BEREID
JULLIE VOOR MIJN KUDDE WANT DE DAGEN DIE KOMEN ZULLEN EEN GEESTELIJKE STRIJD
ZIJN !
19 DECEMBER 2016 5H10 P.M DRINGENDE OPROEP VAN JEZUS, DE GOEDE HERDER, AAN DE MENSHEID
Vrede aan jullie, schapen van mijn kudde. De dagen van vrede zijn gedaan, de
dagen van beproeving waar de mensheid niet gerust zal zijn komen naderbij;
velen die niet geestelijk voorbereid zijn zullen verloren gaan. Hoezeer verlang
ik dat de mensheid mijn barmhartigheid aanroept, maar nee, de grote meerderheid
blijf mij de rug toekeren! Anderen zijn lauw en bewijzen mij lippendienst, maar
hun hart is verwijderd van Mij. Enkel een kleine minderheid brengt mijn woorden
in praktijk en zoeken mij met een oprecht hart.
O ! Ondankbare en zondige mensheid, als jullie niet ontwaken uit jullie
lethargie en jullie geen berouw tonen zullen jullie zeker eeuwig verloren zijn.
Ik blijf geduldig wachten op de zondaar om te zien of hij zich op de laatste
seconden berouwvol zal tonen en zijn leven redt. Ik blijf hem zoeken en roepen
zoals een herder naar zijn schapen: ik wil niet dat hij sterft, noch behagen
scheppen als ik zie afzien. Als goede herder blijf ik het verdwaalde schaap
zoeken en wanneer ik het vind draag ik het op mijn schouders en ben ik blij met
zijn terugkeer. De ondankbaarheid en de vergetelheid van deze generatie doen me
zon pijn! Waarom gedragen jullie je zo onverschillig en zo ver verwijderd van
degene die jullie zo graag ziet en die zijn leven gegeven heeft voor jullie?
Ik houd mijn woord getrouw en ik wacht op jullie, rebelse schapen tot de
laatste seconde van mijn barmhartigheid verstrijkt. Mijn Woorden zijn Woorden
van Eeuwig Leven en ik wil jullie geen angst inboezemen, of vrees aanjagen;
mijn verlangen is jullie op te roepen dat jullie je bekeren en opnieuw
terugkeren naar mijn schaapskooi. Beantwoord mijn oproep, verdwaalde schapen,
ik wil dat jullie terugkeren naar mijn schaapskooi; ik ween en lijd onder
jullie verlies en ik zal niet rusten tot ik jullie terugvind. Ik ben jullie
Eeuwige Herder die op jullie wacht, om jullie mee te nemen naar de groene
weiden en fris water, waar jullie je dorst kunnen lessen. Herinner jullie dat
de nacht dichtbij is en dat de wolven ronddolen en zoeken naar mijn schapen om
ze te verscheuren. Als jullie je verwijderen van Mij, zullen jullie vergaan.
Bereid jullie voor mijn kudde, want de dagen die eraan komen zullen een
geestelijke strijd zijn. Wanneer jullie het minst verwachten, zal alles in het
honderd lopen en het leven op aarde zal niet meer hetzelfde zijn. Slechte
tijdingen en tragedieen zullen deel uitmaken van het dagelijkse leven; enkel
degenen die volharden, bidden en vertrouwen hebben zullen de Eeuwige Glorie
verkrijgen. De tijd van duisternis komt naderbij en er zal geen vrede meer zijn
op aarde, en geen plaats voor het gewone leven. Zeer vlug zal de mensheid in
zijn ziel en zijn vlees de pijn voelen van mijn vertrek. De dagen komen eraan
wanneer ik mijn Geest zal terugtrekken van jullie en de grote meerderheid zal
in duisternis blijven en zal weten wat het is leven zonder Goddelijke Geest. Al
degenen die niet geestelijk voorbereid zijn zullen verloren gaan, de mensheid
zal door de spirituele woestijn moeten, velen zullen gek worden, anderen zullen
zelfmoord plegen en de geest van het kwaad zal de mensheid op de proef stellen.
Het geloof, het gebed, het vasten en het vertrouwen in God, zullen de kracht
zijn van mijn Volk. Jullie geloof zal op de proef gesteld worden en de demonen
zullen jullie in bekoring brengen en ze zullen alle middelen inzetten om jullie
verloren te doen gaan. Wees niet bang, als jullie verenigd blijven met Mij en
volharden tot het laatste, verzeker ik jullie dat jullie zullen zegevieren.
Wees dus klaar en voorbereid, mijn kudden, omdat de dagen van beproeving nabij
zijn. Mijn Moeder zal het Tabernakel zijn waar ik zal vertoeven. Zij zal jullie
begeleiden en zal jullie troost en bescherming zijn in de dagen van duisternis
die komen.
Mijn vrede laat ik jullie, mijn vrede geef ik jullie. Heb berouw en bekeer
jullie, want het Koninkrijk van God is nabij.
Jullie Meester, Jezus de Goede Herder van alle tijden.
Breng mijn boodschappen naar de hele mensheid, schapen van mijn kudde.
Haar dood en begrafenis Zalige Anna Maria
Taigis lichaam is onaangetast
Anna Maria
Taigi stierf 4.00 op de ochtend van 9 juni 1837 na de laatste sacramenten te
hebben ontvangen door de lokale parochiepriester. OLHeer had beloofd aan Anna
dat de cholera Rome zou sparen tot haar dood. Ze had nauwelijks haar laatste
adem uitgeblazen toen de gesel uitbrak en onbeschrijflijke paniek veroorzaakte.
De dood van Anna ging eerst onopgemerkt voorbij maar daar kwam vlug verandering
in en het lichaam werd twee dagen opgebaard in de kerk van Santa Maria, in Via
Lata. Op de zondagavond bracht een vrome rouwstoet de kist naar de nieuwe
begraafplaats in de Campo Verano. Mgr. Natali had een masker van het gezicht
laten maken voordat het lichaam in de kist werd geplaatst.
Voor ze
stierf ontmoette ze de eerste Bisschop van Louisville Benedict Joseph Flaget en
ze prees hem en de VS. Napoleons moeder Letizia Ramolino leerde haar ook
kennen en zocht haar geestelijk advies. Haar geestelijke adviseur was Mgr
Raffaele Natali de secretaries van Paus Pius VII en een andere was St Vicenzo
Strambi. Anna kwam ook in contact met Kardinalen zoals Luigi Ercolani en ook
met Mgr Mastai de toekomstige Paus Pius IX. Zelfs Paus Pius VII vroeg
dikwijls aan Mgr Stambi hoe Anna het stelde en zond haar zijn zegen.
Ook Paus
Leo XII had hoge achting voor haar en ook de Eerbiedwaardige Giuseppe
Bartolomeo Menocchio kende haar. Ze woonde het 1825 jubileum bij dat paus Leo
XII organiseerde. Taigi kende de opvolgerShe attended the 1825
Jubilee that Leo XII convoked. Taigi kende de slechte gezondheid van Leo XII en
bad voor hem. Zijn
opvolger Pius VIII had ook een slechte gezondheid en ze voorzag zijn dood en
voorzag ook dat Kardinaal Bartolomeo Alberto Cappelari Paus Gregorius XVI zou
worden.
14/03/1800
20/08/1823
(23 jaar, 159 dagen)
SD Pius
VII
Graaf Barnaba Niccolò Maria Luigi Chiaramonti, OSB
Lid van
de Orde van St Benedictus. Aanwezig op Napoleons kroning tot Keizer van de
Fransen. Uit de Pauselijke Staten gezet door de Fransen tussen 1809 en 1814.
28/09/1823
10/02/1829
(5 jaar, 135 dagen)
Leo XII
Graaf Annibale Francesco Clemente Melchiore Girolamo Nicola Sermattei
della Genga
Plaatste
het Katholieke onderwijssysteem onder controle van de Jezuieten door Quod
divina sapientia (1824). Veroordeelde de Bijbelgenoorschappen.
31/03/1829
30/11/1830
(1 jaar, 244 dagen)
Pius VIII
Francesco
Saverio Castiglioni
Accepteerde Louis Philippe I als Koning van de Fransen. Veroordeelde de geheime
genootschappen van de vrijmetselaars en modernistische bijbelvertalingen in
Litteris altero (1830).
2/02/1831
1/06/1846
(15 jaar, 119 dagen)
Gregorius XVI
Bartolomeo Alberto Cappellari, ODB Cam.
Lid van
de Camaldolese Orde; laatste niet-bisschop die verkozen wordt tot Paus. Was
tegen de democratische en modernistische hervormingen in de Pauselijke
Staten.
Na een
paar dagen, ondanks de cholera, begon de processie van pelgrims. Het gewone
volk, bisschoppen en kardinalen kwamen eer betuigen aan de grafsteen. Kardinaal
Odescalchi gaf Mgr Natali het bevel al de documenten te verzamelen en Mrg
Luquet publiceerde de eerste biografie. Het had onmiddellijk succes en werd in
verschillende talen vertaald.
Mgr
Natali en Domenico wisten niet wie eerste te beantwoorden. Dominico vertelde : Vele
mensen die haar hadden gekend vroegen al soorten van vragen hoe ze stierf. Sommigen
spraken van de bijzondere gaven die ze had gekregen van God; anderen van de
genaden die ze hadden ontvangen door haar voorspraak terwijl ze nog leefde.
Iedereen prees haar en omschreven haar als vol verdiensten en deugden. Wat mij
betreft had ik haar hoog aangeschreven en ik verklaar dat OLHeer haar heeft
meegenomen omdat ik haar niet waard was.
Het
aantal mirakels steeg en het lichaam werd naar de kerk van OLVrouw van Vrede
gebracht. De kist werd na 18 jaar geopend en het lichaam was ongeschonden. Het
was alsof ze de dag ervoor was begraven. Op 18 augustus 1865 werd ze nog eens
verplaatst naar de basiliek van San Crisogono. Haar lichaam werd nog steeds
ongeschonden bevonden. Ze werd een nieuw kleed aangedaan: een habijt van de
Derde Orde van de Trinitariers. Ze werd nog acht dagen opgebaard voor de
verering van de gelovigen. De hele buurt van Trastevere kwam langs en er waren
troepen nodig om de orde te bewaren. Ze werd daarna in een glazen schrijn
geplaatst en kan nog altijd bezocht worden.
Intussen
begon een onderzoek in 1852 en er werden 30 getuigen gehoord waaronder
kardinalen, bisschoppen, nobelen, dienaren, de 2 dochters van de zalige en
uiteindelijk Dominico die dan 92 jaar was. In 1863 begon Paus Pius IX de
zaligverklaring. Op 30 mei 1920 werd Anna-Maria Taigi zalig verklaard. Wat
later werd ze tot bijzondere beschermster van moeders gemaakt en patrones van
de Unie van Katholieke Vrouwen. Haar feestdag is 9 juni.
Laat ons
bidden dat door de gebeden van de zondeloze Maagd Maria, God ons zal bevrijden
van onze zonden.
Vader, U
bereidde de Maagd Maria voor om de waardige Moeder te zijn van Uw Zoon. U liet
haar meedelen in de redding van Christus door Zijn dood, en hield haar
zondeloos vanaf het moment van haar ontvangenis. Help ons door haar gebeden
leven in Uw aanwezigheid zonder zonden. We vragen dit door onze Heer Jezus
Christus, Uw Zoon die leeft en heerst met U en de Heilige Geest, een God, voor
alle eeuwigheid.
O Moeder van de Koning van het Universum, perfecte moeder van het
menselijk ras, we richten ons tot u als onze moeder, onze middelares en onze
voorspreekster. O Heilige Maria, begeleid ons in onze stappen. Door uw
Onbevlekte Ontvangenis, komen we naar U om ons uit de grond van ons hart te
vragen om voor ons ten beste te smeken bij uw Goddelijke Zoon. Ik smeek u om de
volgende genade: (noem uw verzoek)
O Maria
van de Onbevlekte Ontvangenis, Moeder van Christus, U had invloed bij Uw
Goddelijke Zoon hier op aarde; U hebt nu dezelfde invloed in de Hemel. Bid voor
mij en verkrijg voor mij de inwilliging van mijn verzoek als het past voor de
Goddelijke Wil. Amen.
Anna Maria Taigi (1769-1837)
Echtgenote, Moeder en Mystica
Haar vroege leven
Zalige Anna
Maria Taigi werd geboren in Siena, Italie op 29 mei 1769. Ze was een lid van de
Derde Orde van Trinitariers. Haar ouders, Luigi Giannetti en Maria Masi kwamen
van een arm, werkmans gezin. Ze werd gedoopt Anna Maria Antonia Gesualda op de
dag na haar geboorte. Door het failliet gaan van haar vaders zaak, verhuisde ze
toen ze 6 jaar oud was met haar ouders naar Rome, waar ze de rest van haar
leven bleef. In Rome ging ze 2 jaar naar een parochieschool van de Filippini
Zusters. Na haar scholing ging ze werken als een huishoudelijke meid om het
gezin financiele armslag te geven. Doorheen haar kindertijd en jeugdjaren was
ze maar matig vroom.
Op de
leeftijd van 20 jaar, huwde ze op 7 januari 1790 met Dominico Taigi, die een
arme dienstknecht was van de chef voor Prince Chigi. Dominicos vroomheid was
heel goed, maar hij had verschrikkelijke driftbuien. Zijn manieren waren grof
en hij had een verschrikkelijk temperament. Zijn opvliegendheid deed Anna veel
lijden, maar zorgde er ook voor dat haar deugden van geduld, zachtmoedigheid,
nederigheid en vergeving tot uiting kwamen. Ze merkte dat haar glimlach en
zwijgzaamheid dikwijls zijn toorn kalmeerde. Hij was nooit fysiek ruw met haar,
maar hij was zeker een tiran. Niettegenstaande dat hield hij veel van haar
zoals hij te kennen gaf op het officiele proces van haar zaligverklaring. Ze
hadden zeven kinderen waarvan er drie stierven in de kindertijd. De
overblijvende twee jongens en twee meisjes groeiden op onder haar zorg voor hun
religieuze en morele vorming, samen met hun educatieve vorming.
De Oproep van God Haar diepe
bekering
Haar leven
van jong gehuwde beleefde ze meer voor de wereld dan voor God. Haar toenemende
zin voor spiritualiteit begon zich te mengen met Annas wereldlijkheid. Op een
dag ging ze naar de St Pietersbasiliek. Daar was een grote menigte. Ze leunde
op de arm van haar man, helemaal opgedaan met haar mooiste juwelen. Ze stonden
in de piazza, omringd door Berninis zuilenrij. Door het gedrang van de menigte
werd ze tegen Vader Angelo geduwd. Hij had de jonge vrouw nooit eerder gezien,
maar hij hoorde een innerlijke stem zeggen: Let op die vrouw, want ik zal ze
op een dag aan jouw zorg toewijden en je zult haar transformatie zien. Ze zal
haar heiligen, want Ik heb haar uitverkoren om een heilige te worden.
