Isengard,de cirkel waarin de toren van Orthanc lag, was een erg strategisch gelegen, vrijwel onneembare stenen toren in een ring van bergen. Deze ring heet Nan Curunir. De plaats beheerste de voorden van de rivier de Isen die Rohan scheidde van Dunland. Voor de komst van de Rohirrim uit het noorden was Isengard de noordwestelijke grenspost van Gondor. Nadat Gondor het gebied aan de Rohirrim geschonken had, bleef de toren in handen van Gondor. De toren was namelijk uitgerust met een van de Kijkstenen van Numenor, een Palantír. Lange tijd bleef de toren in handen van een eigen kapitein, maar de contacten van de exclave met het verre Osgiliath - en later Minas Tirith - werden steeds zwakker. Toen de toren daarom in handen van de vijandelijke Dunlendings dreigde te vallen, nam - met goedvinden van Gondor - de tovenaar Saruman de Witte, toen nog een kampioen van het Goede, het gezag over de toren over. Saruman kon echter zijn nieuwsgierigheid naar de Palantír niet bedwingen en zo kwam hij oog in Oog te staan met Sauron en werd tot het Kwaad verleid.
Zo werd Isengard tijdelijk de gevangenis van Gandalf de Grijze, toen deze bij Saruman, het hoofd van zijn Orde, om hulp kwam vragen. Saruman maakte daarna in navolging van de Toren van Barad-dûr, het hart van Saurons rijk van de toren het hart van zijn eigen kwaadaardige rijk.
Orthanc had het woud van Fangorn als oosterbuur en Saruman dacht dat de daar wonende enten een bedreiging waren. Hij vergiste zich daarin echter deerlijk. De Ring van Orthanc werd uiteindelijk door hen verwoest

|