Foto
Foto
Foto

O jerum jerum jerum…

Mijn memoires

(2006, 206 p., 17,95 €)

Te bestellen via mail:

kvansteenbrugge@gmail.com

(geen verzendkosten)

Odysseus op Aiaia
De omzwervengen vanOdysseus
(2013, 100 p., 11,45 €)
Te bestellen via mail
kvansteenbrugge@gmail.com
(geen verzendkosten)
Mijn nieuwste boek "Uit het schuim (van de zee)", de Griekse mythologie in 136 verhalen, 402 p., kan besteld worden via mail (kvansteenbrugge@gmail.com) of via mijn telefoonnummer 056.215944. Prijs: 18,95 euro (er hoeven geen verzendkosten betaald te worden).
Foto
Bezoek Zerar op www.bloggen.be/zerar

VERHAALTJES UIT DE GRIEKSE MYTHOLOGIE:
www.bloggen.be/dzeus
elke maandag en elke vrijdag een nieuw verhaal!

Inhoud blog
  • Proficiat Joe!
  • Waarde lezer van mijn blog...
  • Bibliografie
  • Luchtgitaar
  • Met een klare kijk en... veertig jaar later.
  • Brief aan vier miljoen lezers.
  • Frans De Smet overleden.
  • Recente Tack.
  • Roger Tack
  • Ouessant schapen en digitalis.
  • Drie onbekende Vlamingen
  • Gelukkig Nieuwjaar.
  • NIET ONBELANGRIJK INTERMEZZO
  • De geschiedenis van Dwars door Grijsloke en Loopclub Grijsloke (38)
  • De geschiedenis van Dwars door Grijsloke en Loopclub Grijsloke (37)
  • De geschiedenis van Dwars door Grijsloke en Loopclub Grijsloke (36)
  • De geschiedenis van Dwars door Grijsloke en Loopclub Grijsloke (35)
  • De geschiedenis van Dwars door Grijsloke en Loopclub Grijsloke (34)
  • De geschiedenis van Dwars door Grijsloke en Loopclub Grijsloke (33)
  • De geschiedenis van Dwars door Grijsloke en LoopclubGrijsloke (32)
  • De geschiedenis van Dwars door Grijsloke en Loopclub Grijsloke (31)
  • De geschiedenis van Dwars door Grijsloke en Loopclub Grijsloke (30)
  • De geschiedenis van Dwars door Grijsloke en Loopclub Grijsloke (29).
  • De geschiedenis van Dwars door Grijsloke en Loopclub Grijsloke (28)
  • De geschiedenis van Dwars door Grijsloke en Loopclub Grijsloke (27)
  • De geschiedenis van Dwars door Grijsloke en Loopclub Grijsloke (26)
  • De geschiedenis van Dwars door Grijsloke en Loopclub Grijsloke (25)
  • De geschiedenis van Dwars door Grijsloke en Loopclub Grijsloke (24)
  • Santiago de Compostella.
  • De geschiedenis van Dwars door Grijsloke en Loopclub Grijsloke (23)
  • De geschiedenis van Dwars door Grijsloke en Loopclub Grijsloke (22)
  • De geschiedenis van Dwars door Grijsloke en Loopclub Grijsloke (21)
  • BIBLIOGRAFIE
  • De geschiedenis van Dwars door Grijsloke en Loopclub Grijsloke (20)
  • De geschiedenis van Dwars door Grijsloke en Loopclub Grijsloke (19)
  • De geschiedenis van Dwars door Grijsloke en Loopclub Grijsloke (18)
  • De geschiedenis van Dwars door Grijsloke en Loopclub Grijsloke (17)
  • Mijn laatste drie boeken...
  • De 33e Dwars door Grijsloke.
  • De geschiedenis van Dwars door Grijsloke en Loopclub Grijsloke (16)
  • Europa en de eurobiljetten.
  • Het eerste blogboek.
  • De geschiedenis van Dwars door Grijsloke en Loopclub Grijsloke (15).
  • De geschiedenis van Dwars door Grijsloke en Loopclub Grijsloke (14)
  • De geschiedenis van Dwars door Grijsloke en Loopclub Grijsloke (13).
  • Epocriet.
  • De geschiedenis van Dwars door Grijsloke en Loopclub Grijsloke (12).
  • Een bestseller.
  • De geschiedenis van Dwars door Grijsloke en Loopclub Grijsloke (11)
  • EEN PERFECT CADEAU.
  • De geschiedenis van Dwars door Grijsloke en loopclub Grijsloke (10).
  • De geschiedenis van Dwars door Grijsloke en Loopclub Grijsloke (9).
  • De geschiedenis van Dwars door Grijsloke en Loopclub Grijsloke (8).
  • De geschiedenis van Dwars door Grijsloke en Loopclub Grijsloke (7).
  • De geschiedenis van Dwars door Grijsloke en Loopclub Grijsloke (6).
  • De 31e Dwars door Grijsloke.
  • De geschiedenis van Dwars door Grijsloke en Loopclub Grijsloke (5).
  • Quizzzz.
  • De geschiedenis van Dwars door Grijsloke en Loopclub Grijsloke (4).
  • Vijf jaar geleden.
  • Uit het schuim van de zee.
  • De geschiedenis van Dwars door Grijsloke en Loopclub Grijsloke (3).
