Omsk
Van Togenbirger-De Waelekens' Vertelsels (Alle teksten en tekeningen zijn wettelijk beschermd)
Voor meer verhalen: zie het ARCHIEF of de INHOUDSTAFEL. Ofwel klik telkens op de GROENE PIJL die naar LINKS wijst, onderaan de pagina. Copyright: J. Bauwens.
12-10-2010
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De nieuwe god

De nieuwe god


["1939"- J.B., potlood op papier].

Het gebeurde in het op één na wreedste tijdperk dat God had geschapen en met - godbetert - godsdienst had het dan nog te maken. Er hing een mist over de wereld, een donkere mist, het leek veeleer een damp, of was het een rook, want hij had een welbepaalde geur, een stank, om niet te zeggen een somtijds onhoudbare stank die gevoelige zielen misselijk maakte en aanzette tot langdurig braken. Er was een nieuwe god in de maak, nu vrijwel alle mensen hun aloude godheid loochenden en zegden dat zij Hem niet meer nodig hadden, dat Hij zelfs niet was tussengekomen in het proces van hun schepping en dat het tenslotte geen enkel verschil zou maken indien Hij niet eens bestond. En zij waren gaan geloven dat Hij niet bestond, toen ineens een nieuwe godsdienst in de maak bleek.

Sommigen zegden dat het geen godsdienst was maar iets helemaal anders, iets nóg ergers - godbetert - dan een godsdienst. Maar zij zegden alvast dat het een godsdienst was, wellicht omdat hij zijn bestaansrecht opeiste op grond van een wet die de vrijheid waarborgde. Geen goddelijke wet, uiteraard, maar een wet gemaakt door mensen, die in die tijd geen andere goden naast zich duldden.

Het vreemde was nu dat, geheel in contrast met al zijn voorgangers, deze nieuwe god onschendbaar bleek. Hij werd niet onschendbaar verklaard, welneen, hij wás het gewoon en het bewijs daarvan had zich al enkele keren herhaald op een bijzonder overtuigende manier. Wie het immers aandurfde om de nieuwe, opkomende god te beledigen, hetzij rechtstreeks, hetzij via zijn profeten, hetzij via zijn gelovigen, die kon er van op aan dat hij niet heel lang meer te leven had. Een handvol lieden hadden onderhand de onvoorzichtigheid begaan zich tegen de rijzende ster te keren, sommigen op een eerder ludieke manier, anderen met een schoolse ernst, nog anderen met veel tumult. Telkenmale reageerde het publiek eender: men keurde het optreden van deze onvoorzichtige enkelingen telkenmale noch goed noch af; men hield alleen de adem in en men keek toe, gespannen wachtend totdat de kop in kwestie rolde.

In die tijd herinnerden de oudsten van het volk zich ook het tijdperk van de grote dictator, die massa's mensen onderbracht in kampen omdat zij niet voldeden aan de maatstaven die hij hen oplegde: zij waren niet van 't ideale ras, ze hadden niet de goede kleur van haren of van ogen, ze gedroegen zich niet volgens zijn persoonlijke moraal ofwel waren ze een last voor de gemeenschap omdat zij ziek waren of zwak. Heropvoedingskampen, zo zegde men dat het waren waar zij met bange harten in lange treinen heen reisden na een afscheid waarvan zij aanvoelden dat dit het allerlaatste was. Maar van heropvoeding was alras geen sprake meer omdat men nu eenmaal bruine ogen niet tot blauwe heropvoeden kan en zwarte haren niet tot blonde, en daarom installeerde men in die kampen kamers waarvan men zei dat het badkamers waren met douches voor velen tegelijk, alsof men aldus alle zogezegde tekorten uit die bevolking van de kampen weg kon wassen. Pas wanneer zij in de kamers binnen waren, en zij merkten dat de enige deur ervan vergrendeld werd, en zij zagen, hoorden, roken, voelden dat het geen water was dat uit de douches kwam, wisten zij hoe men komaf ging maken met de bruine ogen en de zwarte haren en 't verkeerde ras, de andere zeden en de vreemde goden.

Sommigen dáchten het doch niemand durfde het te zeggen, dat de nieuwe godheid die werd ingevoerd, geen vader was wiens kinderen wij zijn, maar een dictator of een potentaat, een slavendrijver en een moordenaar. En omdat zij allen zwegen, leek het wel alsof zijn intrede in de ganse wereld werd toegejuicht, wat alras ook verplicht werd te gebeuren: bij elke kop die hij deed rollen, rees de massa recht in luid gejoel en met applaus, alle tronies ontmenselijkt en scheefgetrokken van de hypocrisie, verborgen achter het obligate masker. En hoe groter de angst werd voor de megademon, des te luider klonk 't applaus, des te dieper boog men ook voor hem het hoofd, ja, ging men over de aarde kruipen gelijk wormen.

En wie was die megademon, zult gij vragen: wie was deze onmiskenbaar antichristische figuur die het bestaan hertekende en die het bijna-paradijs waarin wij leven konden, fnuikte en omkneedde tot een hel? Wetende dat al wie in dezer waarheid spreekt, zijn eigen kop alras ziet rollen, gebiedt de wijsheid er het zwijgen toe te doen, ofschoon er al teveel gezegd werd hieromtrent. Maar omdat de prijs van de leugen al te hoog is - 't is de échte hel -, moet men 't liegen mijden over deze zaken, en de dingen zeggen zoals zij ook zijn. De nieuwe god, voorwaar, is de mammon, en aan zijn greep ontkomt klaarblijkelijk geen non.

(J.B., 12 oktober 2010)






07-10-2010
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De witte krokodil

De witte krokodil



Vannacht droomde ik over een witte krokodil die wij hier hadden lopen in de tuin, zo zei hij, en daar was niks vreemd aan, want het was klaarblijkelijk een huisdier dat wij hielden, precies zoals er ook mensen zijn die een hond hebben lopen om het huis.

Dat dit in een droom gebeurde, maakte het dan nog wat aannemelijker, antwoordde ik hem: vandaag zijn heel wat dingen die ons ooit vreemd toeschenen, heel normaal geworden, maar het vreemde wordt pas echt geloofwaardig als het zich in een droom voordoet. Zelfs het bizarre lijkt dan geaccepteerd te kunnen worden.

Ons gesprek was plotseling afgesprongen en na een wijle moest hij de trein verlaten die mij nog een heel eind verder brengen zou. Tja, neem nu gewoon maar deze trein, zo dacht ik ineens: onze niet zo verre voorouders keken de ogen uit hun kop naar dit gevaarte dat vandaag de allergewoonste zaak ter wereld blijkt. Nog niet gerept van die vliegtuigen hoog in de lucht: ik kan het aantal mensen niet meer tellen van wie ik weet dat zij daarmee geregeld op reis gaan; ik moet eigenlijk zeggen dat ik er haast géén ken die nog nooit vlogen. En als men het dan heeft over de man op de maan en over de landing op Mars... dan weet ik echt niet meer of dit behoort tot die allervreemdste, sprookjesachtige zaken die men vroeger volstrekt onmogelijk had geacht maar die vandaag hun weg hebben gevonden naar de echte wereld, ofwel of dit behoort tot de wereld van de droom die het bizarre enigszins aanvaardbaar maakt. Uiteraard maakt men zich die bedenking niet zonder het gevoel te krijgen dat men zich niet in de wakkere toestand bevindt doch in een of andere droom, en alvast ikzelf ga dan soms twijfelen aan al die zaken waaraan men niet hoort te twijfelen.

Mag men er dan aan twijfelen of men wakker is, als men dat ook is? Als men slaapt, en men droomt, dan mag men twijfelen aan zijn droom, maar is men eenmaal wakker, dan past het blijkbaar niet langer om zich af te vragen of men dan niet slaapt en droomt. Dit lijkt heel vanzelfsprekend maar het geeft problemen, net zoals de twijfel aan het absoluut zijn van de waarden van weleer: het goede en het kwaad. Zaken waaraan eertijds niemand zou hebben dúrven twijfelen dat ze slecht waren, gaan heden door voor goed en omgekeerd, al zal ik mij ervan weerhouden om voorbeelden hiervan te geven, elkeen bedenkt die wel vanbinnen waar het minder kwaad kan dan in de wereld van het uitgesprokene. Maar niet alleen de waarden zijn gaan zweven, ook de waarheden delen blijkbaar stilaan hetzelfde trieste lot, en grote filosofen vertellen ons dat dit niet anders denkbaar is, omdat tenslotte ook alle waarheden op waarden berusten.

Of zaken al dan niet waar zijn, lijkt een klare en heldere aangelegenheid waaraan niemand twijfelen moet, neem maar het voorbeeld van wit en zwart: geen mens die niet blind is of die niet aan een of andere ernstige oogziekte lijdt, zal beweren dat het nacht is als het dag is, en omgekeerd want wit is nu eenmaal wit en zwart is zwart. Het is dag, zo zegt een stem, en men hoeft zelf maar om zich heen te kijken om die uitspraak te kunnen bevestigen of ontkennen, men kan onmiddellijk vaststellen of wat gezegd werd al dan niet waar is. Maar wat dan gedaan met de uitspraak van bijvoorbeeld een rechter over de schuld van een beklaagde? Is de man of de vrouw schuldig als de rechter ook zo oordeelt? Is hij of zij schuldig van zodra de rechter die uitspraak doet, en geen seconde vroeger? Of kan een rechter ook náást de waarheid spreken en, met andere woorden, liegen? Is het mogelijk dat hij iemand schuldig acht terwijl die dat niet is? Iedereen zal beamen dat de rechtspraak zich vergissen kan en dat een man, van moord beschuldigd en daarvoor ook veroordeeld, geheel onschuldig kon zijn omdat valse getuigenissen de doorslag gaven in een proces. En betreedt men nu het terrein van de sport, dan stelt men niet zonder een gevoel van beklemming vast dat men zich bij de beslissing van bijvoorbeeld een grensrechter in het voetbal volkomen dient neer te leggen. Men moet warempel voor waarheid houden dat een bal buiten de lijn valt als een grensrechter zo oordeelt, ook al stelt men met zijn eigen ogen vast dat de bal bínnen de lijn viel - en dat heet dan sportiviteit. Daar valt uiteraard heel veel voor te zeggen, daar niet van, maar het is slechts een van die talloze zaken die onze werkelijkheid in feite oplichten of doen zweven. De sport brengt iets van de droom in de wakkere wereld naar binnen: iets van het mooie van de droom, maar ook iets van het bizarre en het onzekere, en ook de rechtspraak doet dat, en nog talloze andere zaken drukken ons met de neus herhaaldelijk op dit eigenlijk verschrikkelijke feit: dat de waarheid wankelen kan, dat de leugen heersen kan, dat die twee voortdurend dansen met elkaar in een onhoorbaar doch springlevend stuk muziek waarvan de componist onkenbaar blijft, als hij tenminste al bestaat.

Het is niet te verwonderen met dat verwateren der waarden, dat gevolgd wordt door het onzeker worden van ook de waarheden, dat steeds meer mensen daaraan gaan twijfelen: of ze ofwel wakker zijn of dromen. Maar meer nog dan dat, komt het steeds vaker voor dat mensen daaraan gaan twijfelen of zij wel echt bestaan, en is dat geen tragedie? Echter, erger nog is het lot van al diegenen die slechts dénken dat zij bestaan: misschien hebben zij ooit bestaan of misschien hopen zij ooit te zullen bestaan, maar intussen staat het wel zo goed als vast dat zij in het beste geval vooralsnog niet bestaan, dat zij niet meer bestaan of, wat uiteraard heel wat vaker voorvalt, dat zij nooit hebben bestaan en ook nooit zullen bestaan. Het ware een schromelijke vergissing om nu te geloven, zoals jammer genoeg zovelen dat doen, dat de genoemde ongelukkigen er helemaal niet waren. Het denken waarin wij zijn opgeleid kan daar moeilijk bij, maar dat zegt slechts iets over de gebrekkigheid van dat denken. Er bestaan mensen - en het zijn niet de minsten - die klaar en helder kunnen vatten dat al het onzekere waarover wij het hier heel eventjes hadden, niet de uitzondering is maar veeleer de regel. Bovendien is de uitzondering niet het zekere maar slechts de illusie daarvan.

Er bestaan mensen die geheel consequent met deze inzichten leven omdat zij zich, weliswaar na een lange en lastige, innerlijke maar ook uitwendige strijd, verzoend hebben met wat feitelijk met het menselijke onverzoenbaar is. Zij wéten niet alleen dat hun bestaan onzeker is maar, overeenkomstig deze wetenschap, ís hun bestaan dat ook, en zo bevinden zij zich in een gebied waarvan niemand zeggen kan of het behoort tot de wakkere wereld ofwel tot de droom. Echt niemand is in staat om te oordelen of zij er al dan niet zijn, deze mensen die bereid waren om in te zien dat het bestaan niet zo eenduidig is als menigeen dat graag geloofde, en daarom weet men soms ook niet goed of zij het echt zijn, als men gelooft hen te ontwaren, ofwel of zij slechts schimmen zijn die enkel op het eigen netvlies dwalen. Ja, echt niet meer leuk is het wanneer het niet langer gaat om onbekenden of om personages in verhalen. Eng is het wanneer tot diegenen die zomaar ergens zweven, ook mensen van het eigenste volk behoren, en op een keer komt men beslist zichzelf daar tegen, op de rand van zijn en niet zijn, kantje boord.

(J.B., 7 oktober 2010)






29-09-2010
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Geloof (1)

Geloof


Nog niet eens zo heel lang geleden twijfelde echt niemand eraan - of hij moest een ongeletterde zijn, een outcast, een ketter - dat zich in het middelpunt der aarde de hel bevond, waarheen de zielen gingen der verdoemden, na de dood. En hoog boven onze hoofden, achter de hoogste wolken, was de hemel, met in het midden de troon Gods, omgeven door de engelen, met onder hen de heiligen en al de zielen van hen die waren gered van het eeuwige vuur. Ja, er was geen sprake van twijfel aan deze waarheden bij de weldenkende burger, geen zweem van twijfel was er, en zij die daar anders over dachten, waren godbetert zelf verdoemd. En men geloofde dit met heel zijn hart en met heel zijn verstand, omdat diegenen naar wie men opkeek, het zo voorzegden: de pausen en de bisschoppen, de pastoors, de onderpastoors, de paters, de broeders en de zusters. Grote heiligen hadden nog gigantischer systemen bedacht die de waarheid compleet bevatten: de waarheid over de wereld, de hemel en de hel, de mensen, de dieren, de duivelen en de engelen, de heiligen en God de schepper zelf.

Vraag nu aan een willekeurig iemand of hij deze dingen ooit zou hebben geloofd indien hij had geleefd in de tijd waarin zij vanzelfsprekend waren, dan is de kans bijzonder groot dat hij die vraag ontkennend zal beantwoorden: mogelijkerwijze hebben velen dit geloofd, zo zal hij zeggen, maar ik zou dit nooit hebben geloofd - nu niet, in de toekomst niet en ook niet in het verleden! Maar kijk.

Vandaag hebben de pausen, de bisschoppen en de pastoors niet veel meer in de pap te brokken, althans niet in onze contreien: hun gezag is eraan, wat de heiligen beweerden, wordt niet alleen betwijfeld maar wordt door elk weldenkend mens als kostelijke fantasie van de hand gedaan, als beeldspraak in het beste geval voor zaken die op hun beurt alleen op het toneel bestaan. De rol van deze gewezen gezagsdragers werd allang overgenomen door zogenaamde wetenschappers, en vooral de fysici onder hen dragen een welluidende naam, en de astronomen, de wis- en scheikundigen, de eugenetici, de astrofysici. Astrofysica: het klinkt zo sprookjesachtig als in duizend en één nacht, edoch het is wel pure wetenschap, mijnheer: het gaat over de big bang, de entropie, de parallelle heelallen en de zwarte gaten. Pure wetenschap, maar dan zo sprookjesachtig als in duizend en één nacht, zegt gij?

Inderdaad. En vraag nu aan een willekeurig iemand uit het verleden of uit de toekomst of hij deze dingen ooit zou hebben geloofd indien hij had geleefd in deze tijd waarin zij vanzelfsprekend klinken, dan is de kans bijzonder groot dat hij die vraag ontkennend zal beantwoorden: mogelijkerwijze hebben velen dit geloofd, zo zal hij zeggen, maar ik zou dit nooit hebben geloofd: nu niet, in de toekomst niet en ook niet in 't verleden! Maar kijk.

Jawel, ik wend mij nu tot u: zeg mij in alle eerlijkheid wat gij dan denkt over de man op de maan en over de reis naar Mars! Vanzelfsprekend, zo zegt gij, niet? Maar verstaat gij ook hoe men mensen op die verre maan kan planten en hoe men met een raket naar Mars kan reizen? Helemaal niet nodig om dat te verstaan, zo antwoordt gij zelfzeker: er zijn immers ánderen die dat verstaan, er zijn specialisten, astrofysici, die dit verstaan en die dit ook realiseren! En gij zegt dat met volle zekerheid en zonder de minste zweem van twijfel, en reeds bekijkt ge mij, die u dat vraagt, met argusogen, en zo zeker zijt gij van uw gelijk dat ge mij er zelfs niet durft van te verdenken dat ik daaraan zou twijfelen - is het dan niet zo? Jawel hoor: zo vanzelfsprekend vindt gij uw geloof in de autoriteiten van vandaag dat gij het zelfs onmogelijk acht dat ook maar iemand zou twijfelen aan wat zij allemaal vertellen - is het niet zo?

Natuurlijk wel! Natuurlijk slikt gij alles wat zij van af hun katheder in het rond bazuinen over 'ons' zonnestelsel, het heelal, de man op de maan en de reis naar Mars! Gij gelooft het - niet zoals een tienjarige jongen de vertelsels van Jules Vernes gelooft, want die wéét dat zij slechts mooie fantasie zijn! Gij gelooft het... precies zoals die onnadenkende lieden uit de middeleeuwen de verhalen van de heiligen geloofden, over de duivel die gelijk een worm knaagt aan het hart der aarde, over de hemel met de engelen, het einde der tijden en 't laatste oordeel! Ja, op die manier en op geen andere gelooft gij wat de specialisten van vandaag u allemaal vertellen; gij slikt het allemaal zonder daarover na te denken en gij denkt er zelfs niet aan om ook maar één ogenblik te twijfelen aan al die sprookjes - is het niet zo?

Welnu, indien ík had geleefd in onze middeleeuwen - en ik geef dat grif toe - dan had ik waarschijnlijk wél geloofd in de verhalen van de heiligen over de hemel en de hel: zij lijken mij immers bijzonder redelijk. Want is het onrecht in de wereld niet veel te groot en te aangrijpend om ook maar toe te staan met het hart én met het verstand dat het kwade immer onbestraft kon blijven en het goede onbeloond? Ja, beslist had ik geloofd wat Thomas Van Aquino schreef over de engelen en de duivelen, de zondeval en de verlossing, de hemel en de hel. Maar wat de specialisten van vandaag vertellen over de wereld en de hemel - de big bang, de zonnestelsels en de sterrenstelsels, de man op de maan en de reis naar Mars: ik wil best een ketter zijn, maar díe onzin verkoopt men niet zonder meer aan mij! zegt Omsk.

(J.B., 28 september 2010)






25-09-2010
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Orde

Orde


(vrij naar Vermeer)

Wat is orde? Gesteld dat er aanvankelijk chaos is of wanorde, dan wordt die chaos geordend van zodra ergens een of andere 'vaste' maatstaf verschijnt. En het hoeft, terloops, niet gezegd dat zelfs de geringste waarnemer reeds een ontzaglijk geheel van maatstaven en van normen vertegenwoordigt. De Eros die in de Griekse mythologie de chaos ordent, is die maatstaf, of die waarnemer, die zijn begerige blikken richt op alle dingen, uiteraard met de bedoeling om ze op de een of andere manier in zijn bezit te nemen: hij keurt ze, wikt en weegt ze, onderwerpt ze aan zijn maatstaven, kortom: hij ordent ze. Waar orde heerst, heerst Eros; het geordende is het begeerde; het ordenen zelf is een begeren. Het begeerde transformeert op het ogenblik van de begeerte zelf van chaos naar orde, van onbepaald naar bepaald, van bestemmingsloos naar doelgericht.

Maar hier moet vooral dit worden vermeld: de bij de ordening gehanteerde maatstaven zijn noodzakelijkerwijze het werk van een subject; ze zijn dus subjectief. De ordening welke in een chaos wordt teweeg gebracht is derhalve geen verlichting van de duisternis; het is geen ontsluiering van een tot dan toe verborgen orde en betekenis. Een ordening is veeleer een schepping, het is het kneden van een lompe massa in een welbepaalde vorm, beantwoordend aan de specifieke betekenisgevingen van diegene die orde brengt. En zo zal elk geordend geheel het uitzicht hebben van de specifieke Eros die zijn oog liet vallen op wat voordien slechts chaos was.

Wat nog zeker niet wil zeggen dat men zomaar in elk geordend geheel de Eros kan herkennen die daar werkzaam was. Vooreerst omdat zijn ordening als zodanig voor ieder ander chaos blijft in de mate dat zij 'persoonlijk' is. Men her-kent immers pas datgene wat men reeds kende. Wanneer men dus ergens enigerlei orde onderkent, dan doet men dat alleen omdat men op de een of andere manier participeert aan de aldaar werkzame Eros. Zo zal men de lettertekens op de bladzijden van geleerde boeken als zodanig herkennen als men reeds weet wat lettertekens zijn; men zal ze kunnen lezen als men reeds heeft leren lezen; men zal ze verstaan als men de taal kent waarin zij betekenis hebben. Heeft men van die dingen helemaal geen kennis, dan ontwaart men helemaal geen lettertekens, zelfs geen tekens, doch slechts chaos. Men ontwaart derhalve niets, men neemt niet waar. Edoch, als men niet waarneemt, blijft men blind; men weet zelfs niet of men dan zelf niet ziet, ofwel of het licht ontbreekt. Meer nog: het zien als zodanig wordt zelfs niet in vraag gesteld, en zo ook het horen, het tasten, kortom het bewustzijn, het besef. Er is geen onderscheid meer tussen werkelijkheid en droom, er is nog slechts de chaos die er ook in het begin was.

Of net niet. Want de stelling dat er in 't begin slechts een ontzagwekkende orde was, is goed verdedigbaar. We zitten immers met het feit van de eeuwige entropie, en dat is het geleidelijk verdwijnen van de orde, het egaal worden van alles wat er is totdat er nog slechts 'warmte' overschiet: dat roept de vraag op waar vandaan dan die orde komen moet die aan 't verdwijnen is, want als de orde voortdurend taant, vermindert, wegkwijnt, dan is zij noodzakelijk groter naarmate men verder teruggaat in 't verleden. De fysica zelf dwingt ons tot het besluit dat in 't begin der tijden de orde groter was dan ooit.

Edoch, als er in 't begin géén chaos was, zoals de Hellenen dat vertellen, met een Eros die dan de wanorde tot orde bracht, maar als er daarentegen maximale orde was: wat heeft dan voor die allerrampzaligste entropie gezorgd? Een kracht tegengesteld aan die van Eros? Thanatos, de doodsdrift? Alleen snijdt hier het genoemde krachtenkoppel der Hellenen niet langer hout. Een begin der wereld in maximale orde heeft immers geen Eros nodig. Als in het absolute begin der tijden orde heerste, dan was daar niemand minder dan God, punt uit. Het bestaan van de entropie getuigt van het bestaan van God. De entropie is het voetspoor van een zich uit zijn schepping verwijderende Schepper.

