1. Medjugorje: De IIPG [International Internet Prayer Group] [Deel 30]
Joes verhaal
Onophoudelijk begenadigd
Tijdens heel mijn leven ben ik onophoudelijk begenadigd geweest. Ik zou het ook niet kunnen toegeven, maar God de Vader, de Heilige Geest, Jezus, Mijn Heilige Moeder en/of Pepe, mijn engelbewaarder, waren steeds daar. Hoogstwaarschijnlijk waren ze het merendeel van de tijd, hysterisch aan het lachen, omwille van mijn ongelegen daden en reacties. Ik ben reeds Katholiek van in de wieg, grootgebracht in aan de andere kant, in Texas.
Ik leerde als misdienaar, reeds op mijn vijfde, de Priester dienen bij de Mis. Dit was nog de Latijnse Mis waarbij het Heilig Sacrament van de Epistelzijde van het altaar, naar de Evangeliezijde van het altaar werd gebracht. Het eerste jaar was elke Mis een spannend avontuur, omdat ik nog zo klein was. Ik hield van de Eerste Vrijdagen. Ik mocht van de school de Vader bijstaan bij het uitdelen van de Communie bij de bedlegerigen in de tehuizen. Op een dag rammelde Vr. Chris Polanki een volledig Mis af, samen met 6 commincanten, in 9 minuten, met alles erop en eraan. Of het erg spiritueel was, daar twijfel ik wel aan, maar voor ons duurde het alleszins langer om onszelf en het altaar te bekleden dan de tijd die nodig was om de Heilige Mis te op te dragen.
Mijn ouders hebben moeten vechten om mij en mijn twee oudere zussen de volledige katholieke schoolcyclus te doen volgen. Met mijn ervaringen in de, toen nog uitsluitend voor jongens middelbare school, kan ik vermoedelijk zon boek of twee schrijven. U zult uiteraard denken dat ik, met een dergelijke achtergrond, ongetwijfeld op het smalle en rechte pad bleef. Zo is diegene die mij leerde de Mis te dienen, nu de Bisschop van Austin, Texas. Neen, niet met zo mij, het leven werd voor mij voortdurend een uitdaging met een eeuwig verblijf in de biechtstoel.
Bron: IIPG
Vertaling: Chris De Bodt
2. Grace [9/10]
°26 juli 2002 - 26 september 2002
Grace Anne kwam op 26 juli 2002 ter wereld. Na twee maanden ging ze terug naar de hemel. We kregen veel meer dan we hadden durven dromen.
Grace overlijdt
Gedurende de laatste week van haar leven kreeg Grace phébnobarbitalen. De crisissen werden langer en steeds frequenter. Met de medicijnen probeerden we haar te stabiliseren. Ze had ook mylanta nodig om de reflux te behandelen.
Twee dingen heb ik God gevraagd vooraleer Grace zou sterven. Ik heb gebeden dat ze vredig zou mogen gaan en dat mijn twee andere meisjes deze ogenblikken zouden mogen mee beleven. God heeft mijn gebed gehoord en meer dan verhoord... De week voor haar dood werden de crisissen frequenter en langer. Ze kreeg medicijnen om haar toestand te stabiliseren. Ik dacht dat het zou lukken.
We wenden aan grotere crisissen. Al wist ik verstandelijk best wel dat haar toestand fataal was, nooit liet ik de hoop varen, "ze was een mirakelkind." De nacht voor haar overlijden was ik de ganse nacht op met haar omdat ze constant ademhalingsstilstanden had. Ik was heel rustig, heb zelfs mijn man niet gewekt. Ik las in de bijbel en sliep met Grace op mijn borst. Ik las psalm 23 samen met haar. Ik voelde me in vrede. De volgende morgen kwam mijn man en we wisten dat het niet goed ging. Onze dochters hebben haar een knuffel gegeven om tot ziens te zeggen. Ik heb hen naar de bushalte gebracht. Toen ik terug kwam leek Paul erg ongerust. We gaven Grace een badje, ze had die altijd geapprecieerd. Ik heb haar aangekleed en ingesmeerd met een speciale lavendelcrême. Mijn ouders zijn gekomen en brachten de eucharistie mee en we hebben haar gezegend. Het was tien uur. Precies het ogenblik van haar twee maanden, en we hebben "gelukkige verjaardag" voor haar gezongen. Ik heb haar continu gedragen en ze moet heel zachtjes heen gegaan zijn korte tijd daarna. Ik merkte dat ze niet meer ademde, maar dacht dat haar hartje nog altijd klopte ... ze was nog altijd warm. Mijn papa dacht dat ze overleden was, maar ik geloofde hem niet. De verpleegster van het tehuis is gekomen en vroeg of ze Grace mocht beluisteren. En toen zei ze dat het haar speet. Ik kon het niet geloven... Ik was in de keuken en zei mijn man dat Grace heen gegaan was. We hebben haar samen gedragen en hebben samen geweend. Mijn zussen, mijn schoonzus en mijn schoonbroers kwamen langs. De ploeg van het tehuis kwam: het was allemaal heel flou voor mij. Paul is de meisjes gaan halen in school en we hebben samen de tijd met Grace kunnen doorbrengen. De meisjes hebben haar gedragen en haar nogmaals tot ziens gezegd. Het was niet angstaanjagend ... het was prachtig. We hebben haar in een doopkleed gekleed. En we hebben haar allemaal gedragen. Ik dacht dat ik nooit van haar zou kunnen scheiden. We hebben haar lang bij ons gehouden.
