1. Medjugorje: De IIPG [International Internet Prayer Group] [Deel 33]
Joes verhaal
Onophoudelijk begenadigd
In 1977 werd ik voor de zoveelste maal overgeplaast, waarbij mijn vliegschema voor het grootste gedeelte wegviel. We kochten een huis en voelde mij aangetrokken om mee te werken in de plaatselijke parochie. Ik was niet erg op de hoogte van de veranderingen van Vaticaan II. Ik werd lid van de "Rite of Christian Initiation of Adults [RCIA]" door het sponsoren van de echtgenoot van een parochielid. Ik voelde nood aan het helpen van mensen in de Charmismatische bewegingen en de Ziekenhulp. In een goddelijke strijd of iets van die aard, nam ik een boek vast en mijn aandacht ging onmiddellijk naar de 15 gebeden van de Heilige Birgitta van Zweden. Mijn tante heette ook Bridget en zo besloot ik om dieper na te gaan waarvoor deze gebeden allemaal gingen. Ik bad deze gebeden elke dan en ontving elke dag de Heilige Communie en dit voor meer dan een jaar. Marias Boom des Levens was in mijn hart geplant.
In 1980 kreeg mijn dochter de diagnose van een geestelijke handicap en het was dit voorval dat mij de genade verleende om terug te keren tot de Kerk. Ik kon het alleen niet meer aan. Ik struikelde en viel de hele tijd door, maar Jezus bracht mij telkens opnieuw recht. Op een avond, toen de ik Droevige Mysteries aan het bidden was, was ik echt aan het mediteren over Jezus lijden. Ik vroeg Hem hoe groot het gewicht was van al onze zonden en, geloof me of niet: gedurende van 1/50 ste van een seconde, heb ik inderdaad dit gewicht mogen voelen. Ik voelde me krachteloos op mijn stoel, zonder dat ik nog één spier kon bewegen. Sindsdien wou ik steeds een beetje van Zijn gewicht dragen, maar ik denk dat ik enkel maar bijdroeg tot het gewicht.
Bron: IIPG
Vertaling: Chris De Bodt
2. Dagboek van de H. Zr. Faustina Kowalska [aflevering 139]
Schrift 1
315. + Moeder Gods, Uw ziel was in een zee van bitterheid gestort, zie naar Uw kind en leer het lijden en in lijden lief te hebben. Sterk mijn ziel zodat de smart haar niet breekt. Moeder van genade, leer mij met God leven.
316. Eens is de Moeder Gods mij komen bezoeken, ze was bedroefd en met neergeslagen ogen. Zij liet mij verstaan dat ze me iets te zeggen had maar het leek me dat ze het niet wilde zeggen. Toen ik het begreep begon ik tot haar te bidden het mij te zeggen en naar mij te zien. Op een bepaald moment bekeek Maria me met een glimlach en zei: "Gij zult een bepaald lijden doormaken vanwege uw ziekte en de dokters, door die Beeltenis zal veel lijden over u komen, maar vrees niet." De volgende dag was ik ziek en leed ik veel zoals de Moeder Gods mij gezegd had, maar mijn ziel was bereid dat lijden te doorstaan. Het lijden is de trouwe gezel van mijn leven.
317. O, Mijn God, mijn enige hoop, ik heb al mijn vertrouwen op U gesteld en ik weet dat ik niet zal teleurgesteld worden.
318. Soms voel ik na de heilige Communie, op een bijzondere tastbare wijze, de aanwezigheid van God. Ik voel dat God in mijn hart is. En het feit dat ik Gods aanwezigheid in mijn hart voel, stoort mij niet in het volbrengen van mijn plichten. Zelfs in de belangrijkste zaken die mijn aandacht opeisen, verlies ik niet de aanwezigheid van God in mijn ziel, en ik blijf nauw met Hem verenigd. Met Hem ga ik naar mijn werk, met Hem ga ik naar de recreatie, met Hem lijd ik, met hem verheug ik mij, ik leef in Hem en Hij in mij. Ik ben nooit alleen want in alle momenten Hij is mijn gezel. Hij is bij mij aanwezig op elk ogenblik. Onze vereniging is inniger dan de eenheid van bloed en leven.