(J.B., 21 september 2010)






20-09-2010
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.In de toekomst is geen heil...

In de toekomst is geen heil...


[Schets vrij naar A. Karssen]

Misschien is het niet de waarheid wat hier boven staat maar hoe dan ook is het een feit dat alvast in de verre toekomst het heelal de zogenaamde warmtedood zal sterven. Op voorwaarde dat de wetenschapslui het daaromtrent bij het rechte eind hebben, uiteraard. En er zijn redenen om aan te nemen dat dit niét zo is.

Men hoeft immers geen sterrenkundige te zijn om zich in alle ernst te kunnen afvragen hoe men er dan bij komt om, enerzijds, het toekomstige heelal een warmtedood in de schoenen te schuiven omdat dit nu eenmaal fysisch gezien noodzakelijk lijkt in de huidige wetenschappelijke context terwijl men er, anderzijds, blijkbaar geen graten in ziet om het verre verleden van datzelfde heelal wetenschappelijk volstrekt onuitgelegd te laten.

Want het begin van het heelal is, hoe men het ook draait of keert, niet met wetenschap uitlegbaar en de zogenaamde big bang is niets anders dan een vermoderniseerde deus ex machina. Men hoeft zelfs niet te kunnen lezen en schrijven om klaar en duidelijk te kunnen verstaan dat uit niets nooit iets kan voortkomen.

Er is noodzakelijkerwijze altijd al iets geweest: deze en geen andere conclusie laat zich trekken uit wat voorafgaat. Oók als men aanneemt dat alles waarvan wij geloven dat het bestaat, onecht is, want ook in dat geval moet het bestaan van die illusie worden verklaard, en dat is onmogelijk middels nog een andere illusie.

Uit de stelling dat er noodzakelijkerwijze altijd al iets geweest is, volgt rechtstreeks een tweede stelling, namelijk dat er wel altijd iets zal blijven bestaan. Want als het waar is dat er uit het niets nooit iets kan voortkomen, dan moet het even waar zijn dat iets nooit tot niets kan worden herleid.

En nu komt uiteraard de aap uit de mouw, want de huidige fysica leert ons dat alles degradeert: alle stof en alle krachten die het heelal vullen, vervallen van hogere naar lagere vormen; alle orde wordt omgezet in wanorde; ooit zal alles zijn omgezet in niets dan warmte en dat is dan de gewisse dood van het heelal. Maar dan stel ik u, die dit alles voor waar aanneemt, de zeer terechte vraag: als alle orde voortdurend wordt omgezet in wanorde, waar vandaan komt dan die orde die in wanorde wordt omgezet? Want als de toekomst van het heelal pure wanorde zal zijn, en als de wanorde slechts kan toenemen, dan moet er in 't begin van het heelal, ontzaglijk lang geleden, uiteraard ook ontzaglijk veel orde zijn geweest. Ja, waar komt die orde dan vandaan?

Als er geen heil is in de toekomst, dan moet er heil geweest zijn in 't begin - een ander besluit laten deze feiten niet toe. Tenminste indien heil ook 't zelfde zeggen wil als orde. We kunnen slechts met lede ogen aanzien hoe orde of heil blijkbaar gedoemd zijn om heel geleidelijk maar even zeker over te gaan in wanorde of onheil, want uiteindelijk gaat het slechts in die ene richting.

Precies zoals de tijd in slechts één richting loopt: alles gaat voorbij, wij leven op de overgang van toekomst naar verleden en die overgang, dat heden, is zo oneindig dun dat wij aan de echtheid daarvan twijfelen. Echt is het heden echter wel, we weten zeker dat die overgang er is, anders zou de tijd niet meer voorbijgaan en wij weten zeker dat dit het geval is. Maar is het heden echt, het is dan ook oneindig dun. Alles wat in de toekomst ligt, komt op ons toe en, eenmaal het ons bereikt heeft, kijken we er al op terug. Het is één minuut voor vijf, zegt iemand in de fabriek, en wij kijken er naar uit, naar klokslag vijf, omdat het werk er op zit dan. En als het werk er op zit, kijk, is het vijf uur voorbij. Het is dus ooit écht vijf uur geweest want, gesteld dat klokslag vijf niet had bestaan, dan waren wij nog steeds aan 't werk geweest.

Het ogenblik mag dan oneindig dun zijn, de veranderingen waarin de ogenblikken de tijd opdelen, zijn werkelijk, definitief en onbetwijfelbaar. Men zou welhaast moeten geloven dat het bestaan met de verandering als zodanig samenvalt. De wolk van een uur geleden is niet meer dezelfde als de wolk van nu, en dat geldt evenzeer voor de steen, het geldt ook voor onszelf. Wij kunnen pas bestaan omdat wij veranderen. We bestaan slechts omdat we ons bestaan onophoudelijk voor een ander verwisselen, en dit in die ene richting van de tijd - van jong naar oud. Indien we, al was het slechts één ogenblik, onszelf zouden kunnen blijven en indien we aldus zouden weigeren om een seconde ouder te worden, dan hielden wij terstond met leven op. Ontsnappen aan de verandering is ophouden met leven en, andersom, is sterven in feite... zichzelf blijven.

Vergaan is de prijs voor het bestaan omdat bestaan zonder meer gelijk is aan vergaan. En dat geldt voor iedereen en ook voor alles. Het heelal bestaat omdat het vergaat en het vergaat omdat het bestaat. Het kan vreemd klinken, maar heel bijzonder is het niet; is het immers niet eigen aan het leven zelf dat het niet alleen voedsel en allerlei andere vormen van energie maar tenslotte ook zichzelf verteert of op-leeft, zoals men dat zo treffend zegt? Terwijl men eet, kan men geloven dat men de gebraden kip soldaat maakt, maar ten langen leste verorbert men zichzelf. De lezer van een boek, consumeert niet zozeer het boek als wel zijn eigen levenstijd. Wie in bezit neemt, wordt bezeten. Al wie of wat ademt, verbrandt zichzelf precies zoals de kaars waarvan de warme vlam de lucht opmaakt maar ook de was.

Er is geen heil in de toekomst, zo zegt men daar, maar zonder de toekomst was er geen vergaan en zonder dat vergaan, was er niet eens bestaan. En zo zijn nu de gedenkenissen, ingegeven door het lichte poeder dat uit gescheurde hoeden van zwammen opstuift door de winden van de tuin die straks in brand staat van de allernieuwste herfst.

(J.B., 20 september 2010)






16-09-2010
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Kaos

Kaos


[Schets vrij naar Jongkind]

Het Griekse woord chaos gelijkt een beetje op het Nederlandse woord kaas en, wie zal het zeggen, misschien is er ergens wel een zweem van etymologische verwantschap te bespeuren tussen die twee. Chaos is wanorde, wat het tegendeel van orde is, zodat men eigenlijk kon zeggen dat chaos zich verhoudt tot orde zoals de hoofdschotel van een middagmaal zich verhoudt tot de soep. De hoofdschotel, zijnde: het geordende bord met aardappelen, met eventueel een kuiltje voor de saus, groenten, vlees of vis, gestoofd fruit en noem maar op. De soep daarentegen is chaos, zeker sinds de uitvinding van de zogenaamde 'mixer', al zorgde zijn voorganger, de 'passe-vite', er ook al voor dat men pas mits heel wat moeite de ingrediënten van het dagelijkse groentenbord reconstrueren kon.

Chaos is dus wanorde, maar ofschoon het woord 'wanorde' van het woord 'orde' werd afgeleid en, bovendien, de soep een afgeleide is van een geordende groentenschotel, moet het er met betrekking tot de werkelijkheid als zodanig helemaal andersom zijn aan toegegaan en ging de chaos feitelijk aan de orde vooraf. Eerst was er wanorde of chaos, pas later werd daar orde in gebracht. Zo zou men misschien wel beter kunnen spreken over 'chaos' en 'wanchaos'. Maar om de een of andere diep filosofische reden is zoiets echter nimmer te rechtvaardigen.

Ik heb me altijd afgevraagd hoe het mogelijk kon zijn dat uit chaos orde voortkwam als daar niet eerst een tweede principe werd bijgehaald, want het lijkt me bijzonder onwaarschijnlijk dat chaos uit zichzelf kon veranderen in orde. En kijk, in de Griekse mythologie vertelt men over zo'n tweede beginsel, Eros genaamd, dat Kaos op de een of andere manier aansteekt om in orde te veranderen, precies zoals het zuur dat aan de melk wordt toegevoegd, de melk doet kabbelen. Alleen is het daarbij zo, dat de chaotische mengelmoes van de melk dan geschift of gescheiden wordt in, onder meer, ordentelijke kabbelingen, 'kaas' genaamd. De kaas zou dan geen chaos zijn, doch orde, uit de chaos geschift. En daar zien wij dan ook elk mogelijk etymologisch verband aan onze neus voorbijgaan.

Chaos ging vooraf aan orde in 't begin der tijden en, in feite, is orde dan niets anders dan geschifte chaos. Chaos lijkt hoe dan ook veel 'groter' te zijn dan orde, want orde blijkt iets tijdelijk, iets dat van zodra het tot stand is gekomen, alweer snel dreigt te vergaan. Denk maar aan het leven zelf dat voortkomt uit een wirwar van elementen, een chaos door Eros aangestoken en aldus geschift, zodat daaruit een geheel voortkomt dat danig is geordend dat wij er warempel een eigen identiteit aan toeschrijven: chaos is daar zo geordend dat het uitmondt in een heuse persoon.

Edoch, de voorgeschiedenis van de persoon is onmiskenbaar chaos. Hij werd immers samengesteld uit allerlei slijmerige substanties die aan elkander zijn gaan klitten, ja, die herhaaldelijk werden geschift door allerlei zuren, tot nog veel meer kazen. Vervolgens is hij beginnen groeien, wat wil zeggen dat hij allerlei papjes en soepjes tot zich nam, die tot geordende onderdelen zijn geworden van zijn persoon. Daarop heeft zich vanuit zijn kinderlijke fantasie die, zoals elkeen uit eigen ervaring weet, één grote onordentelijke soep is, een geest ontwikkeld waarin flarden van verzen en van volstrekt onsamenhangende verhalen veranderden in gedefinieerde woorden, termen en begrippen. Afgebakende begrippen, definities, theorieën, wetenschappen en ook kunstwerken: allen blijken zij ordentelijke gehelen, ontstaan uit een chaos van jewelste.

Edoch de orde in die zaken blijkt van bijzonder korte duur. Vooreerst in die zin dat theorieën en wat al niet meer, maar zeer tijdelijk stand houden. Maar ook en vooral omdat wijzelf, die van al deze zaken die ons welhaast overtreffen, kennis nemen, dat niet voor eeuwig kunnen doen. Een theorie, een wetenschap of een symfonie - om maar iets te zeggen - zijn immers geen dingen die op zichzelf bestaan: zij hebben hoofden nodig om in te leven. Een symfonie zonder oren en hersenen waarin zij weerklinkt, bestaat niet, en hetzelfde geldt voor theorieën allerhande en eigenlijk voor álle ordentelijkheden van de wereld. En een symfonie of een theorie mag dan gedrukt staan in onuitwisbare inkt: het hoofd waarin zij weerklinken moet, is slechts zeer tijdelijk geordend.

Zoals gezegd komt de orde in het hoofd pas na de kindertijd tot stand, als een persoon leert spreken, denken, rekenen, becijferen en lezen. Maar eenmaal iemand denken kan en zijn geest zich geheel ontwikkelt, dreigt alras al wat in zijn hoofd zit, aangetast te zullen worden door spoken die de zo moeizaam tot stand gekomen orde snel weer ongedaan maken. Hersenen zijn van vlees en vlees vergaat:

Denn alles Fleisch, es ist wie Gras

und alle Herrlichkeit des Menschen

wie des Grases Blumen.

Das Gras ist verdorret

und die Blume abgefallen.

Maar wat gedaan met de zin die daar op volgt:

Aber des Herrn Wort

bleibet in Ewigkeit?

Want mag men nu de zaken op hun kop gaan zetten en doen alsof de woorden en al die andere ordentelijkheden in eeuwigheid bleven bestaan, zo helemaal los van onze hersenen van vlees en bloed, zo onaantastbaar ordevol en onaangeroerd? Of stáán die zaken ook werkelijk op hun kop eenmaal al wat van vlees en bloed is zijn werk hier heeft gedaan? Wordt uit de tijdelijke orde dan inderdaad een orde voor de eeuwigheid geboren die nimmer wordt aangetast door vergankelijke stof, doch die uit pure geest bestaat?

Vooralsnog lijkt het er sterk op dat wij, in wie die grote zaken leven - woorden, wetenschappen, symfonieën - al heel snel dementeren, wat wil zeggen dat in al onze hoofden de ooit zo klare orde alras tot een papje van jewelste wordt. De toestand die voorafging aan de orde, komt terug, zij het nu in een nog veel chaotischer vorm: alle rede wordt weggewist, versjes keren weer, zij het nu met daarin heel wat gaten, zoals er gaten zijn in kaas, vergetelheden ook en leemten of lacunes, placques, letterlijke verkazingen, verbeningen of bindweefselvormingen. De geleerdheid vergaat met de geleerde die na lutttele levensjaren alleen nog stamelen kan zoals een kind dat nog geen versjes kent, en zo vergaat het zonder enige uitzondering álle zaken die in orde waren: tot de chaos keren zij terug voor immer.

(J.B., 16 september 2010)

 






05-09-2010
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Doeltreffende medicatie

Doeltreffende medicatie

Op een ochtend kreeg ik een man op consultatie met een op het eerste gezicht banaal probleem, maar toen hij begon te praten, bleek het allemaal ernst en kreeg ik met hem te doen. Hij had plaatsgenomen op de sofa, zijn beentjes waren zo kort dat zijn voeten boven het tapijt bengelden, wat hem het aanzicht gaf van een kind - een oud kind dan - waardoor ik nog meer met hem te doen kreeg. Hij had me opgebeld de avond voordien en hij was door zijn huisarts gestuurd. Op de brief die hij van deze laatste had meegekregen stond weinig meer dan de vermelding dat de reden voor de doorverwijzing lag in het feit dat de patiënt in kwestie kennelijk een probleem had. Toen ik hem ook vroeg waarmee ik hem kon helpen, kwam het mij aanvankelijk voor dat hij ronduit over zijn probleem wenste te spreken, maar bij nader toezien meende ik te moeten concluderen dat hij zijn probleem alleen maar verstopte.

- Ik achtte het wenselijk om mijn huisarts te raadplegen, zei hij, en dat was niet meer de eerste keer, maar uiteindelijk leek het mij dat het probleem zich opdrong en zo voegde ik dan ook de daad bij het woord. En mijn huisarts, die mij altijd al heeft bijgestaan met raad en daad, heeft mijn probleem onderkend en stuurde mij daarom naar u toe. Ik heb de brief die hij me voor u mee gaf niet opengemaakt, maar ik kan vermoeden dat de inhoud ervan een aanzoek betreft, met name de vraag of u zich over mijn probleem zoudt willen buigen, waarvoor bij voorbaat reeds mijn beste dank.

- Dat is ons werk, mijn beste man, zei ik, maar omschrijft u nu misschien eens uw probleem, dan kunnen we het eens van naderbij bekijken.

De man leek wat naar beneden gegleden in de sofa en trachtte nu weer rechtop te gaan zitten door zich met zijn handen tegen de armleuningen omhoog te duwen.

- Ik moet u zeggen, zo begon hij nadat hij eerst eens keurig zijn keel had geschraapt, dat er een bijkomend probleem opduikt, dat naar mijn mening vooraf moet worden behandeld, want de twee zaken hangen samen en het ene kan zich zonder het andere niet oplossen.

- Dat is niet erg, antwoordde ik, vermoedend dat hij zenuwachtig was en in een poging om hem gerust te stellen: u kunt eender welk probleem aankaarten hier, u bent in medische handen, wij zijn gehouden aan strikte regels en we hebben slechts de bedoeling om u te helpen!

- Precies, zei hij. Maar eenvoudig is het niet...

- Moeilijk gaat ook hoor, dat zijn wij hier gewoon!

- Wel dan, zo leek hij uiteindelijk van start te gaan: het bijkomende probleem is namelijk dat het eigenlijke probleem zich niet zo makkelijk laat bespreken...

Ik zegde niets, ik liet hem de tijd om alles nogmaals te formuleren - om het te herformuleren. De zieken zijn zich daar niet zo van bewust, maar als men zwijgt, dan volgt er meestal een herformulering, en twee omschrijvingen geven bijna altijd een perspectief dat ontzaglijk veel dieper is dan de som van de twee. Ook in dit geval leek de patiënt tot een herformulering over te gaan.

- Het tweede probleem, zo probeerde hij zich te verduidelijken, zit als het ware zoals een schelp om het eerste heen, ziet u... Het kernprobleem kan zich derhalve niet tonen vooraleer die schelp gekraakt werd. Wat dus inhoudt, zoals u uiteraard al zult geraden hebben, dat het tweede probleem éérst dient opgelost te worden.

- Zeg mij dan eens wat precies het eerste probleem zo onbespreekbaar maakt, zo probeerde ik.

Hij zuchtte, zijn ogen zochten lange tijd naar een houvast ergens op het plafond, tenslotte keek hij me weer aan.

- Die schelp, zei hij. Die schelp die er omheen zit.

- Jamaar, zo probeerde ik hem nu van zijn denkfout bewust te maken: mijn vraag luidt precies wat de aanwezigheid van die schelp mag veroorzaakt hebben. Wat precies maakt uw probleem voor u zo onbespreekbaar?

Hij boog voorover en fluisterde nu, een weinig opgewonden.

- Dat kan ik uiteraard niet zeggen, dokter. U begrijpt toch zeker wel dat ik dat niet kan zeggen zonder het probleem zélf aan te kaarten? Maar uitgerekend dát is dus het tweede probleem dat, zoals ik eerder zei, zoals een schelp om het eerste heen zit. Indien het eerste probleem, het kernprobleem, er niet was, dan zou vanzelfsprekend ook het tweede er niet zijn. En nu had het ook wel gekund dat het eerste er was zónder het tweede, wat dus wilde zeggen dat het probleem meteen bespreekbaar was en misschien ook heel snel opgelost kon worden. Helaas is dat nu niét zo: het tweede probleem is uit het eerste voortgekomen en het zal niet wijken. Uiteraard zou het in het niets verdwijnen mocht door de ene of de andere gebeurtenis het eerste probleem plotseling in het niets verdwijnen. Ja, gesteld dat dit gebeurde, dan was meteen ook dat tweede probleem opgelost, dat is nogal wiedes...

De patiënt, die ik voortaan X zal noemen, hield een tijdlang met spreken op. Ik begon nu te vermoeden dat ik hier wel eens te maken kon hebben met een niet eens zo zeldzame doch heel vaak volstrekt onderkende geestesziekte met een buitengewoon complexe benaming die ik aan de lezer nu bespaar. Het gaat om het syndroom waarbij iemand, om het wat oneerbiedig uit te drukken, de geesteszieke uithangt om op die manier alle aandacht naar zich toe te trekken. Maar men kan meteen ook makkelijk inzien dat in dit geval uiteraard onmiddellijk ook sprake is van een échte geestesziekte, aangezien geen geestelijk evenwichtig persoon het in zijn hoofd zal halen om zich voor te doen als zijnde geestelijk onevenwichtig. Tevens zal men meteen begrijpen dat wie zich voordoet als zijnde krankzinnig terwijl hij dat niet is, dan toch wél onmiddellijk als zijnde zielsziek beschouwd zal moeten worden, trouwens net zoals al diegenen die geloven dat zij Napoléon Bonaparte zijn. In dat laatste geval ligt het krankzinnige er vingerdik op want Napoléon is allang dood zodat wat deze patiënten voorwenden, volstrekt ongeloofwaardig is. Maar in het geval van patiënt X is dat niet zo: wij kunnen daar namelijk niet zeggen dat de patiënt, tegen zijn eigen bewering in, helemaal niet ziek is, omdat wij zijn probleem niet kennen; zijn probleem wordt immers verborgen in de harde schelp van wat hij zijn 'tweede probleem' noemt. Het tweede probleem maakt niet alleen het eerste onbespreekbaar: het zorgt er ook voor dat wij niet kunnen weten of het wel bestaat. En gesteld dat het een verzinsel is, dan zal daar meteen uit volgen dat niet het tweede uit het eerste doch het eerste uit het tweede probleem voortkomt. En dat zijn de zaken op hun kop!

Mijn ervaring met patiënten die om aandacht vragen, is doorheen de jaren tamelijk uitgebreid geworden, maar echte oplossingen zijn niet voorhanden om de heel eenvoudige reden dat zulke patiënten - in hun eigen logica overigens geheel terecht - niet genezen als zij niet de ontbrekende aandacht krijgen. Maar iedereen weet dat het schenken van aandacht aan een medemens een tijdrovende en dus een peperdure zaak is. In mijn geval zou een toegeving van mijnentwege betekenen dat ik nog slechts één patiënt overhield, en dat deze toestand dan aanhield totdat een van ons beiden stierf of met pensioen ging. Ik weet dus heel goed hoe ik de patiënt die om aandacht bedelt, helpen kan, maar ik vertik het om dat ook te doen omdat ik hem per slot van rekening niet helpen wíl. Ik moet grif toegeven dat ik zijn psychiater wil blijven en dat ik wens dat hij mijn patiënt blijft, en dus mijn klant, en het liefst gedurende een geruime tijd. Als hij dan tenslotte geneest, dan gun ik hem dat ook, want zo maakt hij reklame voor mijn winkel.

Ik zal u, lezer, nu verklappen hoe de hedendaagse psychiatrie een schijnbaar onmogelijk probleem zoals het probleem van X uit het onderhavige verhaal, oplost. X vraagt zoals gezegd om aandacht, en dat is een algemeen menselijke nood: wie eenzaam is en zich verlaten voelt, ontbreekt in de hersenen een welbepaalde stof die pas wordt aangemaakt als er gezelschap opduikt. Welnu een psychiater kan die stof in pilvorm voorschrijven aan zijn om aandacht smekende patiënt. Een patiënt die deze pil inneemt, zal niet meer klagen over een tekort aan aandacht, omdat hij niet langer lijdt aan een tekort aan de genoemde stof. De stof werkt natuurlijkerwijze in onze hersenen als een alarmbelletje, terwijl de pil die de dokter voorschrijft, er voor zorgt dat de klepel van dit belletje omzwachteld wordt met watjes. Toegegeven, het is bedrog: de patiënt wordt zich voortaan niet meer bewust van zijn tekort aan menselijk contact, en hij doet ook geen inspanningen meer om dat te creëren. Hij verzint niet langer het verhaal dat hij Napoléon is ofwel een geesteszieke, en vooral: hij blijft uiteraard renderen...

(J.B., 05.09.2010)


04-09-2010
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Surrealistische werkelijkheid

Surrealistische werkelijkheid

Men moet eerst vele jaren geleefd hebben en daarbij moet men ook nog eens met veel aandacht hebben geleefd, om uiteindelijk te kunnen ontdekken hoe vreemd een mensenleven wel ineen kan zitten - 'vreemd' in de betekenis van 'wonderlijk'. Edoch, eenmaal die ontdekking gedaan, kan men ook alras inzien dat onze realiteit in wezen surrealistisch is, wat in feite niets minder wil zeggen dan dat het zogenaamde realisme wel betrekking moet hebben op een werkelijkheid die niet bestaat. De kunstzinnige strekking van het zogenaamde surrealisme dient slechts als hefboom om tot dit besef te kunnen komen.