  • De geschiedenis van Dwars door Grijsloke en loopclub Grijsloke (2).
  • De geschiedenis van Dwars door Grijsloke en Loopclub Grijsloke (1).
  • Toneelschrijven: een lucratieve zaak.
  • MYTHOLOGISCH BLIJSPEL.
  • Waarom?
  • ZEVERARIJ...
  • Panta rei.
  • Februari.
  • Januari-dialoog.
  • Pietje van 't Hazegras.
  • Niveaus.
  • Onze lieve Heeren.
  • Nieuwjaarsgedichtje.
  • Oudejaarsgedichtje.
  • Over Kerstmis, de paus en Zeyneppeke.
  • Acribie.
  • Reactie op Oostends verhaal.
  • Oostende.
  • Tantezegger.
  • Gravensteenfeesten met Valeer en Freddy, maar... zonder Mico.
  • Cassandra d'Ermilio.
  • Academische zitting!
  • Allerheiligengedicht.
  • Econoshock (brief aan J. Vanlichtervelde).
  • Brief aan W.D.: over azijn, kanker en mitochondriën.
  • Gedichtje voor mijn Tony.
  • Spelenderwijs, godverdomme.
  • Bravo, Jean-Luc!
  • Het antwoord van de filosoof.
  • Brief aan Jan Bauwens, over kunst.
  • En nu: directeur!
  • Gearriveerd (foto)
  • Brief aan Willy Debyser.
  • Reis naar Griekenland (stripverhaal).
  • Afscheid van het Revalidatiecentrum.
  • Wondjes likken...
  • De 28e Dwars door Grijsloke: afgang van de macho's.
  • Tante Sidonie in Peking.
  • Duivensport olympisch?
  • Loezen en flamoezen.
  • Goed nieuws.
  • Grijslokes Olympische maagden.
  • Ronde van Frankrijk.
  • De krant van 18 juli 1940.
  • Gaarne uw mening, Jack.
  • Bauwens over Boonen.
  • De mammelokker.
  • Gisteren was het achtenzestig jaar geleden dat...
  • Plagiaiku's.
  • Brief aan een collega.
  • Ik ga nog even door.
  • Over toebrouks en snelzeêkers.
  • De haan en de high-koe.
  • Het Laatste Nieuws.
  • Het cordon, schematisch.
  • Brief aan Marc Vanhoye.
  • Bloch.
  • Achilleus' wraak (To Margos).
  • Over Hugo Claus, Alzheimer en euthanasie.
  • De nacht van de geschiedenis.
  • Vrije meningsuiting.
  • Griekse mythologie.
  • Professor Sebruyns.
  • Vera Janacopoulos.
  • Valentijn.
  • Schone Kunsten.
  • Het cordon doorbroken.
  • "Een brief... professor".
  • Theseus en Prokroustes.
  • Aan al mijn lezers...
  • Het mooiste kaartje kwam van de vrederechter.
  • Over dokter Deberdt (uit "Meneer Doktoor").
  • Leo Vantorre.
  • Leo Debudt.
  • Fragment uit "De bezetting van het Gravensteen" door Buth.
  • Eigen schuld.
  • Professor Vandendriessche.
  • Nog een brief aan Jack Vanlichtervelde.
  • Joseph uit de Gekko.
  • De foto...
  • Freddy Strumane is weer in 't land: fotoreportage.
  • Brief aan de praeses van moeder Laetitia.
  • Brief aan Jack Vanlichtervelde.
  • november: allerheiligenmaand.
  • Lompe boerkes.
  • Rommelaere & co.
  • Percussieve sublimatie.
  • Het symposium van 3 oktober.
  • Emeriti, Eelbode en Glam.
  • Gesplitst.
  • Justine Henin.
  • Uit het dagboek van Jack Vanlichtervelde.
  • Krantenkop.
  • Gedicht voor Annelies.
  • Nabeschouwingen bij de 27e Dwars door Grijsloke.
  • 2000: GRIJSLOKE 2000 (verzameld werk over Grijsloke)
  • Het woordje van de stichter.
  • Over de Heuvelenloop en... Puk.
  • Nummer 25.
  • Over twee neuropsychiaters.
  • Tollardrieheuvelenloop te Kooigem op 8 juli 2007.
  • Brief aan Jan Bauwens.
  • Zuster van Houwelingen.
  • O jerum jerum jerum...: een hit!
  • Tony 65.
  • Verjaardagen.
  • Goed nieuws en slecht nieuws.
  • (vervolg)
  • (vervolg)
  • Ameland.
  • Darwin of God?
  • Voilà.
  • De krant van 6 april.
  • Het einde komt in zicht.
  • Bij Kalypso.
  • Anzegem en Grijsloke te boek.
  • Feinsin.
  • Het afscheidsmaal.
  • Odysseus praat met de schimmen.
  • Een avondje Gent.
  • In het rijk der doden.
  • Vertrekkensklaar voor de onderwereld.
  • 365 dagen later.
  • Een jaartje geduld...
  • De Gouden Poort.
  • Spectaculaire ontwikkelingen op Aiaia.
  • Op mijn plaats gezet.
  • Brief aan professor van Togenbirger.
  • Meer over Odysseus.
  • Odysseus, ja of neen?
  • De trilogie.
  • De schone dagen van Sint Jan.
  • Bij mijn vriend Raymond Creus.
  • Jack Vanlichtervelde.
  • Malthus.
  • Nieuwjaarsgedichtje.
  • Beste wensen.
  • Over leugens en onzin.
    {TITEL_VRIJE_ZONE}
    Zoeken met Google


