrage van prof. Jaap Dronkers. We beschrijven recentepublicaties die de GOK-verzinsels van de
hervormers en van Nicai-se, Jacobs, Van Houtte, Agirdag ...weerleggen. In het perspectief van de nieuwe
legislatuur bekijken we ook onze nieuwe campagne voor de prioritaire invoering
van intensief NT2- en achterstandsonderwijs.
Steeds meer wordt ook duidelijk dat de beleids-verantwoordelijken blind
zijn voor de echte knelpunten als de niveaudaling en nivellering van de
voorbije jaren, het nog steeds uitblijven van intensief NT2- en
achterstandsonderwijs vanaf de eerste dag van het kleuteronderwijs, de
bureaucratisering, de afbouw van de motiverende kanten van het leraars-beroep,
de onophoudelijke stemmingmakerij tegen het onderwijs en het voortdurend
schofferen van de leerkrachten, de vele problemen als gevolg van de
hervormingen in het hoger onderwijs ... OnzeO-ZON-campagne tegen de ontscholing die we be-gin 2007 opstartten werd
heel breed onderschreven, maar blijft actueel.
Noot over blog Onderwijskrant Vlaanderen e.d.
De voorbije maanden plaatste Onderwijskrant
bijna dagelijks berichten en standpunten over de onder-wijsactualiteit op de
blog Onderwijskrant Vlaan-deren, op facebook Onderwijskrant actiegroep en
via tweets Raf Feys. Naast de gestoffeerde bijdra-gen in het tijdschrift
kunnen we nu beter inspelen op de dagelijkse actualiteit en korte berichten
ver-spreiden.Sinds september 2013 viel
er bijna dage-lijks onderwijsnieuws te rapen.
Onderwisjkrant. 20 jaar strijd voor intensief NT2 - veel meer dan een taalbad!
20 jaar strijd voor intensief NT2 & nieuwe NT2-campagne van Onderwijskrant NT2 is veel meer dan een taalbad!
Onderwijskrant voerde vanaf september 1991 een campagne voor het opzetten van een zorgverbredings- en achterstandsbeleid. De basisvisie werd uiteengezet in nr. 68/69, september 1991. Binnen ons pleidooi voor een doorgedreven achterstandsdidactiek voor taal, lezen, rekenen. .. was intense NT2-taalstimulering van allochtone kleuters speerpunt nummer 1. We besteedden in januari 1991 een themanummer aan migrantenonderwijs. We steunden in dit nummer ook Paula DHondt- koninklijk commissaris voor de migrantenproblematiek. Ze was zich zich ten zeerste bewust van de ernst van de (taal)problemen van allochtone leerlingen. Ze betreurde toen al dat veel politiek correcte denkers ze bleven ontkennen en haar tegenwerkten. Ook alarmerende getuigenissen van Brusselse ouders en leraars vanaf 1993 stimuleerden ons in die tijd om in actie te komen. De klachten van die ouders werden jammer genoeg genegeerd en ze kregen zelfs veel onterechte kritiek te verduren
Met Onderwijskrant hielden we geregeld pleidooien voor een andere en meer intentionele aanpak van het taalonderwijs vanaf de kleuterschool en van NT2 in het bijzonder. Omdat we merkten dat veel allochtone leerlingen al vanaf de kleuterschool tal van taal- en leerachterstanden vertoonden, trokken we in het Onderwijskrant-themanummer van januari 1993 aan de alarmbel. We pleitten er voor intensief NT2 en voor doorgedreven achterstandsonderwijs. We beklemtoonden dat het vaak ook ging om een algemene leerachterstand van minder getalenteerde leerlingen. Allochtone leerlingen presteren vaak ook laag voor wiskunde, een domein dat tot op zekere hoogte taal- en cultuurneutraal is. We verwachtten in dit verband veel heil van een intense zorgverbreding gestoeld op een effectieve achterstandsdidactiek - zoals we die beschreven in ons themanummer over zorgverbreding (september 1991) en in onze vakdidactische publicaties over achterstandsdidactiek en over leren lezen, rekenen, spellen ... in het bijzonder.
Vanaf 1994 protesteerde Onderwijskrant tegen de monopolisering van de GOK-ondersteuning door de universitaire Steunpunten die te ver afstonden van de praktijk en die visies propageerden die haaks staan op een effectieve achterstandsdidactiek. De GOK-Steunpunten vonden intensief NT2-onderwijs zelfs overbodig. We protesteerden ook tegen de VLOR-trefdag over zorgverbreding van 1995 die o.i. volledig op het verkeerde spoor zat: we moesten volgens de sprekers ons Vlaams système denseignement met zijn directe instructie e.d. vervangen door het Waalse leerlinggecentreerde système dapprentisage.
In het boekje: Taal Onderwijs en de Samenleving. De kloof tussen beleid en realiteit (EPO, 2008) schreven Piet Van Avermaet (directeur Gents Steunpunt ICO en later Diversiteit en Leren) en prof. Jan Blommaert smalend over onze NT2- en taalcampagne: Onderwijskrant begrijpt niet dat men perfect sociaal geïntegreerd kan zijn in de marge van de samenleving. Onze campagne voor Nederlands en intensief NT2 was/is ook bedoeld voor de vele leerlingen die van huis uit minder gestimuleerd worden om het Nederlands te leren met inbegrip van de standaardtaal.
We besteedden de voorbije 20 jaar opvallend veel aandacht aan de taalproblematiek. In 2004 startten we met een extra brede taalcampagne met intensief NT2 als een belangrijk actiepunt. We spendeerden er sindsdien ook een paar themanummers aan (Onderwijskrant nr. 148 en 154, www.onderwijskrant.be). In de context van de alarmerende taaloproep van Mieke Van Hecke startten we in september 2009 met een nieuwe taalcampagne. We werden bij dit alles ook voortdurend geprikkeld door de vele taalachterstandsnegationisten die intensief NT2 steeds als nefast bestempelden, maar tegelijk de leerkrachten en scholen ervan beschuldigden dat ze de allochtone leerlingen discrimineerden. Het waren vaak ook die mensen die ten onrechte veel heil verwachten van het frequent laten aan bod komen van de de thuistaal van de leerlingen ook al heeft men in de meeste klassen met heel wat thuistalen te doen. Ook in het kader van recente pleidooien voor het vervangen van het integratiestreven door de superdiversiteit-ideologie, werd het belang van het Nederlands steeds meer gerelativeerd. We bekampten de voorbije jaren ook de vele standpunten waarbij het belang van het leren van de standaardtaal in vraag gesteld werd zelfs door leerplanontwerpers. We vonden de voorbije 20 jaar jammer genoeg weinig of geen steun van andere onderwijstijdschriften, van de VLOR, van universitaire onderwijskundigen en lerarenopleiders, van onderwijsbegeleiders, ... Pas laat drong de ernst van de taalproblemen door bij de leden van de commissie onderwijs.
Nieuwe Onderwijskrantcampagne!