Een gelijkaardige ontdekking zullen al wie met veel aandacht leven, doen met betrekking tot het zogenaamde rationele, het redelijke, het verstandelijke, het berekenbare en het zekere: evenals het zogenaamde 'werkelijke', behoren ook die zaken tot een schimmenrijk dat wellicht werd gecreëerd om er mensen mee om de tuin te leiden. Het leven is irrationeel, onnadenkend en onzeker terwijl de zogenaamde rede slechts misleiden kan omdat zij het werkelijke, dat in meer dan één opzicht oneindig is, in een keurslijf wringen wil om niet te spreken van een dwangbuis.

Dat wij ons verkijken op het werkelijke is ongetwijfeld aan onze eigen zondigheid te wijten, aan hebzucht of begeerte die bezitten wil wat uiteindelijk geen bezitsvoorwerp kan zijn. Tragisch is dat, want bezit is een illusie en men moet blijkbaar eerst op 't punt staan naar de maan te gaan om dat ook in te kunnen zien. Zeker en voorspelbaar is slechts al wat dood is, terwijl het leven altijd nieuw zal zijn, verrassend en volstrekt bevrijd van reglementen en van wetten, die er alleen maar waren omwille van die fantastische 'uitzonderingen' waarvan het leven zelf het schoonste voorbeeld zijn mag.

De droom is koning van het leven en niet de wakkerheid, de nuchterheid, het bewijsbare of de realiteit - die zaken zijn slechts nonsens omdat alles uit de droom geboren wordt en uit de roes, de vreugde en de kreet. Over het leven heerst altijd de slaap waarin men zich moet drenken en wie niet meer slapen kan, die is gewis en zeker aan het eindpunt van zijn weg gekomen. Al datgene waarvan wij aannemen dat het 'bestaat', is noodzakelijkerwijze eerst een droom geweest en zal dat in wezen ook voor eeuwig en drie dagen blijven.

Er is geen waarheid zonder woorden waarin die waarheid wonen kan, maar wat zijn woorden anders dan fantomen, klankenvormen, letterlabyrinten die geheel uit volstrekt onstoffelijke staketsels bestaan? Wat zijn woorden anders dan gedichten, verdichtsels, opvullingen van de leegte met wind en hier en daar wat geklak van de tong, wat gesis tussen de tanden, een vernauwing van de stembanden en het doffe geplof van de vlezige lappen van de lippen? Woorden zijn spoken, zinnen zijn louter vertoningen, toneelstukken die verdwijnen van zodra ze verschijnen, even onwerkelijk als de tijd zelf waarvan wij allen ondervinden dat hij is zoals een gladde aal. Ook de opperste waarheid bewoont een surreëel kasteel.

Want leven wij heden niet in de toekomst, in 't einde van de tijden, het eschaton, het laatste oordeel tegemoet? Maken televisiebeelden alle goden van vandaag niet alomtegenwoordig? Vermenigvuldigen zich niet de broden eindeloos in ons luilekkerland en ook de vissen? Kunnen wij, almachtig als we zijn, geen paddenstoelen bakken die in één klap alles wat beweegt en leeft voorgoed van onze kaarten vegen? En weegt het woord van God nog op tegen wat de grote, geniale geesten uit de wetenschappen leren over het heelal, de zwarte gaten, water, koolstof en nog meer?

Als men aandachtig naar de wolken kijkt, dan kan men Hem gewis al zien zitten op zijn troon in vol ornaat, omgeven door de cherubijnen wiens gezangen nu al fluisteren in de oostelijke luchtgordijnen. Het einde is begonnen, allen zitten zij reeds op de hen toegekende plaats, men wacht alleen nog op 't ultieme teken en dan kan men beginnen spreken; men wacht alleen nog op 't geschal van de bazuinen dat direct vanuit vier windstreken weerklinken zal.

Maar vooralsnog wordt de stilte slechts verstoord door het zich eindeloos herhalend woord dat door de straten boort: 't is niet het heiligenkoor dat talmt, het is de stem van de ijsventer die weergalmt.

(J.B., 04.09.2010)

[P.S.: "paddenstoelen" - vroeger "paddestoelen" - zou logischerwijze eigenlijk "padstoelen" moeten zijn. Zie daarvoor: K. Vansteenbrugge, "O Jerum", inleiding.]




19-06-2010
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De gasknop
Klik op de afbeelding om de link te volgen

De gasknop

Welke huisvrouw heeft het nog niet meegemaakt dat zij, eenmaal de deur uit, er ineens begint aan te twijfelen of zij de deur wel heeft op slot gedaan of, erger nog, of zij het gasvuur wel heeft uitgedraaid? Geen nood, zij keert terug en gaat kijken, stelt vast dat de deur vergrendeld is of dat het gasvuur uit is, en gaat dan met een gerust hart winkelen.

Eenmaal 'op jaren', zoals men dat zegt, kan deze hysterie echter gaan toenemen en dan wordt de ceremonie die ze begeleidt een beetje ingewikkelder: mevrouw plant om te gaan winkelen, zij draait zorgvuldig de gasvlam uit, zegt halfluid: "Ziezo, de gas staat af!", zij gaat naar buiten en vergrendelt de deur en zij begeeft zich in de richting van de plaatselijke supermarkt. Edoch, halverwege wordt zij eensklaps een lichte paniek gewaar, al weet zij niet meteen wat de oorzaak daarvan mag wezen. Ze houdt halt om beter na te kunnen denken, en zij denkt voorwaar: heb ik de gaskraan wel dichtgedraaid? Diep denkt zij na, en dan herinnert zij zich inderdaad dat ze de gaskraan heeft dichtgedraaid want tevens herinnert ze zich deze belangrijke daad onmiddellijk daarop bevestigd te hebben met de woorden: "Ziezo, de gas staat af!" Maar daarmee is de kous niet af: mevrouw kan zich immers helaas ook niet meer herinneren of het vandaag was dat ze dit zegde, ofwel gisteren!

Het gebeurt vaker dat een dame op jaren, of zelfs op nog jonge leeftijd - ofwel een heer, want dat kan ook - halverwege van huis naar de supermarkt, terugkeert om zich daarvan te verzekeren dat de deur op slot is. Vervolgens, als zij of hij zich terug op pad heeft begeven, kan het zijn dat zij of hij opnieuw aan het twijfelen gaat en zich genoodzaakt ziet om andermaal terug te keren teneinde helemààl zeker te zijn van het feit dat de deur op slot is. Mogelijkerwijze herinnert men zich zodoende wel dat men al eens terugkeerde, maar opnieuw herinnert men zich niet of men dit een ogenblik geleden deed ofwel de dag voordien. Dezelfde twijfel doet zich immers bijna dagelijks voor en precies doordat niet alleen het dichtdraaien van de gasknop en het sluiten van de deur routine zijn geworden, maar ook de controle op deze handelingen, is ook dit laatste moeilijk in de herinnering terug te roepen. Men doet de deur vast, men controleert of men de deur wel degelijk heeft vastgedaan, vervolgens verzekert men zich ervan dat men deze controle wel degelijk heeft uitgevoerd, namelijk door andermaal aan de deurklink te gaan heffen.

Edoch, eenmaal het hek van de dam, is er vaak helemaal geen houden meer aan: wie twee keer teruggaat naar de gaskraan of het deurslot, ziet zich alras genoodzaakt om dat ook een derde keer te doen, een vierde keer zelfs, een vijfde en een zesde keer. Er zijn misschien wel gevallen bekend van mensen die op deze wijze geheel onverrichter zake blijven pendelen tussen het huis waarin zij wonen en de supermarkt waar zij hun voedsel willen halen, om tenslotte van de honger om te komen. Misschien, want wie zo kort zijn van memorie, die weten alras ook niet meer waar ze wonen: zij springen in het oog, worden uit het straatbeeld geplukt en belanden binnen de kortste keren 'veilig' want 'tegen zichzelf in bescherming genomen' ergens op een kamertje in een demententehuis.

Op een stoel bij het raam gezeten tot zichzelf komend nadat ze eerst een kopje koffie kreeg opgedrongen met daarin een medicatie tegen paniekaanvallen, vraagt Irmaatje zich af wie het in godsnaam zijn kan die het huis bewoont op welker gevel zij daar al de godsganse dag zit te kijken. Stilaan dringt het tot haar door dat zij dit huis nooit eerder zag. Vervolgens stelt zij vast dat de ongemakkelijke stoel waarop zij zit, niet de hare is. Tenslotte herkent zij ook de kamer niet waarin zij zich bevindt en weet zij niet meer goed of zij nu ofwel haar eigen interieur niet meer herkent, ofwel of zij helemaal niet thuis is. Wie is trouwens dat veel te vriendelijke meisje dat om de haverklap en zonder aan te kloppen in het deurgat staat met een glas water, pillen, koffie, een boterham met speculoos of middageten in een plastiek vorm met vreemd bestek? Zij vraagt of het gesmaakt heeft maar zij is haar dochter niet, haar dochter zou zij immers onmiddellijk herkennen.

Op een keer vroeg ze aan het meisje dat niet haar dochter was waar nu haar eigen huisje was gebleven, maar zij kreeg slechts tot antwoord dat zij zich geen zorgen meer moest maken om die dingen: er werd voor haar gezorgd, zo zei ze, voor alles werd er nu gezorgd, en was zij hier nu niet gelijk een koningin? Zij was zich welbewust dat zij hier tegen geen verweer had en daarom klonken deze woorden in haar oren eigenlijk als een bedreiging.

Aan de koningin moest zij nu denken en zij vroeg zich af of zij nog leefde, onze oude koningin, en toen het meisje dat niet haar dochter was, weer in het deurgat van haar kamertje verscheen, vroeg ze het haar, of onze koningin nog leefde. Maar het meisje antwoordde alleen dat ze van de dynastie geen kaas gegeten had en dat ze het wel eens na zou vragen. "De die nas tie": wat zou dát kunnen betekenen?

Misschien zat zij daar al maanden, ofwel jaren, want voor wie zich nauwelijks nog iets herinneren, is de tijd genadeloos. Wel begreep zij dit heel goed en wist zij dat wat van haar memorie overschoot, het laatste was wat haar nog vasthaakte aan dit leven. Indien wij geen geheugen hadden, dan was het ogenblik van onze geboorte voor ons tevens dat van onze dood. En voor de geheugenloze buitenstaander die daar stond op toe te kijken, gold precies hetzelfde. Ergens herinnerde zij zich nog dat het over dit onderwerp was dat zij als jonge vrouw een lijvig boek schreef en soms passeerden paragrafen daaruit nog letterlijk door haar hoofd: "een louter stoffelijke wereld, een wereld zonder geheugen, kon slechts buiten de tijd bestaan en bestond derhalve niet". En zie je wel dat zij de gasknop niet had dichtgedraaid, want toen eensklaps was alles weg!

(J.B., 19 juni 2010)


17-06-2010
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Van Togenbirger's 'atheïsme'
 

 

Van Togenbirger's 'atheïsme'

Wij zien dingen die er helemaal niet zijn en tegelijk zijn er ook dingen die we helemaal niet zien. Omdat we kuddedieren zijn, kijken we meestal selectief en, meer bepaald, op de manier waarop de leider ons dat voordoet. De ervaring leert dat de meesten onder ons zich daarvan niet of nauwelijks bewust zijn en dat zij dit eigenlijk niet kunnen geloven, ofschoon deze werkelijkheid zich voortdurend voor onze eigen ogen afspeelt. Als het klaar is buiten, maar de leider zegt dat het donker is, dan praten wij hem meestal na, en beamen wij zijn oordeel: jazeker, het is donker! Vertel dat aan willekeurig zeven mensen en zes onder hen zullen vol onbegrip de schouders ophalen. Edoch, tweeduizend jaar lang hebben leiders tot het volk gezegd tijdens de ontelbare ceremonies ter gelegenheid waarvan zij hun doden begroeven: en nu leven zij voor eeuwig! Even zoveel keren hebben tallozen dit ook blindelings geloofd.

Duizenden jaren lang hebben zogenaamde geestelijken aan de volkeren verteld dat er na de dood een hemel was, een vagevuur en een hel. Ofschoon tallozen met de allerbeste bedoelingen aan hun nazaten beloofden terug te zullen keren daar vandaan om hen over dat andere land eindelijk wat inlichtingen te verschaffen, is niemand ooit van daar met nieuws over de brug gekomen. Nochtans hebben tallozen aan de waarheid van de verzinsels van die geestelijken geen ogenblik getwijfeld, bewijze het feit dat de handel in aflaten één der bloeiendste ooit geweest is. Met de opbrengst daarvan kocht de kerk zowat alle aardse bezittingen op en nadat zij op bijna alles de hand had gelegd, hield zij nog steeds niet met schrapen op: zij belaadde terstond alle zielen met vrachten schuld die nooit ofte nimmer konden worden ingelost - niet tijdens het eigen leven van de beschuldigden en beslist ook niet tijdens dat van hun nazaten - het ging immers om een 'erfschuld' - en aldus werd de zogenaamde 'erfzonde' geboren. Napoleon ontnam de kerk haar wereldse bezittingen in ruil voor haar betaalde dienst aan de staat tot in de eeuwen der eeuwen, en lang nadat de bisschop van het ijdele Rome zichzelf had uitgeroepen tot paus over alle anderen, schonk Benito Mussolini hem met het Vaticaan de macht van een wereldlijk leider. Ik stond erbij en ik keek er naar, zo kunnen wij met een gerust hart zingen, en er was geen vuiltje aan de lucht.

De leider bepaalt wat waar is en wat niet, hij zegt wat wij zien en niet zien, wat goed is en kwaad, schoon en lelijk. Ten aanschouwe van elkeen die ziende ogen in zijn kop heeft, worden vandaag in de meest gerenommeerde musea hoopjes vuilnis tentoon gesteld die slechts de superrijken in staat zijn op te kopen, en zij doen het nog ook; aan afval en aan drollen hangen prijskaartjes van ettelijke miljoenen dollars. Uiteraard is dit zuiver machtsvertoon, durf maar eens te zeggen dat ge er niets van begrijpt, gij klein sukkelaartje op den dop dat zeven dagen heeft moeten vasten om een ticket beet te krijgen van de grote expositie, en dat daar nu ronddrentelt met kapotte schoenen over het glanzende marmer van de tempels van de mammon waarin het amper durft te kuchen omdat die zwakheid van met fijn stof gevulde longen door de echo's onder duizelingwekkende plafonds onverbiddelijk wordt uitvergroot ten gehore van elkeen.

Speel met een bal en uw hond zal achter de bal aan lopen; speel met een ingebeelde bal, en dat raakt uw hond zijn koude kleren niet: hij ziet wat gij hem zegt dat er te zien is. Het kuddebeest verlaat zich op wat zijn leider hem vertelt en nimmer op wat de ogen die hij van zijn Schepper kreeg hem tonen. Deze blindheid is derhalve geen cultureel verschijnsel, zij zit in de natuur zelf ingebakken, net zoals de ogen die dienen om mee te zien. Wij zien dingen die er helemaal niet zijn maar tegelijk zijn er ook dingen die we helemaal niet zien.

Er zijn namelijk dingen die wij niet kúnnen zien omdat we ze niet begrijpen. We zien immers slechts datgene wat we begrijpen kunnen en verder dan ons begrip kan ook onze blik niet reiken. Analfabeten die geen flauw idee hebben van het bestaan van de schrift, missen niet alleen het vermogen om te lezen: zij hebben er ook geen flauw idee van dat er in de boeken iets geschreven staat. De boeken van de grote bibliotheek zijn in hun ogen, zoals een groot schrijver het eens zei, louter dingetjes waarmee in de leeszaal een te korte tafelpoot kon worden onderstut. Toen, inmiddels lang geleden, een 'wilde' uit de Afrikaanse brousse door een 'psycholoog' naar een westerse stad werd gehaald om zijn reacties te kunnen observeren, bleek het enige wat hem tot verwondering had gebracht, een met fruit beladen camion te zijn: de man verstond niet hoe het dan mogelijk was om zoveel fruit ineens zomaar te verplaatsen. Het fruit kende hij, en zag hij ook; voor al het overige bleek hij gewoon blind omdat hij het niet kende. Om dezelfde reden moeten blindgeborenen nadat de geneeskunst hun ogen gezond gemaakt heeft, eerst léren zien want anders blijven zij ziende blind. Mussen zijn rotsbewoners en als zij hun nesten bouwen in de holten van de stenen gevels van onze huizen, zien zij allerminst huizen, zij zien rotsen. Een oude Indische leer zegt dat de leeuwin voor haar welpen een moeder is, voor de mens een bedreiging en voor de hyena een prooi. Voor de lava die uit een vulkaan vloeit, is zij helemaal niets, en zo ook is het leven voor het levenloze zonder enige betekenis, terwijl daarentegen het levende al het levenloze in zich integreert: zoals huizen uit bakstenen bestaan, bestaan onze cellen uit zowat alle levenloze elementen uit de tabel van Mendeljev.

We zien slechts tot waar we kunnen kijken, en over wat we niet zien omdat we het ook niet kúnnen zien, neigen we te zeggen dat het ook niet bestaat. Alsof alleen datgene wat paste in ons kraam, recht had op bestaan. Alsof onze eigen onwetendheid de maatstaf was voor wat aan de Schepper van hemel en aarde al dan niet geoorloofd was te maken. Deze blindheid - vergezeld dan nog van de waan het wél te zien en te weten - die groteske arrogantie is paradoxaal genoeg de bron van alle 'religie'. Dixit O. Van Togenbirger. Maar daarmee is lang niet alles gezegd...



- Omsk Van Togenbirger, uw 'atheïsme' verdient gezien de specificatie die gij daar aan toevoegt eigenlijk een heel andere naam?

- Words, words, words!

- Shakespeare.

- Heb ik nooit gelezen. Hier en daar iets, ja. Mijn wereld is armer dan hij had kunnen zijn, precies omdat ik veel van Shakespeare mis, maar het is nu eenmaal zo gelopen, het loopt voor iedereen anders, dat is uiteindelijk wellicht geen slechte zaak. Bovendien las ik misschien auteurs die Shakespeare eigenlijk in hun schaduw stellen, want wie zal het zeggen? De leider zegt wel dat Shakespeare de grootste is, maar dat verhaal kennen we intussen al...

- Overdrijft u nu niet een beetje?

- Ach wat! Neem nu die words, words, words: mijn ongeletterde buurman geeft dit vrij vertaald heel wat poëtischer weer, hoor.

- Nee toch?

- Allemoal dikke zjiever! zegt hij. En wees nu eerlijk: klinkt dit dan niet veel dichterlijker?

- Alle gekheid op een stokje, maar... om bij de zaak te blijven: wat is er nu van uw atheïsme en wat denkt gij dan over God?

- Ach. Om te beginnen kan ik pas een consequent antwoord geven als ik wat zopas gezegd werd, niet tegenspreek.

- "We zien slechts wat we kennen en wat we niet kennen, kunnen we ook niet zien"?

- Inderdaad. Maar ik zou niet zo direct over een God beginnen: dat begrip is eigenlijk een windei, er zit niets in, of er zit om het even wat in, zoals de vergelijkende cultuurwetenschap ons dat onder de ogen brengt.

- Verklaar u nader!

- Wel, het is denk ik niet nodig om over God te praten. Laten we eens gewoon verder bouwen op wat we al hadden.

- "Wij zien dingen die er helemaal niet zijn en tegelijk zijn er ook dingen die we helemaal niet zien"?

- En vooral dat laatste belangt ons hier aan, en niet alleen inzake de dingen, maar veeleer inzake de wezens die deze wereld bevolken.

- Over wat voor wezens hebt u het dan?

- Kijk eens hier, mijn beste... en schenk mij nog wat bier, ten langen leste is dat een geestrijke drank: een wezen, en let nu heel goed op, want dat geldt voor álle wezens... een wezen kan slechts die wezens kennen en ook zien, die aan hemzelf omzeggens ondergeschikt zijn. Denk aan wat wij eerder zegden: wat wij niet verstaan, kunnen we ook niet waarnemen. Wezens die meer ontwikkeld zijn dan mieren, kunnen door mieren niet worden begrepen en derhalve is het voor mieren ook alsof die meer ontwikkelde wezens eigenlijk helemaal niet bestaan. Een amoebe heeft er geen idee van wat een kat mag wezen; zij is veel te simpel om daarvan ook maar iets te vatten. Een mier staat al wat dichter bij een kat, maar veel begrip hebben mieren niet van katten. Beesten die andere beesten overtreffen, worden door hen hooguit zeer vervormd waargenomen. Ik vermoed dat apen die naar mensen kijken, apen zien. Zij zien ons als apen die misschien wel veel te korte armen hebben naar hun eigen maatstaven. En ge ziet al waar ik naartoe wil?

- Nog niet, neen. Of bedoelt gij dat sommige mensen geen mensen zijn?

- Tja, zo zoudt ge het op de keper beschouwd wel kunnen zeggen.

- Versta ik het goed? Gij zegt dat sommige mensen eigenlijk geen mensen zijn?!

- Gesteld dat er wezens bestonden die meer ontwikkeld waren dan ons, mensen, dan zouden wij niet in staat zijn om hen waar te nemen, aangezien wij slechts datgene kunnen zien wat wij ook eerst kunnen begrijpen.

- Maar is het niet een tikkeltje overdreven om te stellen dat hier mensen rondliepen die eigenlijk tot een hogere diersoort behoorden terwijl wij daar blind voor bleven omdat we dit sowieso niet konden vatten?

- Ha, ziet ge wel! Het wil er niet zo makkelijk in, nietwaar? Denk nu maar eerst eens terug aan de ongelooflijke vaststelling die we eerder hebben gedaan: er zijn dingen die wij niet kunnen zien omdat we nu eenmaal slechts datgene kunnen zien dat we ook eerst kennen en begrijpen. Ik geef nog een klein voorbeeldje dat misschien een beetje bevattelijker kan maken dat het met die waarheid een en al ernst is. En laat ik nog zwijgen over de computers, en het over onze televisie hebben, meer bepaald de vroegere draadloze televisie die, zoals sommigen zeggen, opnieuw in de plaats zal komen van de kabel-TV, die eigenlijk een stap achterwaarts was om redenen van winstbejag. Maar wat er ook van zij: de overdracht van geluiden en van beelden doorheen de zogenaamde ether, is een gebeurtenis die sinds het begin der tijden mogelijk is geweest, maar die zich pas ook echt realiseerde toen grote geleerden de eerste TV-beelden máákten. De mogelijkheid om elektriciteit te benutten was er sinds de bliksem bestond, maar wij bleven daar blind voor totdat - andermaal - één zeer uitzonderlijk man de bliksem begreep en temde. De stoffen waaruit een ontploffingsmotor bestaan, zijn er altijd al geweest, maar de motor zelf volgde op zijn begrip, en zo ging het met alle dingen en zo zal het ook in de toekomst blijven gaan: de dingen komen onze wereld niet naar binnen totdat wij ze eerst begrijpen.

- Wat niet belet dat we er gebruik van maken?

- Uiteraard, en dat geldt zelfs voor bijna alle dingen, ons eigen leven incluis: we verstaan niet hoe we dan kunnen leven, maar toch doen we het, toch leven we. Ge ziet: dit kan slechts waar zijn als iémand verstaat hoe we dat kunnen doen.

- Leven?

- Jazeker. Het merendeel onder ons heeft er geen benul van hoe een telefoon werkt, en toch kunnen zelfs kleine kinderen van de telefoon gebruik maken. Telefoneren, autorijden, maar ook maatschappelijk functioneren, een taal spreken, dingen voelen en verstaan en, uiteindelijk, leven: niemand weet hoe het werkt maar iedereen doet het.

