(Meer dan) 1 jaar gratis concerten Verslagjes van concerten in 2008 & 2009 & 2010 & 2011
06-08-2014
Patti Smith
Patti Smith
Woensdag 6 augustus 2014
Lokerse Feesten
Patti Smith: de iconische platenhoezen, de vlijmscherpe nummers, het dwepen van Michael Stipe, Johnny Marr, Sonic Youth, U2, KT Tunstall met de Grande Dame. Maar ook de bizarre performances die ze soms gaf, waarin poëzie belangrijker werd dan rock 'n' roll. Maar in ieder geval een vrouw met ballen. Een kenner en Smith-fan had me vooraf gewaarschuwd: de Godmother of Punk is bedroevend slecht, live. Hij bleef zelfs al jaren weg van haar concerten, waarschijnlijk uit plaatsvervangende schaamte. De verwachtingen werden dus meteen serieus getemperd.
Helemaal ten onrechte, zo bleek. Ja, Smith is intussen 67 jaar. Met haar lange, grijze haren en een koddige muts zag ze er behoorlijk behekst uit - maar je zag vooral van bij de start dat ze er zin in had. Ze zocht het publiek op, lachte breeduit, en wenste ons bij herhaling een gelukkige 40ste verjaardag toe. Waarmee ze natuurlijk de jubilerende Lokerse Feesten bedoelde. Maar: fijn dat ze er ook aan dacht. Even vreesde ik dat het inderdaad fout zou gaan - opener Dancing Barefoot liet al blijken dat ze niet bepaald toonvast zong, of veel volume over had in haar stem. En één van haar twee gitaristen (ze had ook nog een bassist en een drummer meegebracht) nam een stukje zangpartij over - wat me deed vrezen dat we een pijnlijke afgang zouden meemaken, waarbij een soort Las Vegas-showorkestje de amechtige vedette on stage zou vervangen. Alweer: ten onrechte. Neen, ze werd niet echt helemaal toonvast - maar is ze dat ooit echt geweest? Maar dat Dancing Barefoot ontpopte zich tot een aardige binnenkomer, en op een soort Christian-Born Again-hippiebalad na, zou het niveau tijdens de hele set behoorlijk hoog blijven.
Opvallend: het plezier waarmee ze op het podium stond. "I'm glad to be back", zei ze. Of ook: "I'd like to dedicate this next song to Johnny Winter. Oh no, it's the wrong song. I'll dedicate it to him anyway." Grappig. Zeker toen het om een behoorlijk vals gezongen ding bleek te gaan. Ook grappig: een man uit het publiek riep dat hij met haar wou trouwen. "I'd rather burn on a stake", donderde haar korrelige stem luid over de Lokerse vlakte. "I'm only kiddin', dear, but it's imposiible: I'm already taken", voegde ze er lachend aan toe.
Om even later nog meer uitleg te geven, toen ze Because the Night opdroeg aan Fred 'Sonic' Smith, haar man die in 1994 onverwacht overleed. "And that is why, honey, I can't accept your proposal", riep ze naar haar aanbidder in het publiek. Een publiek, trouwens, dat behoorlijk enthousiast reageerde. Zeker naarmate de groep het tempo opdreef, de Hare Krishna-aanpak verliet om naar de onversneden rock te laveren. Because the Night, natuurlijk. En een dreigend Horses, dat overing in Glora. "Normaal gaan we nu van het podium, roepen jullie en keren wij terug", zei ze. "Ik wil geen tijd verliezen, dus: we're back now." Even leek ze boos van het podium af te benen, omdat het publiek toch niet reageerde zoals ze wou. Haar rechterhand en gitarist sinds de prille jaren zeventig, Lenny Keye, keek haar even ongerust achterna toen ze in de coulissen verdween. Maar ze keerde terug, en besloot gewoon nog een tandje bij te steken voor een ruig Rock 'n' Roll Nigger. De punk was even terug, "This is our only fucking weapon, it's the weapon of rock 'n' roll". Waarna ze de snaren van haar gitaar overtrok en een applaus in ontvangst nam. Wat ze wel smaakte, want ze bleef maar op het podium staan - tot Lenny haar kwam halen.
Uit de setlists van vorige optredens in deze tournee blijkt dat de groep regelmatig nummers speelt zonder Smith, dat ze (vaak lange) poëziemomenten inlast. Niets van dat alles in Lokeren. Een slimme, gebalde en gedreven set van een uur. Wat een topwijf.
Nog tijdens zijn optreden, barstte
de discussie al los op het festivalterrein van de Lokerse Feesten: is dit nu
een ongelooflijk langdradige en saaie egotrip van een half-seniele bejaarde
rocker? Of is dit een subliem concert van een eigenwijs genie? Ik ga voor optie
twee: Neil Young en zijn Crazy Horse zorgden voor een fenomenaal hoogtepunt op
de veertigste verjaardag van de Lokerse Feesten. Meer dan twee en een half uur
pure muziek, en geen moment heb ik me verveeld.
Van zodra de 68-jarige Young en zijn
kornuiten het podium opkwamen, wist je al wat er zou komen. De drie gitaren
stonden in een klein kringetje, naar elkaar toegebogen, en startten schijnbaar
achteloos met hun verhaal. Een verhaal dat nooit snerpend was, maar wel
melodieus bleef. Ik had zelf niet het gevoel dat we naar lange solos keken en
luisterden: de gitaar van Young smeekte, juichte, vloekte, jammerde en
troostte. Frank Sampredo zorgde voor weerwerk de ene keer onderdanig in
dienst van de meester, dan nijdig van zich afbijtend. Bassist Rick Rosas, een
oudgediende uit Buffalo Springfield (en vervanger van Billy Talbot, die door
een hartinfarct is getroffen) speelde niet één noot te veel, en drummer Ralph
Molina vergat je bij momenten zelfs. Meer dan 25 minuten later was dat eerste
nummer, het geweldige Down by the River,
afgelopen. En je vond het haast jammer.
