Foto
Foto
Foto

O jerum jerum jerum…

Mijn memoires

(2006, 206 p., 17,95 €)

Te bestellen via mail:

kvansteenbrugge@gmail.com

(geen verzendkosten)

Odysseus op Aiaia
De omzwervengen vanOdysseus
(2013, 100 p., 11,45 €)
Te bestellen via mail
kvansteenbrugge@gmail.com
(geen verzendkosten)
Mijn nieuwste boek "Uit het schuim (van de zee)", de Griekse mythologie in 136 verhalen, 402 p., kan besteld worden via mail (kvansteenbrugge@gmail.com) of via mijn telefoonnummer 056.215944. Prijs: 18,95 euro (er hoeven geen verzendkosten betaald te worden).
Foto
Bezoek Zerar op www.bloggen.be/zerar

VERHAALTJES UIT DE GRIEKSE MYTHOLOGIE:
www.bloggen.be/dzeus
elke maandag en elke vrijdag een nieuw verhaal!

Inhoud blog
  • Proficiat Joe!
  • Waarde lezer van mijn blog...
  • Bibliografie
  • Luchtgitaar
  • Met een klare kijk en... veertig jaar later.
  • Brief aan vier miljoen lezers.
  • Frans De Smet overleden.
  • Recente Tack.
  • Roger Tack
  • Ouessant schapen en digitalis.
  • Drie onbekende Vlamingen
  • Gelukkig Nieuwjaar.
  • NIET ONBELANGRIJK INTERMEZZO
  • De geschiedenis van Dwars door Grijsloke en Loopclub Grijsloke (38)
  • De geschiedenis van Dwars door Grijsloke en Loopclub Grijsloke (37)
  • De geschiedenis van Dwars door Grijsloke en Loopclub Grijsloke (36)
  • De geschiedenis van Dwars door Grijsloke en Loopclub Grijsloke (35)
  • De geschiedenis van Dwars door Grijsloke en Loopclub Grijsloke (34)
  • De geschiedenis van Dwars door Grijsloke en Loopclub Grijsloke (33)
  • De geschiedenis van Dwars door Grijsloke en LoopclubGrijsloke (32)
  • De geschiedenis van Dwars door Grijsloke en Loopclub Grijsloke (31)
  • De geschiedenis van Dwars door Grijsloke en Loopclub Grijsloke (30)
  • De geschiedenis van Dwars door Grijsloke en Loopclub Grijsloke (29).
  • De geschiedenis van Dwars door Grijsloke en Loopclub Grijsloke (28)
  • De geschiedenis van Dwars door Grijsloke en Loopclub Grijsloke (27)
  • De geschiedenis van Dwars door Grijsloke en Loopclub Grijsloke (26)
  • De geschiedenis van Dwars door Grijsloke en Loopclub Grijsloke (25)
  • De geschiedenis van Dwars door Grijsloke en Loopclub Grijsloke (24)
  • Santiago de Compostella.
  • De geschiedenis van Dwars door Grijsloke en Loopclub Grijsloke (23)
  • De geschiedenis van Dwars door Grijsloke en Loopclub Grijsloke (22)
  • De geschiedenis van Dwars door Grijsloke en Loopclub Grijsloke (21)
  • BIBLIOGRAFIE
  • De geschiedenis van Dwars door Grijsloke en Loopclub Grijsloke (20)
  • De geschiedenis van Dwars door Grijsloke en Loopclub Grijsloke (19)
  • De geschiedenis van Dwars door Grijsloke en Loopclub Grijsloke (18)
  • De geschiedenis van Dwars door Grijsloke en Loopclub Grijsloke (17)
  • Mijn laatste drie boeken...
  • De 33e Dwars door Grijsloke.
  • De geschiedenis van Dwars door Grijsloke en Loopclub Grijsloke (16)
  • Europa en de eurobiljetten.
  • Het eerste blogboek.
  • De geschiedenis van Dwars door Grijsloke en Loopclub Grijsloke (15).
  • De geschiedenis van Dwars door Grijsloke en Loopclub Grijsloke (14)
  • De geschiedenis van Dwars door Grijsloke en Loopclub Grijsloke (13).
  • Epocriet.
  • De geschiedenis van Dwars door Grijsloke en Loopclub Grijsloke (12).
  • Een bestseller.
  • De geschiedenis van Dwars door Grijsloke en Loopclub Grijsloke (11)
  • EEN PERFECT CADEAU.
  • De geschiedenis van Dwars door Grijsloke en loopclub Grijsloke (10).
  • De geschiedenis van Dwars door Grijsloke en Loopclub Grijsloke (9).
  • De geschiedenis van Dwars door Grijsloke en Loopclub Grijsloke (8).
  • De geschiedenis van Dwars door Grijsloke en Loopclub Grijsloke (7).
  • De geschiedenis van Dwars door Grijsloke en Loopclub Grijsloke (6).
  • De 31e Dwars door Grijsloke.
  • De geschiedenis van Dwars door Grijsloke en Loopclub Grijsloke (5).
  • Quizzzz.
  • De geschiedenis van Dwars door Grijsloke en Loopclub Grijsloke (4).
  • Vijf jaar geleden.
  • Uit het schuim van de zee.
  • De geschiedenis van Dwars door Grijsloke en Loopclub Grijsloke (3).
  • De geschiedenis van Dwars door Grijsloke en loopclub Grijsloke (2).
  • De geschiedenis van Dwars door Grijsloke en Loopclub Grijsloke (1).
  • Toneelschrijven: een lucratieve zaak.
  • MYTHOLOGISCH BLIJSPEL.
  • Waarom?
  • ZEVERARIJ...
  • Panta rei.
  • Februari.
  • Januari-dialoog.
  • Pietje van 't Hazegras.
  • Niveaus.
  • Onze lieve Heeren.
  • Nieuwjaarsgedichtje.
  • Oudejaarsgedichtje.
  • Over Kerstmis, de paus en Zeyneppeke.
  • Acribie.
  • Reactie op Oostends verhaal.
  • Oostende.
  • Tantezegger.
  • Gravensteenfeesten met Valeer en Freddy, maar... zonder Mico.
  • Cassandra d'Ermilio.
  • Academische zitting!
  • Allerheiligengedicht.
  • Econoshock (brief aan J. Vanlichtervelde).
  • Brief aan W.D.: over azijn, kanker en mitochondriën.
  • Gedichtje voor mijn Tony.
  • Spelenderwijs, godverdomme.
  • Bravo, Jean-Luc!
  • Het antwoord van de filosoof.
  • Brief aan Jan Bauwens, over kunst.
  • En nu: directeur!
  • Gearriveerd (foto)
  • Brief aan Willy Debyser.
  • Reis naar Griekenland (stripverhaal).
  • Afscheid van het Revalidatiecentrum.
  • Wondjes likken...
  • De 28e Dwars door Grijsloke: afgang van de macho's.
  • Tante Sidonie in Peking.
  • Duivensport olympisch?
  • Loezen en flamoezen.
  • Goed nieuws.
  • Grijslokes Olympische maagden.
  • Ronde van Frankrijk.
  • De krant van 18 juli 1940.
  • Gaarne uw mening, Jack.
  • Bauwens over Boonen.
  • De mammelokker.
  • Gisteren was het achtenzestig jaar geleden dat...
  • Plagiaiku's.
  • Brief aan een collega.
  • Ik ga nog even door.
  • Over toebrouks en snelzeêkers.
  • De haan en de high-koe.
  • Het Laatste Nieuws.
  • Het cordon, schematisch.
  • Brief aan Marc Vanhoye.
  • Bloch.
  • Achilleus' wraak (To Margos).
  • Over Hugo Claus, Alzheimer en euthanasie.
  • De nacht van de geschiedenis.
  • Vrije meningsuiting.
  • Griekse mythologie.
  • Professor Sebruyns.
  • Vera Janacopoulos.
  • Valentijn.
  • Schone Kunsten.
  • Het cordon doorbroken.
  • "Een brief... professor".
  • Theseus en Prokroustes.
  • Aan al mijn lezers...
  • Het mooiste kaartje kwam van de vrederechter.
  • Over dokter Deberdt (uit "Meneer Doktoor").
  • Leo Vantorre.
  • Leo Debudt.
  • Fragment uit "De bezetting van het Gravensteen" door Buth.
  • Eigen schuld.
  • Professor Vandendriessche.
  • Nog een brief aan Jack Vanlichtervelde.
  • Joseph uit de Gekko.
  • De foto...
  • Freddy Strumane is weer in 't land: fotoreportage.
  • Brief aan de praeses van moeder Laetitia.
  • Brief aan Jack Vanlichtervelde.
  • november: allerheiligenmaand.
  • Lompe boerkes.
  • Rommelaere & co.
  • Percussieve sublimatie.
  • Het symposium van 3 oktober.
  • Emeriti, Eelbode en Glam.
  • Gesplitst.
  • Justine Henin.
  • Uit het dagboek van Jack Vanlichtervelde.
  • Krantenkop.
  • Gedicht voor Annelies.
  • Nabeschouwingen bij de 27e Dwars door Grijsloke.
  • 2000: GRIJSLOKE 2000 (verzameld werk over Grijsloke)
  • Het woordje van de stichter.
  • Over de Heuvelenloop en... Puk.
  • Nummer 25.
  • Over twee neuropsychiaters.
  • Tollardrieheuvelenloop te Kooigem op 8 juli 2007.
  • Brief aan Jan Bauwens.
  • Zuster van Houwelingen.
  • O jerum jerum jerum...: een hit!
  • Tony 65.
  • Verjaardagen.
  • Goed nieuws en slecht nieuws.
  • (vervolg)
  • (vervolg)
  • Ameland.
  • Darwin of God?
  • Voilà.
  • De krant van 6 april.
  • Het einde komt in zicht.
  • Bij Kalypso.
  • Anzegem en Grijsloke te boek.
  • Feinsin.
  • Het afscheidsmaal.
  • Odysseus praat met de schimmen.
  • Een avondje Gent.
  • In het rijk der doden.
  • Vertrekkensklaar voor de onderwereld.
  • 365 dagen later.
  • Een jaartje geduld...
  • De Gouden Poort.
  • Spectaculaire ontwikkelingen op Aiaia.
  • Op mijn plaats gezet.
  • Brief aan professor van Togenbirger.
  • Meer over Odysseus.
  • Odysseus, ja of neen?
  • De trilogie.
  • De schone dagen van Sint Jan.
  • Bij mijn vriend Raymond Creus.
  • Jack Vanlichtervelde.
  • Malthus.
  • Nieuwjaarsgedichtje.
  • Beste wensen.
  • Over leugens en onzin.
    {TITEL_VRIJE_ZONE}
    Zoeken met Google


    Willekeurig Bloggen.be Blogs
    wesemael_jp
    www.bloggen.be/wesemae
    DE GRAVENSTEENFEESTEN WAREN WEER GOED DIT JAAR! IO VIVAT!
    Gedichtje:

    Mijn Gent

    Je was mijn ál:
    mijn moederborst,
    mijn bierkanaal.

    Mijn knusse woon,
    mijn vaste stek,
    mijn dierbaar oord.

    Mijn jongensdroom,
    mijn wijsheidsbron,
    mijn levensschool.

    Mijn plantentuin,
    mijn Bijloke
    en mijn Rozier.

    Mijn Aula en mijn Brug,
    mijn Amber
    en mijn Nat King Cole.

    Mijn stoverij met friet,
    mijn Meiresonne,
    mijn Kuiperskaai.

    Mijn studentenclub,
    mijn bleke maan,
    mijn Gravensteen.

    Mijn stad,
    waaruit ik
    ál mijn heimwee put.

    Mijn Gent!

    Willekeurig Bloggen.be Blogs
    livada
    www.bloggen.be/livada
    Blog als favoriet !
    Startpagina !
    Mijn favorieten
  • bloggen.be
  • grijsloke.be
  • Willekeurig Bloggen.be Blogs
    kinderdagverblijf
    www.bloggen.be/kinderd
    Een piepklein liefdesgedichtje.

    'k Zou je willen kussen.

    'k Zou je zoveel keren
    willen kussen
    als er sterren
    aan de hemel staan,
    als er korrels liggen
    op het strand,
    ... en nog veel meer.
    Willekeurig Bloggen.be Blogs
    lucky007
    www.bloggen.be/lucky00
    Foto
    Beoordeel dit blog
      Zeer goed
      Goed
      Voldoende
      Nog wat bijwerken
      Nog veel werk aan
     
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto

    Vrouwelijke BV's:
    (mijn TOP 3)
    1. Tanja Dexters
    2. Tine Van den Brande
    3. Annelies Beck
    4. Esther Sels
    5. Annelies Rutten (ik kan maar geen geschikte foto van haar vinden; ik wacht dus maar tot ze er mij zelf een stuurt)

    Willekeurig Bloggen.be Blogs
    fernire
    www.bloggen.be/fernire
    Willekeurig Bloggen.be Blogs
    nabor
    www.bloggen.be/nabor

    Het toneelstuk "DE TWISTAPPEL" is een dolle klucht die gaat over de oorsprong van de Trojaanse oorlog. Voor inlichtingen: www.bloggen.be/kris/archief.php?ID=855455  of mail kris.vansteenbrugge@skynet.be .

    SCHRIJVELARIJ
    over: GENT, GRAVENSTEEN, GRIEKENLAND, GRIJSLOKE, GEZONDHEID, GENEESKUNDE, GEHOOR, G-PLEK.
    ...........Voor verhaaltjes uit de Griekse mythologie, surf naar www.bloggen.be/Dzeus ...........Voor recente cursiefjes, surf naar www.bloggen.be/pierpont ...........PICTAIKU'S (de allernieuwste kunstvorm) vindt u op www.bloggen.be/pictaiku
    18-11-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Cassandra d'Ermilio.
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Dit wordt weer eens een stukje naar aanleiding van een krantenartikel, namelijk uit de weekend-editie van Het Nieuwsblad. Ach, als een mens de krant toch niet had!...

    Het artikel gaat over een Waals meisje uit Quaregnon: donkerharig, bloedmooi en kandidate Miss België. Ze heet Cassandra d’Ermilio. De achternaam wijst bijna met zekerheid op een Italiaanse afkomst. De voornaam verwijst naar een figuur uit de Griekse mythologie: prinses Cassandra van Troje. Over deze laatste wil ik het hebben in een inleidende beschouwing. Die inleiding is vanzelfsprekend totaal overbodig voor de trouwe lezers van mijn weblog over de Griekse mythologie (www.bloggen.be/dzeus) waar Cassandra meer dan eens aan bod komt…

    Men hoort te weten dat Cassandra een van de aantrekkelijkste vrouwelijke wezens was uit de klassieke oudheid. Zij was de dochter van de Trojaanse koning Priamos. Twee van haar broers waren: Hektor, Trojes dapperste krijger, en Paris, die Helena van Sparta schaakte en daardoor de oorlog van Troje veroorzaakte. Cassandra was zo onbeschrijflijk mooi dat de god Apollo niet aan haar charmes kon weerstaan en verlangde met haar “het bed te delen”. Zij beloofde aan zijn wensen te zullen voldoen als hij haar eerst de gave van de helderziendheid verleende. Daar ging Apollo gewillig op in, maar Cassandra verbrak haar belofte en ze liet de god niet toe in haar bed. Hierdoor ten zeerste ontstemd, had Apollo niets liever gewild dan die gave ongedaan te maken, maar dáár zijn goden nu eenmaal niet toe in staat. Wel bezwoer hij dat niemand ooit enig geloof aan haar voorspellingen zou hechten. Cassandra heeft de Trojaanse oorlog voorspeld en ze heeft de Trojanen gewaarschuwd dat het binnenhalen van het houten paard hen fataal zou worden. Toen koning Agamemnon haar als oorlogsbuit meenam naar Mykene, voorspelde zij dat ze allebei zouden gedood worden door Agamemnons echtgenote. En omdat inderdaad niemand haar wilde geloven, zijn al die rampen uitgekomen.

