Inhoud blog
  • Ik verhuis naar een andere blogsite!!!
  • De mystiek achter de tweede komst van Jezus
  • Luz de Maria 24/4
  • Zalig de armen van geest
  • Aanbidden in geest en waarheid
  • 3.33 uur 's ochtends
  • De kracht van 1 Weesgegroet
  • Ze komen eraan
  • Vreemde en grote donkere wezens zullen spoedig overal binnendringen
  • Een volgende lockdown
  • Boodschap aan Anna Shelley 24/4
  • De devotie van de 7 smarten van OLVrouw
  • Toewijdingsgebeden aan God de Vader, het H. Hart van Jezus en het Onbevlekt Hart van Maria
  • Gebeden van toewijding van ziekte, lijden en levenslasten
  • De betekenis van Pinksteren - 4
  • Om een baby uit een miskraam en geaborteerde baby's te dopen
  • Exorcismegebed over je woning en grond en toewijdingsgebed
  • Gebeden van zegening en bescherming
  • Het is eindelijk aangebroken
  • Wat God me toonde over aanstootgevende kledij...
  • Wat God me toonde over feminisme
  • De betekenis van Pinksteren - 3
  • Einde van Satans invloed in zicht
  • Red de planeet, ga CO2 uitstoten
  • Over de verliezen aan Westerse kant wordt gezwegen
  • Boodschappen aan Eduardo Ferreira
  • Boodschappen aan Pedro Regis
  • Boodschappen van OLVrouw di Zaro 8/4
  • Boodschap aan Luisa Piccarreta
  • Boodschappen aan Valeria Copponi (tot 19/4)
  • Instorting van economie, en munteenheden
  • De uitval
  • Over Poetin
  • Zal dit het einde veroorzaken?
  • Een miraculeuze foto van de Gekruisigde Jezus
  • Boodschap aan Anna Shelley 20/4
  • Luz de Maria 20/4
  • Rusland wordt verder uitgedaagd
  • De 3 daagse duisternis
  • De 9 cirkels van de Hel
  • In de Hel wegens echtscheiding
  • Meteoor op California
  • 23 april
  • De komst van de asteroide
  • Massale afname van bevolking in Europa komt eraan
  • Repost: Genezingsgebed van God de Vader
  • Opwarming van het klimaat? Niet dus.
  • Let op voor cosmetica en dergelijke producten
  • De uitleg van het merkteken van het beest door de Heer
  • De volgende pandemie
  • Over Obama: hij kan de Antichrist worden, door bezetenheid
  • Luz de Maria 16/4
  • Boodschap aan Anna Shelley 19/4
  • Boodschap aan Luisa Piccarreta
  • Een zombievirus
  • Nano chip
  • VK zal getroffen worden
  • Dit zal gebeuren door Hem
  • Het is reeds begonnen
  • Hoe de Antichrist zal werken door AI en Biotechnologie
  • Ze komen voor onze kinderen
  • Vernietiging van 3 landen
  • Bloedmanen als waarschuwend teken
  • 5 tekenen dat je een Uitverkorene bent
  • Boodschap aan Luisa Piccarreta
  • OLVrouw van Smarten
  • Adviezen om de duivel te bevechten
  • Het sociaal kredietsysteem
  • NEEM GEEN VACCINS!!! GEEN ENKELE!!!
  • BID TEGEN ABORTUS!!!
  • De betekenis van Pinksteren - 2
  • De betekenis van Pinksteren - 1
  • Goede raad: wees niet afhankelijk van de staat
  • De plannen van de wereldelites
  • Boodschap aan Luisa Piccarreta
  • Bijhorende afbeelding bij de boodschap van Lorena
  • Nog eens nieuws van de Antichrist/Maitreya
  • Boodschap aan Pedro Regis 11/4
  • Luz de Maria 12/4
  • Boodschap aan Lorena 8/4
  • Chaga
  • Dit is de waarheid
  • Boodschap aan Anna Shelley 14/4
  • Noveen van de Goddelijke Barmhartigheid - 9
  • Janet Klasson - 9/2 Licht van de wereld in de Goddelijke Wil
  • Geheim van gedrevenheid
  • Kom, H. Geest, kom!
  • 3 middelen die Satan gebruikt om je ziek te maken
  • Gezegend zij
  • Gods Barmhartigheid is grenzeloos
  • Boodschap aan Anna Shelley 13/4
  • Noveen van de Goddelijke Barmhartigheid - 7 en 8
  • Boodschap aan Luisa Piccarreta
  • De Emmaüsgangers
  • Mummie
  • Noveen van de Goddelijke Barmhartigheid - 6
  • Op weg naar de microchip
  • Nog steeds kunnen we het tij keren - Niburu
  • Boodschap aan John Mariani
  • Noveen van de Goddelijke Barmhartigheid - 5
  • Boodschappen aan Jennifer
  • 28/3 Plaats dit in je huis en land (The Unsealed Message)
  • Maria Simma openbaart 7 geheimen
  • Het Gezicht van Jezus
  • Opruimen van de wereldbevolking was altijd het doel - Niburu
  • 11 april
  • Noveen van de Goddelijke Barmhartigheid - 4
  • Boodschappen aan John Leary - rest van maart
  • Boodschap aan Mary of Divine Mercy
  • Grote schudding 8/4
  • Luz de Maria: Paaszondag 9/4
  • Afbraak van immuunsysteem door vaccins
  • Luz de Maria: Stille Zaterdag 8/4
  • Luz de Maria: Goede Vrijdag 7/4
  • Noveen van de Goddelijke Barmhartigheid - 2 en 3
  • Boodschap aan Anna Shelley 6/4
  • Zalig Pasen!!!
  • Boodschap aan Anna Shelley 8/4 DRINGEND!!!
  • Gebed op vrijdag voor de Arme Zielen
  • Boodschap aan Eduardo Ferreira 24/3
  • Droom van J. Frances 3/4
  • Boodschap aan Manuela te Sievernich (25/3)
  • Het echte gevaar van het einde van de dollar
  • Schildklier en jodium
  • Boodschap aan Manuela te Sievernich (21/3)
  • Boodschappen aan Valentina Papagna
  • Noveen van de Goddelijke Barmhartigheid - 1
  • Boodschap aan Marco Ferrari 26/3
  • Boodschap aan Gisella Cardia 3/4
  • De Kruisweg
  • 15 doodzonden in het Katholieke Geloof
  • Luz de Maria: Witte Donderdag 6/4
  • Het bankroet van Europa
  • Boodschap aan Anna Marie - Houston 11/2
  • Plaats terug brood op je huisaltaar
  • Boodschappen aan Pedro Regis
  • Palmzondag-rede van Vigano
  • Luz de Maria: Heilige Woensdag 5/4
  • Boodschap aan Luisa Piccarreta
  • Het Communisme zal opgelegd worden door de elite
  • Boodschap aan Ned Dougherty 26/3
  • Boodschap aan Anna Shelley (3/4)
  • Het verraad van Judas Iscariot (2)
  • Het verraad van Judas Iscariot (1)
  • Luz de Maria: Heilige Dinsdag 4/4
  • Luz de Maria: Palmzondag 2/4
  • Luz de Maria: Heilige Maandag 3/4
  • Interview met Luz Maria de Bonilla
  • Grafeenoxide in vaccins
  • Boodschap aan Lorena 14/3
    Zoeken in blog

    ALLES GAAT VOORBIJ, BEHALVE GOD !
    agenda

    Belangrijke data in mijn agenda

    Mijn favorieten
  • Mijn bibliotheek
  • Nieuwe blogsite
  • Archief per maand
  • 05-2023
  • 04-2023
  • 03-2023
  • 02-2023
  • 01-2023
  • 12-2022
  • 11-2022
  • 10-2022
  • 09-2022
  • 08-2022
  • 07-2022
  • 06-2022
  • 05-2022
  • 04-2022
  • 03-2022
  • 02-2022
  • 01-2022
  • 12-2021
  • 11-2021
  • 10-2021
  • 09-2021
  • 08-2021
  • 07-2021
  • 06-2021
  • 05-2021
  • 04-2021
  • 03-2021
  • 02-2021
  • 01-2021
  • 12-2020
  • 11-2020
  • 10-2020
  • 09-2020
  • 08-2020
  • 07-2020
  • 06-2020
  • 05-2020
  • 04-2020
  • 03-2020
  • 02-2020
  • 01-2020
  • 12-2019
  • 11-2019
  • 10-2019
  • 09-2019
  • 08-2019
  • 07-2019
  • 06-2019
  • 05-2019
  • 04-2019
  • 03-2019
  • 02-2019
  • 01-2019
  • 12-2018
  • 11-2018
  • 10-2018
  • 09-2018
  • 08-2018
  • 07-2018
  • 06-2018
  • 05-2018
  • 04-2018
  • 03-2018
  • 02-2018
  • 01-2018
  • 12-2017
  • 11-2017
  • 10-2017
  • 09-2017
  • 08-2017
  • 07-2017
  • 06-2017
  • 05-2017
  • 04-2017
  • 03-2017
  • 02-2017
  • 01-2017
  • 12-2016
  • 11-2016
  • 10-2016
  • 09-2016
  • 08-2016
  • 07-2016
  • 06-2016
  • 05-2016
  • 04-2016
  • 11--0001
    Levend geloof 9

    03-01-2017
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Trinitariers

    Broederschap van de allerheiligste drievuldigheid

    Op de octaafdag van de consecratie van de kerk stelde men dit broederschap in, ter afkoping van slaven. Bepaalde personen werden belast met het rondhalen van aalmoezen gedurende de goddelijke diensten; zij mochten zich "slavenmeester van de confrérie van de H.H. Drievuldigheid" noemen. 
    Het geld werd bezorgd aan de Orde van de Trinitariërs. (Trinitas= Drievuldigheid). Deze orde bestaat nu nog en is gevestigd in Marseille (Frankrijk). De Overste is een Vlaming: Père François Stroobants (afkomstig uit de streek van Leuven). Het geld diende om slaven vrij te kopen uit de handen van de Sarazenen. De Orde van de H. Drievuldigheid werd gesticht omstreeks 1200 door de H. Johannes de Matha (†1213) en Felix van Valois (†1212) De leden droegen een wit schapulier met een rood kruis er op.

    03-01-2017 om 01:12 geschreven door claudia  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (2 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Gebed van OLVrouw aan Anna Maria Taigi

    Gebed van de OLVrouw aan Anna Maria Taigi :

    Geknield aan Uw voeten, O Grote Koningin van de Hemel, aanbidden we U met de diepste verering en we belijden dat U de Dochter van de Vader bent, de Moeder van het Goddelijk Woord, de Bruid van de Heilige Geest. U bent de bewaarster en uitdeelster van de Goddelijke Genaden… Om deze reden, aanroepen we U als Moeder van Goddelijk Mededogen. Zie op ons neer hier in smart en lijden. Verwaardig U om ons Uw ware liefde te tonen. We smeken U om de Heilige Drie-eenheid te vragen om ons de genade te verlenen om de duivel, de wereld en onze boze lusten te overwinnen. Vraag ons ook de genade te verlenen dat de rechtvaardigen heiligt, de zondaars bekeert, de ketterijen vernietigt, de ongelovigen verlicht en alle mensen tot het ware geloof brengt. Verkrijg voor ons deze grote gave dat de hele wereld een volk vormt verenigd in de Ene Ware Kerk. Maria, Moeder van Heilige Hoop, bid voor ons.

    03-01-2017 om 01:02 geschreven door claudia  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (4 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    02-01-2017
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Herman Wijns - deel 3

    Kruisbeeld
    Zaterdag 24 mei 1941, het feest van O.L. Vrouw, begint voor Herman Wijns wondermooi, maar eindigt met een tragisch ongeval waaraan hij twee dagen later zal overlijden.

    Herman vereert O.L. Vrouw.

    De mis - die dag uiteraard aan O.L. Vrouw gewijd - was zeer mooi, vertelt hij aan zijn moeder terwijl hij zich klaar maakt om naar school te gaan.

    Moeder zegt hem dat hij die avond alleen thuis zal zijn, want vader heeft een vergadering en zij gaat met een vriendin naar de cinema.

    De laatste klassefoto: het 5e leerjaar (1940-1941) van St-Eduardus, bij broeder Eleazar

    Herman vindt het geen probleem om alleen thuis te blijven, maar tijdens de middagpauze raadt hij zijn moeder ineens ten zeerste af naar de cinema te gaan.

    Uiteraard wil moeder zich door haar tien-jarige zoon de les niet laten spellen, maar Herman volhardt en dreigt zelfs niet meer naar de kerk te zullen gaan als moeder toch naar de cinema gaat.

    Na schooltijd kwam hij thuis met een groot, besmeurd en stinkend kruis van Jezus, dat hij ergens in een vuilbak had gevonden.

    “Die smeerlappen,” roept hij, terwijl hij het probeert proper te maken.

    “Ja, vake, ik heb wat meegemaakt,” vertelt hij naderhand aan zijn vader, die zijn verontwaardiging eerst niet begrijpt.

    “Ik kom van school langs de Bredabaan en zie daar in een vuilnisbak een kruisbeeld. Ik dierf dat zomaar niet pakken... Ik ben er voorbij gegaan... Maar dan kon ik toch niet verder en ben ik teruggekeerd. Zo tot driemaal toe. Toen was het alsof ik Jezus hoorde roepen: 'Herman toch, gaat ge me hier in de vuilnis laten? Schaamt ge u over mij?' Toen kon ik het niet meer. Ik heb het kruis gepakt en ben naar huis gelopen.”

    Vader vindt het eerst niet goed dat Herman het kruis op zijn kamer hangt; hij heeft tenslotte al een kruis boven zijn bed hangen.

    “Maar vake, mag ik het op mijn kamer hangen? Uit eerherstel” probeert Herman.

    Vader is verrast door die uitspraak en geeft toe.

    Opgewekt rent Herman naar boven, timmert een nagel in de muur en hang het kruis boven zijn bed.

    Twee uur later verongelukt hij.

    Het ophangen van het kruis was zijn laatste bezoek aan zijn kamer.

    Plaaggeesten
    Nadat hij zich gewassen en verkleed heeft voor het Lof maakt Herman zijn huiswerk.

    Voor hij naar de kerk gaat moet hij nog een brief afgeven bij de slager in de Borrewaterstraat, een groffe kerel die veel vloekt.

    Dr. Maurice Timmermans, naar wie de zijstraat van de Bredabaan werd genoemd, was op de avond van de 24e mei de eerste arts die Herman behandelde

    Herman gaat er niet graag heen en daarom stelt zijn moeder voor met hem mee te gaan.

    Terwijl zijn moeder met de man spreekt gaat Herman met de twee zoontjes van de slager naar de kuikentjes in de tuin kijken.

    De kuikentjes zaten achter een staande glasplaat die tegen een klein hokje stond.

    Naast de slager nu woonde een vriend van Herman, Willy Gommeren.

    Toen die Hermans stem in de tuin hoorde en zijn naam riep is Herman op het hokje geklauterd om met zijn kameraad te kunnen praten.

    Het ging over de mis van de volgende ochtend, maar terwijl ze praatten sloeg het noodlot toe.

    De zoontjes van de slager, twee plaaggeesten gelijk hun vader, hadden een rubberen bal met water gevuld en begonnen Herman ermee nat te spuiten.

    Die wilde zijn goede kostuum droog houden en probeerde de waterstraal te ontwijken.

    Is hij dan van het dakje gesprongen of is hij gevallen?

    Het is onduidelijk.

    Herman viel in ieder geval op de rechtopstaande glasplaat, die brak en een lange scherf drong van achteren zijn knieholte binnen.

    Pees, zenuwen en een ader werden doorgesneden en door de vreselijke wond en het vele bloed was de paniek groot.

    Voor het eerst alleen
    Zijn moeder is op het geschreeuw afgekomen, treft haar zoon in de tuin met een verschrikkelijke wond aan zijn been, maar raakt niet in paniek.

    In de St. Bartholomeusstraat, 100 meer verderop, woont dokter Duerinck en met de jongen in haar armen rent ze ernaartoe.

    De dokter blijkt echter niet thuis te zijn en moeder kijkt radeloos om haar heen - naar Dr. Timmermans, ver weg op de Bredabaan is een veel te lange weg!

    Een passerende Duitse officier ziet gelukkig haar paniek en schiet te hulp.

    Het St. Bartholomeusziekenhuis in de Gasthuisstraat - tegenwoordig de Van Aertselaerstraat - waar Herman op maandag 26 mei 1941 overleed

    Eerst legt hij een drukverband om de wond dicht te binden en dan houdt hij een fietser aan.

    “Die vrouw kan niet meer. Neem de jongen op uw fiets en ga met hem naar de dokter,” beveelt hij.

    Onderweg passeren ze Cinema Astoria op de Bredabaan.

    Er staat al veel volk aan te schuiven, maar niemand bekommert zich om de angstige moeder met haar bloedende kind.

    Waarom zei Herman dat zijn moeder niet naar de cinema moest gaan?

    Dokter Timmermans begrijpt meteen de ernst van de situatie en laat Herman overbrengen naar het St. Bartholomeushospitaal in de (huidige) Van Aertselaarstraat.

    Een chirurg daar onderzoekt de wond en zegt de verpleegster goed voor hem te zorgen: “Hij lijdt veel pijn zuster.”