    Willekeurig Bloggen.be Blogs
    domeinen
    www.bloggen.be/domeine
    DE GRAVENSTEENFEESTEN WAREN WEER GOED DIT JAAR! IO VIVAT!
    Gedichtje:

    Mijn Gent

    Je was mijn ál:
    mijn moederborst,
    mijn bierkanaal.

    Mijn knusse woon,
    mijn vaste stek,
    mijn dierbaar oord.

    Mijn jongensdroom,
    mijn wijsheidsbron,
    mijn levensschool.

    Mijn plantentuin,
    mijn Bijloke
    en mijn Rozier.

    Mijn Aula en mijn Brug,
    mijn Amber
    en mijn Nat King Cole.

    Mijn stoverij met friet,
    mijn Meiresonne,
    mijn Kuiperskaai.

    Mijn studentenclub,
    mijn bleke maan,
    mijn Gravensteen.

    Mijn stad,
    waaruit ik
    ál mijn heimwee put.

    Mijn Gent!

    Willekeurig Bloggen.be Blogs
    tlissewegenartje
    www.bloggen.be/tlissew
    Blog als favoriet !
    Startpagina !
    Mijn favorieten
  • bloggen.be
  • grijsloke.be
  • Willekeurig Bloggen.be Blogs
    tlissewegenartje
    www.bloggen.be/tlissew
    Een piepklein liefdesgedichtje.

    'k Zou je willen kussen.

