Advent
Advent betekent komst, God komt naar ons toe. In de donkere weken voor Kerstmis bereiden christenen zich voor op de komst van het Kindje Jezus.
De advent duurt ongeveer vier weken, en vangt aan op de zondag die valt tussen 27 november en 3 december. Deze periode eindigt op 24 december, wanneer bij het avondgebed de Kersttijd begint.
De Advent heeft in de liturgie een dubbel karakter:
- Het is de voorbereidingstijd op het Kerstfeest, de geboorte van Jezus Christus ruim 2000 jaar geleden.
- Het is ook de periode van verwachting van Jezus' wederkomst op het einde der tijden, wanneer God alles in allen zal zijn.
De zondagen van deze tijd heten eerste, tweede, derde en vierde zondag van de Advent. Zo leven wij in de Advent naar het kerstfeest toe, opdat Jezus, Emmanuel God-met-ons, ook in ons eigen leven geboren mag worden. In deze periode maken wij ons hart klaar om Hem te ontvangen en opnieuw binnen te laten. De lezingen uit de bijbel in de periode van de advent verwijzen naar duisternis en licht in het leven.
De Advent is de tijd van mannen als Jesaja en Johannes de Doper, die de verwachting van de Messias gepredikt hebben. De eerste lezingen in de Advent zijn dan ook voor het merendeel genomen uit de profeet Jesaja, die Israël op weg zette om de Verlosser te ontvangen. Jesaja schetst verschillende beelden over Diegene die gaat komen. In de Evangelies komen we vaak de laatste grote profeet van het Oude Testament tegen, Johannes de Doper, de voorloper van Jezus.
De Advent is natuurlijk ook de tijd van een vrouw: Maria, de moeder van Jezus. De Advent is liturgisch gezien een 'Mariamaand'. Met Maria zien wij vol verwachting uit naar Jezus die naar ons toekomt.
In de advent wordt het 'Eer aan God' (Gloria) niet gebeden of gezongen. Dit vreugdelied zongen de engelen in Betlehem bij de geboorte van Jezus. We zingen het in de Advent niet, omdat de Advent een tijd van inkeer is: zo klinkt het met Kerstmis weer als een nieuw lied. Dat nieuwe lied mogen we met Kerstmis met de engelen meezingen, vol blijdschap om de geboorte van Jezus.
In deze periode van het jaar ervaren we sterk de afname van het licht en de warmte, omdat de kracht van de zon op het noordelijk halfrond afneemt. Duisternis staat in de christelijke traditie symbool voor de Dood. Licht betekent leven en Verrijzenis. In de weken voor Kerstmis, als het buiten langer donker is en de natuur haar meest doodse, duistere kant presenteert, zien de gelovigen Christus, het Licht van de Wereld, dichterbij komen. Het besef groeit dat uiteindelijk niet de dood, maar het leven zal overwinnen.
De gelovigen worden zich in de Advent, als zij zich de wederkomst van Christus realiseren, opnieuw van hun zonden bewust. Voor die zonden moet boete gedaan worden. Vroeger was het in de kerk heel gebruikelijk om in een tijd van boetedoening te vasten. In de Advent werd meestal een aantal dagen per week gevast. Het vasten begon op 11 november, het feest van Sint Maarten. Daarom werd het vasten tijdens de Advent ook wel 'St.-Maartensvasten' genoemd. Het boetekarakter van de Advent is in de loop van de tijd enigszins naar de achtergrond geraakt. De Advent is tegenwoordig vooral een periode van inkeer en gebed.
Bronnen:
www.nl.wikipedia.org (volgens info beschikbaar op 24 november 2009)
www.kuleuven.be/thomas/basisonderwijs/in_de_kijker/5d_advent.php
www.adventtijd.nl
www.katholieknederland.nl/abc/advent.html
|