Uiteindelijk was
Anna Maria van plan haar wereldlijkheid opzij te schuiven en een goede biecht
te maken. Ze ging naar een naburige kerk en ging een biechtstoel binnen. Ze
weent en zegt: Vader, je hebt aan je voeten een groot zondaar. Maar de
priester zei: Ga weg, je bent niet een van mijn penitenten. Toch neemt hij
vluchtig de biecht af van haar. Hij gaf haar de absolutie maar laat de vrouw
verward aan haar lot over. Dan ging ze naar de kerk van San Marcello al Corso
en daar kwam ze toevallig Vader Angelo Verandi tegen die de innerlijke stem had
gehoord. Hij zei haar: Zo je bent uiteindelijk gekomen, mijn dochter. Onze
Lieve Heer houdt van jou en wil dat je volledig de Zijne wordt en hij vertelde
haar van de boodschap die hij ontvangen had op de piazza van de St
Pietersbasiliek.
Anna had drie
jaar wereldse zaken nagejaagd en nu ging haar nieuw leven beginnen. Vader
Angelo was haar geestelijke leider. Het was een delicate zaak want Anna Taigi
was geen non of een vrome weduwe maar de jonge vrouw van Dominico, bij wie ze
zeven kinderen had. Daar lag haar voornaamste plicht. Al de rest: boetedoening,
gebeden, mirakels, extases konden enkel gebeuren binnen haar levensstaat. Hij
had tesamen met zijn mystieke lering, wat gezond verstand en een diepe
nederigheid nodig om deze jonge moeder en echtgenote te leiden. De eerste vraag
van de Meester was zuiverheid. God gaf Anne een besef van haar eigen zwakheden
en miserie. De moeilijkheid was ook dat haar man Domenico geen H. Jozef was.
Het eerste mirakel was hem leiden op het pad van heiligheid. En verbazend
genoeg volgde hij de heilige wil van zijn vrouw.
Anna begint een innerlijke Stem te horen
Niet lang na
haar fervente komst tot God, toonde OLHeer haar de eerste stap tot haar komst
tot Hem de enorme waarde van eenvoudigheid en naastenliefde tot anderen: Onthoud
dat je voorzichtig moet zijn in alles. De duivel, Mijn dochter is een geest van
contradictie. Hij die onder invloed is van de duivel kan niet rusten dag noch
nacht. Mijn geest, is in tegenstelling een geest van liefde en vrede. Wie Mijn
vrede bezit, bezit alle zaken: vele zielen doen zware boetedoening om dit grote
goed te verkrijgen. Niemand kan de vrede van mijn uitverkorenen bereiken tenzij
hij zo eenvoudig wordt als een kind en ware naastenliefde beoefent. Wie
naastenliefde bezit, Mijn dochter, bezit geduld. Naastenliefde werkt ijverig en
met liefde. Ze spreekt geen kwaad over iemand, want ze vreest de kostbare parel
van Mijn vriendschap te verliezen. Ze begrijpt alles, ziet alles, maar bedekt
alles met Zijn mantel. Ze ziet de fouten van de naaste door de vingers, en zegt
: Het zou nog erger zijn, als U niet zou komen om mij te redden.
Je moet
weten, zei Jezus tot haar, dat wanneer Ik tot je spreek, Ik je tederheid,
vrede, berouw voor je zonden en vooral nederigheid in je teweeg breng. Weet
wel, mijn dochter, dat ongeacht een mens mij wil liefhebben, als hij niet de
weg van nederigheid neemt hij zal blijven struikelen. De mens heeft een wolk
rond zijn hart; het wordt zelfliefde genoemd De mens is vol van hoogmoed, en
Ik heb niets te maken met de hoogmoedigen. Enkel de nederigen vinden
goedkeuring in Mijn ogen. Hij die wenst Mijn genot te proeven, moet de wereld
verachten, en verwachten veracht te worden op zijn beurt.
Ik woon in
nederige zielen die vol eenvoud zijn. Hoe nederiger en weinig ontwikkeld ze
zijn, hoe meer Ik welbehagen in hen vind. O Mijn dochter, Ik verhef degenen die
zich vernederen. Zij verdienen Mijn Koninkrijk en aan hen ontvouw Ik al Mijn
geheimen. Geringschatting is een waar fundament van deugd.
De
Heiligen Maagd Maria was ook haar gids en hielp haar voorbereiden op de missie
die God haar toe geroepen heeft: Weet wel, Mijn lieve dochter, dat hier op
aarde je voor elke goede dag honderd slechte dagen zult hebben, omdat je moet
zijn zoals Mijn Zoon Jezus. Je moet toegewijd zijn boven alle dingen om Zijn wil te doen en je over te
geven aan Hem in deze levensstaat, daarin ligt je bijzondere roeping. Later,
wanneer mensen over je zullen horen, moet elke individu overtuigd zijn dat het
mogelijk is om in alle levensstaten God te dienen zonder grote uitwendige
boetedoening te doen. Men moet wel vechten tegen zijn bekoringen en zich in
alle dingen overgeven aan de heilige wil van God. Onthoud dat het meer
verdienstelijk is om aan zijn eigen wil te verzaken en zich volledig aan de wil
van God over te geven dan grote lichamelijke verstervingen te doen.
Anna Maria werd het buitengewoon
mirakel van het zonnebeeld gegeven
Jezus
vertelde aan Anna Maria dat door een eenvoudige echtgenote te zijn en moeder ze
een teken zou zijn dat heiligheid en vereniging met God beschikbaar is voor
elkeen. Hij omschreef haar missie als volgt: Ik verlang dat je zondaars
bekeert, mensen troost en zorgt voor-priesters, prelaten en Mijn Paus. Al die
luisteren naar je woorden zullen grote tekenen en genaden verkrijgen door Mijn
handen Maar je zult ook valse mensen die je zullen bespotten, maar je zult
alles voor Mijn liefde verdragen.
Dit
beangstigde haar. Mijn God waarom kies je Mij voor deze taak? Ik ben een
schepsel die onwaardig ben om op aarde rond te lopen. Ik zie dat ook,
antwoordde de Stem. Maar Ik ben het die je leidt bij de hand, zoals een lam
geleid wordt door de herder, maar het offeraltaar.
Eens hoorde ze
in de kerk van San Andrea della Valle en voor het Kruisbeeld van Jezus Christus
: Wat is je wens? Jezus volgen die arm en naakt is en van alles beroofd, of
Hem volgen in Zijn triomf en glorie? Welke kies je? en zij antwoordde: "Ik
omarm het kruis van mijn Jezus. Ik zal het dragen zoals Hem in pijn en
schandelijkheid. Ik zal door Hem wachten op triomf en glorie in het hiernamaals".
Het was in
1790 dat ze een bijzondere gave kreeg : Ze zag 47 jaar van haar leven een
soort zon met een doornenkroon errond. Zowel dag als nacht, thuis, in de straat
zal ze deze zon. Alle dingen zowel fysiek als geestelijk zag ze. Ze drong door
in de diepten en steeg op tot de hemel waar ze het eeuwig lot van de doden zag.
Ze zag de meest verborgen gedachten van personen nabij of veraf; gebeurtenissen
en personen van voorbije tijden. Ze moest enkel aan iets denken of ze zag het
in een klare en volledige manier.
Ze zag zaken
in de toekomst als in het verleden. Ze zag alles wat achter gesloten deuren
zich afspeelde, de vergaderingen van sekten, de leden van deze sekten, hun
rang, hun ceremonien al tot in de kleinste details in alle delen van de
wereldals speelde het zich af in haar kamer. Ze zag verre schepen die
ondergingen en ze hoorde het geschreeuw van de schipbreukelingen; ze zal de
gevangenissen van China en Arabie Op die manier kon ze zielen tot genade
brengen in elk deel van de aardbol, en de weg effenen voor missionarissen. Het
was ook haar missie om degenen in de Kerk te helpen door moeilijke en
turbulente tijden. Ze bad voor de Paus, voor de Kardinalen en Bisschoppen,
voor de bekering van zondaars, voor ketters van over de hele wereld. Ze zag de
oorzaak van hun leed en de oplossingen die hen genazen.
Ze was
uitverkoren door God om zielen tot Hem te brengen; een slachtoffer te zijn van
uitboeting, om grote catastrofes te verzachten, al door de macht van haar
gebeden Door dit permanent mirakel werd de vrouw van Dominico Taigi een
theologe, een lerares en een profeet. De armen, de groten van de wereld, de
prinsen van de Kerk kwamen naar haar om hulp of advies. Ze troffen haar
temidden van haar huishouding en ze leed dikwijls vanwege ziekten. Ze was
altijd bereid haar laatste boterham te delen of stond altijd klaar om naar hen
te luisteren. Wanneer ze niets meer had zei ze dit aan God en Hij zond wat
nodig was. Ze leefde van dag tot dag, zoals de vogels. Een belangrijke vrouw
in Rome wilde haar geld geven maar ze weigerde dit. Madame, zei ze vriendelijk,
hoe eenvoudig bent u. Ik dien God, en Hij is rijker dan jij. Ze raakte de
zieken aan en ze werden genezen; ze waarschuwde anderen van hun naderend einde
en ze stierven een heilige dood.
Ze doorstond
grote verstervingen voor de zielen in het Vagevuur, en de zielen die bevrijd
waren kwamen om haar te danken. Ze leed in lichaam en ziel. Ze besefte dat haar
rol was eerherstel te brengen voor de zonden van anderen, dat Jezus haar
aansloot bij Zijn offer, en dat ze een slachtoffer was in vereniging met Hem.
De pijn van Goddelijke Liefde was haar zoetheid. Na de Heilige Communie waren
er keren dat ze ineen zakte als door een beroerte getroffen. Haar staat van
extase was voortdurend aanwezig omdat de aanwezigheid van God ook voortdurend
aanwezig was. Ze ging haar weg, haar voeten vol bloed, de smalle weg.
Het was toen
de woelige periode dat Paus Pius VI sterft in Valence (Frankrijk); Pius VII een
gevangene is te Fontainebleau (Frankrijk); de Revolutie herbegint voordat
Gregorius XVI regeert. Men zegt dat de dagen van de Pausen over is, dat
Christus wet en Christus zelf aan het afnemen zijn, dat de wetenschap de Zoon
van God terugdringt naar het rijk der dromen dat Hij geen mirakels meer doet.
Maar precies
op dit tijdstip verheft God deze vrouw om de zieken te genezen Hij geeft haar
kennis van het verleden, heden en toekomst. Zij verklaart dat Pius VII terug zal
keren naar zijn troon in Rome. Ze ziet zelfs verder dan de heerschappij van
Pius IX. Ze is Gods antwoord op het heersende ongeloof.
Haar extases en haar liefde en devotie tot de
Heilige Eucharistie
Samen met het voortdurende
bijzondere visioen van de zon, begon Anna Maria extases te krijgen samen met
het horen van een innerlijke Stem. Het meest ging ze in extase terwijl ze de
Heilige Communie ontving, maar ook gedurende de meest nederige taken van kleren
wassen of zelfs terwijl ze at. Haar man en kinderen begrepen niet wat er
gebeurde met haar wanneer Anna in extase ging aan tafel. En wanneer ze tot
haarzelf kwam snauwde Domenico :Hoe kan je indommelen aan tafel? Je hebt slaap
nodig. Je moet vroeger naar bed. Na de dood van zijn vrouw besefte hij pas de
ware natuur van de dingen. Hij zei: Ik geloof dat mijn vrouw begiftigd was met
hemelse gaven. Wat de extases betreft was het tijdens de nacht, als we de
rozenkrans zeiden dat ze niet antwoordde. Ook aan tafel gebeurde het dat ze
afwezig was, soms met een vork in de hand, soms zonder beweging. Ik sprak tot
haar en ze kwam terug tot haar zinnen en ging verder met haar bezigheden, met
een glimlach.
Wanneer ze in
extase ging met haar ogen naar de hemel gericht, zei haar dochter Mariuccia
eens onder tranen : Mama is dood. Mama is door. Nee! Ze bidt. zei Sophie om
haar te corrigeren. Wees stil, ze slaapt, snauwde Domenico. Laat haar; ze
heeft niet geslapen vorige nacht. Toen ze de dagelijkse Rozenkrans baden was
haar extase heel gewoon en daarover was Dominico nog meer geschokt.
Wanneer ik
haar ging opzoeken in de morgen, zegt Kardinaal Pedicini, vond ik haar
dikwijls in extase, en was ik gedwongen om geduldig te wachten tot ze bijkwam.
Zij kon in extase gaan temidden van een conversatie. Ik moest dan terug
wachten. Enkel gehoorzaamheid van een priester of hogere had macht om haar tot
haarzelf te doen komen.
Haar
biechtvader zei: Ik was dikwijls getuige van haar extases toen we de 7
basilieken van Rome gingen bezoeken om een volle aflaat te verdienen in
gezelschap van Kardinaal Pedicini. Dan ging ze gewoonlijk te communie in de
kapel van de Heilige Crucifix te Sint Paulus buiten de muren. Onmiddellijk na
de Communie viel ze in extase. Toen we de bedevaart verder zetten beval ik haar
vlug om ons te volgen zonder in extase te vallen. Ze gehoorzaamde.
Na de Heilige
Communie toen ze de extase voelde aankomen, haastte ze zich vlug naar haar keuken,
maar dikwijls overkwam de H. Geest haar op haar weg, zodanig dat ze een
metgezel nodig had. Het aanblik van een kruis, of een beeld van OLVrouw deden
haar stoppen zodat ze opging in liefde tot God.
Haar buitengewone naastenliefde
Op een dag in
de winter kwam ze uit de Pieta kerk met Mgr. Natali, en ze kwam in de straat
een jongeman tegen die bijna naakt was. Hij had kou en honger en was vuil. Anna
liep op hem af, nam hem bij de hand, nam hem naar huis, warmde hem, waste hem
en kleedde hem en gaf hem aalmoezen en stuurde hem terug op pad. Hij was
zodanig onder de indruk dat hij weende en geen woord kon uitbrengen.
Op een andere
dag had ze de kerk van OLVrouw van Troost bereikt toen ze een arme vrouw met
uitgestrekte hand zag. De vrouw had schuim op de mond door een aanval van
epileptie. Anna kwam naderbij, veegde haar mond, ondersteunde haar en kocht
haar een glas brandewijn in een winkel. De menigte die eerst afkerig was stopte
en er werd een vrijwillige collecte gehouden om aan de arme vrouw te geven.
Daarna ging Anna de kerk binnen waar ze OLHeer hoorde zeggen: Dank je, mijn
dochter, voor de zorg die je Mij gegeven hebt.