    Maar dat is, beste lezer, meer dan drieduizend jaar geleden gebeurd. Genoeg dus over Cassandra, de mooie profeterende prinses van Troje, die door niemand geloofd werd. Laten we dus maar gauw terugkeren, met onze beide voetjes op de grond, naar de heerlijke realiteit, ’t is te zeggen naar de al even mooie Cassandra d’Ermilio. En wat staat er in de krant? Dat Cassandra d’Ermilio dom zou zijn! So what? Miss België is tot dusver nog altijd een schoonheidswedstrijd, dunkt me. De miss moet in de eerste plaats mooi zijn! Is ze ook nog intelligent dan is dat mooi meegenomen. Zoals het mooi meegenomen was dat de winnares van “de slimste mens ter wereld”, Annelies Rutten, ook nog “leuk om te zien” was, leuker dan verscheidene nationale misses van de laatste jaren.

    Toch wil ik hier ter discussie stellen, de vraag of mooie Cassandra uit Quaregnon nu werkelijk dom is. Wát is het gegeven? Cassandra schat het aantal bollen van het atomium op tien, het aantal Belgische koningen op vijftien. Zij ziet de nationale feestdag op 21 september en op de vraag in welk jaar “expo ‘58” plaats vond, antwoordt zij met haar lief stemmetje: je ne sais pas. Allemaal diepzinnige en profetische uitspraken. Met die tien bollen bewijst zij toch even dieper na te denken dan de andere kandidates die het aantal op negen taxeren, want elk van die bollen staat voor één van de Belgische provincies, die ten tijde van de bouw van het atomium ten getale van negen waren, maar nu ten getale van… tien zijn. En omdat zij, als Walinnetje, ongetwijfeld unitarist is – een prachtige eigenschap toch voor een nationale miss! – voorziet zij nog een lang leven voor het Belgenland, nog negen koningen lang. Maar ’t zouden er natuurlijk ook drie keer drie (één voor Brussel, één voor Vlaanderen en één voor Wallonië) kunnen zijn, voor het geval mijn voorstel van september 2007 het toch nog haalt (zie mijn cursiefje “gesplitst” d.d. 19.9.2007). Tel bij die negen de zes koningen waarmee we al gezegend zijn geweest en wat bekomt u dan? Precies: vijftien! ’t Moet zijn dat mijn voorstel voor een gezamenlijke nationale feestdag voor de drie koninkrijkjes, op 6 januari, het niet zal gehaald hebben. Onze mooie helderziende heeft het immers over 21 september… een schitterend compromis tussen 21 juli en 27 september (Waalse feestdag). Getuigt dat alles niet van een haast bovennatuurlijk verstand?

    Blijft natuurlijk de vraag naar het jaar van “expo ‘58”. Hoe zou u, gewaardeerde en verstandige lezer, reageren als men u zou vragen wanneer de oorlog ’14-18 heeft plaatsgegrepen? Ik durf wedden dat u zou denken dat de vraagsteller u voor de gek houdt en dat u, weemoedig het hoofd schuddend, zou zeggen: ik weet het niet…

    ’t Zal toch zeker niet waar zijn dat dit onwezenlijk mooi Waals creatuurtje, Cassandra d’Ermilio, zo deerlijk zal miskend worden als haar Trojaanse naamgenote, voor wie zij zowel in schoonheid als in wijsheid nauwelijks moet onderdoen. U weet dus, lieve lezer, wat u te doen staat, als het ogenblik daar zal zijn dat uw mening gevraagd wordt: sms Cassandra!

    18-11-2008 om 00:00 geschreven door Kris Vansteenbrugge  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (1)
    14-11-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Academische zitting!
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    (Na mijn toespraak op 29 oktober l.l. vroeg de senior seniorum, Cedric Dierens, mij of ik hem de inhoud van mijn voordracht kon bezorgen. Ik heb hem beloofd mijn best te doen om alles wat ik daar verteld heb, op papier te zetten… en op mijn blog, ten behoeve van mijn trouwe lezers. En omdat belofte schuld maakt, ziehier:)

     

    Mijnheer de rector, senior seniorum, mevrouw de senator, andere hoogwaardigheidsbekleders, commilitones, commilitoneskes en, waarom niet, schachten en schatinnekes,

     

    Toen de senior seniorum mij, enkele dagen geleden, vroeg of ik bereid was een toespraak te houden, ter gelegenheid van de viering van het 75-jarig bestaan van het Gents Seniorenkonvent, popelde mijn hart van vreugde. In de aula nog wel! Dat geluk was mij nog nooit te beurt gevallen. Het onderwerp van mijn uiteenzetting werd helemaal aan mijzelf overgelaten: iets waarover ik het liefst sprak, een onderwerp dat mij goed lag… Is er één onderwerp waarover eens mens liéver spreekt, dan over zichzelf? Ik zal het dus over mezelf hebben…

    Eénenvijftig jaar geleden – éénenvijftig jaar en drieëntwintig dagen, om precies te zijn –  stond ik hier, vóór de aula, aan de overkant van de straat, als bange schacht, met bevende knieën, een schouwspel gade te slaan, dat grote indruk op mij maakte. Een stuk of twintig professoren, in zwarte toga en met zo’n vierkante “pet” op – van waar ze plots opgedoken waren, was mij niet duidelijk – schreden de trappen op die naar de indrukwekkende poort van de aula leidde. Zelf mocht ik de aula niet binnen, net zo min als de meeste anderen die zich buiten het gebouw hadden verzameld. Wat er zich daarbinnen verder heeft afgespeeld heb ik ’s anderendaags vernomen via de krant: toespraken, en zo… Maar zoals ik al zei: het schouwspel had indruk op mij gemaakt en een gevoel van dankbaarheid overviel mij, jegens mijn ouders, die mij in staat stelden om te gaan studeren aan de universiteit. Ik nam mij voor hun vertrouwen niet te beschamen…

    Tussen de professoren had ik er één gezien die nog iets beter getooid was dan de anderen. Hij droeg een soort bontkraag, een witte met zwarte stippen – ’t kan ook een zwarte met witte stippen geweest zijn: dát was de rector. Het hoogst haalbare aan de universiteit, zo leek het mij toe. Ik dorst er niet aan denken dat ikzelf ooit rector zou worden. Voor alle duidelijkheid: ik bén het ook nooit geworden…

    Ik was een maand of twee student in Gent, toen een medestudent mij meenam naar een clubavond van het Seniorenkonvent. Er was zeer veel volk. Vooraan zaten de tenoren, de bestuursleden. Mijn vriend vertelde mij wie de cantor cantorum was, de zedenmeester, de schachtentemmer, de secretaris, de penningmeester. Ze hadden een groot lint met de kleuren van ’t SK, geel en blauw. En dan die man in ’t midden: die had een nog breder lint, hij droeg een mantel om de schouders en met een stok dirigeerde hij het hele gebeuren. Dat was de senior seniorum. De naam van de toenmalige rector ben ik vergeten, maar de naam van die senior seniorum is mij bijgebleven: Theo Biesemans. Senior seniorum, dát was het hoogst haalbare aan de universiteit. Dát was wat ik wilde worden. Maar een beetje realist was ik, simpele, schuchtere, dwaze,  bange schacht toch wel: dat zou ik wel nóóit bereiken…

    Maar het wonder voltrok zich. Vijf jaar later was ikzelf senior seniorum. Mijn geluk kon niet op. Modelclubavonden leiden, een menigte studenten toespreken van op de kantelen van het Gravensteen, in pitteleer het Gravensteenbal openen met de marraine van Leuven – Gent had toen nog geen marraine: het vervulde mij met trots en het maakte mij de koning te rijk. Op alle clubavonden werd ik uitgenodigd en telkens als ik de zaal betrad, hief men te mijner ere het “ io vivat” aan.  Maar… aan alle liedjes komt een einde. Ik maakte mijn laatste clubavond mee in de schoot van mijn eigen regionale club, Moeder Laetitia, op een avond in mei. ’t Was in Afsnee, in de Nenufar. Op ’t einde van de avond werd zoals gewoonlijk de Oude Roldersklacht gezongen. Hoe vaak had ik die Oude Roldersklacht weliswaar ingetogen doch onbekommerd meegezongen! Maar nu was het anders. De mooiste levensperiode werd afgesloten. We waren ons niet bewust geweest dat er ooit een einde zou aan komen. Nu was het einde daar. Vele vrienden zouden we nooit meer terugzien. Dikke tranen bolden over mijn wangen toen die Oude Roldersklacht werd gezongen: O jerum jerum jerum, o quae mutatio rerum. Hoe intens, hoe ontroerend klonk de tweede strofe: Waar zijn zij die voor ’t Gentsche bier hun laatste cent verdronken? Als wereldbazen op de zwier, met volle potten klonken. Zij gingen, ’t hoofd gebogen voort, van hier naar ’t stil geboorteoord.

    Ik was afgestudeerd en dus trok ik mij terug in ’t stil geboorteoord. Legerdienst, enkele jaren buitenland en… naar Gent kwam ik niet meer. Geen stad was mij dierbaarder en ik koesterde de jaren die ik in Gent had doorgebracht in mijn binnenste als een kostbaar kleinood. Maar iets onverklaarbaars weerhield er mij van naar Gent terug te keren. Ik was als het ware bang dat die mooie herinneringen erdoor zouden bezoedeld worden. En toen ik het dan toch eens waagde en in de Sint-Pietersnieuwstraat studenten mijn pad kruisten, was er niemand die mij groette. Logisch natuurlijk: niemand kende mij nog. Ik had er één bij de strot willen grijpen en hem toeschreeuwen: “Kent ge mij dan niet? Ik ben de senior-seniorum!” Ik nam mij voor alleen nog naar Gent te komen als er geen studenten waren: in de week-ends en tijdens de vakanties. Op de Gravensteenfeesten durfde ik mij alleszins niet meer te vertonen. Ik was gewoon bang: ik zou schromelijk uit de toon vallen, het verleden bederven.

    Er kwam een kentering, de dag dat mijn oude vriend Mico Claeys mij een jaar of vijftien geleden voorstelde om samen naar de Gravensteenfeesten te gaan. Híj had tenminste het contact met het studentenleven nooit verloren. En weer was het alsof een wonder zich voltrok. Plots kenden ze mij weer, de “commilitones”, ik was allesbehalve “een vuile bourgeois”, ik was weer één van hen. Jaar na jaar mocht ik als eerste de grote salamander commanderen in het Gravensteen – in  dat die eer mij te beurt viel komt alleen doordat ik de oudste was. Ik begon dat op de duur wel een beetje gênant te vinden en ik belde er een stuk of tien op, die in de jaren vóór mij senior seniorum waren geweest. Maar, óf ze hadden het te druk, óf ze waren te oud of te ziek, óf ze waren reeds naar de eeuwige jachtvelden vertrokken – wat dus wel een héél serieus “alibi” was… Eén was er die onomwonden verklaarde dat hij gewoonweg niet durfde. En weet ge wie die sukkel was: Theo Biesemans, mijn held, mijn groot voorbeeld! Als ik goed geïnformeerd ben, is hij een paar jaar later gestorven… van verdriet, veronderstel ik.

    Tot vóór twee jaar, in ’t jaar 2006, was ik de oudste pro-senior seniorum op die Gravensteenfeesten. Vorig jaar was daar immers Frans Verberckmoes die negen jaar vóór mij preses was en die het gras van vóór mijn voeten kwam wegmaaien. Het was overigens in ’t jaar 2006 dat ik besloot mijn memoires te schrijven. Te vroeg, naar sommigen beweren. Ik vond van niet. Ten eerste ben ik van mening dat men zijn memoires dient te schrijven als men het eerste stadium van dementie nog niet voorbij is, dat is als de schade nog beperkt is tot het vergeten van namen van bekenden en het dichtritsen van de broek. Het tweede stadium maakt een schrijver te enenmale ongeschikt: ik bedoel wanneer hij de gezichten van bekenden niet meer herkent en vergeet zijn rits ópen te doen… En ten tweede: wat zal er in de jaren die mij eventueel nog resten, nog te beleven vallen? Wat is er nog te beleven geweest ná dat afscheid in de Nenuphar? Bitter weinig. Ik heb mijn memoires de titel gegeven “O jerum jerum jerum…”, de klacht van de student die met volle teugen van het studentenleven heeft genoten en die nu sterven gaat. Tachtig procent van het boek gaat over dat studentenleven. Al de rest is bijzaak.

    Ik wens aan al de commilitones, de commilitoneskes, de schachten en de schatinnekes een prachtig studententijd toe, zoals ikzelf er één heb gekend. Ik wens hen in hun later leven de nostalgie toe naar die heerlijke studententijd, een nostalgie die pijn doet aan het hart. Maar ik kan u verzekeren: ’t is een zoete pijn. En aan de afgestudeerden wens ik toe dat zij, net als ik, vroeg of laat de weg terugvinden.

    Het ga jullie goed.





    14-11-2008 om 16:22 geschreven door Kris Vansteenbrugge  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    01-11-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Allerheiligengedicht.
    Afscheid van een geliefde.

    'k Heb je bemind,
    'k heb zoveel van je gehouden,
    'k heb je zo lief gehad.

    'k Wou dat het
    nu niet voorbij was.

    'k Wou dat alles nog beginnen moest.

    01-11-2008 om 00:00 geschreven door Kris Vansteenbrugge  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    28-10-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Econoshock (brief aan J. Vanlichtervelde).

    Beste Jack,

     

    Vooreerst hartelijk dank voor de mooie dag die we bij jullie hebben mogen doorbrengen in de stille Kempen. ’t Was weer eens een verademing in deze bange tijden van crisis.

    Sinds jaar en dag ben jij een fervent lezer van Het Laatste Nieuws. Je hebt dus ongetwijfeld het artikel op pagina 5 van de krant van gisteren 27 oktober gelezen. De schrijver is weer Dietert Bernaers (pseudoniem van Dieter Bernaerts?), dezelfde die enkele dagen geleden het artikel over DCA heeft geschreven, het wondermiddel tegen kanker, waarover we het nog uitgebreid hebben gehad. Een knapperd, die Dietert. Het artikel gaat over een boek van ene Geert Noels, een slimme gast in geldzaken. Het boek is uitgegeven bij Houtekiet en het kost 29,95 euro. De titel van het boek: “Econoshock”. Er is ook een ondertitel: “Hoe zes economische schokken uw leven fundamenteel zullen veranderen”. De eerste schok is de zogenaamde “demografische schok”. Bernaers aan het woord: “De wereldbevolking is de vorige 40 jaar verdubbeld. We moeten ons de vraag stellen hoeveel mensen onze aarde eigenlijk aankan”. Is dat niet volkomen te rijmen met de leer van Malthus? Weet je nog dat ik je begin vorig jaar – op 4 januari 2007 om precies te zijn – een brief geschreven heb over het malthusianisme? Weet je nog dat ik toen schreef…

     

    Waarover gaat de leer van Malthus, ofte het “malthusianisme”? Dat de exponentiële groei van de wereldbevolking niet zal bijgehouden worden door de economische groei, waardoor onvermijdelijk afgestevend wordt op een catastrofe, de zogenaamde “malthusiaanse catastrofe”. Malthus zelf was er niet zeker van hoe de catastrofe van de uiteindelijke totale maatschappelijke ellende kon voorkomen worden en óf die  überhaupt te voorkomen is. Oorlogen en epidemieën zijn er om de bevolkingstoename in te dijken: als dusdanig zeer nuttig. Maar Malthus zag meer heil in geboortebeperking. Hij noemt abortus en contraceptie. Hij was een voorstander van het gebruik van condooms en hij bracht ze zelf aan de man. Hoe zeer zou hij de moderne waaier van contraceptiemogelijkheden niet toegejuicht hebben, mocht hij in deze tijd geleefd hebben!