- Er bestaat noodzakelijk ergens een groot, goddelijk brein dat het eerst allemaal bedacht heeft?

- O, o, o! Nu loopt ge wel wat van stapel, hoor! Ha, ik zal de laatste zijn om die Intelligent Design te gaan verdedigen. Wie daarin geloven, trappen trouwens in die verraderlijke val waarvoor Aurelius Augustinus al gewaarschuwd heeft, intussen meer dan anderhalf millennium geleden.

- En dat is?

- Wij maken huizen, karren, schepen... uit voorhanden zijnde grondstoffen, en we transponeren dat gebeuren verkeerdelijk op de natuurlijke dingen, op de grondstoffen en op het leven zelf, terwijl het leven veel meer is dan een loutere samenstelling of een metselwerk. Wat leeft, is daarentegen niet geconstrueerd zoals een huis dat is: elk levend wezen is gegroeid, het is geboren uit een moederwezen, het is niet gemaakt maar wel geschapen. En wat dat ook moge betekenen: 'scheppen' is vooral iets heel anders dan 'maken'; het is tot ontstaan gebracht worden vanuit 'niets'. Iets maken is iets samenstellen uit bestaande onderdelen. Het is iets dat er reeds is, naar zijn hand zetten, zoals men een oude beek omleidt, bijvoorbeeld om daarmee de Augiasstallen uit te spoelen.

- Een levend wezen is geen machine?

- Uiteraard niet. De constructie van een telefoon volgt op zijn begrip, en eens die op de markt is, kan elkeen hem naar willekeur gebruiken. De uitvinder is dan eigenlijk overbodig geworden; hij heeft zichzelf overbodig gemaakt, zoals ook de goede leermeester doet. Maar dat geldt vanzelfsprekend niet voor de 'geschapen' dingen, die immers geen samenstellingen, geen constructies zijn. We weten allen welke stoffen een boom allemaal bevat, maar hem namaken dat kunnen we niet; een boom is immers geen maakwerk, hij is gegroeid uit een moederboom, zijn oorsprong ligt uiteindelijk in het begin der tijden, we zeggen dat hij 'geschapen' is, 'gemaakt uit niets'.



- Omsk Van Togenbirger, verstaan wij u nog goed? Want wat is er dan van God, als gij zegt niet te geloven in het Intelligent Design, terwijl ge Augustinus citeert en benadrukt dat er zaken zijn, en ook wezens, die wij niet kunnen zien?

- Opgelet nu: die zaken en die wezens zijn er noodzákelijk! Ik heb ze niet uitgevonden of bedacht, prent dat vooral goed in uw hoofd! Hun noodzaak volgt gewoon uit het feit dat onze kennis helemaal niet zo ver reikt, terwijl het grotesk ware om te geloven dat alles wat wij niet begrijpen kunnen, ook niet kon bestaan!

- Precies.

- Daarom en om geen andere reden is het bestaan van ons onbekende zaken en wezens een noodzaak. Het spreekt vanzelf dat er meer is dan wat wij begrijpen kunnen, en dat is trouwens ook de motor van het zoeken van elke positieve wetenschapper: indien hij geloofde dat hij al alles had ontdekt, dan zou hij met zoeken immers allang opgehouden hebben. Het is precies omdat hij ervan overtuigd is dat er nog dingen bestaan waarvan hij nauwelijks benul heeft, dat hij ze zoekt... en uiteindelijk ook vindt. Als ge het mij vraagt, is dat een zoeken en een vinden zonder einde. Men kan zelfs niet zeggen of men op die weg hetzij vooruitgaat, hetzij gewoon stilstaat in de illusie dat men vordert, gewoon omdat het om een onuitputtelijke ontdekking gaat, ziet u?

- En wat betreft dan die ons onbekende wezens... kunnen wij ons daarvan een voorstelling maken?

- Jazeker, zij het dat die tamelijk abstract moet blijven. We zien slechts tot waar we zelf kunnen begrijpen, en zodoende kunnen we zelfs onszelf niet zien zoals we zijn... ofschoon we daardoor niet worden gehinderd in ons bestaan: we blijven geheel onverminderd bestaan. We zegden dat ook volstrekte leken inzake techniek kunnen autorijden en telefoneren: we hoeven niet te begrijpen wie of wat we zijn om te kunnen zijn; we hoeven niet te doorgronden wat we doen om 'mee' te kunnen doen: participeren blijkt wonder genoeg geheel gratis en moeiteloos mogelijk. Gesteld dat er wezens waren die wij als zodanig niet in staat waren te zien omdat wij ze ook niet konden vatten, dan zouden zij er misschien wel uitzien zoals al onze andere medemensen. Denk eraan: gedomesticeerde honden beschouwen waarschijnlijk ook ons, mensen, als soortgenoten. Vandaar kan men misschien wel stellen dat de Übermensch - om eens een lelijk woord te gebruiken - er in onze ogen net zoals ieder ander uitziet.

- En dat zou dan tegelijk het verborgen karakter van zijn bestaan verklaren?

- Zo men wil, ja. We zouden dan ook niet geneigd zijn om een andere, hogere diersoort te onderscheiden wanneer we het over die 'supermensen' hadden, om maar iets te zeggen, veeleer zouden we het hebben over een aftakking binnen de eigen soort.

- Onze huidige geleerden?

- Ach, loop niet zozeer van stapel! Dat heb ik helemaal niet gezegd! Het kan trouwens ook niet zo simplistisch zijn, begrijpt u? Misschien zitten de superwezens, als die er zijn, wel verspreid onder ons allen, en vormen zij een of ander 'team' veeleer dan dat ze een persoon waren; groepen zonder een afgegrensde identiteit. We kennen de categorieën 'dingen' en 'personen', en al heel wat filosofen hebben het gehad over de 'mensheid', bijvoorbeeld als het 'lichaam van Christus': dat toont aan dat ergens het vermoeden leeft dat er nog hogere categorieën bestaan... terwijl wij niet in staat blijken om ze op het spoor te komen...

- Hoe zoudt gij dan besluiten?

- Och, conclusies trekken is voorbarig nu. We kunnen enkel zeggen dat het gekende en het bestaande nimmer samenvallen, ook en vooral met betrekking tot de levende wezens. De middeleeuwse 'uitvinding' van de engelen is alleen daarom al helemaal niet zo vergezocht. Maar dan belanden we in een nieuw verhaal...

- Wordt vervolgd?

- Zoals heel wat beesten heeft wellicht ook deze zaak een staart...



J.B., 12 juni 2010

 


05-06-2010
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Zomer

Zomer

Zomer is een woord dat hitte oproept en ook zon, licht en nu en dan een frisse duik in 't water, drinken aan een straatfontein en later op de avond dwalen in nog volle straten. Ergens bestaat er een seizoen dat op de zomer volgt en dat een veelvoud daarvan is: een veelvoud van de zon, het licht, de warmte en het water. Een veelvoud ook van bloemen en fonteinen, dorst en laven langs de stadsstandbeelden in de stegen, en dan regen zonder remmen, plassen met bolle bellen, koelte, rust en in de verte saters die, goed hoorbaar nog, door zeer ondiepe grachten waden, die in witte nachten baden, hitte blussen, bellen blazen, boeken lazen, sinterklazen, brilleglazen.

Het kwam zo plots dat zij, zo jong nog, zag hoe hij, zo jong nog, lag terzij, gevallen na twee glazen amper. En daar lag hij languit als een tak en roerloos hij niet sprak, niets zegde hij niet meer. Er stak een peer in de lantaarn toen hij, meneer doktoor, haar zegde dat zij hem zopas verloor. Het is de warmte, juffrouw, fluisterde onmachtig om zich heen de brave man: ik kan 't niet helpen, echt, en het gebeurt wel meer in dit seizoen dat op de zomer volgt en dat hem overtreft in alles wat zich hecht aan hitte, licht en zon, aan water en fonteinen op een ver perron naar oorden waar slechts woorden over zijn. Perron, ballon, coupon, baron, Charon.

De Styx, ziet u, laaft amper onze dorst, hij vloeit niet over naar 't seizoen dat op de hoge zomer volgt, hij is wellicht van water dat niet vochtig is maar dan toch koud, en oud, een woud vol druppels, hagelstenen ook en tranen. Wenen deed zij, zittend naast haar dorre tak, de levensdraad die brak, de band die ooit de grote brand ontstak, die hitte die zelfs de zomer overtreft en thuishoort in 't seizoen dat op hem volgt, dat ligt tussen de zomer en de herfst, het verst van hier, het allerverst...

(J.B., 5 juni 2010)


17-05-2010
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Mijnheer Dupont en de mal van het Zijn

Mijnheer Dupont en de mal van het Zijn


Daags na een vergeefse poging om mijnheer Dupont te redden, stelt zijn chirurg vast ook zelf aan de fatale kwaal te lijden. Die vaststelling gebeurt onrechtstreeks en laattijdig, want de gevreesde ziekte tast ook het geheugen aan: noch over de mislukte operatie noch over zijn patiënt, kan dokter Spincemaille zich ook maar iets herinneren.

Ziedaar een korte inhoud van "Mijnheer Dupont", een novelle van de Vlaamse romancier en dramaturg Kris Vansteenbrugge, overigens zelf chirurg van beroep. Het verhaal dateert van een kwarteeuw geleden, toen het aan een uitgever werd voorgesteld. Dat het werkstuk toen niet voor publicatie werd weerhouden, zegt helemaal niets over de kwaliteit ervan: zowel stilistisch als inhoudelijk is die allerminst middelmatig. Qua diepgang resoneert de op het eerste gezicht bizarre geschiedenis perfect met de authentieke kern van de Griekse tragedie, die zonder meer de mal van onze beschaving mag heten.


De tragiek van het Zijn betreft immers de uiteindelijke tegendoelmatigheid van alle menselijk streven, waarvan wij het meest directe voorbeeld vinden in het mysterie van de dood, die fel contrasteert met een onsterfelijkheidsverlangen dat hem slechts in de hand kan werken. Artsen weten maar al te goed dat uitgerekend de geneeskunde voor steeds meer ouderen en zieken zorgt, en zij doet dit in de twéé mogelijke betekenissen. (*) Contraproductiviteit zit in de ganse cultuur ingebakken. Erger nog: dat men moet ondergaan wat men buiten zichzelf wil verhinderen, dat men de fout die men aanklaagt, eigenhandig maakt: het blijkt niet alleen ingeschreven in onze cultuur, maar ook in onze genen en in de mathematica waarop hun code is geënt.


De echo, de herhaling, het ingebed zitten van het geheel in elk van zijn onderdelen is de essentie van het genoom, en die kern toont zich ook in de fractalen - in de wiskunde dus - én in de kunst: in die Kunst der Fuge van Johann Sebastian Bach, maar ook in de tekenkunst van bijvoorbeeld Maurits Cornelis Escher.


Escher wil het oneindige vatten, de vermenigvuldiging der vormen en hun complementen; de fuga of het contrapunctus tracht verleden, heden en toekomst samen te brengen in de tijdloosheid door de verschillende momenten van de melodische zin in de gelijktijdigheid van het akkoord te vatten, de harmonie geeft aldus het eindpunt van de tijden weer; fractalen zijn eindeloos onderverdeelde vormen die zich telkenmale in de moedervorm herhalen (**) zoals ook de nazaten doen van de biologische vormen of de levende soorten.

Maar die herhaling kan pas eindeloos voortgaan als zij in zichzelf een mechanisme bevat dat voor de voortplanting zorgt, een onstuitbare aandrift die zijn bezitters tot bezetenen maakt welke onvoorwaardelijk van de vermenigvuldiging in dienst staan. Elk 'kind' moet op zijn beurt van het allereerste voortplantingsmechanisme bezeten zijn en blijven opdat het zich herhalen van steeds weer dezelfde oervormen tot het eindpunt van de tijden een feit zou zijn. Alle vormen moeten bezeten zijn van de vorm welke zij bezitten, wat betekent dat zij ook wezenlijk met hun vormen samenvallen, dat zij het vlees waaruit ze opgebouwd zijn, niet zomaar bezitten of beheersen, doch zijn, zonder meer. En omdat alle delen waarin alles zich eindeloos opdeelt, ook werkelijk eindeloos zouden kunnen blijven bestaan - tenminste als zij léven -, zijn die delen ook telkenmale gedoemd om te groeien, anders zouden zij op den duur in het niets verdwijnen. Wie wil groeien, moet eten; wie wil eten, moet doden; wie wil leven, moet derhalve doden.

Misschien is dit de paradox welke in alle dingen en in alle wezens ingebakken zit, en die zorgt voor die tragiek welke door merg en been snijdt als hij zich ontplooit in de vorm van een geschiedenis op de scène. De dramaturg kent hem als geen ander en daarom ook ontleedt hij de rusteloze en schijnbaar chaotische bewegingen van ons, stervelingen, teneinde onze fatale oervorm in het licht te kunnen stellen. Het is niet zo dat de mens probeert en mislukt, het is veeleer zo dat de mens probeert, mislukt, doch opnieuw probeert en dat na elke mislukking ook telkens doet. Veeleer dan ons einde, is onze mislukking het signaal om te herbeginnen en zo doende ook de garantie voor het eindeloze heropstarten van onze betrachtingen:

De moeder baart een kind en sterft,

het kind wordt moeder,

de moeder baart een kind en sterft,

het kind wordt moeder.

Het lijkt wel de tweeledige beweging van een rups die vordert door zichzelf bij te benen. Zelfs in de verzen zit het principe van het leven vervat: in het ritme van de versmaat, in de klim van de rups en, zoals hoger uitgelegd, in de voortplanting, in de genen, in de wiskunde en in de kunst van Bach.

Een verhaal dat zich nederig aan dit principe onderwerpt, weet van zichzelf heel goed wat het vertelt, en het onderscheidt zich van de oeverloze mix van tekens die men in deze smakeloze tijden de massa door het strot ramt. "Mijnheer Dupont" van Kris Vansteenbrugge is een compositie volgens dezelfde gulden regels die kortom àlle grote kunstwerken schragen en ook doen behagen, omdat het tevens die regels zijn, het weze herhaald, die muziek maken en ook ruimtelijke vormen, wiskundige figuren en biologische soorten, kortom: die regels, die de gigantische klok van de sterrenhemel in alle eeuwigheden in de pas houden. (***)

(Jan Bauwens, 16 mei 2010)

Noten:

(*) Voor de slechte verstaander: de geneeskunde verzorgt weliswaar ouderen en zieken, maar precies daardoor zorgt ze er ook voor dat hun aantal toeneemt. Het alternatief is immers de volstrekt immorele 'dienst' aan de 'volksgezondheid' door onder meer systematische euthanasering van de 'onvolmaakten' en de zwakkeren, bijvoorbeeld bij de Nazi's.

(**) Zie bijvoorbeeld het 'Buddhabrot': http://nl.wikipedia.org/wiki/Bestand:Buddhabrot-deep.jpg  

(***) Zie het item d.d. 15 mei 2010 op de site: http://www.bloggen.be/pierpont/  


09-05-2010
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Het ei van mei
Klik op de afbeelding om de link te volgen

Het ei van mei

Dat de dood van de geboorte tevens de geboorte van de dood met zich brengt, hoeft niet te verwonderen; maar dat dit meer inhoudt dan louter een woordspeling, is een heel ander paar mouwen.

Alles wat bestaat, moet het bestaan langs de een of andere poort naar binnen komen. Wat leeft, dient te worden geboren; wat dood is, dient ook nog eens te sterven. En alles wat bestaat maar toch niet uit zichzelf leeft, bestaat in onze geest maar ook in onze wereld: het zijn de woorden waarmee we spreken, maar ook de werktuigen waarmee wij huizen bouwen, wetenschappen en sprookjes, om maar iets te zeggen.

Geboren worden betekent altijd voortkomen uit ander leven, bij uitstek uit een moeder. Er is geen kikker en ook geen haan, geen eik en ook geen halmpje graan welke geboren worden uit een kei: alles komt daarentegen voort uit zijn eigen ei. Het is inderdaad het ei waarop alles en allen zo dringend willen gaan gelijken.

En het ei komt van de moeder. Een brok van een kei komt voort van een kei, maar leven komt uit leven voort, zelfs woorden kunnen ontstaan uit moeder- en vaderwoorden; het kind komt voort uit moeder en vader, zoals waterplas uit plas en water.

Het kind welt uit de moeder eindeloos op: het kind wordt moeder, het baart een kind dat moeder wordt dat baart en groeit en baart en groeit. Eindeloos, zo zeggen wij, zoals de dagen eindeloos uit de dag van gisteren zijn voortgekomen, of is het uit de dag van morgen dat ze allemaal zijn ontstaan? Edoch eindeloos is dat niet, het gaat alleen totdat de tijden opgebruikt zijn, ofwel de eieren, onze kinderen.

Niets is immers eindeloos; het zal zo zijn dat op een dag een ei wordt uitgebroed dat zelf geen ei meer leggen kan, omdat de cyclus zich zal hebben uitgespeeld. "Allen die geboren moesten worden, zijn nu voor eens en voor altijd geboren", zo zal dan uit duizend klokken weerklinken aan het firmament. En daarmee is meteen de dood geboren, het einde van het ei of de voltooiing van de soort: mensen, maar ook muggen, kruipdieren en vogels, vissen, bloemen en limoenen, kleine witte honden maar ook vlinders en viooltjes, paddestoelen, rode kooltjes.

Het is de angst voor de dood die maakt dat alles en ook allen willen gaan gelijken op het ei. Het is de angst voor het einde van het ei, en voor het uitgelegd zijn van de eierkransen, die ons in onze wanhoop naar de vorm drijft van het ei. En wat is nu de vorm van het ei?

 

Het ei heeft een vorm die alles afstoot, zoals ook de waterdruppel doet, maar het ei opent zich niet, is ondoorlaatbaar, krijgt in geen tijd een schaal als het in aanraking komt met lucht. Het ei is wat in zichzelf gebald zit, afgekeerd van de wereld waar het willens nillens naartoe groeit, en het herneemt zijn vorm ook in de foetushouding die een wezen aanneemt dat de dood naar binnen gaat, waarvan het zich eveneens afkeert.

Het ei zit in een kramp gevat van niet willen groeien, terwijl bij uitstek het ei datgene is wat groeien moet en zal. Het ei keert zich van alles wat er rond zit af, en dat is meer bepaald de ganse kosmos, maar het barst daar niettemin in open, zoals ook de knoppen van de bloemen doen, in weerwil van hun trachten dat feitelijk gericht is op wat duister is en warm, en op wat eeuwig slapen wil en dromen.

De bek van de hen klopt een gat in de schelp en sleurt de nieuwe hen naar buiten in de frisse luchten waarin het fiere kraaien van de haan weergalmt, en meteen hoort het kuiken dan hoe eindeloos de ruimten zijn waarin het wordt geboren, en het springt op en loopt.

Wat in het ei zit, keert zich van de ruimte en ook van de wereld af - vandaar de vorm van het ei. Alles wat in het ei zit, is gericht naar binnen, het is geconcentreerd op het eigenste middelpunt dat het centrum is van het bestaan. In één oogwenk wordt de schaal verbrijzeld en zo ook het 'binnen', en klapt alles wat gericht is naar het centrum open van dat centrum weg, naar 'buiten'. Het kuiken is dan zichzelf voorgoed verloren, het is van zijn droom beroofd, van zijn binnenste, het wordt geofferd aan de grote ruimte. Misschien is de kosmos op zijn beurt een ei.

(J.B., 12.01 en 09.05/2010)


07-05-2010
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Martha
Klik op de afbeelding om de link te volgen

 Martha

Martha - jawel, dé Martha; de Martha uit de wereldberoemde song van Tom Waits - zij had meermaals last van dromen, maar dit keer viel het echt niet mee. Men hoort te weten dat Martha intussen een respectabele leeftijd had bereikt, ik weet niet hoe oud zij was, maar zij liep een beetje krom, haar haardos was dunnetjes en zo goed als wit en zoals alle mensen van haar leeftijd had zij kwaaltjes, kleinere en ergere: wonden die door suiker niet zo erg goed meer beterden, een allerminst pijnloze artrose in de knieën, spijsverteringsklachten ook en hier en daar een ader die ontstak. Maar het allerergste, zo vond ze zelf, dat waren haar dromen. Met die pijntjes kan ik leren leven, zei ze, maar die dromen worden nog mijn dood.

Uiteraard begreep de huisdokter van Martha niet waar zij het over had; de brave man had immers geleerd op school dat dromen bedrog zijn, geen aandacht verdienen en trouwens niet met zalfjes kunnen ingestreken worden. Er waren nog de 'psychofarmaca', zoals hij zegde, maar daar blijft een mens het best af als hij niet wil veranderen in een ander wezen. Olga, dat schaap, had zich door haar huisarts naar een psychiater laten sturen die haar dus met psychofarmaca bewerkt had, en zij had aan Martha verteld, nog net voor zij 'opgenomen' werd, dat zij door die pillen geleidelijk zichzelf wég voelde vloeien uit haar eigenste botten, en dat haar plaats werd ingenomen door een ander wezen dat gevoelens noch gedachten had. Het lijkt wel een rubberen beer, zo had zij het aan Martha gezegd, die op de plek komt te zitten waar het merg weglekt.

Toen Martha dit aan haar huisdokter vertelde, lachte hij het weg, en hij zegde haar dat de zogenaamde rubberen beer niet door de pillen werd veroorzaakt maar juist door de ziekte welke die pillen poogden te bestrijden. Martha zegde daar verder niets meer op, al wist zij wel beter: Olga had haar gezworen dat het allemaal door die pillen kwam. Maar wat moet ik dan doen? - zo had ze nog gezegd: als ik de pillen niét neem, dan heb ik het gevoel dat ik helemaal verwater.

Greta was op die manier totaal verwaterd: ze verzweeg dat ze lastige dromen had en zo vermeed ze dat ze pillen kreeg die haar in een rubberen beer veranderden. Maar het duurde niet lang, of Greta's voeten zwollen, haar onderbenen en haar knieën. Zij kreeg dikke polsen en ook kussentjes onder de oksels en in de hals. Dat is water, zo zei de huisarts, en hij schreef haar bijzondere plaspillen voor die zij innam, dagen naeen. Edoch, niet alleen het water uit haar voeten, onderbenen, knieën, polsen en hals plaste zij uit. Tot haar ontzetting merkte Greta hoe zij op den duur àl haar gewicht dreigde te verliezen als zij met plaspillen en met plassen doorging. Ja, het drong tot haar door dat zij zichzelf uit plaste - een mens bestaat voor negentig percent uit water. Zichzelf uit plassen was ook wat zij in die kwade dromen had gedaan. En om geen andere reden verkoos Martha het om voor haar dromen geen pillen te gaan nemen.

Martha's dromen hadden een steeds terugkerende inhoud: het was hoogwater, het waterpeil bleef stijgen, de sirenes gingen al, op straat reden auto's rond met luidsprekers gewapend om ook vlug nog de hardnekkigste thuisblijvers aan te sporen er vandoor te gaan en zij begreep dat ze niet blijven kon, ze wilde wel vertrekken, maar zij vond haar schoenen niet, haar handtas en haar jasje. Ook had zij enkele zaken opgeborgen die zij in geval van hoge nood niet ter plekke kon laten, maar zij wist niet meer precies in welke schuif, in welke kast zij die dingen opgeborgen had en, omdat zij zo belangrijk waren, bleef ze zoeken en zou ze liever samen met ze vergaan dan dat zij ze moest achterlaten.