    Een groot probleem was dat penicilline pas na de tweede wereldoorlog algemeen bekend geraakte en dat er dus groot gevaar voor infectie was.

    De glazen plaat was zeer vuil geweest en zat vol ziektekiemen.

    Er volgde een nacht van angst en reddeloosheid voor vader en moeder Wijns, met hun zoon - voor het eerst van zijn ouders gescheiden - op de afdeling intensieve zorgen.

    De dag erna - zondag 25 mei - is Herman opgewekt als zijn ouders hem (tijdens het bezoekuur!) komen bezoeken.

    Hij maakt zich geen zorgen over een operatie of zelfs een eventuele amputatie van zijn been.

    “Dan krijg ik een kunstbeen en daarmee kan ik ook gaan.”

    Vader en moeder Wijns gaan enigszins opgewekt naar huis, maar dat verandert na de tweede nacht.

    Het einde nadert
    Het moet een zeer angstige nacht zijn geweest voor Herman, daar alleen in het gasthuis, met hevige pijn in zijn been en een snel verslechterende toestand.

    Hij zal naar zijn moeder verlangd hebben en gebeden hebben dat alles weer snel in orde zou komen.

    Waarom moest hem dit overkomen?

    Vader Jozef Wijns naast de kist van zijn enig kind

    Wanneer zijn ouders de volgende dag (maandag 26 mei) op bezoek komen treffen ze een heel andere Herman dan de dag ervoor.

    Herman keek bedrukt en klaagde zelfs: “Ik leef hier niet graag...”

    Hij maakte koorts terwijl zijn lichaam vocht tegen de voortschrijdende infectie.

    Bovendien leek hij de hoop opgegeven te hebben, leek hij te weten dat zijn einde naderde, want wanneer zijn moeder zegt dat ze aan de broeders op school zal zeggen dat hij die dag niet naar school komt antwoordt hij: “Zeg maar dat ik nooit meer naar school zal komen.”

    Zijn opmerking verbaasde zijn ouders en joeg hen schrik aan.

    Dan maakt Herman een opmerking die hem volgens velen identificeert als iemand die in nauw contact staat met God.

    Hij strekte zijn armen uit naar zijn ouders en sprak woorden die klonken als een afscheid.

    “Och vake en moeke, hoeveel ik van u houd, dat heb ik deze nacht pas goed gevoeld, en hoeveel ik van de mensen houd. Zeg hen dat ik ze heel graag, heel graag, heel graag zie!”

    Vader en moeder gaan naar huis en Herman praat nog wat met de zuster.

    - “Ge zoudt wel gaarne met ze mee zijn gegaan, niet waar?”

    - “Vroeger wel, zuster. Maar nu ik Onze Lieve Vrouw heb gezien, niet meer. Zij is zo mooi.”

    Herman was bereid om naar de hemel te gaan.

    In saecula saeculorum
    Het nieuws over Hermans ongeval was inmiddels als een lopend vuurtje door Merksem gegaan, en veel mensen kwamen hem bezoeken.

    Maar met Herman ging het snel bergafwaarts.

    Pastoor Bamps kwam hem 's middags berechten en de zegen geven en toen onderpastoor Heymans later die namiddag aankwam in het gasthuis was Herman al niet meer bij bewustzijn.

    De koorts was zorgwekkend hoog opgelopen en hij ijlde.

    Pastoor Heymans was een van Hermans beste maatjes in de kerk en voorovergebogen over zijn bed hoorde hij zijn kleine vriend teksten uit de latijnse mislithurgie opzeggen.

    “Dominus illuminatio mea, et salus mea: quem timebo” (De Heer is mijn licht en mijn heil: wie zal ik vrezen).

    Onrustig in zijn doodstrijd probeerde pastoor Heymans Herman wat gerust te stellen.

    Hij pakte de hand van de jongen en zei: “Hermanneke, niet bang zijn, gij gaat recht naar Onze Lieve Heer.”

    Verbazend was dat de jongen, buiten bewustzijn, antwoordde: “In saecula saeculorum, Amen.”

    Woorden die hij zo goed kende uit de Mis: “In alle eeuwigheid”

    Het waren zijn laatste woorden, want diezelfde avond overleed Herman Wijns, tien jaar oud, op de 26e mei 1941.

    Alle aanwezigen waren zeer onder de indruk, zozeer zelfs dat de andere zieken op de zaal de zuster verzochten hem niet direct naar het lijkenhuisje te brengen, maar hem nog een tijdje op de zaal te laten liggen.

    De dood was snel gekomen: zaterdag nog vol in het leven een kruisbeeld uit de vuilbak gered, maandagavond levenloos in de kliniek.

    Voor de ouders was het plotse overlijden van hun enig kind een onuitsprekelijk verdriet, maar zoals enkele dagen later zou blijken was bijna heel Merksem aangedaan door het lot van de jonge misdienaar.

    Zaterdag nog springlevend op school, maandagavond dood in een ziekenhuisbed, na een ongeluk met een glasplaat dat een dodelijke wond aan de knieholte veroorzaakte; dat was het wrede lot van Herman Wijns.

    Herman Wijns had tijdens zijn korte leven indruk gemaakt op iedereen die hem leerde kennen.

    De kist wordt vanuit de woning in de Wuytslei 23 naar de lijkwagen gebracht

    Eerlijk en open, toegewijd en voor zijn leeftijd soms verrassend volwassen.

    Hoeveel indruk hij tijdens zijn leven had gemaakt bleek tijdens de uitvaart die heel het openbare leven in Merksem een dag stilzette.

    Dinsdag 27 mei 1941
    De dag na het overlijden van Herman was een moeilijke dag voor vader en moeder Wijns.

    Hun enig kind was hen door een banaal ongeval (en wellicht enkele medische blunders erna) ontnomen, en het was voor vader Wijns dan ook onverdraaglijk zijn zoon achter te moeten laten in het onpersoonlijke dodenhuisje op de Bredabaan.

    Daarom arrangeerde Maria Van Mol, een zus van vader en Hermans liefste tante, dat Herman thuis mocht worden opgebaard.

    Onkel Mon was schrijnwerker en maakte voor Herman een kistje.

    Die werd op de eikenhouten tafel in de voorkamer van het huis Wuytslei 23 geplaatst en met geleend materiaal werd een rouwkapel ingericht.

    Tijdens de dagen voor de begrafenis stelde men een aantal eigenaardigheden vast.

    Zo trad de normale lijkstijfheid niet op.

    De handen en armen schoven telkens weg, waardoor men ze moest stutten en vastbinden.

    Een massa volk is op de been voor een 10-jarige jongen

    Ook lieten Hermans ogen zich niet sluiten, want hoe men ook zijn best deed, zijn ogen vielen telkens weer open.

    “Alsof hij nog een oogje op de wereld wilde houden.”

    Het verschijnsel werd ook door de artsen vreemd gevonden, maar hun conclusies zijn helaas verloren gegaan toen het doktersattest met veel andere waardevolle archieven in 1944 tijdens de brand van het oude gemeentehuis werd vernietigd.

    De begrafenis zou vrijdag de 30e plaatsvinden en tijdens de drie dagen die Herman thuis lag opgebaard sloeg het verdriet van de ouders om in verbittering, vooral bij moeder Johanna.

    “Wij hebben altijd ons best gedaan als christelijke mensen; wij hebben voortdurend harde, vernederende beproevingen gekend en nu wordt ons ons enige kind ontnomen...!”

    Vader vond steun in zijn geloof: “Had ik toen het gebed niet gehad, dan had ik de hand aan mezelf geslagen”

    De familieleden - alleen mannen! - volgende lijkwagen en de bloemen op weg naar de St. Bartholomeuskerk

    Vader en moeder Wijns brachten de nachten voor de begrafenis door bij Maria Van Mol, maar overdag vond vader alleen troost aan de kist van zijn zoon, waar hij de tijd vertwijfeld biddend doorbracht.

    Het verlies van een kind, iets ergers kan een mens bijna niet overkomen.

    30 mei 1941
    Het regende lichtjes op die windstille lentedag in 1941, alsof de natuur mee treurde.

    Heel Merksem leek uitgelopen voor de uitvaart en mensen die het meemaakten herinneren zich de begrafenis van Herman Wijns als iets uitzonderlijks.

    Bij het buitenbrengen van de kist ontstond er dan ook een serieus gedrang aan de woning in de Wuytslei toen de vele aanwezigen het kistje wilden aanraken.

    Eens de politie de orde weer een beetje hersteld had en Pastoor Michielsens en zijn drie onderpastoors hun misdienaar aan huis waren komen begroeten en zegenen ging de stoet in een zee van bloemen naar de St. Bartholomeuskerk.

    De rolluiken op de Bredabaan waren neergelaten en heel Merksem viel even stil.

    Vader Wijns - met zakdoek voor het gezicht - heeft het moeilijk tijdens de tocht naar de kerk

    Ook aan de kerk was een erehaag van bloemen gevormd, maar terwijl Merksem een van zijn meest religieuze momenten beleefde onderging vader Wijns het hele schouwspel als leed, roof en onbegrijpelijk.

    Na de dienst in de St. Bartholomeuskerk werd Herman naar het kerkhof in de Van Heybeeckstraat gedragen, waar hij in het familiegraf werd gelegd.

    De plaats was eigenlijk voorzien voor een ander familielid, maar die stond zijn plaats graag af aan zijn neefje.

    Aan de rand van het graf stonden Hermans schoolmakkers, en vooral op hen moet de uitvaart - het zal voor velen de eerste keer zijn geweest - een grote indruk hebben gemaakt.

    Maar ze waren niet de enigen.

    Mensen gingen na afloop niet - zoals gebruikelijk na een begrafenis - op café : “Als ge zoiets hebt meegemaakt, dan gaat ge in stilte naar huis.”

    Kanunnik-onderpastoor Pijpers zei naderhand: “Ik heb het geluk gehad in mijn leven in persoonlijk contact te zijn geweest met twee heiligen: eerst met priester Edward Poppe, later met mijn misdienaar Herman Wijns.”

    “Wat zal onze kerk leeg zijn nu we Herman moeten missen,” bedacht een andere priester.

    De dagen na de begrafenis bleven de bloemen toestromen op Hermans graf en als snel was er sprake van een heuse verering.

    Reeds in 1942 (!) verscheen het eerste boekje over het leven van Herman en in de jaren die volgden verschenen er wereldwijd artikelen en nog een heel aantal boekjes over Herman.

    Het eerste graf van Herman. Vanwege de vele exvoto's was er al gauw ruimtegebrek en werd de kist in 1957 opgegraven en verplaatst naar de huidige ligplaats vlak naast het zwembad

    Veel mensen beweerden op voorspraak van Herman een gunst van God te hebben ontvangen: genezing of een succesvolle operatie.

    Al kort na de begrafenis verschijnen er dankplaatjes (exvoto's) aan zijn graf, om Herman te bedanken.

    Eén ervan drukt mooi uit waarom Herman wereldwijd beroemd is en er in sommige katholieke landen (Mexico!) zelfs foto's in alle schoolklassen hangen met Herman als voorbeeld voor de jeugd: "Hier rust in zalige vrede een grote vriend van Onze Lieve Heer."

    “Spijtig dat wij geen andere kinderen hadden, wij konden niet vergelijken. Wij hebben het op dat moment nooit gezien, dat Herman anders was dan andere kinderen,” zou moeder Johanna Dens na Hermans dood nog vaak opmerken.

    In 1958 was het aantal exvoto's zo gegroeid dat het graf - midden op de begraafplaats - verplaatst moest worden.

    Inmiddels neemt het nieuwe graf meer dan 100 m² in beslag en staan er om en nabij 4.000 dankbetuigingen rond.

    Elke eerste vrijdag van de maand trekt de mis die bij zijn graf wordt opgedragen honderden bezoekers en elke dinsdag komt een steeds groeiende gebedsgroep samen aan het bed van Herman, in het Herman Wijns Huis in de Van Heybeeckstraat 23.

    Een museumpje dat een bezoek meer dan waard is, maar daarover een andere keer meer.

    Hoewel maar weinig Merksemnaren Herman Wijns kennen is hij wereldberoemd.

    Het graf van Herman Wijns anno 2006: een bedevaartsoord, waar dagelijks mensen komen bidden en waar elke eerste vrijdag van de maand een mis wordt opgedragen. De huidige ruimte schiet alweer tekort om de vele exvoto's te kunnen plaatsen

    De vele mensen die menen door Herman te zijn geholpen zijn er heilig van overtuigd dat Herman nog steeds in contact staat met God en nog steeds mensen helpt.

    Arjan Plantinga (vrij naar Avents/De Maeght)

    Vrienden van Herman Wijns vzw
    Alice Dierckx, voorzitter
    Tel.: 0487 67 89 39
    vriendenhermanwijns@gmail.com

    Herinnerinsghuis:
    Van Heybeeckstraat 23
    2170 Merksem

    Gebed tot de Onbevlekte Ontvangenis

    Dag 8

    Laat ons bidden dat door de gebeden van de zondeloze Maagd Maria, God ons zal bevrijden van onze zonden.

    Vader, U bereidde de Maagd Maria voor om de waardige Moeder te zijn van Uw Zoon. U liet haar meedelen in de redding van Christus door Zijn dood, en hield haar zondeloos vanaf het moment van haar ontvangenis. Help ons door haar gebeden leven in Uw aanwezigheid zonder zonden. We vragen dit door onze Heer Jezus Christus, Uw Zoon die leeft en heerst met U en de Heilige Geest, een God, voor alle eeuwigheid.

    O Welwillende Maagd Maria, geliefde Moeder van Jezus Christus, onze Verlosser, bemiddel tot Hem voor ons dat we de gunst verkrijgen waar we oprecht om smeken. (noem uw verzoek) O Moeder van het Vleesgeworden Woord, we voelen ons aangemoedigd dat onze gebeden om uwentwil welwillend zullen gehoord worden voor de troon van God. O Glorierijke Moeder van God, in herinnering van uw vreugdevolle Onbevlekte Ontvangenis, hoor onze gebeden en verkrijg voor ons onze verzoeken.

    O Maria van de Onbevlekte Ontvangenis, Moeder van Christus, U had invloed bij Uw Goddelijke Zoon hier op aarde; U hebt nu dezelfde invloed in de Hemel. Bid voor mij en verkrijg voor mij de inwilliging van mijn verzoek als het past voor de Goddelijke Wil. Amen.

    Litanie van de Heilige Maagd Maria

    No

    02-01-2017 om 17:14 geschreven door claudia  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (4 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    01-01-2017
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Now we are free - Hans Zimmer & Lisa Gerrard
    Now we are free

    01-01-2017 om 23:19 geschreven door claudia  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (5 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Emili Sande - Hurts

    LOVING YOU THE WAY I DO,

    IT HURTS

    01-01-2017 om 22:50 geschreven door claudia  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (6 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Een gelukkig 2017


    EEN  GELUKKIG  2017

    01-01-2017 om 22:37 geschreven door claudia  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (7 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.8e overweging - Gabriel Possenti

    8e overweging


    Gedurende de 33 jaren van zijn sterfelijk leven, heeft Jezus vurig verlangend uitgezien naar het ogenblik, dat Hij ons zijn bloed en zijn leven zou schenken. Dit uur is geslagen. Samen met zijn Apostelen begeeft Zich de goddelijke Verlosser naar Jeruzalem om er het Paasfeest te vieren. Ze liggen aan tafel aan, Jezus spreekt tot zijn Apostelen. Nog nooit deed Hij het met zoveel vuur: “Vurig heb Ik verlangd, dit Paasmaal met u te eten, voor mijn lijden”. (Lukas 22,15)

    En na de voeten van zijn Apostelen te hebben gewassen, neemt Jezus brood in zijn heilige en eerbiedwaardige handen; en na gedankt te hebben breekt Hij het, en geeft het hun, zeggende: “Dit is mijn lichaam, hetwelk voor u overgeleverd wordt.” Zo ook de kelk, zeggende: “Deze kelk is het nieuwe verbond door mijn bloed, dat voor u vergoten wordt.” (Lukas 22,19-20) Jezus voegt er nog aan toe: “Telkens gij dit verricht, doe het te mijn gedachtenis.” (1 Kor 11,23-25)

    De Verlosser verricht dit liefdewonder, opdat, eens zijn lijden voltrokken, het er een eeuwig aandenken van zou wezen. Het altaar zal voor Jezus een ander Calvarieberg zijn, en de heilige Missen welke er opgedragen worden, zullen de onbloedige hernieuwing wezen van zijn Kruisoffer.

    In het tabernakel zal Jezus het goddelijk Slachtoffer zijn, dat, op aarde gelijk in de hemel, voor de troon van God staat als het Lam dat geslachtofferd werd. (Openb 5,6)  En de Heilige Communie is niets anders dan de innige vereniging van de ziel met Jezus, geofferd op Calvarie. “De beker van de dankzegging die wij zegenen, is die niet een gemeenschap met het bloed van Christus?- Het brood dat wij breken, is dat niet een gemeenschap met het lichaam van Christus? (1 Kor 10,16)- Telkens gij dit brood eet en de kelk drinkt, verkondigt gij de dood des Heren.” (1 Kor. 11,26)

    Mijn God en Zaligmaker, nu verbazen mij de woorden van uw welbeminde leerling, de H. Johannes, niet meer: “Tot het uiterste toe, heeft Hij de zijnen liefgehad.” (Joh 13,1)- Al de schatten van uw oneindige liefde zijn uitgeput. Treffend zegt de H. Augustinus: “Ik durf beweren dat God, hoewel Hij almachtig is, toch niet meer geven kon;… hoewel Hij oneindig wijs is, toch niet meer te geven wist;… hoewel Hij de onuitputtelijke bron is van alle rijkdommen, toch niet meer te geven had, omdat Hij zichzelf gegeven heeft als God en mens.”