In het
hospitaal van St. Jacob was er een vrouw die Santa heette en wiens man haar een
besmettelijke ziekte had doorgegeven die haar gezicht aantastte. Om die reden
was haar hoofd bedekt met een kap. Ze was ook blind. Toen ze de stem hoorde van
Anna riep ze uit: Hier is mijn engel. Anna bleef een lange tijd bij haar,
niettegenstaande de geur ondraaglijk was.
Anna Maria kreeg de genade om genezingen te
verkrijgen
Ze krijg ook
de gave van genezingen te verrichten. Spoedig na haar bekering, toen ze ernstig
ziek was in haar nederige woning, was ze zich aan het voorbereiden op haar dood
toen Jezus aan haar verscheen, gekleed in een blauwe mantel; Hij nam haar hand
en zei dat Hij haar als Zijn bruid beschouwde en haar de gave van zieken te
genezen verleende. Dan zei Hij : Je mag rechtstaan. Je bent genezen. Ze stond
recht en was genezen.
Soms raakte
Anna een zieke persoon aan en die was genezen. Maar dikwijls om bewondering te
vermijden gebruikte ze een beeld van OLVrouw of de H. Philomena, of een
relikwie of H. Olie. Een vrouw uit het prinselijk huis van de Albani was
stervende van baarmoederkanker. Ze deed een beroep op Anna Maria en deze zei
haar : Wrijf wat olie op het aangetaste deel en roep OLVrouw aan. De vrouw
deed het en de volgende nacht verdween de tumor en de vrouw was genezen. Anna
Maria bracht graag bezoeken aan ziekenhuizen en vooral patienten in het San
Giacomo van de Ongeneeslijk zieken.
Anna had ook
een sterke devotie voor de volgende Heiligen: de H. Jozef, H. Filip Neri, H.
Franciscus van Paola, H. Aloysius Gonzague, H. Felix van Valois, H. Johannes
van Matha en H. Philomena.
Op de octaafdag van de consecratie van de kerk
stelde men dit broederschap in, ter afkoping van slaven. Bepaalde
personen werden belast met het rondhalen van aalmoezen gedurende de
goddelijke diensten; zij mochten zich "slavenmeester van de confrérie
van de H.H. Drievuldigheid" noemen. Het geld werd bezorgd aan de Orde van
de Trinitariërs. (Trinitas= Drievuldigheid). Deze orde bestaat nu nog
en is gevestigd in Marseille (Frankrijk). De Overste is een Vlaming:
Père François Stroobants (afkomstig uit de streek van Leuven). Het geld
diende om slaven vrij te kopen uit de handen van de Sarazenen. De Orde
van de H. Drievuldigheid werd gesticht omstreeks 1200 door de H.
Johannes de Matha (1213) en Felix van Valois (1212) De leden droegen
een wit schapulier met een rood kruis er op.
Geknield aan
Uw voeten, O Grote Koningin van de Hemel, aanbidden we U met de diepste
verering en we belijden dat U de Dochter van de Vader bent, de Moeder van het
Goddelijk Woord, de Bruid van de Heilige Geest. U bent de bewaarster en
uitdeelster van de Goddelijke Genaden Om deze reden, aanroepen we U als Moeder
van Goddelijk Mededogen. Zie op ons neer hier in smart en lijden. Verwaardig U
om ons Uw ware liefde te tonen. We smeken U om de Heilige Drie-eenheid te
vragen om ons de genade te verlenen om de duivel, de wereld en onze boze lusten
te overwinnen. Vraag ons ook de genade te verlenen dat de rechtvaardigen
heiligt, de zondaars bekeert, de ketterijen vernietigt, de ongelovigen verlicht
en alle mensen tot het ware geloof brengt. Verkrijg voor ons deze grote gave
dat de hele wereld een volk vormt verenigd in de Ene Ware Kerk. Maria, Moeder
van Heilige Hoop, bid voor ons.
Kruisbeeld
Zaterdag 24 mei 1941, het feest van O.L. Vrouw, begint voor Herman Wijns
wondermooi, maar eindigt met een tragisch ongeval waaraan hij twee dagen later
zal overlijden.
Herman
vereert O.L. Vrouw.
De mis -
die dag uiteraard aan O.L. Vrouw gewijd - was zeer mooi, vertelt hij aan zijn
moeder terwijl hij zich klaar maakt om naar school te gaan.
Moeder
zegt hem dat hij die avond alleen thuis zal zijn, want vader heeft een
vergadering en zij gaat met een vriendin naar de cinema.
De
laatste klassefoto: het 5e leerjaar (1940-1941) van St-Eduardus, bij broeder
Eleazar
Herman
vindt het geen probleem om alleen thuis te blijven, maar tijdens de middagpauze
raadt hij zijn moeder ineens ten zeerste af naar de cinema te gaan.
Uiteraard
wil moeder zich door haar tien-jarige zoon de les niet laten spellen, maar
Herman volhardt en dreigt zelfs niet meer naar de kerk te zullen gaan als
moeder toch naar de cinema gaat.
Na
schooltijd kwam hij thuis met een groot, besmeurd en stinkend kruis van Jezus,
dat hij ergens in een vuilbak had gevonden.
Die
smeerlappen, roept hij, terwijl hij het probeert proper te maken.
Ja,
vake, ik heb wat meegemaakt, vertelt hij naderhand aan zijn vader, die zijn
verontwaardiging eerst niet begrijpt.
Ik kom
van school langs de Bredabaan en zie daar in een vuilnisbak een kruisbeeld. Ik
dierf dat zomaar niet pakken... Ik ben er voorbij gegaan... Maar dan kon ik
toch niet verder en ben ik teruggekeerd. Zo tot driemaal toe. Toen was het
alsof ik Jezus hoorde roepen: 'Herman toch, gaat ge me hier in de vuilnis
laten? Schaamt ge u over mij?' Toen kon ik het niet meer. Ik heb het kruis
gepakt en ben naar huis gelopen.
Vader
vindt het eerst niet goed dat Herman het kruis op zijn kamer hangt; hij heeft
tenslotte al een kruis boven zijn bed hangen.
Maar
vake, mag ik het op mijn kamer hangen? Uit eerherstel probeert Herman.
Vader is
verrast door die uitspraak en geeft toe.
Opgewekt
rent Herman naar boven, timmert een nagel in de muur en hang het kruis boven
zijn bed.
Twee uur
later verongelukt hij.
Het
ophangen van het kruis was zijn laatste bezoek aan zijn kamer.
Plaaggeesten
Nadat hij zich gewassen en verkleed heeft voor het Lof maakt Herman zijn
huiswerk.
Voor hij
naar de kerk gaat moet hij nog een brief afgeven bij de slager in de
Borrewaterstraat, een groffe kerel die veel vloekt.
Dr.
Maurice Timmermans, naar wie de zijstraat van de Bredabaan werd genoemd, was
op de avond van de 24e mei de eerste arts die Herman behandelde
Herman
gaat er niet graag heen en daarom stelt zijn moeder voor met hem mee te gaan.
Terwijl
zijn moeder met de man spreekt gaat Herman met de twee zoontjes van de slager
naar de kuikentjes in de tuin kijken.
De
kuikentjes zaten achter een staande glasplaat die tegen een klein hokje stond.
Naast de
slager nu woonde een vriend van Herman, Willy Gommeren.
Toen die
Hermans stem in de tuin hoorde en zijn naam riep is Herman op het hokje
geklauterd om met zijn kameraad te kunnen praten.
Het ging
over de mis van de volgende ochtend, maar terwijl ze praatten sloeg het noodlot
toe.
De
zoontjes van de slager, twee plaaggeesten gelijk hun vader, hadden een rubberen
bal met water gevuld en begonnen Herman ermee nat te spuiten.
Die wilde
zijn goede kostuum droog houden en probeerde de waterstraal te ontwijken.
Is hij
dan van het dakje gesprongen of is hij gevallen?
Het is
onduidelijk.
Herman
viel in ieder geval op de rechtopstaande glasplaat, die brak en een lange
scherf drong van achteren zijn knieholte binnen.
Pees,
zenuwen en een ader werden doorgesneden en door de vreselijke wond en het vele
bloed was de paniek groot.
Voor het
eerst alleen
Zijn moeder is op het geschreeuw afgekomen, treft haar zoon in de tuin met een
verschrikkelijke wond aan zijn been, maar raakt niet in paniek.
In de St.
Bartholomeusstraat, 100 meer verderop, woont dokter Duerinck en met de jongen
in haar armen rent ze ernaartoe.
De dokter
blijkt echter niet thuis te zijn en moeder kijkt radeloos om haar heen - naar
Dr. Timmermans, ver weg op de Bredabaan is een veel te lange weg!
Een
passerende Duitse officier ziet gelukkig haar paniek en schiet te hulp.
Het St.
Bartholomeusziekenhuis in de Gasthuisstraat - tegenwoordig de Van
Aertselaerstraat - waar Herman op maandag 26 mei 1941 overleed
Eerst
legt hij een drukverband om de wond dicht te binden en dan houdt hij een
fietser aan.
Die
vrouw kan niet meer. Neem de jongen op uw fiets en ga met hem naar de dokter,
beveelt hij.
Onderweg
passeren ze Cinema Astoria op de Bredabaan.
Er staat
al veel volk aan te schuiven, maar niemand bekommert zich om de angstige moeder
met haar bloedende kind.
Waarom
zei Herman dat zijn moeder niet naar de cinema moest gaan?
Dokter
Timmermans begrijpt meteen de ernst van de situatie en laat Herman overbrengen
naar het St. Bartholomeushospitaal in de (huidige) Van Aertselaarstraat.
Een
chirurg daar onderzoekt de wond en zegt de verpleegster goed voor hem te
zorgen: Hij lijdt veel pijn zuster.
Een groot
probleem was dat penicilline pas na de tweede wereldoorlog algemeen bekend
geraakte en dat er dus groot gevaar voor infectie was.
De glazen
plaat was zeer vuil geweest en zat vol ziektekiemen.
Er volgde
een nacht van angst en reddeloosheid voor vader en moeder Wijns, met hun zoon -
voor het eerst van zijn ouders gescheiden - op de afdeling intensieve zorgen.
De dag
erna - zondag 25 mei - is Herman opgewekt als zijn ouders hem (tijdens het
bezoekuur!) komen bezoeken.
Hij maakt
zich geen zorgen over een operatie of zelfs een eventuele amputatie van zijn
been.
Dan
krijg ik een kunstbeen en daarmee kan ik ook gaan.
Vader en
moeder Wijns gaan enigszins opgewekt naar huis, maar dat verandert na de tweede
nacht.
Het einde
nadert
Het moet een zeer angstige nacht zijn geweest voor Herman, daar alleen in het
gasthuis, met hevige pijn in zijn been en een snel verslechterende toestand.
Hij zal
naar zijn moeder verlangd hebben en gebeden hebben dat alles weer snel in orde
zou komen.
Waarom
moest hem dit overkomen?
Vader
Jozef Wijns naast de kist van zijn enig kind
Wanneer
zijn ouders de volgende dag (maandag 26 mei) op bezoek komen treffen ze een
heel andere Herman dan de dag ervoor.
Herman
keek bedrukt en klaagde zelfs: Ik leef hier niet graag...
Hij
maakte koorts terwijl zijn lichaam vocht tegen de voortschrijdende infectie.
Bovendien
leek hij de hoop opgegeven te hebben, leek hij te weten dat zijn einde naderde,
want wanneer zijn moeder zegt dat ze aan de broeders op school zal zeggen dat
hij die dag niet naar school komt antwoordt hij: Zeg maar dat ik nooit meer
naar school zal komen.
Zijn
opmerking verbaasde zijn ouders en joeg hen schrik aan.
Dan maakt
Herman een opmerking die hem volgens velen identificeert als iemand die in nauw
contact staat met God.
Hij
strekte zijn armen uit naar zijn ouders en sprak woorden die klonken als een
afscheid.
Och vake
en moeke, hoeveel ik van u houd, dat heb ik deze nacht pas goed gevoeld, en
hoeveel ik van de mensen houd. Zeg hen dat ik ze heel graag, heel graag, heel
graag zie!
Vader en
moeder gaan naar huis en Herman praat nog wat met de zuster.
- Ge
zoudt wel gaarne met ze mee zijn gegaan, niet waar?
-
Vroeger wel, zuster. Maar nu ik Onze Lieve Vrouw heb gezien, niet meer. Zij is
zo mooi.
Herman
was bereid om naar de hemel te gaan.
In
saecula saeculorum
Het nieuws over Hermans ongeval was inmiddels als een lopend vuurtje door
Merksem gegaan, en veel mensen kwamen hem bezoeken.
Maar met
Herman ging het snel bergafwaarts.
Pastoor
Bamps kwam hem 's middags berechten en de zegen geven en toen onderpastoor
Heymans later die namiddag aankwam in het gasthuis was Herman al niet meer bij
bewustzijn.
De koorts
was zorgwekkend hoog opgelopen en hij ijlde.
Pastoor
Heymans was een van Hermans beste maatjes in de kerk en voorovergebogen over
zijn bed hoorde hij zijn kleine vriend teksten uit de latijnse mislithurgie
opzeggen.
Dominus
illuminatio mea, et salus mea: quem timebo (De Heer is mijn licht en mijn
heil: wie zal ik vrezen).
Onrustig
in zijn doodstrijd probeerde pastoor Heymans Herman wat gerust te stellen.
Hij pakte
de hand van de jongen en zei: Hermanneke, niet bang zijn, gij gaat recht naar
Onze Lieve Heer.
Verbazend
was dat de jongen, buiten bewustzijn, antwoordde: In saecula saeculorum,
Amen.
Woorden die
hij zo goed kende uit de Mis: In alle eeuwigheid
Het waren
zijn laatste woorden, want diezelfde avond overleed Herman Wijns, tien jaar
oud, op de 26e mei 1941.
Alle
aanwezigen waren zeer onder de indruk, zozeer zelfs dat de andere zieken op de
zaal de zuster verzochten hem niet direct naar het lijkenhuisje te brengen,
maar hem nog een tijdje op de zaal te laten liggen.
De dood
was snel gekomen: zaterdag nog vol in het leven een kruisbeeld uit de vuilbak
gered, maandagavond levenloos in de kliniek.
Voor de
ouders was het plotse overlijden van hun enig kind een onuitsprekelijk
verdriet, maar zoals enkele dagen later zou blijken was bijna heel Merksem
aangedaan door het lot van de jonge misdienaar.
Zaterdag
nog springlevend op school, maandagavond dood in een ziekenhuisbed, na een
ongeluk met een glasplaat dat een dodelijke wond aan de knieholte veroorzaakte;
dat was het wrede lot van Herman Wijns.
Herman
Wijns had tijdens zijn korte leven indruk gemaakt op iedereen die hem leerde
kennen.
De kist
wordt vanuit de woning in de Wuytslei 23 naar de lijkwagen gebracht
Eerlijk
en open, toegewijd en voor zijn leeftijd soms verrassend volwassen.