Ze stonden daar immers al, aan de overkant van de straat: die lui die wachtten totdat zij zónder haar zaken weg zou trekken, om ze vervolgens zélf te gaan halen, en dat kon zij uiteraard niet dulden, zo legde zij uit aan de ambtenaren die tot in het portaal van haar deur waren gekomen om nogmaals aan te dringen, nu zij toch haar schoenen had gevonden alsook haar handtas en haar jasje. Het ging niet om geld, verklaarde ze, maar om haar eigen leven: het ging uiteraard om een heel pak geld, want zij had haar bankrekening leeggehaald nog net voor de grote crisis laaide, maar die vele biljetten vertegenwoordigden elk apart verschillende weken van haar intens arbeidend leven. Als ze die nu achterliet, dan liet ze eigenlijk haar eigen leven in het water vallen.

Ja, meneer, u moet niet lachen: ik heb met noeste arbeid mijn leven omgezet in bankjes, zoals het ons geleerd werd toentertijd, en uiteraard ben ik niet bereid om die hier nu achter te laten: als die dieven die daar al de ganse ochtend op de loer staan, ze ook niet vinden, dan spoelen ze straks met de stroming mee, en dan zou ik nog het liefste willen dat ik zelf ook mee spoelde, want beeldt u zich eens in dat ik mijn kostbare geld verlies waar ik zo hard voor gewerkt heb, en dat ik achterblijf, gepluimd gelijk een kip, en dat ze zeggen: kijk daar, die arme sloor, die heeft geen nagel om aan haar gat te krabben; ze zegt dat ze hard gewerkt heeft maar dat ze door een forse tegenslag haar laatste cent verloor! Maar zeggen ze dat niet allemààl? En evengoed diegenen die nooit een duit hebben verdiend, zij die nooit een dag hebben gewerkt, de profiteurs, die andermaal op de kap van vreemden zullen teren? Bah!

En of Martha dan zo hard gewerkt had en zoveel geld had opgespaard dat nu in een of andere schuif verloren lag? Ach neen, dat had zij natuurlijk niet. Maar zij dróómde het wel, precies zoals Greta ook droomde dat zij zichzelf uit plaste. Het weze herhaald: het gaat er om dat Greta haar dromen wáár werden van zodra ze er pillen tegen innam: haar dromen wandelden zó de werkelijkheid naar binnen. En wat moest zij, Martha, nu doen?

Het is best mogelijk dat uw kwade dromen te maken hebben met een verborgen ontsteking, bijvoorbeeld aan de kleppen van uw hart, of met een tekort aan een of ander element, een aneurysma, een kankergezwel dat gif loslaat... er zijn wel duizend mankementen die zich in nachtmerries vertalen, zei de huisarts, en daarom raad ik u ook aan om u eens van kop tot teen te laten onderzoeken.

Martha zuchtte en zij bezweek: als het niet anders kan, goed dan, zo besloot ze. Maar zij schrok aardig toen zij hoorde dat zij opgenomen diende te worden voor een termijn van enkele weken. En enkele weken in de kliniek wilde ook zeggen dat zij enkele weken bedlegerig zou zijn. Zij protesteerde bij haar huisarts dat het, afgezien van het feit dat zij haar huisje nu alleen moest laten, toch niet goed kon zijn voor iemand met haar jaren om zo lang het bed te houden. Het zal u de gelegenheid geven om eens helemaal tot rust te komen, zo antwoordde de geletterde man, en hij liet haar ophalen met een ziekenwagen; zij werd, alsof zij niet meer lopen kon, op een draagberrie geladen en ten aanschouwe van de ganse buurt onder oorverdovend sirenegeloei richting AZ gereden. Trekt u zich daarvan vooral niets aan, zo zei de arts: het is volledig kosteloos.

Ook het verblijf was kosteloos én het onderzoek. En kijk, men vond meteen al een kleinigheid: iets aan de lever, of de gal, die op termijn sowieso weg moest, en waarom niet nu zij tóch hier was? Wat een geluk: de chirurg was toevallig ook in 't land, zij kon er net nog bij. Een kleine operatie, een prikje, meer was het niet. En kosteloos uiteraard.

Na amper een week was Martha helemaal hersteld van de dan toch niet simpele operatie, en kon het onderzoek pas goed van start gaan. En dat bleek andermaal niet overbodig, want kijk wat men daar vond: een lichtjes ontstoken appendix, wellicht de oorzaak ook van de klachten aan haar spijsvertering. Had men dàt geweten, dan had men hem verwijderd bij het wegnemen van de galblaas, maar helaas moest zij nu wachten, twee keer kort naeen onder het mes was té riskant, zoals elkeen begrijpen zal. Ontstekingsremmers dus, slecht voor de maag, en daarom in te nemen samen met een maagpil... die haar wat duizelig maakte.

Kwam daarbij dat zij van het lange liggen eigenlijk al flink duizelig wás, en zo kwam het dat zij op een ochtend op weg naar de WC-pot, omviel en een heup brak alsook nog een beentje ergens in haar schouder, dat nu dwars doorheen haar huid naar buiten stak. Alle aandacht uiteraard ging naar de heup, de schouder belandde erdoor op 't achterplan, hij werd zowaar vergeten en Martha voélde hem ook niet door al de pijnstillers die ze zo al te slikken kreeg. Ook het openspringen van haar appendix voelde ze niet en de bloedvergiftiging die daar op volgde. De verpleger dacht dat het van de wonde aan haar schouder kwam, waar nog steeds dat beentje dwars doorheen stak dat nu onmogelijk gerepareerd kon worden gezien het kritieke van de ganse toestand. Edoch, dat overleefde ze allemaal wel.



Ik heb nog niet verteld dat de kliniek aan de oever van de Schelde lag, een met grote zorg uitgekozen plek: water immers is rustgevend voor de zieken; kijken naar voorbij stromend water is op zich een wonderbaarlijk medicijn. Water geneest, tenzij het gaat om té veel water, té kan immers nooit goed zijn, zo zegden het de wijzen reeds millennia geleden. En op die dag trad de Schelde buiten haar oevers: op de plaats waar de kliniek lag, maar ook op vele andere plaatsen. Bovendien gingen die dag zowat àlle stromen in het ganse westen hun perken fel te buiten. Er waren reddingsploegen, uiteraard, maar omdat die nu in feite overal tegelijk moesten zijn, verdronken in die dagen heel wat mensen, en dan vooral mensen die bedlegerig waren, ouderen en zieken.

Zij zat onder de pillen, pijnstillers en nog andere, en zo dacht zij dat ze alleen maar droomde, dat het een kwalijke nachtmerrie was, zoals ze die vaker had: het was hoog water, het waterpeil bleef stijgen, de sirenes gingen al, op straat reden auto's rond met luidsprekers gewapend om ook vlug nog de hardnekkigste thuisblijvers aan te sporen er vandoor te gaan en zij begreep dat ze niet blijven kon, ze wilde wel vertrekken, maar zij vond haar schoenen niet, haar handtas en haar jasje. Ook had zij enkele zaken opgeborgen die zij in geval van hoge nood niet ter plekke kon laten, maar zij wist niet meer precies in welke schuif, in welke kast zij die dingen opgeborgen had en, omdat zij zo belangrijk waren, bleef ze zoeken en zou ze liever samen met ze vergaan dan dat zij ze moest achterlaten. En zo verging zij ook. Of droomde ze dat slechts? Of was haar droom haar nu fataal geworden? Zelfs de specialisten kenden het antwoord niet op deze vragen.

J.B., 7 mei 2010

*


23-04-2010
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Een zeer gezond besluit
Klik op de afbeelding om de link te volgen

Een zeer gezond besluit

Meneer Vandurpe heeft een pijntje aan zijn hart gefingeerd om van zijn huisarts een briefje los te krijgen voor vrijaf op 't werk, maar die scène is een weinig anders verlopen dan hij had verwacht.

- U kunt zich maar best eens laten onderzoeken, zo sprak zijn dokter nadat hij hem langdurig had beluisterd met de stethoscoop, want het is niet allemaal zo kosjer wat ik geloof te horen door dat ding. Het is natuurlijk maar een stethoscoop en ik hoop ook dat ik mij nu erg vergis, maar een bezoekje aan de specialist zal uitsluitsel geven. Erg gerust ben ik er niet in en werken mag u in tussentijd beslist niet meer doen.

En zo kwam meneer Vandurpe zonder moeite aan zijn afwezigheidsattestje: niet voor één dag, maar voor een ganse week en misschien voor nog veel langer.

- Ben ik dan verplicht om mij door een specialist te laten onderzoeken, dokter? zo had hij verbouwereerd gevraagd, en de dokter verstond zijn vraag niet goed en zei:

- Wat bedoelt u dan, meneer Vandurpe? Een onderzoek houdt helemaal geen gezondheidsrisico's in en de kosten worden op het remgeld na vergoed door het RIZIV!

- Ik weet het, zo aarzelde Vandurpe, maar ik heb gehoord over die proef op de hometrainer, en...

- En u bent bang geworden? Ha, daar moet u nu precies helemààl niet bang voor zijn: die test gebeurt in wetenschappelijk verantwoorde omstandigheden en is helemaal verzekerd. Weet dat u op die hometrainer zowat op de allerveiligste plaats van 't hele land bent!

- Mijn vroegere buur, pruttelde Vandurpe nog tegen...

- Ja, ik kende uw buurman, zo viel de dokter hem in de rede: uw buurman was een uitzondering. Er zijn altijd uitzonderingen, ze zijn er altijd geweest en ze zullen er wel altijd wezen: in de geneeskunde maar ook elders, op élk vlak, en dat weet iedereen; er bestaan gewoon geen regels zonder uitzonderingen. Of denkt u daar anders over?

- Wel..., zo aarzelde Vandurpe weer: ik ben ooit eens op bezoek geweest bij dokter Bach... u was toen met verlof en ik moest dringend iets weten, ik weet niet meer wat het was... maar hoe dan ook... híj vertelde me dat élke patiënt een uitzondering is. Iedereen is uniek, zo zei hij: er bestaat geen algemene regel. En de geneeskunde zou daarmee rekening moeten houden. Nu, dat zei hij dus...

- Dokter Bach, zegt u, meneer Vandurpe? U bedoelt toch niet die kwakzalver van een 'kraker' die ginds onder de toren woont? Bent u daar dan om raad geweest?

- Ja, ik herinner me niet meer wat ik toen per se wilde weten, maar...

- Om te beginnen is dat geen dokter, meneer Vandurpe: dat is een bedrieger; het verwondert me trouwens dat hij nog niet is opgepakt, want die lui maken vele slachtoffers.

- Is dat zo? protesteerde Vandurpe: die man schrijft naar verluidt nooit geneesmiddelen voor!

- Ha, maar dat kàn hij ook niet! Kijk, eens: ik kreeg onlangs een patiënte met een kanker in de darm die vandaag al goed behandelbaar is, tenminste als die tijdig wordt behandeld. Helaas was die mevrouw eerst bij een handlezeres geweest. Ze had die madame Blanche verteld over de pijn in haar buik en daarop had die haar handpalmen gelezen. Stel u voor, in haar handpalm had zij gezien dat er helemaal niets aan de hand was met die dame, op wat psychische spanningen na. Die dame geloofde de toverkol en ze verbeet haar buikpijn. En toen ze met haar klachten naar mij toe kwam, meneer Vandurpe, was de kanker helaas uitgezaaid. Haar eigen fout, zult u zeggen? Jazeker, maar kon die dame het dan helpen dat zij niet verstandiger was? Dienen onverstandige mensen dan niet tegen zichzelf beschermd te worden? Moet de kwakzalverij derhalve niet ten strengste verboden worden?

Vandurpe had wat zijn arts zei, beaamd en hij was huiswaarts gegaan, echter alles behalve gerustgesteld. Aan zijn vrouw durfde hij slechts weinig kwijt over wat hem en haar misschien te wachten stond. Ofschoon dat helemaal niet goed kon zijn voor zijn hart, kropte hij het op en hij bedacht dat het onderzoek zeker niet zo onschuldig was als de dokter hem wilde laten geloven. Er zijn mensen gewéést die bij die fietstest de geest gaven. Daar wordt immers gevraagd om tot het uiterste te gaan. In beschermde omstandigheden weliswaar, omstandigheden die er helemaal niét waren indien men een infarct kreeg op de openbare weg, op een verlaten weg misschien, of in zijn bed, of bad, of waar dan ook. Het is nergens beter om de geest te geven dan in een kliniek alwaar men u die met een heel klein beetje geluk onmiddellijk terug kan geven. Reanimatie heet dat, en dat is een geleerd woord dat bij sommigen angst inboezemt... een angst die even onterecht is als bijvoorbeeld vliegangst.

Er bestaat geen veiliger voertuig dan het vliegtuig, en dat is intussen een allang bewezen stelling. Als meneer Vandurpe schrik heeft voor dokters en klinieken, dan is dat beslist een zeer onterechte schrik, een fobie, die vooral beledigend is voor die toplui van de medische wetenschap die het goed voor hebben met ons en die volharden in hun pogingen om ons te redden, ook als wij werden vermassacreerd door eigen schuld. Rokers, dronkaards, snelheidsduivels, agressievelingen en vechtersbazen krijgen automatisch vergeving en worden op staande voet geopereerd, opgelapt, gered, ook als de kostprijs van al die geheel onverdiende barmhartigheden duizelingwekkend hoog is. Waar vandaan aldus die twijfel en die angst als men in zulke goede handen is?

Edoch, het bleef meneer Vandurpe aanvreten: las hij enkele weken geleden niet in dat tijdschrift bij de tandarts een interview met die oncoloog, hoe heette hij alweer, die nu hij met pensioen was openlijk vertelde dat gezwellen die misschien wel beter met rust werden gelaten, met veel graagte behandeld worden, omdat zij naast mogelijke bedreigingen toch ook wel een soort van... goudaders zijn? Preventieve geneeskunde, zo stelde een befaamd professor in een ander blad daar op het tafeltje in de wachtkamer, maakte gebeurlijk nog meer mensen ziek. Hoeveel borstamputaties en prostaatbehandelingen waren niet helemaal overbodig? Soms toonde een analyse van gezwellen post mortem dat zij geheel onschuldig waren; de patiënt overleed aan de overdosis Röntgenstralen die nu eenmaal door de behandeling werd vereist...

Meneer Vandurpe werd er echt niet goed van, van al die onderling tegenstrijdige gedachten. En wat gedaan als het onderzoek alles behalve geruststellend uitviel? Een collega van hem was een tijdje geleden voor een routineus preventief onderzoek naar de kliniek gegaan, en daar had men hem gezegd dat hij zich toch beter wel voor enkele dagen 'op liet nemen'. Het is een wat vreemde manier van zeggen, zo had Vandurpe altijd al gedacht toen hij dat werkwoord in die context las of hoorde: 'opnemen' en 'zich laten opnemen' verwijzen haast spontaan naar 'oplichten' en 'zich laten oplichten'. Maar die collega van hem had er wel kunnen van mee spreken indien hij ooit vandaar was weergekeerd...

Mensen dienen beschermd te worden tegen hun eigen onwetendheid, zo had zijn huisdokter het gezegd. Maar toen het onderzoek was afgelopen en de uitslag was neergetikt in een geleerde brief, bleek al die bescherming ineens zoek te zijn. Aan meneer Vandurpe, die al geen jota begreep van de reeks ziekten die men nu bij hem ontdekt had, werd gevraagd om een snel besluit te nemen met betrekking tot een keuzelijst van mogelijke behandelingen. Toen hij dit aan zijn huisarts zegde, goochelde die nu met de vrijheid die wij allen hebben om te beslissen over ons eigen lot.

- Ik moet er nog eens heel goed over nadenken, zo had Vandurpe aan zijn huisdokter geantwoord.

- Maar niet te lang! zo had die hem nog nageroepen. En toen was Vandurpe huiswaarts gegaan, mediterend over wat hem in 't grootste geheim was toevertrouwd: er was geen alternatief voor de open hartoperatie, en zij diende zo spoedig mogelijk te worden uitgevoerd, het liefst nog voor het eind van de lopende maand. Het vooronderzoek diende dan de volgende dag al plaats te hebben.

- Niets om over naar huis te schrijven, zo stelde hij zijn vrouw gerust, er alvast terécht van overtuigd dat zijn huizenhoge leugen tenminste bijzonder goed was voor haar hart!

(J.B., 23 april 2010)


09-03-2010
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Aan de ontbijttafel - illustratie
Aan de ontbijttafel - illustratie




28-02-2010
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Aan de ontbijttafel

  Aan de ontbijttafel

1.

- Het principe is doodsimpel, zo mompelde hij: het is gewoon zo klaar als pompwater!

- Welk principe nu? vroeg zij, teneinde hem uit zijn verdroming te wekken. Ze keek op de klok, het was zeven uur.

Haar man durfde de jongste tijd nogal eens met zichzelf praten. En toen ze hem dat op een keer ook zegde, maakte hij zich kwaad. Hij ontkende het en zei dat hij alleen maar luidop nadacht, want zijn gedachten waren soms moeilijk om volgen, ook voor zichzelf. Geniale gedachten zijn nooit gemakkelijk, en had hij ook dit keer geen ideeën die...

- Het is fenomenaal, zei hij: het is gewoon fenomenaal!

Hij ging rechtop zitten en spoelde het laatste stukje van zijn boterham door met koffie. Zijn vrouw was al enkele minuten klaar, ze had hem zitten gadeslaan omdat hij plotseling met kauwen had opgehouden. We gaan direct nog eens wat te horen krijgen, zo had ze gedacht, en ze bleek zich niet te vergissen, ze kende haar Kamiel nu ook al zestig jaar.

- Fenomenaal? zo probeerde ze andermaal. Nieuwsgierig was ze intussen wel. Kamiel was voorspelbaar in die zin dat ze het zag aankomen als hij met iets op de proppen kwam, maar wat hij dan ging vertellen, had geen mens ooit kunnen raden, alleen al omdat het zo vreemd wàs wat hij soms allemaal bedacht. Het woordje 'vreemd' zou men zijn Elodie in dat verband overigens ook nooit horen uitspreken; zij was een tactvolle vrouw, en ze noemde de invallen van haar echtgenoot 'origineel'.

- Vanmorgen werd ik wakker, zo begon hij, en toen stond ik op...

- Wat? zo verzette ze zich, want zij was als eerste opgestaan. Edoch hij gebood haar zich te kalmeren en eerst goed te luisteren naar wat hij te vertellen had.

- Ik kwam het bed uit, ging de trap naar beneden en schoof de gordijnen voor de vensters weg. Tot mijn verwondering bleek het al klaar te zijn. En toen ineens...

- Ja, en toen? zo drong zij aan.

- Toen werd ik wakker! zo zei hij.

Ze ging wat achteruit leunen, bekeek hem eens goed en ze ruimde de tafel af.

- Ge waart dus niét opgestaan?

Het was een overbodige vraag, maar ze stelde ze dan toch maar omdat het niettemin logisch was haar te stellen, zodat hij er in zekere zin waarschijnlijk wel op wachtte. En wie weet wat hij nu nog allemaal te zeggen had.

- Neen, zei hij: ik had gewoon gedroomd dat ik wakker geworden was, dat ik uit bed gekomen was, dat ik de trap naar beneden gegaan was, dat ik de gordijnen weggeschoven had en dat ik gezien had dat het al klaar was. Ik had dat allemaal gewoon gedroomd. En toen ik mij ervan vergewiste dat het al klaar was... toen werd ik ineens wakker. Vreemd genoeg had ik al die tijd geloofd dat ik al wakker wàs.

- Tja, ik hoop dat ge er nù zeker van zijt dat ge wakker zijt! lachte ze, want ik ben namelijk wakker en... stel nu eens dat gij eigenlijk nog zoudt slapen, en dat ge binnen vijf minuten nog een keer opstond, begrijpt ge?

Haar woorden waren nog niet koud of daar hoorde men, eerst stilletjes en twijfelachtig, maar alras heel luid en duidelijk, voetstappen van de trap naar beneden komen. Het waren onmiskenbaar de voetstappen van Kamiel. Zij keken elkaar over de ontbijttafel in volstrekte vertwijfeling aan.

2.

Wat zij niet konden geloven doch tegelijk gevreesd hadden, geschiedde: de keukendeur ging open en niemand minder dan Kamiel kwam binnen. Hij mompelde een korte groet, zag dat zijn plaats aan tafel al bezet was en knikte peinzend. Elodie kon er geen woord uitbrengen, ze keek tersluiks naar het kantje brood dat nog over was en vreesde al voor hongersnood als dit 'originele' spel nog een tijdlang zou doorgaan.

- Precies wat ik gedacht had! zegde Kamiel - de 'twééde' Kamiel - en hij ging zitten, tussen 'zijn' Elodie en de 'eerste' Kamiel in. Deze laatste gunde hij nauwelijks een blik, hij richtte zich daarentegen uitdrukkelijk tot Elodie die al niet meer wist aan wie zij toebehoorde, en verklaarde zich nader:

- Let maar niet op hem daar, zei hij, een steelse en verachtelijke blik werpend op de éérste Kamiel, want hij is niet de echte. Hij denkt alleen maar dat hij wakker geworden is, en opgestaan, maar het bewijs dat hij zich vergist heeft, mag nu duidelijk wezen: hij heeft het alleen maar gedroomd.

Ongelovig keek Elodie nu in de richting van haar eerste Kamiel en vertwijfeld vroeg zij zich af of zij hem nu als een schim moest gaan beschouwen. Had ook hij haar immers niet verteld over zijn droom, en stond zijn verhaal niet borg voor het feit dat hij wél echt was? En kon hij overigens geen aanspraak maken op zoiets als een 'eerstgeboorterecht', of 'verworven rechten'?

Haar eerste Kamiel bleef zwijgen; hij keek nauwelijks op en hij liet het hoofd hangen alsof hij even overtuigd was van het verlies dat hij nu wel moest lijden, als van zijn gelijk inzake de waarheid van die dan toch onmiskenbaar weer geniale 'droom'. Maar de tweede Kamiel had nog niet gesproken, of daar hoorde men, eerst stilletjes en twijfelachtig, maar alras heel luid en duidelijk, andermaal voetstappen van de trap naar beneden komen. Het waren onmiskenbaar de voetstappen van Kamiel. En nu was het de twééde Kamiel die angstvallig het hoofd boog, terwijl de eerste een weinig opveerde omdat nummer twee weldra in het ongelijk zou worden gesteld. Edoch, de heropleving van nummer één was zeer kortstondig, daar die ook wel meteen begreep dat het ongelijk van de tweede, de eerste geen enkel voordeel opleveren zou. Elodie keek de twee nummers die niet meer durfden op te kijken, met ongeloof aan. De keukendeur zwaaide open en daar stond nummer drie. De enige echte? Dat zou uiteraard ook Elodie nu niet meer kunnen geloven. En zij voelde zich plotseling bijzonder verwant met de mythologische figuur die luistert naar de naam van Sysiphos, omdat het haar toescheen dat zij nu wel op het punt stond om ergens een stukje van zijn lot te delen. En allen keken ze elkaar over de ontbijttafel in volstrekte vertwijfeling aan.

3.

Ofschoon het winter was, de dagen kort waren en het derhalve vroeg avond werd, zat tegen de tijd van de deemstering de keuken van Elodietje overvol met ontbijtende Kamielen die als het ware, de ene na de andere, elkaar verloochend hadden. Maar omdat zij intussen ook wel hadden ingezien dat dit geen zin had en dat het daarentegen allemaal voor grote moeilijkheden kon gaan zorgen wat zij deden, hadden zij besloten om de koppen bijeen te steken en om de toestand tenminste aan een al was het maar elementaire verklaring te onderwerpen. Weldra immers was het bedtijd en als zij dan allen, de ene na de andere, zich naar de slaapkamer zouden begeven, dan zou in geen tellen de bovenverdieping van het huisje waar zij tot dan toe en gedurende zestig lange jaren met slechts hun tweetjes hadden gewoond, zonder twijfel instorten. Om maar te zwijgen over al het andere.

