Deel 3: in 1981 wordt het menens.xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
Na de fameuze ontmoeting met Albert Debeurme in januari 1981 (cf. deel 1) ging het allemaal zeer snel. We belegden een vergadering met het organisatiecomité van t vorig jaar (cf. deel 2), weer ten huize van Robert Forêt. Het comité had toen nog geen voorzitter en omdat Robert, naast zijn woonkamer, ook zijn bierkelder ter beschikking stelde, kon het voorzitterschap hem niet geweigerd worden. Veel beslissingen werden er die eerste dag verder niet getroffen. Alleen deze: dat de koers het best kon doorgaan op de laatste zaterdag van augustus, zijnde tevens de laatste zaterdag van de grote vakantie. Onthutsende vaststelling: niemand van de zeven aanwezigen bleek over voldoende organisatorische kwaliteiten te beschikken.
- Ik ken iemand, zei Robert, die verstand heeft van organiseren. t Is mijn schoonbroer, Lucien Van Lancker. Als we die erbij kunnen betrekken, zitten we op rozen. Maar de man heeft een druk leven, en het is niet eens zeker of het idee van een loopkoers in Grijsloke hem zal aanstaan. Iemand zal het hem moeten vragen: ík durf het alvast niet
Lucien was een multi-getalenteerd man en een duivel-doet-al: voorzitter van de Kerkfabriek, bestuurslid van allerlei verenigingen, organisator van de legendarische Nachten van Grijsloke
Ík was degene die het durfde vragen. Weinigen kenden Lucien beter dan ik. Was ik niet een jaar lang samen met hem op kot geweest in Gent? En of hij het initiatief genegen zou zijn? t Vorig jaar had hij de hoofdprijs geschonken (cf. deel 2)! Daarenboven was ik ervan overtuigd dat Lucien niets beter vroeg dan zijn geliefd Grijsloke een evenement te bezorgen dat het kleinste dorp van het land (0,78 km²) weer op de kaart zou zetten, nu de Nachten van Grijsloke ter ziele waren gegaan.
Lucien zei noch ja noch neen. Hij vroeg twee weken bedenktijd. Want, zo zei hij, zon organisatie vraagt een grote inzet, en als ik mij daarvoor engageer, wil ik het goéd doen. Ik was er vrijwel zeker van dat het antwoord ja zou zijn
En het wás ja. Dwars door Grijsloke was gered. En wát er tijdens die eerstvolgende vergadering ten huize van voorzitter Robert Forêt al niet beslist werd!...
Er zouden twee koersen gelopen worden: één over 5 en één over 20 km. Ik mocht het parcours uitstippelen. Dat was toen nog flink afwijkend van het huidig parcours (cf. boek Grijsloke 2000, p. 9 en p. 180). Een jaar later zou het in een andere vorm gegoten worden, waaraan tot op de dag van heden nog maar weinig gesleuteld werd.
Er werd beslist dat iedere deelnemer die zijn koers zou uitlopen (net zoals in Dwars door Brugge) een medaille moest krijgen, een diploma en
een lunchpakket. Daarenboven zouden er trofeeën zijn voor verschillende laureaten + een aantal prijzen (giften van milde sponsors en sympathisanten), via een tombola onder de deelnemers te verdelen. De medaille werd ontworpen door Ludwine Debeurme, dochter van Albert. In ongelooflijk lyrische bewoordingen bezingt Jan Bauwens deze eerste medaille (cf. Grijsloke 2000, p. 146-147). Het kapelletje met de twee jeugdige lopers die erop afgebeeld staan, is hét logo geworden van onze loopkoers. De medailles van Dwars door Grijsloke bleken zeer gegeerd te zijn. Tijdens latere edities zou er nog dertien keer een medaille zijn: telkens een origineel ontwerp. Diplomas zijn er slechts een achttal keer geweest. En van het lunchpakket werd reeds het volgend jaar afgestapt wegens nergens voor nodig en té arbeidsintensief
En er kwam nog zoveel meer bij kijken: de zorg voor de inschrijvingen (voorafinschrijvingen én op de dag van de koers), de borstnummers (die moesten we toen nog zélf maken!), de bevoorradings- en verfrissingsposten, de tijdopname en de uitslagenlijsten en een multifunctionele zaal waar de inschrijvingen, de prijsuitreikingen en de cérémonies protocolaires zouden kunnen plaatsgrijpen. Moeilijkheid: in heel Grijsloke was geen zaal te vinden
En bovenal: sponsors vinden en publiciteit maken, de wereld kond doen dat in Grijsloke iets heel groots te gebeuren stond. Er zou nog veel moeten vergaderd worden en er was veel werk voor de boeg. Lucien zou alles in goede banen leiden.
|