Gastenboek

Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek

Categorieën
  • Analyse - Betalingsbalans (3)
  • Analyse - De globale markt van de 21e eeuw (4)
  • Analyse - Markt en waarden (3)
  • Analyse - Staatshervorming in België/Vlaanderen (0)
  • Analyse - Van economische theorie naar praktijk (0)
  • Analyse - Wisselkoersen (4)
  • debatten (2)
  • Wie ben ik? (1)
  • Inhoud blog
  • Transferpricing: een belangrijk middel tot belastingontwijking, marktverstoring en concurrentievervalsing voor multinationale ondernemingen
  • BOP op 3 wijzen: De traditionele betalingsbalans, de bezitsgerelateerde betalingsbalans en het globaal commercieel saldo (Deel 3)
  • BOP op 3 wijzen: De traditionele betalingsbalans, de bezitsgerelateerde betalingsbalans en het globaal commercieel saldo (Deel 2)
  • BOP op 3 wijzen: De traditionele betalingsbalans, de bezitsgerelateerde betalingsbalans en het globaal commercieel saldo (Deel 1)
  • Debat over een duurzaam monetair systeem
    Laatste commentaren
    Willekeurig Bloggen.be Blogs
    kodalinefansite
    www.bloggen.be/kodalin
    Willekeurig Bloggen.be Blogs
    nabor
    www.bloggen.be/nabor
    Willekeurig Bloggen.be Blogs
    kwisfan
    www.bloggen.be/kwisfan
    Willekeurig Bloggen.be Blogs
    dyrome
    www.bloggen.be/dyrome
    Willekeurig Bloggen.be Blogs
    adverteren
    www.bloggen.be/adverte
    Waar naartoe met Europa na de crisis

    ZINNIG en DOORDACHT
    18-05-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Transferpricing: een belangrijk middel tot belastingontwijking, marktverstoring en concurrentievervalsing voor multinationale ondernemingen

    In juli 2005 werd een belangrijke Europese maatregel van kracht tegen belastingontduiking (belastingontwijking) in de EU, nl. de Europese Spaarrichtlijn. In de strijd tegen belastingontwijking bevat deze richtlijn echter een zeer belangrijke en wezenlijke beperking. Ze is enkel van toepassing op natuurlijke personen. Rechtspersonen vallen niet onder het toepassingsgebied van deze richtlijn, en daardoor schiet ze ook voor een deel haar doel voorbij. Bedrijven zijn namelijk de meest actieve belastingontwijkers binnen onze economie.

    Voor bedrijven is het een logische stap om te proberen zo weinig mogelijk belastingen te betalen, aangezien hun belangrijkste doel winstmaximalisatie (en het creëren van aandeelhouderswaarde) is. Om dit te begrijpen moeten we even kijken naar een van de belangrijkste vormen van belastingontwijking voor bedrijven, nl. ‘transfer pricing’. ‘Transfer pricing’ is een praktijk waarbij de prijzen van geproduceerde goederen tussen zusterondernemingen van hetzelfde moederbedrijf zo gesteld worden, dat de meeste winsten opduiken in die gebieden met de ‘interessantste’ belastingsystemen (wat meestal betekent de laagste tarieven). (1) Als je de term ‘transfer pricing’ in een zoekrobot ingeeft, dan vind je vrij snel enkele sites van ‘financiële dienstverleners’ die u deze dienst aanbieden, en het principe uitleggen.

    Het is dan ook geen toeval dat bij de introductie van de euro veel multinationale ondernemingen hun structuren hebben aangepast om de daarbij horende mogelijkheden tot ‘belastingoptimalisatie’ te benutten. In onderstaande tabel kunnen we zien hoe Amerikaanse multinationals bij de invoering van de euro hun organisaties herschikten en al vanaf 2001 een aanzienlijk groter deel van hun winsten lieten opduiken in holdingstructuren. (2)

    verhouding tussen het aantal holdingdochterondernemingen
     en het totaal aantal dochterondernemingen van
    VS-multinationals in Europa per jaar
    % van aantal dochterondernemingen van
    VS-multinationals actief in Europa
    % van totale netto inkomen van
    VS-multinationals actief in Europa

    1999

    6,97%

    26,42%

    2000

    7,58%

    24,05%

    2001

    8,30%

    41,83%

    2002

    9,22%

    46,98%

    2004

    11,07%

    45,99%

    2006

    12,01%

    45,36%


    Er is een belangrijke trendwijziging te zien tussen de jaren 2000 en 2001. In de ganse periode kan je een blijvende toename zien van het aantal dochterondernemingen die fungeren als holding (niet-bancaire holding) of 'management office'. Bovendien kan je zien dat in de periode tot het jaar 2000 de nettowinsten die in deze structuren opdoken ongeveer een kwart bedroegen van de winsten die VS multinationals (de banksector is in deze cijfers niet opgenomen) in Europa maakten. Vanaf 2001 springt dit percentage tot boven de 40% en stabiliseert al enkele jaren op ongeveer 45%.