     

    … en na enige uitweiding over de malthusianisten in mijn eigen familie:

     

    Heeft Malthus ondertussen gelijk gekregen? De totale catastrofe is er na tweehonderd jaar niet gekomen. Nóg niet. Niemand kan ontkennen dat de bevolkingsgroei niet onbeperkt kan doorgaan en dat grotere oorlogen en grotere epidemieën dan degene die we tot op heden gekend hebben, zullen nodig zijn om de wereldbevolking binnen de perken te houden. Onze katholieke kerk draagt, bij monde van de pausen, alvast haar steentje bij door het verbieden van condoomgebruik, waardoor de ziekte aids haar kans geboden krijgt. Anderzijds werkt dat condoomverbod, evenals het verbod van andere anticonceptiva, in tegenovergestelde zin. En dan is het nog maar de vraag naar welke kant de balans doorslaat. Misschien is dat wel een nul-operatie. Zoals  dat bij de kikkers gaat: van de duizenden kikkervisjes die één kikker produceert, krijgen er slechts een paar  de kans om op te groeien tot een volwassen kikker. De anderen gaan dood. Allemaal zieltjes voor de hemel. Over een mogelijke overbevolking in de hemel heeft Malthus, die nochtans dominee was, zich bij mijn weten niet uitgesproken…

     

    En de andere “schokken” van Noels? Ik denk dat ze alle tot Malthus te herleiden zijn: overbevolking! Voor drie van die schokken is het zelfs voor de “volslagen leek” duidelijk: de Chinese schok, de energieschok, de groene schok… Dat de malthusiaanse catastrofe aangebroken is, wees daar maar zeker van. Jij was er net zo goed als ikzelf van overtuigd dat die er ooit zou komen. Maar omdat ze al een paar honderd jaar op zich liet wachten, hadden we nooit gedacht dat ze er nu zo snel zou komen… Anders hadden we ons geld thuis bewaard, in een kluis, diep in de grond, of op spaarboekjes… We waren niet ingegaan op de goedbedoelde adviezen van onze fiscale adviseurs en we hadden ons geld niet belegd in goede-huisvader-aandelen en in allerlei fondsen. Ons appeltje tegen de dorst, dat als aanvulling van ons pensioentje moest dienen, is nu nog slechts een hálf appeltje. En wie weet wordt dat half appeltje niet nog eens gehalveerd? Een degelijk rusthuis zit er voor ons wellicht niet meer in. Maar de malthusiaanse catastrofe heeft alvast ook enkele positieve kantjes. We kunnen honderden creatieve besparingen doen. Die heerlijke kostbare gerechten die Bea ons bij ieder bezoek voorzet, kunnen best vervangen worden door frietjes met stoverijsaus en appelmoes, en de uitgelezen wijnen door een eenvoudig biertje. Het zal best lekker zijn, onze gezondheid zal er niet onder lijden en het zal herinneringen oproepen aan onze studentenjaren. Kop omhoog, Jack, en blijf positief denken. Vooral positief denken, Jack.

     

    Groeten voor jou en kusjes voor Bea,

     

    Kris.

     

    P.S. Heb ik je al verteld dat ik morgen een speech mag houden in de aula van de Gentse universiteit, ter gelegenheid van het 75-jarig bestaan van het Seniorenkonvent? En dát in aanwezigheid van de rector en andere hooggeplaatsten. En of ik dáár fier op ben!

    28-10-2008 om 14:33 geschreven door Kris Vansteenbrugge  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    23-10-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Brief aan W.D.: over azijn, kanker en mitochondriën.

    Beste Willy,

     

    Op deze kille maar zonnige herfstdag wil ik het met jou, die toch klinisch bioloog en biochemicus bent – zij het gepensioneerd –, hebben over azijnzuur en een paar derivaten ervan. Bij zo’n onderwerp voel jij je natuurlijk als een vis in ’t water. Komaan, hier gaan we dan…

    Jan met de pet weet dat wijn op den duur azijn wordt, of althans wijnazijn. En wie een beetje organische scheikunde heeft gestudeerd weet dat de gewone azijn die onze lieve echtgenotes in de keuken gebruiken, een oplossing is van azijnzuur in water: één deel azijn voor zo’n vijfentwintig delen water. Allicht wat minder bekend is dat azijnzuur gemaakt wordt door koolmonoxide (dat “populair” giftig gas) te laten reageren met methylalkohol. Jou hoef ik natuurlijk niet te wijzen op het verschil tussen dit laatste product en het heerlijk roesbrengend ethylalkohol – dat ene lettertje, een “emmetje”, maakt inderdaad een wereld van verschil. De beide genoemde giftige stoffen laat men dus met elkaar reageren, onder bepaalde voorwaarden van druk en temperatuur en met behulp van een “catalysator”. En alzo ontstaat azijnzuur. Kun je nog volgen? Jij wél natuurlijk! Om het nog even in ’t kort samen te vatten: methylalkohol + koolmonoxide à azijnzuur. Of nog korter: CH3OH + CO à CH3COOH. Zo worden er wereldwijd in de chemische industrie jaarlijks vele miljoenen liters – of zijn het er miljarden? – geproduceerd. Volledigheidshalve moet ik er aan toevoegen dat er nog andere manieren bestaan om azijnzuur te bereiden. Maar dat zou ons misschien te ver leiden. Misschien zitten we nú al te ver. ’t Zou mij daarenboven niets verwonderen als jij je aan ’t afvragen bent, waarom ik in godsnaam over azijnzuur aan ’t lullen ben. Geduld, mijn beste Willy, de verantwoording komt. Maar eerst wil ik nog wijzen op het enorm belang van azijnzuur in de chemische industrie, voornamelijk in de bereiding van allerhande kunststoffen. En verder – en dan kom ik helemáál in jouw vak terecht – speelt het een belangrijke rol in de biochemie, bijvoorbeeld als bestanddeel van acetylcholine, wat toch één van de belangrijkste neurotransmittors is in ons lichaam. En dan wil ik ook nog wijzen op drie producten die afgeleid zijn van azijnzuur, nl. het (mono)chloorazijnzuur (MCA of CH2ClCOOH), het dichloorazijnzuur (DCA of CHCl2COOH) en het trichloorazijnzuur (TCA of CCl3COOH). Het zijn moleculen waarbij respectievelijk één, twee en drie chlooratomen de waterstof van de methylgroep vervangen hebben. Dit taaltje heeft voor jou natuurlijk geen geheimen. Niettemin kan ik mij voorstellen dat je, nu je rustig van je pensioen aan ’t genieten bent, daar liever niet al te veel mee geplaagd wordt. Maar even geduld: stilaan komen we dichter bij de ontknoping…

    Eerst nog even vertellen dat zowel het monochloor- als het trichloorazijnzuur geen onbekenden zijn voor mij. Ik kende ze als producten die caustisch zijn voor huid en slijmvliezen. Het laatste heb ik in mijn praktijk vaak gebruikt bij de behandeling van neusbloedingen, voor het dichtschroeien van bloedvaatjes. Ook allerlei huid- en slijmvliesletsels, granulatieweefsel en kleine gezwelletjes zoals wratjes en poliepjes, kwamen in aanmerking voor een behandeling met trichloorazijnzuur. Het dichloorazijnzuur daarentegen was voor mij nochtans een gesloten boek, tot ik het vier dagen geleden leerde kennen, via een artikel in de week-end editie van Het Laatste Nieuws: DCA, WONDERMIDDEL TEGEN KANKER? (Twee volle pagina’s, auteur Dietert Bernaers). Er worden voorbeelden aangehaald van terminale kankerpatiënten die genezen zijn door het gebruik van DCA. De werking van het DCA zou, volgens dat artikel,  als volgt te verklaren zijn:

    “ DCA schakelt de energiefabriekjes in de cel, de mitochondriën, weer aan. In tumorcellen zijn de mitochondriën uitgeschakeld, waardoor ze kunnen blijven delen en woekeren want de mitochondriën sturen ook de celdoding. Als DCA de mitochondriën weer activeert, dwingt dat de abnormale cel tot ‘zelfmoord’. Tegelijk zou DCA op gewone cellen geen invloed hebben.”

    Een theorie natuurlijk, die door wetenschappelijk onderzoek zou moeten getoetst worden. Maar laat ik nu eerst een persoonlijke opvatting over het ontstaan van kanker uit de doeken doen. Het heeft veel met calorieën te maken… Je mag het ook voorleggen aan je zoon, professor Zeger Debyser, die op het gebied van kankeronderzoek toch één van ’s lands grootste autoriteiten is. Ziehier:

     

    De opgenomen calorieën worden door ons organisme gebruikt om energie te leveren. Het teveel aan calorieën wordt opgestapeld onder de vorm van vet. Wanneer de stapelplaatsen (voornamelijk de onderhuidse vetlaag) vol zitten, d.i. verzadigd zijn, en er steeds méér calorieën aangevoerd worden dan er verbruikt worden, dan heeft het organisme een probleem. Het moet namelijk iets aanvangen met die overtollige calorieën: het moet ze kwijtraken!

    De wijze waarop onze voedingsstoffen de nodige energie leveren om ons lichaam in stand te houden en aan onze levensbehoeften te voldoen is de verbranding of oxidatie. Te vergelijken met de wijze waarop de kachel energie (= warmte) levert door de verbranding van brandstoffen. In ons lichaam gebeurt de verbranding in onvoorstelbaar veel kacheltjes, nl. zeer kleine  korreltjes die in onze lichaamscellen aanwezig zijn. Die korreltjes noemt men mitochondriën. De brandstof komt via de darm en het bloed in de lever terecht en wordt daar omgezet in een  koolhydraat (een suiker) bestaande uit zes koolstofatomen (C6H12O6), zijnde de brandstof waarop de mitochondriën zijn afgesteld. Deze wijze van energielevering is bijzonder zuinig (zeer hoog rendement!) en de afbraakproducten die daarbij ontstaan (“de asse”) zijn koolzuurgas (kooldioxide of CO2) dat via de longen wordt uitgeademd en water (H2O), niet in het minst “vervuilend” dus voor het organisme. Dat energieleveringsproces in ons lichaam kan dus schematisch als volgt worden weergegeven: C6H12O6 (de brandstof) + O2 (de zuurstof) à CO2 + H2O + energie. Of om de rekening te doen kloppen: C6H12O6 + 6 O2 à 6 CO2 + 6 H2O + energie. Dat wil dus zeggen dat in het “zuinig en milieuvriendelijk mitochondriënkacheltje” een suikermolecule wordt verbrand (d.i. verbonden met zuurstof) en dat daarbij een (maximale) hoeveelheid energie vrijkomt, naast de niet-vervuilende afvalstoffen water en koolzuurgas.

    Het probleem ontstaat dus wanneer de brandstoftoevoer (zeg maar: calorieëntoevoer) veel groter is dan de energie-eisen die het lichaam stelt, en de “stapelplaatsen” vol zitten. Hierbij dient opgemerkt dat de ene persoon een veel geringere stapelingscapaciteit heeft dan de andere en bij wijze van spreken al “vol” zit, zonder dik te zijn… Te veel brandstof dus, die het organisme moet zien kwijt te raken, zonder daarom te veel energie te produceren. Om dat doel te bereiken wordt overgeschakeld op “vergisting”, d.i. de zogenaamde anaërobe (d.i. zonder zuurstof) afbraak. Hierbij wordt een suikermolecule afgebroken tot twee moleculen melkzuur (C3H6O3). Bij dit laatste proces komt maar een héél klein beetje energie vrij. Dus: C6H12O6à 2 C3H6O3 + weinig energie. Het afbraakproduct melkzuur is evenwel niet “milieuvriendelijk”: de cel wordt te zuur en dreigt te sterven…

    De cel ziet geen andere mogelijkheid om zich te verdedigen tegen die verzuring dan door zich te delen. Op die manier worden de zure producten over twee cellen verdeeld. Direct na de deling bevatten de dochtercellen maar half zoveel mitochondriën omdat deze laatste zich in eerste instantie gaan verdelen over de nieuwe cellen en zich pas later zelf gaan delen in die nieuwe cellen. Blijft nu de verzuring aanhouden door blijvend overaanbod aan brandstof (en eventueel ook door zuurstoftekort) dan delen die cellen zich opnieuw, vóórdat hun aantal mitochondriën weer op het normale peil gekomen zijn. De “kleindochtercellen” hebben aldus nóg minder mitochondriën en zo gaat het verder tot bepaalde cellen hun aëroob vermogen totaal verloren hebben en verworden zijn tot cellen die alleen nog over een anaëroob mechanisme beschikken en proberen te overleven door zich voortdurend te delen. Gevolg: ongecontroleerde groei. Kanker!

     

    Zijn de mitochondriën in de kankercel uitgeschakeld? Of zijn ze te gering in aantal? Werkt DCA echt? En hoe werkt het? Onderzoeken maar, zou je zo denken. Edoch, ziehier wat Wikipedia ons daarover leert:

    “Omdat DCA reeds een bestaande organische verbinding was op het moment dat de eventuele werkzaamheid tegen kanker ontdekt werd, is het juridisch niet mogelijk om deze stof te patenteren. Om die reden is het voor de farmaceutische industrie niet interessant om onderzoek te doen naar DCA: door het ontbreken van een patent is het immers onmogelijk om de zeer hoge onderzoekskosten ooit terug te verdienen. Een eventueel vervolgonderzoek kan dus helaas alleen plaatsvinden als er een geldschieter gevonden kan worden die bereid is te aanvaarden dat hij zijn geld nooit meer terug zal zien”.

    Ik heb het probleem voorgelegd aan mijn wijze vriend Jack Vanlichtervelde. “Zou de staat dat onderzoek niet kunnen financieren?” heb ik hem gevraagd. En weet je wat hij geantwoord heeft? “Ben je mal? De staat heeft daar geen enkel belang bij. Wel in tegendeel!”

    Daar moeten we het dus mee doen. Misschien kan Lance Armstrong helpen? Die steunt het kankeronderzoek. Belangeloos. Dat zegt men toch…

     

    Gegroet, mijn beste Willy, en bedankt om dit alles te lezen, en wees vooral niet bang om er jouw gedacht over te zeggen. Vergeet vooral niet je lieve vrouwtje Lieve een kusje te geven, in mijn naam.

     

    Kris.

    23-10-2008 om 03:02 geschreven door Kris Vansteenbrugge  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    17-10-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Gedichtje voor mijn Tony.

    In een kartonnen doos op zolder staat een bedje van balatum en in dat bedje ligt Tony, mijn dierbaarste vriendje uit mijn kleuterjaren. Een broertje of een zusje heb ik nooit gehad, zelfs geen huisdiertje - de haantjes Peetje en Sugar niet te na gesproken. Er was enkel... Tony. Vandaag ben ik hem weer eens gaan groeten en ik heb hem een kusje gegeven of zijn verhakkeld neusje. Aan hem heb ik het hiernavolgend gedichtje gewijd (uit mijn dichtbundel "Er is geen god voor hondjes" - requiem voor Bobby en drie dozijn kleine tedere liefdesgedichtjes - 2004):

    Voor mijn Tony.

    Zestig jaar na datum
    haal ik je weer
    uit je bedje
    van balatum.

    Je petje staat
    wat scheef
    en je neusje
    is geschaafd.

    Je was mijn troost,
    mijn toeverlaat.
    Tony mijn, kom hier,
    kom aan mijn hart,
    ik ben weer vier.

    Ik bid de Heer
    dat als ik weldra
    weg ben uit dit leven
    er nog iemand wezen mag
    die om jou zal geven.


    17-10-2008 om 17:32 geschreven door Kris Vansteenbrugge  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (1)
    16-10-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Spelenderwijs, godverdomme.

    In mijn vorig verhaal heb ik laten doorschemeren dat ik een boek aan ’t lezen ben van Dimitri Verhulst, onze meest succesrijke Nederlandstalige schrijver. Tot voor een paar weken moest hij Piet Huysentruyt en Herman Brusselmans laten voorgaan, maar met zijn laatste boek “Godverdomse dagen op een godverdomse bol” is het dus… bingo! Driehonderdduizend exemplaren in één week tijd, dat moet je verdienen! Waarschijnlijk is Dimitri daarmee nu de grootste Nederlandstalige schrijver aller tijden. Vorig jaar was hij met “De helaasheid der dingen” al de béste, nu is hij dus ook de grootste. En zeggen dat men met duizend exemplaren in Vlaanderen reeds aan een bestseller toe is…

    Het boek waar ik, beste lezer, mij nu doorheen aan ’t worstelen ben is inderdaad “Godverdomse dagen op een godverdomse bol”. Uit doorgaans min of meer redelijk goed ingelichte bron heb ik vernomen dat de oorspronkelijke titel “Godverdomse dagen op een godverdomse bol, godverdomme” was, maar dat ze – de uitgever? –  om een of andere duistere reden die laatste “godverdomme” hebben weggelaten. Hetgeen spijtig is, want “godverdomme” is een woord dat erg goed aanslaat, ook in het buitenland – zo heb ik een Engelse vriend die maar één Nederlands woord kent, namelijk “godverdomme” –, want laten we niet vergeten dat een bestseller als “Godverdomse dagen op een godverdomse bol” binnen de kortste keren in alle talen zal vertaald worden. Spijtig dus van die laatste godverdomme, die ze er afgehaald hebben. Al kunnen ze die er natuurlijk altijd weer aan toevoegen. Kunt u zich voorstellen, waarde lezer, dat er bij onze Oosterburen ook maar iemand zou kunnen weerstaan aan een boek waarvan de titel luidt: “Gottverdammte Tage auf einen gottverdammten Ball, godverdomme”? Geschreven door de grootste Nederlandstalige schrijver van deze tijd.