    O Jezus, hoe onbegrijpelijk goed zijt Gij voor de mensen! Wees Gij, in uw Liefdessacrament mijn enige schat, mijn al.

    Mijn ziel, wilt gij de onmetelijke liefde van Jezus nog beter begrijpen, denk dan: wanneer, in welke omstandigheden, Hij ons zijn H. Sacrament van het Altaar geeft.

    In de nacht dat Hij verraden werd! (1 Kor 11,23)- In die afgrijselijke nacht waarin allen tegen Hem samenspannen te Jeruzalem. – In die nacht, waarin koorden en ketenen bereid worden om Hem te binden en te boeien;… nagels en hamers om Hem wreedaardig te kruisigen;… de schandpaal van het kruis om er Hem meedogenloos aan vast te nagelen. –In die wrede nacht, waarin Hij lafhartig verraden wordt door een van zijn leerlingen, door een ander verloochend en door allen verlaten.

    De oneindige liefde van zijn minnend Hart spoort Jezus aan, Zich helemaal te schenken aan ons, zijn ondankbaarste schepselen. O goedheid zonder weerga! Dierbare Zaligmaker, wat doet Gij toch? Heel de wereld spant tegen U samen!—Als Gij bij ons blijft in het H. Sacrament, stelt Gij u bloot aan talloze oneerbiedigheden, beledigingen en heiligschennissen. Ongelovigen en bozen zullen U op de laagste wijze verguizen. Ze zullen spotten met uw liefdesoffer, zelfs uw priesters doden aan het altaar, onder de H. Mis. – Pijnlijker nog: zelfs christenen zullen U beledigen: ze zullen U alleen laten, in het tabernakel. Ze zullen geen ogenblik voor U over hebben, zelfs niet om ’s zondags de H. Mis bij te wonen.

    Wat mij het meest verdriet doet: velen, ontelbaren, door de eeuwen heen, zullen U ontvangen met een mond, een tong, een hart bezoedeld door vreselijke zonden. Jezus!... Jezus!... Gedenk uw goddelijke eer en majesteit.

    O ja, Ik weet het, antwoordt Jezus, onnoemelijk zullen de oneerbiedigheden, de heiligschennissen zijn, maar zelfs het water van de zee kan het liefdesvuur van mijn Hart niet uitdoven. (hooglied 8,7) De liefde voor de mijnen is te groot: het is mijn welbehagen in hun midden te verblijven. Ik moet hun voorspreker zijn bij de Vader en Ik wil hun sterkte zijn in vermoeienissen, hun steun in zwakheid, hun toevlucht in bekoringen, hun voedsel, het onderpand van hun onsterfelijkheid en van hun eeuwig leven.

    Jezus, laat mij U toeroepen met al de vurigheid van mijn hart: dank!... liefdevolle Heiland, eeuwig dank! Ik bemin U en wil U steeds meer en meer beminnen in uw H. Sacrament.

    01-01-2017 om 18:41 geschreven door claudia  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (7 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Noveen tot de Onbevlekte Ontvangenis - dag 7

    Gebed tot de Onbevlekte Ontvangenis

    Dag 7

    Laat ons bidden dat door de gebeden van de zondeloze Maagd Maria, God ons zal bevrijden van onze zonden.

    Vader, U bereidde de Maagd Maria voor om de waardige Moeder te zijn van Uw Zoon. U liet haar meedelen in de redding van Christus door Zijn dood, en hield haar zondeloos vanaf het moment van haar ontvangenis. Help ons door haar gebeden leven in Uw aanwezigheid zonder zonden. We vragen dit door onze Heer Jezus Christus, Uw Zoon die leeft en heerst met U en de Heilige Geest, een God, voor alle eeuwigheid.

    O Onbevlekte Maagd, Moeder van God, en mijn moeder, kijk met uw sublieme waardigheid op mij neer terwijl ik, vol vertrouwen in uw gulheid ten volle overtuigd ben van uw macht. Ik smeek u om mij te hulp te komen en uw Goddelijke Zoon te vragen om mij de gunst te verlenen die ik vraag in deze noveen (noem uw verzoek). Als het in het voordeel is van mijn onsterfelijke ziel en voor de zielen voor wie we bidden.

    O Maria van de Onbevlekte Ontvangenis, Moeder van Christus, U had invloed bij Uw Goddelijke Zoon hier op aarde; U hebt nu dezelfde invloed in de Hemel. Bid voor mij en verkrijg voor mij de inwilliging van mijn verzoek als het past voor de Goddelijke Wil. Amen.

    Litanie van de Heilige Maagd Maria

    01-01-2017 om 17:13 geschreven door claudia  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (5 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Herman Wijns - deel 2

    Opvoeding
    Herman, de Kleine Pastoor had een goed karakter, we zagen het al in de vorige afleveringen..

    Liegen of bedriegen was niet des Hermans, iemand kwetsen kwam niet bij hem op.

    Hij had eens gehoord hoe iemand zijn vader, Jozef Wijns in diens afwezigheid beledigde.

    Herman vertelde niemand over hetgeen hij gehoord had, maar terug naar die man wilde hij niet.

    Wanneer men hem vroeg wat hij toch tegen de beste man had, zweeg hij diplomatiek - zeven jaar oud.

    Zeer gelovig was Herman en dat zal veel te maken hebben gehad met de opvoeding die het kereltje kreeg.

    Zijn moeder, Johanna Dens was een fijngevoelige en toegeeflijke vrouw, zijn vader een zeer vroom man.

    Pastoor Wuyts wilde de vader van Herman Wijns tot het priesterambt beroepen, maar daar stak grootmoeder Wijns een stokje voor. Als weduwe had ze al haar zoons nodig om rond te komen

    Vader Jozef Wijns kwam uit een groot en kinderrijk (acht) gezin en aangezien grootvader Wijns overleed voor zijn oudste zoon volwassen was moest ook vader Wijns al jong gaan werken.

    Er waren in die tijd nauwelijks sociale voorzieningen en geen werk betekende eenvoudigweg geen brood op de plank.

    De vader van Herman was door de pastoor van de St. Bartholomeusparochie - E.H. Wuyts - uitverkoren om priester te worden, maar grootmoeder Wijns dacht daar anders over, hoewel zelf een godvruchtige vrouw van de oeroude stempel.

    Afstanden rekende ze in paternosters of weesgegroetjes: ''Van Merksem naar Schoten is drie paternosters'.

    Maar hoe christelijk ook, ze zag er het nut niet van in een van haar kinders in een ver oord tot priester opgeleid te laten worden.

    Ze had d'r kinderen graag in haar buurt, en aarzelde niet om een van haar zoons zijn vaders trouwring mee te geven toen die moest gekeurd worden voor de militaire dienst...

    'Ik bid al'
    Vader Wijns kwam dus uit een oud-christelijk maar stoer gezin, waar God werd geëerd maar ook hard gewerkt moest worden.

    Herman zag zijn vader vaak en lang bidden bij een beeldje van O.L. Vrouw van Lourdes en geïntrigeerd door dat schouwspel imiteerde Herman al als kleuter zijn vader en prevelde met een klein rozenhoedje zijn zelfbedachte gebedjes.

    Nog voor zijn eerste H. Communie ging Herman doordeweeks, 's ochtends in alle vroegte, regelmatig met zijn vader mee naar de H. Mis en na de H. Communie deed hij dat elke dag.

    De St. Bartholomeuskerk zoals Herman haar kende, met achteraan nog het oude altaar dat bij de verwoesting van de kerk in 1944 verloren ging.

    Zoals veel kinderen in die tijd had Herman zijn eigen kerkboekje 'Ik bid al', waarin op elke bladzijde een tafereel uit de H. Mis stond afgebeeld.

    Later volgden uiteraard ook 'De Kleinen bij Jezus', een 'Hosannaboekje' en, toen hij 9 jaar oud was, een missaal.

    Zijn kinderbijbeltjes waren bij zijn overlijden allemaal stukgelezen: de ruggen eraf of los en alle pagina's beduimeld.

    Bidden voor de overledene
    De jongen moet helemaal overdonderd zijn door de indrukwekkende symboliek van het katholicisme zoals dat in de jaren '30 nog alom tegenwoordig was, en zoals een jongen van zijn leeftijd tegenwoordig voetballer Ronaldinho of rapper '50 Cents' vereert, zo bestond voor Herman alleen de H. Mis.

    Heeft een kind van zijn leeftijd anno 2006 misschien een plakboek met voetbalsterren, zo had Herman zijn missaal vol plaatjes van Christus, OL. Vrouw, de H. Jozef of Joannes.

    Opvallend aspect aan zijn missaal was de voorliefde voor mensen die waren gestorven.

    Achterin treffen we een lijstje aan van alle overledenen van zijn tijd als misdienaar, compleet met datum.

    Wanneer hij later als misdienaar mee een lijk moest uitdragen zag men Herman biddend in de begrafenisstoet.

    Gevraagd naar het waarom zei hij: “Iedereen volgt de lijkbaar, er wordt gesproken en gerookt. Er is echter niemand die bidt voor de overledene.”

    Vroom was Herman en misnoegd over diegenen die niet naar de wetten van de kerk leefden.

    Zo vinden we in zijn missaal bijvoorbeeld ook een lijstje van mensen uit zijn straat (dan al de Wuytslei) die op zondag niet naar de H. Mis gingen, ook weer met datums en al.

    Niets of niemand kon Herman weerhouden naar de heilige mis te gaan.

    Hij leefde er voor.

    Herman Wijns, de Eucharistische Kruistochter

    Toen zijn moeder hem eens verbood om naar de H. Mis te gaan omdat het te slecht weer was, antwoordde Herman: “Niet naar de Mis, dan ook niet naar school.”

    Zijn vroomheid en toewijding tot de kerk was natuurlijk ook de broeders van het St-Eduardusinstituut opgevallen en het was daarom dat hij kort na zijn eerste H. Communie door broeder Elianus werd uitgekozen om Eucharistische Kruistochter te worden.

    Omdat hij van kindsbeen af op de Eucharistie gericht was bleek Herman een goed Kruistochter en zijn uitverkiezing maakte van hem een nog vuriger Christen.

    Zorgen
    Vanaf Hermans geboorte tot hij een jaar of zeven was verging het vader en moeder Wijns goed.

    Hun beenhouwerij op de Bredabaan liep aanvankelijk super, maar de crisis van de jaren '30 trof ook de familie Wijns en in 1938 moest men de boeken toe doen.

    Men betrok het gelijkvloers van het pand op de Wuytslei 23 en vader en moeder Wijns moesten uit werken gaan.

    Voor mensen die vier gasten en een dienstmeid hadden gehad was het werken voor een baas moeilijk te accepteren en van de zorgeloze sfeer in huize Wijns was al snel niets meer over.

    Vader nam zijn toevlucht tot het gebed terwijl moeder Wijns juist van haar geloof viel.

    Herman had het daar moeilijk mee.

    Zijn moeder ging niet meer naar de kerk en daar maakte de kleine jongen zich grote zorgen over.

    Een gebeurtenis waar Herman vrijwel zeker getuige van was: de St. Bartholomeusprocessie op de Bredabaan in 1937

    Hij probeerde zijn moeder over te halen, maar gedeprimeerd door de tegenslagen in haar leven kon moeder Wijns het niet opbrengen.

    “Waarom vraag je het zo dikwijls,” klaagde ze tegen haar godvruchtige zoon.

    “Nu, ik dacht zo maar, zie je... Vake en ik daarboven en jij... ” zou hij geantwoord hebben.

    Herman Wijns gaf al op jonge leeftijd blijk van een groot begrip van het wezen van de katholieke kerk en zij die hem gekend hebben spreken ervan hoe hij nooit aarzelde om de mensen om hem heen te wijzen op het belang van de H. Mis, de H. Communie en de Lithurgie.

    Het was dan ook zijn begrip van en zijn toewijding aan de H. Kerk die hem in laatste jaar van zijn leven tot een opmerkelijke misdienaar maakten.

    “Misdienaar worden”
    Wat voor kinderen van onze tijd een beroemde voetballer, zanger of actrice is, was voor Herman Wijns O.L. Vrouw, Jezus Christus en de H. Kerk.

    Spelen kinderen anno 2006 met een playstation of voetbal in het park; Herman speelde het liefst de H. Mis zijn onkel Mon.

    Herman stond in zijn korte leven open voor al hetgeen het Katholicisme verkondigde en zijn drang naar het altaar was uiterst opmerkelijk.

    Wanneer een vriendje Willy hem kort voor zijn negende verjaardag vraagt welk cadeau hij wenst, antwoordt Herman dat hij misdienaar wil worden.

    Hij vraagt het aan zijn vader, maar die vindt hem nog te jong voor zo'n ernstige zaak.

    Herman vraagt zijn tante Marie eens met zijn vader te praten en die weet vader Wijns over te halen.

    Nadat hij zich door zijn zoontje heeft laten overtuigen van diens motivatie stemt hij ermee in, en enkele weken na zijn negende verjaardag neemt vader Wijns zijn enig kind mee naar de pastoor om diens toestemming te vragen.

    Die heeft zijn twijfels, maar is snel overtuigd, zo blijkt uit volgende anekdote.

    Jacobus Michielsens uit Stabroek (1876-1946) was pastoor van St. Bartholomeus toen Herman er misdienaar was

    Meneer pastoor - Jacob Michielsens - meende namelijk dat Herman te klein zou zijn om de staander met het misboek te tillen.

    “Maar nee, Mijnheer pastoor. Tijdens de week is het een houten staander die ik kan optillen. Op zondag is het de bronzen, maar dan tilt u de staander zelf,” antwoordde de jongen.

    Meneer pastoor kan zijn lachen bijna niet onderdrukken en zegt dat in dat geval Herman de volgende dag reeds de mis mag dienen.

    Hermans is buiten zinnen van vreugde, nodigt al zijn familie en vrienden uit en noteert die dag - 6 april 1940 - in zijn zakagenda: 'Vandaag ben ik misdienaar geworden'.

    Voorbeeldig
    Voordat vader Wijns zijn zoon meenam naar pastoor Michielsens had hij Herman laten beloven zijn taken als misdienaar zeer serieus te nemen en nooit te verzaken, maar of dat noodzakelijk was...

    Een misdienaar als Herman hebben ze in St. Bartholomeus nog nooit gehad en hij is dan ook een grote hulp voor de pastoors.

    Foutloos vindt hij de juiste bladzijden in het kerkboek en legt hij de mis klaar.

    De priester en zijn onderpastoor Pijpers zijn onder de indruk van de diepe ernst van de negen-jarige jongen en het is een cadeau van de Onderpriester - het boek 'Er zullen heilige kinderen zijn' - dat Hermans beleving van het geloof nog intenser maakt.

    “Ik ben oud geworden in het priesterschap maar nooit heb ik een misdienaar als Herman meegemaakt. Wanneer ik me omdraaide bij het 'Orate Fratres' zag ik hem in een aureool van licht,” zei een missionaris, Pater Janssens ooit tegen zijn ouders.

    De ouders namen het verhaal met een korreltje zout, maar na Hermans dood hoorden ze veel zulke verhalen over hun zoon.

    “God luistert niet”
    Na zijn aanstelling als misdienaar offert Herman zijn hele bestaan op voor zijn geloof.

    Strikt volgt hij de regels van de kerk en houdt zich zelfs aan voorschriften die al lang zijn afgeschaft.

    Het is ook in deze fase van de tien jaar die hem gegeven werden dat hij indruk maakte op de mensen om hem heen met verbluffend volwassen uitspraken.

    Dit kruis vond Herman op weg van school naar huis in een vuilnisbak. Herman is ontdaan door het gebrek aan respect. 'Heiligschennis noemde hij het. Aan zijn vader vertelde hij dat hij drie keer terug was gegaan naar de vuilbak, maar dat hij zich schaamde om het eruit te halen. “Toen hoorde ik een stem 'Wel Herman, schaamt jij je nu voor mij?'. Vlug heb ik het eruit gehaald en mee naar huis genomen.” Het hing tot zijn dood boven het altaartje in zijn slaapkamer.

    Zijn vader en moeder hebben het moeilijk vanwege het verliezen van hun beenhouwerij.

    Moeder heeft werk gevonden, maar vader slaagt er maar niet in.

    De problemen stapelen zich op voor het gezin, maar vader heeft vertrouwen in God en bidt.

    De ene noveen na de andere bidt vader Wijns, maanden aan een stuk.

    Op een dag zegt hij vertwijfeld tegen Herman: “Maanden lang bidden we de ene noveen na de andere. Het levert niets op. Je ziet toch ook wel dat God niet naar ons luistert?”

    Herman pakte het gezicht van zijn vader in zijn handen, en zou gezegd hebben: “Vake, de waarde van het gebed ligt in het volhouden. Anders heeft bidden geen zin.”

    De vader geloofd zijn zoon en blijft bidden.

    Enige tijd later krijgt hij inderdaad en goede betrekking bij de Openbare Diensten en de financiële problemen voor het gezin zijn voorbij.