Uiteindelijk heb ik gezegd dat de begrafenisondernemer mocht gebeld worden. Hij stuurde één van zijn medewerkers naar ons [het leek wel of ik met Jezus zelf sprak]. Hij sprak de liefste woorden die me uiteindelijk toelieten haar los te laten. Ik heb Grace aan Paul gegeven en Paul gaf haar aan die man. Zo rustig als hij gekomen was is hij weer vertrokken. Paul, de meisjes en ik zijn in onze boomhut gegaan om alleen te zijn. Ik heb geweend en geweend.
Grace overleed op donderdag 26 september 2002. Op zaterdag 28 september werd ze begraven. Op mijn verjaardag. Gedurende de zwangerschap had ik veel over haar begrafenis nagedacht omdat we niet gedacht hadden veel tijd met haar te kunnen doorbrengen. We hadden teksten en muziek met de priester uitgekozen. We hadden twee grote posters gemaakt met allemaal fotos van haar. Allemaal fotos van mensen die Grace droegen. Op iedere foto glimlachen de mensen. De kerk was overvol. Ik denk niet dat ik ooit zal weten hoeveel mensen er in de kerk waren. Het belangrijkste wat de priester zei was een zin van mijn man: "wij hebben de makkelijke weg gekozen, wij hebben van Grace gehouden." De priester zei ook dat we gedurende 9 maanden geweten hadden dat deze dag zou aanbreken, maar dat we besloten hadden Grace lief te hebben, wat er ook zou gebeuren.
Vertaling: Christine
3. Fatima in Lucia's eigen woorden: "De Oproepen" [aflevering 19]
De drie herderskinderen en hun families
En het boek Deuteronomium laat ons geen enkele twijfel achter: "Houd de geboden die ik u vandaag opleg steeds in gedachten. Prent ze uw kinderen in en spreek er steeds over, thuis en onderweg, als u naar bed gaat en als u opstaat. Draag ze als een teken om uw arm en als een band op uw voorhoofd. Schrijf ze op de deurposten van uw huis en op de poorten van de stad." [Deut. 6: 6-9] In deze woorden zullen de ouders en de kun kinderen hun eeuwig geluk vinden: "Hadden ze altijd maar zon verlangen om mij te vereren en mijn geboden na te leven: voor eeuwig zou het hun en hun kinderen goed gaan." [Deut. 5: 29]
Deze woorden omschrijven nauwkeurig de opdracht die God heeft toevertrouwd aan de ouders in de opvoeding van hun kinderen. De ouders zijn de eerste opvoeders van de kinderen. Het is in hun vaders arm en hun moeders schoot, wanneer ze nog onschuldig zijn, dat de kleine kinderen de Heilige naam van God moeten leren uitspreken en hun zuivere handen in gebed naar de Hemel moeten richten, kinderlijk moeten leren lachen naar het beeld van hun Hemelse Vader en hun Hemelse Moeder.
Het zijn de ouders die hun kinderen moeten leiden op het rechtvaardige pad van Gods Wet en hen toevertrouwen, in overeenstemming met hun middelen en omstandigheden, aan bekwame leraars die hen niet wegleiden van het pad waarop ze geplaatst zijn. Wat is anders het voordeel van een grote kennis als ze hiermee hun onsterfelijke zielen verliezen? Door hun ziel te verliezen, verliezen ze alles, omdat ons leven hier op aarde in een flits voorbijgaat, terwijl de eeuwigheid onveranderlijk in ons verblijft?