- Het probleem is, zo begon één van de Kamielen, dat wij blijkbaar niet aan de weet kunnen komen wie van ons de ware is. En misschien ook is ons uitgangspunt fout en moeten we dat gewoon herzien.

- Zonder twijfel, zo beaamde een tweede: de logica zelf zegt mij dat het niet opgaat om telkens de laatste die de trap naar beneden komt, als de echte te beschouwen. Zijn echtheid, zo leert ons de ervaring, is van bijzonder korte duur en derhalve intussen geheel ongeloofwaardig geworden. Volgens mij zijn wij ofwel allemaal vals ofwel allemaal echt, maar een derde mogelijkheid ontbreekt.

- En ik dan?! zo kwam Elodie ineens bezorgd tussen: het kan toch niet zijn dat ik nu ofwel ineens geen man meer heb, ofwel een paar dozijn! Wat voor een logica is me dat!

Hierop bekeken alle Kamielen elkaar in stilte en tenslotte nam weer een van hen het woord en sprak:

- Het is inderdaad een netelige zaak: enerzijds lijkt het vanzelfsprekend dat wij, Kamielen, ofwel allemaal echt zijn, ofwel allemaal vals. Maar anderzijds, als wij dit eens gaan bekijken vanuit het standpunt van Elodie...

- Het is ook mogelijk dat de ware nog in bed ligt, zo opperde ineens één van de Kamielen, en allen keken zij in zijn richting. De Kamiel die dit gezegd had, leek wat kleiner dan alle anderen. Was hij dan de allereerste Kamiel en begon hij misschien al wat weg te kwijnen? Zouden zij allemaal wegkwijnen, nu de waarheid aan het licht moest komen daar de duisternis reeds over de aarde was gevallen? Want het sprak nu ook vanzelf: ze moesten gewoon gaan kijken of de ware Kamiel dan nog in bed lag. En allen keken zij nu in de richting van Elodie, die zich hier niet bepaald gemakkelijk bij voelde, alsof zij ineens wist, of altijd al geweten had...

- Goed dan, zei ze: ik zal gaan kijken. En zij stond van de ontbijttafel op en schuifelde naar de gang toe, traagjes en met vermoeide stappen, alsof zij alles behalve nieuwsgierig was. In de keuken kon men een muis horen lopen. Alle Kamielen zaten daar - een gros waren het er intussen geworden - onbeweeglijk, de oren gespitst, en zij volgden de stappen van Elodie die de trap op ging, en ze telden de treden mee in stilte.

 

4.

- Zesentwintig, zo prevelde een van de Kamielen en toen had het kraken van de traptreden inderdaad opgehouden. De Kamielen zagen er allemaal eender uit - zij waren tenslotte ook allen slechts één en dezelfde Kamiel, al telde deze Kamiel dan wel verschillende personen - naar schatting, en zoals eerder gezegd, een gros... Edoch, dat zullen ze zeker en vast geen ongerijmdheid gevonden hebben, aangezien zij allen gelovig waren en dus ook zullen geweten hebben dat ook hun schepper God meerdere personen in zich telde, meer bepaald drie. Maar of ook het drievuldigheidsmysterie iets te maken had met opstaan en heropstaan, dat kon men slechts vermoeden.

Zesentwintig treden telde inderdaad de trap, en na de zesentwintig kraakgeluidjes was er helemaal niets meer te horen. Het bleef stil, de Kamielen durfden amper te ademen, en één van hen - als ik me niet vergis was het Kamiel de éérste - bleek zich nu echt wel ongerust te maken over zijn Elodie, en hij stond op, mompelde iets van "dan toch eventjes gaan kijken" en "ben direct terug", waarna hij de keuken verliet. Alle overgebleven Kamielen zwegen, spitsten de oren, hielden de adem in en telden de krakende treden.

- Dertien, zo mompelde uiteindelijk een van de overgebleven Kamielen en een tweede beaamde zijn woorden en zei iets van "uiteraard twee treden tegelijk". Daarna bleef het weer een lange tijd stil en groeide alras opnieuw de onrust onder de overgeblevenen, en weer was er een Kamiel die opstond - het was de twééde, zo te zien - en hij begaf zich de keuken uit en de trap naar boven, teneinde zich daarvan te kunnen vergewissen dat er niets ernstigs was gebeurd met zijn Elodie, en intussen uiteraard ook met de éérste Kamiel. Maar omdat ook de tweede Kamiel na dertien krakende treden door een grote stilte leek te zijn opgeslorpt, ging nu ook een derde opstaan om exact hetzelfde te doen als die tweede, en dan volgden een vierde, een vijfde, een zesde... en dat ging zo door totdat er nog één enkele Kamiel in de keuken overbleef.

- Kamiel jongen, zo mompelde hij tot zichzelf, denk toch maar eens goed na vooraleer ook gij u naar boven begeeft, want het kan daar zo te zien niet pluis zijn. Hij fronste zijn wenkbrauwen, forceerde zijn oude hersentjes en deed het denkwerk zoals gewoonlijk luidop teneinde alles wat hij nu bedacht ook nog eens auditief te kunnen controleren.

- Ik ben opgestaan, zei hij, zonder dat ik in feite ook echt opgestaan wàs: ik heb namelijk gedroomd dat ik opstond. En dat werd mij duidelijk toen ik wakker werd, zo ging hij door: ik werd wakker, en toen realiseerde ik mij ook dat ik gedroomd had dat ik was opgestaan. Waarna ik ook écht het bed ben uitgekomen en ben opgestaan. En dat vertelde ik dan aan mijn Elodie. Elodie, zei ik: nu moet ge dàt eens horen, kijk. Ik ben vanmorgen wakker geworden en opgestaan en toen ik beneden de gordijnen voor de venster weg schoof en zag dat het al klaar was... werd ik wakker. En op dat ogenblik realiseerde ik me ook dat ik niet écht was opgestaan: ik had het gedroomd! Ja, ik lag nog in bed. Maar luister nu eens goed, zo sprak hij, en hij vulde zijn kopje met wat restte in de koffiekan, leunde wat achterover en voegde suiker aan de koffie toe.

- Het vreemde is dat wat ik haar vertelde, niet één enkele keer gebeurde, maar een tweede en ook een derde keer en meer nog. Telkenmale dacht ik dat ik opstond, naar beneden ging, de gordijnen open schoof, vaststelde dat het al klaar was... om vervolgens... wakker te worden! Een dozijn keren een dozijn gebeurde dat, zei hij, en dat noemen ze bij ons nog altijd een gros. Toen ik de eerste keer geloofde wakker te worden, werd ik dus niet écht wakker: ik werd alleen maar wakker in een droom. Toen ik dan een tweede keer geloofde wakker te worden, en ik dan moest vaststellen dat het ook dàn een onecht ontwaken was, moest ik besluiten dat mijn alleréérste ontwaken, een ontwaken was in een droom bínnen een droom. En om nu een heel lang en vervelend verhaal, kort en tevens zo bevattelijk mogelijk weer te geven: toen ik de honderdvierenveertigste keer ontwaakte, wist ik dat mijn eerste ontwaken geschiedde binnen de droom van een droom van een droom... als ik goed geteld heb, zo'n honderdvierenveertig dromen diep!

Kamiel dronk nu in één teug zijn kopje leeg.

- Hoe ik ooit honderdvierenveertig dromen diep geraakt ben, weet ik niet, zo bekende hij eerlijk aan zichzelf. Het is wellicht de werkelijkheid zelf die zich hier op de een of andere manier, als het ware in zich steeds herhalende plooien, ineen gevouwen heeft. En misschien heeft die realiteit zich nu weer geheel ontplooid, nu allen die mij zijn voorgegaan van boven naar beneden, weer de ene na de andere de zesentwintig treden van de trap heropgestegen zijn.

Hij wilde zich nog wat koffie bijschenken maar de kan bleek helemaal leeg. Niettemin roerde hij met zijn lepeltje in het lege kopje en dat was een bijzonder luidruchtige bedoening, het had iets van een bel en zijn Elodie zal er waarschijnlijk door gewekt zijn want hij hoorde nu de treden kraken van de trap, het was ongetwijfeld haar stap. Zij verscheen in de keuken, ging aan de ontbijttafel zitten en begon te eten.

- Het is vreemd, zo zei ze na een poosje, maar vanmorgen werd ik wakker, ik kwam mijn bed uit en ik stond op. Ik kwam beneden, schoof de gordijnen voor de vensters weg en zag dat het al klaar was. En toen pas werd ik wakker.

- Verduiveld, zo mompelde hij: dat hele spel gaat nu toch zeker niet herbeginnen!? Hij keek naar de klok en kon ondubbelzinnig vaststellen dat het exact zeven uur was. Het was eruit voor hij zich goed en wel realiseerde wat hij had gezegd:

- Ik hoop dat ge er dit keer zeker van zijt dat ge wakker zijt! lachte hij... want stel nu eens dat gij eigenlijk nog sliept, en dat ge binnen vijf minuten nog een keer opstond...

Zijn woorden waren nog niet koud of daar hoorde men, eerst stilletjes en twijfelachtig, maar alras heel luid en duidelijk, voetstappen van de trap naar beneden komen. Het waren onmiskenbaar de voetstappen van Elodie. Zij keken elkaar over de ontbijttafel in volstrekte vertwijfeling aan. (Niet die voetstappen weliswaar.)

(J.B., 26 februari 2010)
 

*



Een beknopt commentaar



Het gebeurt dat men opstaat, men gaat de trap naar beneden, men schuift de gordijnen voor de vensters weg, men ziet dat het al klaar geworden is en dan plotseling wordt men wakker.

Men wordt wakker en men merkt dat men in feite niét was opgestaan, men had slechts gedroomd dat men was opgestaan, men had het slechts geloofd.

Het verschil tussen, enerzijds, geloven dat men is opgestaan en, anderzijds, werkelijk opstaan, is veel kleiner dan men zou vermoeden, tenminste als er tussen die twee zaken al een verschil bestond.

Men kan geloven dat men opstaat, terwijl een weinig later blijkt dat dit helemaal niét zo was. Men gelooft dus dat men opstaat, zonder dat men ook wéét dat men dit slechts gelóóft of dat men het in feite niet echt doét. En dat men het slechts gelooft zonder het ook echt te doén, weet men pas op 't ogenblik dat men klaarblijkelijk voor een tweede keer wakker wordt. Edoch, dat tweede ontwaken beschouwt men pas als het échte, als er een eerste aan voorafgaat. Het is immers pas in het licht van het twééde ontwaken, dat het éérste als zijnde onecht ontmaskerd wordt.

Op de keper beschouwd kan men niet uitsluiten dat er ook nog een dérde ontwaken zal komen, hetwelke ook het tweede in een kwaad daglicht zal stellen. Of een vierde dat hetzelfde zal doen met het derde, en zo verder. Het is dus geheel ten onrechte dat men zijn jongste ontwaken als zijnde het waarachtige wakker worden beschouwt, maar wellicht doet men dit alsnog omdat men nu eenmaal in een 'echte wereld' wil geloven.

Want voor hetzelfde geld is er geen echte wereld en zijn alle werelden relatief aan elkander: de laatste verschijnt telkens weer als de enige en echte, maar zijn glans vergaat van zodra hij door een nieuwe wordt gevolgd.



In dit licht vergaat het de ogenschijnlijk vele werelden zoals het ook de mensen en alle andere levende wezens vergaat: zij verdwijnen in het niets, zij sterven, en zij doen dat van zodra zij kinderen baren, precies zoals de droom sterft van zodra men zijn ogen in een andere wereld open doet. Want, kijk: bij elk ontwaken baart een droom een nieuwe werkelijkheid. Of beter: bij elk ontwaken verandert een werkelijkheid tot niets meer nog dan een droom. Hij wordt onecht in het licht van het nieuwe. Men verwerpt hem en men klampt zich aan het nieuwe vast, precies zoals het leven zich verplaatst van de ouder naar het kind. Het bloed, de melk, het ganse lichaam en de ziel, de vruchten van de arbeid: alles neemt deel aan de grote overgave, de transactie waarbij zich tot in de eeuwigheid alle leven vernieuwt: het kind wordt geboren, de ouder sterft.

Pas in het licht van de nieuwgeborene verschijnt de ouder als onecht, als louter schil, als schulp, als dood, als schuld. En allen houden wij ons aan het leven vast, maar het leven zelf hecht zich nimmer aan ons: het is erop en erover, gelijk een verterend vuur dat brandt en verbrandt, en zo ook dichtte de Fee:

Het leven vlood en d' as blijft in onz' handen (1)


De as, of de droom; hetgeen verteerd is door het vuur van de tijd. En vruchtbaar is dat restant, zo wordt gezegd, zoals ook het mest vruchtbaar is voor de akker, want zonder mest zijn er geen vruchten, er is geen leven zonder dood, geen heropstaan zonder droom, geen echte wereld is er zonder de meest fantastische gedachten, de zogenaamde fictie - eigenlijk de moeder van al wat leeft onder het 'ware' firmament.

Want alles wat ons als echt toeschijnt, is puur verhaal dat ons zó boeit dat wij erin geloven. Ik weet het, het doet pijn, maar alles wat ons echt toeschijnt, werd vorm gegeven uit de chaos voor een zeer beperkte tijd. Het kerft door het hart zelf van onze ziel, maar alles en ook allen waarin en in wie wij ooit geloofden, waren slechts schaduwen en schimmen, gezien in het donker, met van 't eeuwige verlangen doodvermoeide ogen.

Vergeeflijke vergissing omtrent een wereld die nooit heeft bestaan tenzij in woorden. Woorden, altijd maar weer woorden. Wij luisteren naar schone woorden en eenmaal zij gesproken zijn, vragen wij verder en komen we terecht bij de mond van de spreker waaraan ze zijn ontsprongen, en vragen wij ons af hoe het dan mogelijk is dat zo'n diepe put, zo'n bloedige, rode tong omringd met onwelriekende tanden, een keelgat en een huig en verder enkel nog een darm die slechts opslokken en verteren kan... die schone taal kan spreken die ons dromen doet, en opstaan en heropstaan, laag na laag zoals ook Sisyphos, steen na steen en woord na woord.

Alleen bij de ontbijttafel valt het ons te binnen, als wij op het punt staan om andermaal te herbeginnen, dat wij in feite uit geheel verzonnen, onsamenhangende en chaotische dromen, gekarnde vlokjes zijn. Botervlokjes uit de tobbe van een melkwegstelsel of gigantische kristallen uit bevroren water dat ons anders door de vingers glijdt gelijk de tijd en dat nu blanke sneeuw is, dankbaar in het voorjaar omwille van het witte licht.

De dag is nog niet goed begonnen, de zon staat hoog, wij zwoegen zwetend op de geurige akker, of onze dorst wordt stilaan geheel onlesbaar, averij wordt onherstelbaar, schuld niet langer uit te boeten, en etterbeken stromen gul uit wonden die niet langer kunnen bloeden. Kijk, nu worden alle schaduwen al langer, zij slorpen de ware gestalten gulzig op, zij dekken alles toe wat ons zonet nog écht leek en ook onverwoestbaar, zij wissen 't licht weg en mét het licht ook alles wat bij de gratie van de klaarte leefde. Zo ook worden de woorden zwaar, onvindbaar als het avond wordt en nacht, en lam lijkt wel de tong, verstommen doet de spraak, vermoeide armen staken het maken van gebaren, alles gaat liggen in de stilte van enkel nog de wind en de muziek van de regen die met zijn zoete water alle resten weg zal wissen van wat ooit was. De grachten en de beken wassen nu, de stromen zijn in schikbarende versnellingen gekomen, rivieren treden buiten hun oevers, dijken breken, landerijen lopen onder, mens en vee verdrinkt, zelfs schepen worden meegesleurd naar duistere diepten. Chaos verheft zijn bulderende stem; geheel verstoken van woorden veroveren louter donderslagen nu de wereld; alles gaat ten onder in een grote dood en van wat eenmaal was, rest in de nieuwe wereld - als die ooit komen zal - nog slechts 't verhaal, de woorden of de droom.

 

27 februari 2010

Noten:

(1) Felix Timmermans, Adagio, 1945-'46, eerste gedicht, regel 9.


*

Een interview met de auteur over het verhaal "Aan de ontbijttafel": de tijd loopt noodzakelijk achterwaarts


- Omsk Van Togenbirger, u bent de auteur van het kortverhaal getiteld: Aan de ontbijttafel. In dat verhaal ontwaakt iemand herhaaldelijk zonder tussenin in slaap te zijn gevallen, zodat het lijkt alsof hij telkenmale in een 'echtere' wereld wakker wordt. Maar wat is 'echt' met betrekking tot deze fictie? Als lezer kan ik me immers niet van de indruk ontdoen dat het verhaal een zekere overtuiging verkapt die allerminst een verzinsel is...

- Ach, om te beginnen moet ik u zeggen dat de grens tussen fictie en niet-fictie misschien wel het grootste verzinsel ooit is. Er bestaat namelijk geen werkelijkheid op zich, los van elke interpretatie; en interpreteren is vertellen, inkleuren, inpassen in een eigen wereld die aan bepaalde wensen tegemoet komt. Voor de welp is de leeuw een moeder, voor de jager is hij een prooi, voor de schilder is hij een esthetisch beeld.

- U bedoelt dat alles relatief is?

- Neen, niet zomaar relatief, maar wel altijd gerelateerd aan een subject, aan iemand die de realiteit in kwestie beleeft. Men kan de werkelijkheid slechts van binnenuit bekijken. Probeert men hem te overzien of in kaart te brengen, dan kijkt men er naast: het is dan niet langer de realiteit die men waarneemt, het is slechts een afbeelding ervan, en dat is dan een object tussen de talloze andere objecten binnen de realiteit. Maar de realiteit als zodanig is het vast en zeker niet.

- Om terug te keren naar het verhaal: is het dan zo dat Kamiel nooit aan zijn droom kan ontsnappen en dat hij gedoemd is om er altijd in gevangen te blijven?

- Geen mens die bestaat, kan geloven dat zijn bestaan onecht is, of louter een droom. Van zodra we ons bewust zijn van een zekere wereld, kunnen we niet anders dan die wereld voor echt aanzien. Deden we dat niet, dan zouden we ook onze eigen waarnemingen én ons eigen ik niet meer vertrouwen, en uiteraard kan geen mens zich dat veroorloven. We geloven in de echtheid van de dingen die ons omgeven; we geloven met andere woorden altijd dat we wakker zijn.

- Ook als we slapen?

- Ook als nadien zou blijken dat we sliepen en dat alles wat we voor 'echt' hielden, slechts onze droom was. De lucide droom is een bijzonder geval waarop we hier niet kunnen ingaan. Maar, andermaal: er bestaat geen realiteit op zich, alles wordt noodzakelijkerwijze subjectief ingevuld of 'be-droomd', als ik dat werkwoord mag gebruiken.

- Kamiel is gedoemd om voor eeuwig in zijn droom verstrikt te blijven?

- Elk subject lijkt daartoe gedoemd, tot op zekere hoogte. Wij allen lijken niet anders dan in een droom te kunnen bestaan. Er is een spanningsveld tussen droom en werkelijkheid, zoals er ook een spanningsveld is tussen subject en object. Nooit is iets volledig subject of gedroomd; nooit is iets volkomen objectief of op zichzelf staand. De twee zitten altijd overal in verweven en nu eens wordt het subjectieve benadrukt, dan weer het object; het is een voortdurende beweging. Alles vloeit.

- Het ontwaken als zodanig is dan wel problematisch, of tenminste raadselachtig, niet?

- Het ontwaken is de subjectieve beleving bij uitstek. Als men ontwaakt, dan voelt men hoe men overgaat van de ene werkelijkheid naar de andere, en daarbij beschouwt men de ene als een droom en dus als onecht, en de andere als 'wakker', of echt. Maar wat er in wezen gebeurt als men ontwaakt, gaat nog veel dieper dan dat. Wie ontwaakt, ziet op datzelfde ogenblik dat hij de voorbije werkelijkheid van zich afgeworpen heeft, of tenminste dat hij er van losgemaakt werd. Wie wakker werd, is immers niet langer onderhevig aan de voorbije droomwereld.

- Maar hij krijgt het juk van een nieuwe 'werkelijkheid' boven zich?

- Ja, maar die nieuwe werkelijkheid was er voordien ook: wie droomt, is onderhevig aan zijn droomwereld, maar die is op zijn beurt al onderhevig aan de werkelijkheid waarin de dromer terecht komt als hij ontwaakt. De overvolle maag van de slaper zal zijn droom beïnvloeden, ook als hij zich daarvan nog niet bewust is omdat hij nog niet wakker werd. Wie ontwaakt, krijgt dus geen nieuwe werkelijkheid in de plaats van zijn droom; hij wordt zich dan wel bewust van een werkelijkheid die er altijd al was.

- En die, volgens het verhaal alvast, ook niet de ultieme werkelijkheid is?

- Men kan in het verhaal de suggestie vermoeden dat men eindeloos ontwaken kan zonder ooit in de ultieme werkelijkheid terecht te komen. De suggestie dat sterven ontwaken is. Of dat men slechts van droom naar droom verhuist. Zoals gezegd is er onmiskenbaar altijd een subjectieve component waarvan men zich nimmer bevrijden kan; kon men dat wel, dan zou men er immers meteen zichzelf bij verliezen. Toch zijn die opeenvolgende werkelijkheden niet onderling gelijkwaardig: ze zijn zoals de schillen van een ui, en zo ook kapselen ze elkaar in. De overvolle maag van de slaper beïnvloedt zijn droom, en dat betekent dat die maag ook echt is voor de wereld van de droom, ook al wordt ze daar zelf allerminst àls overvolle maag waargenomen. Maar het omgekeerde is pertinent niét het geval: de droom kan de maag niet beïnvloeden, want in de werkelijkheid waarin zich de maag bevindt, is de droom geheel 'onbestaande'. Dat moet men dus verstaan onder 'inkapselen'.

- De werkelijkheid is een proces?

- De werkelijkheid is noch een stilstaand, noch een bewegend object, want hij is geen object. En dus ook geen proces in de betekenis van een bewegend ding of een machine. De subjectieve betrokkenheid in het geheel is even essentieel als de echtheid van het object zelf. Maar er is nog een bijzonder belangrijke kant aan dat verhaal...

- Ja?

- Er is een belangrijke consequentie met betrekking tot de tijd. U zult beslist wel inzien dat het voortdurend 'onecht' worden van het verleden, noodzakelijk moet leiden tot het inzicht dat de tijd feitelijk 'omgekeerd' verloopt.

- Omgekeerd? Achteruit dan?

- Als ik uit een droom ontwaak, waarvan ik dan direct kan inzien dat hij onecht is, dan kan die verleden droom onmogelijk de drager zijn van het 'echte' heden dat deze wakkere toestand is. Het is duidelijk andersom: mijn droom werd gedragen door het lichaam dat nu wakker is. Het lijkt alsof dit lichaam pas nà de droom ontstond, maar dat is slechts schijn: het lichaam was er voordien al, zonder het lichaam was de droom immers onmogelijk. De schijn van het tegendeel was een gevolg van dat ontwaken. Het lichaam was er voordien al, maar het sliep. Evenzo moet, in een werkelijkheid die zich, gelijk een ui, beurtelings van al zijn schillen ontdoet, de toekomst er éérst zijn. De toekomst is immers de wakkere toestand die de slaap en de droom uit het verleden heeft mogelijk gemaakt. Zonder het lichaam dat pas nà de droom ontwaakt, is er geen droom mogelijk. We kunnen pas dromen omdat we ooit uit die droom zullen ontwaken. De werkelijkheid waarin wij zullen ontwaken, zal noodzakelijk aan de droom voorafgaan.

