Langzaam zette Lettuce haar tas op haar bank. Het was de eerste
schooldag en doordat ze net verhuist was kende ze niemand in de school. Nadat
ze haar agenda had genomen en ingevuld zakte ze onderuit in haar stoel en
haalde met tegenzin haar handboek tevoorschijn. Na drie volle lesuren stapte ze
het vierde lokaal voor die dag binnen. Ze keek nog eens op haar schema en kwam
tot de conclusie dat biologie niet zou verplaatsen van dag als ze nog eens
keek. Langzaam keek ze de klas rond en herkende een paar gezichten van in de
vorige lessen. Voor ze ging zitten kruiste haar blik even de blik van een
jongen. Hij had een exotische huidkleur waardoor zijn helderblauwe ogen extra
mooi leken. Snel keek ze weg haalde ze met veel tegenzin haar handboek biologie
uit. Tijdens de les betrapte ze zich erop dat ze de jongen stiekem aanstaarde
en hij haar. Na een hoop gezeur van de leerkracht dat iedereen zijn best moest
doen dit jaar voor biologie ging de bel en snel stond Lettuce recht en stak
haar handboek bio in haar tas.
Hey, ben je nieuw hier op school.
Geschrokken keek ze op. Recht in het gezicht van de jongen met de mooie
blauwe ogen. Ja, normaal kreeg ik thuis les, maar vanaf vandaag zit ik een
middelbare school.
Het lijkt me wel tof om thuis les te krijgen. Wil je soms bij ons
zitten om te eten vanmiddag want het is leuker om met meer mensen samen te
zitten dan alleen. Hij keek haar zo verwachtingsvol aan dat ze niets anders
kon zeggen dan ja en dus volgde ze hem naar de kantine.
De kantine was een hectische plaats waar al bijna alle tafels bezet
waren, gelukkig hadden een paar vrienden van de jongen die trouwens Tadase
heette een tafel vrij gehouden. Tadase stelde iedereen aan tafel aan haar voor
en dan zette ze zich snel neer op de stoel naast hem. Naast haar zat een meisje
die Laurel heette en die geïnteresseerd naar haar slaatje keek en dan naar haar
en ze kon al raden wat ze dacht.
Op dieet? vroeg het meisje die nog altijd naar haar slaatje aan het
kijken was.
Lettuce zuchtte, neen maar ik kan maar weinig voedsel verteren daarom dat
ik ook een vegetariër ben.
Ik voelde warmte op mijn wang en
probeerde om mijn ogen open te doen. Na veel pogingen slaagde ik erin om mijn
ogen te openen en ik zette me recht tegen het riet. Waar was ik? Ik had geen
idee. Ik zat half in het water en het riet lag overal om me heen waardoor ik
niets kon zien. Maar ik hoorde wel geluid. Het waren stemmen van mensen. Met
veel moeite werkte ik me recht en steunend op het riet om me heen strompelde ik
het water uit. Overal om me heen waren mensen bezig met goederen in een
vrachtwagen te laden.
mijn naam is Eline en ik ben geboren op 04/05/1995 ik schrijf regelmatig verhaaltjes en had nu het toffe idee om een blog te maken zodat anderen ze ook zouden kunnen lezen. dus veel plezier als je ze mooi vind en je mag altijd een reactie achterlaten
Ik keek om me heen. De sarcofaag was schitterend, het was een
goed idee geweest om mee naar Egypte te komen. Ik ben Anna, de dochter van een
archeoloog en momenteel is hij in Egypte en ben ik samen met hen in de
sarcofaag van de farao Mempis. Hij is een farao die 3000 jaar geleden leefde,
hij is niet echt bekend en we hebben hem gisteren ontdekt. De volledige
schatkamer is bedekt met goud en diamanten. Rondom de sarcofaag stonden
hiërogliefen met waarschijnlijk alle heldendaden en allemaal vervloekingen voor
wie zou durven binnen te dringen zonder daar toestemming voor te hebben zoals
schatrovers.
·Wauw wat is hij knap, zei ik terwijl ik naar
zijn portret keek die op de sarcofaag was gemaakt.
·ja dat kan wel zijn: maar hij was ook zeer
gewelddadig. Ik heb al een deel van de teksten vertaald en je wil niet weten
voor welke onbenulligheden hij de mensen strafte.
·Leo, dat is de naam van mijn vader, dat is toch
normaal voor die tijd. Want wie macht wou hebben moest veel gruwelijkheden doen
en een deel van op de muur zal wel verzonnen of overdreven zijn.