    Een gegeven waar regelmatig aan voorbij gegaan wordt in de discussie over ‘tranfer pricing’ is dat de techniek marktvervalsend en concurrentieverstorend kan werken. Men veronderstelt al te vaak dat bedrijven deze techniek enkel gebruiken om belasting te ontwijken, maar deze techniek kan net zo goed gebruikt worden om een concurrent uit de markt te concurreren, of om gewoon de eigen dochterondernemingen waaraan men levert te bevoordelen tov andere afnemers (at-arm’s-length). (3)

    Een studie uit 2002 naar misgelopen belastinginkomsten door de VS overheid door het gebruik van transferpricing, vermeldt export vanuit de VS naar België van ‘seats – for motor vehicles’ aan de prijs van 1,66$/stuk. (4) Johnson Controls heeft dan ook meer dan waarschijnlijk deze techniek gebruikt om zijn concurrenten op de Europese markt weg te concurreren. Denk je dat het toeval is dat deze firma zijn expansie op de Europese markt heeft ingezet vanuit haar Belgische vestiging te Geel? (5) Het is vast geen toeval dat in de periode 1996-2002 een aantal belangrijke overnames werden gedaan op de Europese markt. (6)

    Het mag dan ook duidelijk zijn dat een multinationale onderneming via transfer pricing een concurrentievoordeel kan verwerven tegenover een lokale KMO, en deze zo uit de markt kan concurreren. Voor een multinationale onderneming is het vaak een klein offer om tijdelijk in de ene dochteronderneming een verlies te nemen, om in een andere dochteronderneming, die werkzaam is in een andere geografische markt, een kostenvoordeel te verwerven. Met dit (eigenlijk oneerlijke) kostenvoordeel kan men dan kleinere concurrenten uitschakelen, die men een tijdje later voor een prijsje kan overnemen (en aan de eigen productieketen kan toevoegen). Als transfer pricing op deze manier gebruikt wordt, dan werkt dit marktverstorend en concurrentievervalsend.

    Hoe kan men dit best vermijden? Een belangrijk onderdeel van de oplossing zou er in bestaan om verschillende belastingspercentages op bedrijfswinsten te vermijden. Dit maakt transfer pricing om belastingtechnische redenen (de meest voorkomende reden) al overbodig, waardoor de markt voor aanbieders van deze dienstverlening al minder interessant zou worden. Het wordt op deze manier dan ook duidelijk dat belastingconcurrentie tussen de verschillende lidstaten van de EU absoluut geen goed idee is, en dat men best in de eurozone slechts 1 bedrijfsbelastingtarief zou overhouden. Eventueel zou men voor heel W-Europa 1 bedrijfsbelastingtarief kunnen gebruiken, en voor de O-Europese landen die nog geen deel van de eurozone uitmaken een ander tarief. Deze 2 tarieven zouden dan naar elkaar toe kunnen groeien volgens een redelijk tijdspad.



    ( 1) Een goede beschrijving en verdere uitleg vindt je in volgende studie:
    http://www.thecornerhouse.org.uk/pdf/document/Investment.pdf op p46-48
    (2) cijfergegevens overgenomen van BEA
    (3) De volgende studie in opdracht van de NBER (National Bureau of Economic Research) is een van de weinige over transfer pricing die dit aspect belicht:
    http://www.gwu.edu/~iiep/assets/docs/Jensen_Bernard_Schott.pdf
    (4) Het betreft volgende studie, het voorbeeld is te vinden achteraan de lijst op p8:
    http://www.fiu.edu/~ciber/ws/estimate.pdf
    (5) Zie p83 van volgend document:
    https://openaccess.leidenuniv.nl/bitstream/1887/516/7/04.pdf
    De vestiging in Geel werd trouwens geopend in 1989 volgens volgende studie:
    https://doks2.khk.be/eindwerk/do/files/FiSe413ebf17fb06726200fb06b89f530d38/eindwerk2004828.doc?recordId=SKHK413ebf17fb06726200fb06b89f530d37
    (6) Zie de geschiedenispagina op de site van Johnson Controls, Inc.
    http://www.johnsoncontrols.com/publish/us/en/about/history/1990s.html
    http://www.johnsoncontrols.com/publish/us/en/about/history/200s.html


    18-05-2009 om 10:31 geschreven door Luc  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (3 Stemmen)
    Categorie:Analyse - Markt en waarden
    Tags:transfer pricing, multinationale onderneming, MNO, belastingontwijking, marktverstoring, concurrentievervalsing, bedrijfsbelastingtarieven, eurozone, belastingconcurrentie
    15-05-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.BOP op 3 wijzen: De traditionele betalingsbalans, de bezitsgerelateerde betalingsbalans en het globaal commercieel saldo (Deel 3)

    Laat ons dan nu eens een kijkje nemen naar de Internationale Investeringspositie Rekeningen. Het was op deze rekeningen dat Fons Verplaetse zich baseerde om te melden dat volgens hem de positie van de VS in de wereldeconomie de voorbije jaren is geëvolueerd in negatieve zin. Wat zijn deze IIP-Rekeningen nu?