De bekroning voor Lokeren kwam in
het slot van de set: Cortez the Killer.
Een nummer uit 1975, maar nog altijd even betoverend. Ook hier weer: de stem
van Young, de teksten (die je beter begreep dan wat hij tussendoor mompelde),
en de manier waarop de gitaren het verhaal gewoon voort vertelden uniek.
Cortez is sowieso mijn favoriete Young-song, en de versie die ik in Lokeren
kreeg, was onvergetelijk.
En tussendoor? Tussendoor maakte The Loner het zijn publiek niet
gemakkelijk. Wie kwam voor de radiohits, droop teleurgesteld af. Ja, het
akoestisch intermezzo (met Blowin in the
Wind van Dylan en Heart of Gold) kon
op wat meer herkenning rekenen, maar zijn songkeuze was meer ingegeven door de
politieke actualiteit dan door de gedachte om occasionele bezoekers te
plezieren.Powderfinger was betoverend, Barstool
Blues hypnothiserend (ook al werd het nummer na tien seconden afgebroken
door een ontstemde Young omdat een gitaar vals stond. Kun je de gitaar
stemmen voor je ze het podium op brengt?, riep hij uit. Naar de roadie of naar
Sampredo, ik weet het niet. Ik weet wat vals is, want ik moet het zingen,
voegde hij er aan toe. Ook hier: geen idee of het een grap was over zijn
zangcapaciteiten, of een sneer naar de valse snaar. Ik gok op de grap want Young
was opvallend vrolijk voor zijn doen, en lachte tijdens een mooi Psychadelic Pill zelfs breeduit.
De ziekte van Billy talbot zorgde er
ook voor dat op de valreep twee achtergrondzangeressen aan de line-up werden
toegevoegd. Talbot nam een deel van de zang voor zijn rekening, wat Rick Rosas
blijkbaar niet kan of wil of mag. Dorene en Yadonna Wise, twee zussen die ooit
één hitje scoorden met hun groepje Mahogany Blue, voegden een extra tikkeltje
soul toe aan het optreden. En ook hier weer viel alles netjes in zijn plooi: de
stem van Young, die van de Wise sisters, en de naadloze overgang naar de stem
van de gitaren Mooi, mooi, mooi.
Het overvolle festivalterrein
(voornamelijk gehuld in zwarte Earth t-shirts,
door Youngs roadies aan de ingang gratis uitgedeeld) kreeg als laatste nummer
een zinderend Rockin in the Free World,
waarna Be the Rain en Whos
gonna stand up and Save the Earth nog volgden. Twee ecologisch
geinspireerde songs (net als die t-shirts, trouwens).
Dus: ja, dit was een grandioos
concert van een geweldige artiest. Op je 68ste is het niet evident
om nog vooruit te kijken naar komende (wereld)tournees, dus zou dit wel eens
een afscheid van zijn Belgische publiek geweest kunnen zijn. En het werd een
afscheid in (pure) schoonheid. Een artiest die put uit veertig jaar
muziekgeschiedenis, die het normaal vond dat songs op plaat negen, twaalf of
veertien minuten duurden en die dat in de herfst van zijn carrière met
bravoure komt spelen, verdient alle respect.
De Lokerse Feesten verloren een deel
van hun eigenheid: het optreden van Young was in een mum van tijd uitverkocht,
zodat vele habitués zich tevreden moesten stellen met een negen dagen-pas (in
plaats van hun gewoonlijke abonnement voor de tien dagen), het terrein stond
overvol, en de rest van de affiche van de vijfde dag liet zich gewillig
degraderen tot een voorprogramma. In ruil kregen de Feesten (en Inge!) een zalig
verjaardagscadeau: een volwaardige set (en geen festivalsetje van Greatest
Crowdpleasers) van een fenomenaal man.
Het is me zelden
overkomen, maar meneer Marr kreeg het voor mekaar. Ik heb een uur lang een man
in beate bewondering aangestaard. Sprakeloos was ik haast het klaterende
gitaarspel, de verrassend goede stem, de songs dit was een optreden waarbij
nu eens àlles klopte. Op het feit na dat het maar een uur duurde. En ook bij
het roze hemdje kun je je vragen stellen
Wie was de geniale
helft van The Smiths? Marr of Morrissey? Als je puur op gevoel afgaat, denk je:
Morrissey. De man heeft de stem, de attitude en het slechte karakter dat The Smiths
groot maakte. En dat dacht ik ook toen
ik de maneen paar jaar geleden in
Antwerpen aan het werk zag. Ja, hij lijkt een enorme eikel. Ja, zijn ego is
waarschijnlijk groter dan dat van de hele Anderlecht-kern samen. Natuurlijk
zorgde de gitaar van Marr voor een groot, belangrijk deel, voor die typische
Smiths-sound. Maar zon gitaar, die vervang je toch gemakkelijk?
Verrassing dus in
Lokeren. Want niet de gitaar, wel de stem is gemakkelijk te vervangen. Waar
Morrissey zich door de Smiths-klassiekers werkte, gesteund door
sessiemuzikanten die vooral heel luid speelden, stond Johnny Marr ontspannen en
(vooral) heel graag op het podium. Stemvast, zonder kapsones, en met een
sprekend gemak schotelde hij twaalf nummers voor. Zes ervan van The Smiths.