Ongetwijfeld is de menselijke wetenschap, met al de kennis die ze bevat, goed, vooral wanneer ze door wijze mensen gestuurd wordt, om de grootsheid van de kracht, de wijsheid en de goedheid der kennis ons een diepe menselijkheid bijbrengt, zodat we er ons van bewust worden dat zelfs, na zoveel moeite en studie, de meest geleerde mensen er steeds nog niet in zijn geslaagd om zelfs één van de ontelbare schoonheden te begrijpen die van de almachtige, scheppende handen van de Heer komen.
Vertaling: Chris De Bodt
4. Dagboek van de H. Zr. Faustina Kowalska [aflevering 136]
Schrift 1
306. Ik heb God gebeden mij de genade te verlenen dat mijn natuur bestand zou zijn en sterk genoeg tegen de invloeden die mij soms van de geest van de regel en kleine voorschriften willen verwijderen, het zijn immers kleine roofwormpjes die in ons het innerlijk leven willen vernietigen, en ze vernietigen het zeker als de ziel niet bewust is van deze lichte fouten en hen verwaarloost omdat het kleine dingen zijn. Ik zie dat in het religieuze leven niets klein is. Het heeft geen belang dat ik mij aan ongemakken en kwaadwillige toespelingen blootstel, als mijn geest maar in overeenstemming is met de geest van de regels, de geloften en de kloosterstatuten.
O mijn Jezus, heerlijkheid van mijn ziel, Gij kent mijn verlangens, ik zou mij voor de menselijke blikken willen verbergen opdat ik al levend zou zijn als leefde ik niet. Ik wil zuiver leven zoals een veldbloem, ik wil dat mijn liefde steeds naar U gekeerd is zoals een bloem die zich altijd naar de zon richt. Ik verlang dat de geur en de frisheid van de bloem van mijn hart U altijd uitsluitend toegewijd blijven. Ik wil onder Uw goddelijke blik leven, want Gij alleen zijt mij genoeg. Ik vrees niets wanneer ik met U ben, Jezus, want niets kan me schaden.
307. + 1934. Eens tijdens de Vasten zag ik boven de kapel en boven ons huis een grote klaarte en een grote duisternis. Ik zag de strijd tussen de twee machten...
308. 1934. Witte Donderdag. Jezus zegt mij: "Ik verlang dat ge een akte van opoffering doet van uzelf voor de zondaars en in het bijzonder voor de zielen die het vertrouwen in de goddelijke Barmhartigheid verloren hebben."
Vertaling: Pater Alfons J. Smet en Geertrui Schonken
5. Fin du Monde présent et mystères de la vie future [aflevering 136]
Vierde Lezing: Over het Vagevuur
Deel 2
Maar wie zal ooit begrijpen hoe dit vuur indringt zonder de mens te raken zoals het aardse vuur, onrechtstreeks en doorheen zijn stoffelijk omhulsel, maar inwerkt op de innigste substantie, dit hevige en wonderbaar efficiënt vuur die de ziel in haar intiemste plooien treft en tot in de banden met de geest: Usque ad divisionem animae et sprirtus. [Heb 4,12] Dit vuur dat geen vlek nalaat, onsterfelijk vuur dat de kleinste zwakheden van het schepsel ontwaart, stilstaand vuur, zoals de profeet het noemt, dat drukt op de schuldige ziel, ze aantast en overvalt zonder enige rust, waarvan de wrangheid en de vurigheid geen verzachting of uitstel kennen en dat de kinderen van Levi beproeft als goud en zilver in de oven: Sedebit conflans et purgabit filios Levi et colabit eos quasi aurum et argentum. [Malach 3:3].
Hier op aarde is de pijn onregelmatig. De koorts is niet altijd even hoog. De slaap onderbreekt de klachten van de zieke. Hij kan zich draaien en keren op zijn lijdensbed en zich ontspannen in een gesprek met vrienden. Maar het vuur in het Vagevuur brandt zonder ophouden en zonder rust. Deze zielen voelen op elk moment al de druk en de hevigheid van een pijn die geen minuut, geen seconde ophoudt.
Iemand moest een zware operatie ondergaan en weigerde in slaap te worden gedaan. Ze leed zonder zuchten, de blik op de afbeelding van Jezus Christus. De ingreep duurde vijf minuten. Eens gedaan zei ze: "Het leek een eeuw te duren." Zoals bekend is dat een felle vreugde de wegvliegende uren doet vergeten kan begrepen worden dat een felle pijn van een minuut de indruk laat een eeuw te duren. Als dat zo is, als in het Vagevuur de minuten jaren duren en de jaren eeuwen, wat dan om in die sombere gevangenis jaren zo niet tot het einde der tijden te verblijven.