Hoeveel
indruk hij tijdens zijn leven had gemaakt bleek tijdens de uitvaart die heel
het openbare leven in Merksem een dag stilzette.
Dinsdag
27 mei 1941
De dag na het overlijden van Herman was een moeilijke dag voor vader en moeder
Wijns.
Hun enig
kind was hen door een banaal ongeval (en wellicht enkele medische blunders
erna) ontnomen, en het was voor vader Wijns dan ook onverdraaglijk zijn zoon
achter te moeten laten in het onpersoonlijke dodenhuisje op de Bredabaan.
Daarom arrangeerde
Maria Van Mol, een zus van vader en Hermans liefste tante, dat Herman thuis
mocht worden opgebaard.
Onkel Mon
was schrijnwerker en maakte voor Herman een kistje.
Die werd
op de eikenhouten tafel in de voorkamer van het huis Wuytslei 23 geplaatst en
met geleend materiaal werd een rouwkapel ingericht.
Tijdens
de dagen voor de begrafenis stelde men een aantal eigenaardigheden vast.
Zo trad
de normale lijkstijfheid niet op.
De handen
en armen schoven telkens weg, waardoor men ze moest stutten en vastbinden.
Een
massa volk is op de been voor een 10-jarige jongen
Ook
lieten Hermans ogen zich niet sluiten, want hoe men ook zijn best deed, zijn
ogen vielen telkens weer open.
Alsof
hij nog een oogje op de wereld wilde houden.
Het
verschijnsel werd ook door de artsen vreemd gevonden, maar hun conclusies zijn
helaas verloren gegaan toen het doktersattest met veel andere waardevolle
archieven in 1944 tijdens de brand van het oude gemeentehuis werd vernietigd.
De
begrafenis zou vrijdag de 30e plaatsvinden en tijdens de drie dagen die Herman
thuis lag opgebaard sloeg het verdriet van de ouders om in verbittering, vooral
bij moeder Johanna.
Wij
hebben altijd ons best gedaan als christelijke mensen; wij hebben voortdurend
harde, vernederende beproevingen gekend en nu wordt ons ons enige kind
ontnomen...!
Vader
vond steun in zijn geloof: Had ik toen het gebed niet gehad, dan had ik de
hand aan mezelf geslagen
De
familieleden - alleen mannen! - volgende lijkwagen en de bloemen op weg naar
de St. Bartholomeuskerk
Vader en
moeder Wijns brachten de nachten voor de begrafenis door bij Maria Van Mol,
maar overdag vond vader alleen troost aan de kist van zijn zoon, waar hij de
tijd vertwijfeld biddend doorbracht.
Het
verlies van een kind, iets ergers kan een mens bijna niet overkomen.
30 mei
1941
Het regende lichtjes op die windstille lentedag in 1941, alsof de natuur mee
treurde.
Heel
Merksem leek uitgelopen voor de uitvaart en mensen die het meemaakten
herinneren zich de begrafenis van Herman Wijns als iets uitzonderlijks.
Bij het
buitenbrengen van de kist ontstond er dan ook een serieus gedrang aan de woning
in de Wuytslei toen de vele aanwezigen het kistje wilden aanraken.
Eens de
politie de orde weer een beetje hersteld had en Pastoor Michielsens en zijn
drie onderpastoors hun misdienaar aan huis waren komen begroeten en zegenen
ging de stoet in een zee van bloemen naar de St. Bartholomeuskerk.
De
rolluiken op de Bredabaan waren neergelaten en heel Merksem viel even stil.
Vader
Wijns - met zakdoek voor het gezicht - heeft het moeilijk tijdens de tocht
naar de kerk
Ook aan
de kerk was een erehaag van bloemen gevormd, maar terwijl Merksem een van zijn
meest religieuze momenten beleefde onderging vader Wijns het hele schouwspel
als leed, roof en onbegrijpelijk.
Na de
dienst in de St. Bartholomeuskerk werd Herman naar het kerkhof in de Van
Heybeeckstraat gedragen, waar hij in het familiegraf werd gelegd.
De plaats
was eigenlijk voorzien voor een ander familielid, maar die stond zijn plaats
graag af aan zijn neefje.
Aan de
rand van het graf stonden Hermans schoolmakkers, en vooral op hen moet de
uitvaart - het zal voor velen de eerste keer zijn geweest - een grote indruk
hebben gemaakt.
Maar ze
waren niet de enigen.
Mensen
gingen na afloop niet - zoals gebruikelijk na een begrafenis - op café : Als
ge zoiets hebt meegemaakt, dan gaat ge in stilte naar huis.
Kanunnik-onderpastoor
Pijpers zei naderhand: Ik heb het geluk gehad in mijn leven in persoonlijk
contact te zijn geweest met twee heiligen: eerst met priester Edward Poppe,
later met mijn misdienaar Herman Wijns.
Wat zal
onze kerk leeg zijn nu we Herman moeten missen, bedacht een andere priester.
De dagen
na de begrafenis bleven de bloemen toestromen op Hermans graf en als snel was
er sprake van een heuse verering.
Reeds in
1942 (!) verscheen het eerste boekje over het leven van Herman en in de jaren
die volgden verschenen er wereldwijd artikelen en nog een heel aantal boekjes
over Herman.
Het
eerste graf van Herman. Vanwege de vele exvoto's was er al gauw ruimtegebrek
en werd de kist in 1957 opgegraven en verplaatst naar de huidige ligplaats
vlak naast het zwembad
Veel
mensen beweerden op voorspraak van Herman een gunst van God te hebben
ontvangen: genezing of een succesvolle operatie.
Al kort
na de begrafenis verschijnen er dankplaatjes (exvoto's) aan zijn graf, om
Herman te bedanken.
Eén ervan
drukt mooi uit waarom Herman wereldwijd beroemd is en er in sommige katholieke
landen (Mexico!) zelfs foto's in alle schoolklassen hangen met Herman als
voorbeeld voor de jeugd: "Hier rust in zalige vrede een grote vriend van
Onze Lieve Heer."
Spijtig
dat wij geen andere kinderen hadden, wij konden niet vergelijken. Wij hebben
het op dat moment nooit gezien, dat Herman anders was dan andere kinderen,
zou moeder Johanna Dens na Hermans dood nog vaak opmerken.
In 1958
was het aantal exvoto's zo gegroeid dat het graf - midden op de begraafplaats -
verplaatst moest worden.
Inmiddels
neemt het nieuwe graf meer dan 100 m² in beslag en staan er om en nabij 4.000
dankbetuigingen rond.
Elke
eerste vrijdag van de maand trekt de mis die bij zijn graf wordt opgedragen
honderden bezoekers en elke dinsdag komt een steeds groeiende gebedsgroep samen
aan het bed van Herman, in het Herman Wijns Huis in de Van Heybeeckstraat 23.
Een
museumpje dat een bezoek meer dan waard is, maar daarover een andere keer meer.
Hoewel
maar weinig Merksemnaren Herman Wijns kennen is hij wereldberoemd.
Het
graf van Herman Wijns anno 2006: een bedevaartsoord, waar dagelijks mensen
komen bidden en waar elke eerste vrijdag van de maand een mis wordt
opgedragen. De huidige ruimte schiet alweer tekort om de vele exvoto's te
kunnen plaatsen
De vele
mensen die menen door Herman te zijn geholpen zijn er heilig van overtuigd dat
Herman nog steeds in contact staat met God en nog steeds mensen helpt.
Herinnerinsghuis:
Van Heybeeckstraat 23
2170 Merksem
Gebed tot
de Onbevlekte Ontvangenis
Dag 8
Laat ons
bidden dat door de gebeden van de zondeloze Maagd Maria, God ons zal bevrijden
van onze zonden.
Vader, U
bereidde de Maagd Maria voor om de waardige Moeder te zijn van Uw Zoon. U liet
haar meedelen in de redding van Christus door Zijn dood, en hield haar
zondeloos vanaf het moment van haar ontvangenis. Help ons door haar gebeden
leven in Uw aanwezigheid zonder zonden. We vragen dit door onze Heer Jezus
Christus, Uw Zoon die leeft en heerst met U en de Heilige Geest, een God, voor
alle eeuwigheid.
O
Welwillende Maagd Maria, geliefde Moeder van Jezus Christus, onze Verlosser,
bemiddel tot Hem voor ons dat we de gunst verkrijgen waar we oprecht om smeken.
(noem uw verzoek) O Moeder van het Vleesgeworden Woord, we voelen ons
aangemoedigd dat onze gebeden om uwentwil welwillend zullen gehoord worden voor
de troon van God. O Glorierijke Moeder van God, in herinnering van uw
vreugdevolle Onbevlekte Ontvangenis, hoor onze gebeden en verkrijg voor ons
onze verzoeken.
O Maria
van de Onbevlekte Ontvangenis, Moeder van Christus, U had invloed bij Uw
Goddelijke Zoon hier op aarde; U hebt nu dezelfde invloed in de Hemel. Bid voor
mij en verkrijg voor mij de inwilliging van mijn verzoek als het past voor de
Goddelijke Wil. Amen.
Gedurende de 33 jaren van zijn sterfelijk leven, heeft
Jezus vurig verlangend uitgezien naar het ogenblik, dat Hij ons zijn bloed en
zijn leven zou schenken. Dit uur is geslagen. Samen met zijn Apostelen begeeft
Zich de goddelijke Verlosser naar Jeruzalem om er het Paasfeest te vieren. Ze
liggen aan tafel aan, Jezus spreekt tot zijn Apostelen. Nog nooit deed Hij het
met zoveel vuur: Vurig heb Ik verlangd, dit Paasmaal met u te eten, voor mijn
lijden. (Lukas 22,15)
En na de voeten van zijn Apostelen te hebben gewassen,
neemt Jezus brood in zijn heilige en eerbiedwaardige handen; en na gedankt te
hebben breekt Hij het, en geeft het hun, zeggende: Dit is mijn lichaam,
hetwelk voor u overgeleverd wordt. Zo ook de kelk, zeggende: Deze kelk is het
nieuwe verbond door mijn bloed, dat voor u vergoten wordt. (Lukas 22,19-20)
Jezus voegt er nog aan toe: Telkens gij dit verricht, doe het te mijn
gedachtenis. (1 Kor 11,23-25)
De Verlosser verricht dit liefdewonder, opdat, eens zijn
lijden voltrokken, het er een eeuwig aandenken van zou wezen. Het altaar zal
voor Jezus een ander Calvarieberg zijn, en de heilige Missen welke er
opgedragen worden, zullen de onbloedige hernieuwing wezen van zijn Kruisoffer.
In het tabernakel zal Jezus het goddelijk Slachtoffer zijn,
dat, op aarde gelijk in de hemel, voor de troon van God staat als het Lam dat
geslachtofferd werd. (Openb 5,6) En de
Heilige Communie is niets anders dan de innige vereniging van de ziel met
Jezus, geofferd op Calvarie. De beker van de dankzegging die wij zegenen, is
die niet een gemeenschap met het bloed van Christus?- Het brood dat wij breken,
is dat niet een gemeenschap met het lichaam van Christus? (1 Kor 10,16)-
Telkens gij dit brood eet en de kelk drinkt, verkondigt gij de dood des Heren.
(1 Kor. 11,26)
Mijn God en Zaligmaker, nu verbazen mij de woorden van uw
welbeminde leerling, de H. Johannes, niet meer: Tot het uiterste toe, heeft
Hij de zijnen liefgehad. (Joh 13,1)- Al de schatten van uw oneindige liefde
zijn uitgeput. Treffend zegt de H. Augustinus: Ik durf beweren dat God, hoewel
Hij almachtig is, toch niet meer geven kon; hoewel Hij oneindig wijs is, toch
niet meer te geven wist; hoewel Hij de onuitputtelijke bron is van alle
rijkdommen, toch niet meer te geven had, omdat Hij zichzelf gegeven heeft als
God en mens.
O Jezus, hoe onbegrijpelijk goed zijt Gij voor de mensen!
Wees Gij, in uw Liefdessacrament mijn enige schat, mijn al.
Mijn ziel, wilt gij de onmetelijke liefde van Jezus nog
beter begrijpen, denk dan: wanneer, in welke omstandigheden, Hij ons zijn H.
Sacrament van het Altaar geeft.
In de nacht dat Hij verraden werd! (1 Kor 11,23)- In die
afgrijselijke nacht waarin allen tegen Hem samenspannen te Jeruzalem. In die
nacht, waarin koorden en ketenen bereid worden om Hem te binden en te boeien;
nagels en hamers om Hem wreedaardig te kruisigen; de schandpaal van het kruis
om er Hem meedogenloos aan vast te nagelen. In die wrede nacht, waarin Hij
lafhartig verraden wordt door een van zijn leerlingen, door een ander
verloochend en door allen verlaten.
De oneindige liefde van zijn minnend Hart spoort Jezus aan,
Zich helemaal te schenken aan ons, zijn ondankbaarste schepselen. O goedheid
zonder weerga! Dierbare Zaligmaker, wat doet Gij toch? Heel de wereld spant
tegen U samen!Als Gij bij ons blijft in het H. Sacrament, stelt Gij u bloot
aan talloze oneerbiedigheden, beledigingen en heiligschennissen. Ongelovigen en
bozen zullen U op de laagste wijze verguizen. Ze zullen spotten met uw liefdesoffer,
zelfs uw priesters doden aan het altaar, onder de H. Mis. Pijnlijker nog:
zelfs christenen zullen U beledigen: ze zullen U alleen laten, in het
tabernakel. Ze zullen geen ogenblik voor U over hebben, zelfs niet om s zondags
de H. Mis bij te wonen.
Wat mij het meest verdriet doet: velen, ontelbaren, door de
eeuwen heen, zullen U ontvangen met een mond, een tong, een hart bezoedeld door
vreselijke zonden. Jezus!... Jezus!... Gedenk uw goddelijke eer en majesteit.
O ja, Ik weet het, antwoordt Jezus, onnoemelijk zullen de
oneerbiedigheden, de heiligschennissen zijn, maar zelfs het water van de zee
kan het liefdesvuur van mijn Hart niet uitdoven. (hooglied 8,7) De liefde voor
de mijnen is te groot: het is mijn welbehagen in hun midden te verblijven. Ik
moet hun voorspreker zijn bij de Vader en Ik wil hun sterkte zijn in
vermoeienissen, hun steun in zwakheid, hun toevlucht in bekoringen, hun
voedsel, het onderpand van hun onsterfelijkheid en van hun eeuwig leven.
Jezus, laat mij U toeroepen met al de vurigheid van mijn
hart: dank!... liefdevolle Heiland, eeuwig dank! Ik bemin U en wil U steeds
meer en meer beminnen in uw H. Sacrament.
Laat ons
bidden dat door de gebeden van de zondeloze Maagd Maria, God ons zal bevrijden
van onze zonden.