Eentje van Electronic, het project dat hij met Bernard Summer van New Order
opzette. En een cover van The Crickets: I fought the Law. Resten dus nog vier
eigen nummers, uit zijn eerste, vorig jaar verschenen, soloplaat.
Marr is een god. Echt
waar. Achttien was hij toen hij The Smiths oprichtte, en de status van
gitaarheld verdiende. Nadien zat hij in The The, in The Cribs, in Electronic,
werkte hij met Neil Finn mee aan 7 Worlds Collide. Twee jaar geleden stond hij
nog relaxed op het podium in Lokeren als begeleider van Brian Ferry.
Onopvallend te zijn ik denk niet dat ik hem één keer hoorde uithalen op
gitaar.
Deze keer deed hij
dat eigenlijk ook niet. Ubercool kwam hij naar voor, op de catwalk, om rustig
Getting Away with it (van Electronic) met flarden gitaar te larderen. Please,
Please Please (van The Smiths) was van een uiterste zeldzame schoonheid
eindelijk hoorde je de song zoals Marr hem vast altijd in het hoofd had. In
Word Start Attack (uit zijn soloplaat) hoorde je waar Franz Ferdinand de
mosterd vandaan haalde. En New Town Velocity (Our last single!) is
gewoon een keigoede song.
Goed: het publiek
reageerde vooral op de Smiths-klassiekers. Panic (als tweede nummer al), Stop me if you think youve heard this
before, een schitterend Bigmouth Strikes Again,en als uitsmijters een geweldig
How Soon is Now? en een subliem There is a Light that Never goes out. Geen
seconde miste je Morrissey. Geen enkel moment hoopte je op die reünie van The
Smiths: laat Marr zijn ding maar doen, tot het einde der tijden. Als dat even
kan. Stop me kondigde hij aan als an old folk song from Manchester,
England, Generate!Generate groeg hij op aan René Descartes, Bigmouth
leidde hij in met de kreetjes Oh no! Im freaking out! Im freaking out!. I fought the Law werd opgedragen aan Joe Strummer.
Dit is één van de
betere optredens uit de lijst. En dan druk ik me zeer voorzichtig uit. Neen, ik
wil niet zover gaan om me aan te sluiten bij zijn laatste woorden: To die by your side, would be a wonderful way
to die. Maar laat Marr asjeblieft terugkeren. Hij is nog maar 51 jaar, er kunnen
dus nog 15, 20 jaar geweldige concerten volgen. Please, Please, Please.
Vorig jaar stond
Motörhead al aangekondigd in Lokeren. Maar toen gooide de crash van Lemmy roet
in het eten. Ook het vervangconcert, in de Brielpoort in Deinze, werd
geannuleerd: Lemmy Killmister had meer tijd nodig om te recuperen van alle
onheil die zijn levensstijl had veroorzaakt. Nu stond de Grote Kaai vol in het
zwart uitgedoste metal-adepten die beseften dat dit hoogstwaarschijnlijk de
allerlaatste keer was dat ze Lemmy aan het werk konden zien.
Lemmy was er dan wel
maar helemaal in orde leek hij me ook niet. Stokstijf achter de microfoon, de
basgitaar in de hand, een kwartier lang van jetje geven. En dan in de coulissen
verdwijnen om Phil Campbell een solo te laten geven. Weer een kwartier later,
en weer verdween Lemmy. Nu mocht drummer Mikky Dee van jetje geven. En toen
keerde Lemmy terug, om te bewijzen dat hij echt nog wel leefde: hij gromde zich
een weg door Rock It, door Lost Woman Blues, door het onsterfelijke en massaal
meegebrulde Ace of Spades, door Overkill.
Het is
onwaarschijnlijk hoeveel herrie drie mannen op een podium kunnen maken. Lemmy
hijgde de verklaring in zijn micro: We are Motörhead and we play Rock n Roll.
Eigenlijk is daarmee alles gezegd. Hun genre is niet bepaald mijn favoriete
vorm van rock. Het zingen van Lemmy kun je bezwaarlijk stichtend noemen voor
komende artiesten. Veel nuances zitten er niet in de beukende drums. En de
gitaar moet dus vooral luid en snel klinken. Maar toch, maar toch: naar huis
rijden met Ace of Spades 34 jaar oud is dat nummer wil toch zeggen dat ik
op zijn minst één nummer herkende en onthield. Niet direct, maar: ik herkende
het.
We zien Lemmy dus
hoogstwaarschijnlijk niet meer terug voor mij was één keer in ieder geval
voldoende. Maar ik zal die ene keer wel koesteren. En verder staalhard
ontkennen dat ik applaudiseerde voor een man die zich in nazi-uniformen laat
fotograferen.
Ik heb het nooit zo
gehad met Hooverphonic. Het is muziek die niet stoort, maar ook niet
begeestert. Op zijn beste momenten kan Alex Callier nummers schrijven én
brengen die naar Massive Attack zwemen. Op zijn beste momenten, zei ik dus. Wat
ook betekent: niet altijd.
Hooverphonic begon
geweldig in Lokeren het was dan ook zowat een thuismatch voor hen. Raymond
Geerts, de gitarist, kwam alleen het podium opgestapt, speelde een riff, en
herhaalde die. En kreeg het gezelschap van twee gitaren. Van David Poltrock op
keyboards. Van Callier op bas. Van een drummer. En van die zangeres, Noémie
Wolfs. En dan herkende je Boomerang. Knap om op een podium ostentatief te
demonstreren hoe je een nummer opbouwt.