Bron: Abbé Arminjon
Vertaling: [Broeder Joseph]
6. Docudrama: Het Evangelie volgens Mattheus [21/26]
Het Evangelie van de apostel Mattheus, het tweede Evangelie van de vier, wordt hier mooi naar voor gebracht in een getrouw en krachtig docudrama van de Bijbelse tekst. Het Evangelie van Mattheus reconstrueert nauwgezet en trouw het tijdperk van Jezus tijdens een onstuimige periode dat de loop van de geschiedenis zou veranderen. Acteurs zijn Richard Kiley, Bruce Marchiano, Mattheuw Roberts, Gerrit Schoonhoven en Joanna Weinberg. Het docudrama is ingesproken door Christopher Plummer. Het drama is geregisseerd door Regardt Van Den Bergh, dateert uit 1996 en duurt 4 uur en tien minuten.
7. Benoite, de herderin van Notre-Dame du Laus [Aflevering 48]
Hoofdstuk 2: De verschijningen in het Ovendal
Het onderzoek van rechter Grimaud
Zie hoe M. Peytieu de tussenkomst van François Grimaud voorstelt: "Tot einde juli kende de herderin de naam van de Dame niet en ze had gehoorzaamd zonder haar te vragen wie ze was, totdat een vroom iemand [de heer Grimaud, rechter van de streek] het nodig achtte als zijn taak om zich te vergewissen over de waarheid van deze verschijningen."
Hier begint het verhaal van Grimauds, officieel document: "Volgens het als rechter van de vallei van de Avançon gekregen advies, achtte ik me verplicht vanwege de plichten van mijn ambt en de glorie van God, trachten te weten wat er gaande was en apart met onze herderin te praten. Daarvoor trek ik naar de beruchte plek in Saint-Etienne begin augustus 1664. Daar ze afwezig was vanwege het schapen hoeden op de gewone plek laat ik haar roepen. Bij haar aankomst nam ik haar apart: ik vond ze heel redelijk, met een oprecht humeur en niet in staat om dingen uit te vinden. Ik ondervroeg haar in het bijzonder over al wat ik had gehoord. Ik beschreef zelf het kwaad dat ze zou verrichten door onbestaande dingen te vertellen. Na mijn verschillende berispingen over deze belangrijke dingen en, indien ze er niet toe verplicht werd door een ander, bevestigde ze al het voorgaande [de gehoorde feiten] met een ongeziene overtuiging en veel plezier. Ze getuigde ook [ik zag het op haar gezicht] dat ze een ongeëvenaarde vreugde en voldoening beleefde aan die verschijning, zonder erdoor verward te raken."
Grimaud was ingelicht over de visioenen, want hij had deelgenomen aan een onderzoek waarbij het meisje beticht werd van huichelarij. Bij Benoîte heeft hij te doen met een overtuigende, oprechte getuige die het zachte licht van haar visioenen uitstraalde. Hij aarzelt niet om zijn ondervraging door te zetten en te trachten de mysterieuze bezoekster te identificeren: het is hem een plicht waarin de eer van de godsdienst op het spel staat.
Vertaling: Broeder Jozef
8. Het sacrament van de Verzoening [deel 19]
Slotwoord van Anne Van Der Sloten
Wat Moeder Maria ons vraagt
Moeder Maria roept ons overal waar ze verschijnt op om veel te bidden, altijd te bidden. Het gebed moet ons leiden naar onze bekering en die van onze medemensen. Door het gebed kan zij ons helpen te werken aan deze bekering. We hebben het sacrament van de biecht op allerlei manieren onder de loep genomen. En bent u het niet met mij eens dat we daar een fantastische schat hebben gekregen?
In de boodschap van 25 mei 2011 krijgen we eens te meer een oproep van haar om te streven naar heiligheid.
"Lieve kinderen! Mijn gebed vandaag is voor u allen die naar de genade van de bekering zoeken. U klopt op de deur van Mijn Hart, maar zonder hoop en gebed, in zonde, en zonder het Sacrament van de Verzoening met God. Laat de zonde en beslis, kleine kinderen, voor heiligheid. Enkel op deze wijze kan Ik u helpen, uw gebeden aanhoren en tussenkomst zoeken voor de Almachtige. Dank om gehoor te hebben gegeven aan Mijn oproep!"