Intensief NT2 is veel meer dan een taalbad. Het is ook veel meer dan taalproeven bij de start en het einde van het lager onderwijs en dan vier taalbadweken in lager onderwijs (cf. Masterplan van juni 2013). Voor Onderwijskrant zijn er heel wat aanleidingen om een nieuwe campagne vóór intensief NT2-onderwijs en effectief achterstandsonderwijs op te starten. We sommen er enkele op: de nieuwe legislatuur, de vele alarmerende berichten over het toenemend aantal anderstalige leerlingen, de recente statistieken over de frequente schooluitval en zwakke PISA-prestaties van de anderstalige leerlingen, de blijvende negatie van de grote taalproblemen door tal van academici, kopstukken van migrantenverenigingen, onderwijskoepels ..., het ontbreken van de NT2-problematiek in de memoranda van de VLOR en van de onderwijskoepels en in de verkiezingsprogrammas, de vele op stapel staande hervormingen waarbij NT2 geen prioriteit is en waarbij sommige (b.v. M-decreet) zelfs effectief achterstandsonderwijs zullen bemoeilijken ... Het is anno 2014 inmiddels al 5 na 12. Ook de meeste beleidsmakers zijn zich hier nu wel van bewust, maar intensief NT2 en achterstandsonderwijs vanaf de eerste dag van de kleuterschool blijven uit. De NT2-methodiek staat nog steeds niet op punt en kleuterjuffen en leerkrachten kregen er de gepaste opleiding niet voor. Scholen met doelgroepleerlingen krijgen ook wel extra ongekleurde subsidies voor werkingstoelagen en meer omkadering, maar het rendement ervan is twijfelachtig. Vorig jaar startte minister Smet met een nieuw experiment voor de aanpak van die problemen in enkele concentratiescholen. De indruk werd gewekt dat we na al die jaren nog steeds niet weten wat er moet gebeuren en dat de projectteams dat nu zelf maar moeten uitzoeken. Tot nog toe vernamen we nog niets over de specifieke aanpak. Binnen enkele maanden krijgen we een nieuwe Vlaamse regering en een nieuwe beleidsverklaring voor het Vlaams onderwijs. In deze bijdrage pleiten we eens te meer voor het invoeren van intensief NT2- en achterstandsonderwijs vanaf de eerste dag van de kleuterschool als prioritaire ingreep en investering. We deden dit ook in onze vorige memoranda voor de nieuwe regeringen en in onze Onderwijskrantinterviews met de ministers Van den Bossche, Vanderpoorten en Vandenbroucke.
Onderwijskrant. Tikkende taaltijdbom. Campagne voor intensief NT2
Tikkende
(taal)tijdbom: campagne voor intensief NT2- & achterstandsonderwijs - in
het perspectief van de nieuwe legislatuur
Meer
nood dan ooit aan NT2-onderwijs en
achterstandsonderwijs & aan bestrijding negatie taalproblemen & NT2
door neerlandici, sociologen, onderwijskoepels, ...
1Taalproblemen allochtone leerlingen en
intensief NT2
1.1Tikkende taaltijdbom versus ontkenning
taalproblemen
In De sociale
staat van Vlaanderen-2013 lazen we eind december: Het probleem van de schooluitval is het meest prominent bij jongens
van Noord-Afrikaanse (45,5% ) en Turkse herkomst (45,6%).We leiden uit dit rapport ook af dat het niet
kennen van behoorlijk Nederlands een belangrijke rol speelt. Uit PISA-2012
bleek eveneens op 3 december dat vooral allochtone leerlingen die onvoldoende
de Nederlandse taal beheersen zwak scoren. In 2010 had 23% van de pasgeboren
kinderen in het Vlaamse Gewest een
moeder die thuis geen Nederlands sprak-bijna1 op 4. In het Gentse basisonderwijs
telde men in 2010-2011 37% anderstalige leerlingen. In Antwerpen spreken de
meeste kleuters thuis geen Nederlands. Volgens schepen Liesbeth Homans spreken momenteel zelfs 70 procent van de 0-tot
9-jarigen in Antwerpen thuis geen Nederlands. Zelfs bij kinderen van de derde
generatie stellen we nog vaak een tekort aan kennis van het Nederlands vast. We lezen dat de Gentse scholen aan de alarmbel
trekken omwille van de vele (nieuwe) Slovaakse kinderen die een enorme
taalachterstand kennen en in armoede leven (Gentse
scholen zijn wanhoop nabij, DM, 15.03.14). Hun ouders vinden ook vaak geen
werk omdat ze geen Nederlands kennen.
Op 29 januari j.l. hield Geert Vanistendael op Radio 1 een vurig pleidooi voor doorgedreven
taalonderwijs. Hij ergerde zich terecht aan de vele
taalachterstandsnegationisten - vaak sociologen en neerlandici -die het grote belang van de kennis van het Nederlands
en van NT2-onderwijs ontkennen en bestrijden. Veel academische weldenkenden
blijven de nood aan doorgedreven NT2 zelfs ontkennen en bestrijden. De Leuvense
neerlandicus Koen Jaspaert poneerde
op 4 september j.l. eens te meer: Het probleem van het Nederlands spreken wordt
aangepraat als een probleem.Jaspaert
was de eerste directeur van het Leuvens Steunpunt NT2 (1991-2010) dat
merkwaardig genoeg al na een paar jaar verkondigde dat NT2 volstrekt overbodig
was, maar toch tussen 1990 maen2010
jaarlijks een 500 miljoen BFR bleef opstrijken (zie verder punt 3.).Machteld
Verhelst, coördinator Vlaams Verbond Katholiek Basisonderwijs en
ex-medewerker van het steunpunt NT2 onderschreefin september j.l. op twitter de visie van Jaspaert. Haar Guimardstraat-chef Mieke Van Hecke gewaagde eind augustus
2009 nochtans van een tikkende taaltijdbom, maar Van Hecke kon ook toen niet op
de steun van haar koepel rekenen. Het is schrijnend dat ook de onderwijskoepels
zich nog niet echt bewust zijn van dit probleem. Uit PISA-2012 kon men afleiden
dat er een probleem is bij het toenemend aantal anderstalige leerlingen. Machteld Verhelst lamenteerde op twitter
dat het aantal zwakke leerlingen wat toegenomen was, maar bracht dit niet in
verband met de anderstalige leerlingen. In het recente KBS-rapport Kleine kinderen, grote kansen. Hoe
kleuterleidstersleren omgaan met
armoede en ongelijkheid reppen de opstellers, medewerkers van de
ex-GOK-Steunpunten Diversiteit &
Leren en CEGO met geen woord over
de nood aan intensief NT2- en achterstandsonderwijs.
Onderwijskrant trekt al vele jaren
tevergeefs aan de alarmbel en is de wanhoop nabij. De taalproblemen en de nood
aan intensief NT2 zijn allang zorgwekkend; maar een effectieve en intensieve
aanpak blijft maar uit. Het aantal minuten per week dat een anderstalige
kleuter de kans krijgt om Nederlands te spreken in een doorsnee-klas zonder NT2
is heel beperkt. En dan willen de
schepen van onderwijs van de stad Gent en anderen nog de anderstalige
leerlingen stimuleren om hun thuisthalen te spreken in en buiten de klas i.p.v.
Nederlands. Het is nochtanstijdens de
speeltijden, aan tafel en in de buitenschoolse opvang dat anderstalige
leerlingen het meest de kans krijgen Nederlands te spreken en in te
oefenen.