    'k Zou je zoveel keren
    willen kussen
    als er sterren
    aan de hemel staan,
    als er korrels liggen
    op het strand,
    ... en nog veel meer.
    Willekeurig Bloggen.be Blogs
    daanboy
    www.bloggen.be/daanboy
    Foto
    Beoordeel dit blog
      Zeer goed
      Goed
      Voldoende
      Nog wat bijwerken
      Nog veel werk aan
     
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto

    Vrouwelijke BV's:
    (mijn TOP 3)
    1. Tanja Dexters
    2. Tine Van den Brande
    3. Annelies Beck
    4. Esther Sels
    5. Annelies Rutten (ik kan maar geen geschikte foto van haar vinden; ik wacht dus maar tot ze er mij zelf een stuurt)

    Willekeurig Bloggen.be Blogs
    jomeli
    www.bloggen.be/jomeli
    Willekeurig Bloggen.be Blogs
    movie
    www.bloggen.be/movie

    Het toneelstuk "DE TWISTAPPEL" is een dolle klucht die gaat over de oorsprong van de Trojaanse oorlog. Voor inlichtingen: www.bloggen.be/kris/archief.php?ID=855455  of mail kris.vansteenbrugge@skynet.be .

    SCHRIJVELARIJ
    over: GENT, GRAVENSTEEN, GRIEKENLAND, GRIJSLOKE, GEZONDHEID, GENEESKUNDE, GEHOOR, G-PLEK.
    ...........Voor verhaaltjes uit de Griekse mythologie, surf naar www.bloggen.be/Dzeus ...........Voor recente cursiefjes, surf naar www.bloggen.be/pierpont ...........PICTAIKU'S (de allernieuwste kunstvorm) vindt u op www.bloggen.be/pictaiku
    25-08-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Tante Sidonie in Peking.

    Vlaanderen en Nederland samen één land? Ik heb er altijd wel oren naar gehad. Maar er hebben zich de laatste tijd dingen voorgedaan waardoor ik de fusie niet helemaal meer zie zitten. Enkele dagen geleden zijn de Hollanders begonnen met stokken in de wielen te steken van onze nationale Vlaamse sport, door te beweren dat duivensport geen sport is. Denk eens aan: duivensport géén sport, ik kan er nog steeds niet van slapen! En nu wéér treffen ze de Vlaming in zijn grootste sportieve trots, door te zinspelen op haar hoog… Sidonia-gehalte! Ze bedoelen daarmee dat er een zekere fysieke gelijkenis bestaat tussen ons langwerpig hoogspringend troetelkind Tia Hellebaut en tante Sidonie. Dat klópt natuurlijk wel, maar weten zij dan niet dat die uitspraak precies dáárom zo pijnlijk overkomt, dat de waarheid kwetst? Natúúrlijk weten zij dat! Ze willen ons gewoon kleineren. Onder die voorwaarden wil ik alvast geen fusie met Nederland. Jawel, samen zouden we nu achttien olympische medailles gehaald hebben, maar denkt ge dat die Hollanders het niet zouden uitgekiend hebben dat de inbreng van dat achterlijk Vlaams landsgedeelte maar twee stuks bedraagt? Kaaskoppen van onder en vooral van boven de Moerdijk, luistert allen goed: ik eis verontschuldigingen, of ik stem tégen de fusie. Hebben we ons niet reeds genoeg laten couillonneren, hebben we in ’t verleden al niet te veel naar uw pijpen gedanst? Neem nu, jawel, tante Sidonie. Onder druk van de Hollanders heet ze nu… Sidonia. Belachelijk! En Schalulleke dan. Die heet nu, weer onder druk van de Hollanders,… Schanulleke. Belachelijk! Maar wees er maar zeker van – Willy Vandersteen mag dan nog bezweken zijn voor de Hollanders – dat het gros van de Vlaamse lezers het nog steeds heeft over tante Sidonie en Schalulleke.

    Maar dit terzijde. Hopelijk heeft Tia zich de uitspraak van onze lieve Noorderburen niet al te zeer ter harte genomen. Tia is een knappe lieve sportvrouw. Ik was een fiere Vlaming toen ze daar in Peking minzaam glimlachend op het ereschavot stond, zonder dat er tranen aan te pas kwamen. Tia heeft daarenboven een gave die o zo zeldzaam is bij het schone geslacht: ze spreekt slechts als ze iets te zeggen heeft. Ik zou haar willen vragen: Tia, wilt ge mijn vrouw worden?