    In tegenstelling tot de internationale transactierekeningen (betalingsbalansrekeningen), die gemonetariseerde stromen meten tijdens een bepaalde tijdsperiode (van 1 jaar), meten de IIP-rekeningen de waarde van een in het verleden geaccumuleerde voorraad van gemonetariseerde bezittingen en schulden (gemonetariseerd = uitgedrukt in geld). Deze worden dan op een bepaald moment in de tijd weergeven (aan het einde van een bepaald jaar, zoals een bedrijfsbalans). De gemonetariseerde stroom uit het laatste jaar vormt maar 1 component in de verandering in de IIP t.o.v. het voorgaande jaar, waarbij herwaarderingen de andere component uitmaken.

    Deze herwaarderingen zijn onder te brengen in 3 categorieën, nl. ‘prijsveranderingen’, ‘wisselkoersveranderingen’ en ‘andere herwaarderingen’. ‘Prijsveranderingen’ zijn o.a. prijsveranderingen in de marktwaarde van land of gebouwen die geboekt staan als bezittingen, tegoeden of verplichtingen in de IIP-balans. ‘Wisselkoersveranderingen’ geven veranderingen in de waarde van buitenlandse bezittingen, schulden of verplichtingen uitgedrukt in buitenlandse munten weer door wisselkoersschommelingen van de eigen munt t.o.v. buitenlandse munten. ‘Andere herwaarderingen’ zijn bijvoorbeeld herclassificeringen of afschrijvingen.

    Het is heel opvallend dat de Netto IIP van de VS sinds de opzegging van de akkoorden van Bretton Woods volledig is omgekeerd. Toch is er met deze IIP van de VS iets eigenaardigs aan de hand. De VS slaagt er namelijk in om een almaar negatiever wordende IIP te combineren met een positief inkomen op haar kapitaalrekening, wat wil zeggen dat ondanks het feit dat de VS meer schulden en verplichtingen heeft t.o.v. het buitenland, dat dit buitenland desondanks toch jaarlijks meer aan de VS moet betalen dan andersom. Wat is hier de oorzaak van?

    Een studie uit 2005 van Gourinchas en Rey vergelijkt beide zijden van de IIP en ontwaart een opbrengsteffect en een samenstellingeffect die deze paradox verklaren, samen met het ‘exorbitant privilege’ dat de VS heeft aangezien de dollar als de reservemunt van de wereld wordt beschouwd. Deze effecten werden groter tijdens de periode van vlottende wisselkoersen t.o.v. de periode van de gouden standaard. (1)

    Het opbrengsteffect komt voort uit het statuut van reservemunt van de wereld, waardoor de rente in de VS veel lager is (wat de laatste jaren nog werd versterkt door de koersmanipulatie van China van de VS dollar). Het samenstellingeffect komt voort uit de verschillende samenstelling van de bezittingen en de tegoeden van de VS. De tegoeden van de VS hebben een lagere ‘winstmarge’ dan de bezittingen van de VS, wat de positieve inkomensstroom verklaart die voortkomt uit deze nochtans heel negatieve verhouding. Of dit op lange termijn houdbaar is (als de VS dollar zijn statuut van wereldmunt zou verliezen), is een andere vraag.

    Deze negatieve balans is bijgevolg erger dan ze op het eerste gezicht lijkt, omdat het overgrote deel van de internationale financiële schulden en verplichtingen van de VS zijn uitgedrukt in dollar, in tegenstelling tot haar internationale financiële bezittingen en tegoeden. Hierdoor worden haar buitenlandse bezittingen relatief meer waard als de dollar in waarde daalt, waardoor de opeenvolgende tekorten op de Lopende Rekening grotendeels gecompenseerd worden.