Maar: het werkte niet
echt. Geen idee wat er aan schortte, maar het Lokerse publiek reageerde enorm
tam. Na een nummer klonk er nauwelijks wat applaus. Raar. En op zon momenten heb
je natuurlijk het nadeel dat Callier niet bepaald een volksmenner is. Toen hun
Apple laptop het begaf, en het dus twee nummers zonder virtuele strijkers werd
gedaan, gaf hij er een complexe uitleg aan, waar niemand iets van snapte. Een
frontman met iets meer charisma of showmanship in het lijf, had er een
evenement van gemaakt, en het publiek zot gemaakt omdat we Heartbroken in een
zeldzame, uitgepuurde versie konden horen. Nu stonden mensen zich in het haar
te krabben: Wat zei die gast van The Voice nu over Burt Bacharach?, en ging
het moment voorbij.
Een ander manco:
Noémie Wolfs. Van wie de stem af en toe té scherp, te schel klonk. En op die
manier de betovering uit de nummers haalde.
Maar ik wil geen
overdreven kniesoor zijn. Het lijkt iets te vaak op een James Bond-tune, maar:
Hooverphonic heeft intussen toch al aardig wat semi-klassiekers bij elkaar
geschreven. The World is Mine klonk fris en vrolijk en huppelde over de stille
meute heen. Mad About You is een wereldnummer, en zelfs in deze niet-optimale
omstandigheden is het fijn om dat te horen.
Amy MacDonald blijft
voorlopig dat kleine, mooie Schotse zangeresje van die twee geweldige nummers.
This Charming Lady was in Lokeren attent, sexy, en gebruikte haar Schotse
accent als grappige gimmick. Ze klonk bovendien lekker gesteund door een
groepje waar blijkbaar één lid van ontbrak. Misschien verklaart dat waarom
sommige songs iets te hol klonken er leek iets te ontbreken, het volgende
leek te veel op het vorige. Tegen het einde van de set verklapte ze dat ze een
band member misten en viel mn frank.
Ik ken maar een
handvol Schotten, en het zijn stuk voor stuk zalige mensen. Niet dat ik Amy
MacDonald nu ken, maar ze lijkt me net zo zalig. Uitgebreid, uitvoerig en bij
herhaling het publiek bedanken: you look like the happiest audience Ive ever
seen, youre all smiling!, zei ze.
Met haar folkgitaar
en leren broek (jaja, Amy heeft leren . Juist) deed ze er alles aan om het
publiek mee te trekken. Maar dat lukte pas echt met die twee songs. Mister Rock
n Roll en This is the Life. Toen ontplofte het op de Lokerse Kaai. Laat haar
nog een paar van die hitjes scoren, en misschien net iets meer variatie in de
show krijgen (het is behoorlijk moeilijk om mensen enthousiast te houden
wanneer je achter die microfoonstandaard en folkgitaar geplakt blijft staan),
en we zijn er helemaal. Maar voorlopig is ze nog geen Texas, neen.
Magnus ken je van het
bloedstollend mooie Summers Here. Of ken je omdat Tom Barman van Deus en CJ
Bolland het project leven inblazen telkens het leven uit Deus is gelopen. Of
ken je, sinds vrijdag, van de glorieuze terugkeer van Tim Vanhamel. Die van de
Evil Superstars en Millionaire, ja, die. Of misschien kent u Magnus ook
helemaal niet wat op zich nooit een schande is. Aan de beperkte opkomst op de
openingsavond van de veertigste Lokerse Feesten te merken, zijn er wel meer
mensen in dat geval.
Maar Magnus bestaat
dus weer eventjes, en sloot zijn set af met dat wonderbaarlijke Summers Here.
Daarvoor presenteerden Barman, Bolland en de hele groep vooral nummers die
niemand kende omdat hun plaat pas over een maand in de winkels ligt. Niet
evident, zon optreden, en al helemaal niet evident op een festival. Het duurde
dus even voor het publiek door had dat er mocht gedanst en gefeest worden.
Barman was zichzelf prullen met een stemvervormer, de ene keer rappend, de
andere keer zingend. Vanhamel was bijzonder hyperactief, en zorgde voor de
portie rock in de electroset. Zodat alles netjes in evenwicht bleef.
Het is moeilijk om te
oordelen over nummers die je voor het eerst, dan nog in een live-uitvoering,
hoort. Maar één gevoel overheerste toch. De echte wereldnummers gaan naar Deus.
Als je bij Magnus iets hoort dat je als buitengewoon zou kunnen catalogeren,
bekruipt je meteen het gevoel: hei, dit had Deus ook kunnen spelen. Die groep
werpt duidelijk een zware schaduw voor zich uit. Desalniettemin: het is meer
dan zomaar een verdienste om een festivalterrein mee te krijgen met vooralsnog
onbekende nummers. Mission accomplished, dus.
Magnus was een
aardige start van de jubileumeditie van het fijnste festival des lands. Een
beetje vreemd geplaatst, misschien voor hen zorgden de Jeugd van Tegenwoordig
en The Opposites voor geweld en fun en plezier. Magnus was toch iets serieuzer.
Maar: het was een optreden. Wat ik van een dj-set zoals Fatboy Slim, later in
de nacht, vooralsnog weiger te zeggen.
Kiezen is
verliezen. Dat moet zowat het motto zijn van deze RW. Het is een voortdurend
afwegen:wie wil ik absoluut zien, wie
eventueel? Ga ik voor wat ik ken, of probeer ik nieuwe dingen te leren kennen?
En wat moet ik dan missen? En wanneer eet ik iets? En wat?