Ik keerde de tombe mijn rug toe en liep naar buiten, de
warmte in. Pfff wat was het warm vandaag, maar ik was momenteel wel in de
woestijn dus hier was het natuurlijk wel warmer overdag. Ik liep naar de groep
toeristen die bezig waren de andere opgravingen te bewonderen en liep met hun
mee naar de bus en stapte af in de stad. Langzaam liep ik rond in de stad
richting de Nijl. Ik hou van de Nijl, hij heeft je zo'n rustig en kalmerend
gevoel. Het begint al een beetje te schemeren en de meeste mensen die hier rond
lopen zijn allemaal koppeltjes en lopen hand in hand. Ik moest er wel erg
zielig uitzien. Langzaam wandelde ik verder en na vijf minuten merkte ik op dat
ik te ver was afgedwaald en richting de woestijn liep. Toen zag ik in de verte
dat er een lichtje brandde bij de piramides. Het was waarschijnlijk Leo, mijn
vader, dus zette ik er vlug een sprintje in en hoe dichterbij ik kwam hoe meer
ik het gevoel kreeg dat er iets fout zat. Ik minderde vaart en verstopte me
achter één van de tenten met het materiaal in voor mijn vader zijn opgravingen.
Ik had het juist, hier was iets niet pluis. Waarom zou er in het donker in het
geheim een jeep voor de piramide staan. Toen bekroop er me een gedachte, die ik
eerlijk gezegd niet leuk vond. Het waren misschien rovers. Een piramide die net
voor een deel is onderzocht en waar alle gouden versieringen er nog waren en
nog niets genoteerd was van wat er stond en wat er niet was. Zo lenig en stil
als ik kon kroop ik vanachter de tent en liep langzaam naar de jeep. Vandaar
kon ik twee mannen bezig zien met het inladen van het goud van in de piramide.
Ik moest iemand waarschuwen. Vastberaden draaide ik me om en trok de sleutel
uit het contact van de jeep. En liep weg, maar te snel ik struikelde en door
het kabaal kwam één van de mannen kijken en liep naar me toe. Zwaaiend met zijn
armen, snel sprong ik op en liep richting de lichtjes van de stad. Ik moest bij
de huizen raken dan zouden ze me niets doen. Maar het was een eindje sprinten
en ik was nog moe van daarjuist. Eenmaal ik bij de Nijl was aangekomen had de
man die mij gezien had mij ingehaald en zijn handlanger kwam er ook aan. Ik zat
vast en trachtte te ontsnappen. Maar het was te laat en de grootste van de twee
gooide een gouden beker tegen mijn hoofd en alles werd stil. Ik zag het water
van de Nijl dichter komen en voelde hoe ik erin viel. Maar ik kon me niet bewegen
en mijn zuurstof raakte op. Ik voelde hoe mijn keel pijn deed en ik steeds
harder en dieper naar de bodem werd gezogen. Net op het moment dat ik het
bewustzijn verloor voelde ik hoe iemand mijn hand vastpakte en me omhoog trok.
·Het is een meisje. Er is een meisje in het water
en ze is aan het verdrinken. Het is een meisje met blonde haren.
·Snel, trek haar er uit.
Vaag kon ik nog een silhouet zien van een jongen met zwart
haar en toen werd alles donker en stil.
Ik werd wakker met een forse hoofdpijn en keek in het rond.
Wauw, waar was ik? Hoogstwaarschijnlijk was ik afgedwaald langs de Nijl en bij
andere archeologen terechtgekomen. Leo zou het hier fantastisch gevonden
hebben. Langzaam stond ik op en liep bewonderend de hut rond. Dit was
fantastisch, zo'n vondst zou je op slag schat rijk maken. Alles was nog in
perfecte staat en het zag er authentiek uit.
·Saki ga eens kijken of het meisje met de blonde
haren al wakker is.
De deur opende zich en de jongen die leek op de silhouet die
ik eerder had gezien kwam binnen.
·Mam, ze is wakker en staat zelfs al recht.
Gelukkig dat ze niet naar buiten is gegaan.
·Ok, sluit de deur, ik kom eraan. Ik ga nog snel
water gaan halen en laat niemand binnen. Als je drie kloppen hoort dan zal ik
het zijn.
Daarna sloot de jongen de deur en gebaarde dat ik mocht gaan
zitten.
·Wauw, riep ik en kon het niet laten een beetje
bewondering in mijn stem door te laten klinken. Wat is dit een mooie vondst dat
jullie gedaan hebben. Alles is nog redelijk intact en het ziet er tamelijk
authentiek uit. Waar heb je dit allemaal gevonden?
·Hij keek me vreemd aan. Ik weet niet wie je bent
of waar je vandaan komt, maar je mag van geluk spreken dat ik je gevonden heb.
De soldaten van de farao zouden je onmiddellijk hebben gedood. Vreemdelingen
vertrouwt men niet in deze tijd, met al die oorlogen en zo.
·Pardon, oorlogen en een farao. Ben jij degene
die zich wel goed voelt. In de eenentwintigste eeuw mag er trouwens niet meer
aan slavenarbeid gedaan worden. Dat is illegaal en verboden door de rechten van
de mans.