    (1) Gourinchas en Rey; From World Banker to World Venture Capitalist: US external adjustment and The Exorbitant Privilege; NBER and CEPR; august 2005
    http://elsa.berkeley.edu/users/eichengr/af/gourinchas.pdf

    15-05-2009 om 13:46 geschreven door Luc  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (2 Stemmen)
    Categorie:Analyse - Betalingsbalans
    Tags:globalisering, betalingsbalans, handelsbalans, BEA, VS economie, internationalisering, multinationale onderneming, Internationale Investeringspositie, IIP, netto IIP, exorbitant privilege, schulden, bezittingen
    13-05-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.BOP op 3 wijzen: De traditionele betalingsbalans, de bezitsgerelateerde betalingsbalans en het globaal commercieel saldo (Deel 2)

    Een derde maatstaf die geconstrueerd kan worden (maar wat niet gebeurd, ook al kan je hem op basis van het gepubliceerde cijfermateriaal zelf berekenen), het globaal commercieel saldo, baseer ik op de het NAS-voorstel uit 1992. (1) De term ‘globale commerciële activiteit’ kwam voor het eerst ter sprake in een studie van de US International Trade Commission uit februari 2001 (2). In een commentaar hierop interpreteerde Harry L. Freeman de term zoals die in de studie bedoeld werd, verkeerd (zie bijlage), maar zijn zienswijze heeft wel zijn voordelen.

    Hij poneerde dat men moest kijken naar de bruto-verkopen van buitenlandse dochterondernemingen van multinationale ondernemingen, en dit bij de respectievelijke import- en exportcijfers tellen, om alzo tot een bruto globaal commercieel saldo te komen. Heeft dit zin of is dit onzin?

    Het NAS-voorstel heeft geprobeerd om tot een netto globaal commercieel saldo te komen, dat een weergave was van de activiteiten van multinationale ondernemingen op een globale schaal. Hierbij heeft de NAS echter een denkfout gemaakt. Wat is nu deze denkfout? Men heeft appelen met citroenen vergeleken.

    Het voorstel van de NAS trok de aankopen van goederen en nonfactordiensten af van de bruto verkoopscijfers van buitenlandse dochterondernemingen, maar deed dit niet voor de import- en exportcijfers. Daardoor telde men een omzetcijfer (de export- en importcijfers) op bij een winstcijfer (de netto verkoopscijfers van buitenlandse dochterondernemingen). Men moet beide manieren om producten tot bij de consument te krijgen volgens dezelfde criteria behandelen. Als men een goed zicht wil krijgen op de internationale activiteiten van multinationale ondernemingen en hun marktaandeel op de internationale markten, dan kan men best gewoon kijken naar hun bruto verkoopscijfers (wat ook een omzetcijfer is) en dus inderdaad werken met een globaal commercieel saldo, waarbij men dubbeltellingen door intrabedrijfshandel zo veel mogelijk vermijd.

    De oranje lijn op de grafiek in bijlage 1 is een weergave van het Amerikaanse commercieel surplus t.o.v. de rest van de wereld. Hierbij werden de verkopen van Amerikaanse dochterondernemingen aan zusterbedrijven in het buitenland niet in rekening gebracht, omdat de BEA geen cijfers verzameld over de verkopen van buitenlandse dochterondernemingen actief op VS-bodem aan zusterbedrijven die ook in de VS werkzaam zijn (raar maar waar). De BEA poneert gewoon dat deze verwaarloosbaar zijn. Een bewering die weinig geloofwaardig is, aangezien gedurende een periode van 20 jaar ongeveer 70% van de Buitenlandse Directe Investeringen in de VS afkomstig waren uit de EU. Om voor beide zijden van de balans dezelfde gegevens weer te geven heb ik bijgevolg de verkopen van Amerikaanse dochterondernemingen aan zusterbedrijven in het buitenland niet in rekening kunnen brengen.

    Een laatste opmerking die gemaakt moet worden, is dat het concept ‘globaal commercieel saldo’ niet conform de opzet van het systeem van de nationale rekeningen is (het voorstel van de NAS was ook niet conform het systeem van de nationale rekeningen, en werd daarom niet weerhouden). Het is echter een niet minder waardevolle manier om naar de globale economie te kijken, en moet eerder gezien worden als een aanvulling op de traditionele en bezitsgerelateerde handelsbalans, omdat ze een maatstaf is voor het marktaandeel van de multinationale ondernemingen uit je land.


    (1) In dit voorstel werden de internationale economische transacties bekeken vanuit het standpunt van multinationale ondernemingen en hun wereldwijde activiteiten. Men probeerde om vergelijkbare data op te stellen over de zakelijke activiteiten van bedrijven die VS-bezit zijn, en bedrijven die buitenlands bezit zijn, ongeacht of hun zakelijke activiteiten nu tot stand kwamen via grensoverschrijdende handel (export-import) of door verkopen via dochterondernemingen in andere landen. Omdat dit voorstel gebaseerd is op de wereldwijde verkopen van multinationale ondernemingen volgens een bezitsperspectief is het vooral een hulpmiddel om het marktaandeel van Amerikaanse multinationale ondernemingen te evalueren.