Dit is niet te hoog gegrepen zoals velen denken. Het is de roeping van ons allen. Door het werken aan onze heiligheid kan het aanschijn van de wereld vernieuwd worden, daar moeten we ons van bewust worden/zijn. Zoals door Maria God mens werd, zo kan dit door ons ook gebeuren als wij streven naar deze heiligheid [betekent "heel zijn" beeld van God zijn]
Maria reikt ons daarvoor de vijf stenen aan:
Maandelijkse biecht [om gevoeliger te zijn op punten waar het soms fout loopt en waar we kunnen/moeten aan werken en om ons te beschermen tegen aanvallen van de duivel]
Gebed [om sterkte en inzicht te krijgen in onze strijd naar heiligheid o.a.]
Eucharistie [om gevoed te worden met Zijn Lichaam en Zijn Woord en zo sterker te staan]
Lezen in de bijbel [om het Woord van God te kennen en toe te passen en zo in ons Mens te laten worden]
Vasten [om boete te doen, maar vooral om ons sterker te maken om echt "vrij" te zijn ten opzichte van de verleidingen van de wereld.
Deze vijf stenen hebben elkaar nodig om in stand te blijven, om ons gebouwtje van heiligheid stevigheid te geven. Het één kan niet zonder het ander.[zie ook de uitleg op dit blog bij "De vijf pijlers"]
In de boodschap van 25 maart 1987 zegt Maria ons duidelijk waar we aan moeten werken: "Lieve kinderen! Vandaag wil ik jullie bedanken voor jullie aanwezigheid op deze plaats, waar ik bijzondere genaden geef. Ik roep ieder van jullie op dat jullie van nu af het leven gaan leven, dat God van jullie wil en dat jullie goede daden zullen doen van liefde en barmhartigheid. Ik wil niet, lieve kinderen, dat jullie de boodschappen beleven en dat jullie de zonden, waar ik niet van hou, begaan. Daarom, lieve kinderen, wil ik dat ieder van jullie het nieuwe leven leeft, zonder alles te doden wat God in jullie heeft geschapen en wat Hij jullie geeft. Ik geef jullie mijn bijzondere zegen en blijf bij jullie op jullie weg der bekering. Bedankt dat jullie aan mijn oproep gehoor hebben gegeven."
Moeder Maria zegt ons ook duidelijk haar steun toe: "Ik geef jullie mijn bijzondere zegen en blijf bij jullie op jullie weg der bekering."
We moeten het niet alleen doen.
Pater Slavko legt ons in "Geef mij je gewonde hart" uit hoe we hier het beste kunnen gestalte aan geven: Dikwijls heeft mij de vraag gekweld: Wat is de grootste zonde?
Alle zonden en problemen worden veroorzaakt door het gebrek aan liefde. Als de liefde ontbreekt staan wij open voor al het kwaad. Alle oorlogen, alle conflicten in de gezinnen, alle ongerechtigheden, moorden, abortussen, zijn het gevolg van een gebrek aan liefde tegenover het leven en de Schepper van het leven. Dat betekent: Het gebrek aan liefde is de grootste zonde.
God heeft niet alleen in het menselijk hart de gave van de liefde als zaad neergelegd maar ook het diepe verlangen om bemind te worden en door anderen geaccepteerd te worden. Niemand is er onverschillig voor of hij bemind wordt of niet.
Bij het doopsel is ons het goddelijk zaad van de liefde, het geloof en de hoop gegeven. God heeft de bodem van het hart gereinigd, zodat dit zaad kan groeien en zich kan ontwikkelen. Bijgevolg kunnen wij alleen dan het evenbeeld van de Vader worden, als wij alles doen waardoor dit zaad zich in ons kan ontwikkelen. Doen wij dit echter niet, dan blijven de liefde, het geloof en de hoop onontwikkelde zaden.
Wordt het zaad van de liefde niet ontwikkeld, dan is dit de oorsprong van alle zonden, van alle noden en van alle psychische verwoestingen en verwondingen. Als men niet dagelijks moeite doet om de liefde te doen groeien, dan is de geestelijke dood reeds begonnen.
Voor de mens is het belangrijkste, dat hij vol enthousiasme het eigen groeien in de liefde bevordert. Dan zal hij alles doen om de gaven van de liefde voor zichzelf, voor God en de naasten, evenals voor alle schepselen tot volmaaktheid te laten rijpen. Dan zal hij proberen om zich met grote standvastigheid van alles te distantiëren wat hem hindert om te groeien in zijn liefde. Want zolang de eigen liefde afhankelijk is van de liefde van anderen is ze onrijp. Als wij slechts in die mate beminnen waarin wij bemind worden, dan is onze liefde van bepaalde voorwaarden afhankelijk. Dan onderscheidt zij zich niet van de liefde van de heidenen, die diegenen alleen beminnen waardoor zij worden bemind en aan diegenen iets uitlenen van wie zij iets terug verwachten.