Vader, U
bereidde de Maagd Maria voor om de waardige Moeder te zijn van Uw Zoon. U liet
haar meedelen in de redding van Christus door Zijn dood, en hield haar
zondeloos vanaf het moment van haar ontvangenis. Help ons door haar gebeden
leven in Uw aanwezigheid zonder zonden. We vragen dit door onze Heer Jezus
Christus, Uw Zoon die leeft en heerst met U en de Heilige Geest, een God, voor
alle eeuwigheid.
O
Onbevlekte Maagd, Moeder van God, en mijn moeder, kijk met uw sublieme
waardigheid op mij neer terwijl ik, vol vertrouwen in uw gulheid ten volle
overtuigd ben van uw macht. Ik smeek u om mij te hulp te komen en uw Goddelijke
Zoon te vragen om mij de gunst te verlenen die ik vraag in deze noveen (noem uw
verzoek). Als het in het voordeel is van mijn onsterfelijke ziel en voor de
zielen voor wie we bidden.
O Maria
van de Onbevlekte Ontvangenis, Moeder van Christus, U had invloed bij Uw
Goddelijke Zoon hier op aarde; U hebt nu dezelfde invloed in de Hemel. Bid voor
mij en verkrijg voor mij de inwilliging van mijn verzoek als het past voor de
Goddelijke Wil. Amen.
Opvoeding
Herman, de Kleine Pastoor had een goed karakter, we zagen het al in de vorige
afleveringen..
Liegen of
bedriegen was niet des Hermans, iemand kwetsen kwam niet bij hem op.
Hij had
eens gehoord hoe iemand zijn vader, Jozef Wijns in diens afwezigheid beledigde.
Herman
vertelde niemand over hetgeen hij gehoord had, maar terug naar die man wilde
hij niet.
Wanneer
men hem vroeg wat hij toch tegen de beste man had, zweeg hij diplomatiek -
zeven jaar oud.
Zeer
gelovig was Herman en dat zal veel te maken hebben gehad met de opvoeding die
het kereltje kreeg.
Zijn
moeder, Johanna Dens was een fijngevoelige en toegeeflijke vrouw, zijn vader
een zeer vroom man.
Pastoor
Wuyts wilde de vader van Herman Wijns tot het priesterambt beroepen, maar
daar stak grootmoeder Wijns een stokje voor. Als weduwe had ze al haar zoons
nodig om rond te komen
Vader
Jozef Wijns kwam uit een groot en kinderrijk (acht) gezin en aangezien
grootvader Wijns overleed voor zijn oudste zoon volwassen was moest ook vader
Wijns al jong gaan werken.
Er waren
in die tijd nauwelijks sociale voorzieningen en geen werk betekende
eenvoudigweg geen brood op de plank.
De vader
van Herman was door de pastoor van de St. Bartholomeusparochie - E.H. Wuyts -
uitverkoren om priester te worden, maar grootmoeder Wijns dacht daar anders
over, hoewel zelf een godvruchtige vrouw van de oeroude stempel.
Afstanden
rekende ze in paternosters of weesgegroetjes: ''Van Merksem naar Schoten is
drie paternosters'.
Maar hoe
christelijk ook, ze zag er het nut niet van in een van haar kinders in een ver
oord tot priester opgeleid te laten worden.
Ze had
d'r kinderen graag in haar buurt, en aarzelde niet om een van haar zoons zijn
vaders trouwring mee te geven toen die moest gekeurd worden voor de militaire
dienst...
'Ik bid
al'
Vader Wijns kwam dus uit een oud-christelijk maar stoer gezin, waar God werd geëerd
maar ook hard gewerkt moest worden.
Herman
zag zijn vader vaak en lang bidden bij een beeldje van O.L. Vrouw van Lourdes
en geïntrigeerd door dat schouwspel imiteerde Herman al als kleuter zijn vader
en prevelde met een klein rozenhoedje zijn zelfbedachte gebedjes.
Nog voor
zijn eerste H. Communie ging Herman doordeweeks, 's ochtends in alle vroegte,
regelmatig met zijn vader mee naar de H. Mis en na de H. Communie deed hij dat
elke dag.
De St.
Bartholomeuskerk zoals Herman haar kende, met achteraan nog het oude altaar
dat bij de verwoesting van de kerk in 1944 verloren ging.
Zoals
veel kinderen in die tijd had Herman zijn eigen kerkboekje 'Ik bid al', waarin
op elke bladzijde een tafereel uit de H. Mis stond afgebeeld.
Later
volgden uiteraard ook 'De Kleinen bij Jezus', een 'Hosannaboekje' en, toen hij
9 jaar oud was, een missaal.
Zijn
kinderbijbeltjes waren bij zijn overlijden allemaal stukgelezen: de ruggen eraf
of los en alle pagina's beduimeld.
Bidden
voor de overledene
De jongen moet helemaal overdonderd zijn door de indrukwekkende symboliek van
het katholicisme zoals dat in de jaren '30 nog alom tegenwoordig was, en zoals
een jongen van zijn leeftijd tegenwoordig voetballer Ronaldinho of rapper
'50 Cents' vereert, zo bestond voor Herman alleen de H. Mis.
Heeft een
kind van zijn leeftijd anno 2006 misschien een plakboek met voetbalsterren, zo
had Herman zijn missaal vol plaatjes van Christus, OL. Vrouw, de H. Jozef of
Joannes.
Opvallend
aspect aan zijn missaal was de voorliefde voor mensen die waren gestorven.
Achterin
treffen we een lijstje aan van alle overledenen van zijn tijd als misdienaar,
compleet met datum.
Wanneer
hij later als misdienaar mee een lijk moest uitdragen zag men Herman biddend in
de begrafenisstoet.
Gevraagd
naar het waarom zei hij: Iedereen volgt de lijkbaar, er wordt gesproken en
gerookt. Er is echter niemand die bidt voor de overledene.
Vroom was
Herman en misnoegd over diegenen die niet naar de wetten van de kerk leefden.
Zo vinden
we in zijn missaal bijvoorbeeld ook een lijstje van mensen uit zijn straat (dan
al de Wuytslei) die op zondag niet naar de H. Mis gingen, ook weer met datums
en al.
Niets of
niemand kon Herman weerhouden naar de heilige mis te gaan.
Hij
leefde er voor.
Herman
Wijns, de Eucharistische Kruistochter
Toen zijn
moeder hem eens verbood om naar de H. Mis te gaan omdat het te slecht weer was,
antwoordde Herman: Niet naar de Mis, dan ook niet naar school.
Zijn
vroomheid en toewijding tot de kerk was natuurlijk ook de broeders van het
St-Eduardusinstituut opgevallen en het was daarom dat hij kort na zijn eerste
H. Communie door broeder Elianus werd uitgekozen om Eucharistische Kruistochter
te worden.
Omdat hij
van kindsbeen af op de Eucharistie gericht was bleek Herman een goed
Kruistochter en zijn uitverkiezing maakte van hem een nog vuriger Christen.
Zorgen
Vanaf Hermans geboorte tot hij een jaar of zeven was verging het vader en
moeder Wijns goed.
Hun
beenhouwerij op de Bredabaan liep aanvankelijk super, maar de crisis van de
jaren '30 trof ook de familie Wijns en in 1938 moest men de boeken toe doen.
Men
betrok het gelijkvloers van het pand op de Wuytslei 23 en vader en moeder Wijns
moesten uit werken gaan.
Voor
mensen die vier gasten en een dienstmeid hadden gehad was het werken voor een
baas moeilijk te accepteren en van de zorgeloze sfeer in huize Wijns was al
snel niets meer over.
Vader nam
zijn toevlucht tot het gebed terwijl moeder Wijns juist van haar geloof viel.
Herman
had het daar moeilijk mee.
Zijn
moeder ging niet meer naar de kerk en daar maakte de kleine jongen zich grote
zorgen over.
Een
gebeurtenis waar Herman vrijwel zeker getuige van was: de St.
Bartholomeusprocessie op de Bredabaan in 1937
Hij
probeerde zijn moeder over te halen, maar gedeprimeerd door de tegenslagen in
haar leven kon moeder Wijns het niet opbrengen.
Waarom
vraag je het zo dikwijls, klaagde ze tegen haar godvruchtige zoon.
Nu, ik
dacht zo maar, zie je... Vake en ik daarboven en jij... zou hij geantwoord
hebben.
Herman
Wijns gaf al op jonge leeftijd blijk van een groot begrip van het wezen van de
katholieke kerk en zij die hem gekend hebben spreken ervan hoe hij nooit
aarzelde om de mensen om hem heen te wijzen op het belang van de H. Mis, de H.
Communie en de Lithurgie.
Het was
dan ook zijn begrip van en zijn toewijding aan de H. Kerk die hem in laatste
jaar van zijn leven tot een opmerkelijke misdienaar maakten.
Misdienaar
worden
Wat voor kinderen van onze tijd een beroemde voetballer, zanger of actrice is,
was voor Herman Wijns O.L. Vrouw, Jezus Christus en de H. Kerk.
Spelen
kinderen anno 2006 met een playstation of voetbal in het park; Herman speelde
het liefst de H. Mis zijn onkel Mon.
Herman
stond in zijn korte leven open voor al hetgeen het Katholicisme verkondigde en
zijn drang naar het altaar was uiterst opmerkelijk.
Wanneer
een vriendje Willy hem kort voor zijn negende verjaardag vraagt welk cadeau hij
wenst, antwoordt Herman dat hij misdienaar wil worden.
Hij
vraagt het aan zijn vader, maar die vindt hem nog te jong voor zo'n ernstige
zaak.
Herman
vraagt zijn tante Marie eens met zijn vader te praten en die weet vader Wijns
over te halen.
Nadat hij
zich door zijn zoontje heeft laten overtuigen van diens motivatie stemt hij
ermee in, en enkele weken na zijn negende verjaardag neemt vader Wijns zijn
enig kind mee naar de pastoor om diens toestemming te vragen.
Die heeft
zijn twijfels, maar is snel overtuigd, zo blijkt uit volgende anekdote.
Jacobus
Michielsens uit Stabroek (1876-1946) was pastoor van St. Bartholomeus toen
Herman er misdienaar was
Meneer
pastoor - Jacob Michielsens - meende namelijk dat Herman te klein zou zijn om
de staander met het misboek te tillen.
Maar
nee, Mijnheer pastoor. Tijdens de week is het een houten staander die ik kan
optillen. Op zondag is het de bronzen, maar dan tilt u de staander zelf,
antwoordde de jongen.
Meneer
pastoor kan zijn lachen bijna niet onderdrukken en zegt dat in dat geval Herman
de volgende dag reeds de mis mag dienen.
Hermans
is buiten zinnen van vreugde, nodigt al zijn familie en vrienden uit en noteert
die dag - 6 april 1940 - in zijn zakagenda: 'Vandaag ben ik misdienaar
geworden'.
Voorbeeldig
Voordat vader Wijns zijn zoon meenam naar pastoor Michielsens had hij Herman
laten beloven zijn taken als misdienaar zeer serieus te nemen en nooit te
verzaken, maar of dat noodzakelijk was...
Een
misdienaar als Herman hebben ze in St. Bartholomeus nog nooit gehad en hij is
dan ook een grote hulp voor de pastoors.
Foutloos
vindt hij de juiste bladzijden in het kerkboek en legt hij de mis klaar.
De
priester en zijn onderpastoor Pijpers zijn onder de indruk van de diepe ernst
van de negen-jarige jongen en het is een cadeau van de Onderpriester - het boek
'Er zullen heilige kinderen zijn' - dat Hermans beleving van het geloof nog
intenser maakt.
Ik ben
oud geworden in het priesterschap maar nooit heb ik een misdienaar als Herman
meegemaakt. Wanneer ik me omdraaide bij het 'Orate Fratres' zag ik hem in een
aureool van licht, zei een missionaris, Pater Janssens ooit tegen zijn ouders.
De ouders
namen het verhaal met een korreltje zout, maar na Hermans dood hoorden ze veel
zulke verhalen over hun zoon.
God
luistert niet
Na zijn aanstelling als misdienaar offert Herman zijn hele bestaan op voor zijn
geloof.
Strikt
volgt hij de regels van de kerk en houdt zich zelfs aan voorschriften die al
lang zijn afgeschaft.
Het is
ook in deze fase van de tien jaar die hem gegeven werden dat hij indruk maakte
op de mensen om hem heen met verbluffend volwassen uitspraken.
Dit
kruis vond Herman op weg van school naar huis in een vuilnisbak. Herman is
ontdaan door het gebrek aan respect. 'Heiligschennis noemde hij het. Aan zijn
vader vertelde hij dat hij drie keer terug was gegaan naar de vuilbak, maar
dat hij zich schaamde om het eruit te halen. Toen hoorde ik een stem 'Wel
Herman, schaamt jij je nu voor mij?'. Vlug heb ik het eruit gehaald en mee
naar huis genomen. Het hing tot zijn dood boven het altaartje in zijn slaapkamer.
Zijn
vader en moeder hebben het moeilijk vanwege het verliezen van hun beenhouwerij.
Moeder
heeft werk gevonden, maar vader slaagt er maar niet in.
De
problemen stapelen zich op voor het gezin, maar vader heeft vertrouwen in God
en bidt.
De ene
noveen na de andere bidt vader Wijns, maanden aan een stuk.
Op een
dag zegt hij vertwijfeld tegen Herman: Maanden lang bidden we de ene noveen na
de andere. Het levert niets op. Je ziet toch ook wel dat God niet naar ons
luistert?
Herman
pakte het gezicht van zijn vader in zijn handen, en zou gezegd hebben: Vake,
de waarde van het gebed ligt in het volhouden. Anders heeft bidden geen zin.
De vader
geloofd zijn zoon en blijft bidden.
Enige
tijd later krijgt hij inderdaad en goede betrekking bij de Openbare Diensten en
de financiële problemen voor het gezin zijn voorbij.
Die waren
groot geweest.
Zo groot
zelfs dat het schoolgeld van de Broeders niet meer betaald kon worden en Herman
naar de Gemeenteschool moest.
Voor
Herman was dat moeilijk te accepteren geweest en het eerste dat hij dan ook zei
toen vader een job vond was: Vake, nu moet ik niet meer naar de
Gemeenteschool, niet waar?.
Toen
vader dat bevestigde was de kleine zo blij dat hij het Heilig Hartbeeld in zijn
armen nam en er zingend mee ronddanste.
Oorlog
Mei 1940, de Tweede Wereldoorlog is losgebarsten.
Wanneer
het op een avond tijd is om naar 't Lof te gaan, terwijl er hevig wordt
geschoten op overvliegende vliegtuigen raadt vader Wijns zijn zoon af om de
straat op te gaan.
Maar
Herman wil er niet van weten en haalt zijn vader over met hem mee te gaan.
Na een
gevaarlijke tocht komen ze aan in de kerk.
Er is
niemand en wanneer meneer pastoor arriveert zegt hij dat er geen Lof zal zijn.