    (2) PUB 3383, Staff Research Study 26, Examination of US Inbound and Outbound Direct Investment

    Bijlagen:
    Harry L Freeman on the US International Trade Commission.doc (26.5 KB)   

    13-05-2009 om 12:01 geschreven door Luc  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (2 Stemmen)
    Categorie:Analyse - Betalingsbalans
    Tags:globalisering, betalingsbalans, handelsbalans, BEA, VS economie, internationalisering, multinationale onderneming, globaal commercieel surplus
    12-05-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.BOP op 3 wijzen: De traditionele betalingsbalans, de bezitsgerelateerde betalingsbalans en het globaal commercieel saldo (Deel 1)

    Om een beter zicht te krijgen op het globaliseringproces loont het de moeite om eens een kijkje te nemen naar de evolutie van de nationale rekeningen van de VS, het land dat leiding heeft gegeven aan dit proces. De nationale economische rekeningen van de VS worden opgesteld door het “U.S. Bureau of Economic Analysis” (BEA). (1) Om de invloed van het globaliseringproces te onderzoeken moeten we aan de ene kant kijken naar de Internationale Transactie Rekeningen (of de betalingsbalans) (2) en aan de andere kant naar de Internationale Investeringspositie Rekeningen (3).

    De betalingsbalans van een land bestaat uit 3 deelrekeningen, nl. de Lopende Rekening (deze rekening omvat de handelsbalans) (4), de Financiële Rekening (5) en de Kapitaal Rekening (6). Bij de opstelling van de traditionele betalingsbalans wordt hierbij enkel gekeken naar het grondgebied waarop en waartussen deze economische transacties plaatsvinden. De verschillende economische transacties worden vanuit die optiek neergeschreven in de verschillende rekeningen die de betalingsbalans uitmaken. Een negatieve Lopende Rekening (negatieve handelsbalans) wordt gecompenseerd door een verkoop van activa of een opbouw van schulden, die dan worden weergegeven op de Financiële Rekening. In tegenstelling daarmee resulteert een positieve Lopende Rekening dan in het aankopen van activa in het buitenland of een vermindering van de schulden van het land. Om te kijken of een land in een winstsituatie of een verliessituatie zit in zijn relaties met de rest van de wereld moeten we dus kijken naar het saldo op de Lopende Rekening (zie de blauwe lijn in de grafiek van bijlage 1).

    Eind de jaren ’80 in vorige eeuw begon in de VS een discussie hoe men de toenemende internationalisering van de verschillende nationale economieën weer moest geven in de nationale rekeningen. Om een compleet beeld te krijgen van de wereldwijde economische activiteiten van een land en de activiteiten van haar multinationale ondernemingen, werd het noodzakelijk om een manier te vinden om de verkopen van dochterondernemingen van deze MNO’s ook in beschouwing te nemen naast de traditionele handelsbalansrekening, die enkel de geëxporteerde en geïmporteerde goederen en diensten weergaf. De voorstellen die hieromtrent gelanceerd werden (7), resulteerden in een nieuw concept, de bezitsgerelateerde betalingsbalans. Deze bezitsgerelateerde handelsbalans komt conceptueel overeen met een betalingsbalans die gelijk is aan de handelsbalans van goederen en diensten plus een balans van het inkomen uit directe investeringen (zie de paarse lijn in de grafiek van bijlage 1).

    Op deze manier kwam een nieuw kader tot stand, dat consistent was met de traditionele manier van economische boekhouding. De overeenkomst tussen de productie van goederen en diensten aan de ene kant en de locatie van de productie aan de andere kant, zoals dat bestaat in de standaardrekeningen, werd bewaard. Het nieuwe aan de benadering was dat het concept ‘locatie’ geherdefinieerd werd naar ‘bezit van productiefactoren’. Een dochteronderneming van een Amerikaanse multinational in het buitenland werd in deze nieuwe benadering gezien als Amerikaans grondgebied, en een dochteronderneming van een buitenlandse multinational in de VS werd gezien als buitenlands grondgebied.

    Dit nieuwe kader laat toe om verder te kijken dan de traditionele export-importcijfers, en laat zien dat de activiteiten van buitenlandse dochterondernemingen een integraal onderdeel zijn van de economische interacties van een land met de rest van de wereld. Deze benadering laat ook zien wat het effect is van directe investeringen. Er zijn echter enkele problemen bij de verzameling van de noodzakelijke gegevens. (8)



     

    (1) In zijn rol van nationaal economisch boekhouder produceert de BEA een aantal zeer gedetailleerde internationaal vergelijkbare economische rekeningen die de nationale productie en het nationale inkomen weergeven. Deze rekeningen vallen uiteen in 4 groepen: de “NIPA-Accounts” (BNP en BBP-rekeningen), de “International Transactions Accounts” (betalingsbalansrekeningen), de “national input-output Accounts”en “GDP-by-industry Accounts” en ten slotte de “Regional Economic Accounts”. M.b.t. de internationale economische rekeningen die de BEA opstelt, heeft de BEA 5 werkprogramma’s, waarvan er voor ons 2 van belang zijn, nl. de Internationale Transactie Rekeningen en de Internationale Investeringspositie Rekeningen.

