Leren liefhebben
Geliefde broeders en zusters, laten wij elkaar liefhebben,
want de liefde komt uit God voort. Ieder die liefheeft is uit God geboren en
kent God. -
1 Johannes 4:7-8
De liefde is geduldig en vol goedheid. De liefde kent geen
afgunst, geen ijdel vertoon en geen zelfgenoegzaamheid. Ze is niet grof en niet
zelfzuchtig, ze laat zich niet boos maken en rekent het kwaad niet aan, ze
verheugt zich niet over het onrecht maar vindt vreugde in de waarheid. Alles
verdraagt ze, alles gelooft ze, alles hoopt ze, in alles volhardt ze. - 1 Korintiers 13:4-7
William Blake, de Engelse dichter en visionaire kunstenaar,
liet een bondige definitie na van het pad van heiligheid. Hij schreef: We zijn
voor een korte tijd op aarde geplaatst zodat we het juk van de liefde leren
dragen. Blake, die in zijn tuin regelmatig met engelen sprak, was als het ging
om spiritualiteit even excentriek als in zijn kunst. Maar zijn uitspraak stemt
overeen met die van de heiligen. Zij zijn het erover eens dat heiliging wil
zeggen dat een mens op God gaat lijken; het is een voortdurend afleggen van de
oude mens en het aantrekken van Christus, wiens natuur de liefde zelf is.
De Bijbel leert dat mensen zijn geschapen naar het beeld
van God. Dat is een andere manier om te zeggen dat we zijn geschapen naar het
beeld van de liefde. We zullen nooit onszelf zijn als we dat beeld niet
weerspiegelen. Maar wat weten we werkelijk over liefde? De meesten van ons zijn
zo gelukkig om enkele mensen in hun leven te hebben die ze beminnen: ouders, kinderen
of vrienden. De populaire cultuur verwacht van ons dat we liefde afmeten aan de
zoektocht naar de liefde van ons leven. Maar volgens de heiligen bestaat er
een hogere maatstaf.
Niets is zo diep verankerd in onze harten als het verlangen
om lief te hebben en geliefd te worden. Liedjes en gedichten en kaarten
vertellen ons steeds weer hetzelfde: All you need is love. Betekent dat dat
de heiligen het eens waren met de Beatles? Blakess woorden over de liefde
wijzen op iets dat dieper gaat dan de bevrediging van het verlangen van ons
hart. Ze wijzen ons op een langzaam proces van groei en bekering. Wat hier op
het spel staat is niet de vervulling van ons verlangen, maar de behoefte om ons
vermogen om lief te hebben te vergroten, en gaandeweg te worden bevestigd door
de liefde die, zoals Dante het uitdrukt, de zon en de andere sterren beweegt.
Onze taak op aarde is om het juk van de liefde te leren
dragen. Als we daarin slagen, hebben we, of we nu kort of lang leven, het doel
van ons bestaan gerealiseerd. Dan leren we die opmerkelijke vrolijkheid in de
liefde van God kennen, die Richard Rolle, een Engelse mysticus uit de
veertiende eeuw, toeschreef aan heiligen. Als onze liefde zuiver en volmaakt
is, zei hij, dan is, wat ook de liefde in ons hart is, die liefde God.
Liefde
Wat weten we over de liefde? Dichters bezongen haar lof en
tekenden haar macht om ons het gevoel te geven dat we geheel tot leven komen,
EEn worden met het goede in de ander, het gevoel krijgen dat we niet meer
bestaan als gescheiden identiteiten en bereid zijn om alle dingen te
verdragen, alle dingen te hopen, alle dingen te dulden ter wille van onze
geliefde. Iemand die verliefd is, ziet de wereld anders. Wat ooit saai en
grijs leek, krijgt kleur. Het leven heeft toekomst en zin. Wat ooit onmogelijk
leek, wordt mogelijk. We zijn niet langer alleen, want er is iemand die onze
vreugde en zorgen deelt, iemand die de geheimen van ons hart kent. En we hopen
dat we het waard zijn. Zoals Jack Nicholson, in de rol van een neurotisch
personage in As Good As It Gets,
opmerkte: Jij zorgt ervoor dat ik een betere man wil zijn.