We besteedden de voorbije 20 jaar ook veel
aandacht aan de bestrijding van de vele taalachterstandsnegationisten. Het zijn
vaak professoren als Piet Van Avermaet en Kris Van den Branden die meertalig
onderwijs en het gebruik van de thuistaal sterk promoten, die tegelijk de
grootste tegenstander zijn van NT2.
In het vooruitzicht van de nieuwe legislatuur
wil Onderwijskrant eens te meer campagne voeren rond dit actiepunt. De taaltijdbom klinkt tikt luider dan ooit. Dit
knelpuntpunt kreeg de voorbije 15 jaar geen prioriteit bij de beleidsmakers en
onderwijskoepels en staat jammer genoeg ook niet centraal binnen de
verkiezingsprogrammas en memoranda. In het lijvige VLOR-memorandum komt de
term NT2 niet eens voor. Ook de inspectie signaleerde niet tijdig genoeg de
grote taalproblemen in Brussel en elders en pleitte nooit expliciet voor
intensief NT2. Dit alles is een reden te meer om een nieuwe taalcampagne op te
starten.
1.2
Nood aan intensief & langdurig NT2-onderwijs
Intensief NT2-onderwijs gaat veel verder dan een gewoon
taalbad. Het Nederlandse Sociaal en
Cultureel Planbureau stelde terecht:
Het is onmogelijk, Turkse, Marokkaanse ... migrantenleerlingen in een beperkt
aantal uren een andere taal aan te leren. De schoolse achterstand inzake
taalvaardigheid is bij de aanvang van de basisschool enorm groot (Uit elkaars buurt, 2005). Verder lezen
we in het SCP-rapport: Men heeft ooit gedacht dat de
taalachterstand sterk zou afnemen vanaf de tweede generatie, bij de kinderen van
ouders die zelf les gekregen hebben in het Nederlands. Het volstaat echter niet
dat minstens een van de ouders tegenwoordig meestal de hele opleiding in het
Nederlands gevolgd heeft. De Nederlandse taalkennis van Turkse en Marokkaanse
kleuters bij de start van het basisonderwijs is vaak miniem. Dit is het gevolg
van het zich niet integreren van de ouders, van importhuwelijken en
gezinshereniging En in Vlaanderen worden migranten nog veel minder onder
druk gezet om de landstaal te leren en te integreren dan in Nederland,
Duitsland, Frankrijk...
Samen met het SCP pleiten we voor intensief NT2 en dit zo
vroeg mogelijk. Als anderstalige kleuters maar gewoon les volgen - en een
taalbad krijgen - samen met Nederlandstalige, dan kunnen ze uiteraard hun grote
achterstand niet ophalen. Er is intensief NT2-onderwijs nodig met deskundindige
leerkrachtenen typische NT2-methodieken. Die leerlingen moeten ook de dag door
buiten de lessen gestimuleerd en extra begeleid worden om Nederlands te
spreken. In de eerste graad lager onderwijs zullen ze eveneens meer uren
Nederlandse instructie moeten krijgen ook al sneuvelen daardoor lesuren voor
wereldoriëntatie e.d.
De Brusselse psychologe Friederike Peirs-Lueken pleit terecht voor veel meer taalinstructie
en voor een meer gestructureerde en gestuurde aanpak; dat is veel meer dan
zomaar een taalbad en samen optrekken in klas met Nederlandstalige leerlingen.
Ze getuigt dat ze in Brussel dagelijks wordt geconfronteerd met veel meertalige
kinderen lager onderwijs die al drie jaar Nederlandstalige kleuterschool achter
de rug hebben en nauwelijks een opdracht of vraag in het Nederlands begrijpen
en ook geen grammaticaal correcte zinnen hanteren. Ze vindt het hoog tijd dat
er een doordachte, systematische en consequente taalaanpak uitgestippeld wordt
en dat hierbij meer rekening gehouden wordt met taalzwakke, lager begaafde en (gedwongen)
meertalige kinderen. 'Geen taalbad - een
taalbad is alleen bruikbaar voor een kind dat al kan zwemmen, maar een
vakkundige taalstimulatie' (DS, 19.06.06). Intensief NT2 is inderdaad veel
meer dan een taalbad, dan taalproeven bij de start en het einde van het lager
onderwijs, dan vier taalbadweken in lager onderwijs... We betreuren dat die
belangrijkste prioriteit niet uitdrukkelijk vermeld wordt in de
verkiezingsprogrammas en in de memoranda van de onderwijskoepels en van de
VLOR.
In PISA-2012 presteerden onze allochtone leerlingen die
thuis geen Nederlands spreken, veel zwakker (40 punten) dan diegene die wel
Nederlands spreken. In hun PISA-studie van 2005 stelden Horst Entorf en Nicoleta Minoiu dat tot 60% van de grote kloof
tussen leerlingen die thuis al dan niet de schooltaal spreken vooral via vroege
en intense taalstimulering gedempt moet worden. Educational policies
in countries like Germany should focus on integration of immigrant children in
schools and preschools, with particular emphasis on language skills at the
early stage of childhood (What a difference Immigration
Policy Makes: A comparison of PISA scores in Europe and Traditional Countries
of Immigration, German Economic Review, vol. 6, nr. 3, aug. 2005). De Luxemburgse
prof. R. Martin schreef dat uit PISA bleek dat in Luxemburg de kinderen die
thuis een andere taal dan de schooltaal spreken tweemaal zoveel kans lopen om
zwak te scoren ook al hebben ze dezelfde SES (sociaal economische
status).
De Leuvense prof.
Marlies Lacante e.a. stelden in 2007: Het
taalprobleem is zonder discussie in Vlaanderen een groot probleempunt. Dit
start bij de islamallochtonen al bij de ontwikkeling van de eigen moedertaal
binnen de gezinssituatie. Het betreft in vele gevallen gezinnen met een laag
economisch en cultureel kapitaal waar het taalgebruik qua structuur en
complexiteit al op een lager niveau ligt. (M. Lacante e.a. Allochtonen in het
hoger onderwijs, 2007). Deze duidelijke uitspraak viel uiteraard niet in
goede aarde bij vertegenwoordigers van migrantenverenigingen en bij de
taalachterstandsnegationisten. Prof. Jan
Van Damme en J.P. Verhaeghe wezen in een studie van het steunpunt SSL
SiBO eveneens op de grote invloed van de geringere taalvaardigheid bij de start
van het lager onderwijs (ORD 2007). De lange schoolvakanties
hebben ook een slechte invloed op de Nederlandse taalkennis, wat er op
wijstdat die dan thuis niet meer
onderhouden en geoefend wordt.