Herman,
die al was begonnen de mis klaar te leggen, is zeer teleurgesteld dat er
niemand het gevaar heeft durven trotseren voor de Heer...
De
komende maanden klonk vaak het luchtalarm, maar Herman had er geen schrik van.
Boven
zijn bed hing een kruisbeeld en dus wist Herman dat hij zich geen zorgen hoefde
te maken.
Het
Heilig Hartbeeld waar Herman mee ronddanste toen hij van zijn vader te horen
kreeg dat hij weer naar de Broeders in het St-Eduardusinstituut mocht.
Tijdens zijn dansje liet Herman het beeld vallen, waardoor de handen van
Christus ervan afbraken.
Vreemdgenoeg
geloofden zijn ouders hem, waardoor ook zij niet meer naar de schuilkelders
gingen wanneer er luchtalarm was.
Ook
anderen wist Herman in die eerste oorlogsmaanden te overtuigen van de
bescherming van zijn God, zozeer zelfs dat een buurman weer naar de kerk begon
te gaan en ook zijn kinderen naar een katholieke school stuurde.
Lijdensweg
De winter van 1940 was ijskoud.
Herman
kreeg door de kou twee wintervoeten, maar verzweeg het wekenlang omdat hij
vreesde niet meer naar de mis te mogen gaan.
Toen het
niet langer ging en hij zijn voeten aan zijn moeder toonde, verschoot ze.
Ach,
jongen, maar wat een pijn moet je hebben.
Toch
moest ze beloven het niet aan zijn vader te vertellen opdat die hem niet zou
verbieden naar de Mis te gaan.
Zijn
wonden werden echter erger en na een tijdje kon hij nauwelijks nog lopen.
Vader
vroeg zich af wat er met zijn zoon aan de hand was omdat die zo mankte, en bij
het zien van de etterende wonden beval hij Herman acht dagen thuis te blijven.
De jongen
was diep ongelukkig maar liet zich niet tegenhouden.
Met
moeder maakte hij de afspraak dat ze zijn voeten 's avonds zou verzorgen, zodat
hij direct nadat zijn vader naar zijn werk is naar de kerk kon gaan.
Maar
Herman kan nauwelijks lopen.
Zijn
voeten ingebonden in oude lakens, met drie paar sokken erover in een paar oude
schoenen van zijn vader gestoken strompelt hij, telkens weer vallend van de
Wuytslei naar de kerk.
Hij moet
serieuze pijn geleden hebben, maar niets kan hem ervan weerhouden naar de Mis
te gaan.
Op een
dag had de tram van vader vertraging.
Terwijl
hij wachtte zag hij de jongen met veel pijn en moeite, telkens weer struikelend
door de hoge sneeuw voortploegen, op weg naar de mis.
Herman
als misdienaar
Vader
Wijns had boos moeten zijn dat zijn zoon zijn bevel om het bed te houden niet
opvolgde, maar in plaats daarvan was hij ontroerd.
Kom
jongen, zet je op mijn rug, dan zal ik je naar de kerk dragen.
Herman
wilde er echter niet van weten: Nee, vake. Je zult je tram missen en te laat
op je werk komen.
En weg
was hij, strompelend de laatste honderd meter naar de kerk afleggend.
Bedevaart
Die avond was Herman er niet om zijn vader te begroeten.
Moeder
Wijns vertelde haar man dat hij die middag met hoge koorts thuis gekomen was en
direct gevraagd had of hij naar bed mocht.
Omdat er
in de weken erna geen verbetering optrad besluiten vader en moeder Wijns op
aanraden van een kennis met hun zoon op bedevaart naar het graf van Pater Paul
in Dendermonde te gaan.
Ze
ontmoeten er Pater Boudewijn op zijn sterfbed, die hen aanraadt poeder van
rozeblaadjes, gegroeid op het graf van de H. Benedictus in Italië, op de
pijnlijke voetjes te smeren.
De
volgende morgen kwam Herman kwiek de trap afgerend: zijn voeten waren genezen!
Voorvoeld
Terug in Merksem stortte Herman zich met nog meer energie op zijn taak als
misdienaar.
Moest hij
iets inhalen?
Of had
hij haast omdat hij voelde dat hij niet veel tijd meer had?
Een
voorval van kort voor zijn dood wijst ook die kant op, vertelde ooit zijn
vader.
Herman
kwam eens klagen dat hij op weg naar huis werd lastiggevallen door een grotere
jongen. Ik vroeg hem of hij zich niet meer kon verdedigen. 'Jawel hoor' zei hij
toen. Kort na zijn overlijden kwam er hier een jongen aan de deur kloppen. Hij
barstte in tranen uit en zei me dat hij schuld had aan Hermans dood. Ik vroeg
hem waarom. Hij vertelde me dat hij Herman meermaals achterna had gelopen en
hoe Herman hem had ontweken. De jongen had Herman uitgescholden, en die had
geroepen 'Je hebt een lage ziel'.
De
jongen is toen nog feller tegen mijn zoon uitgevlogen, waarop Herman heeft
gezegd: 'Het zal niet makkelijk zijn u te bekeren, maar als ik het hier niet
kan, zal ik het doen als ik in de hemel ben.'
In de
weken kort voor zijn dood insinueerde Herman nog enkele keren dat hij
voorvoelde wat er ging gebeuren.
Toen hij
een keer als spel de tafels en stoelen neerzette voor zijn aanstaande Plechtige
Communie - die hij nooit zou doen - zei hij tegen zijn moeder dat de mensen
beter bloemen mee zouden brengen dan geschenken.
Wanneer
zijn moeder hem een paar dagen later liggend op de vloer aantrof en hem vroeg
wat hij aan het doen was antwoordde hij: Ja, die mannen zullen voor mij een
grote kist nodig hebben...
De dag
voordat hij zijn fatale val maakte joeg hij zijn moeder echt angst aan toen hij
nog eens probeerde haar over te halen weer naar de Mis te gaan.
Herman
ik heb daar nu geen tijd voor, antwoordde ze hem.
Toen ze
wilde voortgaan met haar werk hield Herman haar tegen.
Moeke,
als vake en ik in de hemel zullen zijn... En jij dan?
Moeder
kon de woorden van haar zoon niet aan en zei hem haar met rust te laten.
Moeke,
zegt Herman weemoedig wanneer hij ziet dat zijn moeder niet naar hem luistert.
Nu heb
je geen tijd, maar als Herman dood zal zijn, zul je wel tijd hebben.
Zijn
moeder is diep geschokt door de woorden van haar kleine jongen en tracht ze te
vergeten.
Binnen
enkele dagen zou ze echter ondubbelzinnig worden herinnerd aan het gesprek en
aan de voorvallen van een paar dagen eerder.
Van : Arjan Plantinga (Vrij naar Avents en De Maecht)
De
woestijnvaders stelden dat ieder gelovig mens uiteindelijk een staat van
onophoudelijk bidden moet zien te bereiken. Dat kan vreemd lijken. Is iemand
die voortdurend aan het bidden is niet krankzinnig, of ziek, of fanatiek? Toch
is onophoudelijk in gebed zijn iets heel gewoons, het is het doel van het
christelijk leven. Dat betekent niet dat een gelovige de hele tijd gebeden
loopt op te zeggen. Het houdt in dat een gelovig iemand zich voortdurend voor
Gods aanschijn weet. Lachend of huilend, vermoeid of in opperbeste toestand,
verdrietig of blij, altijd ben je je bewust van Gods aanwezigheid. Je kunt je
elk ogenblik tot God wenden, dankbaar, in gebed, of met spijt: Hier bent U,
dicht bij mij. Je ziel wordt erdoor verkwikt, verlicht.
Herman
weende niet
Herman werd geboren op zondag 15 maart 1931, als de zoon van een
slagersechtpaar, en de volgende dag al werd hij gedoopt in de St.
Bartholomeuskerk.
Vader
Jozef Wijns had een succesvolle varkensbeenhouwerij en charcuteriewinkel op de
Bredabaan en was daarnaast vertegenwoordiger van verschillende buitenlandse
vleeswarenfabrikanten.
Het was
een bekende zaak met klanten uit de wijde omgeving waar naast vader en moeder
Wijns ook vier gasten hun job hadden.
Herman
Wijns, 2 jaar oud
Herman
groeide op in de beenhouwerij van zijn ouders en al snel kende iedereen in
Merksem het ventje, omdat hij bij goed weer door zijn moeder bij de winkeldeur
werd gezet.
Uren kon
hij daar naar verluid zitten, samen met zijn hond Mus en de kat van de familie.
Het kwam
al eens voor dat vader en moeder Wijns in de drukte vergaten het kereltje eten
te geven, maar naar het schijnt kwam er nooit een klacht over zijn lippen.
Herman
weende niet en zaagde niet.
Hij trok
zich terug op de zolder en verwonderde zich over de plaatjes in de oude
gazetten, totdat men hem kwam roepen voor het avondeten, zo gaat het verhaal.
Nonkel
Mon
Toen Herman een jaar of vijf was en al wat avontuurlijker de omgeving verkende
trok hij veel naar de gasten, achter de beenhouwerij in het atelier.
De
slagersjongens waren gek met het beminnelijke kereltje, namen hem mee op hun
rondes en lieten hem dan voorop de fiets in de mand zitten.
Naar het
schijnt was Herman beste vrienden met iedereen.
Hij moet
een onbezorgde kindertijd gehad hebben, waarin het geloof en vooral zijn onkel
Mon een centrale rol speelden.
Herman
hing aan de lippen van nonkel Mon als die vertelde en wachtte geduldig naast
diens zetel of zelfs op zijn schoot wanneer hij, moe van het vertellen, een
dutje deed.
Herman
en de hond van het gezin 'Mus'
Hermans
favoriete spelletje was echter 'de mis spelen' met nonkel Mon.
Het moet
een koddig toneel geweest zijn: een man van in de vijftig die met een bel of
een ratel in zijn hand de mis diende van een manneke van vijf, waarbij dan eens
een pompbak, dan een kast of een tafel dienst deed als altaar.
Het
verhaal gaat ook dat wanneer de ouders van Herman 's avonds nog moesten gaan
werken en de buren op hem pasten, de oudere kinderen daar er bijna om vochten
om de kleuter bij zich te kunnen hebben.
St-Eduardusinstituut
Verliep voor Herman alles naar wens en was zijn wereld een grote speeltuin vol
magie en mensen die hem graag zagen, voor vader en moeder Wijns ging het
allemaal een pak minder.
De crisis
van de jaren '30 deed zich ook in Merksem voelen en in 1938 - Herman was zeven
jaar oud - moesten ze hun ooit zo florerende zaak op de Bredabaan sluiten.
Toen
Herman vijf jaar was vond vader Wijns het tijd om hem op school te doen.
Niet
direct in het eerste leerjaar.
Nee,
beter zou het zijn om hem eerst een jaar naar de kleuterschool te sturen.
In de
paasvakantie van 1936 ging pa Wijns daarom met zijn zoon naar de Broeder
Bestuurder van het St-Eduardusinstituut.
Die wilde
liever dat Herman ineens naar de jongensschool zou gaan, maar zijn leeftijd was
wat dat betreft natuurlijk een probleem.
De
Broeder Bestuurder twijfelde lang, maar gaf uiteindelijk toch toestemming om
Herman het laatste trimester van het voorbereidende leerjaar te laten meedoen,
maar niet voor hij de kleuter een klein testje afnam.
Een
schoolklas van het St-Eduardusinstituut in de tijd dat Herman de school
bezocht
Hermanneke,
waar woon je? vroeg de Bestuurder.
Op de
Bredabaan 422, antwoordde Hermanneke.
Ha ja,
dat is tegen de Oude Bareel, niet waar?
Nee,
zei de kleine rustig. Dat is tegen het gemeentehuis.
Och ja,
dat is waar ook. Dat is daar waar tram 12 en 17 rijden, niet waar? probeerde
de broeder.
Nee,
antwoordde Herman weer, tram 3 en 23.
Och ja,
dat is waar ook.
De kleine
plagerij was voldoende voor de Broeder Bestuurder om te weten wat voor vlees
hij in de kuip had, en Herman mocht na de paasvakantie naar school.
In het
laatste trimester van het voorbereidende studiejaar deed hij het vervolgens zo
goed dat er geen sprake van was dat Herman na de zomer in het voorbereidende
studiejaar zou beginnen.
Hij werd
meteen toegelaten tot het eerste leerjaar, als knulleke van vijf jaar oud.
Eerste
Heilige communie
Nadat hij een jaar vroeger dan gebruikelijk was toegelaten tot het eerste
leerjaar van St-Eduardus, liet Hermanneke meteen blijken een goed en vlijtig
student te zijn.
Zijn wekelijkse
rapporten vermelden steevast 20 op 20 en omdat ook zijn gedrag onberispelijk
was mocht Herman al op zesjarige leeftijd, 4 juli 1937, zijn eerste Heilige
Communie doen.
Als alle
kinderen zal hij trots geweest zijn op zijn kostumeke: witte blouse, zwart
broekske, witte kousen en zwart gelakte schoenen.
De
Bredabaan ter hoogte van het St-Eduardusinstituut zoals Herman Wijns het
wellicht nog gekend heeft (al is deze foto van voor zijn geboorte). Achter de
moeder met kinderen de toegangspoort, daarnaast de houten afrastering van het
domein Bouckenborgh
Als alle
kinderen zal hij trots voor de spiegel hebben gestaan, want het was feest en
daar genoot Herman net zo van als alle andere kinderen.
Religieus
als zijn opvoeding was zullen de lessen en de plechtigheid een diepe indruk op
hem gemaakt hebben.
Nee, dat
kan niet. Dat kan niet zijn.
Herman was geen geniale leerling, maar wel een hard werkende.
Het ging
niet allemaal vanzelf zoals bij sommige andere leerlingen, nee: Herman moest er
voor werken.
Wat hij
deed, deed hij goed, maar niet zonder moeite.
Goede
punten waren zeer belangrijk voor de kleine Herman en was het eens niet
supergoed, dan was hij beschaamd.
In het
tweede studiejaar was hij na het eerste trimester de dertiende van de klas.
Het
St-Eduardusinstituut (klooster en school) gezien vanuit de klokkentoren van
de St. Franciscuskerk (toen nog nieuwe kerk), zoals het werd gebouwd in 1897.
Tijdens de tweede wereldoorlog werd het zwaar beschadigd door de inslag van
een V2, maar pas in 1964 werden de nieuwe gebouwen die we nu nog kennen
gerealiseerd. De Broeder Frederikstraat (r.) heette toen nog Sint-Franciscusstraat
Verlegen
stapte hij met zijn rapport naar huis, en durfde over zijn punten niets zeggen
tegen zijn ouders.
Volgens
de legende stond hij die dag wat rond zijn vader te draaien zonder iets te
zeggen.
Pa Wijns
had wel door dat er iets scheelde en bedacht dat het beter zou zijn wanneer hij
even weg zou gaan: aan zijn moeder zou Herman het wellicht wel durven zeggen.