    Die waren groot geweest.

    Zo groot zelfs dat het schoolgeld van de Broeders niet meer betaald kon worden en Herman naar de Gemeenteschool moest.

    Voor Herman was dat moeilijk te accepteren geweest en het eerste dat hij dan ook zei toen vader een job vond was: “Vake, nu moet ik niet meer naar de Gemeenteschool, niet waar?”.

    Toen vader dat bevestigde was de kleine zo blij dat hij het Heilig Hartbeeld in zijn armen nam en er zingend mee ronddanste.

    Oorlog
    Mei 1940, de Tweede Wereldoorlog is losgebarsten.

    Wanneer het op een avond tijd is om naar 't Lof te gaan, terwijl er hevig wordt geschoten op overvliegende vliegtuigen raadt vader Wijns zijn zoon af om de straat op te gaan.

    Maar Herman wil er niet van weten en haalt zijn vader over met hem mee te gaan.

    Na een gevaarlijke tocht komen ze aan in de kerk.

    Er is niemand en wanneer meneer pastoor arriveert zegt hij dat er geen Lof zal zijn.

    Herman, die al was begonnen de mis klaar te leggen, is zeer teleurgesteld dat er niemand het gevaar heeft durven trotseren voor de Heer...

    De komende maanden klonk vaak het luchtalarm, maar Herman had er geen schrik van.

    Boven zijn bed hing een kruisbeeld en dus wist Herman dat hij zich geen zorgen hoefde te maken.

    Het Heilig Hartbeeld waar Herman mee ronddanste toen hij van zijn vader te horen kreeg dat hij weer naar de Broeders in het St-Eduardusinstituut mocht. Tijdens zijn dansje liet Herman het beeld vallen, waardoor de handen van Christus ervan afbraken.

    Vreemdgenoeg geloofden zijn ouders hem, waardoor ook zij niet meer naar de schuilkelders gingen wanneer er luchtalarm was.

    Ook anderen wist Herman in die eerste oorlogsmaanden te overtuigen van de bescherming van zijn God, zozeer zelfs dat een buurman weer naar de kerk begon te gaan en ook zijn kinderen naar een katholieke school stuurde.

    Lijdensweg
    De winter van 1940 was ijskoud.

    Herman kreeg door de kou twee wintervoeten, maar verzweeg het wekenlang omdat hij vreesde niet meer naar de mis te mogen gaan.

    Toen het niet langer ging en hij zijn voeten aan zijn moeder toonde, verschoot ze.

    “Ach, jongen, maar wat een pijn moet je hebben.”

    Toch moest ze beloven het niet aan zijn vader te vertellen opdat die hem niet zou verbieden naar de Mis te gaan.

    Zijn wonden werden echter erger en na een tijdje kon hij nauwelijks nog lopen.

    Vader vroeg zich af wat er met zijn zoon aan de hand was omdat die zo mankte, en bij het zien van de etterende wonden beval hij Herman acht dagen thuis te blijven.

    De jongen was diep ongelukkig maar liet zich niet tegenhouden.

    Met moeder maakte hij de afspraak dat ze zijn voeten 's avonds zou verzorgen, zodat hij direct nadat zijn vader naar zijn werk is naar de kerk kon gaan.

    Maar Herman kan nauwelijks lopen.

    Zijn voeten ingebonden in oude lakens, met drie paar sokken erover in een paar oude schoenen van zijn vader gestoken strompelt hij, telkens weer vallend van de Wuytslei naar de kerk.

    Hij moet serieuze pijn geleden hebben, maar niets kan hem ervan weerhouden naar de Mis te gaan.

    Op een dag had de tram van vader vertraging.

    Terwijl hij wachtte zag hij de jongen met veel pijn en moeite, telkens weer struikelend door de hoge sneeuw voortploegen, op weg naar de mis.

    Herman als misdienaar

    Vader Wijns had boos moeten zijn dat zijn zoon zijn bevel om het bed te houden niet opvolgde, maar in plaats daarvan was hij ontroerd.

    “Kom jongen, zet je op mijn rug, dan zal ik je naar de kerk dragen.”

    Herman wilde er echter niet van weten: “Nee, vake. Je zult je tram missen en te laat op je werk komen.”

    En weg was hij, strompelend de laatste honderd meter naar de kerk afleggend.

    Bedevaart
    Die avond was Herman er niet om zijn vader te begroeten.

    Moeder Wijns vertelde haar man dat hij die middag met hoge koorts thuis gekomen was en direct gevraagd had of hij naar bed mocht.

    Omdat er in de weken erna geen verbetering optrad besluiten vader en moeder Wijns op aanraden van een kennis met hun zoon op bedevaart naar het graf van Pater Paul in Dendermonde te gaan.

    Ze ontmoeten er Pater Boudewijn op zijn sterfbed, die hen aanraadt poeder van rozeblaadjes, gegroeid op het graf van de H. Benedictus in Italië, op de pijnlijke voetjes te smeren.

    De volgende morgen kwam Herman kwiek de trap afgerend: zijn voeten waren genezen!

    Voorvoeld
    Terug in Merksem stortte Herman zich met nog meer energie op zijn taak als misdienaar.

    Moest hij iets inhalen?

    Of had hij haast omdat hij voelde dat hij niet veel tijd meer had?

    Een voorval van kort voor zijn dood wijst ook die kant op, vertelde ooit zijn vader.

    “Herman kwam eens klagen dat hij op weg naar huis werd lastiggevallen door een grotere jongen. Ik vroeg hem of hij zich niet meer kon verdedigen. 'Jawel hoor' zei hij toen. Kort na zijn overlijden kwam er hier een jongen aan de deur kloppen. Hij barstte in tranen uit en zei me dat hij schuld had aan Hermans dood. Ik vroeg hem waarom. Hij vertelde me dat hij Herman meermaals achterna had gelopen en hoe Herman hem had ontweken. De jongen had Herman uitgescholden, en die had geroepen 'Je hebt een lage ziel'.”

    “De jongen is toen nog feller tegen mijn zoon uitgevlogen, waarop Herman heeft gezegd: 'Het zal niet makkelijk zijn u te bekeren, maar als ik het hier niet kan, zal ik het doen als ik in de hemel ben.'”

    In de weken kort voor zijn dood insinueerde Herman nog enkele keren dat hij voorvoelde wat er ging gebeuren.

    Toen hij een keer als spel de tafels en stoelen neerzette voor zijn aanstaande Plechtige Communie - die hij nooit zou doen - zei hij tegen zijn moeder dat de mensen beter bloemen mee zouden brengen dan geschenken.

    Wanneer zijn moeder hem een paar dagen later liggend op de vloer aantrof en hem vroeg wat hij aan het doen was antwoordde hij: “Ja, die mannen zullen voor mij een grote kist nodig hebben...”

    De dag voordat hij zijn fatale val maakte joeg hij zijn moeder echt angst aan toen hij nog eens probeerde haar over te halen weer naar de Mis te gaan.

    “Herman ik heb daar nu geen tijd voor,” antwoordde ze hem.

    Toen ze wilde voortgaan met haar werk hield Herman haar tegen.

    “Moeke, als vake en ik in de hemel zullen zijn... En jij dan?”

    Moeder kon de woorden van haar zoon niet aan en zei hem haar met rust te laten.

    “Moeke,” zegt Herman weemoedig wanneer hij ziet dat zijn moeder niet naar hem luistert.

    “Nu heb je geen tijd, maar als Herman dood zal zijn, zul je wel tijd hebben.”

    Zijn moeder is diep geschokt door de woorden van haar kleine jongen en tracht ze te vergeten.

    Binnen enkele dagen zou ze echter ondubbelzinnig worden herinnerd aan het gesprek en aan de voorvallen van een paar dagen eerder.

    Van : Arjan Plantinga (Vrij naar Avents en De Maecht)

    01-01-2017 om 16:33 geschreven door claudia  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (6 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Het onophoudelijk gebed - Aleksandr Men

    Het onophoudelijk gebed – Aleksandr Men

    De woestijnvaders stelden dat ieder gelovig mens uiteindelijk een staat van onophoudelijk bidden moet zien te bereiken. Dat kan vreemd lijken. Is iemand die voortdurend aan het bidden is niet krankzinnig, of ziek, of fanatiek? Toch is onophoudelijk in gebed zijn iets heel gewoons, het is het doel van het christelijk leven. Dat betekent niet dat een gelovige de hele tijd gebeden loopt op te zeggen. Het houdt in dat een gelovig iemand zich voortdurend voor Gods aanschijn weet. Lachend of huilend, vermoeid of in opperbeste toestand, verdrietig of blij, altijd ben je je bewust van Gods aanwezigheid. Je kunt je elk ogenblik tot God wenden, dankbaar, in gebed, of met spijt: ‘Hier bent U, dicht bij mij.’ Je ziel wordt erdoor verkwikt, verlicht.

    Uit: Wijsheid uit de abdijen

    01-01-2017 om 16:09 geschreven door claudia  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (2 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Herman Wijns - deel 1

    Herman Wijns (1931-1941)

    Herman weende niet
    Herman werd geboren op zondag 15 maart 1931, als de zoon van een slagersechtpaar, en de volgende dag al werd hij gedoopt in de St. Bartholomeuskerk.

    Vader Jozef Wijns had een succesvolle varkensbeenhouwerij en charcuteriewinkel op de Bredabaan en was daarnaast vertegenwoordiger van verschillende buitenlandse vleeswarenfabrikanten.

    Het was een bekende zaak met klanten uit de wijde omgeving waar naast vader en moeder Wijns ook vier gasten hun job hadden.

    Herman Wijns, 2 jaar oud

    Herman groeide op in de beenhouwerij van zijn ouders en al snel kende iedereen in Merksem het ventje, omdat hij bij goed weer door zijn moeder bij de winkeldeur werd gezet.

    Uren kon hij daar naar verluid zitten, samen met zijn hond Mus en de kat van de familie.

    Het kwam al eens voor dat vader en moeder Wijns in de drukte vergaten het kereltje eten te geven, maar naar het schijnt kwam er nooit een klacht over zijn lippen.

    Herman weende niet en zaagde niet.

    Hij trok zich terug op de zolder en verwonderde zich over de plaatjes in de oude gazetten, totdat men hem kwam roepen voor het avondeten, zo gaat het verhaal.

    Nonkel Mon
    Toen Herman een jaar of vijf was en al wat avontuurlijker de omgeving verkende trok hij veel naar de gasten, achter de beenhouwerij in het atelier.

    De slagersjongens waren gek met het beminnelijke kereltje, namen hem mee op hun rondes en lieten hem dan voorop de fiets in de mand zitten.

    Naar het schijnt was Herman beste vrienden met iedereen.

    Hij moet een onbezorgde kindertijd gehad hebben, waarin het geloof en vooral zijn onkel Mon een centrale rol speelden.

    Herman hing aan de lippen van nonkel Mon als die vertelde en wachtte geduldig naast diens zetel of zelfs op zijn schoot wanneer hij, moe van het vertellen, een dutje deed.

    Herman en de hond van het gezin 'Mus'

    Hermans favoriete spelletje was echter 'de mis spelen' met nonkel Mon.

    Het moet een koddig toneel geweest zijn: een man van in de vijftig die met een bel of een ratel in zijn hand de mis diende van een manneke van vijf, waarbij dan eens een pompbak, dan een kast of een tafel dienst deed als altaar.

    Het verhaal gaat ook dat wanneer de ouders van Herman 's avonds nog moesten gaan werken en de buren op hem pasten, de oudere kinderen daar er bijna om vochten om de kleuter bij zich te kunnen hebben.

    St-Eduardusinstituut
    Verliep voor Herman alles naar wens en was zijn wereld een grote speeltuin vol magie en mensen die hem graag zagen, voor vader en moeder Wijns ging het allemaal een pak minder.

    De crisis van de jaren '30 deed zich ook in Merksem voelen en in 1938 - Herman was zeven jaar oud - moesten ze hun ooit zo florerende zaak op de Bredabaan sluiten.

    Toen Herman vijf jaar was vond vader Wijns het tijd om hem op school te doen.

    Niet direct in het eerste leerjaar.

    Nee, beter zou het zijn om hem eerst een jaar naar de kleuterschool te sturen.

    In de paasvakantie van 1936 ging pa Wijns daarom met zijn zoon naar de Broeder Bestuurder van het St-Eduardusinstituut.

    Die wilde liever dat Herman ineens naar de jongensschool zou gaan, maar zijn leeftijd was wat dat betreft natuurlijk een probleem.

    De Broeder Bestuurder twijfelde lang, maar gaf uiteindelijk toch toestemming om Herman het laatste trimester van het voorbereidende leerjaar te laten meedoen, maar niet voor hij de kleuter een klein testje afnam.

     

    Een schoolklas van het St-Eduardusinstituut in de tijd dat Herman de school bezocht

    “Hermanneke, waar woon je?” vroeg de Bestuurder.

    “Op de Bredabaan 422,” antwoordde Hermanneke.

    “Ha ja, dat is tegen de Oude Bareel, niet waar?”

    “Nee,” zei de kleine rustig. “Dat is tegen het gemeentehuis.”

    “Och ja, dat is waar ook. Dat is daar waar tram 12 en 17 rijden, niet waar?” probeerde de broeder.

    “Nee,” antwoordde Herman weer, “tram 3 en 23.”

    “Och ja, dat is waar ook.”

    De kleine plagerij was voldoende voor de Broeder Bestuurder om te weten wat voor vlees hij in de kuip had, en Herman mocht na de paasvakantie naar school.

    In het laatste trimester van het voorbereidende studiejaar deed hij het vervolgens zo goed dat er geen sprake van was dat Herman na de zomer in het voorbereidende studiejaar zou beginnen.

    Hij werd meteen toegelaten tot het eerste leerjaar, als knulleke van vijf jaar oud.

    Eerste Heilige communie
    Nadat hij een jaar vroeger dan gebruikelijk was toegelaten tot het eerste leerjaar van St-Eduardus, liet Hermanneke meteen blijken een goed en vlijtig student te zijn.

    Zijn wekelijkse rapporten vermelden steevast 20 op 20 en omdat ook zijn gedrag onberispelijk was mocht Herman al op zesjarige leeftijd, 4 juli 1937, zijn eerste Heilige Communie doen.

    Als alle kinderen zal hij trots geweest zijn op zijn kostumeke: witte blouse, zwart broekske, witte kousen en zwart gelakte schoenen.

    De Bredabaan ter hoogte van het St-Eduardusinstituut zoals Herman Wijns het wellicht nog gekend heeft (al is deze foto van voor zijn geboorte). Achter de moeder met kinderen de toegangspoort, daarnaast de houten afrastering van het domein Bouckenborgh

    Als alle kinderen zal hij trots voor de spiegel hebben gestaan, want het was feest en daar genoot Herman net zo van als alle andere kinderen.

    Religieus als zijn opvoeding was zullen de lessen en de plechtigheid een diepe indruk op hem gemaakt hebben.

    “Nee, dat kan niet. Dat kan niet zijn.”
    Herman was geen geniale leerling, maar wel een hard werkende.

    Het ging niet allemaal vanzelf zoals bij sommige andere leerlingen, nee: Herman moest er voor werken.

    Wat hij deed, deed hij goed, maar niet zonder moeite.

    Goede punten waren zeer belangrijk voor de kleine Herman en was het eens niet supergoed, dan was hij beschaamd.

    In het tweede studiejaar was hij na het eerste trimester de dertiende van de klas.

    Het St-Eduardusinstituut (klooster en school) gezien vanuit de klokkentoren van de St. Franciscuskerk (toen nog nieuwe kerk), zoals het werd gebouwd in 1897. Tijdens de tweede wereldoorlog werd het zwaar beschadigd door de inslag van een V2, maar pas in 1964 werden de nieuwe gebouwen die we nu nog kennen gerealiseerd. De Broeder Frederikstraat (r.) heette toen nog Sint-Franciscusstraat

    Verlegen stapte hij met zijn rapport naar huis, en durfde over zijn punten niets zeggen tegen zijn ouders.

    Volgens de legende stond hij die dag wat rond zijn vader te draaien zonder iets te zeggen.

    Pa Wijns had wel door dat er iets scheelde en bedacht dat het beter zou zijn wanneer hij even weg zou gaan: aan zijn moeder zou Herman het wellicht wel durven zeggen.

    Maar ook alleen met zijn moeder bleef hij dralen.

    Het gesprek dat hij vervolgens met zijn moeder had is een goede indicatie van het karakter van Herman.

    “Maar moeder, dat kan toch niet. Het kan toch niet waar zijn...,” zei hij verontwaardigd.

    “Maar wat is er dan ventje?” vroeg zijn moeder.

    “Nee, dat kan niet. Dat kan niet zijn.”

    “Allez, zeg het eens manneke. Geen flauwekul hè. Zeg maar eens rap wat er hapert..”

    “Zie dan eens moeke, ik ben maar de dertiende.”

    “Wat? De dertiende maar?” zei moeder.

    “Laat eens zien... Maar je hebt toch 84 op 100 en grote onderscheiding. Wij verwachten van jou toch niet dat je de eerste bent?!”

    Voor Herman echter was het niet goed genoeg.

    Het moest beter en hij was daarom vastbesloten het beter te doen.

    In het tweede trimester was hij de achtste met 87 op 100 en in het derde trimester...

