Is de Katholieke leer over de aflaten niet dwaas en
onzinnig?
Waarom?
Dan zegt men: nou, omdat volgens die leer de Katholieken, als zij iets
verkeerd hebben gedaan, alleen maar een gebedje of een goed werk hoeven te doen
waar de Paus een aflaat aan heeft verbonden en dan is alles kant en klaar,
vergeven en vergeten. Lezer, als dat echt waar zou zijn, ben ik het helemaal
met u eens, dat deze leer dwaas en onzinnig moet worden genoemd. Maar let op,
ik zeg: als dat waar zou zijn, want zou dat echt waar zijn? Om ons niet te
vergissen, nemen we even een Katholieke Catechismus bij de hand. Daar vind ik op
de vraag: Wat is een aflaat? het volgende antwoord: Een aflaat is de (hele
of gedeeltelijke) kwijtschelding van tijdelijke straffen, die door de H. Kerk
aan sommige goede werken verbonden wordt. Ook lezen we: Wordt door de aflaten
ook kwijtschelding van zonde gegeven? Antwoord: Nee, nooit; want de aflaat is
alleen de kwijtschelding van de tijdelijke straffen, die na de vergeving van de
zonden zijn overgebleven.
Hier zien we dus meteen
1. Dat er bij de aflaten hoe dan ook, geen sprake is van kwijtschelding of
vergeving van zonden, maar van straffen, en;
2. Niet van de eeuwige, maar alleen van de tijdelijke straffen, die men, nadat
de zonde en de eeuwige straf al zijn vergeven, nog bij God schuldig mocht zijn.
Hierdoor blijkt de zaak dus heel anders te zijn, dan het meestal door
niet-Katholieken wordt voorgesteld.
Zo zien we dat wanneer de mens, na hij door de zonde Gods vriendschap heeft
verloren, vergeving ontvangt van die zonde en zijn vriendschap met God weer
wordt hersteld, niet meer bang hoeft te zijn voor de eeuwige straffen van de
hel voor deze zonde, want de hel is niet voor Gods vrienden; maar hieruit volgt
niet, dat daarmee ook al zijn tijdelijke straffen zijn kwijtgescholden.
Een voorbeeld hiervan vinden we in de geschiedenis van David. Hij had, zoals we
weten, ernstig gezondigd. De profeet Nathan kwam hem zijn misstap even onder
ogen brengen, en toen David zijn schuld bekende, en oprecht berouw toonde, gaf
de profeet hem in naam van God de verzekering, dat de Heer zijn zonde had
vergeven. En toch voorspelde de profeet hem tegelijkertijd dat hij om die zonde
uit te boeten, nog zware, tijdelijke rampen en tegenspoed zou moeten
ondervinden. Hieruit blijkt dus dat wanneer de mens gezondigd heeft vergeving
kan krijgen van de belediging die hij God heeft aangedaan, en zijn liefde en
vriendschap tot God weer kan hersteld worden, en toch tegelijkertijd, om die
zonde uit te boeten, nog bepaalde tijdelijke straffen bij God schuldig kan
zijn. Welnu, de tijdelijke straffen die soms nog overblijven nadat de zonde en
de eeuwige straf al vergeven zijn, worden volgens de leer van de Katholieke
Kerk, ons volledig of gedeeltelijk kwijtgescholden door de aflaten.
Als men dus beweert dat een Katholiek het buitengewoon makkelijk heeft, omdat
hij alleen maar een aflaat hoeft te verdienen om vergeving van zonden te
ontvangen, dan heeft men helemaal een verkeerd beeld van de leer van de
Katholieke Kerk. Nee, de Katholiek moet eerst zorgen dat zijn zonde (de
belediging die hij God heeft aangedaan) is uitgewist door een oprechte
boetvaardigheid, door oprecht berouw en een rouwmoedig hart, en als dit is
gebeurd, pas dan stelt de Kerk hem in de gelegenheid om door het verdienen van
aflaten volledige of gedeeltelijke kwijtschelding van de tijdelijke
straffen te ontvangen, die hij voor zijn al vergeven zonden misschien nog
schuldig is.
U zult zich misschien afvragen: Maar hoe komt de Katholieke Kerk aan die macht
om tijdelijke straffen kwijt te schelden?
Die macht ontving de Kerk van Christus zelf, die tot Petrus zei: Ik zal u de
sleutels van het rijk der hemelen geven, en alles wat gij gebonden hebt op
aarde, zal ook gebonden zijn in de hemel, en alles wat gij ontbonden hebt
op aarde, zal ook ontbonden zijn in de hemel. (Matth. 16, 19)
Door deze woorden werd, zoals we al hebben gezien, aan Petrus de hoogste
volmacht in de Kerk van God geschonken, omdat de sleutels het beeld zijn van de
opperste macht. En om het nog duidelijker te bevestigen en te verklaren, voegt
Hij hieraan toe: Alles wat u zult ontbonden hebben, zal ook bij God ontbonden
zijn. Aan de Kerk is daarom in de persoon van Petrus de macht gegeven om alle
banden te verbreken die de mensen kunnen beletten om hun eeuwige bestemming te
bereiken. Die banden kan men onderscheiden in: de band van de zonde/schuld en
de band van de straf, die eeuwig of tijdelijk kan zijn. Nu vraag ik u: als de
Kerk, zoals wij aantoonden, in het H. Sacrament van de Biecht de macht bezit om
de band van de zonde en van de eeuwige straf te verbreken, zou zij dan niet de
macht hebben om de veel lichtere band van de tijdelijke straffen te ontbinden,
terwijl bovendien Christus nadrukkelijk zegt: Al wat gij zult ontbinden, zal
ontbonden zijn? Maar nu zij die macht dus wel moet bezitten, dan bezit zij ook
de macht om aflaten te verlenen, die in niets anders bestaat dan in volledige
of gedeeltelijke kwijtschelding van tijdelijke straffen.
Hierbij wil ik nog opmerken dat de Kerk, wanneer zij deze macht gebruikt,
normaliter een of ander werk, vaak zelfs meerdere goede werken als noodzakelijke
voorwaarden stelt.
Is dit alles nu zo onbegrijpelijk, dwaas en onredelijk? Ik denk niet, lezer,
dat u dit zult volhouden. Waarom blijft men dan nog altijd in de katholieke
leer over de aflaten een bewijs zoeken tegen de heiligheid van de Katholieke Kerk?
Omdat men en ik geloof meestal uit onwetendheid, maar vaak ook tegen beter
weten in die leer belachelijk maakt, door ze heel anders voor te stellen dan
ze werkelijk is. Maar ik durf u nu ook te vragen: pleit het niet juist voor de
Katholieke Kerk als zulke oneerlijke listen nodig zijn om de heiligheid van
haar geloofsleer te bestrijden?
Uit het boek: 'Waar is de Kerk van Christus' van
pastoor M. van der Hagen
|