Wat kunnen we met zoveel films en sonnetten en liederen om
uit te putten, leren van de heiligen? Weinig als we ervan uitgaan dat de heiligen
in een soort spirituele zone leefden die onbereikbaar is voor gewone mensen.
Therese van Lisieux zei dat het de missie van haar korte leven was om de
Liefde geliefd te maken, wat ambitieus klinkt-maar abstract blijft. Als we
gedwongen worden om te kiezen tussen de Liefde zelf en de liefde voor een hond,
een poes of een andere sympathieke levensgezel, zullen veel mensen kiezen voor
dat wat ze kunnen zien en voelen. Is de versie van de heilige slechts een
etherische, bloedeloze schaduw van de werkelijke liefde?
De vraag laat zien hoeveel er te leren valst over de
werkelijkheid zelf. De heiligen zwoeren de liefde voor andere mensen, plaatsen
of dingen, die hen gelukkig maakten, niet af ter wille van de liefde voor God.
Integendeel. Ze geloofden dat liefde de sleutel is. Maar achter elke deur die
de liefde opent is er een andere die naar iets groters leidt.
De heiligen namen geen genoegen met een wereld van
schaduwen en uitvluchten. Zij volgden het spoor van onze menselijkheid naar een
steeds grotere en diepere werkelijkheid. Ze geloofden dat alle liefde, alle
schoonheid, alle geluk in dit leven slechts een voorbeeld en een voorproefje
zijn van de werkelijke liefde. In dat licht schreef Augustinus:
Wat heb ik lief als ik mijn
God liefheb? Geen materiele schoonheid of schoonheid van tijdelijke aard; niet
de schittering van aards licht, die zo aangenaam is voor de ogen. (
) En toch,
als ik Hem liefheb, is het zo dat ik een bepaald soort licht liefheb, een stem,
een geur, een omarming; maar het is van dien aard dat ik mijn innerlijke zelf
bemin als mijn ziel baadt in licht dat niet gebonden is door ruimte; als ze
luistert naar geluiden die nooit wegsterven; als ze een geur inademt die niet
vervliegt in de wind; als ze voedsel smaakt dat nooit wordt geconsumeerd bij
het eten; als ze zich vastklampt in een omarming die nooit wordt afgesneden
door vervulling van verlangen. Dat is wat ik liefheb als ik mijn God liefheb.
Je hoeft geen heilige te zijn om lief te kunnen hebben.
Maar het lijkt erop dat alleen iemand die liefheeft een heilige kan zijn.
Natuurlijk geluk
Misschien is Augustinus niet het meest geschikte voorbeeld.
In de eerste hoofstukken van zijn Belijdenissen
verwijst hij regelmatig naar zijn wanhopige zoektocht naar iets om te beminnen.
Hij vond het blijkbaar in verschillende vormen en personen, zoals de vrouw die
jarenlang zijn minnares was. Augustinus wilde laten zien dat de heldere
wateren van de liefde steevast worden vervuild door de zwarte rivier van de
lust. Hij schetst zijn relatie met zijn naamloze geliefde, de moeder van zijn
zoon, in de volgende weinig flatteuze woorden: In die dagen leefde ik samen
met een vrouw, niet mijn wettige echtgenote, maar een minnares die ik zonder
speciale reden had uitgekozen om mijn lusten te kunnen botvieren.
Augustinus vertoog staat in schril contrast met een
vergelijkbare passage uit Dorothy Days memoires, The Long Loneliness waarin ze het verhaal vertelt van haar liefde
voor een man genaamd Forester en de rol schetst die hij speelde in de
bespoediging van haar spirituele reis: De man die ik liefhad, waarmee ik eens
samenwoonde, was anarchist, Engelsman van geboorte en bioloog. Ze ontmoette
hem op een feestje in Greenwich Village in de vroege jaren twintig. Spoedig
daarna gingen ze samenwonen zoals Day het uitdrukte: in de volle zin van het
woord in een huis op Staten Island, dat betaald werd door middel van de
verkoop van de filmrechten op een autobiografische roman.
In het onconventionele milieu waar ze verkeerden was een
dergelijke relatie geen schandaal. Day noemde hun relatie een samenwoningshuwelijk.