    Het dient evenwel gezegd dat ik er mij nog niet helemaal doorheen gewerkt heb: hoogstaande literatuur laat zich niet altijd vlot lezen, ligt soms wat zwaar op de maag. Het deed mij denken aan de levertraan, waarvan ik, kort na de oorlog, dagelijks een grote soeplepel moest naar binnen werken. En ofschoon ik toen al besefte, hoe jong ik ook was, dat die levertraan onontbeerlijk was voor mijn lichamelijke gezondheid, toch liet ik telkens hevig protest horen: de smaak van levertraan is afschuwelijk! Een compromis drong zich op en was gauw gevonden. Dezelfde hoeveelheid levertraan werd toegediend in vier porties, vier keer een kleine koffielepel, telkens afgewisseld met een lepeltje honing. Een draaglijke toestand.

    De wetenschap dat het werk van Dimitri Verhulst, ondanks de bittere smaak, al even onontbeerlijk is voor mijn geestelijke gezondheid als levertraan indertijd voor mijn lichamelijke gezondheid, en de herinnering aan de levertraan-historie uit mijn prille kinderjaren, in combinatie met het feit dat mijn oog gisteren viel op het boek “Spelenderwijs” van Albert Debeurme, bracht mij op een lumineus idee, een van de meest lumineuze die de laatste tijd bij mij opgekomen zijn: een lepeltje “godverdomme”, een lepeltje “spelenderwijs”, een lepeltje “godverdomme”, een lepeltje “spelenderwijs” en ga zo maar door… Een voorbeeld moge het héél duidelijk maken:

     

    … ’t Heeft zich, als zovelen die het water ontwijdden en verlieten, verdeeld in houders van kloten en dragers van spleten. Maar ’t is, met uitzondering van een voor de rest niet ter zake doende bonobo, het enige schepsel en zal ook het enige schepsel blijven waarbij de reu de teef langs de voorkant neemt en volpompt met een nageslacht; zo kan de reu de haat en de angst zien op het ruwe smoelwerk van de teef, de aversie, de walging. ’t Paart in de stank van elkanders tanden, de ene met de andere en de ander na de één...

    (uit: Godverdomse dagen op een godverdomse bol, 2008)

     

    … maart 1917. Het vriest nog dat het kraakt en ’t is nog putje winter. De Schelde is toegevrozen, dat zelfs paarden met kar en al er nog veilig kunnen over rijden.

    Grote ellende in het derde oorlogsjaar laat zich overal voelen.

    ’t Zit kavezwart al alle kanten, maar in de Statiestraat 38 bij Irma en Benoni komt een derde kindje ter wereld...

    (uit: Spelenderwijs, 1992).

     

    … Zie de uitgelatenheid waarmee het paar dagen oude, nog onder de baarmoederslijmen zittende schepsel bij de achterpoten wordt gepakt en met zijn hoofd tegen de stenen gesmakt. Het bloed gutst alle kanten op, de stront pruttelt eruit bij wijze van overlijdensact. Kindje dood…

    (uit: Godverdomse dagen op een godverdomse bol, 2008)

     

    … Bijna overal was de ruige ondergrond bestrooid met scheerlingen van Spaanse hagen en palmstruiken. Hier en daar ook met breed lang lis, doormengd met blaadjes van pioenebloemen. Vóór de kapel lag er een tapijt van geverfd zagemeel, waar alleen de pastoor met het Heilig Sakrament mocht op terten…

    (uit: Spelenderwijs, 1992).

     

    … ’t Spoelt de vagina met zure melk en loten van de acacia. ’t Steekt kwintappels en dadels en honing in haar liefdesspier. En als ook dat niet helpt, dan smeert ’t haar hele warme binnenkant vol met in azijn gedrenkte kamelenmest…

    (uit: Godverdomse dagen op een godverdomse bol, 2008)

     

    … Aan ’t Veerd werden we de Schelde overgezet, op een bootje, dat reize op ’t water lag, tot in de meersen van Melden, en dan ging het bergop, door een groot bos. En als ik moe werd, mocht ik op de schouders van grootvader, Leo Vanhoutte, ons moeders vader. Meewiegend had ik van boven goed uitzicht over alles rondom mij. Vlak vóór mij voelde ik de zwetende hals van Leo, die voor de gelegenheid een rode doek met witte bollekes droeg…

    (uit: Spelenderwijs, 1992).

     

    … ’t Schijt aanvankelijk nog stront maar gaandeweg schijt ’t ook water. ’t Schijt maar hele dagen aan doch nooit genoeg opdat ’t ook zijn ziekte zou mogen mee uitschijten. Slijm en gal en hier en daar nog andere drab loost ’t langs de bovenkant. ’t Kan geen lichaamsspleet meer hebben of er moet vettigheid uit sijpelen…

    (uit: Godverdomse dagen op een godverdomse bol, 2008)

     

     

    … De zware trekpaarden zijn zeer vroeg in ons leven verschenen. Gezeten op de snak van een dokkerende driewielkar, mochten we een stukje van het kordeel vasthouden en in bewonderinge zijn voor hun machtige zwetende achterlijven. Als ze stilvielen aan een mennegat, gingen we ons spiegelen in hun grote donkere ogen. Ze roken altijd zo deugddoende en het was ons grootste contentement ze te strelen in de warme nek en hun namen te fluisteren: Bella, Vos, Sara, Jenny. Of we zagen ze de ploeg sleuren en volgden dan de dikke schellen zwarte aarde, die langs de blinkende riesters naar boven krulden, om dan gekeerd en juist verpasse gedraaid te gaan neerliggen…

    (uit: Spelenderwijs, 1992).

     

    Mocht iemand de lust bekruipen een van beide boeken te kopen… Het boek “Godverdomse dagen op een godverdomse bol” is overal te koop in alle goede en zelfs in minder goede boekenwinkels, al kan ik mij moeilijk voorstellen dat u het, beste literatuurliefhebber, nog niet in uw bezit hebt. Het boek van mijn vriend Albert Debeurme, die helaas reeds enkele jaren geleden ter ziele is gegaan, kunt u nergens meer kopen en… míjn exemplaar leen ik voor geen geld ter wereld uit. Maar troost u, trouwe lezer, u die mijn brief aan Jan Bauwens gelezen hebt, geschreven op 30 september laatstleden: aan “Spelenderwijs” verliest u geen kunstwerk, om de simpele reden dat Albert geen “gerenommeerd” kunstenaar was. U verliest er hooguit dat lepeltje honing mee dat een écht kunstwerk als “Godverdomse dagen op een godverdomse bol” een beetje verteerbaar maakt…







    16-10-2008 om 00:00 geschreven door Kris Vansteenbrugge  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    10-10-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Bravo, Jean-Luc!
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    ’t Is crisis en omdat crisis geen leuk onderwerp is om over te schrijven heb ik er tot op heden geen inkt aan verspild en geen papier aan vuil gemaakt. Maar nu vind ik dat ik toch echt niet om Jean-Luc heen kan. De redder des vaderlands! Of liever, de redder van Dexia, want Jean-Luc kan nu eenmaal niet alom tegenwoordig zijn. Had de wereld over meerdere Jean-Lucs beschikt dan was er al lang geen crisis meer. En wat zo bijzonder is: Jean-Luc doet het gratis. Ach, we zijn dat van hem wel gewoon. Zo heb ik u al verteld – op 21 maart laatstleden – dat Jean-Luc genoegen neemt met een fles wijn als hij ergens een voordracht gaat houden. Mannen van zijn kaliber vragen daar duizenden, ja soms tienduizenden euro voor! Nogal wat anders dan het geval Verwilst. Om Fortis naar de kloten te helpen – excuseer mij, ik ben een boek van Dimitri Verhulst aan ’t lezen – krijgt Verwilst een bonusje van vijf miljoen euro. Ja, ze konden er bij Fortis niet buiten, het was contractueel vastgelegd. Ik heb dat voor de lol eens uitgerekend: die vijf miljoen euro brengen op een spaarboekje maandelijks een rente op die tien keer zo groot is als het pensioen van de modale gepensioneerde loontrekker of zelfstandige, zoals  Jean-Luc bijvoorbeeld.

    U vraagt zich af, trouwe lezer, hoe ik daar zo zeker van ben, dat Jean-Luc het gratis doet. Het antwoord luidt weer: omdat hij het zelf gezegd heeft, gisteren op TV. Men vroeg of hij voor het redden van Dexia net zo’n grote beloning kreeg als Verwilst. Jean-Luc viel uit de lucht. Een beloning? Neen, daar was écht niet over gepraat. Afwachten dus of hij misschien toch nog iets krijgt van Dexia. Veel zal ‘t allicht niet zijn, misschien een fles wijn. Foei Dexia, om mensen voor u te laten werken zonder voorafgaande loonafspraken.

    Maar niets dan lof dus over Jean-Luc. De altruïst. Eén minpuntje misschien. Toen men hem op de TV vroeg of men voor Fortis niet dezelfde gunstige regeling had kunnen treffen als voor Dexia, leek het of Jean-Luc een beetje kribbig werd, een beetje kwaad zelfs. Ach, laten we het er maar op houden dat zelfs het beste paard al eens een kleinmenselijk kantje ten toon spreidt. Quandoque bonus dormitat Homerus, plachten de Romeinen te zeggen. In navolging van Horatius…

    10-10-2008 om 00:00 geschreven door Kris Vansteenbrugge  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    02-10-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Het antwoord van de filosoof.

    Het antwoord van de filosoof.

     

    In de 5e eeuw vóór Christus waren de filosofen de grootste geleerden. Alle menselijk weten en denken behoorde tot hun domein. Ze waren gerenommeerd vanwege hun kennis en de ideeën die ze verspreidden. Heden ten dage bestaan ze nog, de filosofen, al worden ze soms “lapzwanzen” genoemd. Enkelen zijn nog steeds zeer veelzijdig qua kennis en ideeën. Sommigen zijn zelfs “gerenommeerd” al hebben ze die “gerenommeerdheid” vaak enkel aan de TV te danken en in veel mindere mate aan hun wijsheid. De ideeën van deze laatsten worden evenwel hoog aangeslagen. In sommige kringen.

    Jan Bauwens, veelzijdig filosoof en kunstenaar, reageert enigszins verontwaardigd – al is dat woord veel te sterk – op de vraag die ik hem, middels mijn brief van 30 september, in de mond heb gelegd: hoe word ik een gerenommeerd kunstenaar? Ik weet maar al te goed dat die vraag nooit bij hem is opgekomen. U, beste trouwe lezer, die mijn stijl kent, zult best begrijpen dat het niets meer is dan een provocerende kwajongensstreek van mijnentwege, een plagerij als het ware. En is “plagen” niet een beetje “liefde vragen”? Liefde… of een antwoord op de vraag: is “iets” kunst omdat de maker ervan een kunstenaar is, of is “iemand” een kunstenaar omdat zijn werk kunst is?

    En dat antwoord is er gekomen, dezelfde dag nog. Ik citeer een passage uit het antwoord van de filosoof:

     

    …eigenlijk komt dit neer op de huldiging van het simpele en zeer democratische principe: "Klant is koning".

    De hier aan de orde zijnde klant nu, is op zoek naar een specifieke koopwaar, welke niets of niemand minder is dan een leiderfiguur. En hebt gij dat verhaaltje al gehoord van die steeltjesverzamelaars? Dat gaat immers over de leiders en hun volgelingen...

    Een kind loopt in een speelbos rond en het begint steeltjes van bladeren te verzamelen. Niemand vraagt waarom het dit doet, maar meer kinderen zien het en zij gaan ineens hetzelfde doen: ook zij verzamelen steeltjes en als ze er een handvol van hebben, brengen ze die naar dat ene kind dat eerst aan het verzamelen is gegaan. Ze weten niet waarom, maar dat deert hen blijkbaar niet: het lijkt voldoende dat zij klakkeloos aannemen dat het eerste kind weet waarom.

    Dat 'eerste kind' is dus een leiderfiguur, en een leiderfiguur is een figuur die zin geeft aan wat zijn volgelingen doen. De volgelingen namelijk, kennen de zin niet van wat ze doen. Evenmin trouwens als hun leider. Maar de leider onderscheidt zich van zijn volgelingen in het feit dat hij tenminste een zin voorwendt. Niemand vraagt hem er om: het volstaat dat hij die indruk wekt door gewoon nimmer in twijfel te trekken wat hij doet. Hij wordt gevolgd, en het enige wat hij daarvoor hoeft te doen, bestaat in het verzwijgen van het feit dat hij zelf niet weet waarom of waarheen. Hij bedriegt en zijn bedrog wordt gezocht en gekocht en vaak ook duur betaald. Dat bedrog heet klaarblijkelijk 'zin'.

    Of dat een beetje gek is? Ha, is de toestand waarin wij, mensen, ons bevinden, dan ook niet een beetje gek? Het eindeloze universum met daarin, helemaal verloren gedraaid, die aardbol... De tijd die alles verteert en doet verdwijnen... Onze geliefden en tenslotte ook wijzelf die recht in de armen lopen van de dood... Misschien moet de ene gekte met de andere bestreden worden. Alvast zijn redelijke antwoorden op dergelijke absurde vraagstukken sowieso volstrekt ongeloofwaardig, en is bedrog het enige overblijvende soelaas - wie zal het zeggen?

     

    Een dag later is er een tweede brief gekomen. Ook daaruit kan ik niet nalaten te citeren:

     

    Ha, zijn wij intussen niet al te oud geworden om ons nog te ergeren aan deze zaken? Immers, als op zeker moment de eb zich gaat voordoen, het getijde van het zich terugtrekken van het leven, het 'gaan' dat vrijwel naadloos bij het 'komen' aansluit en er derhalve onmiddellijk op volgt: zijn wij dan nog in staat om onszelf nog langer te bedwelmen met de illusies die de jeugdige onwetendheid zo verbazend treffend kentekenen? En zien wij op datzelfde moment niet al die schitterende voordelen van die onwetendheid in, die ons dan voor het eerst voorkomt als een zegen waarvan wij het geluk nooit hebben bevroed? Maar te laat is het dan om nog op onze stappen terug te keren, want wat men weet kan niet meer ongedaan worden gemaakt, dat is een entropiewet, verwant aan de onomkeerbaarheid van de tijd, en het ei dat zij legt en uitbroedt, brengt een reusachtig kuiken voort dat Nostalgie heet en dat luide kreten slaakt die misschien wel de enige geluiden in het ganse universum zijn die het recht hebben om 'kunst' te worden genoemd...

     

    Het antwoord volstaat. Ruimschoots.

    02-10-2008 om 20:34 geschreven door Kris Vansteenbrugge  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    30-09-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Brief aan Jan Bauwens, over kunst.