    Maar ik wil het natuurlijk met u ook hebben over enkele andere “landgenoten” in Peking. Aan de vrouwtjes van de vier maal honderd kan alleszins niet voorbijgegaan worden. Zilveren medaille, dank zij een vlekkeloze stokwisseling. In geen enkel land kunnen ze de stok zo goed doorgeven als bij ons. En wie heeft hen dat bijgebracht? Rudy Diels, hun trainer. Hier hebben de meisjes hard voor getraind, zegt Rudy Diels, en ze hebben er honderdentien procent voor geleefd. Hoe bedoelt Rudy dat, die honderdentien procent? Letterlijk? Dan zit er bij Rudy een vijs los: méér dan honderd procent bestaat niet! Figuurlijk? Dan moeten ze in de toekomst nog méér hun best doen. Sommige sportlui beweren immers tot tweehonderd, sommigen zelfs tot driehonderd procent voor hun sport te leven…

    Ontroerend was het optreden van Frédéric Xhonneux (uit te spreken als “Oneu”). Tijdens de tweede dag van de tienkamp verscheen deze atleet aan de start van de 400 meter-proef met zijn gewone trainingsschoenen aan de voeten, zonder spikes dus. Na enkele meters staakte hij de strijd. Hij verklaarde achteraf nooit de bedoeling gehad te hebben die 400 meter uit te lopen, vanwege een kwetsuur. Waarom hij dan toch aan de start was verschenen? Om nog eens de Olympische sfeer op te snuiven, om nog eens de Olympische vlam te zien branden en om nog eens op het TV-scherm te komen. Mijn supporters zien mij toch al zo weinig, verklaarde de gekwetste Frédéric. De Hollanders zullen blij zijn dat hij er uit is. Ze slaagden er maar niet in zijn naam behoorlijk uit te spreken en dat komt omdat ze maar niet kunnen begrijpen waarom men “Xh” schrijft, als men het niet uitspreekt. Het is een kwestie van “cachet” denk ik. Zo heb ik, jaren geleden, iemand gekend – ik zweer u dat het waar is – die O heette, simpelweg O, in één letter. Hij had een winkel in hoorapparaten, in het Brusselse, en misschien heeft hij die winkel nu nog. Uit commercieel oogpunt geen zeer geschikte naam dunkt me, want de O werd verward met het cijfer “nul”. Daarenboven had de man vaak last met de administratie. Bij het invullen van formulieren werd er hem op gewezen dat hij zijn hele naam moest invullen en niet enkel de eerste letter. Zelf heb ik hem aangeraden zijn naam te veranderen in “Xhaults”: het zou een boel administratieve problemen van de baan helpen, het zou veel meer “cachet” hebben en het zou maar weinig kosten, omdat het – jaja, beste Hollandse lezer – nog altijd als “O” zou uitgesproken worden. Ik denk dat hij mijn voorstel in overweging genomen heeft, maar bij mijn weten is hij daar (nog) niet op ingegaan.

    En dan is er nog het Vlaamse roeikoppel – of is het “peddelkoppel”? – dat door een Chinees duo met een paar tienden van een millimeter werd geklopt voor de derde plaats in de halve finale van het roeien “twee zonder stuurman” – maar ’t kan dus ook “peddelen” geweest zijn. Nooit iemand gezien met meer ingehouden woede dan de oudste van de twee roeiers c.q. peddelaars. “Ontgoocheling” noemden ze dat op de VRT. Men zou voor minder ontgoocheld zijn: de man zijn hele wereld was in elkaar gestort, alles waar hij jaren had voor geleefd lag nu aan diggelen. Het leek erop dat het leven voor deze man geen zin meer had. En dat alles door de stomme schuld van zijn mederoeier c.q. peddelaar, die vooraan in de boot had gezeten en dus het ritme van de slagen had aangegeven. Welnu, dat ritme was véél te snel geweest in ’t begin, en dat hadden ze op ’t einde moeten bekopen. Náást de ontgoochelde man stond de schuldige. Ootmoedig gaf deze zijn fout toe. Ik denk dat alleen menselijk fatsoen verhinderd heeft dat hij ter plaatse en vóór het oog van de camera de schedel werd ingeslagen door zijn vriend, de “ontgoochelde” roeier-peddelaar. En toch ben ik ervan overtuigd dat de marktwaarde van de meest ontgoochelde roeier-peddelaar aller tijden, niet te lijden heeft gehad onder die nederlaag. Wel in tegendeel. Want hoe was het ánders gelopen? Onze twee (ex)vrienden hadden de finale gehaald, waren daarin ongetwijfeld laatste of voorlaatste geworden en misschien voorgoed in de anonimiteit gegleden. Nu staan ze voor eeuwig te boek als de meest “ontgoochelde” roeiers-peddelaars uit de geschiedenis van de moderne Olympische Spelen. En zeker de helft van de Vlaamse bevolking leeft in de overtuiging dat ze het brons aan hun neus hebben zien voorbijgaan. Brons op een haar na!...