Wie enthousiast is voor de liefde en zich ervoor inspant, zal in staat zijn tot de mooiste daden in de wereld en tot de enige ware en succesvolle strijd tegen de verwoesting en vernietiging, dus tegen de zonde. Dan kunnen wij ons voorstellen, dat alle oorlogen beëindigd, alle hongerigen verzadigd, alle zieken menswaardig opgenomen en genezen worden, dat alle uitgestotenen iemand vinden die hen opneemt, dat alle vervolgden in hun vrijheid geacht worden, dat alle treurenden blij en alle gewonden genezen worden.
Dat alles kan de liefde tot stand brengen. Als wij hier niet van overtuigd zijn en er niet eens van durven dromen, dan is dat weer een teken dat wij niet eens vermoeden wat de liefde kan volbrengen. Die liefde die in onze harten geplant is, zoals de heilige Paulus ons leert: "De liefde van God is uitgestort in onze harten!" [Rom 5: 5]. Als de liefde van God niet in onze harten is, zullen alle moeiten [zowel de uiterlijke als de innerlijke] de mens verstrikken. Daarom is ook de zonde het grootste gevaar. Want ongeacht welke zonde het ook is, zij verstikt altijd de liefde in het hart van de mens."
Dit is een mooie samenvatting is waar het allemaal om draait. Laat ons de beslissing nemen om er vandaag nog aan te beginnen mocht dit nog niet het geval zijn!
Anne Van Der Sloten
9. Jezus' tijdgenoten [aflevering 265]
Josephus Flavius
Dat was de situatie waarin Tiberias verkeerde. In Gisala stonden de zaken er echter als volgt voor: toen Johannes, de zoon van Levi, zag dat een aantal burgers heel opgetogen was over hun opstand tegen de Romeinen, deed hij zijn best om hen te kalmeren en smeekte hij hen om hen trouw te blijven. Hoewel hij zijn uiterste best deed, lukte het hem niet om zijn doel te bereiken. De mensen uit de omgeving van Gadara, Gabara en Sogana brachten samen met de bewoners van Tyrus een grote troepenmacht op de been, vielen Gisala aan, namen het met geweld in en staken het in brand. Vervolgens maakten ze de stad met de grond gelijk en keerden ze weer naar huis terug. Johannes was daar zo woedend over dat hij al zijn mannen bewapende en de eerdergenoemde mannen aanviel. Daarna herbouwde hij Gisala, beter dan het was en versterkte de stad met muren, als een zekerheid voor de toekomst.
Gamala echter volhardde in haar trouw aan de Romeinen om de volgende reden: Philippus, de zoon van Jacimus, die onder koning Agrippa hun commandant was geweest, had het er, tegen alle verwachtingen in, levend afgebracht toen het koninklijke paleis in Jeruzalem werd belegerd. Na zijn vlucht was hij in een andere gevaarlijke situatie terechtgekomen. Hij liep het gevaar dat hij door Menahem en zijn terroristen vermoord zou worden. Enkele Babyloniërs, die aan hem verwant waren en op dat moment in Jeruzalem verbleven, verhinderden de terroristen echter om hun plan ten uitvoer te brengen. Philippus bleef nog vier dagen in Gamala en op de vijfde dag vluchtte hij. Hij vermomde zich met een pruik, zodat hij niet herkend werd. Nadat hij in een van de dorpen, die onder zijn bewind vielen, was aangekomen, een dorp dat in de buurt van de burcht van Gamala lag, stuurde hij een bericht aan een aantal onderdanen, met de opdracht dat zij zich bij hem moesten vervoegen. Gelukkig voor hem verhinderde God zijn plan. Als dat niet was gebeurd was hij ongetwijfeld omgekomen. Hij kreeg namelijk meteen een koortsaanval en schreef toen een brief aan Agrippa en Berenice, die hij aan een van zijn vrijgemaakte slaven gaf om hem naar Varus te brengen, die op dat moment procurator over het koninkrijk was. De koning en zijn zuster hadden dat aan Varus toevertrouwd, omdat zij zelf naar Berytus waren vertrokken om Gessius te ontmoeten.