Ik werd onderbroken door drie zachte klopjes op de deur en de
jongen die zoals ik gehoord had Saki heette opende hem en liet een jonge vrouw
van rond de dertig binnen. Ze zette een vaas op het gammele tafeltje en knoopte
haar hoofdstuk los. Haar zwarte haren vielen op haar schouders en aan haar
handen was er te zien dat ze gewend was om aan zware arbeid te doen. Mijn
handen waren vrij van eelt en ik had nooit echt moeten werken. Natuurlijk was
mijn vader niet rijk en mijn school was ook niet acht goedkoop, maar we zijn
elke maand rondgekomen, alhoewel ik mijn weekendbaantje soms wel moest
gebruiken om nieuwe spullen te kopen voor thuis. Maar het leven was altijd
plezant geweest met mijn vader ook na de dood van mijn moeder. En in de
vakanties ging ik altijd naar mijn vader in Egypte. Egypte was na verloop van
tijd een soort tweede thuis voor mijn geworden. En vanaf het begin van het
nieuwe trimester zou ik ook naar een school in Cairo gaan omdat de opgravingen
waar mijn vader nu mee bezig was, zouden nog een paar jaar duren.
·Je hebt wel geluk gehad meisje, zei de vrouw met
een verrassende zachte stem.
·Hoe bedoel je waren er soms
waterontreiniginsmachines in de Nijl bezig met het water te zuiveren of zo?
·Ik weet niet wat malinezen zijn maar die hebben
wij niet. Eigenlijk moeten wij straks samen met de andere slaven gaan werken in
de woestijn dus ik denk dat het het beste is als je meewerkt met ons. Het zou
dus beter zijn om je blonde haren te bedekken en je gezicht en armen met modder
en houtskool een beetje donkerder maken..
ze liep de kamer rond en nam een paar nieuwe kleren die meer
iets weg hadden van lakens maar zo behendig als ze was hielp ze me geduldig in
de kleren terwijl de jongen met zijn rug naar ons toe stond en nadat ze mijn
haren in de hoofddoek had gepropt, hielp ze me ook om mijn gezicht met roet te
besmeuren.
·Sorry dat ik mij nog niet heb voorgesteld maar
mijn naam is Anna en ik ben vijftien jaar oud.
·Mijn is Tatjana en mijn zoon zijn naam is Saki
hij is achttien zomers oud en ik ben er zessenendertig oud.
Toen volgde er een luide klop op de deur en samen met Saki en Tatjana volgde ik de meute slaven naar de werken waar ik samen met Tatjana de
dorstige slaven water gaf. Alhoewel dit tafereel van het verplaatsing van reusachtige
vierkante blokken steen om een piramide te bouwen (wat op zich al vreemd genoeg
was in deze tijd) me enorm deed denken aan de tijd het het oude Egypte. Net
zoals de kledij en de huizen en de taal die een oud accent had. Wacht eens even
dit kon niet, was ik terug in de tijd gegaan. Zodra deze dag over is ga ik eens
rond kijken om te zien of mijn theorie klopt. Na zes uren non-stop werken in de
vlakke zon was de werkdag eindelijk over en vertrok iedereen naar huis.
Ik ben hier nu al een week in het verleden. Ik zit nu ergens
in het verleden onder het bewind van farao Memphis. Vandaag ga ik voor het
eerst naar een markt gaan. Samen met Tatjana ga ik inkopen doen.
·Anna, ben je klaar?
·Ja. ik kom.
Snel nam ik mijn hoofddoek en trok die over mijn hoofd,
terwijl ik naar de deur liep. We moesten te voet naar de markt gaan, want Leo
en Tatjana kunnen geen ezel veroorloven en slaven hebben geen bezit. Slaven zijn
het laagste wat er rondloopt in deze tijd. Zelfs dieren hebben meer waarde. Na
vijftien minuten wandelen komen we aan op de markt. Ik kan mijn ogen niet
geloven. Er is overal volk en je kan niet eens een meter voor je kijken van het
volk. Snel neem ik Tatjana's hand zodanig dat we elkaar niet verliezen want
elkaar terugvinden in deze puinhoop is als zoeken achter een naald in een
hooiberg. Ik was verbaasd over de soepelheid waarmee Tatjana door de markt liep
en hoe goed ze kon onderhandelen. Toen stopten we. Voor ons waren een paar
mannen een vechtpartij gestart en iedereen liep toe om te kijken wat er
gebeurde. Toen nam ze mijn hand steviger vast en toen liepen ook wij de menigte
in om te kijken wat er aan de hand was. Na een tijdje duwen en trekken stonden
we op de eerste rij. En daar waren ze . Het waren twee mannen. De ene was een
slaaf, ik herkende hem van in het dorp en van op de werkplaats. Het was een
aardige reus en deed geen vlieg kwaad, behalve als zijn eer geschaad werd. Als
dat gebeurde dan moest je oppassen. Ik had hem al eens eerder bezig gezien toen
een soldaat op hem had neergekeken en gezegd had dat hij medelijden met hem
had. De arme man had zijn beide armen gebroken. Nu ja, de andere leek mij een
edelman. Dat denk ik tenminste, want hij draagt een gouden ketting en een slaaf
houd zijn mantel van schitterende kwaliteit vast (althans dat vermoed ik). Het
is een schitterend gevecht en de twee partijen zijn aan elkaar gewaagd maar dit
kon zo niet langer duren.