Er is dus geen best
of RW te maken. Want je kunt niet alles hebben geproefd. Als je dus ergens
leest of hoort dat die groep de beste sound had, de mooiste visuals of de
fraaiste zangeres: geloof die mensen niet. Je kunt alleen maar onder de indruk
zijn (en het proberen in te schatten) van wat je echt zag en hoorde. De rest is
larie. Drie dagen over de wei, van tent naar tent naar hoofdpodium naar
televisiescherm (voor Argentinië-België), en dit is het resultaat. En ja, ik
heb vooral veel hoogtepunten gemist. Maar deze dus niet
Eels, Barn, vrijdag 4 juli
E en zijn
maatje Chet kozen voor een bijzonder gewaagde set: eentje met strijkers.
Onderkoelde kamermuziek in een oververhitte en overvolle tent, maar: het klonk.
Ze startten als echte crooners, met When you wish upon a Star, en je wist
meteen: dit wordt geen gewoon concert. Eels is intussen oud, goed en rijp
genoeg om de Main Stage te vullen, en ze hebben er de hits en de fans voor ook.
Maar die hits bleven vandaag grotendeels achterwege. Breekbare muziek in een
ongewone omgeving, en een publiek dat zich hard inspande om de weg te volgen
die E uitstippelde. A Daisy Through Concrete hoort bij het mooiste dat ik in
Werchter hoorde wat zeg ik, bij het mooiste dat ik dit jaar hoorde. Waar dan
ook. De strijkers, de verstilde trompet, de steel guitar, en Es zachte stem:
het klopte allemaal als een zwerende vinger.
Jack Johnson, Barn, vrijdag 4 juli
Jack Johnson is
een surfer dude: nog meer laid-back is waarschijnlijk strafbaar. Alsof het hem
allemaal niets deed, stapte hij met zijn band het podium van de Barn op, schrok
hij even van het warme en luide onthaal dat hem te beurt viel en startte hij
een bloedmooie set. Zijn maatje-surfer Donavon Frankenreiter (die overigens bij
Johnsons platenfirma zit) zag ik vorige zomer op de Lokerse Feesten, en de man
kon me wel charmeren met zijn mix van easy-goin songs en het hardere gitaarwerk.
Johnson is één en al easy-going. Net voor het verslagje op Radio 1 vertelde ik
Herwig Verhovert dat we een stukje Johnson zouden laten horen. Moet dat echt,
was zijn eerste reactie. En toen hij het had gehoord: Waw, dat was mooi.
Johnson en Eels waren de voorbodes van de kleine muziek die Werchter zou
tekenen. Pure songs, waarbij de stem de drager zou zijn en alle andere
combinaties van instrumenten die stemmen zouden ondersteunen.
Midlake, The Barn, zaterdag 5 juli
Sinds ik
Midlake twee jaar geleden in het Rivierenhof zag en hoorde, is de frontman het
afgebold. Zanger en songschrijver weg: das meestal het einde van een groep.
Vreemd genoeg is van dat vertrek totaal niets te merken: de hippies uit Texas
klinken nog net als twee jaar geleden, en zorgen voor een vroeg hoogtepunt op
zaterdag. Midlake is zon beetje de Alfa Romeo van de muziek: je vergeet altijd
hoe goed ze zijn, tot je er eentje hoort. Geweldige muziek, en toch op geen
enkel ogenblik slaapverwekkend. Een goeie, deinende groove, waar dan de stemmen
in harmonie als een dekentje over worden gedrapeerd. Pure Americana, gespeeld
door mannen met baarden en lang haar. En met een onvergetelijke Dylan-cover: I
shall be released.Plots kwam The Band weer tot leven, leek je naar
The Last Waltz te staan kijken, genoot je van die stemmen en de puurheid van de
muziek.
Tune-Yards, KlubC, zaterdag 5 juli
Interessante
muziek. En daarmee weet je eigenlijk genoeg. Merrill Garbus is een rare vogel.
Ze heeft een geweldige soul- en gospelstem waar ze af en toe ferm mee uithaalt,
maar maakt van haar muziek een circus-act. Gezichten als oude Zapotheken
beschilderd, uitgedost als Pino uit Sesamstraat, en de meest originele
bezetting ooit: basgitaar, twee zangeressen en twee rechtstaande
percussionisten. Met af en toe een sample ertussen, en vooral veel vocale
capriolen die de ene keer grappig, de andere keer behoorlijk freaky waren. Dat
bleek ook uit de reacties van het publiek: de tent was maar half vol, en liep
sneller leeg dan een strandbal. Waarna weer ander volk de tent binnen kwam,
benieuwd, gelokt door de vreemde ritmes en melodieën. Even luisteren, en na
twee of drie nummers besluiten: neen, dit is wat té. Van alles té.
HAIM, Main Stage, zaterdag 5 juli
Dan maar Haim.
Drie mooie zussen die mooie popmuziek maken. The Wire is zon aanstekelijk ding
dat zich tussen je oren nestelt en op zeer ongepaste momenten opduikt. Het
fijne is: dit is lichtvoetige pop, en iedereen vindt dat gewoon ok. Ook de
zussen zelf. Want hoe veel fucks ze ook in de bindteksten smokkelden:
rockchicks zijn het niet, en zullen ze nooit worden. Hun tournee lijkt
eindeloos, maar om nog eens naar Werchter terug te komen, zal er toch eerst een
goeie nieuwe plaat moeten komen. ZO eentje met pretentieloze popsongs. Niemand was
ontgoocheld in Haim, omdat niemand hoge verwachtingen had. Zelfs het beetje
regen kon de luim van de zussen en hun publiek niet kapot krijgen. Lekker!