2Nog steeds
taal- en leerproblemen ontkend
2.1Negatie taalproblemen en bestrijding
NT2-onderwijs
In een aantal landen is het vanzelfsprekend
dat anderstalige kinderen zo vlug mogelijk de nieuwe landstaal leren spreken en
dat daarvoor aangepast taalonderwijs vanaf de eerste dag van de kleuterschool
nodig is. In Vlaanderen is er hier jammer genoeg geen consensus over en wordt
intensief NT2-onderwijs door veel academische weldenkenden als nutteloos
bestempeld en zelfs als discriminatie
en taalracisme. In punt 1.1 vermeldden we al dat de neerlandicus Koen Jaspaert onlangs nog stelde: Het probleem van het Nederlands spreken
wordt aangepraat als een probleem. Volgens de Gentse socioloog Orhan Agirdag is met de pleidooien voor
het aanleren van Nederlands en voor intensief NT2 het voorlopige hoogtepunt van taalracisme bereikt: de ongegronde
overtuiging dat het gebruik en kennis van witte talen superieur zijn aan het
gebruik en kennis van zwarte talen. In tijden waar het biologisch racisme
alle politieke geloofwaardigheid heeft verloren, bedient de
uitsluitingspolitiek zich uitvoerig van het taalracisme, Taalbadmodel van Bart
De Wever is diefstal, De Wereld Morgen, 25.06.13). Ook volgens Ico Maly (Kif Kif) wordt hier spreekt men
Nederlands gebruikt om te discrimineren . Dergelijke uitspraken lokten
terecht veel verontwaardiging uit bij leerkrachten en bij veel burgers. Verderop
in deze bijdrage concludeert Eddy Bonte:
De waarheid luidt dat het valse discours van Ico Maly, Jan Blommaert e.a. invloedrijke
allochtonen er ook toe aanzet de kennis van het Nederlands te contesteren en zo
de derde en binnenkort de vierde generatie verder het getto zal induwen.
Zelfs de directeurs
van de drie GOK-steunpunten (Ferre Laevers, Kris Van den Branden & Van
Avermaet) ontkenden steeds de specifieke taal- en leerproblemen bij heel wat
allochtone leerlingen.In een publicatie
van 2004 luidde het: Van zodra kinderen
van een andere etnische afkomst slechter presteren (b.v. Nederlands spreken),
is er sprake van systematische kansenongelijkheid en discriminatie.Het leerpotentieel en de bereidheid
leerinspanningen te leveren zijn immers gelijk verdeeld over de verschillende
volkeren en bevolkingslagen. (Steunpunt GOK, Beter, breder en met meer kleur, 2004). Het was dan ook niet
verwonderlijk dat de drie Steunpunten Zorgverbreding/GOK geen effectief
voorrangs- en achterstandsonderwijs uitwerkten. De immense investering in die
Steunpunten - een 75 miljoen BFR per jaar -sorteerde weinig effect en leidde zelfs de aandacht af van effectief
achterstandsonderwijs. De GOK-Steunpunten wekten nochtans in hun balans van
2005 de indruk dat ze alvast in het basisonderwijs veel bereikt hadden (zie
verder punt 3).
Niet minder dan 21 universitaire
taalachterstandsnegationisten verspreidden in 2009 een petitie met als titel: Gok Van Pascal: mythes over taalachterstand
en onderwijs (De Morgen, 30.10.2009). De ondertekenaars - sociologen van
UGent, HIVA-Leuven en UA, medewerkers van GOK-steunpunten, neerlandici ...
gingen niet akkoord met de stelling dat veel anderstalige leerlingen een grote
taalachterstand hebben en onder meer omwille hiervan opvallend minder
presteren. Een taalbad/intensief NT2 haalt
volgens de vele taalachterstandsnegationisten weinig uit en is ook nefast. Voorstanders
van NT2 vinden dit noodzakelijk voor de goede afloop van de onderwijsloopbaan
van die leerlingen en voor de maatschappelijke integratie.
Prof. Bea Cantillon stelde op een
KBS-studiedag (2007) dat het herleiden
van de problemen van de allochtone leerlingen totsociaaleconomische discriminatie een heel grote vergissing is.De problemen zijn ook cultureel, religieus,
levensbeschouwelijk Verder zijn er ook de taalproblemen. Kleuters beginnen al
met een grote achterstand. De leerproblemen hebben verder ook te maken met het
feit dat de ouders niet geïntegreerd zijn of zich niet laten integreren. Zij
vormen een gesloten gemeenschap. Deze specifieke problemen worden jammer veelal
ontkend of sterk gerelativeerd. Deze waarheid past niet binnen het politiek
correcte denken over de multiculturele
samenleving en over gelijke kansen. Politica Zuhal Demir (Turkse roots) betreurde in Knack van 22 januari: Vandaag zijn er allochtone leerlingen van
de derde generatie die slecht Nederlands spreken, dat kunnen we niet dulden. Ze
voegde er aan toe: Ik geloof sterk in
het belang van inburgering. Volgens veel taalachterstandsnegationisten
werkt het Nederlands leren bij
allochtonen niet emanciperend, maar discriminerend.
Onze pleidooien voor intensief NT2 en
achterstandsonderwijs kregen de voorbije 20 jaar veel instemming vanwege de
leerkrachten. In universitaire kringen botsten ze op veel weerstand - vooral
vanwege een aantal sociologen & neerlandici, en merkwaardig genoeg ook vanwege
het Leuvens Steunpunt NT2 dat NT2 overbodig vond. Taal - en leerproblemen
zijn volgens de poilitiek correcte denkerseen gevolg van sociale discriminatie. In de vorige bijdrage over schooluitval
werd overduidelijk dat veel allochtone en anderstalige leerlingen kampen met
grote taal- en leerproblemen. Jammer genoeg wordt de schooluitval ook in het
Masterplan eerder en ten onrechte toegeschreven aan de (discriminerende?)
structuur van het s.o.. De voorbije 15 jaar waren beleidsverantwoordelijken en
allerhande hervormers veel meer bezig met de afbraak van de gedifferentieerde
structuur van ons s.o. dan met de tikkende (taal)tijdbom in ons onderwijs: de
grote taal- en leerproblemen van veel leerlingen die een doorgedreven zorg en
aanpak vanaf de eerste dag van de kleuterschool vereisen. Zo noteerden we de
voorbije 15 jaar binnen de parlementaire commissie onderwijs geen enkel debat
over de aanpak van intensief NT2-onderwijs.
2.3Meer
thuistaal op school en onderwijs in thuistalen?
Een aantal taalachterstandsnegationisten
pleitten de voorbije maanden en jaren wel als alternatief voor onderwijs in de eigen taal van de allochtone
leerlingen, voor meertaligheid, voor het zoveel mogelijk inspelen op de
thuistalen van de anderstalige leerlingen, voor het niet langer stimuleren om
zoveel mogelijk Nederlands te spreken op de speelplaats en onderling in klas,
voor het eerst leren lezen in het Turks zoals in een Gents experiment ... De
Gentse socioloog Orhan Agirdag drukte
zijn verwachting inzake meertalig onderwijs zo uit: Meertalig onderwijs kan variëren van een paar uren moedertaalonderwijs
tot en met het aanbieden van een aantal reguliere vakken in verschillende
talen. Via ICT ondersteuning is meertalig instructie ook mogelijk in scholen waar
er heel veel talen aanwezig zijn.
De Gentse schepen voor onderwijs kondigde op
11 april aan dat de leerlingen voortaan ook hun eigen thuistaal mogen gebruiken
en spreken in en buiten klas (Turks, Bulgaars, enz.). Dat zal vooreerst leiden
tot een babelse spraakverwarring en tot veel conflicten tussen leerlingen vanaf
de kleuterschool. Het betekent ook dat kinderen die al hun thuistaal behoorlijk
beheersen en die buiten de schooluren voortdurend die thuistaal kunnen spreken/oefenen,
nu nog minder de kans zullen krijgen om de vreemde Nederlandse taal te leren
spreken tijdens het beperkt aantal spreekmomenten in klas en tijdens de
schooluren buiten de klas. Het aantal momenten per dag/week dat een
anderstalige leerling Nederlands kan spreken op school en zijn Nederlands kan
oefenen, is o.i. nu al veel te beperkt.