Toen Varus die brief van Philippus had ontvangen en had begrepen dat hij het er levend van af had gebracht, was hij zeer onaangenaam verrast, omdat hij dacht dat de koning en zijn zuster, nu Philippus was aangekomen, van zijn diensten geen gebruik meer zouden maken. Daarom beschuldigde hij de brenger van de brief ten overstaan van het volk ervan dat hij die had vervalst en dat hij gelogen had toen hij vertelde dat Philippus in Jeruzalem was en samen met de Joden tegen de Romeinen vocht. Hij liet hem ter dood brengen. Toen die vrijgelatene van Philippus niet terugkwam, vroeg hij zich af wat de reden van zijn oponthoud zou kunnen zijn en stuurde daarom een tweede boodschapper met een brief, met de opdracht om hem bij zijn terugkeer op de hoogte te stellen van wat er met de andere koerier, die hij eerder had gestuurd was gebeurd en waarom hij zolang op zich liet wachten. Varus beschuldigde deze boodschapper, na zijn aankomst, er ook van dat hij loog en liet hem eveneens afmaken.
Hij was verwaand geworden door de Syriërs die in Cesarea verbleven en koesterde grote verwachtingen. Die Syriërs hadden namelijk gezegd dat Agrippa door de Romeinen gedood zou worden als represaille voor de misdaden die de Joden had begaan, en dat hij dan, als afstammeling van hun koningen, zelf het bestuur zou overnemen. Iedereen beaamde Varus koninklijke afkomst om dat hij een afstammeling van Sohemus was, die viervorst was geweest in de streek rond Libanus. Dat was de reden dat hij zo verwaand was en de brieven voor zichzelf hield. Hij zag ook kans om ze de koning niet onder ogen te laten krijgen, door alle toegangen de laten bewaken, zodat niemand kon ontsnappen om de koning op de hoogte te brengen van wat er was gebeurd. Bovendien liet hij, om de Syriërs uit Cesarea een genoegen te doen, een groot aantal Joden ter dood brengen.
Hij was ook van plan om zich aan te sluiten bij Trachonieten in Batea, samen met hen de wapens op te nemen en een aanval te ondernemen op de Babylonische Joden [want daar gingen ze voor door] die zich in Ecbatana bevonden. Daarom liet hij de twaalf dapperste Joden uit Cesarea bij zich komen en beval hen naar Ecbatana te gaan en hun landgenoten die daar woonden het volgende te vertellen: "Varus heeft gehoord dat jullie van plan zijn om tegen de koning op te rukken, maar omdat hij dat verhaal niet gelooft, heeft hij ons gestuurd om jullie te overreden om de wapens neer te leggen. Als jullie daartoe bereid zijn zal dat voor hem een teken zijn dat hij er goed aan heeft gedaan om geen geloof te hechten aan de mensen die dat praatje over jullie hebben rondgestrooid." Hij droeg hen ook op om zeventig van hun belangrijkste mensen te sturen om zich te verdedigen tegen aanklacht die over hen was ingediend.
Nadat de twaalf boodschappers aangekomen waren bij hun landgenoten in Ecbatana, merkten ze dat die helemaal niet van plan waren om in opstand te komen. Zij haalden hen over om die zeventig mannen te sturen. Zonder enig vermoeden wat hen te wachten stond stuurden zij hen. In gezelschap van twaalf afgezanten daalden die zeventig mannen af naar Cesarea. Daar trok Varus hen tegemoet met de strijdkrachten van de koning en slachtte hen allemaal af, samen met de twaalf afgezanten, waarna hij een krijgstocht tegen de Joden van Ecbatana ondernam. Een van de zeventig was echter ontkomen en haastte zich om de Joden van hun komst te verwittigen. Zij namen hun wapens op en trokken zich met hun vrouwen en kinderen terug in de burcht van Gamala. Hun dorpen lieten zij achter, vol met allerlei goederen en tienduizenden stuks vee.
Toen Philippus dat had gehoord trok hij ook naar de burcht van Gamala. Bij zijn aankomst juichte de menigte hem toe en wilde dat hij het bevel weer op zich zou nemen en ten strijde zou trekken tegen Varus en de Syriërs uit Cesarea, omdat er bericht was gekomen dat zij de koning hadden vermoord. Philippus suste echter hun geestdrift en herinnerde hen aan de weldaden die de koning hen had verleend. Hij maakte hen duidelijk hoe machtig de Romeinen waren en dat het niet in hun voordeel zou zijn om oorlog tegen de Romeinen te voeren. Uiteindelijk kon hij hen daarvan overtuigen.