    (2) De Internationale Transactie Rekeningen (In deze rekeningen worden ‘transacties’ zeer breed gedefinieerd als zijnde alle veranderingen in eigendom tussen bewoners van verschillende landen van zaken met economische waarde, die gemeten kunnen worden in monetaire termen. Ze worden samengesteld en weergegeven overeenkomstig internationaal ontwikkelde richtlijnen.) bestaan uit 3 deelrekeningen: de “Current Account”, de “Financial Account” en de “Capital Account”.

    Een betalingsbalans is in boekhoudkundige termen eigenlijk geen balans, omdat het een periode betreft en geen tijdstip zoals bij een `echte` balans. Op de betalingsbalans staan stroomgrootheden (= grootheden die gedurende een periode worden gevormd) en op een balans staan voorraadgrootheden (= grootheden die op een moment een waarde hebben, dus aanwezig zijn). De betalingsbalans is eigenlijk meer te vergelijken met de resultatenrekening in de bedrijfseconomie, omdat daar ook sprake is van stroomgrootheden.

    (3) De Internationale InvesteringsPositie (IIP) van een land geeft tegelijk weer wat de internationale financiële bezittingen en tegoeden van haar economische actoren t.o.v. het buitenland zijn en ook de internationale financiële schulden en verplichtingen van haar economische actoren t.o.v. het buitenland aan. Omgekeerd geeft ze eveneens weer wat de financiële bezittingen en tegoeden van buitenlandse economische actoren zijn t.o.v. de eigen economische actoren, evenals wat de schulden en verplichtingen van buitenlandse economische actoren t.o.v. de eigen economische actoren zijn. Het saldo tussen beide vormt dan de netto IIP.

    Conceptueel zijn deze gegevens anders dan de gegevens van de internationale transactierekeningen (eigenlijk vormen ze economisch gesproken eerder een balans, wat de verwarring enkel groter maakt natuurlijk).

    (4) Op deze rekening worden de export en import van goederen en diensten, de inkomensontvangsten en inkomensbetalingen, en de netto eenzijdige transfers (zoals giften) weergegeven. Deze deelrekening geeft een samenvattend beeld van deze soorten economische activiteiten van de VS-economie in relatie tot het buitenland.

    (5) De financiële rekening brengt financiële stromen in beeld die de vorm aannemen van aankopen of verkopen van bezittingen tussen inwoners van de VS (zowel privé-personen als rechtspersonen) en buitenlanders. Deze rekening geeft als het ware een overzicht van de jaarlijkse wijzigingen in de bezittingen van de bewoners van de VS, maar dan geaggregeerd over de hele economie van de VS. Men kan deze rekening eigenlijk beschouwen als een soort van netto-netto rekening. Het gaat namelijk over de jaarlijkse verschillen tussen enerzijds de aankopen minus de verkopen van bezittingen in het buitenland door VS-bewoners, en anderzijds de aankopen minus de verkopen van bezittingen in de VS door buitenlanders.  Beide zijden van de balans worden weergegeven, maar er wordt wel een eindbalans uitgerekend. De financiële stromen op deze rekening zijn sinds het begin van de jaren 1990 flink gegroeid, door de groei van nationale economieën, de toenemende vrijmaking van financiële instituten en markten door de overheden in verschillende landen, en de toegenomen innovatie op het vlak van financiële instrumenten en technieken.

    (6) De kapitaalrekening is de kleinste rekening van de 3 in termen van economische omvang. Het gaat hier voornamelijk om unilaterale overdrachten van vaste activa, schuldkwijtscheldingen en geldstromen die gepaard gaan met migratiebewegingen.

    (7) 2 studies zijn in deze optiek heel belangrijk. De eerste van DeAnne Julius was degene waarop het BEA zich baseerde om het begrip ‘bezitsgerelateerde betalingsbalans’ uit te werken:

    DeAnne Julius; Global Companies and Public Policy: The Growing Challenge of Foreign Direct Investment; New York, Council on Foriegn Relations Press, 1990

    De tweede van het NAS had een ander uitgangspunt, en het is deels dit uitgangspunt dat ik gebruik voor het concept ‘globaal commercieel saldo’ (zie ook voetnoot 9):

    Anne Y. Kester (ed.); Behind the Numbers: U.S. Trade in the World Economy; Washington, National Academy Press, 1992

    Zie vooral Hoofdstuk 1 (“Supplementing the Balance of Payments Framework”) en Appendix A (“Sales and Purchases of Goods and Services between Americans and Foreigners”).