In Nederland waren destijds veel experimenten
met OETC - onderwijs in de eigen taal en cultuur. Na enkele jaren werden die
experimenten weer stopgezet. In januari 1993 stelden we ook al in ons
themanummer over migrantenonderwijs dat OETC niet haalbaar was. In regios met veel
anderstalige leerlingen lopen veelal kinderen van heel verschillende
nationaliteiten school. Het is voor die leerkrachten dan ook niet mogelijk om
in te spelen op al die verschillende talen. Het is wel uiterst belangrijk en
mogelijk om die kinderen zo vroeg mogelijk Nederlands te leren. Ook volgens de
Gentse cognitef psycholoog Wouter Duyck
moet dit zo vroeg mogelijk gebeuren. Op 16 februari j.l. pleitte Mieke Van Heckeop Radio-1 voor doorgedreven NT2-onderwijs,
maar Orhan Agirdag had daar absoluut
geen oren naar. De problemen van allochtone leerlingen zijn volgens hem dezelfde
als deze van andere leerlingen uit de lagere milieus: de sociale discriminatie.
In reacties van leerkrachten en directies op
de roep voor meertalig onderwijs en voor het toelaten en stimuleren van het
gebruik van de thuistalen in klas en buiten klas, stellen deze praktijkmensen
dat de pleitbezorgers totaal vervreemd zijn van de onderwijspraktijk. Zij vergeten
vooreerst dat het niet eens mogelijk is om in te spelen op al die verschillende
thuistalen. De leraars betreuren vooral ook dat de kansen om Nederlands te
leren op die manier sterk verminderen. Een kleuterleidster stelde dat als ze
b.v. Turkse kleuters toelaat om Turks te spreken bij vrij spel, deze dan steeds
minder Nederlands spreken en andere leerlingen afstoten.
De praktijkmensen vinden ook dat precies de
vele uren op school buiten klasverband de uren zijn waarin de anderstalige
leerlingen veruit het meest de kans krijgen om Nederlands te spreken en te
oefenen. In een klas met 20 leerlingen krijgen die kinderen al bij al maar een
beperkte spreektijd. Het Gents experiment met lessen leren lezen e. d. in het
Turks werd geëvalueerd door voorstanders van het experiment, maar toch bleek
dat de lessen Turks niet leidden tot de verbetering van het Nederlands. Een
groep Koerdische ouders tekende ook bezwaar aan tegen dit experiment en vonden
dat allochtone kinderen er alle belang bij hadden enkel met Nederlands te
worden geconfronteerd.
Het zijn de allochtone ouders zelf die nog
het meest protesteerden tegen het recente voorstel van de Gentse schepen van
onderwijs om het gebruik van de thuistaal toe te laten tijdens en buiten de
les. Tuba Yılmaz: Ik zelf heb
Nederlands moeten spreken op school en geen thuistaal en ben er echt blij mee.
Dmonx Prtavyan: Als 'allochtoon' ben ik
tegen het toelaten van de thuistaal op school.De mensen die deze beslissing hebben genomen
zijn niet echt wijs. Jordy Ronaldo: Als
allochtoon vind ik dit een vreselijk idee, op die manier hebben die kinderen
nog veel minder kansen op de arbeidsmarkt later, meer kans op discriminatie
omdat ze de landstalen niet beheersen, dus neen geen thuistaal op school aub!VW: In
de Lucarna-scholen is het voor de Turkse leerlingen ook op de speelplaats verboden
Turks te spreken. XY: Als er 10
verschillende talen zijn, hoe ga je dan met elkaar spreken. 'Je eigen taal
spreken' kan volgens mij ook echt alleen op concentratiescholen waar bijna
iedereen dan je eigen taal spreekt, en dan riskeer je dat ouders van
Nederlandstalige kinderen hun kinderen gaan wegnemen, omdat er tijdens de
speeltijden geen Nederlands meer wordt gesproken en ze zo worden uitgesloten
tijdens het spel.
Peter
De Roover,
leraar tso, reageerde zo op de oproepen voor meertalig onderwijs: Vanuit mijn eigen beroepservaring stoot ik
vooreerst op een ander niet te verwaarlozen praktisch probleem. Als ik me
beperk tot mijn leerlingen moeten er dan lessen gegeven worden in het Arabisch,
Berbers, Turks, Pasjtoe, Urdu, Albanees, Bosnisch, Portugees, Spaans en Grieks.
Ik verzeker niet dat ik volledig ben. In andere klassen zitten Russen
(thuistaal?), Polen, Afrikanen, ... Dat is mijn schoolrealiteit van vandaag.
Krijgen die allemaal les in hun moedertaal? Worden voor al die talen
leerkrachten gerekruteerd ? Krijgen ze alleen les als 'hun groep' voldoende in
aantal is en valt die eenzame Tsjetsjeen uit de boot? Maken we er dan een groepsrecht
van en geen individueel recht? Vervalt dat recht als de moeder Nederlands
spreekt thuis? Hoeveel bedraagt het kostenplaatje van zo'n maatregel die geen
baat in leerprestaties brengt? Of er veel problemen worden opgelost met
onderwijs in de 'moedertaal' mag betwijfeld worden. Dat er een hoop bijkomende
door zullen ontstaan is wel zeker. Helpen we het onderwijs van achtergestelde
kinderen vooruit door nieuwe praktische ellende te veroorzaken? (DS
14.03.13).
Op de website van Klasse verscheen in mei 2013 een bijdrage van Kris Van den Branden onder de titel: Meertaligheid is een troef, geen handicap. Van den Branden is de ex-directeur NT2-Leuven die intensief NT2
overbodig vond en er dan ook geen specifieke aandacht met zijn Steunpunt wou
aan besteden. Naast een aantal leraars reageerde ook prof. Wim Van den Broeck op de levensvreemdheid van Van den Brandens pleidooi. Van den Broeck
stelde: Hoe wereldvreemd kan men zijn?
Echte meertaligheid is natuurlijk een troef, maar taalachterstand in het
Nederlands is wel degelijk een handicap, zoals blijkt uit zovele studies die
aantonen dat de onderwijskansen en de arbeidskansen zwaar gehypothekeerd worden
indien de landstaal zwak of niet beheerst wordt. Het is inderdaad beter dat
anderstalige kinderen thuis in hun eigen taal converseren dan dat ze thuis een
gebroken Nederlands zouden horen praten, maar dat betekent niet dat thuistaal
toelaten op school hen taalvaardiger zou maken. Het maakt hen niet
taalvaardiger in hun thuistaal, want op school spreken ze dan vaak een gemengde
taal, en het maakt hen al zeker niet taalvaardiger in het Nederlands. Dit lijkt
sterk op het ontkennen of minimaliseren van een reëel maatschappelijk en
sociaal probleem dat in grote mate ontstaan is door het ontbreken van een
doeltreffend en doortastend taalbeleid. Men moet in sommige kringen toch eens
weten wat men wil: ofwel is er geen probleem, maar dan is het geen issue, ofwel
is er wel een probleem, en dan moeten we er iets aan doen! (17 mei2013).