Maar ook
alleen met zijn moeder bleef hij dralen.
Het
gesprek dat hij vervolgens met zijn moeder had is een goede indicatie van het
karakter van Herman.
Maar
moeder, dat kan toch niet. Het kan toch niet waar zijn..., zei hij
verontwaardigd.
Maar wat
is er dan ventje? vroeg zijn moeder.
Nee, dat
kan niet. Dat kan niet zijn.
Allez,
zeg het eens manneke. Geen flauwekul hè. Zeg maar eens rap wat er hapert..
Zie dan
eens moeke, ik ben maar de dertiende.
Wat? De
dertiende maar? zei moeder.
Laat
eens zien... Maar je hebt toch 84 op 100 en grote onderscheiding. Wij
verwachten van jou toch niet dat je de eerste bent?!
Voor
Herman echter was het niet goed genoeg.
Het moest
beter en hij was daarom vastbesloten het beter te doen.
In het
tweede trimester was hij de achtste met 87 op 100 en in het derde trimester...
Het 1e
leerjaar van de Moderne Humaniora van 1937. Zittend op de eerste rij, vierde
van links zien we de dan 6-jarige Herman Wijns.
Poe, wat
zal het kereltje zich afgemat hebben, en wat legde hij een ongelooflijke
wilskracht aan de dag.
Vanaf 's
morgens vroeg, direct na de H. Mis tot 's avond half tien was hij in de weer
met zijn lessen.
Boeken in
de hand, rond de tafel lopend herhaalde hij zijn lessen steeds maar weer, alles
om maar de beste te zijn.
Het
resultaat was er dan ook naar, want het laatste trimester eindigde hij met 89
op 100 en was hij de beste van de klas.
Vrolijk
kind
Herman was graag gezien bij zowel zijn medeleerlingen als bij de broeders van
het St-Eduardusinstituut.
Er is een
anekdote hoe de beroemde Broeder Melarius nadat Herman enkele weken ziek thuis
is geweest, zo blij is Herman weer terug op de koer te zien dat hij zegt:
Herman, als jij er niet bent is mijn klas niet volledig.
Broeder
Melarius - Antoon Persoone - was leerkracht in de laagste klassen en degene
die de nagedachtenis aan Herman na diens dood levendig hield.
Is dat
echt waar broeder, vroeg Herman.
Echt
waar, antwoordde de broeder en maakte met de kleine knaap een rondedansje.
Herman
was niet alleen graag gezien, maar ook zeer behulpzaam voor anderen.
Wanneer
hij eens ziek en met koorts in bed lag en zag hoeveel moeite zijn vader zich
getrooste om de koude compressen op zijn hoofdje keer op keer te verversen, zei
hij tegen zijn vader dat hij het zelf wel zou doen.
Wanneer
zijn moeder zonder elastiek zat liep de kleine Herman stad en land af op zoek
naar het juiste elastiek voor zijn moeder.
Op bezoek
bij zijn tante vond hij het geen enkel probleem om zelf om dessert te gaan
wanneer zijn neefjes en nichtjes geen goesting hadden.
Al was
het zondagmiddag: Herman kwam niet terug voordat hij een winkel had gevonden
die nog open was.
Vlijtige
leerling
Hij was
een vrolijk kind die vooral veel van muziek hield.
De radio
moest altijd aan staan zodat hij kon zingen en dansen, en zag hij een kans dan
vertelde hij moppen en verhaalde enthousiast over wat er op school allemaal was
gebeurd.
Lachen is
beter dan wenen
Het woord van de broeder was heilig voor Herman.
Wat een
ander ook mocht beweren: wat Herman wist was waar, want de broeder had het toch
gezegd!
En
niemand wist het beter dan de broeder, zelfs zijn vader niet, zo sterk was het
kinderlijk vertrouwen van de jongen in zijn opvoeders.
Ook een
voorval op de schoolplaats typeert het karakter van de kleine Wijns.
Het
gebeurde eens op de koer dat een jongen was gevallen over een uitstekend stuk
steen.
De koer
van het oude instituut
Hij liep
daarbij een hevig bloedende wond op aan zijn been, en de broeder vreesde dat
hij zijn been gebroken had.
Terwijl
die de brancard ging halen verdrongen de andere jongens van de school zich rond
de gekwetste, maar bij het zien van het bloed zetten ze het allemaal op een
lopen.
Behalve
Herman.
Die
drukte zo goed hij kon de wond dicht om het bloeden te stelpen en troostte zijn
huilende makker door hem verhaaltjes en moppen te vertellen.
Toen de
broeder terug kwam met de brancard trof hij tot zijn verbazing twee lachende
jongens aan.
Lachen
is beter dan wenen hè, sprak Herman.
Toen
dezelfde broeder werd gevraagd of Herman een vrolijk kind was, zei hij: Och,
als je een plezante tegenkwaamt, dat was hij niet. Maar als je er nog een
plezantere tegenkwaamt, dat was hij.
Herinnerinsghuis:
Van Heybeeckstraat 23
2170 Merksem
Gebed tot
de Onbevlekte Ontvangenis
Dag 6
Laat ons
bidden dat door de gebeden van de zondeloze Maagd Maria, God ons zal bevrijden
van onze zonden.
Vader, U
bereidde de Maagd Maria voor om de waardige Moeder te zijn van Uw Zoon. U liet
haar meedelen in de redding van Christus door Zijn dood, en hield haar
zondeloos vanaf het moment van haar ontvangenis. Help ons door haar gebeden
leven in Uw aanwezigheid zonder zonden. We vragen dit door onze Heer Jezus
Christus, Uw Zoon die leeft en heerst met U en de Heilige Geest, een God, voor
alle eeuwigheid.
Glorierijke en onsterfelijke Koningin van de Hemel, we drukken ons sterk
geloof uit in uw Onbevlekte Ontvangenis dat voorbeschikt was door de
Allerhoogste en de verdiensten van Uw Goddelijke Zoon. We verheugen ons met u
om uw Onbevlekte Ontvangenis. We danken de Heilige Drie-eenheid om uw heilige
Onbevlekte Ontvangenis. O Moeder van het Vleesgeworden Woord, luister naar mijn
bijzonder verzoek gedurende deze noveen. (noem uw verzoek)
O Maria
van de Onbevlekte Ontvangenis, Moeder van Christus, U had invloed bij Uw
Goddelijke Zoon hier op aarde; U hebt nu dezelfde invloed in de Hemel. Bid voor
mij en verkrijg voor mij de inwilliging van mijn verzoek als het past voor de
Goddelijke Wil. Amen.
Anne Louise Lateau - Belgische gestigmatiseerde - deel 2
De parochiepriester kwam eens binnen met een zilveren
doosje, een pyxis, waarin een gewijde hostie zat en Louise was in extase. Ze
stond recht uit haar stoel en viel op haar knieen in aanbidding. Haar knieen
raakten de grond niet, en haar lichaam leunde vooruit en haar handen waren
samen als in gebed. Ze stapte niet maar gleed over de vloer. De
parochiepriester ging rond de tafel met de pyxis en zij volgde de pyxis. Het
was pas toen de pyxis werd opgeborgen dat ze terug naar haar stoel ging en in
haar staat van bewegingsloze contemplatie terugging.
Haar
mystieke herkenning van Priesters en heilige relikwieen
Er werd eens een experiment gedaan en een priester kleedde
zich als een boer. Louise die in haar extase verkeerde liet blijken dat ze de
priester herkende en ze zei een vreugdevol Oh! toen hij haar zegende. Er kwam
ook eens een Benedictijnse Priester van Engeland die haar zegende en opnieuw
glimlachte ze.
Wat relikwieen betreft had een Bisschop eens een kruis bij
die een relikwie van het Heilig Kruis bevatte. Louise ging in haar bed van een
liggende positie zitten en hield het kruis in haar gevouwen handen en uit haar
gedrag bleek dat het een gezegend kruis was. Pas toen het kruis werd weggehaald
ging Louise weer in haar bed liggen in extase.
Andere
buitengewone gaven die Louise had
Bij het begin op 26 maart 1871 tot haar dood in 1883, dat
is 12 jaar, at ze geen voedsel en leefde ze volkomen op de Heilige Eucharistie.
Ze dronk enkel 3 tot 4 glazen water per week. Bovendien had ze voor dezelfde
periode van 12 jaar geen slaap nodig en bracht ze haar nachten in contemplatie
en gebed door, dikwijls knielend aan de voet van haar bed.
Een samenvatting
van de medische onderzoeken betreffende Louise
Louise werd grondig onderzocht gedurende vele jaren; samen
met Padre Pio en Therese Neumann was ze de best onderzochte gestigmatiseerde
van alle tijden. Dit zijn enkele van de bevindingen die werden gemaakt :
1 Nadat Louise de eerste tekenen van bloeden vertoonde op
24 april 1868 bleef ze elke week bloeden tot haar dood op 25 augustus 1883. Er
zijn ongeveer 800 bloedingen geweest.
2 Louise voelde de brandende pijnen van de stigmata op
dinsdag en dit bleef duren tot donderdag. Op donderdag werden deze pijnen
blaren die dan de stigmata vormden op vrijdag. Dit was vooral zichtbaar op de
achterkant van haar handen.
3 De wonden die zich op haar handen en voeten vormden waren
donkerrood van kleur en cirkelvormig.
4 Het intense bloeden deed zich gewoonlijk voor van
donderdag- of vrijdagnacht tot zaterdag. Het bloeden begon normaal tussen
middernacht en 1.00 u.
5 Ongeveer 250 ml bloed werd verloren gedurende elke
Lijdensextase
6 De wonde op Louises zijde werd gelokaliseerd tussen de
vijfde en zesde rib, een beetje onder de linkerborst.
7 De voetwonden werden gelokaliseerd tussen de derde en
vierde middenvoetsbeentjes. Beide voeten (evenals de handen) werden met
dezelfde wonden gekentekend.
8 De wonden van de doornenkroning waren van een
cirkelvormig patroon van twaalf tot vijftien punten rond het voorhoofd. Deze
streek was pijnlijk en gezwollen.
9 Het hoofd toonde ook sporen van bloeding.
10 Een verwonding werd ook gezien op de rechterschouder,
een teken van het Kruis dat Christus droeg op Zijn weg naar Calvarie.
Haar
heilige dood
Na een buitengewoon leven uit liefde voor God en van lijden
in vereniging met Jezus voor de bekering van zondaars, stierf Anne Louise
Lateau op 25 augustus 1883 op een leeftijd van 33 jaar dezelfde leeftijd als
haar geliefde Jezus.
Anne Louise Lateau - Belgische gestigmatiseerde - deel 1
Dienares
van God Anne Louise Lateau gestigmatiseerde, mystica en offerziel (1850-1883)
Haar
vroege leven
Anne Louise Lateau werd geboren in Bois dHaine
(Henegouwen) op 13 januari 1850. Haar vader, Gregory was dan 28 jaar en was een
metaalbewerker die tewerkgesteld was in de nabij gelegen gieterij. Spijtig
genoeg kreeg hij de pokken en stierf op 17 april 1850, 3 maand na de geboorte
van Louise. Hij liet de moeder Adele (Pissens) Lateau achter met drie dochters.
De oudste dochter, Vosine was net drie jaar oud; de tweede,
Adeline, iets ouder dan twee jaar en de derde, Louise was jonger dan 3 maand.
Toen hun vader stierf was niets hulpelozer dan dit kleine huishouden. De arme
moeder, die bijna in het kinderbed stierf was nog altijd ziek en bedlegerig.
Louise zelf had zelf de pokken en vrienden en buren bleven weg, bang om besmet
te geraken.
Kleine Vosine, die 3 jaar was, deed alles wat een klein
kind kon doen. Van het ene ziekbed van haar moeder naar de wieg van haar zus
Louise, moest ze hen de absolute noodzakelijkheden geven. De dagen vlogen
voorbij en de reserves van het arme huisje waren spoedig uitgeput, en de honger
begon zich te gevoelen.
In deze extreme omstandigheden, kwam uiteindelijk hulp van
een goede boer, Francis Delalieu. Deze man vond zijn weg in het huis, twaalf
dagen na de dood van hun vader. Hij vond Louise die bijna op sterven lag,
terwijl de rest van het gezin tot het extreme werd op de proef gesteld. Hij
zorgde meteen voor voedsel en voor de meest nodige zaken. Van die dag af waakte
hij over hen en begeleidde hen tot ze allen gezond waren.
De ziekte van de moeder was ernstig en langdurig en pas na
twee en een half jaar herwon ze haar vroegere gezondheid. Ze had bijna geen
middelen van bestaan, behalve het kleine stukje grond waarop het huisje stond
en die in gelukkiger dagen, haar bruidsschat was. Maar ze aanvaardde haar harde
lot met een moedige geest. Ze worstelde tegen de armoede en om onafhankelijk te
blijven. Dag en nacht wijdde ze zichzelf toe aan de zorg voor haar kinderen en
de hele dag zwoegde ze voor hun dagelijks brood. Terwijl ze weg was naar haar
werk liet ze de kinderen thuis alleen. De oudste dochter moest voor haar twee
zusjes zorgen. Arme kleine kinderen, ze hadden vele ontberingen te verduren! Ze
moesten de koude winters doorkomen dikwijls zonder vuur en hun voedsel was uiterst
schaars. God zij dank groeiden ze op tot gezonde dochters en de tijd brak
spoedig aan dat ze hun moeder konden helpen in het dagelijkse labeur.
Toen Louise 8 jaar was werd ze voor korte tijd geplaatst
bij een zwakke oude vrouw uit de buurt die hulp nodig had omdat haar zoon op
het werk was. Later werd ze voor vijf maand naar school gestuurd. Daar leerde
ze haar catechismus, en leerde ze wat lezen en schrijven. Dit was al de
scholing die ze ooit kreeg. Toen ze 11 jaar was deed ze haar Eerste Communie en
leefde ze bij een tante aan haar vaders kant die leefde in Manage. Deze goede
vrouw was 78 jaar en zeer zwak; ze stierf twee jaar erna, en Louise die haar
had gediend gedurende die tijd met opmerkelijke ijver en toewijding werd in
dienst genomen door een vrouw in Brussel.
Daar werd ze ziek en werd ze gedwongen om te vertrekken na
zeven maanden. Maar nadien bleef deze vrouw Louise van tijd tot tijd opzoeken
in Louises thuis in Bois dHaine. Toen ze een paar weken thuis was, werd
Louise terug beter en vond ze een nieuw onderkomen in een gezin van een kleine
boer te Manage. Van deze plaats werd ze terug thuis geroepen door haar moeder;
van toen af bleef ze thuis voor de rest van haar leven, en legde ze zich
volledig toe op naaiwerk en de huishoudelijke taken.