Voor Foster, die zijn verachting voor het instituut gezin nooit onder stoelen
of banken had gestoken, was hun relatie kameraadschap. Toch hield ze in alle
opzichten van hem. Ze schreef: Ik hield van hem om alles wat hij wist en
betreurde hem om alles wat hij niet wist. Ik hield van hem om de rommel die ik
in de zakken van zijn vest vond en om het zand en de schelpen die hij meebracht
als hij had gevist. Ik hield van zijn slanke koude lijf als hij, ruikend naar
de zee, in bed stapte. En ik hield van zijn integriteit en eigenwijze trots.
Wat betreft Forsters gevoelen: Hij hield van de natuur met een zinnelijke
passie en hij hield van vogels en beesten en kinderen omdat het geen mensen
waren.
Het was in die tijd van natuurlijk geluk, zoals ze het
noemde, dat ze begon te verlangen naar een nog veel groter geluk. Forsters
vurige liefde voor de schepping deed hem neerkijken op de religie, maar voor
haar was het effect tegengesteld. Het voerde haar naar de Schepper van alle
dingen. Ze begon tijdens haar wandelingen te bidden en bezocht zelfs de mis. Hoe
kan er geen God zijn als al die prachtige dingen er zijn?, vroeg ze aan
Forster. Maar er ontstond een steeds grotere kloof tussen hen.
Dit alles vond plaats voor haar zwangerschap en de geboorte
van haar dochter, een gebeurtenis waarin haar religieuze verlangens
kristalliseerden. Ze besloot dat ze het koste wat kost haar kind wilde laten
dopen. En de kosten waren hoog. Ze kon niet katholiek worden en tegelijkertijd
haar samenwoninghuwelijk handhaven. Forster wilde niets te maken hebben met
een huwelijk of dat nu burgerlijk of kerkelijk was. Met grote pijn gingen ze
uit elkaar.
Misschien is Dorothy Day ook geen goed voorbeeld. Haar
verhaal zou, net als dat van Augustinus, kunnen overkomen als een demonstratie
van het conflict tussen louter menselijke liefde en hogere religieuze
aspiraties. Maar dat was niet zoals Day het zag. Ik zag niet in waarom de
liefde tussen man en vrouw de liefde tot God zou uitsluiten, schreef ze. God
is de Schepper en alleen al het feit dat we een kind kregen, gaf me het gevoel
dat we naar het beeld en de gelijkenis van God waren geschapen, medescheppers
waren met hem. Haar verhaal heeft niets van Augustinus obligate expressie van
schaamte en spijt. Het is een verhaal van iemand die door echte liefde, zowel
lichamelijk als geestelijk God leerde kennen.
Dit was niet het einde van haar verhaal. Haar ervaring van natuurlijk
geluk had het verlangen naar een groter geluk gewekt. Haar liefde voor
Forster, voor haar dochter, voor de schoonheid van de aarde, en haar liefde
voor de armen en vertrapten had haar doen geloven in een nog veel grotere
liefde. Dit verlangen zou ze enige jaren later, na haar ontmoeting met Peter
Maurin, meenemen naar de Catholic Worker.
Augustinus noemde het leven de weg van de affecties, een
proces waarin we leren wat onze liefde waard is en hoe we op de juiste manier
liefhebben. Veel mensen zijn gevangen in zelfliefde, een gevangenis waarvan de
grenzen zijn bepaald door comfort, bezit of reputatie. Anderen hanteren een
breder zelfbegrip en hebben een aantal mensen die ze liefhebben. Sommigen
trekken de grens bij het gezin, anderen bij hun eigen volk of de kerk. Dat
alles heeft zijn waarde. Maar de vraag is of we openstaan voor de stem die ons
nog verder wil laten reiken. Als liefde de horizon en niet een grens is van ons
bestaan, dan zullen alle dingen hun verborgen diepte openbaren en ons verder
helpen op onze weg. Niet alleen de mooie, maar ook de gewone en alledaagse
dingen die we vaak nauwelijks op waarde schatten, kunnen dienen als vensters
naar het oneindige.
Uit : Het geluk is met de heiligen Robert Ellsberg
|