Nog enkele reacties van leerkrachten op de
website van Klasse. De leerkrachten beklemtoonden alle dat enkel als de
leerlingen maximaal Nederlands kunnen spreken en oefenen op school, ze
voldoende resultaten kan bereiken: Onze
school is het helemaal niet eens met het toelaten en stimuleren van
meertaligheid. Jullie vernoemen alleen de positieve kanten, maar niet de
negatieve. Kinderen die in de speelsituatie e.d. met mekaar Nederlands praten,
zullen dit nadien blijven doen. Dit zorgt niet alleen voor een betere kennis van
het Nederlands, maar ook voor integratie. Anders blijven ze ook buiten de
school met elkaar een andere taal spreken. De speelplaats is ook de aangewezen
plaats voor anderstaligen om het Nederlands verder te oefenen. Als je gelijke
kansen en integratie nastreeft is dit een must. Je kan niet tegelijk gelijke
kansen prediken en door laksheid in je optreden anderstaligen mogelijkheden
ontnemen om Nederlands te leren en te oefenen. ... Je
kan aldus ook moeilijk sociale cohesie bereiken.Een bijkomend argument luidt: Kinderen zijn ook dikwijls hard voor mekaar
en pesten en verwijten zijn nooit ver af. Hoe kan je dit onder controle houden,
als je ieder een eigen taal laat spreken waar anderen niets van verstaan. Dit
werkt pesten en uitsluiting in de hand (Ludwig Van den Broeck). Een andere
leraar: Een taal hanteren die iedereen
in een school verstaat, in dit geval Nederlands, geeft ook iedereen de kans om
bij problemen, misverstanden, discussies, ruzies, niet enkel kalm maar vooral
voor iedereen verstaanbaar naar een consensus te werken. De verlichte denkers
moeten uit hun ivoren toren komen en zowel de geur van bordkrijt als de sfeer
in een school met deze problematiek eens gaan opsnuiven als lesgever Dit is natuurlijk slechts een opinie van een
oude onderwijskrokodil die na bijna 40 jaar loopbaan toch nog altijd enorm
graag lesgeeft (Gomme Marc).
2.4Kennis Nederlands & integratie in superdiverse maatschappij?
In een aantal pleidooien oversuperdiversiteit wordt de indruk gewekt dat door de multiculturaliteit
de thematiek van de integratie en het belang hierbij van de kennis van het
Nederlands niet zo belangrijk meer zijn. De Vlaamse samenleving en
schoolbevolking zijnzijn inderdaad
in tal van regios superdivers geworden. Dit is o.i. geen argument om het
belang van de kennis van het Nederlands te minimaliseren; integendeel: een
gemeenschappelijke taal is nog belangrijker in een superdiverse maatschappij en
school.
Pleidooien voor superdiversiteit gaan vaak
samen met pleidooien voor het relativeren van het belang van integratie en van
de kennis van het Nederlands. Ook prof.
Maurice Crul, pleit in zijn boek Superdiversiteit.
Een nieuwe visie op integratie voor het radicaal verlaten van de klassieke
visie op integratie. Dit kwam ook tot uiting in zijn opiniebijdrage in De Morgen van zaterdag 18 januari: j.l.:
Multiculturalisme is dood,
rechts-populisme is achterhaald. Volgens Crul en andere propagandisten van
de superdiversiteit is het niet langer duidelijk aan welke opvattingen en gebruiken
minderheden zich moeten aanpassen. Het klassieke integratieproject zou
voorbijgestreefd zijn. Hieruit trekken sommigen de conclusie dat het opdoeken
van de integratie-idee ook betekent dat de kennis van het Nederlands veel
minder belangrijk geworden is. Ook Ides
Nicaise fulmineerde al in De school
van de ongelijkheid (2007) tegen het
verderfelijke assimilatiespoor en tegen NT2. Kris Van den Branden, ex-directeur Steunpunt NT2 Leuven, schaarde
zich in zijn blog Over superdiversiteit,
onderwijs en erbij horen van 2 februari j.l. achter de
superdiversiteitsideologie. Hij neemt vooreerst afstand van de visie van minister Geert Bourgeois die de
integratie en de kennis hierbij van het Nederlands heel belangrijk vindt. Van
den Branden is steeds tegenstander geweest van NT2-onderwijs en concludeert in
dezelfde lijn: Zou het kunnen dat de
verdere kwaliteitsverhoging van het Vlaamse onderwijs minder afhangt van
didactische spitsvondigheden dan van ons vermogen om elke leerder het gevoel te
geven dat hij/zij erbij hoort? Over NT2 rept hij met geen woord; het zou
volstaan dat die leerlingen het gevoel krijgen erbij te mogen horen.
In het rapport Biedt het concept integratie nog perspectief? (december 2013) nam
het Nederlands Sociaal en Cultureel
Planbureau terechtafstand van
het schrappen van het integratie-concept vanwege superdiversiteit-ideologen.
Het Planbureau wil niet zomaar het
belang van integratie en van de kennis van het Nederlands hierbij laten vallen.
We citeren even. Dat vanwege
superdiversiteit niet langer duidelijk is aan welke opvattingen en gebruiken
minderheden zich moeten aanpassen, en dat daardoor iedereen zich aan iedereen
gaat aanpassen lijkt ons een vreemde voorstelling van zaken. Alsof
verschuivende getalsmatige verhoudingen ertoe leiden dat centrale elementen van
een cultuur van de ontvangende samenleving als vanzelf en zonder problemen mee
gaan schuiven.
Superdiversiteit
strijkt cultuurverschillen niet glad en met superdiversiteit zijn de discussies
over de betekenis van verschillende normen niet beslecht. In Europees verband
bestaan er tal van activiteiten, zowel beleidsmatig als in het onderzoek, die
vertrekken vanuit het concept integratie. Het is belangrijk om hierop te kunnen
blijven aansluiten. Integratie als (beleids)concept is nog steeds waardevol.
Deze argumenten voor en tegen afwegend zijn wij van mening dat integratie als
(beleids) concept in ere gehouden moet worden. Het integratievraagstuk speelt
nog in volle omvang, en dan is het vreemd om dit niet als zodanig te benoemen. We merken overigens dat prof. Crul wel de
superdiversiteit verdedigt, maar zich tegelijk geen tegenstander toont van
intensief NT2.
In een recent debat wees de ruimdenkende filosoof
Philippe Van Parijs terecht op het
belang van het kennen van de taal van de streek - ook voor de sociale integratie
en cohesie: Sprekers van nieuwe talen
met lagere status leren best de taal van de streek waar ze gaan wonen omdat
anders de sociale cohesie, de maatschappelijke samenhang onder druk dreigt te
komen. Mensen die elkaars taal niet kennen, kunnen moeilijk samen-leven. Het
gebrek aan kennis van de lokale taal, werkt ook de sociale mobiliteit van de
nieuwkomers tegen, wat leidt tot economische achterstand. Tenslotte is de
kennis van het Nederlands noodzakelijk om volwaardig burger te kunnen zijn in
Vlaanderen en bijvoorbeeld het politieke en maatschappelijke debat te kunnen
volgen, laat staan er aan deel te nemen." (Meer uitvoerig in E-book 1-Google: The linguistic
territoriality principle: right violation or parity of esteem?)
3Steunpunt
NT2 en GOK-steunpunten vonden NT2 en
achterstandsonderwijs overbodig! (1991-2010)
3.1Geen
onderscheid tussen NT1 en NT2 !?