Haar
buitengewone liefdadigheid op haar zestiende met de dood voor ogen de cholera
epidemie
Een ander buitengewone karaktertrek is haar liefdadigheid.
Ze was zelf arm, maar ze had een passie om de armen te helpen. Wanneer ze een
kind was wijdde ze zichzelf toe aan de zorg voor de zieken, met een
opmerkelijke onbaatzuchtigheid en tact. Nadat ze terug thuis woonde, en er
stierf iemand in het dorp was het bijna altijd Louise die de rouwende familie
hielp en het lichaam voorbereidde om begraven te worden.
In 1866 heerste de afschuwelijke en dodelijke ziekte
cholera in Belgie en brak uit in Bois dHaine. De ziekte richtte een grote
ravage aan en deed de mensen panikeren. De cholera epidemie trof eerst een
gezin van een werkman. Het gezin bestond uit zeven personen. De vier zonen die
panikeerden over de besmettelijke ziekte vluchtten uit het huis en lieten hun
vader, moeder en zuster in de steek. De parochiepriester die Louises
heiligheid en naastenliefde kende, zond Louise. Ze nam haar taak op in het
verlaten huis. Ze bleef bij de vader en moeder tot het laatste uur-ze stierven
beiden op dezelfde dag; en ze bleef bij de zuster tot de zonen eventjes naar
huis terugkwamen om hun zuster naar een ander huis te brengen. Louise baarde de
twee lichamen op en plaatste hen in een kist en met de hulp van haar zuster
Adeline droegen ze de kisten uit het besmette huis.
Sommige mannen, die aangemoedigd werden door het heroisch
voorbeeld van deze jonge meisjes, brachten de lichamen naar de begraafplaats.
Louise, met dokter en priester bleef dit werk verderzetten gedurende de hele
tijd dat de epidemie duurde. Ze verliet nooit de huizen waarin de epidemie zich
manifesteerde. Ze kon natuurlijk niet overal tegelijk zijn; maar ze zorgde voor
6 cholera patienten in de maand, baarde de doden op, en droeg verscheidene van
hen naar de begraafplaats. En dat alles toen ze maar zestien jaar was. Toen de
epidemie eindelijk over was, deed ze terug haar huishoudelijke taken thuis.
Door haar reputatie van liefdadige werkster voor de zieken
werd ze jaren nadien nog opgeroepen toen iemand in het dorp ziek was en niemand
kon zorgen voor hen. Ze ging onmiddellijk naar de zieke persoon ongeacht het
type van ziekte, of het besmettelijk was of niet, en zorgde voor hen met een
opmerkelijke ijver, oprechte naastenliefde en zorg, en zorgde zo goed als
mogelijk voor hen.
Haar
persoonlijkheid en karakter
Louise Lateau wordt beschreven als een persoon met een
opgeruimd karakter, en van een minzaam, onbaatzuchtige ingesteldheid. Ze is
middelmatig intelligent en eenvoudig. Goedheid en gezond verstand lijken haar
karakteristieken te zijn. Ook haar vroomheid is praktisch en onopvallend. Ze
houdt van de eenzaamheid en teruggetrokkenheid; en behalve als gehoorzaamheid
van haar kerkelijke oversten, praat ze nooit over de buitengewone fenomenen die
ze ondervindt.
De beroemde dokter Lefebvre verzekert ons hoewel ze sommige
vriendinnen heeft van haar leeftijd die ze van haar kindertijd kent, wordt over
haar extases en stigmata nooit gesproken. Ze behoudt dezelfde terughoudendheid
tegenover haar moeder en haar zusters, en zij praten ook nooit over het
onderwerp in haar aanwezigheid. Ze is extreem terughoudend met betrekking tot
de buitengewone mystieke genaden die ze gekregen heeft door God.
Louise
werd de stigmata gegeven
Op vrijdag 24 april 1868 wordt het eerste spoor van de
stigmata zichtbaar. Ze bemerkte dat wat bloed vloeide uit haar linkerzijde. Met
haar gewoonlijke terughoudendheid vertelt ze niets aan niemand, ook niet aan
haar moeder of zusters. Op de volgende vrijdag kwam er terug bloed uit dezelfde
plaats, en ook op beide voeten. Ze sprak er nu over met haar geestelijke
leidsman, de parochiepriester van Bois dHaine. De priester die verbaasd stond
over zon buitengewoon fenomeen probeert haar vrede en kalmte te geven en
vertelde haar er niets over te zeggen.
Op de derde vrijdag, 8 mei vloeide bloed, gedurende de
nacht, van haar linkerzijden en haar voeten; en tegen 9.00 u in de morgen kwam
er ook bloed uit haar handpalmen . Ze ging voor de eerste keer in extase, op
vrijdag 17 juli in hetzelfde jaar: en twee maanden later, op vrijdag 25
september verschenen bloedige punten rond haar hoofd. Al deze fenomenen deden
zich herhaaldelijke keren voor op elke opvolgende vrijdag zonder onderbreking:
met enige uitzondering dat de bloedende kroon rond haar hoofd gedurende het
eerste jaar maar soms bloedde, en dat de andere stigmata niet bloedden op twee
gelegenheden.
Van de tijd dat bloed uit haar handen vloeide, kon de
buitengewone toestand van Louise niet langer een geheim blijven. Het nieuws
verspreidde zich. Een verzamelde zich elke week een menigte rond haar moeders
huis; zodanig groot dat de kerkelijke autoriteiten moesten ingrijpen in deze
zaak. Men vroeg Dokter Lefebvre om de hele zaak te onderzoeken, vanuit medisch
standpunt. Zijn studie begon op 13 augustus 1868 en bleef een jaar en een half
duren. Hij installeerde een microscoop in het huis van Louise en onderzocht het
bloed op het moment toen het uit de wonden vloeide. Hij werd in dit onderzoek
bijgestaan door twee van zijn medische collegas die beiden vakkundig waren in
microscopische onderzoeken : Dr Hairion en Dr Van Kempen.
Na nauwkeurig onderzoek, waren ze ervan overtuigd dat de
witte en rode bloedcellen een normaal karakter hadden en een specimen waren van
gezond menselijk bloed.
De
handschoen test op de stigmata
De stigmata verschenen elke week rond middernacht op
donderdagavond, en bleven tot in de late vrijdagnamiddag tot rond 17.00 u. In
zijn inspanning om grondig de zaak te bestuderen plaatste Dr Lefebvre speciale
handschoenen op Louise, hen afsluitend met een speciale koord en wassen zegel
zodat het onmogelijk werd om ermee te knoeien zonder dat het opviel. Het
resultaat was dat de stigmata zich voordeden op donderdagavond, zoals
gewoonlijk met de verzegelde handschoenen aan. Dit gaf de dokters voldoende
bewijs van het bovennatuurlijk karakter van de stigmata.
Er kan geen twijfel over bestaan dat het bloeden van de
stigmata een bron van pijn is, hoewel Louise er nooit over sprak. Gedurende de
extase was ze waarschijnlijk onbewust van pijn, zoals ze dan voor elke andere
lichamelijke ervaring ongevoelig was. Maar voordat de extase zich inzette en
nadat het was gestopt, was Dr Lefebvre ervan overtuigd dat ze veel pijn leed.
Dat leidde hij af van haar bewegingen en gedrag.
Tegen de vrijdagavond stopte het bloeden meestal; maar niet
altijd op hetzelfde uur. De volgende dag waren de stigmata droog en wat
blinkend. Hier en daar was wat opgedroogd bloed, maar dit werden korsten die
eraf vielen. Op zaterdag morgen deed Louise terug haar gewone werk. Ze
onderbreekt enkel haar werk om naar de Mis te gaan en de Heilige Communie te
ontvangen in de Parochiekerk.
Haar
extases
Louises exstases begonnen tussen 9.00 en 10.00 u op
vrijdagmorgen en bleven normaal duren tot 17.00 u in de namiddag. Louise die op
vrijdag niet kon werken door haar bloedende stigmata is meestal aan het bidden
tot de extase komt. Hoe dan ook komt de extase zelfs al is ze in gesprek met
iemand. Dokter Lefebvre is aanwezig op vele gelegenheden en op een van die
gelegenheden doet hij verslag:
Het is half acht s morgens. Ik begin een conversatie met
het meisje, en we spreken over de meest uiteenlopende zaken. Ik vraag haar over
haar bezigheden, haar educatie, haar gezondheid. Ze beantwoordt al mijn vragen
eenvoudigweg, exact en bondig. Gedurende haar conversatie is ze kalm en is de
uitdrukking op haar gezicht natuurlijk, en heeft ze haarzelfde kleur. Haar huid
is koel: haar hartslag slaat 72 per minuut. Na enige tijd verslapt de
conversatie en is er een pauze. Ik wil opnieuw starten, maar ik merk dat Louise
bewegingsloos is, met haar ogen naar boven gericht en in contemplatie verkeert.
Ze is in extase.
Een gelijkaardig verslag werd gegeven door Dr Imbert
Gourbeyre een professor in de medische school van Clermont in Auvergne. Ik had
Louise onderzocht en ondervraagd, zegt hij voor een uur en een kwart. Mijn
laatste vraag was over de cholera patienten die ze had geholpen. Ze vertelde me
dat ze negen of tien van hen zag sterven. Ik vroeg haar of ze bang was. Ze
antwoordde dat ze niet bang was. Help je graag de zieken verplegen? Ik wil de
vraag opschrijven, maar Louise geeft geen antwoord. Ik kijk naar haar en zie
dat ze reeds in extase verkeert. In de zomer van 1869 werd door haar
geestelijke oversten bevolen de extase tegen te houden voor zover in haar macht
lag. Het was zelfs voorgeschreven dat ze de vrijdagmorgen haar werk verder
moest zetten, hoe moeilijk het ook was. De Bisschop van Brits Columbia, Dr dHerbomez
verkreeg toelating van de kerkelijke autoriteiten om Louise te zien: hij ging
op bezoek bij haar samen met Abbe Mortier op vrijdag, 13 augustus 1869, om 8.00
u.
Wanneer hij binnenkwam was Louise aan het werk op de
naaimachine. Haar handen en voeten bloeden hevig. Ook haar voorhoofd en rond
haar hoofd, in een volledige cirkel was bloed aan het vloeien en het stroomde
over haar gezicht en nek. De naaimachine zat onder het bloed; en enkel door de
meest pijnlijke inspanningen, was het arme kind in staat haar werk verder te
zetten. De Bisschop stelde haar wat vragen. Ze antwoordde met haar gewone
kalmte en ging ondertussen verder met haar werk volgens de instructies die ze
had ontvangen. Opeens stopte de machine: haar handen en lichaam werden
bewegingsloos. Het werk had opgehouden en de extase begon.
De houding en het gedrag van Louise ondergaat vele en
frequente veranderingen. Nu beweegt haar lichaam traag rond als rond een as, en
haar ogen lijken een onzichtbare processie te volgen: onmiddellijk staat ze
recht uit haar stoel, doet een paar stappen en steekt haar handen omhoog in
gebed. Een glimlach straalt van haar gezicht. Op een ander moment sluit ze haar
ogen en rollen tranen van haar wangen; opnieuw beeft ze en wordt bleek; een
expressie van verschrikking blijkt uit haar gedrag; ze slaakt een kreet. Ze
ligt dikwijls op de vloer, de armen uitgestrekt in de vorm van een kruis.
Het meest verbazingwekkend is de laatste scene van de
extase. Ze staat vlug recht van de vloer. Haar hartslag gaat extreem vlug en
bereikt 120 slagen per minuut, en wordt zwakker. Haar adem wordt zwakker en
zwakker en kan bijna niet bemerkt worden behalve door geneeskundige observatie.
De dood lijkt aan te komen. Het lichaam is koud: de ogen zijn gesloten; het
hoofd valt op de borst. Een dodelijke bleekheid komt over het gezicht en een
koud zweet breekt uit en er komt zelfs een doodsreutel in haar keel.
Deze toestand blijft ongeveer 10 minuten duren, en dan komt
er terug leven in het lichaam. Het lichaam wordt warm: de hartslag wordt
normaal; de wangen krijgen terug kleur. Dan kijkt het gereanimeerde meisje terug
rond; en is de extase over.
Haar
mystieke herkenning van Gezegende objecten en de Heilige Eucharistie
Louise heeft een levendige herinnering van de scenes die ze
gezien heeft. Ze praat er enkel over onder bevel van haar Bisschop. Ze
beantwoordt Dr Lefebvre precies wat ze gezien heeft en eenvoudig, wanneer hij
erom vraagt. Van zodra de extase komt ziet ze zich gehuld in een zee van licht;
dan beginnen zich figuren te vormen en ziet ze verschillende scenes van het
Lijden van Christus voor haar ogen. Er wordt geen woord gesproken dat ze kan
horen; maar de beelden bewegen zoals in realiteit. De Apostelen zijn er, en de
Joden, de Romeinse soldaten, de heilige vrouwen. Ze ziet de Redder ook en ze
kan zijn verschijning precies omschrijven, net zoals Zijn kleren, Zijn wonden,
de doornenkroon, het kruis.
Maar ze is begunstigd met nog een ander fenomeen. Ze blijft
ongevoelig voor elke andere stem, behalve voor degenen die geestelijke
jurisdictie over haar hebben zoals haar Bisschop, haar parochiepriester, of
enige ander priester. Op eenzelfde manier brengen gezegende voorwerpen
allerhande aan haar lippen zoals rozenkransen, medailles of kruisen, een
glimlacht van vreugde over haar gezicht, terwijl dezelfde dingen die niet
gezegend zijn geen uitwerking hebben. Dit profetisch instinct werd dikwijls
getest en faalde nooit.
Laat ons bidden dat door de gebeden van de zondeloze Maagd
Maria, God ons zal bevrijden van onze zonden.
Vader, U bereidde de Maagd Maria voor om de waardige Moeder
te zijn van Uw Zoon. U liet haar meedelen in de redding van Christus door Zijn
dood, en hield haar zondeloos vanaf het moment van haar ontvangenis. Help ons
door haar gebeden leven in Uw aanwezigheid zonder zonden. We vragen dit door
onze Heer Jezus Christus, Uw Zoon die leeft en heerst met U en de Heilige
Geest, een God, voor alle eeuwigheid.
O Heer,
die door de Onbevlekte Ontvangenis van de Maagd Maria, een waardige verblijfplaats
voor Uw Zoon bereidde. U zorgde ervoor dat ook Zij, net als Uw Zoon die zonder
zonde stierf, ook zij nooit zonde heeft gekend. Verleen dat door haar
middelaarschap ik begunstigd word met de volgende genade. (noem uw verzoek)
O Maria
van de Onbevlekte Ontvangenis, Moeder van Christus, U had invloed bij Uw
Goddelijke Zoon hier op aarde; U hebt nu dezelfde invloed in de Hemel. Bid voor
mij en verkrijg voor mij de inwilliging van mijn verzoek als het past voor de
Goddelijke Wil. Amen.