    25-08-2008 om 00:00 geschreven door Kris Vansteenbrugge  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    20-08-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Duivensport olympisch?

    Heb ik u, geachte lezer, al verteld dat ik lid ben van het Internationaal Olympisch Comité, het IOC, en dat ik daar een serieuze vinger in de pap heb? Neen? Dat heeft dan enkel te maken met het feit dat ik bescheiden ben. Niet zo bescheiden als Jean-Marie Pfaff natuurlijk, maar toch…

    Waarom ik het bij deze nu tóch zeg? Omdat ik héél kwaad ben. Zelfs een beetje woedend. Komt me daar een of andere Hollander, die blijkbaar een en ander te zeggen heeft, verklaren dat duivensport… geen sport is! Net nu ik een voorstel heb ingediend om van de duivensport een Olympische sport te maken.

    Eerst zijn er de vliegdisciplines. Een korte vlucht over 10 km, een middellange over 100 km en een marathonvlucht over 1000 km. Voor doffers en duivinnetjes, dat maakt dus zes wedstrijden, goed voor achttien medailles. En dan zijn er nog de loopwedstrijden, een honderdtal, vijftig voor de doffers en vijftig voor de duivinnetjes. Er zijn zes verschillende loopafstanden (50 m, 100 m, 200 m, 400 m, 800 m en 1500 m) en vier verschillende loopstijlen: de gewone pas of “schoolpas”, de wippas met beide poten tegelijk of “vlinderpas”, het achteruitlopen of “rugpas” en de “vrije pas”. Verder zijn er nog aflossingswedstrijden per land over vier afstanden, de individuele “wisselpas” over de twee kortste afstanden, alsook de “wisselpas” per landenploegen over de drie kortste afstanden. Negentig loopwedstrijden in totaal. Met de zes vliegwedstrijden maakt dat dus tweehonderdachtentachtig medailles.

    Eén was er die mijn voorstel belachelijk vond. Een ander vond het potsierlijk. Jacques Rogge zelf daarentegen vond het een goed voorstel. Dat ik een van de eersten geweest ben om hem te feliciteren bij zijn verkiezing tot IOC-voorzitter is Jacques niet vergeten. Toen hij nog een jongeman was heb ik hem gekend, in ’t begin van de jaren zestig: we studeerden toen beiden aan dezelfde faculteit. Toch schitterend hoe zo’n simpele ortopedisch chirurg, uit een boerendorp uit de streek van Deinze, het gebracht heeft tot de grote baas van de Spelen. Dat Jacques mijn voorstel steunt zal natuurlijk ook te maken hebben met zijn Vlaamse reflex. Als ons landje ergens goed in is, dan is dat toch zeker wel de duivensport. Van die tweehonderdachtentachtig medailles moet Vlaanderen er toch minstens een derde van kunnen binnenrijven. Dat zou nog eens wat anders zijn dan de nul-komma-nul waarop het bij de Spelen in Peking dreigt uit te draaien!

    Veel begrip heeft mijn voorstel ook gevonden bij mijn vriend Zwentibold. Zwentibold is een pinguïn. Hij woont in Antwerpen. Hij betrekt daar, samen met verscheidene gevleugelde en ongevleugelde vrienden, een soortement appartement, en hij beschikt er over een groot en zeer goed uitgerust zwembad. “Zwentibold” is hoe ík hem noem. Zijn echte naam is Domino, of zo… Niet dat Zwentibold loopwedstrijden voor duiven zo’n briljant idee vindt. Een hardlopende duif vindt hij zelfs een beetje zielig, maar beslist niet zieliger dan een hardzwemmende homo sapiens. Michael Phelps, de prachtatleet-met-borstkas-als-een-kleerkast, die tegen amper acht kilometer per uur voortsukkelt in het water, terwijl honderden reporters staan te brullen over een “moordend tempo”, dát vindt Zwentibold pas zielig. Al ben ik maar een kleine nietige pinguin, zegt Zwentibold, ik zwem vijf keer sneller dan wonderboy Phelps. Daarenboven kent hij een vis die wel dertig keer sneller door het water klieft dan Phelps. Zou de hardlopende duif dan lachwekkender zijn dan de hardzwemmende mens? Zwentibold – alias Domino, of zo – denkt van niet.