De overheid investeerde vanaf 1991 en
gedurende 20 jaar in totaal een 500 miljoen BFR in het Leuvens Steunpunt NT2 voor de uitwerking en ondersteuning
van NT2-onderwijs. Een paar jaar later kregen twee andere Steunpunten voor
Zorgverbreding/GOK ook jaarlijks een 20 à 25 miljoen BFR voor GOK-projecten. Het Steunpunt NT2 concludeerde al na een
paar jaar dat intensief NT2-onderwijs perfect overbodig was. In 1996 formuleerde Koen Jaspaert, de eerste voorzitter, dit standpunt als volgt: Er zijn geen argumenten om NT1 en NT2
fundamenteel van elkaar te onderscheiden. Hoogstens kan een verschil in
gemiddeld niveau als argument aangevoerd worden, maar ook in dat geval heeft
het onderscheid niets van doen met de
moedertaalachtergrond van de leerlingen (in Taalunie-voorzet 51). Dezelfde Koen
Jaspaert poneerde op 5 september j.l. eens te meer: Het probleem van het Nederlands spreken wordt aangepraat als een
probleem.
In 2004 formuleerde de nieuwe directeur, Kris Van den Branden, het als volgt: Wat de leerlingen aan taalvaardigheid in de
Nederlandse standaardtaal en schooltaal moeten verwerven, is wezenlijk gelijk
voor alle leerlingen, of hun moedertaal nu een variëteit van het Nederlands is
of een andere taal. Daarom gaan we er in de verschillende hoofdstukken van dit
taalhandboek van uit dat we in het taalonderwijs geen onderscheid moeten maken
tussen NT1 en NT2 (Taal verwerven op
school, Acco, 2004). Van den Branden
vergeet dat de (begin)situatie van NT2-leerlingen totaal verschillend is van de
beginsituatie van leerlingen die thuis en vanaf de geboorte een Nederlands
taalbad aangeboden kregen. Onderwijzeres Dominike
Vanbesien reageerde verontwaardigd op de opstelling van het Steunpunt NT2 (website
Lerarenforum): Ik woon en werk in
Brussel. Ik vind het hemeltergend hoe er alsmaar gedaan wordt alsof
anderstalige kinderen helemaal vanzelf een nieuwe taal leren. Bovendien is het
voor een gewone leerkracht niet te doen, om naast al het andere wat in de klas
moet gebeuren, ook nog eens enkele leerlingen het ABC van het Nederlands aan te
leren.
We wisten al bij het begin van de jaren
negentig dat het Steunpunt NT2 zich
niet wou inlaten met zijn specifieke NT2-opdracht: het uitwerken van een
methodiek voor het aanleren van het ABC van het Nederlands aan anderstalige allochtone
leerlingen en het ondersteunen van de NT2-praktijk. We hebben dit tijdig
gecontesteerd. Het Steunpunt NT2
besloot dus op eigen houtje dat specifiek NT2-onderwijs overbodig was. Het liet
zich voortaan nog enkel in met de verspreiding van zijn taakgerichte en communicatieve taalvisie en dit voor alle leerlingen.
De zgn. taakgerichte taalaanpak is een fantasierijke en partiële benadering die
de leerkrachten anno 2014 nog steeds resoluut afwijzen. Met centen van de
overheid produceerde het Steunpunt NT2 de taalmethode Toren van Babbel die een echte flop werd. We hebben tegen dit
alles herhaaldelijk geprotesteerd en publiceerden bijdragen over de nefaste en
ongestructureerde taalvisie van dit Steunpunt. Naast Van den Branden hebben ook de twee andere directeurs van het
Steunpunt GOK nooit iets gepresteerd inzake NT2 en achterstandsonderwijs in het
algemeen: Piet Van Avermaet van Steunpunt
Diversiteit en Leren en Ferre Laevers van het Steunpunt CEGO. Geen enkele van de drie
Steunpunten/Gok had overigens voorheen iets gepresteerd op het gebied van achterstandsonderwijs. Het was rond 1990
overigens al voldoende bekend dat het zelfontplooiingsmodel van het CEGO haaks
staat op effectief (achterstands)onderwijs.
In zijn bijdrage in het Acco-handboek over
'mondelinge taalvaardigheden' beklemtoont Van
den Branden ook eenzijdig de
impliciete benadering en al te weinig de systematische taalinput vanwege de
leerkracht. Tot onze verwondering sloot ook Magda
Deckers, directeur Voorrangsbeleid
Brussel, zich aan bij dit standpunt. Zo mocht het aanleren van het woordje
'schaar' volgens haar enkel gebeuren in 'een handelingscontext waarin kinderen
daadwerkelijk moeten knippen' (KNACK, 24.05.06). Een kleuterleidster mag
blijkbaar woorden en zinswendingen niet zomaar op een directe en expliciete
manier aanleren. Als het taalaanbod van de kleuterleidster zich beperkt tot het
toevallig inspelen op spelactiviteiten waarmee kinderen individueel of in
kleine groepjes bezig zijn, dan krijgen de meeste leerlingen per les al te
weinig taalaanbod en al te weinig gestructureerd.
Tussendoor vermelden we ook nog even dat Koen Jaspaert en andere taalkundigen in
de jaren negentig nog propaganda maakten voor de globale leesmethodiek (whole
language) voor aanvankelijk lezen een aanpak die haaks staat op effectief
leesonderwijs. De sympathie vanaf de jaren zeventig voor globale
leesmethodieken bij een aantal taalkundigen en in het tijdschrift VONK, was
voor ons een extra stimulans om de Directe
systeemmethodiek (DSM)voor het leren lezen te ontwerpen, een methodiek die
haaks staat op de globale methodiek (zie b.v. Beter leren lezen. De directie systeemmethodiek, Acco, 2010). De
DSM wordt toegepast in de recentere leesmethodes in Vlaanderen en Nederland. De
universitaire Steunpunten Zorg/GOK (1991-2010) besteedden niet de minste
aandacht aan NT2 niettegenstaande ze
gedurende bijna 20 jaar jaarlijks een 75 miljoen BFR subsidie ontvingen. Op het
vlak van de didactische aanpak van leerproblemen liet men deze Steunpunten
zelfs een visie verkondigen die haaks staat op effectief achterstandsonderwijs.
Vorig jaar startte minister Smet met een nieuw experiment voor de aanpak van de
taal- en leerproblemen in enkele concentratiescholen. Na 20 jaar Steunpunten
voor onderwijsvoorrangs- en achterstandsonderwijs, weet men blijkbaar nog
steeds niet hoe het moet.
Van de Steunpunten werd verwacht dat ze voor
specifieke doelgroepen een onderwijsvoorrangs- en achterstandsonderwijs zouden
uittekenen en ondersteunen. De Steunpunten legden al vlug deze specifieke
opdracht naast zich neer. Het Steunpunt GOKverantwoordde dit in 2004 met de stelling dat het leerpotentieel en de bereidheid leerinspanningen te leveren even
sterk aanwezig was bij allochtone leerlingen (Steunpunt GOK, Beter, breder en met meer kleur,
2004). De GOK-steunpunten legden zelf hun specifieke opdracht - het
zorgverbredings- en voorrangsbeleid voor achterstandsleerlingen- naast zich neer.