319. 9.8.1934. Nachtaanbidding van de donderdag [41]. Van elf uur tot middernacht hield ik mijn uur aanbidding. Ik heb deze aanbidding opgeofferd voor de verstokte zondaars en bijzonder voor hen die het vertrouwen in de goddelijke barmhartigheid verloren hebben. Ik overweeg hoeveel God geleden heeft en wat een onmetelijke liefde Hij ons betoond heeft, maar wij geloven niet dat God ons zo bemint. O, Jezus, wie zal het begrijpen? Wat een pijn voor onze Redder en hoe zal Hij ons overtuigen van zijn liefde als zelfs zijn dood ons niet kan overtuigen? Ik heb de hele hemel uitgenodigd met mij eerherstel te brengen aan de Heer voor de ondankbaarheid van bepaalde zielen.
[41] In de congregatie van de M.G.D.B. was het de gewoonte dat de gezonde zusters de donderdagavond van 21 tot 22 uur "Heilig Uur" deden tot eerherstel voor de zonden. De eerste vrijdag van de maand was er de ganse nacht aanbidding. Elk uur losten de zusters elkaar af.
Vertaling: Pater Alfons J. Smet en Geertrui Schonken
4. Fatima in Lucia's eigen woorden: "De Oproepen" [aflevering 22]
De Engelbewaarder
Tot nog toe wenste ik niet om nog meer te vertellen over deze verschijningen dan ik hoefde te vertellen om op te vragen te kunnen antwoorden die mij werden gesteld. Vandaag doe ik dit echter, niet met de bedoeling om te bevestigen of het al dan niet de Engelbewaarder was, maar om u te vertellen van Engelbewaarders werkelijk bestaan, en dat ze door God zijn geschapen om Hem te dienen, te aanbidden, te loven en te prijzen. Het ik eveneens zeker dat God, in Zijn overvloedige goedheid en barmhartigheid aan ieder van ons een Engelbewaarder heeft toevertrouwd om ons te begeleiden, te helpen en om over ons te waken.
Ik vertel u dit zonder omwegen, niet alleen omdat het mij gegeven was om dit alles te kunnen waarnemen, want zonder dit gebeuren zouden mijn woorden weinig overtuigend klinken. Ik vertel u dat God ons in de sacrale bladzijden van het Oude en het Nieuwe Testament heeft willen inwijden. U bent vrij om al dan niet te geloven wat ik zeg, maar men kan de woorden van God, vervat in de Heilige Schrift niet ontkennen. Laat ons daarom sommige uittreksel van ervan dichterbij bekijken, waarin God aan ons de waarheid onthuld over de Engelbewaarders.
Toen Mozes de woestijn doortrok om het volk van God naar het Beloofde Land te leiden, zei de Heer tot Hem: "Ik stuur een engel voor jullie uit om je op je tocht te beschermen en je naar de plaats te brengen die ik voor jullie bestemd heb. Neem je voor hem in acht, gehoorzaam hem zonder tegenspreken, want hij handelt in mijn naam en zou jullie je opstandigheid niet vergeven." [Exodus 23: 20-21]
Vertaling: Chris De Bodt
3. Fin du Monde présent et mystères de la vie future [aflevering 139]
Vierde Lezing: Over het Vagevuur
Deel 2
Arme overledenen! Na weinig dagen in spijt en rouw doorgebracht, na enkele eerbetuigingen zoals het past, zullen jullie weer begraven worden in een wreder en kouder graf dan eerst, het is de harde, onmenselijke, vergetelheid, meedogenloze vergetelheid, een lijkwaad gelijk, het laatste kleed voor jullie verpulverde ledematen..., de vergetelheid die over jullie stille woningen zweeft en die niemand nog zal bezoeken, je vergeten naam die niemand meer zal uitspreken, je vergeten haard in de harten van vrienden en kinderen waar je nagedachtenis niet meer opkomt in een toespraak of een onderhoud. Ja! De diepe, complete, ongeneeslijke vergetelheid en dat ondanks het verscheurende afscheid dat plaatsvond, ondanks de onsterfelijke bezwering en het zo tedere verzet [E.P. Félix: Discours sur les morts].