Agnes Obel, The Barn, zaterdag 5 juli
Agnes Obel is
mooi, ziet er lief en aardig uit, en klinkt zacht. Ze had de verschrikkelijke
pech om te moeten optreden net na de dramatische Argentinië-België, en het
melodrama in haar muziek hielp niet bepaald om Messi & Co te vergeten. Ze
bracht drie strijkers mee twee cellos en een viool, terwijl ze zelf achter
een kwartvleugel zat. De filmische muziek sloeg echter totaal niet aan. Waar
Eels de avond voorheen nog klanktapijtjes had geweven, bleef Agnes Obel steken
in de goede bedoelingen. Een half lege Barn oogde ook helemaal niet als
een gedroomd Twin Peaks-decor. Zonde.
The Black Keys, Main Stage,
zaterdag 5 juli
Gelukkig waren
er Patrick Carney en Dan Auerbach van de Black Keys: they put the rock back
in Rock Werchter. Zonder franjes, rechtoe rechtaan, smerige en vunzige rock
n roll. Met de geweldige stem van Auerbach als ideale opwarmer voor Eddie
Vedder. Geen bindteksten, geen praatjes met het publiek: we are here to
rock, and thats what we do. De regen bleef voorlopig uit de hemel vallen,
maar dat koelde de wei niet af. Noch het publiek. Je voelde vertwijfeling (wie
mag winnen, Nederland of Costa Rica?), en misschien stond deze groep iets te
hoog geprogrammeerd. Maar verdorie, rock n roll heeft lak aan conventies.
Toch?
Pearl Jam, Main Stage, zaterdag 5
juli
Als Bruce
Springsteen en zijn E-street Band ooit stoppen, mag Pearl Jam zich officieel de
beste rockgroep te wereld noemen. Het gebeurt niet zelden dat je wordt omver
geblazen door wat je vooraf had verwacht maar Pearl Jam deed het. 2,5 uur
onversneden rock, van een groep die àlles heeft: de songs, de sound, de
attitude en the voice. Van bij de allereerste noten (Rearviewmirror) was het
duidelijk dat de mannen er schik in hadden: het plezier spatte van het podium,
het gitaarspel werd pure seks, en Vedder liet zijn demonen over de wei los.
Geweldig, indrukwekkend, verbluffend.
In de jaren
tachtig luisterden we naar platen die toen al twintig jaar oud waren, zei
Vedder. Van The Who, en andere Britse bands. Er was gewoon niks anders. Tot
die ene fantastische plaat uit kwam, en alles veranderde. Die plaat kwam van
The Pixies.
Die Pixies
traden verdorie op hetzelfde moment op, in The Barn. Diegene die het in zijn
hoofd haalde om die twee groepen om hetzelfde ogenblik te laten spelen, verdient
een jarenlange verbanning naar de goelag van het Schlagerfestival. Kiezen was
deze keer dus echt verliezen de flard Where is my mind die Vedder in
de set smokkelde, was niet eens een pleister op een houten been.
Eddie Vedder
dronk wijn, vertelde verhaaltjes, maar vooral: deed zijn job als frontman van
een geweldige groep. Indrukwekkend, dus, zoals ik al zei. En nog eens:
indrukwekkend.
Angus en Julia Stone, Klub C, zondag 6 juli
Een Australisch
broeder/zuster-paar dat folk brengt zoals het in de jaren zestig werd gebracht.
Netjes, om beurt, een liedje zingen. Hij vaak met de akoestische Neil Young in
het achterhoofd. Zij, engelachtig stemmetje. En toch zat de Klub C stampvol.
Meer nog: de songs werden geapprecieerd, beluisterd, er werd meegezongen. Wat
toch wel verrassend was: de vele jonge mensen in de tent leken me, zelfs de
meisjes met bloemetjes in het haar, mijlen ver van deze folk te staan. Toen
Julie Girls just wanna have fun bracht, hoorde ik een jonge gast naast
me zeggen: Oh ja, dat ken ik het is van eh . Van Cindy Lauper, hielp ik
hem. Juist, ik wist dat het al heel oud was, zei hij. Waarvoor dank.
Passenger, Klub C, zondag 6 juli
De verrassing
van de dag. Niet dat Mike Rosenberg iets verrassend deed blijkbaar herhaalde
hij gewoon zijn set van vorig jaar. Niet dat iemand daar om maalde: de Klub C
stond propvol. Van de eerste seconde dat hij het podium op kwam, greep
Passenger (de man en zijn akoestische gitaar, méér is Passenger niet) de
tienduizend man bij het nekvel, om ze niet meer los te laten. Constant contact
zoeken en vinden, grapjes maken, liedjes onderbreken, vragen om mee te zingen,
gemeend verbaasd zijn door de haast gewijde stilte wanneer het moest. De
wolkbreuk die Werchter in een modderpoel zou herschapen, hielp bij dat gevoel:
de verbondenheid van Zij Die Schuilden, en intussen de busker konden meemaken.
Neen, het is niet vernieuwend, wereldschokkend of vooruitstrevend. Het is: een
man, een gitaar, een stem en een handvol goeie songs. Met die toch wel beperkte
middelen een meute zo lang in de ban houden, is een gave, een kunst.
Birdie, Franz Ferdinand, zondag 6 juli
Birdie is een
mooie vrouw. Van waar ik stond, leek het trouwens alsof ze haar broek was
vergeten. Mooie liedjes, ook, die mooi gezongen worden. Maar in tegenstelling
tot Passenger, kreeg ze geen contact met haar publiek. Ze zong die deuntjes, de
mensen luisterden, je verliet The Barn en je was het alweer vergeten. Zo gaat
dat.
En zo gaat dat
ook met Franz Ferdinand: openen met een resem hits, trekken en sleuren om de
wei mee te krijgen, en uiteindelijk vaststellen dat dat lukt. Na een uur vroeg
ik me af wanneer ze hun tweede nummer eindelijk zouden inzetten. Een grapje,
natuurlijk alleen lijkt het allemaal nogal veel op elkaar. Maar qua
festivalgehalte: een dikke pluim.