- Dat is dan wel een zeer fatalistische kijk op de werkelijkheid. Alles ligt dus al vast, alles is in feite al gebeurd?

- Welneen, zo simplistisch is het niet: indien alles al gebeurd was, dan zou dit verhaal niet eens kunnen kloppen. Dit verhaal maakt precies mogelijk dat alles nog te gebeuren staat, terwijl daarentegen de toekomst noodzakelijk voorafgaat aan het verleden. En het is meer bepaald het verschijnsel van het ontwaken dat dit mogelijk maakt - die subjectieve component dus.

- Wij staan buiten de tijd?

- De ganse werkelijkheid staat buiten de tijd want de tijd zit binnenin de werkelijkheid. De tijd is helemaal geen lijn waarop zich de werkelijkheid ontrolt: de tijd maakt deel uit van de werkelijkheid. Vele eeuwen geleden zei Augustinus al dat de tijd een schepping was van God, en zo werd tevens duidelijk waarom God niet aan de tijd onderhevig kon zijn. Onze voorstellingen van de werkelijkheid mogen dan simplistisch zijn, de werkelijkheid zelf is dat zeker niét.

- Worden wij dan in ons verleden wakker?

- Welneen: als we spreken over ons verleden, dan hebben we het over dingen die voorbij zijn, en van die dingen resten nog slechts sporen, herinneringen of gedachten. We worden wakker in het heden, maar het gaat wel om een heden dat er altijd al was: het was er in het verleden en het is er ook nu. En in die mate dat het écht is, zal het er ook in de toekomst zijn.

- Zoals het lichaam van de slaper?

- Tot op zekere hoogte, ja. Maar vanaf een bepaald punt ook weer niet. Als we ontwaken, dan weten we dat de droom helemaal niet voorafging aan de werkelijkheid van ons wakker zijn: de droom bestaat binnenin onze wakkere realiteit. Maar die wakkere realiteit verliest als het ware van zijn pluimen van zodra wij gaan 'zondigen', omdat alleen het leven "in waarheid" een toekomst heeft. De leugen, bijvoorbeeld, schept als het ware fictie binnen de werkelijkheid, soms overwoekert die onwaarheid al het andere, zoals de chaos de orde overwoekert in tijden van oorlog. Dan kan alleen een nieuw ontwaken nog redding brengen. Door dat ontwaken worden de chaos of de onwaarheid als het ware opgeheven, alsof ze nooit echt hadden bestaan.

- Er is dus wél een ultieme werkelijkheid... after all?

- Noodzakelijkerwijze, zo vermoed ik.

(J.B., 26 maart 2010)



14-02-2010
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Milieuleugentjes om bestwil?
 

Milieuleugentjes om bestwil?

Een interview met Omsk Van Togenbirger

over de klimaatkwestie



Ik herinner me van in mijn lagere schooltijd een buurjongen die zijn nul op zijn wiskundehuistaak aanvocht met het argument dat hij zeven uren lang aan het opgegeven vraagstuk had zitten zwoegen. Een golf van hilariteit volgde uiteraard op deze dappere en kostelijke apologie.

Hilariteit is ook wat kon resulteren uit de publicatie van een recente open brief van 11 februari 2010, waarin een commissie van "55 vooraanstaande Nederlandse klimaatwetenschappers" iedereen wil aansporen tot het verder verlenen van krediet aan zogenaamde wetenschapslui met hun rapporten aangaande het milieu, en dit omdat na de veel te laat toegegeven flaters van het IPCC inzake onder meer de afsmelting van de Himalayagletsjers, het gezag van de geleerden - naar hun eigen zeggen - een flinke deuk kreeg.

In dat rapport worden voornamelijk twee zaken gezegd: vooreerst dat het IPCC in het vervolg haar fouten wat ruiterlijker zou moeten toegeven, maar vooral ook wordt in het rond gezwaaid met overvloedig cijfermateriaal inzake het aantal deskundigen dat aan de onderzoeksresultaten heeft bijgedragen! (1) Blijkbaar snappen die zich wetenschappelijk achtende kringen evenmin als mijn buurjongen van toentertijd, dat dit laatste argument hun kredietwaardigheid slechts verder kan ondermijnen.

Naar de tekst van die open brief wordt ook verwezen van op een heel andere webstek welke wordt beheerd door wetenschappers die zich "de groene rekenkamer" noemen en die eerlijke info beloven te brengen inzake 't milieu. Over de open brief van de "55 vooraanstaande Nederlandse klimatologen" zeggen zij (namelijk: www.klimaatgek.nl ) spottend dat zij niet wisten dat Nederland er zo'n aantal van had! In die weliswaar indrukwekkende lijst worden inderdaad slechts 3 personen vernoemd die meteorologie of klimatologie studeerden; er zijn ook 15 mensen die iets studeerden dat verwant kon zijn met de klimaatwetenschap, iets zoals natuurkunde of geografie... maar verder worden blijkbaar zonder omzien een aantal economen, politicologen, rechtsgeleerden en zelfs gezondheidskundigen als "vooraanstaande klimatologen" opgevoerd. (2)

Nog op "klimatosoof" wordt een urgente brief gepubliceerd van prof. em. dr. ir. Arthur Rörsch aan de president van de KNAW, prof. R. Dijkgraaf te Amsterdam, waarin deze stelt dat de klimatologen die heden de staat van ons klimaat onderzoeken, aanhangers zijn van de AGW theorie (Anthropogenic Global Warming) en dat zij derhalve niet onafhankelijk en dus onwetenschappelijk bezig zijn. (3)

*

Er zijn steeds meer plaatsen waar de heisa omtrent het milieu, maar ook en vooral de zogenaamde wetenschappelijke benadering daarvan in dure rapporten, stevig wordt bevraagd. In dat verband hadden we een vraaggesprek met Omsk Van Togenbirger de Waelekens.

- Omsk Van Togenbirger, wat is er nu eigenlijk aan de hand met onze dure wetenschappelijke milieurapporten, dat men ze met zoveel argwaan bekijkt?

- Tja, dat is intussen een bijzonder complexe materie aan het worden... zo complex, dat ik vrees dat op uw vraag geen eenduidig antwoord meer kan gegeven worden...

- In welke zin?

- In meer dan één zin. Vergelijk het hele zaakje voor mijn part maar al met bijvoorbeeld religie. Een algemene vraag over religie en over wat er aan de hand kon zijn met het geloof, als er tenminste zoiets bestond, kan allang geen hout meer snijden, nietwaar? Met dat onderwerp zijn zoveel zaken gemoeid, zoveel belangen, betekenissen, waarheden en leugens... dat het één grote kom spaghetti geworden is. Spaghetti mét saus, en dat alles bovendien lichtelijk verduft, begrijpt u?

- Kunt u de zaak wat concreter schetsen?

- De zorgen omtrent het milieu bestaan natuurlijk allang. Plato maakte zich luidens zijn geschriften al zorgen over de houtkap in en rond Athene, in zijn tijd, en dat is 24 eeuwen geleden: hij vreesde voor een algehele ontbossing met fatale gevolgen. Dat probleem kennen we hier trouwens ook al sinds die tijd, kijk maar naar het kaal gekapte Schotland: waar eens de Caledonische wouden groeiden, zijn nu enkel nog rotsen en meren te vinden. In de middeleeuwen waren onze straten open riolen en de pest woedde altijd wel ergens. En ten tijde van de industriële revolutie tierden de longziekten welig onder alle Europese proletariërs. In bijna alle gevallen verhinderde het kortetermijndenken dat die problemen werden aangepakt.

- Het kortetermijndenken is de grote boosdoener?

- Voor een stuk wel, zo blijkt. De mensen doen maar op, nietwaar: ze kappen hout, voor de scheepsbouw, voor de hoogovens of voor de industriële aanmaak van lucifers, en daar gaan ze dan mee door totdat al het hout op is. Dan verhuizen ze naar een nog beboste streek, en daar herbegint de kap. Dat gaat zo door totdat ook daar al het hout weg is. En is er geen hout meer... dan doet men gewoon iets anders, ziet ge?

- Men denkt niet genoeg vooruit?

Wat direct rendeert, is goed - dat is de enige, simpele regel. Er zijn nooit controle-organismen geweest, en als men ergens afstapt van het onmiddellijke winstprincipe, dan is het omdat men daar welhaast fysiek toe gedwongen wordt, bijvoorbeeld omdat men niet meer vrij kan ademhalen. Denk aan het smogalarm, het fijn stof, de benzeen- en loodvergiftiging die bij steeds meer kinderen in grootsteden achterlijkheid veroorzaken. Of ongevallen met kerncentrales, radio-actieve besmetting, vergiftiging door insekticiden of door voedingssupplementen. Eén mens op twee sterft aan kanker, zo dringend is het nu. Maar blijkbaar schrikt ook dat nog niet genoeg af...

- Wat is er dan wel aan te doen?

- Natuurlijkerwijze wordt het menselijk gedrag niet bijgepast door overleg maar veeleer door het leed en door de doodsdreiging. De mens heeft lange tijd geleefd van de jacht en van de pluk. Hij had honger en die honger moest direct bevredigd worden of anders ging hij dood. Pas relatief laat in onze cultuurgeschiedenis kwam de teelt van vruchten en van vee. Het land bewerken vergt immers geduld: er verloopt welhaast een gans jaar tussen het bewerken van het land en de oogst. Ook de veehouderij vergt tijd en geduld. We moeten leren regelen: met de vrije markt of door een vorm van planeconomie van staatswege. De westerse economie is concurrentieel en concurrentie kan tot op zekere hoogte wel een motor zijn tot productverbetering. Men gelooft namelijk te mogen verwachten dat het beste ook zal zegevieren op de markt: wie succes wil, moet kwaliteit maken. Maar dat blijkt toch niet helemaal zo te zijn. Het is gewoon te simpel, ziet u?

- Te simpel?

- Het blijkt een vergissing te denken dat het beste ook het meest gegeerde is. Slechts een kleine minderheid van mensen zoeken wat het beste voor hen is; een meerderheid zoekt helemaal niet.

- U bedoelt dat het redelijke handelen niet de regel is?

- Inderdaad, en dat is gewoon een feit: wij denken niet na, we dromen veel liever weg in allerlei sprookjes. Een koppel wil een auto kopen, maar hij noch zij hebben verstand van motoren. Ze hebben alleen verstand van kleuren. Ze kopen dus een blauwe auto...

- Moeten de mensen dan beter geïnformeerd worden?

- Informatie is er in principe te over. Iedereen wéét dat roken ongezond is, maar die info brengt het percentage rokers niet omlaag. Dat geldt ook voor zaken zoals overdreven snelheid. En het geldt uiteraard ook voor nog andere milieuzaken naast drugsconsumptie en onveilig gedrag.

- Wat kon dan nog een oplossing bieden?

- Waar inzicht ontbreekt, rest alleen nog dwang, een of andere vorm van dwang. Maar die komt er ook spontaan, zij het onvoldoende. Denk aan de snelheidsdrempels op de weg. Die verhogen de veiligheid, maar ze doen dat niét omdat ze de autobestuurders doen nadenken over het gevaar dat zwakke weggebruikers lopen, want zo werkt het menselijk geweten blijkbaar niet. Het zijn meestal de kosten voor het vernieuwen van de schokbrekers die automobilisten afschrikken.

- Wie niet horen wil, moet voelen?

- Neen: afschrikken is beter dan straffen; men moet anticiperen op het kwaad, eventueel door met sancties te dreigen. Dat is inderdaad een vorm van onmiddellijke vrijheidsbeperking. Maar wie redelijk handelt en de argumentatie volgt die schuilt achter de wet, die ziet ook in dat die schijnbare beperkingen op langere termijn ieders vrijheid ten goede komen. Maar dat is uiteindelijk... politiek.

- Politiek?

- Kijk naar de oorsprong van de milieubewegingen hier, de Europese groene partijen: hadden zij dan geen welbepaalde politieke kleur? Zij waren uitgesproken links, want anti-kapitalistisch. Is niet het kapitalisme met zijn winstprincipe en zijn teugelloze markt een grote oorzaak van de vervuiling? Overproductie, afvalbergen, niet duurzame producten die dan immers gauw vervangen moeten worden zodat de fabrieken kunnen blijven draaien... In de wegwerpmaatschappij is tenslotte de grootst mogelijke verspilling het stompzinnige maar ultieme statussymbool...

- Kwatongen beweren nu dat de milieupartijen verkapte communisten met verborgen agenda's herbergden.

- Het is een feit dat het milieuvraagstuk zich niet op de vrije markt zal oplossen: zonder planning en overleg staat men nergens. En de zaak bestrijkt zowat àlle domeinen van het maatschappelijke leven, want ze hebben allemaal met het milieu te maken. We hebben de industriële revolutie gehad, de massaproductie, de fabrieksellende die daaruit voortkwam en tenslotte de sociale wetten. Maar die sociale wetten blijken nu reeds onbetaalbaar... ten gevolge van de vrije markt zelf!

- Andermaal: is dit een pleidooi voor meer communisme?

- Het Westen heeft zijn mooiste kans voor meer redelijkheid in het bestuur jammerlijk gemist of, erger nog, verschalkt! Het milieuvraagstuk heeft namelijk zowat elk redelijk schepsel wakker geschud met de boodschap dat alleen een eengemaakte wereldregering de aarde nog van haar ondergang kon redden. En dan duikt plotseling Halgoor op, die de ganse beweging naar zijn hand zet, of liever: naar de hand van het kapitalistische Westen!

- Heeft die man dan geen goed werk gedaan? Bewustmaking?

- Die bewustmaking is gebeurd in de afgelopen decennia, dat was een langdurige investering die bijzonder veel idealisme heeft gevraagd van talloze, zichzelf wegcijferende, edelmoedige en nadenkende mensen. Wat Halgoor deed, was: de oogst van andermans akker binnenrijven.

- Hoe dan?

- Via Halgoor heeft het kapitalistische Westen de ganse milieukwestie naar haar hand gezet. Want zie wat er gebeurd is: in het jaar 2009 is de kapitalistische economie ingestort. Het gouden kalf is gelijk een kaartenhuisje in elkaar gezakt. Maar in de eigen westerse landen moesten de armen wel opdraaien voor de verliezen van de rijken: de regering schonk het geld van de eerlijke werkmens prompt aan de banken. En op wereldschaal dreigt een gelijkaardige roof.

- Hoezo?

- Herinner u de conferentie van Kopenhagen: waarop liep zij spaak? Wat bleek daar? China en India wilden niet volgen, zo luidde het. Maar was dat de waarheid? In het geheel niet! De waarheid is, dat het kapitalistische westen al vele jaren lang met lede ogen moet toezien hoe China en India zich met nooit geziene snelheid en kracht ontplooien tot dé naties van de toekomst - een toekomst die reeds werkelijkheid geworden is. In China rijzen steden uit de grond die New York herleiden tot een boerendorp! En hoe kan het westen dit nog stoppen? Onmogelijk is het, er valt immers niet te concurreren met een natie die niét verspilt, die niét ten onder gaat door drugs en door geweld, maar die gezond is en een grote bloei beleeft. Zo'n groei kan men niet stoppen... tenzij men er iets op vindt om de groei als zodanig te doen stoppen. En daar is het dat Halgoor de milieukwestie naar zijn hand zette: de goed gesubsidieerde man heeft namelijk berekend dat de wereld zal vergaan als wij niet met zijn allen onmiddellijk ophouden met groeien, China en India incluis! Wat zeg ik? China en Indië éérst!

- Dat klinkt straf, mijnheer Van Togenbirger. Maar is het ook waar?

- Ha, wat is waarheid? Mao zei ooit dat de waarheid komt uit de loop van een geweer, ziet u. De vraag is dus deze: wie is de sterkste op het wereldtoneel? En hoe anders komt men dat te weten dan middels een wedstrijd, een krachtmeting?

- U ziet de toekomst zwart.

- Niemand kent de toekomst en daarom ook is hij altijd duister. Men kan niet in de toekomst kijken én optimistisch zijn.

- Kunnen wij dan iets doen?

- Ik vrees van niet. Tevens valt te vrezen dat de mening dat men wél iets zou kunnen doen, niet ongevaarlijk is. En het zijn niet de westerlingen die deze mening delen: het zijn de planeconomen en de elitaristen die zo oordelen. Met in hun kielzog alle niets vermoedende idealisten, van welke strekking ook.

- Waarin ziet u dan dat gevaar?

- Vooral in de menselijke arrogantie, in de overmoed, de zelfoverschatting, de hoogmoed, waarvan men terecht zegt dat zij de grootste zonde is. Een schip moet een stuurman hebben, dat is waar. Maar moeder Aarde is geen schip. Want in tegenstelling tot een schip, is onze Aarde geen maaksel van onze handen. Veeleer het tegendeel is het geval: de Aarde is onze moeder. Wij moeten dus niet denken dat wij haar moeten besturen. Het omgekeerde is immers waar: de Aarde, die onze moeder is, bestuurt ons. En begrijpt u nu waarom men over al die dingen niet lichtzinnig mag doen en ook niet mag liegen?

(J.B., 14 februari 2010)



Noten:

(1) Open brief Nederlandse onderzoekers over IPCC en over fouten in Klimaatrapport 2007: http://www.sense.nl/news/5753 . Daarin wordt gezegd dat aan het IPCC-rapport van 2007 zo'n 144 landen samenwerken, 44 schrijfteams ook, 450 hoofdauteurs geselecteerd op basis van hun expertise, 4 Technical Support Units van elk 5 à 10 medewerkers. En verder: het rapport telt 3000 bladzijden en daarin wordt verwezen naar 18.000 bronnen. Een bijzonder strenge procedure van evaluatie en re-evaluatie staat garant voor de kwaliteit: "Bij het laatste rapport gaven 2.500 referten samen ca. 90.000 (beargumenteerde) commentaarpunten op de 44 hoofdstukken", zo luidt het in die open brief.

(2) http://www.klimatosoof.nl/node/1087.

(3) http://www.klimatosoof.nl/node/1084 en http://www.klimatosoof.nl/klimafiles/images/BriefKNAW.pdf


13-02-2010
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Het tanen van de Noord-Atlantische drift
Klik op de afbeelding om de link te volgen

Het tanen van de Noord-Atlantische drift



In 1752 werd Thor, de god van de donder, getemd door Benjamin Franklin (1706-1790), die dan namelijk de bliksemafleider uitvond. Deze Amerikaanse wetenschapper was van meer markten thuis: hij hielp bij het ontwerp van de eerste luchtballon en de zeppelin, hij schreef over stormen, over de dreiging van de overbevolking en over nog andere moreel gekleurde onderwerpen. Ook bracht hij een onderwerp ter sprake dat ons nu grote klimatologische zorgen zou moeten baren, met name de Golfstroom en zijn temperende invloed op het weer in, onder meer, West-Europa. Ofschoon New York op dezelfde breedtegraad ligt als het warme Rome, is het daar 's winters veel kouder dan in Brussel: de Golfstroom is voor ons, West-Europeanen, een chauffage in de winter. Of dan toch voorlopig nog.

De stroom uit de Golf van Mexico - kortweg de Golfstroom - is in feite een transportband van water die aan de oppervlakte warm water uit de Golf naar onze streken aanvoert. De warme stroming passeert hier en, eenmaal in de koude ijszee aangekomen, duikt het water naar de diepte en keert het, als diepere laag, in tegengestelde richting naar de Golf terug. Daar warmt het water weer op, komt naar boven, en de cyclus herbegint. De Golfstroom brengt ons warmte en voert de koude af.

De beweging van de waterband (vroeger "het kanaal van Bahama" genoemd of, ook nog, de "Floridastroom") wordt niet alleen door temperatuursverschillen op gang gehouden; ook het wisselend soortelijk gewicht van het water ingevolge zijn wisselend zoutgehalte (dat nu door een snelle afsmelting aan de noordpool sterk daalt), is een essentieel onderdeel van die machtige motor. En een machtige motor is dit natuurfenomeen wel, want de stroming verplaatst zo'n honderd keer meer water dan alle rivieren ter wereld samen; haar vermogen evenaart dat van een paar miljoen moderne kerncentrales.

Om nu een ingewikkeld en lang verhaal kort te maken: het afsmelten van het poolijs doet volgens sommige klimatologen deze massale watercirculatie... stilvallen! En wat ons bedreigt als we niet langer zullen genieten van die gigantische aanvoer van tropisch water, zijn winters zoals ze die momenteel ook in Siberië hebben. Een feit is alvast dat metingen uitwijzen dat sinds de millenniumwende de kracht van de Golfstroom al met zowat één derde is afgenomen...

Voor alle duidelijkheid: in Siberië bedraagt het temperatuursverschil tussen de zomer en de winter tot 100° Celsius; in de zomer wordt het in bijvoorbeeld Ojmjakom tot 30°C. warm, in de winter kan het vriezen tot -70°C. De plaats is slechts leefbaar door de aanwezigheid van een natuurlijke warmwaterbron. In Irkutsk, dat evenals Vlaanderen op 50 graden Noorderbreedte ligt, is het vorstrecord -50°C, het januarigemiddelde -15°C. Maar wij hebben geen vulkanen en dus geen geisers met stomend water, en ook geen olie of gas...

 

Edoch, dit ganse schrikbarende verhaal kan ook vrijwel helemaal weggerelativeerd worden. Zoals onze Golfstroom, zijn er immers meer zeestromingen, over de ganse aarde verspreid. Bovendien zijn er ook luchtstromingen. Het zijn immers die transportbanden in het water en ook in de lucht die zeedieren, trekvogels maar ook de vroegere zeilscheepvaarders en de ballonvaarders benutten voor hun periodieke migraties en wereldreizen. Soms worden onvoorstelbare afstanden afgelegd in bijzonder korte tijdsperioden, doch dat blijkt niet te danken aan alleen maar mankracht, vleugels of vinnen: vogels en vissen laten zich als het ware drijven op die snelwegen in het water en in de lucht, zoals ook ervaren ballonvaarders en schippers dat ooit deden: ze zoeken de juiste hoogten of stromingen op, en verder verloopt de verplaatsing geheel moeiteloos en met snelheden die anders alleen sterk gemotoriseerde vliegtuigen of atoomduikboten halen. Nu is het nagaan van de werking van één zo'n stroming al een heel karwei: het is een alfabet aan kennis en aan kunde, waarvan tot heden alleen de A goed is gekend. Het op elkaar inwerken van de talloze stromingen over de aarde, alsmede de ontelbare wisselwerkingen van die stromingen met nog eens talloze andere krachten die het reilen en zeilen op, onder en boven het aardoppervlak mee bepalen, is gewoonweg een volstrekte onmogelijkheid en het zal dat zeer waarschijnlijk ook altijd blijven. De Golfstroom neemt af in kracht, maar blijkbaar doet hij dat zonder dat de temperatuur daar voelbaar door getroffen wordt, en hoe dat dan mogelijk is, wéét men gewoon niet. Of is het nu toch uitzonderlijk aan het winteren? Ja, ook de geslonken zonne-activiteit kon hier voor een stuk wel mee te maken hebben. Of wat dacht u van een zogenaamde "kleine ijstijd", zoals onmiskenbaar te zien op de nu bijna vijfhonderd jaar oude winterlandschappen van Pieter Brueghel de Oude? Wie zal het zeggen!