    Het 1e leerjaar van de Moderne Humaniora van 1937. Zittend op de eerste rij, vierde van links zien we de dan 6-jarige Herman Wijns.

    Poe, wat zal het kereltje zich afgemat hebben, en wat legde hij een ongelooflijke wilskracht aan de dag.

    Vanaf 's morgens vroeg, direct na de H. Mis tot 's avond half tien was hij in de weer met zijn lessen.

    Boeken in de hand, rond de tafel lopend herhaalde hij zijn lessen steeds maar weer, alles om maar de beste te zijn.

    Het resultaat was er dan ook naar, want het laatste trimester eindigde hij met 89 op 100 en was hij de beste van de klas.

    Vrolijk kind
    Herman was graag gezien bij zowel zijn medeleerlingen als bij de broeders van het St-Eduardusinstituut.

    Er is een anekdote hoe de beroemde Broeder Melarius nadat Herman enkele weken ziek thuis is geweest, zo blij is Herman weer terug op de koer te zien dat hij zegt: “Herman, als jij er niet bent is mijn klas niet volledig”.

    Broeder Melarius - Antoon Persoone - was leerkracht in de laagste klassen en degene die de nagedachtenis aan Herman na diens dood levendig hield.

    “Is dat echt waar broeder,” vroeg Herman.

    “Echt waar,” antwoordde de broeder en maakte met de kleine knaap een rondedansje.

    Herman was niet alleen graag gezien, maar ook zeer behulpzaam voor anderen.

    Wanneer hij eens ziek en met koorts in bed lag en zag hoeveel moeite zijn vader zich getrooste om de koude compressen op zijn hoofdje keer op keer te verversen, zei hij tegen zijn vader dat hij het zelf wel zou doen.

    Wanneer zijn moeder zonder elastiek zat liep de kleine Herman stad en land af op zoek naar het juiste elastiek voor zijn moeder.

    Op bezoek bij zijn tante vond hij het geen enkel probleem om zelf om dessert te gaan wanneer zijn neefjes en nichtjes geen goesting hadden.

    Al was het zondagmiddag: Herman kwam niet terug voordat hij een winkel had gevonden die nog open was.

    Vlijtige leerling

    Hij was een vrolijk kind die vooral veel van muziek hield.

    De radio moest altijd aan staan zodat hij kon zingen en dansen, en zag hij een kans dan vertelde hij moppen en verhaalde enthousiast over wat er op school allemaal was gebeurd.

    Lachen is beter dan wenen
    Het woord van de broeder was heilig voor Herman.

    Wat een ander ook mocht beweren: wat Herman wist was waar, want de broeder had het toch gezegd!

    En niemand wist het beter dan de broeder, zelfs zijn vader niet, zo sterk was het kinderlijk vertrouwen van de jongen in zijn opvoeders.

    Ook een voorval op de schoolplaats typeert het karakter van de kleine Wijns.

    Het gebeurde eens op de koer dat een jongen was gevallen over een uitstekend stuk steen.

    De koer van het oude instituut

    Hij liep daarbij een hevig bloedende wond op aan zijn been, en de broeder vreesde dat hij zijn been gebroken had.

    Terwijl die de brancard ging halen verdrongen de andere jongens van de school zich rond de gekwetste, maar bij het zien van het bloed zetten ze het allemaal op een lopen.

    Behalve Herman.

    Die drukte zo goed hij kon de wond dicht om het bloeden te stelpen en troostte zijn huilende makker door hem verhaaltjes en moppen te vertellen.

    Toen de broeder terug kwam met de brancard trof hij tot zijn verbazing twee lachende jongens aan.

    “Lachen is beter dan wenen hè,” sprak Herman.

    Toen dezelfde broeder werd gevraagd of Herman een vrolijk kind was, zei hij: “Och, als je een plezante tegenkwaamt, dat was hij niet. Maar als je er nog een plezantere tegenkwaamt, dat was hij.”

    Van : Arjan Plantinga (Vrij naar Avents)

    Vrienden van Herman Wijns vzw
    Alice Dierckx, voorzitter
    Tel.: 0487 67 89 39
    vriendenhermanwijns@gmail.com

    Herinnerinsghuis:
    Van Heybeeckstraat 23
    2170 Merksem

    Gebed tot de Onbevlekte Ontvangenis

    Dag 6

    Laat ons bidden dat door de gebeden van de zondeloze Maagd Maria, God ons zal bevrijden van onze zonden.

    Vader, U bereidde de Maagd Maria voor om de waardige Moeder te zijn van Uw Zoon. U liet haar meedelen in de redding van Christus door Zijn dood, en hield haar zondeloos vanaf het moment van haar ontvangenis. Help ons door haar gebeden leven in Uw aanwezigheid zonder zonden. We vragen dit door onze Heer Jezus Christus, Uw Zoon die leeft en heerst met U en de Heilige Geest, een God, voor alle eeuwigheid.

    Glorierijke en onsterfelijke Koningin van de Hemel, we drukken ons sterk geloof uit in uw Onbevlekte Ontvangenis dat voorbeschikt was door de Allerhoogste en de verdiensten van Uw Goddelijke Zoon. We verheugen ons met u om uw Onbevlekte Ontvangenis. We danken de Heilige Drie-eenheid om uw heilige Onbevlekte Ontvangenis. O Moeder van het Vleesgeworden Woord, luister naar mijn bijzonder verzoek gedurende deze noveen. (noem uw verzoek)

    O Maria van de Onbevlekte Ontvangenis, Moeder van Christus, U had invloed bij Uw Goddelijke Zoon hier op aarde; U hebt nu dezelfde invloed in de Hemel. Bid voor mij en verkrijg voor mij de inwilliging van mijn verzoek als het past voor de Goddelijke Wil. Amen.

    Litanie van de Heilige Maagd Maria

    01-01-2017 om 00:34 geschreven door claudia  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (2 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Anne Louise Lateau - Belgische gestigmatiseerde - deel 2

    De parochiepriester kwam eens binnen met een zilveren doosje, een pyxis, waarin een gewijde hostie zat en Louise was in extase. Ze stond recht uit haar stoel en viel op haar knieen in aanbidding. Haar knieen raakten de grond niet, en haar lichaam leunde vooruit en haar handen waren samen als in gebed. Ze stapte niet maar gleed over de vloer. De parochiepriester ging rond de tafel met de pyxis en zij volgde de pyxis. Het was pas toen de pyxis werd opgeborgen dat ze terug naar haar stoel ging en in haar staat van bewegingsloze contemplatie terugging.

    Haar mystieke herkenning van Priesters en heilige relikwieen

    Er werd eens een experiment gedaan en een priester kleedde zich als een boer. Louise die in haar extase verkeerde liet blijken dat ze de priester herkende en ze zei een vreugdevol “Oh!” toen hij haar zegende. Er kwam ook eens een Benedictijnse Priester van Engeland die haar zegende en opnieuw glimlachte ze.

    Wat relikwieen betreft had een Bisschop eens een kruis bij die een relikwie van het Heilig Kruis bevatte. Louise ging in haar bed van een liggende positie zitten en hield het kruis in haar gevouwen handen en uit haar gedrag bleek dat het een gezegend kruis was. Pas toen het kruis werd weggehaald ging Louise weer in haar bed liggen in extase.

    Andere buitengewone gaven die Louise had

    Bij het begin op 26 maart 1871 tot haar dood in 1883, dat is 12 jaar, at ze geen voedsel en leefde ze volkomen op de Heilige Eucharistie. Ze dronk enkel 3 tot 4 glazen water per week. Bovendien had ze voor dezelfde periode van 12 jaar geen slaap nodig en bracht ze haar nachten in contemplatie en gebed door, dikwijls knielend aan de voet van haar bed.

    Een samenvatting van de medische onderzoeken betreffende Louise

    Louise werd grondig onderzocht gedurende vele jaren; samen met Padre Pio en Therese Neumann was ze de best onderzochte gestigmatiseerde van alle tijden. Dit zijn enkele van de bevindingen die werden gemaakt :

    1 Nadat Louise de eerste tekenen van bloeden vertoonde op 24 april 1868 bleef ze elke week bloeden tot haar dood op 25 augustus 1883. Er zijn ongeveer 800 bloedingen geweest.

    2 Louise voelde de brandende pijnen van de stigmata op dinsdag en dit bleef duren tot donderdag. Op donderdag werden deze pijnen blaren die dan de stigmata vormden op vrijdag. Dit was vooral zichtbaar op de achterkant van haar handen.

    3 De wonden die zich op haar handen en voeten vormden waren donkerrood van kleur en cirkelvormig.

    4 Het intense bloeden deed zich gewoonlijk voor van donderdag- of vrijdagnacht tot zaterdag. Het bloeden begon normaal tussen middernacht en 1.00 u.

    5 Ongeveer 250 ml bloed werd verloren gedurende elke Lijdensextase

    6 De wonde op Louise’s zijde werd gelokaliseerd tussen de vijfde en zesde rib, een beetje onder de linkerborst.

    7 De voetwonden werden gelokaliseerd tussen de derde en vierde middenvoetsbeentjes. Beide voeten (evenals de handen) werden met dezelfde wonden gekentekend.

    8 De wonden van de doornenkroning waren van een cirkelvormig patroon van twaalf tot vijftien punten rond het voorhoofd. Deze streek was pijnlijk en gezwollen.

    9 Het hoofd toonde ook sporen van bloeding.

    10 Een verwonding werd ook gezien op de rechterschouder, een teken van het Kruis dat Christus droeg op Zijn weg naar Calvarie.

    Haar heilige dood

    Na een buitengewoon leven uit liefde voor God en van lijden in vereniging met Jezus voor de bekering van zondaars, stierf Anne Louise Lateau op 25 augustus 1883 op een leeftijd van 33 jaar – dezelfde leeftijd als haar geliefde Jezus.

    Anne-Louise Lateau, bid voor ons!

    01-01-2017 om 00:33 geschreven door claudia  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (2 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    30-12-2016
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Anne Louise Lateau - Belgische gestigmatiseerde - deel 1

    Dienares van God Anne Louise Lateau – gestigmatiseerde, mystica en offerziel (1850-1883)


    Haar vroege leven

    Anne Louise Lateau werd geboren in Bois d’Haine (Henegouwen) op 13 januari 1850. Haar vader, Gregory was dan 28 jaar en was een metaalbewerker die tewerkgesteld was in de nabij gelegen gieterij. Spijtig genoeg kreeg hij de pokken en stierf op 17 april 1850, 3 maand na de geboorte van Louise. Hij liet de moeder Adele (Pissens) Lateau achter met drie dochters.

    De oudste dochter, Vosine was net drie jaar oud; de tweede, Adeline, iets ouder dan twee jaar en de derde, Louise was jonger dan 3 maand. Toen hun vader stierf was niets hulpelozer dan dit kleine huishouden. De arme moeder, die bijna in het kinderbed stierf was nog altijd ziek en bedlegerig. Louise zelf had zelf de pokken en vrienden en buren bleven weg, bang om besmet te geraken.

    Kleine Vosine, die 3 jaar was, deed alles wat een klein kind kon doen. Van het ene ziekbed van haar moeder naar de wieg van haar zus Louise, moest ze hen de absolute noodzakelijkheden geven. De dagen vlogen voorbij en de reserves van het arme huisje waren spoedig uitgeput, en de honger begon zich te gevoelen.

    In deze extreme omstandigheden, kwam uiteindelijk hulp van een goede boer, Francis Delalieu. Deze man vond zijn weg in het huis, twaalf dagen na de dood van hun vader. Hij vond Louise die bijna op sterven lag, terwijl de rest van het gezin tot het extreme werd op de proef gesteld. Hij zorgde meteen voor voedsel en voor de meest nodige zaken. Van die dag af waakte hij over hen en begeleidde hen tot ze allen gezond waren.

    De ziekte van de moeder was ernstig en langdurig en pas na twee en een half jaar herwon ze haar vroegere gezondheid. Ze had bijna geen middelen van bestaan, behalve het kleine stukje grond waarop het huisje stond en die in gelukkiger dagen, haar bruidsschat was. Maar ze aanvaardde haar harde lot met een moedige geest. Ze worstelde tegen de armoede en om onafhankelijk te blijven. Dag en nacht wijdde ze zichzelf toe aan de zorg voor haar kinderen en de hele dag zwoegde ze voor hun dagelijks brood. Terwijl ze weg was naar haar werk liet ze de kinderen thuis alleen. De oudste dochter moest voor haar twee zusjes zorgen. Arme kleine kinderen, ze hadden vele ontberingen te verduren! Ze moesten de koude winters doorkomen dikwijls zonder vuur en hun voedsel was uiterst schaars. God zij dank groeiden ze op tot gezonde dochters en de tijd brak spoedig aan dat ze hun moeder konden helpen in het dagelijkse labeur.

    Toen Louise 8 jaar was werd ze voor korte tijd geplaatst bij een zwakke oude vrouw uit de buurt die hulp nodig had omdat haar zoon op het werk was. Later werd ze voor vijf maand naar school gestuurd. Daar leerde ze haar catechismus, en leerde ze wat lezen en schrijven. Dit was al de scholing die ze ooit kreeg. Toen ze 11 jaar was deed ze haar Eerste Communie en leefde ze bij een tante aan haar vaders kant die leefde in Manage. Deze goede vrouw was 78 jaar en zeer zwak; ze stierf twee jaar erna, en Louise die haar had gediend gedurende die tijd met opmerkelijke ijver en toewijding werd in dienst genomen door een vrouw in Brussel.

    Daar werd ze ziek en werd ze gedwongen om te vertrekken na zeven maanden. Maar nadien bleef deze vrouw Louise van tijd tot tijd opzoeken in Louise’s thuis in Bois d’Haine. Toen ze een paar weken thuis was, werd Louise terug beter en vond ze een nieuw onderkomen in een gezin van een kleine boer te Manage. Van deze plaats werd ze terug thuis geroepen door haar moeder; van toen af bleef ze thuis voor de rest van haar leven, en legde ze zich volledig toe op naaiwerk en de huishoudelijke taken.

    Haar buitengewone liefdadigheid op haar zestiende met de dood voor ogen – de cholera epidemie

    Een ander buitengewone karaktertrek is haar liefdadigheid. Ze was zelf arm, maar ze had een passie om de armen te helpen. Wanneer ze een kind was wijdde ze zichzelf toe aan de zorg voor de zieken, met een opmerkelijke onbaatzuchtigheid en tact. Nadat ze terug thuis woonde, en er stierf iemand in het dorp was het bijna altijd Louise die de rouwende familie hielp en het lichaam voorbereidde om begraven te worden.

    In 1866 heerste de afschuwelijke en dodelijke ziekte cholera in Belgie en brak uit in Bois d’Haine. De ziekte richtte een grote ravage aan en deed de mensen panikeren. De cholera epidemie trof eerst een gezin van een werkman. Het gezin bestond uit zeven personen. De vier zonen die panikeerden over de besmettelijke ziekte vluchtten uit het huis en lieten hun vader, moeder en zuster in de steek. De parochiepriester die Louise’s heiligheid en naastenliefde kende, zond Louise. Ze nam haar taak op in het verlaten huis. Ze bleef bij de vader en moeder tot het laatste uur-ze stierven beiden op dezelfde dag; en ze bleef bij de zuster tot de zonen eventjes naar huis terugkwamen om hun zuster naar een ander huis te brengen. Louise baarde de twee lichamen op en plaatste hen in een kist en met de hulp van haar zuster Adeline droegen ze de kisten uit het besmette huis.

    Sommige mannen, die aangemoedigd werden door het heroisch voorbeeld van deze jonge meisjes, brachten de lichamen naar de begraafplaats. Louise, met dokter en priester bleef dit werk verderzetten gedurende de hele tijd dat de epidemie duurde. Ze verliet nooit de huizen waarin de epidemie zich manifesteerde. Ze kon natuurlijk niet overal tegelijk zijn; maar ze zorgde voor 6 cholera patienten in de maand, baarde de doden op, en droeg verscheidene van hen naar de begraafplaats. En dat alles toen ze maar zestien jaar was. Toen de epidemie eindelijk over was, deed ze terug haar huishoudelijke taken thuis.

    Door haar reputatie van liefdadige werkster voor de zieken werd ze jaren nadien nog opgeroepen toen iemand in het dorp ziek was en niemand kon zorgen voor hen. Ze ging onmiddellijk naar de zieke persoon ongeacht het type van ziekte, of het besmettelijk was of niet, en zorgde voor hen met een opmerkelijke ijver, oprechte naastenliefde en zorg, en zorgde zo goed als mogelijk voor hen.

    Haar persoonlijkheid en karakter

    Louise Lateau wordt beschreven als een persoon met een opgeruimd karakter, en van een minzaam, onbaatzuchtige ingesteldheid. Ze is middelmatig intelligent en eenvoudig. Goedheid en gezond verstand lijken haar karakteristieken te zijn. Ook haar vroomheid is praktisch en onopvallend. Ze houdt van de eenzaamheid en teruggetrokkenheid; en behalve als gehoorzaamheid van haar kerkelijke oversten, praat ze nooit over de buitengewone fenomenen die ze ondervindt.

    De beroemde dokter Lefebvre verzekert ons hoewel ze sommige vriendinnen heeft van haar leeftijd die ze van haar kindertijd kent, wordt over haar extases en stigmata nooit gesproken. Ze behoudt dezelfde terughoudendheid tegenover haar moeder en haar zusters, en zij praten ook nooit over het onderwerp in haar aanwezigheid. Ze is extreem terughoudend met betrekking tot de buitengewone mystieke genaden die ze gekregen heeft door God.