·Athon stop het.
Ik sprong tussen de twee mannen die geschrokken naar achter
sprongen. Ik wendde me naar de edelman en boog me ter teken van eerbiedigheid.
·Kunt u hem vergeven? Hij is erg onbeleefd
geweest en ik bied mijn verontschuldigingen aan in zijn plaats.
Geschrokken nam Athon, mijn hand en probeerde me achter hem
te trekken. Maar toen hij door had dat ik me niet liet doen en koppig bleef
staan ging hij naast me staan als teken dat niemand iets moest proberen uit te
halen naar mij. Ondertussen keek de edelman me nors aan, tot zijn boze blik
plotseling plaats maakte voor een glimlach, die op zich overging in een sluwe
lach.
·Ik zou hem natuurlijk kunnen vergeven, maar hij
heeft me diep beledigd.
·Alstublieft riep ik smekend. Het maakt niet uit
wat ik kan doen maar vergeef hem alstublieft.
·Ok, op één voorwaarde.
·En die is? Vroeg ik twijfelend.
·Mag ik uw naam weten?
·Mijn naam is Anna.
·Bedankt Anna, u bent zeer moedig. En jij zei hij
wijzend naar Athon. Ik vergeef je omdat deze lieftallige dame het vraagt.
Eenmaal dat gezegd zijnde nam
Athon mijn arm en trok me mee, weg van de menigte. Hij duwde me een steegje in
en keek me aan. Zijn ogen schoten vuur toen hij me aankeek. Ik had hem deze
keer wel echt kwaad gekregen.
·Ben je gek of zo. Wat had je gedaan als je ook
gestraft was geweest. Ik zou het niet overleefd hebben als hij je iets had
aangedaan.
·Ik heb je toch geholpen. Hij heeft u toch
vergeven en alles is goed afgelopen.
·En wat als het niet zo was gegaan. Wat als hij
je ook opsloot. Wat zou je dan doen. Och kom we gaan gewoon weg.
Hij liet zijn hoofd hangen en
liet me los. Toen trok hij me weer mee de markt op. De rest van de dag was als
een droom. We hadden heel de merkt afgelopen zonder problemen en dan zijn we
iets gaan eten. Hij heeft wel voor mij betaald, ook hadden we ondertussen Tatjana tegengekomen en ze zei dat ik maar met Athon naar huis moest gaan. S'
avonds heeft hij me dan naar huis gebracht. Heel even was mijn heimwee weg en
was ik even nog echt gelukkig geweest. Maar eenmaal dat ik de deur opende naar
binnen was de magie verbroken en kwam de werkelijkheid extra hard aan. Ik was
alleen in een onbekende plaats en ik kon niet terug naar huis gaan. Wat moest
ik nu doen. Het was ondertussen al ochtend geworden maar ik had de slaap niet
kunnen vatten. Het was vroeg, maar nog altijd donker. Ik liep naar buiten
richting de Nijl. Ik was hier nu al iets van tien dagen. Zou er ooit een dag
zijn dat ik terug thuis zou zijn. Ik zette me neer bij de Nijl en ik werd
kalmer naarmate ik nadacht. Hoe was ik hier terecht gekomen? Ik was in de Nijl
gevallen en dan bijna verdronken en toen was ik hier, dus misschien als ik
terug in het water viel zou k terug thuis geraken. Ik stond op en was van plan
om in de Nijl te springen toen ik plots geluid achter me hoorde. Ik draaide me
om en zag iemand aankomen. Ik schrok, want ik had mijn hoofddoek niet aan. Ik
had niet verwacht dat er iemand rond zou lopen zo vroeg in de morgen. Snel,
voor hij me zou zien, liep ik in het water. Dieper en dieper het water in. Met
iedere stap die ik zette werd ik wanhopiger en steeds sneller en sneller liep
ik in het water. Eenmaal ik niet meer rechtop kon staan dook ik in het water en
zwom dieper en dieper. Tot mijn hoofd plots begon te draaien en ik de lucht
langzaam uit mijn longen werd geperst zonk ik dieper en dieper weg in het
water.