    Het panel van de NAS werd voorgezeten door Robert E. Baldwin.
    (8) Een eerste probleem is het bepalen van het land dat de dochteronderneming bezit. Sommige dochterondernemingen maken namelijk deel uit van een bezitsketen die meerdere landen omspant. Hierbij stelt de vraag zich of men moet kijken naar het land van de eerste buitenlandse ‘ouder’ of naar het land dat uiteindelijk het bedrijf bezit (“country of ultimate ownership”), waarbij dit laatste land de logische keuze is, maar uiteraard ook het moeilijkst om te bepalen. Een volgend empirisch probleem vormt het identificeren van alle transacties tussen buitenlandse dochterondernemingen van hetzelfde land, maar met verschillende moederbedrijven. Aangezien de BEA afhankelijk is van de rapportage van multinationale ondernemingen over deze cijfers, en deze bedrijven ook niet altijd weten wie nu uiteindelijk hun klanten bezit, valt dit dus niet te meten, en kan zo vertekening van de cijfers ontstaan.

    Bijlagen:
    handelsbalans op 3 wijzen.PNG (26.7 KB)   

    12-05-2009 om 00:00 geschreven door Luc  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (2 Stemmen)
    Categorie:Analyse - Betalingsbalans
    Tags:globalisering, betalingsbalans, handelsbalans, BEA, VS economie, internationalisering, multinationale onderneming
    11-05-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Debat over een duurzaam monetair systeem

    Zaterdagvoormiddag vond in de auditoria van de UA een studiedag met aansluitend debat plaats over het monetaire systeem dat onze economie ‘draaiende houdt’ (alhoewel…). De huidige financiële crisis vormt het zoveelste bewijs dat ons monetair systeem enkele structurele systeemfouten bevat, die tot onvermijdelijke onevenwichten leiden, en het systeem op zijn grondvesten doen daveren. De centrale vraag van de studiedag bestond uit de vraag hoe een duurzaam monetair systeem er dan wel moet uitzien.

    Eerste spreker was Bernard Lietaer, een wereldautoriteit op het vlak van monetaire systemen en de werking ervan. Hij hield een heel inspirerende lezing waarin hij zorgvuldig uitlegde wat er tijdens de crisis was gebeurd, waar de systemische problemen in ons economisch systeem zitten, en welke oplossingen hij daar tegenover stelt.

    Volgens hem was het overheersende probleem dat er maar 1 soort geld is, waardoor het systeem onvoldoende in staat is om schokken op te vangen. Binnen elk systeem is er namelijk een balans te vinden tussen de efficiëntie van het systeem en de weerbaarheid/veerkracht van het systeem. Er bestaat een bepaalde variatie tussen deze 2 variabelen waarbinnen het systeem leefbaar is, en als het systeem zich buiten deze leefbare variatieruimte begeeft, dan krijg je ofwel stagnatie (als de nadruk teveel op de weerbaarheid/veerkracht van het systeem komt te liggen) of een crash (als de nadruk te veel op de efficiëntie komt te liggen). Volgens hem zal het moeilijk zijn om uit deze crisis te geraken, en loert een L-vormige recessie (1) om de hoek als we binnen het kader blijven denken. Daarom moeten we buiten het kader denken, en werken met complementaire geldsystemen.

    Een complementair geldsysteem is geen concurrerend geldsysteem, en vormt dus geen bedreiging voor het reguliere geldsysteem en de Nationale Bank, maar vormt er een aanvulling op. Wereldwijd bestaan er al 5000 vormen van. Voorbeelden zijn het WIR-systeem in Zwitserland (2) en het Fureai Kippu-systeem in Japan. Ook in Vlaanderen bestaan er reeds enkele complementaire geldsystemen zoals LETS, de A-kaart in Antwerpen, en binnenkort worden er enkele nieuwe opgestart.

    Volgende spreker was Fons Verplaetse, die jarenlang gouverneur van onze Nationale Centrale Bank geweest is. Hij gaf aan niet te geloven in complementaire geldsystemen, en legde de schuld voor de huidige crisis bij de politici aan de ene kant en het Angelsaksische neoliberale (business)model aan de andere kant. De heer Verplaetse is 10 jaar na zijn pensioen nog steeds een erudiet en onderhoudend man, en had weer enkele rake uitspraken klaar. Over de banken zei hij dat ze moesten stoppen met ‘aftroggelen’ (waarmee hij tradingactiviteiten bedoelde), en zich weer moesten richten op traditioneel bankieren. Over Wall Street en de Londense City was zijn mening dat ze stevig weerwerk zouden bieden aan een poging tot herregulering van politici uit Washington en de EU. Een opmerkelijke uitspraak op dit vlak was: “U begrijpt het cynisme niet van die wereld.” Over het geloof van Alan Greenspan in de zelfregulerende werking van de markt en zijn onvoorwaardelijk geloof in Adam Smith vertrouwde hij ons toe dat hij Alan Greenspan ooit had gezegd: “Allez, Alan, voor zo ‘ne verstandige mens, hoe kunde da nu geloven.”