Eens ontmoette Onze Heer Jezus Christus aan een bad een zeer ongelukkige man. Hij had een doodsbleek gezicht met doffe blik en stijve en verdroogde lede maten. Hij lag roerloos verlamd aan de rand van het Reinigingsbad waarlangs de menigte liep en blootgesteld aan het weer en de smaad van de lucht. Om hem te genezen was het overbodig handige artsen te raadplegen, valleien en bergen af te zoeken om medicamenten of zeldzame en onbekende planten te vinden. Het volstond hem een lichte duw te geven en hem in het bad neer te laten op het ogenblik dat de engel van de Heer erin neerdaalde om het water te roeren. En nochtans, in een zo bevolkte stad als de hoofdstad van Judea te midden van die toeloop pelgrims die uit alle windstreken kwamen voor de feesten, was er geen verwante of een vriend om hem die makkelijke dienst te bewijzen. Maar Jezus, bij het zien van die lamme, voelde medelijden in zijn goddelijk hart en zei hem ontroerd: Ongelukkige, wil je niet genezen? En de ongelukkige antwoordde: "Maar, heer, hoe kan ik? Ik heb niemand, niets eens een voorbijganger, om me in het bad te duwen wanneer de engel er neerdaalt om in het water te roeren, hominem non habeo ut, cum turbata fuerit aqua, mittat me in piscinam." [Jo 5,7] Moge deze ongelukkige lamme ons, onder prangende trekken, de zielen voorstellen waarvan ik de klachten beschrijf! Ze zitten aan de rand van het bloedbad dat de wereld heeft gered: Ze bezitten niet de macht om er de vruchten van te plukken of er zelf de versterkende druppels van te krijgen... En zie, al jaren smeken ze ons tevergeefs en gefolterd worden bij gebrek aan een helpende hand.
Bron: Abbé Arminjon
Vertaling: [Broeder Joseph]
4. Docudrama: Het Evangelie volgens Mattheus [24/26]
Het Evangelie van de apostel Mattheus, het tweede Evangelie van de vier, wordt hier mooi naar voor gebracht in een getrouw en krachtig docudrama van de Bijbelse tekst. Het Evangelie van Mattheus reconstrueert nauwgezet en trouw het tijdperk van Jezus tijdens een onstuimgie periode dat de loop van de geschiedenis zou veranderen. Acteurs zijn Richard Kiley, Bruce Marchiano, Mattheuw Roberts, Gerrit Schoonhoven en Joanna Weinberg. Het docudrama is ingesproken door Christopher Plummer. Het drama is geregisseerd door Regardt Van Den Bergh, dateert uit 1996 en duurt 4 uur en tien minuten.
7. Benoite, de herderin van Notre-Dame du Laus [Aflevering 52]
Hoofdstuk 2: De verschijningen in het Ovendal
Twee bijzondere feiten
Louis Tanc had zijn pastorij opgezegd in december 1678 en stierf ter plaats kort daarna. Een religieuze geest zag een duidelijk oordeel van God in de beproeving van de schuldigen in deze beide feiten: Gaillard is blij het te kunnen onderstrepen en Benoîte voor te stellen als de tolk van de goddelijke barmhartigheid tegenover de berouwvolle zondaars.
Onze oude aartsdiaken haalt nog twee nieuwtjes aan waarbij de herderin nog meer naar voor komt.
"In de weide van een dorpsmeisje onlangs wees geworden dat Benoîte zegt zorg te dragen voor haarperen, ervan te eten en te beletten dat andere er nemen. Bij haar terugkeer s avonds vult ze een schort om uit te delen aan haar baas en de dorpelingen. De Maagd verschijnt haar, zegt dat zeer niet zoveel had moeten nemen, 5 of 6 was genoeg. Dit eenvoudig kind werpt ze alle in het dal: de Moeder Gods berispt haar, beveelt haar ze op te rapen en aan de voet van de boom te leggen; Wat ze deed zonder er één achter te houden." Dit plotse gebaar van Benoîte is geen ontgoocheling maar een simplistisch gehoorzamen: het zou op zijn plaats zijn onmiddellijk voor het volgende feit dat de vetes tussen naburige dorpen in het licht stelt.