    Beste Jan,

     

    Sta mij toe dat ik deze brief schrijf in de “jij-vorm”, ofschoon wij in de gewone omgangstaal de “gij-vorm” gebruiken…

    Al enige tijd loop ik met het idee rond om het met jou eens over kunst te hebben in een echte brief. De aanleiding tot deze brief is dubbel. Eerst is er je verhaal over Croxhapox. Vanzelfsprekend horen jouw portretten thuis op  www.bloggen.be/portretten  en niet op Croxhapox. Heeft Croxhapox soms iets met moderne kunst te maken? De tweede aanleiding heeft namelijk óók met moderne kunst te maken. Of ten minste met een uitspraak van Flor Bex, vorige week op TV. Flor is, als ik het goed voor heb, directeur van het MUHKA, het museum voor hedendaagse kunst in Antwerpen. Ik heb Flor Bex nog gekend toen wij samen studeerden aan de Gentse Universiteit. Hij was lid van de studentenclub AB (Antwerpen Boven). In het academiejaar 60-61 was hij secretaris en in 61-62 vice-preses van het Gentse SK, ofte seniorenkonvent. In zijn museum waakt hij (weeral als ik mij niet vergis) over een paar kunstwerken die tot de absolute wereldtop mogen gerekend worden, waartoe ook behoren: het Lam Gods, de Mona Lisa, de Venus van Milo, de Hermes van Praxiteles… Eén van die kunstwerken is de zogenaamde “kakmachine” van ene Wim Delvoye. Een veelzijdig kunstenaar alleszins, want hij tatoeëert ook varkens. Maar we dwalen af van de essentie. Iemand was zo vermetel aan Flor Bex de vraag te stellen die al zo lang op mijn lippen brandt: “stel dat één van die moderne topkunstwerken zou blijken gemaakt te zijn door het eerste het beste straatkind, zou dat dan nóg kunst zijn?”. En waar ik verwacht had dat Flor minstens een halve seconde over zijn antwoord zou nagedacht hebben, bleek dat allerminst het geval te zijn. Het antwoord luidde: “dan zou het géén kunst zijn!”

    Vind je dat een beetje gek, mijn beste Jan? De verklaring is nochtans doodsimpel: een meesterwerk is pas een meesterwerk als het gemaakt is door een gerenommeerd kunstenaar en anders heeft het géén waarde, nul komma nul! En dan vraag je mij: hoe word ik dan een gerenommeerd kunstenaar? Kijk, zo’n vraag had ik nu van jou niet verwacht. Dat noem ik nu spijkers zoeken op laag water. Die vraag werd overigens evenmin aan Flor Bex gesteld…

    Maar goed, laten we dan toch maar op je vraag ingaan. Snij je oor af. Al is dat misschien niet origineel genoeg. Of ga naakt viool spelen voor het koninklijk paleis. Of spring van de Eiffeltoren. Een spectaculaire val met de fiets op het jaagpad langs de Dender daarentegen lijkt mij te enenmale onvoldoende. En het kan kwalijke gevolgen hebben… Heb jij dat niet aan den lijve ondervonden? Maar goed, je vindt ongetwijfeld wel iets. Daar ben je creatief genoeg voor. Wordt dus maar gauw gerenommeerd en dan ligt de wereld voor je open. Veelzijdig als jij bent kun je dan alle kanten uit: de literatuur, de muziek, de grafische kunsten…

    Een gerenommeerd kunstenaar is alleszins Dimitri Verhulst. Vorige week heeft hij in één klap driehonderdduizend exemplaren verkocht van zijn laatste boek, waarvan de titel luidt “Godverdomse dagen op een godverdomse bol”. Al moet hier een kleine kanttekening bij gemaakt worden. Het boek werd eigenlijk niet verkócht: het was… gratis, bij aankoop van de Humo. Hoe zou iemand als ik bijvoorbeeld daar kunnen tegen op tornen. Mijn laatste boek kost 17,95 euro en het is slechts via de post te bestellen bij de Nederlandse uitgever. Daar komen dus nog eens een zevental euro verzendingskosten bij. Niet te verwonderen dat er zelfs nog geen driehonderd van aan de man gebracht zijn: nog geen duizendste van “Godverdomse dagen op een godverdomse bol”. Komt daarbij dat ik geen gerenommeerd schrijver ben en dat, achteraf gezien de titel “O jerum jerum jerum…” slecht gekozen is. Want “o jerum jerum jerum” betekent in feite niets anders dan “godverdomme godverdomme godverdomme”. Dát had het dus moeten zijn. De keuze van de titel is héél belangrijk voor een boek. Mijn volgend boek zal naar alle waarschijnlijkheid “De kut” heten. Ik laat mij in deze inspireren door een boek van een Engelstalige schrijfster, waarvan de naam mij nu ontsnapt en van wie reeds vierhonderdentien miljoen boeken werden verkocht. Dat boek heet “De kus”. En ik zal vragen aan “Het Laatste Nieuws” of ze mijn boek niet gratis kunnen geven bij één van hun week-end kranten. Na al de publiciteit die ik voor hen gemaakt heb in mijn cursiefjes kunnen ze mij dat pleziertje moeilijk weigeren. Daar komt nog bij dat ik afzie van mijn ereloon – ik schrijf per slot van rekening niet om den brode – en dat ze dus enkel de uitgever van het boek zullen hoeven te betalen. Weer honderdvijftigduizend euro uitgespaard voor Het Laatste Nieuws.

    En nu komt het, mijn beste Jan. Als we dan allebei gerenommeerd zijn, zullen we niet meer te stuiten zijn. Meesterwerken bij de vleet zullen wij produceren. Te beginnen met de mythologische verhalen: ik schrijf de teksten en jij maakt de tekeningen. We hebben nu al dagelijks tussen de honderd à tweehonderd lezers op het blog. Die driehonderd duizend, dat moet kunnen. We hebben enkel nog een naam voor het boek nodig. Denk daar nog maar eens goed over na: iets met “godverdomme” in de titel of met “kut”. Maar, laten we op de feiten niet vooruitlopen: eerst gerenommeerd worden! Dan loopt het vanzelf. Of zoals ze in Nederland zeggen: dan loopt het als een tiet. En laat ik nu maar eindigen zoals jij dat zelf altijd pleegt te doen:

     

    Met de beste groeten en wensen!

     

    Kris.

    30-09-2008 om 12:03 geschreven door Kris Vansteenbrugge  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    25-09-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.En nu: directeur!

    Soms lijkt het levenseinde bezaaid met rozen. Laat dat nu met mij het geval zijn!...

    Eenieder, of bijna eenieder, en alleszins de trouwe lezer van mijn cursiefjes, weet dat ik sedert eind 2007 “professor” ben. Mijn pensioen is dan ook op passende wijze aangepast: een veelvoud van een gewoon werknemerspensioen. Dat ik eind vorige maand in het revalidatiecentrum opgestapt ben, zal u, trouwe lezer, evenmin ontgaan zijn. Nooit eerder had daar iemand tot zijn achtenzestigste gewerkt! Tijdens mijn afscheidsfeest stonden allen – en dat zijn er rond de honderd – met de tranen in de ogen, de directeur incluis. Ikzelf ben zowat de enige die zich flink gehouden heeft. Geen traantje weggepinkt. En dat om dezelfde reden als Kim Gevaert bij haar afscheid: als ik begin te wenen weet ik van geen ophouden meer en daarom kan ik er dus maar beter niet aan beginnen, dacht ik zo bij mezelf.

    Vanzelfsprekend zal ik mijn dagen nu niet in ledigheid slijten. Mijn telefoon staat dezer dagen immers roodgloeiend. Bij manier van spreken, natuurlijk. Patiënten bij de vleet. En omdat ik nu professor ben zou ik een drievoudig tarief moeten aanrekenen, anders gelooft niemand dat ik een échte professor ben. Ik ben er niet slimmer op geworden natuurlijk, maar ik doe wel alsof. Dat ik de laatste tijd wel erg vergeetachtig ben, hindert niet. In tegendeel, dat staat goed voor een professor. Met de patiënten praat ik nu niet meer zoveel als vroeger over hun ziekte. Gewichtig mompelen daarentegen gaat mij steeds beter af en babbelen, over koetjes en kalfjes.

    Eén probleem is er wel: ik mag niet méér bijverdienen dan zo’n dikke duizend euro in de maand. Eén euro méér en ze nemen mij mijn pensioen helemaal af, dat groot pensioen, weet je wel, dat een veelvoud is van het gewoon pensioen. Toch niet te geloven!... Mag ik misschien een suggestie doen aan onze minister van vereenvoudiging, de heer Kwikkelbornee? Laat de gepensioneerde zelfstandige zijn duizend euro in de maand bijverdienen – en belasting en sociale bijdrage op dat bedrag betalen – en neem hem alles af wat hij daar bovenop verdient. Maar ontneem hem, om de liefde Gods, zijn groot pensioen – dat veelvoud – niet, omwille van die ene euro.

    Er zal dus niets anders op zitten dan mijn kliënteel te beperken en ik zou ook maar beter afzien van het professorale drievoudige ereloon, al zal dat laatste mijn prestige allerminst ten goede komen. En eens de duizend euro binnen, kan ik maar beter gedurende de rest van de maand gratis werken, hetgeen natuurlijk ook weer niet goed zal zijn voor mijn prestige. Of… ik zou in ’t zwart moeten werken. Hé, dat zoiets nog nooit bij mij opgekomen is. Dat zou alvast mijn prestige niét schaden. Ik heb tenminste nog nooit iemand zich laatdunkend horen uitlaten over een professor die in ’t zwart werkt.

    Mij dunkt dat velen genezen alleen al door mijn geleerde blik. Ik leg hun nog zelden uit aan welke ziekte ze precies lijden – ook al omdat ik het vaak niet wéét – maar ik ben wel in staat zó geleerd te kijken dat ze ervan overtuigd zijn dat ik het wél weet en ze dus in goede handen zijn.

    En dan is er nog mijn luxueuze dienstauto, die mijn vorige werkgever – die hier niet vermeld wenst te worden – mij levenslang gratis ter beschikking stelt, alle kosten inbegrepen. Hetgeen nogmaals gelijkstaat met één werknemerspensioen. Aangezien de onderhandelingen met de autofabrikant zijn afgesprongen, vermeld ik het merk van de auto hier eveneens niét.

    Maar mijn ultieme doel blijft natuurlijk: directeur worden! Die grote droom van mij heb ik reeds verwoord in mijn memoires (“O jerum jerum jerum…” anno 2006). Hier volgt een kort fragment uit dat boek:

     

    …Maar nu word ik dus lekker tóch directeur. Ik ga de oude bakkamer van het huis in de Broekstraat inrichten tot museum. De oven waarin we tijdens de oorlog zelf ons brood bakten, is er nog. De inkom zal gratis zijn, consumptie inbegrepen. En ik zal de directeur zijn van het museum. Het ontwerp van mijn visitekaartje is al klaar...

     

    U wil natuurlijk gaarne weten hoe dat visitekaartje er precies zal uitzien. In het boek staat het afgebeeld. Mocht u er geen meer kunnen bemachtigen – omdat het uitverkocht is bijvoorbeeld – dan kan ík er misschien nog wel een versieren voor u, mijn waarde lezer. Aarzel niet met mij contact op te nemen. Het visitekaartje bevindt zich op pagina 203, de op één na laatste pagina. De teneur van die laatste pagina is somber. Pessimistisch. Maar toen wist ik nog niets van mijn bevordering tot professor, noch van mijn groot pensioen, noch van het feit dat ik zo gemakkelijk iets zou kunnen bijverdienen, noch van mijn dienstauto… Ik moet er eens over nadenken om mijn memoires te herschrijven. Als directeur…

    En wat mij daar nu opeens te binnen schiet: ik moet dringend weer eens contact opnemen met professor Omsk van Togenbirger de Waelekens. We zijn nu immers collega’s. Ik noem hem nu doodgewoon en ongecomplexeerd… Omsk!

    25-09-2008 om 00:00 geschreven door Kris Vansteenbrugge  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    24-09-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Gearriveerd (foto)
    "Twee doctoren die gearriveerd zijn" (Lieve Debyser-Ringelé)



    24-09-2008 om 00:00 geschreven door Kris Vansteenbrugge  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Brief aan Willy Debyser.

    Beste Willy,

     

    Er is groot nieuws van de culinaire wereld. De “nouvelle cuisine” was een grapje. Dat heeft de grote Franse kok Bocuse verklaard. Ik heb het uit Het Laatste Nieuws van enkele dagen geleden. Lees zelf maar:

     

    Bocuse: “Nouvelle cuisine was een grapje”

    Culinaire smulpapen zijn met nouvelle cuisine jarenlang in het ootje genomen. “Het was inderdaad weinig eten op een veel te groot bord”, geeft de Franse driesterrenkok Paul Bocuse toe. “Mensen riepen wel eens ‘niks op het bord, veel op de rekening’ of ‘hoe groter het bord, hoe kleiner de gerechtjes’. Wel, ze hadden gelijk. Nouvelle cuisine was een grapje onder meesterkoks. Maar het concept sloeg aan omdat iedereen in de jaren ’60 slank wilde zijn.” (SVDE)

     

    Natuurlijk was het een grapje – dat heb ik altijd al geweten – maar dan wel een erg vervelend grapje, dat verdomd lang heeft stand gehouden. Het is mij maar al te vaak overkomen dat ik na zo’n “uitgebreid” nouvelle cuisine diner, na middernacht, mijn hongerige maag ben gaan stillen in het frietkot of thuis heerlijke gebakken patatjes heb klaargemaakt met – o toppunt van proletarisme – een lekkere braadworst en appelmoes.

    Een enkel blaadje witlof in ’t midden van een groot bord, met schuin daarover, over de ganse breedte van het bord, een dun streepje groene mayonaise en ergens aan de kant van het bord een vingerhoedje rotte ganzeleverpastei, met ook soms nog een klein tomaatje ter grootte van een kers: het is jarenlang het summum geweest van gastronomisch vernuft.

    “Mundus vult decipi” leerden wij in de latijnse les: de wereld wil bedrogen worden. Voor Bocuse moet de lol er na veertig jaar af geweest zijn. “Jullie zijn allemaal beetgenomen en jullie hebben het nog steeds niet door!” ja, dat moet nu voor mijnheer Bocuse de ultieme kick zijn… De sadist.

    Maar nu iets anders. Iets over literatuur. En als het over literatuur gaat Willy, jij weet dat, word ik bloedserieus. Gisteren werden zo maar eventjes driehonderdduizend exemplaren aan de man gebracht van het laatste boek van Dimitri Verhulst. Het boek heet “Godverdomme” of zo iets. Je leest het goed: driehonderdduizend exemplaren, op één dag. Een record dat misschien nooit meer zal  verbeterd worden, zelfs niet door Piet Huysentruyt! Meteen verovert Dimitri Verhulst daarmee zijn plaats bij Vlaanderens drie topauteurs. Dat trio – Dimitri Verhulst, Piet Huysentruyt en Herman Brusselmans – behoort zonder meer tot de absolute wereldtop. Van die drie geniet uiteindelijk Brusselmans mijn voorkeur. Ik heb voor jou een kort stukje gecopieerd uit een van zijn laatste boeken. De titel luidt: “Een dag in Gent”. Ik kreeg het boek twaalf dagen geleden als geschenk ter gelegenheid van mijn afscheid van het revalidatiecentrum.

     

    Ik bloosde. Als het over seks gaat ben ik vaak een verlegen jongetje. Desondanks raapte ik al m'n moed bij elkaar en vroeg ik: ‘Buffelt hij je ook anaal in je dikke reet?’

    ‘Alleen als ik hem daarom vraag. Hij zit er niet echt op te wachten dat z’n tamp vol stront hangt.’

    Ik bloosde weer. ‘Die kun jij er toch aflikken?’ zei ik.

    ‘M’n eigen stront van een lul likken? Ik val nog liever dood.’

     

    Echt hoogstaande literatuur als je het mij vraagt. Het gaat dus uitstekend met onze Vlaamse letteren. En met deze optimistische noot beëindig ik mijn brief.

    De groeten aan je lief vrouwtje. Overigens hartelijk bedankt voor de foto die ze van ons beiden gemaakt heeft en die ze betiteld heeft als "twee doctoren die gearriveerd zijn", waarop ik dan reageer met "gearriveerd, jawel, maar nog niet helemaal..."
    Het ga jullie goed.

     

    Kris.

    24-09-2008 om 00:00 geschreven door Kris Vansteenbrugge  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    13-09-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Reis naar Griekenland (stripverhaal).
    "Lucrèce, Etienne, Kris en Johan naar Griekenland"
    Dit stripverhaal is getekend door Jimmy Wyseur, graficus, Roeselare.













    13-09-2008 om 00:57 geschreven door Kris Vansteenbrugge  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    12-09-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Afscheid van het Revalidatiecentrum.

    Hartelijk dank!