Kings of Leon, Main Stage, zondag
6 juli
En daar waren
de Lion Kings weer. Voor de zoveelste keer. Geeuw. Vorig jaar zorgden ze voor
een verschrikkelijk concert op Werchter: saai, ongeïnteresseerd, zelf verveeld
omdat ze Kings of Leon zijn. Was het deze keer beter? Het was iets beter, ja:
er werd al eens gelachen, en ze klonken ook een pak snediger dan vorig jaar.
Maar er gebeurt zo fucking weinig tijdens hun optreden. Entertainment is méér
dan gedreven gitaarrock spelen. Het is werken tot je de laatste rij op de wei
hebt overtuigd, en niet achter de microfoonstandaard bevroren staan je ding
doen. Bon, ze stonden hier duidelijk minder tegen hun zin dan een jaar geleden,
en de respons op de wei was navenant minder koel. Maar een goed, groots
optreden was dit echt niet.
Stromae, Main Stage, zondag 6 juli
Het feit dat
zowat iedereen de Kings of Leon bleef uitkijken, heeft meer te maken met de
afsluiter van RW dan met die Kings zelf. Stromae moest alleen maar komen en
kijken: gewonnen had hij vooraf af. Het publiek was klaar voor het genadeschot
na de regen, de modder en de kou zouden ze een feestje bouwen met onze nieuwe
Belgische trots. Of die dat nu zelf wou of niet.
Hij wou het.
Een uur lang. In een perfect uitgekiende show visueel verbluffend, met een
zanger die een geweldig acteur is. Maar ik lees en hoor iets te veel over dat
visuele, over dat scenario, over de kleren en de kleuren. Want uiteindelijk
gaat het om de muziek. EN dat tjsa. Dat is toch wel eerder beperkt.
Niet dat iemand
zich daar aan stoorde: Ta fête werd luid en enhousiast meegezongen, en na dat
eerste nummer zou het zingen en dansen niet meer ophouden. Wat de man ook had
gedaan, het feest zou en moest doorgaan. Mooi hoor, zon wei die collectief uit
de bol gaat. Maar eerlijk: het doet me meer denken aan de idolate en slaafse
manier waarop de wei in Lokeren, vorig jaar, reageerde op Netsky, dan op het
meeslepende optreden van Pearl Jam. Een geval van collectieve hysterie, meer
dan een echt hoogstaande muzikale prestatie. En neen, slecht was het ook niet.
Het is gewoon niet mijn ding, die Stromae.
Thuis, maandag 7 juli
Eindelijk een
lange, hete douche. Eindelijk eten met mes en vork. Eindelijk gewone schoenen
aan de voeten. De veertigste editie van Rock Werchter was er voor mij een van
Pearl Jam enerzijds, en van de kleine muziek anderzijds. Zo veel artiesten die
hun nek uitstaken en breekbare, intieme muziek brachten: chapeau.
Maar dat kan natuurlijk alleen maar met een publiek dat er open voor staat. Ik
weet niet in hoeverre Rock Werchter er verantwoordelijk voor is, maar: het
Belgische (festival)publiek heeft smaak. Uit de bol gaan bij Major Lazer of The
Subs, maar ook stilletjes Eels en Angus & Julia Stone smaken.
Ergens in de jaren tachtig zag ik in Vorst de oude James Brown. Het was een draak van een concert. Toen de man een jaar later terugkeerde naar Vorst, betaalde ik wéér achthonderd frank. Want ik was er van overtuigd dat de Godfather geen twee slechte optredens kon geven: het had aan mij gelegen, ik had die eerste keer een slechte dag, een slechte plaats. Die tweede keer was nog slechter dan de eerste.
Ik beloofde toen dat ik nooit nog naar optredens van oude mensen zou gaan. Liever de herinnering van oude live-platen en studio-albums koesteren, dan Goden zo te zien afgaan. Ik bedankte dus voor de Stones, toen die naar België kwamen. Keer na keer na keer weigerde ik Jagger & Co te gaan zien: oude mensen op een podium? Wegblijven.
Ik weet intussen beter: bekijk het lijstje met concerten van de laatste vijf, zes jaar, en er zitten heel wat oudjes bij. Hell, Springsteen is de zestig al ruim voorbij. Wat is dus nog oud?
Wel, de Stones zijn oud. Charlie Watts: 73. Jagger & Keith: 71. Ron Wood: 67. Ze bestaan al 52 jaar - dat zijn dus 13 WK's. Dertien voorrondes, 13 eindrondes, 13 finales. En om de voetbaltermen te blijven: met de opstelling verrassen ze ons al lang niet meer. De extra spits MickTaylor was aangekondigd voor 2 songs, en kwam ook voor 2 songs. Hun tactische plan heeft ook geen geheimen meer: ze spelen niet vanuit de omschakeling, maar kiezen rechttoe rechtaan voor de aanval. Spelen de tegenstand en het publiek plat. Wam bam rock 'n' roll. Het verloopt van een finale met de Stones is dan ook voorspelbaar - de hele tour lang spelen ze 19 liedjes, in de zelfde volgorde. Eentje mag het publiek vooraf online kiezen - je krijgt de keuze uit vijf. En Angie en Wild Horses worden afgewisseld; Samen zijn dat dus 25 songs die ze in de computers hebben zitten. En dat is genoeg.
Waren ze nu goed, subliem, gewoontjes, routineus of archislecht? Want de meningen lijken nogal uiteen te lopen.
Wel, ze waren de Rolling Stones. Ze waren wat niemand anders is geweest, wat niemand anders ooit kan zijn. De Stones. Laat het alle groepjes of muzikanten van de wereld spelen, maar nooit klinkt Satisfaction als Satisfaction met Mick & Keith. En geloof me: I tried.