    Louise werd de stigmata gegeven

    Op vrijdag 24 april 1868 wordt het eerste spoor van de stigmata zichtbaar. Ze bemerkte dat wat bloed vloeide uit haar linkerzijde. Met haar gewoonlijke terughoudendheid vertelt ze niets aan niemand, ook niet aan haar moeder of zusters. Op de volgende vrijdag kwam er terug bloed uit dezelfde plaats, en ook op beide voeten. Ze sprak er nu over met haar geestelijke leidsman, de parochiepriester van Bois d’Haine. De priester die verbaasd stond over zo’n buitengewoon fenomeen probeert haar vrede en kalmte te geven en vertelde haar er niets over te zeggen.

    Op de derde vrijdag, 8 mei vloeide bloed, gedurende de nacht, van haar linkerzijden en haar voeten; en tegen 9.00 u in de morgen kwam er ook bloed uit haar handpalmen . Ze ging voor de eerste keer in extase, op vrijdag 17 juli in hetzelfde jaar: en twee maanden later, op vrijdag 25 september verschenen bloedige punten rond haar hoofd. Al deze fenomenen deden zich herhaaldelijke keren voor op elke opvolgende vrijdag zonder onderbreking: met enige uitzondering dat de bloedende kroon rond haar hoofd gedurende het eerste jaar maar soms bloedde, en dat de andere stigmata niet bloedden op twee gelegenheden.

    Van de tijd dat bloed uit haar handen vloeide, kon de buitengewone toestand van Louise niet langer een geheim blijven. Het nieuws verspreidde zich. Een verzamelde zich elke week een menigte rond haar moeders huis; zodanig groot dat de kerkelijke autoriteiten moesten ingrijpen in deze zaak. Men vroeg Dokter Lefebvre om de hele zaak te onderzoeken, vanuit medisch standpunt. Zijn studie begon op 13 augustus 1868 en bleef een jaar en een half duren. Hij installeerde een microscoop in het huis van Louise en onderzocht het bloed op het moment toen het uit de wonden vloeide. Hij werd in dit onderzoek bijgestaan door twee van zijn medische collega’s die beiden vakkundig waren in microscopische onderzoeken : Dr Hairion en Dr Van Kempen.

    Na nauwkeurig onderzoek, waren ze ervan overtuigd dat de witte en rode bloedcellen een normaal karakter hadden en een specimen waren van gezond menselijk bloed.


    De handschoen test op de stigmata

    De stigmata verschenen elke week rond middernacht op donderdagavond, en bleven tot in de late vrijdagnamiddag tot rond 17.00 u. In zijn inspanning om grondig de zaak te bestuderen plaatste Dr Lefebvre speciale handschoenen op Louise, hen afsluitend met een speciale koord en wassen zegel zodat het onmogelijk werd om ermee te knoeien zonder dat het opviel. Het resultaat was dat de stigmata zich voordeden op donderdagavond, zoals gewoonlijk met de verzegelde handschoenen aan. Dit gaf de dokters voldoende bewijs van het bovennatuurlijk karakter van de stigmata.

    Er kan geen twijfel over bestaan dat het bloeden van de stigmata een bron van pijn is, hoewel Louise er nooit over sprak. Gedurende de extase was ze waarschijnlijk onbewust van pijn, zoals ze dan voor elke andere lichamelijke ervaring ongevoelig was. Maar voordat de extase zich inzette en nadat het was gestopt, was Dr Lefebvre ervan overtuigd dat ze veel pijn leed. Dat leidde hij af van haar bewegingen en gedrag.

    Tegen de vrijdagavond stopte het bloeden meestal; maar niet altijd op hetzelfde uur. De volgende dag waren de stigmata droog en wat blinkend. Hier en daar was wat opgedroogd bloed, maar dit werden korsten die eraf vielen. Op zaterdag morgen deed Louise terug haar gewone werk. Ze onderbreekt enkel haar werk om naar de Mis te gaan en de Heilige Communie te ontvangen in de Parochiekerk.

    Haar extases

    Louise’s exstases begonnen tussen 9.00 en 10.00 u op vrijdagmorgen en bleven normaal duren tot 17.00 u in de namiddag. Louise die op vrijdag niet kon werken door haar bloedende stigmata is meestal aan het bidden tot de extase komt. Hoe dan ook komt de extase zelfs al is ze in gesprek met iemand. Dokter Lefebvre is aanwezig op vele gelegenheden en op een van die gelegenheden doet hij verslag:

    “Het is half acht ’s morgens. Ik begin een conversatie met het meisje, en we spreken over de meest uiteenlopende zaken. Ik vraag haar over haar bezigheden, haar educatie, haar gezondheid. Ze beantwoordt al mijn vragen eenvoudigweg, exact en bondig. Gedurende haar conversatie is ze kalm en is de uitdrukking op haar gezicht natuurlijk, en heeft ze haarzelfde kleur. Haar huid is koel: haar hartslag slaat 72 per minuut. Na enige tijd verslapt de conversatie en is er een pauze. Ik wil opnieuw starten, maar ik merk dat Louise bewegingsloos is, met haar ogen naar boven gericht en in contemplatie verkeert. Ze is in extase.”

    Een gelijkaardig verslag werd gegeven door Dr Imbert Gourbeyre een professor in de medische school van Clermont in Auvergne. “Ik had Louise onderzocht en ondervraagd”, zegt hij “voor een uur en een kwart. Mijn laatste vraag was over de cholera patienten die ze had geholpen. Ze vertelde me dat ze negen of tien van hen zag sterven. Ik vroeg haar of ze bang was. Ze antwoordde dat ze niet bang was. ‘Help je graag de zieken verplegen?’ Ik wil de vraag opschrijven, maar Louise geeft geen antwoord. Ik kijk naar haar en zie dat ze reeds in extase verkeert.” In de zomer van 1869 werd door haar geestelijke oversten bevolen de extase tegen te houden voor zover in haar macht lag. Het was zelfs voorgeschreven dat ze de vrijdagmorgen haar werk verder moest zetten, hoe moeilijk het ook was. De Bisschop van Brits Columbia, Dr d’Herbomez verkreeg toelating van de kerkelijke autoriteiten om Louise te zien: hij ging op bezoek bij haar samen met Abbe Mortier op vrijdag, 13 augustus 1869, om 8.00 u.

    Wanneer hij binnenkwam was Louise aan het werk op de naaimachine. Haar handen en voeten bloeden hevig. Ook haar voorhoofd en rond haar hoofd, in een volledige cirkel was bloed aan het vloeien en het stroomde over haar gezicht en nek. De naaimachine zat onder het bloed; en enkel door de meest pijnlijke inspanningen, was het arme kind in staat haar werk verder te zetten. De Bisschop stelde haar wat vragen. Ze antwoordde met haar gewone kalmte en ging ondertussen verder met haar werk volgens de instructies die ze had ontvangen. Opeens stopte de machine: haar handen en lichaam werden bewegingsloos. Het werk had opgehouden en de extase begon.

    De houding en het gedrag van Louise ondergaat vele en frequente veranderingen. Nu beweegt haar lichaam traag rond als rond een as, en haar ogen lijken een onzichtbare processie te volgen: onmiddellijk staat ze recht uit haar stoel, doet een paar stappen en steekt haar handen omhoog in gebed. Een glimlach straalt van haar gezicht. Op een ander moment sluit ze haar ogen en rollen tranen van haar wangen; opnieuw beeft ze en wordt bleek; een expressie van verschrikking blijkt uit haar gedrag; ze slaakt een kreet. Ze ligt dikwijls op de vloer, de armen uitgestrekt in de vorm van een kruis.

    Het meest verbazingwekkend is de laatste scene van de extase. Ze staat vlug recht van de vloer. Haar hartslag gaat extreem vlug en bereikt 120 slagen per minuut, en wordt zwakker. Haar adem wordt zwakker en zwakker en kan bijna niet bemerkt worden behalve door geneeskundige observatie. De dood lijkt aan te komen. Het lichaam is koud: de ogen zijn gesloten; het hoofd valt op de borst. Een dodelijke bleekheid komt over het gezicht en een koud zweet breekt uit en er komt zelfs een doodsreutel in haar keel.

    Deze toestand blijft ongeveer 10 minuten duren, en dan komt er terug leven in het lichaam. Het lichaam wordt warm: de hartslag wordt normaal; de wangen krijgen terug kleur. Dan kijkt het gereanimeerde meisje terug rond; en is de extase over.


    Haar mystieke herkenning van Gezegende objecten en de Heilige Eucharistie

    Louise heeft een levendige herinnering van de scenes die ze gezien heeft. Ze praat er enkel over onder bevel van haar Bisschop. Ze beantwoordt Dr Lefebvre precies wat ze gezien heeft en eenvoudig, wanneer hij erom vraagt. Van zodra de extase komt ziet ze zich gehuld in een zee van licht; dan beginnen zich figuren te vormen en ziet ze verschillende scenes van het Lijden van Christus voor haar ogen. Er wordt geen woord gesproken dat ze kan horen; maar de beelden bewegen zoals in realiteit. De Apostelen zijn er, en de Joden, de Romeinse soldaten, de heilige vrouwen. Ze ziet de Redder ook en ze kan zijn verschijning precies omschrijven, net zoals Zijn kleren, Zijn wonden, de doornenkroon, het kruis.

    Maar ze is begunstigd met nog een ander fenomeen. Ze blijft ongevoelig voor elke andere stem, behalve voor degenen die geestelijke jurisdictie over haar hebben zoals haar Bisschop, haar parochiepriester, of enige ander priester. Op eenzelfde manier brengen gezegende voorwerpen allerhande aan haar lippen zoals rozenkransen, medailles of kruisen, een glimlacht van vreugde over haar gezicht, terwijl dezelfde dingen die niet gezegend zijn geen uitwerking hebben. Dit profetisch instinct werd dikwijls getest en faalde nooit.

    30-12-2016 om 23:14 geschreven door claudia  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (8 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Noveen tot de Onbevlekte Ontvangenis - dag 5

    Gebed tot de Onbevlekte Ontvangenis

    Dag 5

    Laat ons bidden dat door de gebeden van de zondeloze Maagd Maria, God ons zal bevrijden van onze zonden.

    Vader, U bereidde de Maagd Maria voor om de waardige Moeder te zijn van Uw Zoon. U liet haar meedelen in de redding van Christus door Zijn dood, en hield haar zondeloos vanaf het moment van haar ontvangenis. Help ons door haar gebeden leven in Uw aanwezigheid zonder zonden. We vragen dit door onze Heer Jezus Christus, Uw Zoon die leeft en heerst met U en de Heilige Geest, een God, voor alle eeuwigheid.

    O Heer, die door de Onbevlekte Ontvangenis van de Maagd Maria, een waardige verblijfplaats voor Uw Zoon bereidde. U zorgde ervoor dat ook Zij, net als Uw Zoon die zonder zonde stierf, ook zij nooit zonde heeft gekend. Verleen dat door haar middelaarschap ik begunstigd word met de volgende genade. (noem uw verzoek)

    O Maria van de Onbevlekte Ontvangenis, Moeder van Christus, U had invloed bij Uw Goddelijke Zoon hier op aarde; U hebt nu dezelfde invloed in de Hemel. Bid voor mij en verkrijg voor mij de inwilliging van mijn verzoek als het past voor de Goddelijke Wil. Amen.

    Litanie van de Heilige Maagd Maria

    30-12-2016 om 23:13 geschreven door claudia  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (5 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    29-12-2016
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Alles een teken - Carlo Carretto

    Alles een teken – Carlo Carretto

    Wij moeten onszelf eraan gewennen dat de dingen in hun authentieke realiteit anders zijn dan wij dachten. De aarde is het teken van de hemel en het is niet zo dat de hemel het teken is van de aarde. De zon is het teken van Christus en niet andersom. Alles wat ik zie is het teken van datgene wat ik niet zie; het verwijst ernaar, het duidt het aan. Alles is teken van een onzichtbare realiteit, die veel belangrijker is dan de zichtbare realiteit. Datgene wat nog komen moet, is van grotere waarde dan datgene wat reeds gekomen is. Ja, de dag van morgen is beter dan de dag van vandaag en die zekerheid wordt mij gegeven door het geloof in God, die liefde is. En de liefde gaat voort, maar zij keert niet terug. De liefde schept, maar vernietigt niet. De liefde leeft, maar sterft niet.

    Wanneer ik mijn ogen open voor het menselijk leven, dan moet ik eraan wennen om alles te zien als teken van dat goddelijk leven dat Christus aan mij doorgeeft en dat Hij dag aan dag voedt. Mijn vader en mijn moeder zijn een teken van een andere vader en moeder, die ik in het Rijk zal hebben; het huis waarin ik als kind heb gewoond en dat er nu niet meer is, door de tijd verwoest, is een teken van een ander huis dat niet meer verwoest zal worden: het Vaderhuis. Mijn broers en mijn zusters die samen met mij hebben geleefd, zijn een teken van andere broeders en andere zusters, die samen met mij in het eeuwige Rijk van de Vader zullen leven. Het voedsel dat mij gevoed heeft, het vuur dat mij verwarmd heeft, het landschap dat mij verheugd heeft, zijn alle een teken van een ander voedsel, van een ander vuur, van andere landschappen die in het Rijk mijn deel zullen zijn. De liturgieviering waaraan ik deel heb genomen, de eucharistie die ik met zoveel godsvrucht heb ontvangen, zijn het levende teken van een andere viering waaraan ik zal deelnemen in het Rijk, waar ik eindelijk gevoed zal worden door een unieke spijs: God zelf.

    29-12-2016 om 17:22 geschreven door claudia  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (5 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Kleine Nellie van Heilige God

    Kleine Nellie van de Heilige God

    29-12-2016 om 17:08 geschreven door claudia  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (6 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Noveen tot de Onbevlekte Ontvangenis - dag 4

    Gebed tot de Onbevlekte Ontvangenis

    Dag 4

    Laat ons bidden dat door de gebeden van de zondeloze Maagd Maria, God ons zal bevrijden van onze zonden.

    Vader, U bereidde de Maagd Maria voor om de waardige Moeder te zijn van Uw Zoon. U liet haar meedelen in de redding van Christus door Zijn dood, en hield haar zondeloos vanaf het moment van haar ontvangenis. Help ons door haar gebeden leven in Uw aanwezigheid zonder zonden. We vragen dit door onze Heer Jezus Christus, Uw Zoon die leeft en heerst met U en de Heilige Geest, een God, voor alle eeuwigheid.

    O Maria, Moeder van God, die in uw glorierijke Onbevlekte Ontvangenis begiftigd bent met de volheid van genade. U bent uniek onder de vrouwen doordat u zowel moeder als maagd bent; Moeder van Christus en Maagd van Christus. We vragen u om naar ons te kijken met een teder hart vanop uw troon en te luisteren naar onze gebeden. Ik vraag u oprecht dat u voor mij het verzoek wilt inwilligen dat ik nu vraag : (noem uw verzoek)

    O Maria van de Onbevlekte Ontvangenis, Moeder van Christus, U had invloed bij Uw Goddelijke Zoon hier op aarde; U hebt nu dezelfde invloed in de Hemel. Bid voor mij en verkrijg voor mij de inwilliging van mijn verzoek als het past voor de Goddelijke Wil. Amen.

    Litanie van de Heilige Maagd Maria

    29-12-2016 om 17:06 geschreven door claudia  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (3 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Kleine Nellie van Heilige God
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Kleine Nellie van de Heilige God – Het leven van Nellie Organ (1903-1908)

    “Daar! Dat is het teken waarop ik wachtte” – Dat was wat Paus Pius X zei na gehoord te hebben over het heilige leven van kleine Nellie. Een paar maanden later in 1910 bracht hij “Quam Singulari” uit die de leeftijd voor de Heilige Communie voor kinderen verlaagde.

    Kleine Nellie Organ leefde om vier en een half jaar te worden, en toch is ze gekend als de “Kleine Violet van het Heilig Sacrament”. Het bijzonder verhaal van haar korte maar heilige leven start bij haar geboorte op 24 augustus 1903. Haar vader, William Organ en haar moeder Mary Aherne Organ waren gehuwd op 4 juli 1896 en hun huwelijk was spoedig gezegend met 4 kinderen: Thomas, David, Mary en Nellie. Omwille dat de werkloosheid toen in Ierland zo groot was, moest haar vader William Organ kiezen tussen emigratie en soldaat worden. Hij koos voor het laatste en in oktober 1897 ging hij in het Britse Leger dat toen Ierland bezette, in het garnizoen van Waterford.

    Nellie werd geboren op 24 augustus 1903 in de Koninklijke Infanterie Barrakken in Waterford, Ierland, die voor gehuwden bestemd waren. Spoedig nadien werd ze naar de parochiekerk van de Drie-eenheid gebracht waar ze gedoopt werd onder de naam “Ellen”, hoewel ze vertrouwelijk “Nellie” zou genoemd worden.

