Het is tegenwoordig niet noodzakelijk om een zwangerschap bij MG te ontraden. In uitzonderingsgevallen wordt geadviseerd om zo mogelijk een zwangerschap uit te stellen tot de MG gestabiliseerd is. De begeleiding van de zwangerschap kan in principe door de verloskundige worden gedaan. Het is raadzaam om al in een vroeg stadium overleg te hebben met de behandelende neuroloog. Een bevalling in het ziekenhuis heeft de voorkeur. Meestal is een vaginale baring onder verloskundige begeleiding gewoon mogelijk. Zonodig wordt (bijvoorbeeld bij uitputting van de moeder) de bevalling overgedragen aan de gynaecoloog. Bovendien kan het kind in de kliniek extra aandacht krijgen met het oog op de mogelijkheid van neonatale MG.
• Beloop
De invloed van zwangerschap op de klachten van MG verschilt van persoon tot persoon. Bij sommige vrouwen treedt een verbetering op, bij andere een verslechtering. En er zijn vrouwen bij wie geen verandering optreedt. Het verloop van een eerder doorgemaakte zwangerschap voorspelt niet hoe het tijdens een volgende zwangerschap zal zijn Als er verslechtering van de klachten optreedt, is het meestal in de eerste maanden van de zwangerschap. In het tweede trimester treedt vaak een verbetering op.
In het laatste trimester zijn de klachten weer als voor de zwangerschap. Na de bevalling is een (tijdelijke) verslechtering van MG mogelijk. Veel vrouwen zullen dan extra rust nodig hebben.
• Medicatie tijdens de zwangerschap
Cholinesteraseremmers en plasmaferese kunnen zonder problemen tijdens de zwangerschap worden gebruikt.
Bij gebruik van corticosteroïden zal bijnierinsufficiëntie postpartum met name bij de premature neonaat kunnen ontstaan. In de praktijk komt dit zelden of nooit voor. Vele vrouwen met MG worden zonder problemen tijdens de zwangerschap met steroïden behandeld.
Azathioprine passeert de placenta. Gebruik tijdens de zwangerschap wordt in principe ontraden. Er zijn echter vele patiënten met MG en met reumatoide artritis die bij gebruik van azathioprine zonder grote problemen zwanger zijn geworden. In dierproeven is het echter wel teratogeen gebleken. Het mogelijke risico hiervan voor de mens is onvoldoende bekend.
• Neonatale myasthenie
Bij pasgeborenen van moeders met MG treedt in 10 tot 15% van de gevallen ‘neonatale myasthenie’ op. Dit wordt onder meer veroorzaakt door passage van de antilichamen via de placenta naar het ongeboren kind.
De symptomen zijn: voedingsproblemen (slecht zuigen en slikken), bewegingsarmoede en verminderde spierspanning, ademhalingsstoornissen, zacht kreunend huilen en een uitdrukkingsloos gezicht. Deze verschijnselen zijn van voorbijgaande aard: met het verdwijnen van de antilichamen verdwijnen de klachten. Ze beginnen ongeveer 12 tot 48 uur na de geboorte en kunnen 10 dagen tot 7 weken blijven bestaan. Deze mogelijke complicatie maakt het wenselijk dat vrouwen met MG klinisch bevallen, zodat de pasgeborene 1 à 2 dagen kan worden geobserveerd. De kinderen worden indien verschijnselen optreden tijdelijk met cholinesteraseremmers behandeld.
• Borstvoeding
In principe is er geen bezwaar tegen borstvoeding.
Pyridostigmine en prednison kunnen bij borstvoeding worden gebruikt. Er gaat een kleine hoeveelheid van deze medicatie in de moedermelk over. Tot bepaalde doseringen is dit aanvaardbaar. Een dosering van pyridostigmine tot 600 mg per dag kan veilig worden gebruikt. Bij gebruik van meer dan 80 mg prednisolon per dag door de moeder is overleg met en/of verwijzing naar kinderarts/neonatoloog geïndiceerd.
De piekuitscheiding in de melk is na circa 1 uur; een interval van 4 uur tussen de medicatiegift en de voeding lijkt bij deze dosering veilig. Bij een dagdosering van 20-80 mg kan dit interval korter zijn.
Bij lagere doseringen zijn geen extra maatregelen noodzakelijk. De hoeveelheid steroïden die bij de neonaat terecht komt is gering. Een steroïdenstress-schema voor het kind is daarom bij het staken van de borstvoeding overbodig. Azathioprine gaat over in de moedermelk.
Het wordt geadviseerd om tijdens de behandeling geen borstvoeding te geven.