     

    In de allereerste plaats voor de vele gelukkige jaren die wij samen hebben doorgebracht. Als er één dag in de week was waar ik telkens verlangend naar uitkeek, dan was het wel de dinsdag.

     

    Dank voor 11 september 2008. Een dag om nooit te vergeten. Een dag om de vingers van af te likken (ook letterlijk). Dank aan de directie, Luc en Rudy, die dit mogelijk hebben gemaakt. Een afscheid dat mij weemoedig stemt, maar niet verdrietig. Een gevoel van blijheid overheerst, omdat ik zovele jaren heb mogen samenwerken in een equipe waar iedereen mij lijkt geapprecieerd te hebben en van mij gehouden heeft. En óf die gevoelens wederkerig waren!...

     

    Dank ook voor de gelukwensen, de kusjes, de geschenken (hadden jullie echt niet moeten doen…) en de spitsvondige attenties. “Man bijt hond op Overleie” en het stripverhaal over de reis naar Griekenland zijn pareltjes van kunst en spiritualiteit die niet te overtreffen zijn. Ze krijgen de beste plaats in mijn stripotheek en ik zal ze levenslang koesteren. Waar heb ik het verdiend ooit nog eens de hoofdrol te mogen spelen in een stripverhaal?! Misschien hoef ik nu zelfs niet eens meer directeur te worden…

     

    Speciaal woordje van dank aan “mijn assistente” Ann Neyrinck met wie ik al die jaren lief en leed heb gedeeld.  Ik had mij nóg zo voorgehouden haar daarvoor te bedanken in mijn afscheidsspeech. Maar… was het de stress, of kwam het door mijn rugpijn? Het is er dus niet van gekomen en dat zal mij zeker nog dagenlang achtervolgen. En ze heeft nóg zo’n mooi gedichtje voorgelezen te mijner attentie. Wat de loopschoenen betreft, het is prima kwaliteit. Hopelijk gaat het nu niet verder bergaf met mijn gewrichten. Als ik ooit nog een marathon loop zal zíj de eerste zijn die het te weten komt.

     

    Aan de mensen van LOS… Op een goede dag, op een dinsdagmorgen, om 10 uur, zal ik daar plots weer staan. Jullie willen dat toch zo graag? Of was dat maar om te lachen?

     

    Een dikke zoen, een warme handdruk en… tot ziens!

    Kris


    Nu kan ik, beste lezer, precies raden wat er in u omgaat. U zit met de prangende vraag: dat stripverhaal over die reis naar Griekenland, wat is daar van aan? Morgen krijgt u het antwoord op deze blog voorgeschoteld. Speciaal voor u, omdat u het mij vraagt...



    12-09-2008 om 16:40 geschreven door Kris Vansteenbrugge  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    02-09-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Wondjes likken...

    (Dit is een verhaal uit de oude doos. Het is geschreven  in de nacht van 25 op 26 augustus 1984, na de 4e Dwars door Grijsloke. Ik kon de slaap niet vatten vóór ik al mijn frustraties van me afgeschreven had… Dit verhaal werd gepubliceerd in “Fit Veteraan”, toentertijd een populair tijdschrift voor veteranen-joggers)

     

    Donderdag 23 augustus. Lucien Van Lancker ziet er moe uit en getrokken.

    - Kris, zegt hij, ik doe het niet meer. Komend jaar trek ik me niets meer aan van Dwars door Grijsloke.

    - Je doet te veel, zeg ik. Té veel hooi op de vork nemen, zoals men zegt. Het werk zou beter verdeeld moeten worden. Als jij je komend jaar uitsluitend met de inschrijvingen zou bezig houden?

    - Neen en nog eens neen, ik geef het helemaal op. Ik ga eraan kapot, mijn gezin gaat eraan kapot. Mijn vrouw en ik praten niet meer met elkaar, we blaffen naar elkaar. Geloof me, dit is het laatste jaar. Ik kán er niet mee doorgaan. Kijk hier: één op de drie inschrijvingen zijn onvolledig. Zeker, vaak kan ik de gegevens terugvinden in de lijsten van vorig jaar. Toch heb ik al zo’n tweehonderdvijftig mensen moeten opbellen of aanschrijven. Dit jaar alleen al heb ik met de auto zo’n vierduizend kilometers afgebold, uitsluitend voor Dwars door Grijsloke. Mijn telefoonrekeningen lopen hoog op. En… hoe denk je dat we er nu uitkomen? De tenten moeten nog opgesteld, vijfhonderd meter nadar moeten t’ allenkant op de omloop en op de aanvoerende wegen geplaatst, parkeer- en inrijverboden en omleggingstekens moeten nog afgehaald, iemand moet de wedstrijdklok van Jacques Serruys gaan halen naar Brugge, strepen en pijlen moeten getrokken worden op de wegen, spandoeken moeten gehangen worden, op nog minstens tien plaatsen moeten prijzen afgehaald worden, er moeten duizend stoeltjes en honderdtwintig tafeltjes afgehaald, de WC’s en de waterleiding zijn nog niet geïnstalleerd, het doek met “finish” moet gehaald worden naar Heestert, de fanfare is nog niet gevraagd, er moeten nog vijftig wegwijzers geplaatst worden vanaf de E3 tot in Grijsloke, er moet vanavond een repetitie gehouden worden met het Rode Kruis en de CB-ers, er moeten nog hopen drukwerk afgehaald, de kleedkamer in de fabriek moet nog schoongemaakt, de geluidsinstallatie moet nog geplaatst, de tapinstallatie, de dansvloer, het podium, de dranken, het uitslagenbord. Zes man moeten met zijn allen nog minstens zes uur werken aan het klasseren van de borstnummers en het startpistool moet nog gehaald. We hebben al tweehonderdvijftig medewerkers en toch is er nog niemand voor het uitdelen van de uitslagenlijsten. Ik zie er geen gat meer in. We komen er nooit mee klaar. Geloof me, het wordt een ramp…

     

    Twee dagen later: de onvermijdelijke “Dwars door Grijsloke”!

    Net vóór de aankomst laat mijn vrouw de doos met genummerde bonnetjes voor het bekomen van een “eventuele prijs” op de grond vallen. alles door elkaar! Arme lieve vrouw! Ze had zich nog zo voorgenomen om het er vandaag piekfijn van af te brengen. Háár dag is fataal bedorven. Er is niets meer aan te doen. Want daar komen ze al aan. “Aankomstorde” staat er op de bonnetjes gedrukt en er klopt niets meer van. De eerste krijgt nummer 101, de tweede 102, de derde 103… Verderop zijn een moeder en haar dochter vlak achter elkaar geëindigd: de ene krijgt nummer 609, de andere 425. Hou kan dat nou? Wat voor een organisatie is me dat? Aan de finish van de 20 km zie ik een meisje van een jaar of twaalf over de meet lopen in een tijd van rond de één uur twintig. Ze is de eerste vrouw. Die is overduidelijk door de mazen van de controle geglipt en heeft een ronde te weinig afgelegd. Ik merk het nog net vóór ze door de computer zal geregistreerd worden. Door zoiets wordt de hele uitslag vervalst en het leidt tot onvoorstelbare kritiek. Dát moeten we dus vermijden. Ik spurt er naartoe, ik roep dat men haar niet mag registreren. Nog tijdig kan ik haar bij de arm grijpen. Op ’t ogenblik dat ik haar toeschreeuw dat ze een ronde te weinig afgelegd heeft, grijpt ze met beide handen de nadarafsluiting vast en het lijkt wel of ze in zwijm gaat vallen. Ik wil haar plat laten liggen op de grond, doch iemand van de familie duwt me opzij en draagt het meisje theatraal in de armen naar de ambulance. Iedereen moet kunnen zien wat er aan de hand is. Dat heeft nota bene dokter Vansteenbrugge op zijn geweten. Een uitgeput kind zó doen schrikken! Als ze er nu maar niets van overhoudt… Een half uur later komt de vader agressief en lichtjes aangeschoten op mij af. Het meisje loopt naast hem, blakend van gezondheid. Ik herken haar nog en zeg dat ze er goed uitziet, met mijn excuses voor mijn kordaat optreden van daarnet. Dat ze er goed uitziet, dáár is de vader nog niet zo zeker van, en… schijn bedriegt soms. Schandalig vindt hij het dat ze geen medaille gekregen heeft: alsof veertien kilometer hardlopen nog niet genoeg is voor zo’n kind. Hij betwijfelt overigens sterk dat ze niet de volle twintig kilometer gelopen heeft. De reden dat ze geen medaille heeft is eenvoudig: door het incident is ze niet bij de medaillepost voorbij gekomen. Natuurlijk verdient ze de medaille. Kijk, hier heb ik er nog een, alstublieft. Het meisje lacht nu blij. Vrolijk huppelt ze naar het frietkraam. De vader blijft kwaad kijken: híj is beslist niet tevreden. Als ze er wat van overhoudt krijg ik het alleszins nog te horen.

    Een vriendelijke atleet uit Oudenaarde roept mij even terzijde. Hij wil niet moeilijk doen. Alleen even iets verduidelijken. Of ik weet dat er een paar zijn die geen inschrijvingsgeld betaald hebben? Ja, ik weet het. Leden van de V.A.L. Men had me vorig jaar al gezegd: laat “Dwars door Grijsloke” inschrijven bij de V.A.L., dan wordt het gepubliceerd in de V.A.L.-kalenders en dan zijn de deelnemende V.A.L.-atleten in orde met de bondsreglementen. Waarom dan niet, eigenlijk? Dat dus maar even gevraagd aan de secretaris van mijn eigen atletiekclub (ik ben zelf lid van de V.A.L. en daarvoor betaal ik jaarlijks 700 frank). Een paar dagen geleden vertelde iemand mij dat er een kans was dat sommige leden van de V.A.L. zouden eisen mee te lopen zonder betaling, hetgeen we zouden moeten toestaan, omdat “Dwars door Grijsloke” nu eenmaal voorkomt op de V.A.L.-kalender. En ja hoor, even vóór de start is men me komen zeggen dat het geval zich inderdaad voordoet. Wat kan ik anders doen dan beslissen dat ze niet hoeven te betalen? Ik wéét het dus. En de loper die het me vertelt wil heus niet moeilijk doen want hij gunt ons wel de 200 frank inschrijvingsgeld. Alleen: hij waarschuwt ons dat er nog véél andere leden van de V.A.L. zijn die wél inschrijvingsgeld betaald hebben en het nu misschien gaan komen terugeisen. Wat staat er ons nog te wachten? Dus: geen V.A.L. meer komend jaar?

    Iemand komt erover klagen dat er weer enorme stagnatie is geweest vóór de aankomstlijn bij de 7 km. Vorig jaar was dat óók zo. Gaan we het dan nóóit leren? Toch moet gezegd dat er dit jaar nóg meer deelnemers waren en dat het nu toch al iéts vlotter ging. Overigens geen problemen bij de 20 km, wat dát betreft.

    Een heer komt vragen of er een trofee is voor hem. Hij is tweede in zijn leeftijdscategorie. Helaas, zeg ik, dit jaar is er enkel een trofee voorzien voor de eerste van elke categorie (er zijn vierentwintig categorieën!), niet voor de eerste drie. Eigenlijk zijn het geen echte trofeeën. Een lid van ons organiserend comité kent namelijk iemand die mooie pentekeningen maakt, en dat lid kwam op het idee om originele pentekeningen, ingelijst en achter glas, te geven als ereprijs aan de eersten. Misschien, zo werd geopperd, zullen die pentekeningen – met “Grijsloke” als onderwerp – een ereplaats krijgen in de woonkamer van de loper, terwijl trofeeën toch vaak op zolder belanden. Er waren een honderdtal tekeningen voorzien, doch bij veertig was de tekenaar ziek gevallen en toen was maar beslist dat enkel de eerste van elke categorie er één zou krijgen. Maar we hadden vergeten die verandering te melden aan de computer en die had net als vorig jaar een sterretje geplaatst bij de eerste drie van elke categorie en… een sterretje kon toch niet anders dan een trofee betekenen, temeer daar er vorig jaar wél een voorzien was voor de eerste drie.

    - Als het zo zit, zegt de man verbitterd, zult ge mij hier nooit meer zien. Ieder jaar kom ik naar Grijsloke met nog een aantal lopers. We komen van ver. Vorig jaar was ik vierde in mijn categorie en ik viel toen net buiten de trofeeën. En nu ik tweede ben in mijn categorie is er maar één trofee per categorie. Neen, onder die omstandigheden ziet ge mij hier beslist nooit meer terug. Daarenboven vind ik dat ge met zo’n hoog inschrijfgeld en zo’n hoog aantal deelnemers veel te snel rijk gaat worden.

    Ik denk aan de spaarcenten die telkenjare door de leden van het comité moeten bijgepast worden. Ik vertel de man dat de medailles en de uitslagenlijsten alleen al meer dan 200 frank per deelnemer kosten. Dat hij er rekening moet mee houden dat met tweeduizend deelnemers de uitslagenlijsten niet 10 x zoveel kosten als met tweehonderd deelnemers, maar 100 x zoveel (er zijn niet alleen 10 x meer exemplaren te verdelen, ieder exemplaar is ook 10 x omvangrijker!). Ik leg hem verder uit dat er voor de uitslagen van de “4e Dwars door Grijsloke” 225 kg. papier en drie liter drukinkt nodig zijn geweest. Hij begrijpt het allemaal niet te best. En de medaille kan naar zijn gedacht nooit méér dan 60 frank gekost hebben. Ik zeg dat de medaille maar weinig minder dan 200 frank gekost heeft en dat we hem een copie van de factuur zullen opzenden. Hij gelooft het niet. Zelfs als  we hem de copie opzenden zal hij het nog niet geloven. Overigens willen we gaarne van hem vernemen wie ons dergelijke medailles kan leveren aan 60 frank…

    Hij blijft verbitterd. Hij zal niet meer terugkeren naar Grijsloke. Ik vertel het aan Lucien, een half uur later. Had je nu maar gezegd dat hij tóch een trofee kon krijgen, zegt Lucien, we moeten ons best doen om iedereen tevreden te stellen. Net als ik wil zeggen dat de man zo kwaad was dat hij nu al wel lang naar huis zal zijn, zien we hem in de buurt van het podium. Hij loopt nog steeds te morren over de trofee die hem toekomt en die hij niet krijgt. “En het stond nochtans in de folders: de eerste drie…” beweert hij. We weten zeker dat het niet waar is. Lucien speelt een beetje toneel. Verbauwereerd kijkt hij mij aan en zegt: “Die man verdient inderdaad een trofee! We hebben er nog wel één in reserve. Hier die tinnen schaal. Er staat een plaatje op: speciale prijs Dwars door Grijsloke 1984”. “Zo moet ik het niet, ik wil op het erepodium” zegt de man. Akkoord, op het podium dan maar… Straks zullen er wel zijn die uitleg komen vragen over deze heer op het podium. Lang duurt het inderdaad niet. “Een beetje een speciaal geval” leg ik uit. Ik moet luid roepen, want de interpellant is een beetje doof en er is veel lawaai in de tent. Maar zo gemakkelijk kom ik er niet van af. Hij wil meer uitleg. Het kost me gegarandeerd mijn stembanden en ik moet dringend de uitslag nazien om uit te maken wie de volgende is die we op het modium moeten roepen. Ogenblikje, zeg ik, en ik ruk me los.

    Een dame die tweemaal op het erepodium is gekomen en benevens een T-shirt en een polshorloge twee pentekeningen ontvangen heeft, komt vragen waar we de polshorloge gehaald hebben, omdat het eigenlijk meer een kinderhorloge is. Ze zou het willen omruilen. Ik weet echt niet meer waar de horloge vandaan komt. Of ik dat toch maar eens wil uitzoeken en het haar later, schriftelijk misschien, eens wil laten weten? Ik beloof haar dat ik mijn best zal doen.

    Iemand komt naar me toe met een lint in de hand. De medaille is er afgegleden en verloren gegaan. Of ik voor een andere medaille wil zorgen? Ik noteer zijn naam en beloof al het nodige te zullen doen. Hij geeft mij het lint.