    “Toen ze enkel twee jaar was,” schrijft haar vader, “nam ze mijn hand vast en stapte naar de Mis, babbelde ze de hele weg over Heilige God. Dat was de manier waarover ze altijd over God sprak, en ik weet niet waar ze het geleerd kan hebben.” Nellie hield veel van haar vader, en haar eerste vraag wanneer haar moeder om boodschappen was, was een rozenkrans mee te brengen voor Papa. Op een nacht zei haar vader dat hij de wacht moest houden. Nellie zei “Ik zal de wacht houden in jou plaats.” “Ga slapen,” zei haar vader. “Nee,” zei Nellie, “ik zal op je wachten”-en wanneer hij terugkeerde was ze wakker, wachtend op hem.

    De heilige namen waren de eerste woorden die Nellie leerde, en ’s avonds wanneer de rozenkrans werd gebeden. Haar moeder leerde haar de crucifix en de grote kralen te kussen. Een gewoonte dat ze zou behouden.

    De dood van haar moeder

    In 1905 verhuisde de familie naar Spike, een eiland fort dat gesitueerd was in de haven van Cork. De gezondheid van haar moeder dat nooit goed was geweest, verslechterde zienderogen. In haar laatste maanden keerde ze zich volledig naar God en haar rozenkrans was nooit uit haar handen. Naar het einde toe hing ze zodanig aan Nellie dat het kind uit haar armen moest gerukt worden. In januari 1907 stierf ze aan tuberculoze.

    De oudste van de Organ kinderen was maar negen jaar op dat tijdstip en haar vader moest de hele dag zijn militaire plichten vervullen. In het begin hielp een buurvrouw hem in de Organ huishouding. Maar de kinderen waren nog zo jong en konden niet veel helpen bij de noodzakelijke huishoudelijke werkzaamheden. Men zag spoedig in dat dit niet kon voortduren. Bovendien was Nellies gezondheid delicaat en had ze bijzondere zorg nodig want men had ontdekt dat ze een kromgegroeide rug had.

    Rechtop in een stoel zitten was pijnlijk voor haar en haar lichaam stil houden voor bepaalde tijd deed haar veel pijn. Haar heup en haar gedraaide rug waren ontwricht. Ze weende maar er was geen liefdevolle moeder om haar te sussen en te troosten. Nellie’s vader besefte ten slotte dat dit zo niet verder kon in een moederloos gezin en vroeg een priester om een thuis te vinden in een klooster voor zijn ongelukkige weeskinderen.

    Nellie en haar zuster werden naar de Goede Herder Zusters gezonden

    De priester kwam hem te hulp en met zijn hulp werden de kleintjes geplaatst in tehuizen van liefdadigheidsinstellingen van het diocees. Thomas werd naar de School van Broeders van Liefde in Upton gestuurd; David, naar de kloosterschool van de Barmhartige Zusters te Passage West; en Mary en Nellie zouden naar de St Finbarr’s School gestuurd worden bij de Zusters van de Goede Herder in Cork.

    Nellie en haar zuster kwamen eraan op 11 mei 1907. Met moederlijke zorg werden Mary en Nellie omgeven door de goede zusters en Nellie was er gelukkig en ze noemde al de Zusters “Moeders.” Toen ze er aankwam was Nellie drie jaar en negen maanden. Ze zou de resterende acht maand van haar leven bij de Zusters blijven.

    De diagnose van de dokter

    Mary Long was een jong meisje die naast Nellie sliep en ze vertelde de Zusters dat Nellie pijn had en nachten huilde en dikwijls kuchte. Daardoor werd kleine Nellie verplaatst naar de school infirmerie waar ze haar maaltijden deelde met een klein zwart poesje. Ze was dol op dit beestje en het poesje was dol op haar.

    Terwijl de lessen voor het zieke meisje waren gestopt, werd ze soms naar buiten geholpen om de kleuterspelletjes op de speelplaats mee te doen. Op een dag kreeg ze een doos kralen aan een lint. Ze stak er sommige in haar mond en slikte ze half door. Ze bleven in haar keel hangen en ze leek te stikken. De leraar tilde haar op en liep om een zuster te vinden. Samen liepen ze met het meisje naar de infirmerie waar degenen aanwezig een operatie uitvoerden om de kralen eruit te halen. Het was opmerkelijk dat Nellie niet weende gedurende de pijnlijke ervaring. Maar enige tijd later was ze lusteloos, daarom werd de dokter erbij geroepen. Samen met haar gedraaide ruggegraat was Nellie het slachtoffer van tuberculoze—de ziekte die haar moeder fataal werd. Omdat de ziekte reeds in een vergevorderd stadium was had de dokter geen hoop op haar herstel. Hij stelde de zusters op de hoogte dat ze maar enkele maanden meer te leven had.

    Haar devotie tot het Kind Jezus

    Kleine Nellie bleef voor twee maanden in de infirmerie. Haar verpleegster, juffrouw Hall bleef dikwijls de nacht bij haar doorbrengen en Nellie’s dankbaarheid was vol kinderlijke liefde—“Heilige God nam mijn Moeder,” zei ze, “maar Hij heeft me jou gegeven om mijn Moeder te zijn.” Ze stak haar hand tussen de rails van haar bedje om de hand te nemen van haar “Moeder”, en ze hield haar hand stevig vast tot ze in slaap viel.

    Gedurende deze tijd toen Nellie het bed moest houden in de infirmerie, trok een klein altaar waarop een beeldje stond van het Heilig Kind van Praag haar aandacht. Ze vroeg juffrouw Hall over het beeldje. Ze legde uit aan Nellie dat het beeldje de afbeelding was van Onze Heer toen Hij een kind was. Onmiddellijk was Nellie geinteresseerd. Juffrouw Hall vertelde het verhaal van de geboorte van Christus en Zijn grote liefde voor ons. Het kind luisterde met enthousiasme en hield van het verhaal van Heilige God toen Hij een klein kind was.

    Haar opmerkelijke genezing

    Van dat moment af sprak ze tot de kleine Jezus met de eenvoud van een kind, en op het voorstel van de nonnen deed ze een noveen tot Hem, om Hem te vragen om haar beter te maken. Wanneer de noveen ten einde was, was ze zover genezen dat ze in de tuin kon wandelen aan iemands hand. Dit gaf haar een groot vertrouwen in het Heilig Kind, met wie ze nu vertrouwelijk babbelde en ze de meest buitengewone dingen vroeg.

    Toen juffrouw Hall ziek werd, vroeg Nellie aan de oudere meisjes : “Ga en breng me Heilige God (verwijzend naar het beeld van het Kind Jezus) en zet Hem op de stoel bij me. Ik wil Hem vragen om Moeder beter te maken. Hij maakte mij beter, daarom.”

    Het dansende Kind Jezus

    Onder het speelgoed van Nellie was een blikken fluitje waarmee ze graag speelde. Op een dag naar het einde van september, was Mary Long bezig in de keuken en schreef ze enige verzen die de kinderen moesten opzeggen ter gelegenheid van een bezoek van de Provinciale Moeder Overste. Voor een tijdje speelde Nellie met haar speelgoed, maar toen kwam ze naar Mary en vroeg : “Longie, geef me mijn baby,” want zo sprak ze over het kleine beeldje van het Kindje Jezus van Praag. Mary lette er niet op, maar Nellie bleef zodanig aandringen dat Mary het beeldje aan Nellie gaf. Nellie was perfect gelukkig en omhelsde het beeldje en droeg het in haar armen en kuste het. Dan zette ze het beeldje op de grond.

    Mary Long : “Plotseling werd Nellie opgewonden en riep uit: ‘Longie, Hij danst voor mij! Longie, speel wat muziek,’ en ze blies op haar fluitje en ze zei : ‘Hij danst voor mij! Longie, speel eens muziek!’ Ik dacht dat het kind gek geworden was. Dan kwam Josephine, het meisje dat hielp schoonmaken binnen en zei, ‘Wat is er met Nellie?’ Nellie haar gezicht straalde en ze riep tot het beeldje- ‘Jo! Speel wat muziek! Hij danst voor mij; nu zal ik dansen voor Hem,’ en Nellie danste met uitgestrekte armen. Na een paar minuten stopte ze plots en zei met een spijtig stemmetje ‘Hij is gestopt’. En ze werd terug stil.”

    “Gods bloemen”

    Toen de maanden voorbijvlogen werd Nellie opnieuw ziek. Dikwijls brachten de goede Zusters bloemen om haar op te fleuren gedurende haar lange dagen van ziekte. “Is Heilige God niet goed,” zei ze, “om zo’n mooie bloemen te maken voor mij?”

    Op een dag zag Mary Long Nellie terug in bed kruipen met in haar hand een bloem die ze uit een vaas die op tafel stond had gepakt. Toen Nellie Mary zag stak ze de bloem onder de dekens, en dacht dat haar daad niemand had gezien. Maar Mary had het gezien en ondervroeg het kind: “Wie stal dat mooie bloemetje uit de vaas?” “Niemand, Longie.” “Waar is het dan? Misschien onder het bed?” en Mary deed alsof ze ernaar op zoek was. Met een lach haalde Nellie de bloem boven. “Oh, jij stout meisje,” zei Mary om haar te plagen, ”ik zeg Moeder dat je de bloem gestolen hebt.” Nellie zei niets maar drukte de bloem aan haar borst, en zei dat het altaar met de bloemen van haar was. Toen ze alleen was met Mary zei Nellie haar: “Moeder, sorry dat ik de bloem heb gepakt; maar ik was aan het babbelen met Heilige God, en Hij gaf me de bloem…Hij deed het, Moeder.”

    Eens dat Nellie verwelkte bloemen zag bij het Heilig Hart beeld buiten de infirmerie zei ze: “Kijk vuile bloemen, neem ze weg.” Lang erna, wanneer ze zo zwak was en haar bed niet uit kon, vroeg ze Moeder of de “vuile bloemen” werden weggenomen van het beeld van de Heilige God.

    Nellies devotie tot de “Verborgen Jezus” in de Eucharistie

    Door haar vele huishoudelijke taken was Mary Long niet altijd wakker om naar de Mis te gaan elke morgen. Op een van zo’n dagen, begon Mary haar werk te doen in de keuken tot ze de kinderen hoorde passeren naar de refter na de Mis. Dan opende ze de deur van Nellies kamer en zie: “Wel, Nellie, hoe gaat het met je vandaag?” Tot haar verbazing antwoordde Nellie verwijtend, “Je bent Heilige God niet gaan halen deze morgen.”

    Mary dacht dat Nellie haar had gehoord toen ze in de keuken bezig was, en zo wilde Mary Nellie eens op de proef stellen. Ze ging naar de deur van het gebouw opende ze en deed ze weer dicht om Nellie de indruk te geven dat ze echt naar de Mis gegaan was. Ze deed haar botten weg en gedurende de Mis was ze stil in de keuken. Wanneer ze naar Nellies kamer was gegaan was Mary er van overtuigd dat Nellie niets gemerkt had. Maar het kind, keek indringend naar Mary en zei verwijtend: “Je hebt Heilige God niet gaan halen vandaag.” “Hoe weet je dat, liefje?” zei Mary. “Heb je mij de deur niet horen dichtdoen?” “Het maakt niet uit,” zei het kind, “Ik weet dat je Heilige God niet bent gaan halen.”

    Verpleegster Hall gaf een verslag van Nellie’s buitengewone gedrag wanneer ze voor de eerste keer naar de kapel ging gedurende de Aanbidding van het Heilig Sacrament.

    Op een morgen droeg verpleegster Hall Nellie naar de kapel. Nellie had nooit tevoren de Heilige Hostie in de monstrans gezien. Wat was juffrouw Hall verrast toen ze de kleine hoorde zeggen : “Moeder, daar is Hij, daar is Heilige God! En met haar kleine hand wees ze naar de monstrans, en ze bleef maar kijken naar de Hostie, terwijl een uitdrukking van extase haar gezicht omvormde.

    Moeder overste herinnert zich het volgende over hetzelfde bezoek: “Het was de eerste vrijdag van de maand oktober, en ik passeerde in de gang, wanneer de kapeldeur open ging en Nellie buitenkwam stappen, de hand van de verpleegster vasthoudend. Ik knielde neer op een knie en zei: “Wel, hoe is het met Nellie vandaag?” En als antwoord legde de kleine haar gezicht op mijn schouder en weende stilletjes; maar ze was niet triestig, het was een heilige emotie, ze was overweldigd door geluk. Op dat moment werd ik in mijn binnenste gewaar dat God een speciale bedoeling had met het kind en dat ik als Moeder Overste, moest meehelpen met Hem om ze te vervullen.”

    Van die dag af, door een innerlijke waarschuwing wist Nellie altijd wanneer er een Aanbidding was in het klooster. Nellie was geboren in legerbarakken, waar de gevangenis “cel” werd genoemd. Betreffende de Eucharistie in het Tabernakel bezag ze Jezus als de “Gevangene” in de “cel”. Op dagen van Aanbidding zei ze: “Neem me mee naar de kapel. Ik weet dat Heilige God niet in de cel zit vandaag.” Soms noemde ze de Eucharistie “de verborgen Jezus”.

    Nellies pijnlijke kaak

    Er kwam een tijd toen Nellies eetlust, dat altijd maar klein was geweest, volledig stopte. Ze hield haar kleine kom brood met melk vast en lepelde er telkens in met haar lepel zonder iets te eten. Wanneer ze iets moest inslikken deed het haar pijn en ze schudde haar hoofd om te zeggen dat haar “keel” pijn deed.

    De dokter werd erbij geroepen om Nellies keel te onderzoeken maar kon niets vinden. Nellie was kalm en weende niet, ook niet toen ze pijn had, maar bleef zeggen dat haar “keel” pijn deed. Uiteindelijk werd de kleine mond grondig onderzocht en was het een nieuwe tand die op de verkeerde kant was gegroeid in het kaakbeen en haar veel pijn berokkende. Toen de tand eruit moest weende ze niet.

    Moeder Francis Xavier Hickey had Nellie de betekenis van de crucifix uitgelegd en iedere avond kwam ze langs om naar Nellie te kijken. Dan knielde de Moeder bij Nellie haalde haar crucifix uit en legde het leven van de Heer uit.

    Al die tijd zorgde de tuberculoze ervoor dat het kind verzwakte. Niet enkel waren Nellie’s longen aangetast maar ook haar kaakbeen begon weg te teren door een virus. Op het einde kwamen er stukjes los en de geur was onaangenaam en met keren ondraaglijk. De toegewijde verpleegster spoot de plaats dikwijls in met desinfecterende middelen. Hoewel dit pijn veroorzaakte bleef het kind er kalm bij. Wanneer de verpleegster de injectienaald bovenhaalde, nam Nellie haar crucifix. Ze onderging deze pijn die God op haar gelegd had met moed. Toen de pijn het grootst was lag ze bewegingsloos in bed, haar armen gekruist op haar borst, haar kleine vingertjes rond haar crucifix.

    Een visioen van Jezus

    Kleine Nellie’s devotie aan degene die ze “Heilige God” noemde was buitengewoon en heroisch, terwijl ze tegelijkertijd eenvoudig en kinderlijk bleef, want ze was maar 4 jaar.

    Op een morgen gingen Zuster Immaculata en Verpleegster Hall tesamen de kleine patient een bezoek brengen. Nellie had een rusteloze nacht gekend door haar vele lijden. Het was toen dat de buitengewone conversatie plaatsvond:

    “Hoe voel je je, liefje?” vroeg verpleegster Hall. “Ik dacht dat je reeds bij Heilige God zou zijn.”

    “Oh nee!” antwoordde Nellie, “Heilige God zegt dat ik nog niet goed genoeg ben om naar Hem te gaan.”

    “Wat weet je over Heilige God?” vroeg de verpleegster.

    “Hij kwam en stond hier,” antwoordde het kind, wijzend naar de zijkant van haar bed,” en Hij zei dat.”

    De verpleegster en de zuster keken verbaasd naar elkaar.

    “Daar,” antwoordde ze wijzend naar dezelfde plaats.

    “En hoe zag Hij eruit?” vroeg de zuster opnieuw.

    “Zoals dat,” antwoordde Nellie, haar hand op haar borst leggend.

    Zuster Immaculata en verpleegster Hall waren verbaasd over deze openbaring. Was het een kinderlijke fantasie of had God echt dit kleine kind uitverkoren net zoals Hij andere zielen uitkoos? Na enige discussie besloten ze beiden dat het voorzichtig was er met niemand over te praten, tenzij Nellie erover begon. En op een dag toen ze op de drempel van de eeuwigheid stond herhaalde ze het verhaal van het bezoek van “Heilige God”.

    Voor een kind van vier jaar maakte Nellie vlug vooruitgang in geloof en heiligheid. Ze had de morgen en avondgebeden, de akten van geloof, hoop en liefde, de voornaamste mysteries, en veel van het leven van Jezus van buiten geleerd. Ze had een opmerkelijke devotie voor het Lijden van Onze Lieve Heer, en wanneer ze haar opriepen om haar lijden te verbinden met dat van Jezus, leek ze het idee onmiddellijk te begrijpen en was ze bereid om een heroisch offer te brengen en het meest verschrikkelijke lijden zonder klagen te dragen. Ze hield een crucifix naast haar op bed, en wanneer haar lijden bijna ondraaglijk werd nam ze het in haar kleine hand, staarde ernaar en fluisterde, “Arme Heilige God! O arme Heilige God!” Als anderen over haar situatie begonnen lachte ze en zei, “Wat is het vergeleken met wat Hij leed op het Kruis voor mij?”