Bronnen:

Google Earth;
http://nl.wikipedia.org/wiki/Pieter_Bruegel_de_Oude  ; http://nl.wikipedia.org/wiki/Geiser_(bron)  ; http://en.wikipedia.org/wiki/Irkutsk  ; http://nl.wikipedia.org/wiki/Ojmjakon  ; http://nl.wikipedia.org/wiki/Siberi%C3%AB  ; http://nl.wikipedia.org/wiki/Golfstroom  ; http://nl.wikipedia.org/wiki/Benjamin_Franklin  ; http://nl.wikipedia.org/wiki/Waterstof_(element)  ;
en andere.

(J.B., 13 februari 2010)


08-02-2010
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Februari
Februari

Bijlagen:
februari_0001.wmv (3.7 MB)   




Omsk
Archief
  • Alle berichten

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    LITERATUUR - PAS VERSCHENEN:
    Foto

    Koningin Elisabethwedstrijd
     2013
    voor Piano:
    http://www.cmireb.be/nl/ 


    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    De ballade Erlkönig 1815,  Franz Schubert (1797-1828)
    http://www.digischool.nl/ckv2/romantiek/romantiek/muziek/ballade_erlkonig.htm 


    Foto

    Foto

    Foto

    Foto


    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Klassieke muziek:  http://www.bloggen.be/musica/ 
    Foto

    Der Wegweiser

    "Der Wegweiser" ("De Wegwijzer") is een gedicht uit de gedichtencyclus "Die Winterreise" ("De winterreis") van Wilhelm Müller.

    Het gedicht gaat over een wandelaar die de wegen vermijdt waar de andere mensen lopen; hij verkiest de verborgen stegen tussen ondergeneeuwde rotsklippen, alsof hij iets vreselijks heeft begaan en hij mensen moet gaan schuwen. Een verscheurend verlangen drijft hem de woestenij in. Wijzers op de straten wijzen, ze wijzen in de richting van de steden, en hij wandelt en wandelt, opgejaagd op zoek... naar rust. En ineens staat daar een wijzer, pal voor hem, en die wijzer gebiedt hem een straat in te gaan; een straat waaruit niemand ooit terugkeerde.

    Na de tekst hier onder volgt een link naar een video met een beroemde uitvoering, door Dietrich Fischer-Dieskau en Alfred Brendel, van het door Schubert op toon gezette gedicht uit de liederencyclus Die Winterreise.

     

    Der Wegweiser


    (Wilhelm Müller)


    Was vermeid' ich denn die Wege,

    Wo die ander'n Wand'rer gehn,

    Suche mir versteckte Stege

    Durch verschneite Felsenhöh'n?


    Habe ja doch nichts begangen,

    Daß ich Menschen sollte scheu'n, -

    Welch ein törichtes Verlangen

    Treibt mich in die Wüstenei'n?


    Weiser stehen auf den Strassen,

    Weisen auf die Städte zu,

    Und ich wand're sonder Maßen

    Ohne Ruh' und suche Ruh'.


    Einen Weiser seh' ich stehen

    Unverrückt vor meinem Blick;

    Eine Straße muß ich gehen,

    Die noch keiner ging zurück.

    MUZIEK: http://www.youtube.com/watch?v=xjuMgK9SimI&feature=related


    Foto

    Alles ontstaat tussen 'droom' en 'werkelijkheid' -

    Over het jongste boek van Ludo Noens

    De klacht is terecht: in zogenaamde boekenzaken is nog weinig meer te vinden dan fotoalbums omtrent koken, reisgidsen en opgeklopte, tot de prijzenpot veroordeelde, doch volstrekt onleesbare romans van schrijvers die leven van hun naam, welke nu eenmaal niet mag ontbreken op het salontafeltje van de 'interloktueel'. Ook de obligate tijdschriften bieden naast reklame nog slechts lang achterhaalde, in columns gegoten meninkjes van TV-vedetten met weliswaar lange tongen doch lege hoofden. Wie zich vandaag beperkt tot de magazijnen waar de massa koopt, koopt pulp: Cultuur speelt zich in deze tijd weer exclusief af in de marge: echte gedichten schuwen glad papier en over de nu vernieuwende boeken hoor je pas binnen tien jaar op canvas praten - àls die al ooit in het commerciële circuit terechtkomen. Wie artistiek bij wil zijn, dient zich uit te rusten met speciale antennetjes, en die verwijzen naar heel andere publicaties: geen fotobrochures over koken of over citytrips, maar nog echt spannende romans met gevleugelde fantasie, fictie die de 'werkelijkheid' inhaalt, en inspirerende inhoud waar over na te denken valt en ook vruchtbaar over te converseren.

    "Bannelingen uit Droomtijd" (*) is zo'n roman - geheel in de marge, waar de cultuur van deze nieuwe tijd gedijt - al noemt hij zichzelf heel bescheiden 'novelle'. Het volume telt weliswaar geen duizend pagina's maar de inhoud heeft tentakels die zowat alles updaten en onderling relateren wat met de themata van Ludo Noens zijn jongste boek te maken heeft, want deze auteur is bekend om zijn historische nauwgezetheid en om zijn vermogen een veelheid van creatieve verbanden naar de oppervlakte te brengen.

    Het tijdskader van de 'vertelling' in "Bannelingen uit Droomtijd" (*) is het controversiële tijdsgewricht van de "flower-power" dat intussen alleen de gepensioneerden onder ons nog hebben meegemaakt: de tijd van de drugsexperimenten die naar werelden leken te leiden die verwant bleken met die van de oudste culturen waaruit onze grote religies en levensbeschouwingen ontsprongen. "Hier ging het niet meer om de zoveelste sociale of politieke omwenteling, maar om een ontologische verschuiving". (p. 79) Meer bepaald filosoferen de personages op verhalende wijze over die heel bijzondere bewustzijnstoestand die het grensgebied bestrijkt tussen de droom en de waaktoestand in: de lucide droom, in de voorgaande eeuw reeds verkend door de Nederlandse psychiater en schrijver, Frederik Van Eeden, die in deze droomvorm naar zijn eigen zeggen met zijn overleden zoon heeft gepraat. Hoe dat mogelijk is, verklaart Noens evenwel niet op een positief wetenschappelijke manier; hij toont wél dat er andere, evenwaardige verklaringsmethoden zijn én hij laat ook zien dàt zoiets mogelijk is.

    De "sixties" verwijzen naar de tijd der Oepanisjaden én naar de religieuze bronnen van de Aboriginals: "De Aboriginals, de oorspronkelijke bewoners van Australië, noemen het alchéringa of Droomtijd (...)", waarin het concrete, het aardse, uit de droom, uit de hemel, werd geschapen, "(...) Maar een onomkeerbare catastrofe zorgde er op een dag voor dat de verbinding tussen hemel en aarde definitief werd verbroken". (p. 81) Noens' novelle werpt ook licht op wat in de parapsychologie de "materialisaties" heten, de "Toelpa's" of de "succubussen", en het doet allemaal denken aan de "kat van Schrödinger"; het onderbepaalde dat pas middels de bewuste toeschouwer zijn definitieve vorm krijgt omdat alles intersubjectief zou zijn. Bovendien bevat het werk een genuanceerd maatschappijkritisch luik dat weerstand biedt aan geschiedenisverdraaiingen die de wondere tijd van de sixties willen banaliseren omdat hij alles behalve past in de onverbiddelijke Westerse economie en in onze Big Brother-wereld: "Onze wetten, economische structuren, wereldbeschouwelijke en religieuze instituten, sociale gebruiken en gedragspatronen zijn historisch geëvolueerd, en dit wordt allemaal verkeerdelijk vereenzelvigd met het leven op zich" (pp. 54-55).

    "Bannelingen uit Droomtijd" (*) zal binnen twintig jaar een best-seller zijn. Het boek werd vandaag gratis verspreid onder de abonnees van Portulaan - een cultureel tijdschrift dat zijn naam niet gestolen heeft en dat vandaag zijn vijfentwintigste jaargang ingaat!

    (*) Zie: http://www.bloggen.be/ludonoens/  

    (Jan Bauwens, 1 januari 2009)



    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Inhoud blog
  • PAS VERSCHENEN * VAN LIBRICIDE NAAR GENOCIDE
  • PAS VERSCHENEN * VAN LIBRICIDE NAAR GENOCIDE
  • Het eindstation
  • a
  • Isaac
  • Meilied
  • Nosferatu (video)
  • Wij waren (video)
  • Johann Pachelbel, Canon (synthesiserversie)
  • Zo is de dood
  • Hoe gezond is sport? Een interview met Omsk van Togenbirger
  • Het recht van de sterkste
  • 12.12.12.
  • Over het gebruik van de patiënt in de eenentwintigste eeuw. Een interview met Omsk Van Togenbirger-De Waelekens
  • De dienaar van
  • actueel: het orgaan
  • Juniregen
  • U moet er af!
  • Koningin Elisabethwedstrijd voor Viool 2012
  • De geest in de fles
  • Inzicht
  • Het magazijn
  • Erosie
  • Kort
  • De eeuwige wederkomst
  • Het hiernamaals
  • Over het ware lot van de mens - Een interview met Omsk Van Togenbirger-De Waelekens
  • Het wezen van de vrolijkheid
  • Dante's afdaling ter helle (3)
  • Dante's afdaling ter helle (2)
  • Dante's afdaling ter helle (1)
  • De tijd
  • De ets
  • Het cultuurbegrip van Stephanos
  • Opstanding
  • Rijk en dom
  • Over de verschillende graden van dood zijn
  • Koude oorlog
  • Het Bureau Voor Onoplosbare Zaken
  • In de kelder
  • Mijn oude grootmoeder
  • De laatsten zullen de laatsten zijn
  • Leugens
  • Enkelvoud
  • Zonde
  • Adieu, groots firmament vol fonkelende sterren!
  • Christus en de kardinalen
  • Het labyrint
  • Het geloof en de werken
  • Sparen en plunderen
  • Zijn wij dan niet de echo onzer verzinsels?
  • Gesprek in de winter
  • Inspiratie
  • Tourette
  • Kwalen zijn geen kwalen. Een stukje voor de eerste winterdag.
  • Koude winters...
  • De toren
  • De fles
  • Kwakzalvers
  • Fijn wit zand
  • De wolk
  • Water & Over de klimaatsverandering
  • Spoken
  • De nieuwe god
  • De witte krokodil
  • Geloof (1)
  • Orde
  • In de toekomst is geen heil...
  • Kaos
  • Doeltreffende medicatie
  • Surrealistische werkelijkheid
  • De gasknop
  • Van Togenbirger's 'atheïsme'
  • Zomer
  • Mijnheer Dupont en de mal van het Zijn
  • Het ei van mei
  • Martha
  • Een zeer gezond besluit
  • Aan de ontbijttafel - illustratie
  • Aan de ontbijttafel
  • Milieuleugentjes om bestwil?
  • Het tanen van de Noord-Atlantische drift
  • Februari
  • Tijd is krediet
  • Het hoofdgerecht des levens dis...
  • Wij waren
  • Saint-Denis
  • Stenen en mensen
  • De binnen- en de buitenkant
  • Thuis
  • Doorheen de winterse depressie
  • Een lucide droom (illustratie)
  • Een lucide droom
  • Wiens brood men eet...
  • Evolutie en inwikkeling
  • Sneeuw
  • Bijwerkingen
  • De lucide droom
  • de golem
  • De golem
  • Domesticatie
  • De tijd gaat achterwaarts te vierklauw
  • Worden wij abstract, mijnheer?
  • Kinderarbeid, organenhandel, zwartwerk en Rechtspraak
  • Over een zucht van een nog heel ander kaliber dan de hebzucht
  • Overbevolking
  • Bram Stoker
  • Kinski
  • N
  • Nosferatu
  • de tuinen
  • De tuinen
  • Het Eeuwige Vuur
  • Het boek
  • De Goede Deur
  • Vlees (roman) - 1
  • Verrijzenis
  • Depressies
  • Inbraak
  • Sonate voor Harpsichord en Cello
  • Het is begonnen!
  • Over redelijkheid en klare taal...
  • De tijd vliegt
  • Panta rei
  • Glazen muren en casino's vol attracties!
  • Der Erlkönig grafiet
  • Der Erkönig (J.W. von Goethe)
  • De winter en de dood
  • Aanhangsels
  • Extase
  • Verbloemingen
  • Voornemens
  • Het gelijmde been (3): De toverstok
  • De lange baan
  • God of de duivel
  • Het gelijmde been (2)
  • Die eerste dagen van november
  • Harken
  • Is mijn geld safe?
  • Herfst
  • Het gelijmde been
  • Eten
  • Verslavingen
  • Kunst
  • Ellende
  • De burcht
  • Geheim en identiteit
  • Hongersnood
  • Rood als duizend rozen
  • Op een vergadering...
  • De molen
  • De poolster
  • Het Orgaan
  • Het boek
  • De twee geschiedschrijvers
  • De Laatste Reis
  • De Laatste Reis (illustratie)
  • De Goede Deur
  • De Onderwereld (roman)
  • Water
  • De Overname
  • Solvejg’s Lied
  • Septembernacht
  • Die Nacht…
  • Die nacht (illustratie 2)
  • Spiegels
  • Over het verouderingsproces
  • Het Credo
  • De Afwas
  • Absolute macht
  • Trillingen
  • Maria
  • De Messias
  • Het Spel van de Wereld
  • De nieuwjaarsramp
  • Het argument
  • Zuster Olympia
  • De Meester
  • DE TUINEN
  • Janus of van de Aliënatie
  • De Neuzen van Tsjernobyl
  • Het Eeuwige Vuur
  • Vladslo, en andere plaatsen...
  • De dood is een gedachte
  • Het 'bijna-leven'
  • Het kind
  • De Apologie van de Eeuwigheid
  • De heer die zichzelf in stukjes hakte
  • Het gesprek
  • Een sollicitatie
  • De Omkering van alle dingen
  • Transsubstantiatie
  • De pikorde
  • De wedloop
  • De virtuele veiligheid
  • Dode handen
  • Samen thuis
  • Het Laatste Oordeel
  • SINTERBUIS
  • Gedenkteken

    Hoofdpunten blog omskvtdw2
  • De spiegel
  • De job
  • De Wrat (1)
  • De Wrat (2)
  • De Wrat (3)
  • De Wrat (4)
  • De Wrat (5)
  • DE HEMEL EN DE GOOT
  • DE VERGEETPUT
  • meer verhalen
  • DE TUMOR
  • DE BEHEERDER VAN HET LABYRINT
  • De beheerder van het labyrint (vervolg)
  • Meer verhalen

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Hoofdpunten blog musica
  • Nosferatu
  • Koningin Elisabethwedstrijd voor Piano 2021
  • Adagio liedcyclus
  • Meilied (muziekvideo)
  • Oh dichosa ventura (muziekvideo)
  • Nosferatu (video)
  • Wij waren (video)
  • Muziekvideo's J.B
  • muziekbestanden J.B.
  • Ave Maria
  • Pianoconcerto 14: Daer zat een sneeuwwit vogeltje
  • Te Deum laudamus10
  • Te Deum laudamus9
  • Te Deum laudamus8
  • Te Deum laudamus7
  • Te Deum laudamus6
  • Te Deum laudamus5
  • Te Deum laudamus4
  • Te Deum laudamus3
  • Te Deum laudamus2
  • Te Deum laudamus1
  • Harpsichord 2 verlengd met cello
  • Pianoconcerto 7 Apocalyptische Dans
  • De zee
  • De geschiedenis van de panfluit
  • Requiem - delen 4 tot 7
  • Requiem - deel 3
  • Requiem - deel 2
  • Requiem - deel 1
  • Keldertrappen - nr. 8/8
  • Keldertrappen - nr. 7/8
  • Keldertrappen - nr. 6/8
  • Keldertrappen - nr. 5/8
  • Keldertrappen - nr. 4/8
  • Keldertrappen - nr. 3/8
  • Keldertrappen - nr. 2/8
  • Keldertrappen - nr. 1/8
  • Harpsichord 13 verbeterd
  • Harpsichord 12
  • Harpsichord 11
  • Harpsichord 10
  • Harpsichord 9
  • Harpsichord 7
  • Harpsichord 6
  • Harpsichord 5
  • Harpsichord 3
  • Harpmuziekje
  • Trompetsonate
  • Nostalgia
  • K 2007
  • Goldbach Variaties
  • Pop 5
  • Pop 4
  • Pop 3
  • Pop 2
  • Pop1
  • Drie ontstemde klavieren
  • muziekvideo
  • portretten componisten
  • Pianoconcerto 14, Daer zat een sneeuwwit vogeltje, Jan Bauwens, Serskamp, 2004.
  • Klarinetconcerto 1 Jan Bauwens Serskamp 2004
  • Kort symfonisch gedicht
  • Door de neevlen van de avond (uit: Adagio van Felix Timmermans)
  • Onze-Lieve-Vrouw van Vlaanderen
  • Gebed voor het Vaderland
  • Boskaboutersymfonie
  • Bomen
  • Victoria lucis
  • Gitaarconcerto 1 "Portulaan"
  • vioolconcerto 1: deel 5 van 6
  • Klarinetconcerto 3: deel 3 van 3
  • Klarinetconcerto 3: deel 2 van 3
  • Klarinetconcerto 3: deel 1 van 3
  • pianoconcerto nr 15
  • Pianoconcerto nr 5 deel 5 van 6
  • Pianoconcerto nr 5 deel 4 van 6
  • Dans
  • Titan
  • Tsunami symfonie
  • Sint-Franciscussymfonie: deel 6 van 6
  • Sint-Franciscussymfonie: deel 5 van 6
  • Sint-Franciscussymfonie: deel 4 van 6
  • Sint-Franciscussymfonie: deel 3 van 6
  • Sint-Franciscussymfonie: deel 2 van 6
  • Sint-Franciscussymfonie: deel 1 van 6
  • Harpmuziekje
  • minimal1
  • Ave Maria
  • Juan de la Cruz' Canciones 7 van 7
  • Juan de la Cruz' Canciones 6 van 7
  • Juan de la Cruz' Canciones 5 van 7
  • Juan de la Cruz' Canciones 4 van 7
  • Juan de la Cruz' Canciones 3 van 7
  • Juan de la Cruz' Canciones 2 van 7
  • Juan de la Cruz' Canciones 1 van 7
  • Tsunami symfonie (Jan Bauwens)
  • Junisymfonie (J. Bauwens)
  • O dichosa ventura
  • Goldbach Variationen voor Piano Solo (J. Bauwens)
  • Orgelconcerto 3 J Bauwens Serskamp 2008
  • Orgelconcerto 2 J Bauwens Serskamp 2004
  • orgelconcerto 1 J Bauwens Serskamp 2004
  • -
  • achtergrond

    Boeken van dezelfde auteur.
    Om een boek te lezen, klik op de prent van de flap.

    Foto

    Foto

    Foto

    EN FRANCAIS:
    Foto
    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Beluister hedendaagse klassieke muziek van dezelfde auteur: klik op de prent van de weblog hieronder.


    Foto

    Foto

    Foto

    Warm aanbevolen:
    Pas verschenen: "Kamers", van Dirk  Biddeloo, grootmeester van de tragie-komedie:
    Foto

    “O jerum jerum jerum…”

     

    “Streuvels is een Vlaamse Dostojevski; Vansteenbrugge, een hedendaagse Streuvels.

    Stijn Streuvels stelde het harde boerenleven te boek net voor het voorgoed verdween.

    Zijn dorpsgenoot, de befaamde chirurg, auteur, kenner en bewonderaar van de Griekse Oudheid, stichter van Vlaanderens mooiste loopkoers en gewezen senior seniorum, dr. Kris Vansteenbrugge, deed hetzelfde met het Vlaamse studentenleven van weleer.

    Een rijkdom aan cultuur en een niet te missen historisch document, op meesterlijke wijze vorm gegeven in een authentieke Vlaamse realistische roman die leest als een trein.”
    (J.B.)

     

    Alle info: klik op de kaft:

     


    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    De nieuwe poëziebundel van
    Guy van Hoof
    (*) is uit:
    "Bekentenissen"
    Meer info: klik op de flap hier onder.
    (*) De dichter heeft een plaats in de top drie van Omsk's voorkeurlijstje der Nederlandse dichtkunst


    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    VAN DEZELFDE AUTEUR:
  • bloggen.be/musica/
  • bloggen.be/tisallemaiet/
  • bloggen.be/hetgoedezoeken/
  • bloggen.be/heteindedertijden/
  • bloggen.be/popvtdw/
  • bloggen.be/bethina/
  • bloggen.be/mithrasgijzeling/
  • bloggen.be/theartofmusic/
  • bloggen.be/tiktak/
  • bloggen.be/mathematicachristiana/

    VAN DEZELFDE AUTEUR: MUZIEK: COMPUTERGESTUURDE UITVOERINGEN IN MP3 EN MUZIEKVIDEO:
  • bloggen.be/musica/
  • bloggen.be/popvtdw/
  • bloggen.be/iserlevennadedood/
  • bloggen.be/spiritus/
  • bloggen.be/ontstaansvraag/
  • bloggen.be/onlifeafterdeath/

  • OVER MUZIEK:
  • bloggen.be/theartofmusic

  • CHRISTENDOM VERSUS FYSICALISME:
  • bloggen.be/bethina/
  • bloggen.be/bethina2/
  • bloggen.be/bethina3/
  • bloggen.be/bethina4/
  • bloggen.be/bethina5/
  • bloggen.be/bethina6/
  • bloggen.be/schepping/
  • bloggen.be/prudence/
  • bloggen.be/andthelightshineth/

  • CHRISTENDOM VERSUS KERKENDOM:
  • bloggen.be/mithrasgijzeling/

  • TELEOLOGIE:
  • bloggen.be/heteindedertijden/

  • EDUCATIEF:
  • bloggen.be/hetgoedezoeken/

  • WISKUNDE, LOGICA EN TELEOLOGIE:
  • bloggen.be/mathematicachristiana/
  • bloggen.be/mathematicachristiana2/
  • bloggen.be/paradoxes/

  • SPORT EN GEZONDHEID
  • bloggen.be/metamanagement/

  • Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Archief per maand
  • 03-2023
  • 12-2020
  • 08-2017
  • 06-2017
  • 01-2017
  • 07-2015
  • 12-2013
  • 10-2013
  • 09-2013
  • 12-2012
  • 09-2012
  • 08-2012
  • 06-2012
  • 05-2012
  • 04-2012
  • 02-2012
  • 01-2012
  • 11-2011
  • 10-2011
  • 09-2011
  • 07-2011
  • 06-2011
  • 04-2011
  • 02-2011
  • 01-2011
  • 12-2010
  • 11-2010
  • 10-2010
  • 09-2010
  • 06-2010
  • 05-2010
  • 04-2010
  • 03-2010
  • 02-2010
  • 01-2010
  • 12-2009
  • 11-2009
  • 10-2009
  • 09-2009
  • 08-2009
  • 05-2009
  • 04-2009
  • 03-2009
  • 02-2009
  • 01-2009
  • 12-2008
  • 11-2008
  • 10-2008
  • 09-2008
  • 08-2008
  • 07-2008
  • 06-2008
  • 01-2008
  • 12-2007
  • 05-2007
  • 02-2007
  • 01-2007
  • 12-2006
  • 11-2006
  • 10-2006
  • 09-2006
  • 08-2006
  • 07-2006
  • 05-2006
  • 03-2006
  • 01-2006



    Blog tegen de wet? Klik hier.
    Gratis blog op https://www.bloggen.be - Meer blogs