    Iemand uit Antwerpen heeft autopech gehad en heeft daardoor de start niet meer gehaald. Hij vraagt of we hem vanavond of morgen het parcours kunnen laten lopen onder “officieel toezicht” opdat hij de medaille zou kunnen verdienen. Ik zeg dat dat niet gaat, maar ik draag hem op de omloop in zijn eentje te lopen, dat we hem op zijn erewoord zullen geloven en hem de medaille zullen opsturen.

    Een oude kennis houdt mij staande. Begrijpt niet dat ik nu geen vijf minuutjes tijd voor hem kan vrijmaken, omdat ik zogezegd op tien plaatsen tegelijk moet zijn. Een weerzien na verscheidene jaren, nauwelijks van aard om de oude vriedschapsbanden te verstevigen…

    Een bejaarde dame komt schuimbekkend op me af. Ze noemt het een schande dat men een ongeletterde Corsicaanse gastarbeider geen medaille geeft. Ik leg uit dat de man laattijdig ingeschreven was en dus de medaille zal toegestuurd krijgen. Ieder woord van mij wekt haar woede nog meer op. Ze heeft het over “racisme” en “nazisme”. Ik heb geen medaille in mijn zak. Er zullen er bijgemaakt worden. Ik kijk of mijn zoon in de buurt is, van wie ik de medaille zou kunnen afschooien. Ik vind hem niet. Willy Mahieu staat enkele meters verderop. Of die zijn medaille voorlopig wil afstaan? Hij zal zijn medaille gaan halen in de auto. Het zal minstens vijf minuten duren, want de auto staat ver. Het duurt inderdaad vijf minuten en al die tijd houdt de vrouw niet op mij de huid vol te schelden. Tot ik haar de medaille overhandig. Ze neemt het eremetaal beet, kijkt er bewonderend naar en knijpt mij dan stevig in de arm. “Wat zal Giancarlo blij zijn. Volgend jaar komen we zeker terug. Het was zó”, zegt ze en ze maakt de veelbetekenende hoogschattende geste met de duim hoog in de lucht. Wat leven we toch in een rare wereld!

    De uitslagenlijsten van de 7 km. zijn later klaar dan gepland. Het duurt tot bijna drie uur na de koers. Ik vind het zelf erg vervelend. Ik weet dat onze computerman erg bekwaam is en een getrainde ploeg en degelijke apparatuur ter beschikking heeft. Niettemin had hij al bijna een uur eerder klaar moeten zijn. “U wacht opzettelijk lang met de uitslagen” zegt een man “om ons zo lang mogelijk hier te houden, opdat ge veel drank aan ons zoudt kunnen verkopen. Maar bij mij pakt dat niet: ik heb mijn eigen koelbox meegebracht”.

    Oef! De uitslagenlijsten zijn klaar. “In de rij staan!” schreeuwen degenen die ze moeten uitdelen. Ge ziet dat van hier, zegt een jongedame terwijl ze zich met de ellebogen naar voor werkt, om hier te staan tot vanavond laat zeker!

    Een dame vertelt tegen iedereen die het horen wil dat ze ten onrechte niet in de uitslag voorkomt. Zoiets heeft ze nog nooit meegemaakt. Dat ze uitgerekend in Grijsloke niet in de uitslag voorkomt! We beloven haar een uitslagenlijst op te maken waar ze wel in voorkomt. Er bevindt zich namelijk een blanco plaats in de buurt waar ze meent geëindigd te zijn: misschien was haar borstnummer wel gescheurd en onvoldoende leesbaar. Voor elk twijfelachtig geval wordt er een plaats open gelaten teneinde de juiste naam achteraf te kunnen bijdrukken. Een gecorrigeerde uitslag zal haar worden opgestuurd. Ze blijft ongelukkig. Als ze vandaag de gecorrigeerde uitslag niet in handen krijgt zal ze het overal rondvertellen. Want recht moet geschieden. Enfin, we kunnen het vandaag onmogelijk klaarspelen. En ach, het overal rondvertellen doet ze toch.

    Een jongeman die op het erepodium komt is niet opgetogen met de pentekening die hij als trofee ontvangt. Die hang ik ten hoogste in de WC, zegt hij. Over de T-shirt die hij gekregen heeft is hij evenmin tevreden: als er nu nog “Dwars door Grijsloke” had opgestaan… De extra-prijs, een paar loopschoenen, daar is hij wél over te spreken.

    Echt woedend zijn twee veteranen uit de kuststreek. Ze schreeuwen honderd uit tegen Lucien en tegen mij en ze laten ons geen kans er een woordje tussenin te brengen. Bij de ene kan je de verachting voor “Dwars door Grijsloke” zo van zijn gezicht aflezen. Ze hebben kennelijk vorig jaar allebei een trofee behaald en nu is er geen prijs of trofee voor hen weggelegd. Een schande, zegt de ene, dat ze een oud mannetje van zesenzestig in de kou laten staan, terwijl die vrouwen zo geëerd worden. Hij doelt onder andere op Netty Saive uit Eindhoven, die als derde vrouw, en eerste van haar leeftijdscategorie, tweemaal op het podium heeft mogen plaatsnemen. Als we uiteindelijk toch aan ’t woord mogen komen zegt Lucien dat ze gelijk hebben en dat ze inderdaad een extra-beloning ruim verdiend hebben. Ze zullen een pentekening, ingelijst en achter glas, opgestuurd krijgen. Maar ze zouden het nu direct willen krijgen en dat gaat natuurlijk niet. Het lijkt er niet op dat hun gevoelens tegenover “Dwars door Grijsloke” veel zullen verbeteren door het opsturen van de pentekeningen. We moesten die beide heren maar eens bij hen thuis gaan opzoeken als ze wat kalmer zijn, heeft Lucien nog gezegd tijdens het avondfeest. En alleszins gaan we de tweede en de derde van elke categorie alsnog een pentekening bezorgen.

    Over het avondfeest gesproken: één enthousiaste drukke bedoening. Jammer dat een paar jeugdige baldadigaards hun bierglazen aan scherven hebben geslagen in de tent, die opgesteld stond in de weide van boer Van Moorleghem. Eén stukje glas in de weide kan mij een koe kosten, heeft de boer nog gezegd. Het wordt nog uren zoeken naar stukjes glas: één achtergebleven stukje zou wel eens het einde van “Dwars door Grijsloke” kunnen betekenen!

    Een moeder met zoontje aan de hand komt haar beklag doen. Bartje heeft nochtans héél zijn rondje uitgelopen en tóch geen prijs! Eigenlijk zielig voor zo’n kind. Wat voor barbaren zijn het in Grijsloke dat ze zo’n lief klein jongetje een prijsje weigeren? Bartje had weliswaar een bonnetje gekregen aan de aankomst, maar het nummertje dat erop stond was niet in de prijzen gevallen. Waarom geven ze dan bonnetjes als er toch geen prijs mee te verdienen valt? Daar wordt zo’n kind toch afschuwelijk door gefrustreerd… Als je niet iedereen een prijs kan geven, moet je er maar liever niet aan beginnen. Dat komt ervan als je over de achttienhonderd deelnemers hebt en maar twaalfhonderd prijzen.

    En weer komt er iemand klagen dat de uitslagen zo lang op zich laten wachten, van de 20 kilometer. De laatste deelnemer is nochtans amper anderhalf uur binnen. Ik vraag de man eens goed na te denken en mij dan antwoord te geven op de vraag: “Waar te wereld zijn, bij een stratenloop van dergelijke omvang, de volledige uitslagenlijsten sneller klaar dan in Grijsloke?”. In Brugge, zegt de man, de 25 km. voor veteranen in Brugge. Wanneer zijn de uitslagen dan klaar in Brugge? vraag ik. Om vier uur stipt, zegt hij. Maar dat is daar dan toch ook zo’n vier uur na de wedstrijd? O jawel, zegt hij, maar daar weet ge tenminste dat het om vier uur is. Hij gaat meteen weg, want voor hem is de discussie afgelopen en in zijn voordeel beslecht.

    Iemand heeft als prijs een pak diëetvoeding gekregen, met shaker en twee dozen vitamines, totale verkoopwaarde ongeveer achthonderd frank. “Eet gij dat?” vraagt hij mij. “Ik eet dat niet,” zegt hij. “Kan ik er u soms een plezier mee doen?” Ik kan het pak nu niet aannemen. Waar moet ik er mee heen? Zal hij het pak nu weggooien?

    Na de laatste wedstrijd heeft een kind in een glasscherf getrapt, een ander is door een wesp gestoken. Er moet dringend een dokter bijgehaald. Merkwaardig toch dat we dit jaar méér ongevallen te noteren krijgen ná dan tijdens de wedstrijd.

    Ik heb zopas een mededeling gedaan. Ik spring via een plooistoeltje van het podium. Maar het stoeltje kantelt en klapt dicht. Ik hoor een gekraak en voel tegelijkertijd een hevige pijn in mijn rechter onderarm, zo’n vijftal centimeter boven de pols. Heb ik mijn arm gebroken? Neen, gelukkig niet. De botten zitten nog stevig op hun plaats. Ik laat niet blijken hoeveel pijn het doet. Niet kinderachtig zijn nu, in het bijzijn van al die mensen. Mijn vrouw vindt zó al dat ik met die hele Dwars door Grijsloke mijn prestige deerlijk door de modder sleur. Ach, waar is prestige goed voor?

    Schande, roepen de vrouwen. Waarom zijn onze kleedkamers zo vér? En waarom zijn er daar geen WC’s? Gelijk hebben ze. Dat we dáár niet aan gedacht hebben. Dat ruikt inderdaad naar discriminatie. Maar ja, alles is zo primitief in Grijsloke. Er is gewoonweg niéts. Géén zaal, géén douches, géén parking. Gelukkig hebben we boer Van Moorlegem die zijn weide ter beschikking stelt. Verder behelpen we ons met tenten waarvan de huurprijs rond de vijftigduizend frank bedraagt, en geprefabriceerde WC’s. Er is wel stromend water op de weide en er zijn wasbassins.

    Iemand komt mij vertellen dat enkele deelnemers ten onrechte een medaille hebben gekregen bij de aankomst. De zaak zit zó… Wie 200 frank inschrijvingsgeld had betaald, had recht op een medaille, in tegenstelling tot degenen die maar 50 frank hadden betaald. Bij de deelnemers die voor de medaille hadden betaald, was op het borstnummer een sticker geplakt van de sponsorende bank. Enkel diegenen met een sticker kregen de medaille bij de aankomst. Toen de bankdirecteur bij de start tussen de talrijke lopers-met-sticker er ook enkele zag zonder sticker, moet hij gedacht hebben de organisatoren ter wille te zijn door er zelf nog enkele te plakken… op de stickerloze borstnummers. Vandaar.

    De start van de 7 km. was slecht, morren enkelen. Bij nazicht van de videobeelden blijkt dat het inderdaad zó is geweest. Van bij de start is het dus al misgegaan. Lieve Heer!

    Maar dan heb je dít dan weer. Van alle kanten komen er gelukwensen met de puike organistie. Van Fernand Tonneau, Marc Smet, Carlos Lagaisse, Joos Casteele, Hugo Van Krunkelsven, Robert Van de Bogaerd… Ach, waar begin ik aan? Er zijn er honderden die met gelukwensen komen. Alles is perfect geweest. De ambiance, het weer, de volkomen verkeersvrije omloop, een zee van toeschouwers, de verzorging (sponsen, drinken), de fanfare, de aanmoedigingen en de steun van het publiek, de hulpposten (drie dokters, twee vaste en verscheidene mobiele rode kruisposten, twee volledig uitgeruste ambulances, overal CB-ers op de omloop), de bevoorrading aan de aankomst (cola, yogourt) en noem maar op. Heus, een perfecte organisatie. Neen, wees gerust, er viel echt niets op aan te merken vandaag. Een vlekkeloze organisatie. En het schreien staat me nader dan het lachen.

    Waarom doen we het, Lucien? Waarom in ’s hemelsnaam? Jij vooral zult er nog weken lang dag en nacht werk mee hebben: uitslagen, diploma’s, medailles, trofeeën en achtergebleven prijzen en kledij opsturen, klachten behandelen, uitslagen corrigeren, rekeningen vereffenen, materiële schade herstellen, enzovoort. Jij vooral, omdat jij de grote veelzijdige alomtegenwoordige man bent, die overal een mouw weet aan te passen. Maar je zult ook overstelpt worden met brieven uit verscheidene landen, die beginnen met “Beste Lucien”, “Cher Lucien”, “Dear Lucien”, “Lieber Lucien” en zelfs “Caro Lucien”, en waarin “Dwars door Grijsloke” geroemd wordt en waarin ze jou bedanken. Ik weet dat je dan op slag al het doorstane leed zult vergeten en dat je dan wenen zult van geluk, zoals je op 25 augustus bij momenten geweend hebt van wanhoop en ellende.

    Waarom doen we het, Lucien? Waarom steken we er onze energie en onze centen in, terwijl velen denken dat we er een mooie bijverdienste aan hebben? Als ze echt ontevreden zouden zijn, zou het dan kunnen dat ons aantal deelnemers telkenjare dermate groeit? Hebben we dit jaar niet ei zo na de kaap van de tweeduizend deelnemers bereikt? Weet je wat ik denk, Lucien? Ik denk dat we “Dwars door Grijsloke” nóóit moeten opgeven.

     

    (En hoe is het verder gelopen? Reeds na de 10e editie

    - toen was er een record-aantal inschrijvingen van boven de 2000 – heeft Lucien Van Lancker er de brui aan gegeven. Hij had Dwars door Grijsloke groot gemaakt. Hij had een nog véél grootser plan : het organiseren van een “Europa-jogging” cup, in verscheidene Europese landen, waarbij Grijsloke centraal zou staan. Dat plan heeft hij helaas maar gedeeltelijk kunnen verwezenlijken, door gebrek aan medewerking… Zijn ontgoocheling is evenwel niet van die aard geweest dat ze hem belet heeft tot op heden één van de vurigste supporters van Dwars door Grijsloke te blijven. Ikzelf ben pas na de 24e editie uit de organisatie gestapt. Maar Grijsloke, met zijn loopkoers en zijn loopclub, zal een deel van mijn leven blijven, tot het einde van mijn dagen…)

    02-09-2008 om 00:00 geschreven door Kris Vansteenbrugge  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (1)
    01-09-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De 28e Dwars door Grijsloke: afgang van de macho's.

    Dwars door Grijsloke: ’t zit er weer op. En of het geslaagd was! Eén minpuntje: het aantal deelnemers is weer eens achteruit gegaan. En misschien is er nog een tweede minpunt: met de macho’s lijkt het allesbehalve goed te gaan. Jean-Marie is komen supporteren. Deelnemen was er niet bij. Dat wisten we eigenlijk al van te voren. Hij is al enkele weken onder doktersbehandeling wegens rugklachten. Ursin was in geen velden of wegen te bespeuren. Oók gekwetst? Iedereen heeft er het gissen naar. Mysterie! Johan is ook enkel maar komen supporteren. Dat er iets was met zijn voet, dat wisten we al een tijdje, maar het had hem niet weerhouden van de wekelijkse trainingen. Zodus… En Jaak. Is gestart in de 7 km. wedstrijd, doch heeft er na een paar honderd meter reeds de brui aan gegeven. Vanwege een spierverrekking of zoiets. Al dient gezegd dat hij anderhalf uur later de 10 mijl gelopen heeft, zij het in een tijd, die voor hem althans, zwaar ondermaats was. En ikzelf? Driehonderdeenendertigste op driehonderdvijftig aangekomenen. Beschamend. Maar ik heb een alibi natuurlijk. Kniepijn! Met haken en ogen hangen ze nog aaneen, die macho’s. Dat de aftakeling zo snel zou gaan: wie had het ooit durven denken?!

    En morgen verneemt u op deze site, beste lezer, hoe het er een kwarteeuw geleden aan toeging tijdens Dwars door Grijsloke.

    01-09-2008 om 00:00 geschreven door Kris Vansteenbrugge  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    25-08-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Tante Sidonie in Peking.