Toen de koning echter over de plannen van Varus hoorde, die de tienduizenden Joden uit Cesarea, samen met hun vrouwen en kinderen binnen een dag wilde omsingelen, riep hij Equiculus Modius bij zich, en stuurde hem als vervanger van Varus daarnaar toe. Dat heb ik elders al verteld. Philippus bleef echter de burcht van Gamala en het omringende land bezet houden, dat daardoor trouw bleef aan de Romeinen.
Vertaling: Broeder Joseph
10. A.C. Emmerich: Het openbaar leven van Jezus [aflevering 91]
Hoofdstuk 2: Johannes De Doper tot het doopsel van Jezus
De "profeet" Johannes begint zijn zending
Nergens door weerhouden, ging Johannes recht naar de mensen toe en sprak hun slechts van één zaak: de boetvaardigheid en de nabijheid van de Heer! Waar hij kwam stonden allen verbaasd en werden ernstig. Zijn stem was scherp als een zwaard, luid en streng en niettemin liefelijk, aangenaam! Met alle soort van mensen ging hij om zoals met kinderen. Overal ging hij recht door. Niets kon hem van zijn doel afleiden. Hij zag nergens naar om en had niets nodig.
Zo zag ik hem, terwijl hij door wouden en woestijnen liep, hier en daar groef, stenen voortwentelde, bomen wegruimde, rustplaatsen bereidde en de mensen, die hem met verbazing aanstaarden, tezamen riep, ja: uit hun hutten haalde, om hem bij zijn arbeid te helpen. Ik zag hoe allen hem verstomd aanblikten en bewonderden, hoe hij zich nergens lang ophield en weldra op een andere plaats verscheen. Ik zag hem langs het Meer van Galilea gaan, rond Tarichea om en door het dal van de Jordaan zuidwaarts afzakken, daarna bij Salem afslaan, en opnieuw zuidwaarts, in de richting van Betel trekken, de woestijn [van Efron en Giba] doorkruisen en voorbij Jerusalem komen. In deze stad is hij van zijn leven niet geweest. Hij aanschouwde ze met droefheid en onder weegeklaag. Altijd doordrongen van zijn bestemming, bewust van zijn verantwoordelijkheid, ernstig, streng, eenvoudig en geestdriftig verkondigde hij slechts één zaak: boetvaardigheid! bereid u voor! De Verlossing is op handen, de Zaligmaker komt!
Daarna trok hij door het herdersdal [van Betlehem] naar zijn geboorteplaats. Zijn ouders waren dood, maar enige jongelingen, die van Zacharias' zijde aan hem verwant waren, werden zijn eerste leerlingen. Toen Johannes door Betsaïda, door Kafarnaüm en Nazareth kwam, zag de H. Maagd hem niet. Sedert Jozefs dood kwam zij weinig uit haar huis, doch mannen uit baar verwantschap hoorden zijn vermaningen en vergezelden hem ook wel een eindweg.
11. Malachias: De 111 profetieën over de Pausen
Profetie 98: Canis et Coluber [Hond en Slang]
Leo XII [1823-1829]
Echte naam: Annibale della Genga [Kasteel Lan Gena, Spoleto, 22 augustus 1760 - Rome, 10 februari 1829]
In het conclaaf van 1823, was hij de kandidaat van de "zelanti." Hij werd verkozen op 28 september.
Met Willem I sloot hij in 1827 een concordaat, dat slechts gedeeltelijk ten uitvoer werd gebracht.
Spoedig na zijn aanstelling tot Paus publiceerde hij Leo XII zijn encycliek "Quo Gravoria," waarin hij de vrijmetselarij en andere geheime genootschappen veroordeelt. Slang en hond kunnen voor geheime genootschappen symbool staan, maar Malachias profetie is weinig duidelijk.
Chris De Bodt
12. Profetiën: Heilige Ephraïm, de Syriër [±306 - 373]
Profetie 2
Laat ons leren, mijn vrienden, in welke vorm de schaamteloze slang op aarde zal komen. Daar de Verlosser, in zijn wens om de hele mensheid te redden, geboren was uit een Maagd en in menselijke gedaante de vijand vernietigde met de heilige macht van zijn goddelijkheid, zal de vijand, die weet dat de Heer opnieuw in de glorie van Zijn goddelijkheid opnieuw zal uit de hemel neerdalen, hierover nadenken en de gehele mensheid verleiden alsof het zijn komst is.