    Honderd medailles voor Vlaanderen zouden het er kunnen zijn. Niet denkbeeldig dat een zielepoot er zou uitspringen, die zielepoot Michael Phelps overtroeft met tien gouden medailles en zodoende de nieuwe koning van de Spelen wordt. Maar… helaas, de kans is groot dat mijn voorstel nu niet zal aangenomen worden. En dat alles door die verdomde uitspraak van die ellendeling van een kaaskop, die gesteld heeft dat duivensport in feite geen sport is!...

    20-08-2008 om 17:26 geschreven door Kris Vansteenbrugge  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    11-08-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Loezen en flamoezen.
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

     


    Lily Allen heeft een ongeluk gehad. Het stond in de weekend-krant van Het Laatste Nieuws. Het ongeluk heeft zich voorgedaan in Londen. Lily was op weg naar haar ex-vriend Ed Simons. Ze had een drukke en zware dag achter de rug van shoppen, wandelen met de hond en bezoekjes brengen. En toen ze uit haar auto stapte is het ongeluk plots gebeurd: haar linker borst viel uit haar truitje!

    “Oeps!...”, zo beëindigt de journalist zijn artikel. Béter had ik het zelf niet kunnen zeggen. De journalist is JBR. U vraagt zich misschien af, beste lezer, of dat allemaal wel écht gebeurd is. Of zijn fantasie JBR soms parten gespeeld heeft? Welnu, het antwoord op de eerste vraag is “ja”, het antwoord op de tweede “neen”! Want – hoe enorm kan toeval zijn – PN was in de buurt en die heeft, in koelen bloede, het ongeluk op de gevoelige plaat vastgelegd.

     

    Tja, ongelukken gebeuren nu eenmaal, en daarmee zullen we moeten  leren leven. Opwekkender nieuws is de aankondiging die Herman Brusselmans doet in diezelfde krant: zijn eerstvolgend boek zal de titel dragen “Loezen en Flamoezen”. Ik sta alvast te trappelen van ongeduld. U toch ook?  Ik durf er mijn reputatie op verwedden dat het een wereldhit wordt van het allerhoogste niveau… en een Nobelprijs. In 2011 bijvoorbeeld: ’t zou wat zijn, honderd jaar na de enige Nobelprijs voor literatuur ooit door een Vlaming behaald, namelijk de Gentenaar Maurice Maeterlinck, die schreef… in ’t Frans. Eindelijk zal onze schoolgaande Vlaamse jeugd nog eens fier kunnen zijn op een schrijver van eigen bodem, die daarenboven nog schrijft in de eigen taal. “Loezen en Flamoezen”! Nogal eens wat anders dan “De Vlaschaard” van Stijn Streuvels, waarmee de jeugd in mijn tijd opgezadeld werd. De eerste les ging over de titel: waarom er stond “de vlaschaard” en niet “de vlasgaard”. Een héél lesuur waren we daarmee zoet. Hoeveel boeiender zal dat eerste lesuur dan niet zijn over “Loezen en Flamoezen”!? Geïllustreerd met foto’s van PN.

    11-08-2008 om 00:00 geschreven door Kris Vansteenbrugge  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (2 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    07-08-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Goed nieuws.

    Wat doet een gepensioneerd iemand als ik, een gedreven cursiefjesschrijver, tijdens de vacantiedagen en in zijn vrije tijd? Ik hoor u al reageren, beste lezer: heeft een gepensioneerde dan nog vakantie, laat staan vrije tijd? Maar dan bent u even uit het oog verloren dat het in mijn geval gaat om een “gepensioneerde met toegelaten bijverdienste”.