De schapen van Benoîte bleven op de plek waar Benoîte de goede Moeder zag, maar haar geiten trekken opeen dag nar de bergtop waar een schuur stond van een inwoner uit Remollon. Zijn gezellen zeiden hem dat hij verplicht werd een kazuifel en een albe deed betalen om te aangebrachte schade in het bos van Saint-Etienne te vergoeden en (raadden hem aan) de geiten mee te nemen naar de schuur. Hij deed dat en om de inwoners een schadevergoeding op te leggen deed hij hen door zijn veld trekken. Dan doet hij ze de hele dag op het veld rondlopen en haalt s avonds al hun melk op.
Benoîte is bedroefd voor het verlies van haar geiten, vraagt ze terug aan de dief en die ze niet wil teruggeven vooraleer een schadevergoeding voor zijn veld te krijgen. Benoîte weerlegt dat ze schade hebben aangericht, dat de Dame haar alles over hun list verteld heeft en dat ze haar raadgevers had aangeduid. Daarom gaf hij ze terug. Ze brengt ze terug naar haar kudde, bedroefd dat ze zo vermagerd en uitgemelkt zijn. Maar wat haar verrast en ook verheugt is het feit dat ze bij het melken meer geven dan gewoonlijk, waarvoor ze God en zijn heilige Moeder bedankt."
Dit smaakvol verhaal schijnt toch wat verfraaid door onze verteller: het toont tenminste de gedurfde ijver van de herderin aan om de belangen van haar baas te verdedigen.
Vertaling: Broeder Jozef
10. Jezus' tijdgenoten [aflevering 268]
Josephus Flavius
Nadat ik mijn medeafgezanten had laten gaan en had teruggestuurd naar Jeruzalem, wijdde ik me aan de bewapening en versterking van de steden. Ik liet de meest onverschrokken terroristen bij mij komen, maar merkte dat ik niet in staat was om hen te bewegen om hun wapens neer te leggen. Daarom haalde ik het volk over om hen geld te geven. Ik maakte hen duidelijk dat het beter voor hen was om vrijwillig een beetje te geven, dan dat ze moesten toezien hoe zij van hun bezittingen werden beroofd. Ik liet het tuig onder ede verklaren dat zij zich niet in het district zouden ophouden, tenzij hen gevraagd werd om te komen, of als hun soldij niet zou worden betaald. Daarna stuurde ik hen weg, en bedong dat zij geen gevecht met de Romeinen of met hun omringende buren zouden aangaan. Mijn belangrijkste zorg was immers om in Galilea de vrede te bewaren. Daarom nam ik mij voor om de belangrijkste Galileeërs, in totaal zeventig man, maar wel onder het mom van vriendschap, te gijzelen om hun loyaliteit te waarborgen. Tijdens mijn rondreis sloot ik vriendschap met hen, maakte hen tot mijn metgezellen en liet hen oordelen in rechtszaken. Ik sprak mijn vonnissen alleen maar uit als zij het daarmee eens waren, terwijl ik mijn best deed om aan de eisen van het recht te voldoen, en bij die beslissingen mijn handen niet vuil te maken aan enige omkoperij.