Kris Van den Branden vergoelijkte de verwatering van de oorspronkelijke opdracht, het zorg- en
doelgroepenbeleid, als volgt: Het
onderwijsvoorrangsbeleid heeft van in den beginne gekozen voor een integrale
en structurele benadering van het ongelijke-kansenprobleem, waarbij een
algehele kwaliteitsverbetering van het onderwijs werd nagestreefd waar alle
leerlingen ook de sterke - beter van werden. Dit impliceert ook dat doelgroepleerlingen niet apart werden
onderwezen, maar in de heterogene groep, samen met de betere leerlingen, bleven
samenwerken en leren (Gelijke onderwijskansen bevorderen: taal, taal en nog
eens taal of toch niet? Lezing op colloquium van Stichting Gerrit Kreveld, 29 april 2005).
In een visietekst van het Steunpunt GOK (2004) werd het afstappen van de doelgroepenaanpak
als volgt vergoelijkt: Met het
verschijnen van de eindtermen beschikte het basisonderwijs over
minimumdoelstellingen die ze met alle leerlingen, ongeacht hun etnische of
socio-economische afkomst, moesten halen. Aangezien (a) die doelstellingen voor
allochtonen en autochtonen dezelfde waren, (b) allochtonen en autochtonen
mekaar konden ondersteunen bij het verwerven van die minimaal vereiste schoolse
taalvaardigheid, en er (c) ook geen fundamenteel onderscheid viel op te maken
tussen de manier waarop allochtonen taal verwerven en autochtonen dat doen,
leek het onderscheid tussen NT1 en NT2 irrelevant en maakten de beide
afkortingen in de loop der jaren 90 ook in de omzendbrieven van OVB en ZVB,
plaats voor een andere, overkoepelende afkorting: TVO:
Taalvaardigheidsonderwijs (Breder,
beter en met meer kleur. Een terugblik en suggesties voor de toekomst,
2004). Het gaat hier om uitvluchten van het Steunpunt
GOK. Het is niet omdat je op het einde van het lager onderwijs bepaalde
eindtermen bij alle leerlingen nastreeft, dat je niet vanaf de eerste dag van
de kleuterschool moet rekening houden met de verschillende beginsituatie. Je
kunt NT2-leerlingen geen taalprogramma aanbieden alsof het kinderen zijn die al
zoals de Nederlandstalige kleuters over een grote kennis van het Nederlands
beschikken.
Aldus vergoelijkten de GOK-Steunpunten
waarom ze geen specifieke aanpakken en
programmas voor NT2-leerlingen uitwerkten en geen specifiek
achterstandsonderwijs. Het steunpunt NT2 hield zich niet bezig met NT2, maar
probeerde overal zijn (eenzijdige) visie op taakgericht
en zelfontdekkend taalonderwijs door te drukken. Het Steunpunt CEGO vergoelijkte met zon uitspraak waarom het zich
weinig of niet inliet met leerachterstanden, maar de leerkrachten bezig hield
met het invullen van een omslachtig kindvolgsysteem
over welbevinden en betrokkenheid. Ook het oorspronkelijke Steunpunt ICO-project verwaterde tot het
wazige oeverloze project diversiteit en
leren, een verkapte formulering voor een nefaste constructivistische leeraanpak.
Op een HIVA-studiedag in 2006 pleitten de GOK-steunpunten resoluut voor constructivistische
ontplooiingsaanpakken en tegen (klassieke) onderwijsmethoden die centraal staan
in effectief achterstandsonderwijs (Op
zoek naar de didactiek van de gelijke kansen, Berchem, 23.02.06).Ook prof. Ides
Nicaise orakelde dat de klassieke onderwijsmethoden
en leerinhouden weinig toegankelijk en aantrekkelijk waren voor kansarme
leerlingen. Nicaise pleitte o.a. voor het
aansluiten bij de directe ervaring van leerlingen, het doorbreken van de
versnippering tussen leervakken, het minimaliseren van repetitieve oefeningen
(Gelijke onderwijskansen. Wat doen we
eraan, maar hoe?, Hiva, 2005). Elders bekritiseerde hij - in navolging van
Bourdieu - het abstract en symbolisch karakter van de kennis in het s.o.. Ook
de experts van de Gerrit Kreveld Stichting
pleitten in 2005 voor brede transversale leergebieden en zelfontdekkende
aanpakken zoals in de zgn. methodescholen.
Als reactie op krantenberichten midden
september 2013 over de 28% Antwerpse leerlingen zonder einddiploma en de ermee
verbonden oproep voor naar intensief NT2, schreef prof. Kris Van den Branden op zijn blog duurzaam onderwijs een
opiniebijdrageover Voortijdig schoolverlaten: oorzaken
aanpakken en niet alleen symptomen bestrijden!(18 september) waarin hij
met geen woord repte over de grote taalproblemen en het belang van intensief
NT2. Zwak taalvaardige leerlingen leren volgens Van den Branden het best in
heterogene groepen. Het volstaat dus op te trekken met de andere
kleuters/leerlingen.
De beleidsmakers kenden gedurende 20 jaar
(1970-1990) blindelings subsidies toe aan de drie steunpunten
Zorgverbreding/GOK die een pleidooi hielden tegen NT2 en didactisch een nefast
zelfontplooiingsmodel stimuleerden dat haaks staat op een effectieve
achterstandsdidactiek (zie punt 3). Hieruit alleen al blijkt al dat er geen
goed onderwijsvoorrangs- en zorgverbredingsbeleid werd gevoerd. In de
beleidsverklaringen van minister Van den Bossche en in de vele knelpuntennotas
van secretaris-generaal Georges Monardvanaf 1990 werd ook weinig aandacht
besteed aan de immense taalproblemen in de grootsteden en in heel wat regios.
In ons interview
eind 1992 met Paula DHondt als koninklijk
commissaris voor de migrantenproblematiek was deze zich nochtans ten zeerste
bewust van de ernst van de (taal)problemen van allochtone leerlingen. Ze
betreurde toen al dat veel politiek
correcte denkersbleven ontkennen
en haar tegenwerkten. DHondt stelde:
We mogen niet vergeten dat veel van die
migranten analfabeet zijn. Ze hebben ook in hun eigen land de stap
overgeslagen. De Berbers b.v. komen uit een streek waar zelfs geen geschreven
taal bestaat. Dus als we emanciperend willen werken moeten we hen o.a. leren
lezen, moeten we hen ook leren onze taal te verstaan. We dachten dat we dus ook
de ouders mochten vragen om taallessen te volgen. Dat is in functie van hun
eigen zelfredzaamheid (Onderwijskant, januari 1993). In het eerste rapport
DHondt was er ook sprake van verplichte taallessen voor nieuwkomers en
steunzoekers. Samen met Paula DHondt betreurden
we dat die taalplannen scherpe kritiek kregen - ook vanwege progressieve GOK-ideologen en taalachterstandsnegationisten.
Deze vonden zelfs dat DHondt en co aanstuurden op assimilatie in plaats van
integratie en dat het belang van het Nederlands sterk werd overschat. In ons Onderwijskrant-themanummer
van januari 1993 over migrantenleerlingen trok Onderwijskrant
dan ook aan de alarmbel. We pleitten er voor intensief NT2 en voor doorgedreven
achterstandsonderwijs.