    Toch bleek tijdens zijn betoog dat hij in enkele recente evoluties compleet de boot gemist heeft. Zo bleek de introductie van het concept ‘duurzame ontwikkeling’ in onze samenleving volledig aan hem voorbij te zijn gegaan, en kon hij op dit vlak weinig tot niets bijdragen aan het debat. Ook bleek hij het concept ‘globalisering’ en de status van de VS hierin volledig verkeerd te begrijpen. Op dit vlak is hij overduidelijk blijven steken in de 19e en 20e eeuwse opvatting over economie waar de handelsbalans en de betalingsbalans van een land bepalend zijn voor de status binnen de globale economie. Het valt hem echter te vergeven, want onze Nationale Bank is zelf nog maar sinds 2002 onze economie gaan meten volgens de bezitsgerelateerde betalingsbalans, en ik kan geen cijfers terugvinden op de site van onze Nationale Bank over het globaal commercieel saldo van ons land. Zoals mijn grafiek in bijlage aantoont is deze maatstaf wel degelijk belangrijk, want in tegenstelling tot de negatieve handelsbalans van de VS de voorbije 30 jaar, en de overwegend negatieve bezitsgerelateerde handelsbalans (slechts enkele positieve jaren), staat het positief globaal commercieel saldo van de VS-economie in deze periode. Wat het verschil is tussen deze manieren om naar de handelsbalans en de betalingsbalans van een land te kijken en het belang ervan leg ik binnenkort op deze site uit.

    In zijn wederwoord benadrukte Lietaer het belang van een schokbreker binnen het economische systeem om schokken waaraan het systeem onderhevig is te kunnen opvangen, om het systeem duurzaam te maken. Op het vlak van duurzame ontwikkeling scoorde Lietaer dan ook veel beter dan Verplaetse. Volgens Lietaer zijn complementaire geldsystemen, zijn out-of-the-box-oplossing, een dergelijke schokbreker. Als enige kritische vragensteller in zijn richting in de zaal vond ik het dan ook zeer spijtig dat hij mijn vraag over de manier waarop het Zwitserse WIR-systeem anti-cyclisch werkte, ontweek in zijn antwoord.

    Binnen enkele weken zal ik via deze site een voorstel tot hertekening van het internationale wisselkoersensysteem lanceren, dat exact hetzelfde probeert te doen, nl. een schokbreker te installeren in het systeem, maar dan wel inside-the-box. Mijn ervaring met systeemdenken is gebaseerd op 16 jaar ervaring met recreatief rollenspel en spelsystemen. Die heb ik vermengd met de inzichten die ik verworven heb tijdens mijn studie Internationale Betrekkingen en wat ik het voorbije jaar over macro-economie heb gelezen. Ik ben zeer benieuwd naar wat deze wereldautoriteit op het vlak van economisch systeemdenken over mijn oplossing denkt.

    (1) Tijdens een economische recessie spreekt men vaak van een V-vormige (een kortdurend diep dal, waarna de klim naar boven vrij snel volgt) of een U-vormige (het dal duurt het ietsje langer, maar de klim naar boven wordt ook hier relatief snel ingezet) recessie om de ernst en de te verwachten duur van de recessie aan te geven. Een L-vormige recessie komt er op neer dat er heel snel een dal komt, waar de economie gedurende een aantal jaren blijft hangen, en het heel lang duurt eer er weer een periode van economische groei wordt ingezet. Een goed voorbeeld van een L-vormige recessie is Japan tijdens de jaren 1990.

    (2) Voor meer informatie, zie de website van de heer Lietaer:
    http://www.lietaer.com

    Bijlagen:
    handelsbalans op 3 wijzen.GIF (16.9 KB)   

    11-05-2009 om 14:34 geschreven door Luc  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (2 Stemmen)
    Categorie:debatten
    Tags:crisis, Lietaer, complementair systeem, systeemdenken, macro-economie, duurzaam monetair systeem


    Blog als favoriet !

    Archief per week
  • 18/05-24/05 2009
  • 11/05-17/05 2009
  • 04/05-10/05 2009
  • 27/04-03/05 2009
  • 20/04-26/04 2009

    Zoeken in blog


    E-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.


    Een interessant adres?

    Dropbox

    Druk op onderstaande knop om je bestand naar mij te verzenden.


    Beoordeel dit blog
      Zeer goed
      Goed
      Voldoende
      Nog wat bijwerken
      Nog veel werk aan
     


    Blog tegen de wet? Klik hier.
    Gratis blog op https://www.bloggen.be - Meer blogs