Ik was nu ongeveer dertig jaar oud, een leeftijd waarop het voor niemand gemakkelijk is om te ontsnappen aan de lasterpraatjes van jaloerse mensen, zelfs als hij zich onthoudt van het toegeven aan ongepaste verlangens, vooral als hij een hoge positie bekleedt. Ik had geen enkele vrouw benadeeld, en de geschenken die mij werden aangeboden had ik geweigerd, omdat ik daar geen behoefte aan had. Ik had ook niet de tienden, waar ik uit hoofde van mijn priesterschap recht op had, in ontvangst genomen van de mensen die mij die aanboden. Ik moet echter toegeven dat ik, nadat wij de Syriërs hadden overwonnen, deelde in de buit die werd behaald op de mensen, die in de omliggende steden woonden en dat ik dat naar mijn verwanten in Jeruzalem had gestuurd. Hoewel ik Sepphoris twee keer met geweld had ingenomen, Tiberias vier keer en Gadara een keer, en Johannes, die herhaaldelijk verraderlijke hinderlagen voor mij had gelegd, onderworpen en gevangen genomen had, had ik hem en die andere mensen niet gestraft, zoals zal blijken uit het vervolg van dit verslag. Ik denk dus dat God, [10] die altijd weet wanneer mensen doen wat ze behoren te doen, mij nog steeds uit handen van mijn vijanden heeft gehouden en mij ook later heeft beschermd, telkens als ik in groot gevaar verkeerde. Daar zal ik het later nog over hebben.
Vertaling: Broeder Joseph
7. Het sacrament van de Eucharistie [deel 3]
Dit vraagt enige overweging:
Brood des Levens
Brood! Loopt u soms ook het water in de mond bij het ruiken van versgebakken brood?
Vooral als je grote honger hebt kan een korst van het verse brood bijzonder goed smaken.
Nochtans heeft het gewone brood veel aan glans verloren. We zijn zo verwend met koffiekoeken en ander gebak dat er wel eens wordt neergekeken op een simpele boterham.
Tijdens de oorlog werd brood wel naar waarde geschat, er werden schatten voor neergeteld voor een brood zonder zaagsel. Mensen die de oorlog hebben meegemaakt weten het nog zeer goed, brood kunnen eten was een zegen en de dankbaarheid voor een snee brood was zeer groot.
Zijn wij nog dankbaar voor ons brood? [Dit kunnen we leren door te vasten op water en brood]
Jezus vergelijkt zich in het evangelie met brood, Hij zegt: Ik ben het Brood des levens. [Joh. 6, 41-51] [Door te vasten op water en brood bereiden we ons voor op de H. Communie]
Toen Hij deze uitspraak deed, had brood nog grote waarde. Brood was het eten van de arme mens. Brood was een kwestie van overleven of niet.
Jezus zegt ook vandaag tot ons: Ik ben het Brood des levens.
Welke betekenis heeft dit voor ons? Voor u persoonlijk?
Is het een simpele boterham die zonder beleg niet gelust wordt of is het brood dat zo kostbaar is, dat we er schatten voor zouden uitgeven om het te kunnen eten?
Als Jezus zegt: Ik ben het Brood des levens en daarna bij het Laatste Avondmaal de eucharistie heeft ingesteld, zich daar als brood voor ons gegeven heeft, dan meent Hij oprecht dat dit voor ons levensnoodzakelijk is.
Hij wil dus voor ons het levensnoodzakelijke zijn.
Anne Van Der Sloten
11. A.C. Emmerich: Het openbaar leven van Jezus [aflevering 94]
Hoofdstuk 2: Johannes De Doper tot het doopsel van Jezus
Johannes doopplaats te Ennon Melchisedek
Het gewest Salem [Salim], waar hier gedoopt wordt, is hoogst aangenaam en waterrijk. Het dorp Salem ligt aan beide zijden van een bijrivier van de stroom, maar Ennon [met de doopplaats] ligt aan de overzijde van de Jordaan, meer noordelijker dan ;Salim en nader bij de Jordaan en is groter. Er weidt vee in de omstreken. Vele ezels grazen op de groenen weiden rondom de vele wateren. Het is hier bij Salim en Ennon een soort vrijgewest. Het geniet een aloud privilegie, krachtens hetwelk men hier niemand weg mag drijven.
