Gisteren las ik, net voor het slapengaan, een stukje in: 'Ontvoerd' van Helen Vreeswijk. En ik droomde. Ik droomde dat ik Anouk was, maar dan gewoon als mezelf. Je weet wel wat ik bedoel; hoe het er in dromen aan toegaat.
Ik opende de voordeur en keek mijn ontvoerder recht in de ogen. Hij grijnsde. Ik wilde gillen, maar mijn keel kneep dicht zodat ik geen geluid kon uitbrengen. Toen werd ik wakker. Het leek midden in de nacht. Ik keek op de wekkerradio: 02:00 u. De buren kwamen thuis; luide muziek in de auto, deuren die opengingen en dichtsloegen, gelach. En daarna was het stil. Het licht van de straatlamp zorgde ervoor dat de kamer niet helemaal donker was.
Zo lag ik te daar te denken: over de sfeer in huis 's nachts, over ontvoerd worden, en de spontane neveneffecten van letters.
'Toch vreemd: hoe boeken soms tot leven komen. Niet altijd in een echte droom. Soms ook dag- dromend op de fiets, in de rij aan de kassa of in de klas :)) . Of ik dat nu wil of niet, de personages beginnen te leven, ergens achter mijn oogleden. Dan zie ik hoe een huis eruitziet, een straat of de woonkamer. Zelfs als ik een boek niet goed vind gebeurt dit. Da's straf! Zou ik een dokter moeten raadplegen?'