Vuurwerk dus, letterlijk en figuurlijk, toen de finale van het WK TW Classic eindelijk werd afgetrapt. Met Jumpin' Jack Flash. Pompen met You got me rockin'. Vuisten in de lucht bij It's only Rock 'n' Roll. Sidderen en beven bij Tumblin' Dice. Mijmeren bij het mooie Wild Horses (en niet Angie). Genieten van het nieuwe Doom&Gloom. En dan toch even verrast bij een verrassing die je van ver zag aankomen: It's All Over Now, van de vrijdagnacht overleden Bobby Womack.
Het was fijn om de Stones te zien. De grappige bindteksten die Jagger van de autocue aflas (Het is fijn om terug in Werchter te zijn, of: 'Proficiat voor jullie Rode Duivels, hé). He still moves like Jagger.
Neen, het was geen feilloze set. Het blijft, ook na 52 jaar, een raadsel waarom Keith per sé midden in de set twee nummers mag en wil zingen. Of het moet zijn dat Jagger op dat moment een extra shot EPO krijgt, of aan de zuurstoffles hangt. Midnight Rambler was demonisch, maar iets te lang uitgesponnen om de neutrale toeschouwer (alsof die er was) geboeid te houden. Maar in tegenstelling tot pakweg de Simple Minds, weten de Stones maar al te goed wat ze doen. De Stones zijn, dus, en die Stones zorgen voor ambiance, zwepen hun publiek op, bouwen op naar de finale: na Gimme Shelter volgden Start Me Up, Sympathy for the Devil (jaja, met Jagger in een zwart-geel-rood ensemble), Brown Sugar, You can't always get en Satisfaction. Sneller, harder, beter.
Het was dus bijzonder plezant, en tegelijk wat bevreemdend. Want je besefte: deze groep zie ik waarschijnlijk nooit meer terug. Charlie kan toch niet blijven zitten tot hij helemaal tot een Decap-orgel is verworden (waarvan alleen de armen en één been bewegen)? Jagger kan toch niet blijven heen en weer hollen? Keith moet toch ooit voelen dat zijn bloed door alcohol en drugs is vervangen, in de jaren zestig en zeventig? En Ron Wood, die rookt als een ketter op dat podium - ooit komt toch de fatale, laatste hoestbui? Al weet je natuurlijk nooit: de heren hadden er duidelijk schik in. Misschien keren ze dus toch ooit nog eens terug, voor een laatste keer. En ja, ik zal er dan ook weer zijn. Want oude mannen, die hebben toch wel iets. En met een pruik links en rechts, met een extra portie EPO, met de hulp van een extra computer en/of achtergrondzanger(es) zou het nog wel kunnen ook.
Na het geweld van Triggerfinger, mochten de Schotse Simple Minds de laatste prikjes uitdelen voor de Rolling Stones de genadestoot zouden toedienen. Jammer genoeg werd het een slaapwekkende vertoning. Zowel voor de groep als voor het publiek. Wat een zonde.
De Simple Minds kleurden een belangrijk deel van mijn jeugd in. Ik zag ze ooit in Top of the Pops, en liep daarna weken lang de platenwinkels van Kortrijk af, op zoek naar Promised you a Miracle. Want dat was nieuw, nooit eerder gehoord. Uiteindelijk vond ik een dure 12 Inch-uitvoering, import. Vijfhonderd frank. Met op de achterkant: Theme for great cities. En dat was nog aparter, nog anders, nog beter. De LP die uiteindelijk zou volgen was één van de weinige die links in de platenkast stond - niet alfabetisch zoals alle andere, maar klaar, bij de hand, bij het vijftal waar ik altijd naar teruggreep. Under a blood red sky van U2 stond daar ook, met The River.
Hun eerste passage op Rock Torhout haalde me definitief over de streep. Jim Kerr had niet de kracht van een Bono, niet het seks-appeal van Annie Lennox, niet de passie en mystiek van Peter Gabriel. Dat waren nog eens affiches, toen, bedenk ik me nu. Van Morrisson sloot toen af, Warren Zevon was een opwarmer, aperitiefconcert op piano. Als ik me niet vergis, wisselden de Simple Minds en U2 ter elfder ure ook van plaats op de affiche. Maar Kerr, die was dus wel ok: hun optreden was behoorlijk indrukwekkend, hoewel het pathos er af en toe al te dik op lag - toen al.
Nu lag er niets op. Minderwaardige songs, die dan ook nog eens inspiratieloos werden gebracht. Mandela Day: wat een draak van een lied. Eén hoogtepunt: I Travel. Maar verder sjokte Kerr over het podium, beloofde hij vuurwerk maar bracht hij natte lucifers. Het grootste drama: de wei was er klaar voor. Mensen veerden op bij Don't You, om zich terecht af te vragen waar de rest van de hits bleven. Want de Simple Minds maakten een compleet zootje van de setlist: geen opbouw, niet toewerken naar een hoogtepunt - de wei kreeg niet de extase die ze verwachtte, verdiende - en in de meeste gevallen waarschijnlijk zelfs nog kende van eerdere passages. Jammer? Doodzonde. De groep stond tegen zijn zin te spelen, rammelde de noten af - in de juiste volgorde, maar méér verdienste kun je hen echt niet toedichten.
De jaren tachtig keren nooit terug - ik hoopte dat al toen ik Don Johnson zag bij Graham Norton. Nu weet ik het zeker. Het is hoog tijd dat ook de restanten van de Simple Minds dat beseffen. Het is te laat om er een mooi slot aan te breien, dus dan maar gewoon de stekker eruit.