Te Ennon had Johannes zijn hut op de oude grondmuren van een oud, groot gebouw. Het terrein was geheel verwilderd, overgroeid en met gras bedekt. Hier en daar was er een hut op gebouwd. Die grondmuren waren het fundament van een oud tentkasteel, dat Melchisedek hier gehad had. In verband met deze plaats heb ik allerlei taferelen uit een vroeger tijdperk gezien, waarvan ik mij alleen nog dit herinner dat Abraham hier een visioen had en twee stenen oprichtte, een om op te knielen en een ander om tot altaar te dienen. Ik kreeg ook zijn visioen te zien. Het was een stad van God, gelijk het hemelse Jeruzalem en er vloeiden stromen van water uit neder. Er werd hem ook bevolen te bidden voor de komst van die stad Gods.
Het water dat uit de stad neerstroomde, vloeide naar alle zijden. Abraham kreeg dit visioen een vijftal jaren eer Melchisedek hier zijn tentkasteel begon te bouwen. Ook heb ik Melchisedek een kasteel bij Salim zien bouwen.[Bedoeld is hetzelfde, juist genoemde kasteel]. Doch het was eerder een soort van tent met gaanderijen en trappen rondom in de trant van het kasteel van Mensor in Arabië. Slechts de grondslagen waren van steen gemaakt en zeer sterk. Ik meen nu, ten tijde van Johannes,de vier hoeken nog gezien te hebben waar de hoofdpalen in stonden. Dit duurzaam, stenen fundament bestond nu nog als een begroeide, boven de grond uitstekende schans en daarop had Johannes zijn kleine hut van biezen opgericht.
10. Malachias: De 111 profetieën over de Pausen
Profetie 100: De Balneis Etruriae [Van de badplaatsen van Etrurië]
Gregorius XVI [1831-1846]
Echte naam: Bartolommeo Alberto Cappellari [Belluno, 18 sepember 1765 - Rome, 1 juni 1846]
Door paus Leo XII werd hij in 1825 tot kardinaal benoemd, en vervolgens naar de Nederlanden gezonden om een concordaat aangaande de Katholieken van België en de Protestanden van Nederland te bewerkstelligen.
Op 2 februari 1831 kozen de kardinalen hem na zesenveertig dagen als de nieuwe paus, en hij nam de naam Gregorius XVI aan. Onder druk van Klemens von Metternich vaardigde hij in 1832 de encycliek "Mirari Vos" uit, die Félicité de Lamennais veroordeelde, want die pleitte voor een scheiding van kerk en staat, in de veronderstelling dat de katholieke waarheid de hele maatschappij zou overtuigen in een staat waar nochtans godsdienstvrijheid heerste. Toen Gregorius in 1846 stierf, liet hij grote schulden na aan de Katholieke Kerk: hij had opdracht gegeven tot de bouw van vele nieuwe kerken en andere bouwkundige projecten. Gregorius kwam met de ideeën die door zijn opvolger, paus Pius IX, werden uitgewerkt in "Quanta Cura" en de "Syllabus Errorum," waarin verschillende opvattingen over politiek en wetenschap, zoals het pantheïsme, het naturalisme, het nationalisme, het indifferentisme, het socialisme en het liberalisme werden veroordeeld.
Gregorius XVI begon zijn kloosterleven in de orde der Camaldulenzen, gesticht in de dertiende eeuw in een plaats in Etrurië, in het Latijns Balneum genoemd. Onder zijn persoonlijke leiding zijn tijdens de Etruskische opgravingen buitengewoon waardevolle ontdekkingen gedaan. Het museum dat deze schatten van oude Etruskische kunst bevat, werd naar hem "Gregoriaans Museum" genoemd. Het wapen van de paus vertoont aan de rechterkant het wapen van de Camuldenzen.
11. Profetiën: Heilige Ephraïm, de Syriër [±306 - 373]
Profetie 5
En de schaamteloze zal zo de macht grijpen en zijn duivels naar alle hoeken van de wereld zenden om aan iedereen te verkondigen dat er een grote koning in glorie is verschenen. De volkeren zullen zich verzamelen en zullen komen om hun god te aanschouwen en de massa zal zich aan hem vastklampen en hun eigen God verloochenen. Zij zullen hun vrienden om de zoon des verderf te eren en de een na de andere zal vallen omdat zij zullen elkaar vernietigen met het zwaard.