    Vlaanderen en Nederland samen één land? Ik heb er altijd wel oren naar gehad. Maar er hebben zich de laatste tijd dingen voorgedaan waardoor ik de fusie niet helemaal meer zie zitten. Enkele dagen geleden zijn de Hollanders begonnen met stokken in de wielen te steken van onze nationale Vlaamse sport, door te beweren dat duivensport geen sport is. Denk eens aan: duivensport géén sport, ik kan er nog steeds niet van slapen! En nu wéér treffen ze de Vlaming in zijn grootste sportieve trots, door te zinspelen op haar hoog… Sidonia-gehalte! Ze bedoelen daarmee dat er een zekere fysieke gelijkenis bestaat tussen ons langwerpig hoogspringend troetelkind Tia Hellebaut en tante Sidonie. Dat klópt natuurlijk wel, maar weten zij dan niet dat die uitspraak precies dáárom zo pijnlijk overkomt, dat de waarheid kwetst? Natúúrlijk weten zij dat! Ze willen ons gewoon kleineren. Onder die voorwaarden wil ik alvast geen fusie met Nederland. Jawel, samen zouden we nu achttien olympische medailles gehaald hebben, maar denkt ge dat die Hollanders het niet zouden uitgekiend hebben dat de inbreng van dat achterlijk Vlaams landsgedeelte maar twee stuks bedraagt? Kaaskoppen van onder en vooral van boven de Moerdijk, luistert allen goed: ik eis verontschuldigingen, of ik stem tégen de fusie. Hebben we ons niet reeds genoeg laten couillonneren, hebben we in ’t verleden al niet te veel naar uw pijpen gedanst? Neem nu, jawel, tante Sidonie. Onder druk van de Hollanders heet ze nu… Sidonia. Belachelijk! En Schalulleke dan. Die heet nu, weer onder druk van de Hollanders,… Schanulleke. Belachelijk! Maar wees er maar zeker van – Willy Vandersteen mag dan nog bezweken zijn voor de Hollanders – dat het gros van de Vlaamse lezers het nog steeds heeft over tante Sidonie en Schalulleke.

    Maar dit terzijde. Hopelijk heeft Tia zich de uitspraak van onze lieve Noorderburen niet al te zeer ter harte genomen. Tia is een knappe lieve sportvrouw. Ik was een fiere Vlaming toen ze daar in Peking minzaam glimlachend op het ereschavot stond, zonder dat er tranen aan te pas kwamen. Tia heeft daarenboven een gave die o zo zeldzaam is bij het schone geslacht: ze spreekt slechts als ze iets te zeggen heeft. Ik zou haar willen vragen: Tia, wilt ge mijn vrouw worden?

    Maar ik wil het natuurlijk met u ook hebben over enkele andere “landgenoten” in Peking. Aan de vrouwtjes van de vier maal honderd kan alleszins niet voorbijgegaan worden. Zilveren medaille, dank zij een vlekkeloze stokwisseling. In geen enkel land kunnen ze de stok zo goed doorgeven als bij ons. En wie heeft hen dat bijgebracht? Rudy Diels, hun trainer. Hier hebben de meisjes hard voor getraind, zegt Rudy Diels, en ze hebben er honderdentien procent voor geleefd. Hoe bedoelt Rudy dat, die honderdentien procent? Letterlijk? Dan zit er bij Rudy een vijs los: méér dan honderd procent bestaat niet! Figuurlijk? Dan moeten ze in de toekomst nog méér hun best doen. Sommige sportlui beweren immers tot tweehonderd, sommigen zelfs tot driehonderd procent voor hun sport te leven…

    Ontroerend was het optreden van Frédéric Xhonneux (uit te spreken als “Oneu”). Tijdens de tweede dag van de tienkamp verscheen deze atleet aan de start van de 400 meter-proef met zijn gewone trainingsschoenen aan de voeten, zonder spikes dus. Na enkele meters staakte hij de strijd. Hij verklaarde achteraf nooit de bedoeling gehad te hebben die 400 meter uit te lopen, vanwege een kwetsuur. Waarom hij dan toch aan de start was verschenen? Om nog eens de Olympische sfeer op te snuiven, om nog eens de Olympische vlam te zien branden en om nog eens op het TV-scherm te komen. Mijn supporters zien mij toch al zo weinig, verklaarde de gekwetste Frédéric. De Hollanders zullen blij zijn dat hij er uit is. Ze slaagden er maar niet in zijn naam behoorlijk uit te spreken en dat komt omdat ze maar niet kunnen begrijpen waarom men “Xh” schrijft, als men het niet uitspreekt. Het is een kwestie van “cachet” denk ik. Zo heb ik, jaren geleden, iemand gekend – ik zweer u dat het waar is – die O heette, simpelweg O, in één letter. Hij had een winkel in hoorapparaten, in het Brusselse, en misschien heeft hij die winkel nu nog. Uit commercieel oogpunt geen zeer geschikte naam dunkt me, want de O werd verward met het cijfer “nul”. Daarenboven had de man vaak last met de administratie. Bij het invullen van formulieren werd er hem op gewezen dat hij zijn hele naam moest invullen en niet enkel de eerste letter. Zelf heb ik hem aangeraden zijn naam te veranderen in “Xhaults”: het zou een boel administratieve problemen van de baan helpen, het zou veel meer “cachet” hebben en het zou maar weinig kosten, omdat het – jaja, beste Hollandse lezer – nog altijd als “O” zou uitgesproken worden. Ik denk dat hij mijn voorstel in overweging genomen heeft, maar bij mijn weten is hij daar (nog) niet op ingegaan.

    En dan is er nog het Vlaamse roeikoppel – of is het “peddelkoppel”? – dat door een Chinees duo met een paar tienden van een millimeter werd geklopt voor de derde plaats in de halve finale van het roeien “twee zonder stuurman” – maar ’t kan dus ook “peddelen” geweest zijn. Nooit iemand gezien met meer ingehouden woede dan de oudste van de twee roeiers c.q. peddelaars. “Ontgoocheling” noemden ze dat op de VRT. Men zou voor minder ontgoocheld zijn: de man zijn hele wereld was in elkaar gestort, alles waar hij jaren had voor geleefd lag nu aan diggelen. Het leek erop dat het leven voor deze man geen zin meer had. En dat alles door de stomme schuld van zijn mederoeier c.q. peddelaar, die vooraan in de boot had gezeten en dus het ritme van de slagen had aangegeven. Welnu, dat ritme was véél te snel geweest in ’t begin, en dat hadden ze op ’t einde moeten bekopen. Náást de ontgoochelde man stond de schuldige. Ootmoedig gaf deze zijn fout toe. Ik denk dat alleen menselijk fatsoen verhinderd heeft dat hij ter plaatse en vóór het oog van de camera de schedel werd ingeslagen door zijn vriend, de “ontgoochelde” roeier-peddelaar. En toch ben ik ervan overtuigd dat de marktwaarde van de meest ontgoochelde roeier-peddelaar aller tijden, niet te lijden heeft gehad onder die nederlaag. Wel in tegendeel. Want hoe was het ánders gelopen? Onze twee (ex)vrienden hadden de finale gehaald, waren daarin ongetwijfeld laatste of voorlaatste geworden en misschien voorgoed in de anonimiteit gegleden. Nu staan ze voor eeuwig te boek als de meest “ontgoochelde” roeiers-peddelaars uit de geschiedenis van de moderne Olympische Spelen. En zeker de helft van de Vlaamse bevolking leeft in de overtuiging dat ze het brons aan hun neus hebben zien voorbijgaan. Brons op een haar na!...

    25-08-2008 om 00:00 geschreven door Kris Vansteenbrugge  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    20-08-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Duivensport olympisch?

    Heb ik u, geachte lezer, al verteld dat ik lid ben van het Internationaal Olympisch Comité, het IOC, en dat ik daar een serieuze vinger in de pap heb? Neen? Dat heeft dan enkel te maken met het feit dat ik bescheiden ben. Niet zo bescheiden als Jean-Marie Pfaff natuurlijk, maar toch…

    Waarom ik het bij deze nu tóch zeg? Omdat ik héél kwaad ben. Zelfs een beetje woedend. Komt me daar een of andere Hollander, die blijkbaar een en ander te zeggen heeft, verklaren dat duivensport… geen sport is! Net nu ik een voorstel heb ingediend om van de duivensport een Olympische sport te maken.

    Eerst zijn er de vliegdisciplines. Een korte vlucht over 10 km, een middellange over 100 km en een marathonvlucht over 1000 km. Voor doffers en duivinnetjes, dat maakt dus zes wedstrijden, goed voor achttien medailles. En dan zijn er nog de loopwedstrijden, een honderdtal, vijftig voor de doffers en vijftig voor de duivinnetjes. Er zijn zes verschillende loopafstanden (50 m, 100 m, 200 m, 400 m, 800 m en 1500 m) en vier verschillende loopstijlen: de gewone pas of “schoolpas”, de wippas met beide poten tegelijk of “vlinderpas”, het achteruitlopen of “rugpas” en de “vrije pas”. Verder zijn er nog aflossingswedstrijden per land over vier afstanden, de individuele “wisselpas” over de twee kortste afstanden, alsook de “wisselpas” per landenploegen over de drie kortste afstanden. Negentig loopwedstrijden in totaal. Met de zes vliegwedstrijden maakt dat dus tweehonderdachtentachtig medailles.

    Eén was er die mijn voorstel belachelijk vond. Een ander vond het potsierlijk. Jacques Rogge zelf daarentegen vond het een goed voorstel. Dat ik een van de eersten geweest ben om hem te feliciteren bij zijn verkiezing tot IOC-voorzitter is Jacques niet vergeten. Toen hij nog een jongeman was heb ik hem gekend, in ’t begin van de jaren zestig: we studeerden toen beiden aan dezelfde faculteit. Toch schitterend hoe zo’n simpele ortopedisch chirurg, uit een boerendorp uit de streek van Deinze, het gebracht heeft tot de grote baas van de Spelen. Dat Jacques mijn voorstel steunt zal natuurlijk ook te maken hebben met zijn Vlaamse reflex. Als ons landje ergens goed in is, dan is dat toch zeker wel de duivensport. Van die tweehonderdachtentachtig medailles moet Vlaanderen er toch minstens een derde van kunnen binnenrijven. Dat zou nog eens wat anders zijn dan de nul-komma-nul waarop het bij de Spelen in Peking dreigt uit te draaien!

    Veel begrip heeft mijn voorstel ook gevonden bij mijn vriend Zwentibold. Zwentibold is een pinguïn. Hij woont in Antwerpen. Hij betrekt daar, samen met verscheidene gevleugelde en ongevleugelde vrienden, een soortement appartement, en hij beschikt er over een groot en zeer goed uitgerust zwembad. “Zwentibold” is hoe ík hem noem. Zijn echte naam is Domino, of zo… Niet dat Zwentibold loopwedstrijden voor duiven zo’n briljant idee vindt. Een hardlopende duif vindt hij zelfs een beetje zielig, maar beslist niet zieliger dan een hardzwemmende homo sapiens. Michael Phelps, de prachtatleet-met-borstkas-als-een-kleerkast, die tegen amper acht kilometer per uur voortsukkelt in het water, terwijl honderden reporters staan te brullen over een “moordend tempo”, dát vindt Zwentibold pas zielig. Al ben ik maar een kleine nietige pinguin, zegt Zwentibold, ik zwem vijf keer sneller dan wonderboy Phelps. Daarenboven kent hij een vis die wel dertig keer sneller door het water klieft dan Phelps. Zou de hardlopende duif dan lachwekkender zijn dan de hardzwemmende mens? Zwentibold – alias Domino, of zo – denkt van niet.

    Honderd medailles voor Vlaanderen zouden het er kunnen zijn. Niet denkbeeldig dat een zielepoot er zou uitspringen, die zielepoot Michael Phelps overtroeft met tien gouden medailles en zodoende de nieuwe koning van de Spelen wordt. Maar… helaas, de kans is groot dat mijn voorstel nu niet zal aangenomen worden. En dat alles door die verdomde uitspraak van die ellendeling van een kaaskop, die gesteld heeft dat duivensport in feite geen sport is!...

    20-08-2008 om 17:26 geschreven door Kris Vansteenbrugge  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    11-08-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Loezen en flamoezen.
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

     


    Lily Allen heeft een ongeluk gehad. Het stond in de weekend-krant van Het Laatste Nieuws. Het ongeluk heeft zich voorgedaan in Londen. Lily was op weg naar haar ex-vriend Ed Simons. Ze had een drukke en zware dag achter de rug van shoppen, wandelen met de hond en bezoekjes brengen. En toen ze uit haar auto stapte is het ongeluk plots gebeurd: haar linker borst viel uit haar truitje!

    “Oeps!...”, zo beëindigt de journalist zijn artikel. Béter had ik het zelf niet kunnen zeggen. De journalist is JBR. U vraagt zich misschien af, beste lezer, of dat allemaal wel écht gebeurd is. Of zijn fantasie JBR soms parten gespeeld heeft? Welnu, het antwoord op de eerste vraag is “ja”, het antwoord op de tweede “neen”! Want – hoe enorm kan toeval zijn – PN was in de buurt en die heeft, in koelen bloede, het ongeluk op de gevoelige plaat vastgelegd.

     

    Tja, ongelukken gebeuren nu eenmaal, en daarmee zullen we moeten  leren leven. Opwekkender nieuws is de aankondiging die Herman Brusselmans doet in diezelfde krant: zijn eerstvolgend boek zal de titel dragen “Loezen en Flamoezen”. Ik sta alvast te trappelen van ongeduld. U toch ook?  Ik durf er mijn reputatie op verwedden dat het een wereldhit wordt van het allerhoogste niveau… en een Nobelprijs. In 2011 bijvoorbeeld: ’t zou wat zijn, honderd jaar na de enige Nobelprijs voor literatuur ooit door een Vlaming behaald, namelijk de Gentenaar Maurice Maeterlinck, die schreef… in ’t Frans. Eindelijk zal onze schoolgaande Vlaamse jeugd nog eens fier kunnen zijn op een schrijver van eigen bodem, die daarenboven nog schrijft in de eigen taal. “Loezen en Flamoezen”! Nogal eens wat anders dan “De Vlaschaard” van Stijn Streuvels, waarmee de jeugd in mijn tijd opgezadeld werd. De eerste les ging over de titel: waarom er stond “de vlaschaard” en niet “de vlasgaard”. Een héél lesuur waren we daarmee zoet. Hoeveel boeiender zal dat eerste lesuur dan niet zijn over “Loezen en Flamoezen”!? Geïllustreerd met foto’s van PN.

    11-08-2008 om 00:00 geschreven door Kris Vansteenbrugge  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (2 Stemmen)
    >> Reageer (0)


    Foto

    Wenst u mijn memoires te lezen: u kan het boek lenen in de bibliotheek of kopen. Voor alle inlichtingen: zie op 4 juni 2007 onder de titel "O jerum, jerum, jerum...: een hit!"

    O jerum jerum jerum…

    Mijn memoires

    (2006, 206 p., 17,95 €)

    Te bestellen via mail:

    kvansteenbrugge@gmail.com

    (geen verzendkosten)


    Foto

    Mijn nieuwste boek "Uit het schuim (van de zee)", de Griekse mythologie in 136 verhalen, 402 p., kan besteld worden via mail (kvansteenbrugge@gmail.com) of via mijn telefoonnummer 056.215944. Prijs: 18,95 euro (er hoeven geen verzendkosten betaald te worden).
    Lees iedere maandag en iedere vrijdag een nieuw verhaaltje uit de GRIEKSE MYTHOLOGIE op www.bloggen.be/dzeus

    Gastenboek

    Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek


    Blog als favoriet !



    E-mail mij

    Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.


    Gastenboek
  • Een maandag middag bezoekje
  • Goedemiddag blogvrienden u bent van harte welkom
  • groetjes
  • Ben is op bezoek geweest. (I like it)
  • goede morgen

    Druk oponderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek


    Zoeken in blog


    Liefdesgedichtje

    Mijn lief,
    'k wil me vermeien
    in je tepelhoven,

    een huisje bouwen
    op je venusheuvel
    van satijn.

    'k Wil in 't putje
    van je navel toeven
    en altijd bij je zijn.


    E-mail mij

    Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.


    Beoordeel dit blog
      Zeer goed
      Goed
      Voldoende
      Nog wat bijwerken
      Nog veel werk aan
     



    Blog tegen de wet? Klik hier.
    Gratis blog op https://www.bloggen.be - Meer blogs