    Ze bad dikwijls gedurende de dag en haar overpeinzing gedurende het gebed was stichtend. Ze bad voor allen die haar dierbaar waren-de Zusters, de Bisschop, de verpleegsters, haar kameraadjes, de Kerk en de Paus.

    Nellie’s bidden van de Rozenkrans was vooral stichtend. Ze kuste elk van de grote kralen en de crucifix en zei elk gebed traag op, met een geest van overpeinzing dat zeer opmerkelijk was voor iemand van die leeftijd.

    “Op een avond,” schreef Moeder overste, “terwijl ik naast haar op bed zat, zei ik tot haar: ‘Zal ik wat babbelen, of zullen we de Rozenkrans bidden?”

    “De Rozenkrans bidden, Moeder,’ antwoordde ze. Ik had enkel een paar Weesgegroetjes gezegd, toen ik haar hoorde fluisteren, ‘Kniel neer, Moeder.” Ik lette er niet op en bleef voortbidden tot het einde van het eerste tientje, wanneer ze herhaalde op een beslissende toon, ‘Kniel neer, Moeder,’ en ik moest de Rozenkrans op mijn knieen verder bidden.”

    Haar vurig verlangen om Jezus te ontvangen in de Heilige Communie

    Niet lang nadat Nellie volledig bedlegerig was, had ze een sterk verlangen om naar de Mis gedragen te worden om Jezus te aanbidden in het Heilig Sacrament. En wat meer was ze zuchtte van verlangen om de Heilige Communie te mogen doen. Gedurende die tijd was de normale leeftijd voor de Eerste Communie tenminste 12 jaar. Dikwijls hoorde men haar zeggen: “O, ik verlang naar Heilige God! Ik vraag me af wanneer Hij zal komen! Ik verlang ernaar Hem in mijn hart te hebben.”

    Moeder overste bleef Nellie elke avond bezoeken. Op een gelegenheid toen ze het kind “Goede nacht” wenste verbaasde ze zich over het volgende verzoek. “Moeder”, vroeg Nellie, “morgenochtend, wanneer je Heilige God ontvangt, kun je Hem naar mij brengen?” Moeder overste wist niet wat antwoorden. Ze overwoog het eventjes en antwoordde dan: “Morgenochtend zal ik Heilige God die je heel graag ziet brengen na de Mis.” Dit leek het kind te bevredigen. Later op de avond riep ze verpleegster Hall en zei haar, “Moeder Francis gaat me Heilige God brengen in de morgen.” Wat was haar teleurstelling groot toen Moeder Francis de volgende dag bij haar kwam maar zonder haar de Heilige Communie te brengen! Toen ze Moeder Francis zag binnenkomen zonder “Heilige God” begon ze te wenen van teleurstelling.

    Gedurende de rest van de dag sprak Nellie nauwelijks een woord en voor enige dagen na die pijnlijke ervaring lag Nellie triestig te kijken. Soms zuchtte ze en wanneer men vroeg of ze iets nodig had zei ze: “Nee, ik denk aan Heilige God.” Spoedig had ze het plan opgevat die haar troost kon bieden, hoewel het haar verlangen naar de Heilige Communie niet kon bevredigen. “Moeder,” fluisterde ze op een morgen aan de verpleegster, “wanneer je Heilige God ontvangt in de kapel, kom je dan terug om mij te kussen? Dan kun je teruggaan naar de kapel.” Deze kus was niet voor de verpleegster, maar het was voor het Heilig Sacrament. De kus werd aan ieder gegeven, non of verpleegster, elk die onmiddellijk na het ontvangen van de Heilige Communie naar haar kwamen. Soms aarzelde haar verpleegster om Nellie te verlaten om naar de Mis te gaan, maar Nellie stond erop dat ze naar de Mis gingen. “Moeder, ga naar de Mis,” zei ze, “en haal Heilige God en kom terug om mij te kussen. Dan kun je teruggaan naar de kapel.” De hele maand november 1907 ging voorbij in heilig verlangen, in geduldig lijden en in liefdevolle gedachten aan Jezus in het Heilig Sacrament.

    Haar Eerste Heilige Communie

    Toen december kwam hadden de Zusters een tiendaagse retraite begonnen die eindigde op 8 december, het Feest van de Onbevlekte Ontvangenis. Fr. Bury S.J. was de directeur. Natuurlijk vermelden de Zusters hem het verlangen naar de Heilige Communie van hun “buitengewoon kind”. Nellie was enkel 4 jaar oud, en op die tijd waren kinderen in het algemeen niet toegelaten voor de Heilige Communie tot ze 10 of 12 jaar waren. Vader Bury zei hen: “De H. Alfonsus, gaf de Heilige Communie aan een klein kind die ernaar verlangde. Als de Bisschop het mij toestaat, zou ik hetzelfde willen doen met Kleine Nellie.”

    Op die dag ging Vader Bury naar Nellie en vroeg haar “Wat is de Heilige Eucharistie?”. Nellie antwoordde op haar eigen manier. “Het is Heilige God, het is Hij die de nonnen en al de rest heilig maakt.” Op een andere gelegenheid zei ze, “Jezus komt op mijn tong en gaat naar mijn hart.” De woorden waren de woorden van een kind, maar de doctrine was correct. Onder de indruk door Nellie’s antwoord schreef Vader Bury een brief naar de Bisschop om speciale toelating te verkrijgen om haar de Heilige Communie te geven. Volgens Vader Bury, “Met betrekking op het ontvangen van dit Sacrament was Nellie tot verstand van jaren gekomen.” Hij vertelde de Bisschop dat Nellie een vurige liefde voor God had en het verlangen had om verenigd te zijn met Hem in de Heilige Communie.

    Het antwoord kwam toen Vader Bury in het klooster dineerde. Hij had de toelating gekregen en hij ging direct het heuglijke nieuws vertellen aan de kleine. Toen Nellie het nieuws hoorde was haar vreugde onbeschrijflijk. “Ik zal Heilige God in mijn hart hebben! Ik zal Heilige God in mijn hart hebben!” bleef ze herhalen met onbeschrijflijke vreugde. De nacht voor haar Eerste Communie was Nellie zodanig blij dat ze die nacht niet had geslapen. Ze hield de verpleegster de hele nacht wakker vragend of het nog geen tijd was om op te staan. “De sterren zijn weg, Moeder! Is het nog geen tijd om op te staan?” vroeg ze. De morgen brak eindelijk aan. Het was de morgen van 6 december 1907. Na een slapeloze nacht vreesde men dat de opwinding teveel zou zijn voor het kind en dat ze niet in staat zou zijn om het Heilig Sacrament te ontvangen. Maar Nellie was kalm; ze lag stil in haar bed, en hoewel haar ledematen lichtjes beefden, ging de ziekte eventjes weg.

    Het was de eerste vrijdag. Helemaal in het wit, werd ze naar beneden gedragen en in een kleine gemakkelijke stoel voor het Heiligdom geplaatst. De gemeenschapsmis was juist gedaan. Nellie bleef stil en bewegingsloos met haar hoofd gebogen in gebed en aanbidding. Elk oog was op dit kind gericht. Een klein kind dat de Heilige Communie ontving! Dan kwam Vader Bury in stola en surplice. Spoedig zag ze de priester naderen en ze hield haar verlangend gezicht omhoog. “Het kind,” schreef Vader Bury, “hongerde naar haar God, en ontving Hem van mijn handen in een overdracht van liefde.”

    Zo werden Nellies verlangens bevredigd. Heilige God was uiteindelijk in haar hart gekomen. Een priester schreef in oktober 1911, over Nellie’s dankzegging na haar Eerste Communie. “Het gelukkige moment zal lang herinnerd blijven door degenen die het privilege hadden om aanwezig te zijn. Nellie leek in extase, en allen merkten het hemelse licht op dat uit het kinds gedragingen bleek.” En toen werd een vreemde zaak genoteerd: de ondraaglijke geur die eerst uit haar mond en kaakbeen kwam werd nooit meer terug ervaren na die Eerste Communie morgen. Maar temidden van zo’n onbeschrijflijke vreugde, werd Nellie’s tuberculoze ergen en haar gezondheid werd slechter.

    De Heilige Paus Pius X brengt de leeftijd voor de eerste Communie naar beneden toen hij over Nellie hoorde

    Spoedig na haar heilige dood wanneer de H. Paus Pius X hoorde over het buitengewone leven van Nellie en haar opmerkelijke verlangen naar de Heilige Communie, riep hij uit “Hierzie! Dat is het teken waarop ik aan het wachten was.” En een paar maanden later in 1910, bracht hij “Quam Singulari” uit die de leeftijd van de heilige Communie voor kinderen van de leeftijd van 12 naar de leeftijd van 7 bracht. Een de Paus vroeg ook aan de lokale Bisschop van Cork een relikwie van Nellie en op 4 juni 1912 schreef de Paus aan de Bisschop: “Moge God alle zegen geven aan Vader Prevost en aan allen die veelvuldige Communie aanmoedigen aan jonge jongens en meisjes, met Nellie als hun model” – Paus Pius X

    Op de drempel van de Hemel

    Het Nieuwjaar van 1908 brak aan, maar het bracht geen hoop voor degenen die kleine Nellie liefhadden. Het was een wonder voor allen dat ze bleef leven: haar kleine lichaam was uitgeput. Ze kon niets binnenhouden, zelfs geen lepel broodmelk. Ze leek te leven op het Heilig Sacrament alleen. Haar lijden was zo groot dat een Zuster begon te wenen. Maar Nellie was berustend in haar toestand. “Waarom ween je, Moeder?” vroeg ze. “Je zou blij moeten zijn dat ik naar Heilige God ga.” Als haar verpleegster klaagde over hoofdpijn of andere pijn, zei Nellie, “Wat is dat in vergelijking met wat Heilige God heeft geleden voor ons.”

    Op een andere gelegenheid vroeg een van de nonnen aan Nellie om te bidden voor een zuster van haar die zeer ziek was. “Heeft ze kinderen, Moeder?” vroeg Nellie. “Ze heeft veel kinderen,” antwoordde de non. “Dan,” zei Nellie vertrouwvol, “zal ik bidden tot Heilige God, en Hij zal ervoor zorgen dat ze genezen is.” En, inderdaad, de vrouw genas.

    Nellie hield van heilige kaartjes met afbeeldingen en medailles, en ze plaatste ze in haar kamer en op haar ziekbed. Op een dag toonde Moeder overste aan Nellie een nieuw heiligenkaartje van Jezus. Ze antwoordde “dat is niet zoals ik Hem zie.” “Hoe zie je Hem dan?” vroeg Moeder. “Op deze manier”, antwoordde Nellie, en ze hield haar handen op haar borst op dezelfde manier zoals ze over haar visioen gesproken had aan Zuster Immaculata en verpleegster Hall. Moeder overste was verbaasd. Ze had nog niet gehoord van het “bezoek van Heilige God”. Ze sprak tot de Zuster en de verpleegster en ze dankten God.

    Nellies stil gebabbel met God werd elke dag langer en frequenter. Ze vroeg dikwijls aan de anderen haar kamer te verlaten, omdat ze wenste te spreken tot Heilige God. Soms vroeg men haar als ze niet eenzaam was of bang gedurende hun afwezigheid, maar haar antwoord was steeds hetzelfde: “O, nee! Ik was tot Heilige God aan het praten.” Als ze haar verder vroegen zei ze: “Heilige God zegt dat ik niet over deze dingen mag spreken.” Nellie werd gevraagd om te bidden voor de genezing van een wel bekende Jezuiet die niet naar Cork kon komen door een ernstige ziekte. “Heilige God is zeer gehecht aan Vader” zei ze een paar dagen later. “Hij zal beter worden, maar hij zal me nooit zien.” Haar woorden werden waarheid. Gedurende de maand januari verdroeg de kleine patient haar lijden met heroische vastberadenheid. Vader Scannell zei dat “dagen van marteling weken van doodsstrijd werden, tot de meevoelende mensen baden dat God haar bij Zich zou nemen.”

    Haar heilige dood

    Nellie zei dat ze naar Heilige God zou gaan op Zijn eigen dag (zondag) en dat ze haar kleed van haar Eerste Communie zou dragen, en dat ze in de armen van de verpleegster zou sterven. Haar kracht nam af dag na dag; het einde naderde. Op donderdag de 30ste januari, kwam Moeder Francis naar haar kijken. Wetend dat het leven van het kind bijna over was sprak ze over wat haar na aan het hart lag. “Nellie,” zei ze “wanneer je naar Heilige God gaat, ga je vragen aan Hem dat Hij me meeneemt? Ik verlang naar de Hemel.” Het kind keek Moeder doordringend aan en haar ogen leken te stralen. Dan antwoordde ze: “Heilige God kan je niet meenemen, Moeder, tot je beter bent en gedaan hebt wat Hij wil dat je doet.” (Moeder Francis leefde tot ze 99 jaar was. Ze stierf in 1960 in het Goede Herder Home in St Paulus, Minnesota)

    Nellie was zo zwak dat men dacht dat ze reeds gestorven was. Op zondag 2 februari het Feest van de Zuivering was Nellies doodsstrijd hartverscheurend om te zien. Verschillende Zusters kwamen om geknield te bidden rond het kleine bed. Drie zusters bleven waken en zouden getuigen zijn van Nellies heilige dood. Omstreeks 15.00u werd Nellie kalm en ze bleef bewegingsloos voor ongeveer een uur. Haar ogen waren gericht op iets aan de voet van haar bed. “Er was een buitengewone blik in haar liefdevolle ogen,” vertelde een Zuster, “het was niet een wazige blik van een stervende.” Dan bewoog Nellie. Haar ogen waren gevuld met tranen van vreugde. Ze probeerde zich op te richten naar dat “iets” waar ze zo lang naar staarde en dan glimlachte ze. Van de beweging van haar lippen leek het alsof ze met iemand aan het spreken was, en haar ogen volgde ze dat “iets” met een blik van bovennatuurlijke liefde dat boven haar hoofd bleef hangen. Met een extatische glimlach “vloog” kleine Nellie naar Heilige God. Het was 16.00u op zondag 2 februari 1908, het Feest van de zuivering van Maria en de Presentatie van het Kind Jezus in de Tempel. Nellie was dan 4 jaar, 5 maand en 8 dagen oud.

    Nellie’s lichaam wordt opgegraven en onaangetast gevonden

    Nellies lichaam werd op het bed gelegd. Ze was gekleed in haar Eerste Communie kleed en droeg de witte sluier en haar kleine schoentjes. Rond haar bed werden de afbeeldingen, medailles en andere vrome voorwerpen gelegd die ze zo graag had; al deze werden kostbare relikwieen.

    In de morgen werd de kleine kist naar de kapel gedragen. Na de Requiem Mis namen de Zusters en kinderen afscheid van haar. Ze raakten de kleine hand met rozenkransen en medailles aan en kusten het lichaam eerbiedig. Ze werd begraven op de St Jozefsbegraafplaats. Er waren weinig rouwenden: Nellies zuster Mary, die nog altijd een leerling was in de St Finbarr’s school; verpleegster Hall; Zuster Teresa en sommige leerlingen.

    Maar het verhaal van haar opmerkelijk leven verspreidde zich al vlug onder het publiek en haar kleine graf op de St Jozefsbegraafplaats werd geleidelijk een bedevaartplaats. De genaden die werden verkregen door haar voorspraak werden kenbaar gemaakt en de begraafplaats van dit kleine kind werd over het hele land bekend.

    Men zocht de overblijfselen over te brengen naar de begraafplaats van het Klooster. Exact een jaar en een week na kleine Nellies dood, werd het graf geopend om te zien of zo’n overbrenging kon gedaan worden.

    De opgraving werd bijgewoond door een priester (Vader Scannell), de Verpleegster, en twee andere betrouwbare getuigen. Tot grote verbazing van allen werd het lichaam onaangetast gevonden, behalve voor een kleine holte in de rechterkaak die overeenkomt met het bot dat werd vernietigd door botafbraak terwijl de kleine nog leefde. De vingers waren flexibel en het haar was wat gegroeid. Het kleed en de sluier van haar Eerste Communie waren nog altijd intact. De zilveren medaille van het heilig kind blonk alsof het onlangs opgeblonken was. Alles was nog zoals de dag van Nellies dood.

    Het lichaam werd met toelating van de burgerlijke en kerkelijke autoriteiten verplaatst naar het klooster van de Goede Herder, waar het op 8 september 1909 werd begraven. Vader Scannell beeindigt zijn rapport met het volgende: “Het nieuwe graf wordt bezocht door groepen van vrome mensen die vragen dat kleine Nellie op haar voorspraak voor de troon van de Almachtige God hun gunsten kan verkrijgen. De blinden, de doven, de lammen, degenen die lijden of in miserie verkeren, zoeken genezing en troost op dit vredige heilige schrijn.”

    Een degenen die de voorspraak zochten van “Kleine Nellie” hebben dit niet vruchteloos gedaan want er zijn talrijke mirakels gebeurt door haar hemelse bemiddeling in de 100 jaar sedert haar dood, en een aantal van deze getuigenissen werden opgetekend door de Zusters van de Goede Herder als een levende getuigenis voor haar zorg voor degenen die bidden om haar hulp.

    Kleine Nellie van Heilige God, bid voor ons!

    29-12-2016 om 16:56 geschreven door claudia  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (7 Stemmen)
    >> Reageer (0)


    Blog als favoriet !


    Blog tegen de wet? Klik hier.
    Gratis blog op https://www.bloggen.be - Meer blogs