    Het antwoord luidt: lezen, onder andere. Ik heb het nog eens met Hugo Claus geprobeerd. Aan “Het Verdriet van België” ben ik jaren geleden eens begonnen, omdat het een bestseller was. Verder dan een tiental bladzijden ben ik toen niet geraakt. Bij deze nieuwe poging heb ik er rond pagina zestig de brui aan gegeven. Die lijdensweg kan ik mijn stramme hersens niet aandoen: het boek telt rond de zeshonderd bladzijden… Maar omdat ik koste wat het kost een boek van mijn beroemde stadsgenoot wilde lezen heb ik er dan maar een genomen met veel minder bladzijden: “Het Verlangen”. Zwaar karwei! Zoiets blijft op de maag liggen. Ik heb het doorgespoeld met “Pastoor Campens zaliger” van Ernest Claes: een verademing. Wie schreef ook weer over Hugo Claus: “Rot van talent, maar vooral rot”?

    De kranten bieden evenwel een behoorlijk alternatief. Naast het onvermijdelijk slecht nieuws is er ook goed nieuws en daar kan een cursiefjesschrijver – gedreven, zoals ik al zei – bijna onbeperkt uit putten. Laat ik dan toch maar eerst – bij wijze van aperitief – beginnen met een minder goed nieuwsfeit, uit De Gentenaar van gisteren. ’t Is in feite ronduit slecht nieuws. Bij een grote bank hebben ze een man ontslagen omdat hij zijn werk niet goed zou gedaan hebben. Zijn naam en zijn foto staan open en bloot in de krant. Het is, geloof ik, niet eens zwart op wit bewezen dat die man wel degelijk in de fout is gegaan. En dan zó te schande gesteld worden! Er staat ook bij dat de man een ontslagpremie – een “oprotpremie” zoals het ook wordt genoemd –  ontvangt van vijf miljoen euro. Niet mis, zult u zeggen, daar kan hij twintig villa’s mee kopen. En toch is het slecht nieuws: wat maalt zo’n man immers om geld? De man is zijn job kwijt en zijn eer heeft een ferme knauw gekregen. Wie kent immers niet het spreekwoord: geld verloren, iets verloren, eer verloren, meer verloren, god verloren, ál verloren? Hopen we dus maar dat onze bankier god nog niet kwijtgespeeld heeft, dan is voor hem toch nog niet álles verloren. Uit mijn kinderjaren herinner ik mij nog heel goed dat vader ontslagen werd. Vader was metser, een uitstekend vakman, die nooit iets mispeuterde en nooit zijn werk verlette. Maar wat wilt u: het bouwbedrijf waar hij werkte moest drastisch inbinden en de werklui met de minste ancienniteit werden ontslagen. We zaten zonder inkomen. Van een “oprotpremie” had toen nog nooit iemand gehoord en vader zou het geld zelfs niet aanvaard hebben: vader zou nóóit geld aanvaard hebben waarvoor hij niet had gewerkt. “Naar de dop gaan” was toen geen verplichting, maar als je niet ging kreeg je ook geen werklozensteun. En vader ging niet. Deels omdat hij, zoals ik al zei, geen geld wenste te ontvangen waarvoor hij niet gewerkt had. Maar ook omdat hij daar niet te kijk wilde staan, waardoor het hele dorp in géén tijd zou weten wat hij angstvallig verborgen wilde houden: de schande van ontslagen te zijn op het werk en te moeten leven van een aalmoes… Gelukkig had vader al na een paar weken ander werk en buiten moeder en ikzelf en nog een paar familieleden heeft niemand geweten dat vader ooit werkloos is geweest. Maar met die mijnheer van de bank is het dus véél en véél erger gesteld. Misschien vindt hij wel nóóit meer een job en daar staat hij toch maar lekker aan de schandpaal, te kijk voor een kolossaal publiek, tot ver buiten onze grenzen. Maar, genoeg nu! We schakelen over naar beter nieuws.

    Kim Gevaert. Ze stopt met haar atletiekcarrière na het zomerseizoen, lees ik in Het Laatste Nieuws van eergisteren. In zekere zin is dat spijtig, maar Kim is gelukkig en blij. Waarom zouden ook wij dan niet blij zijn? Ze zal overigens niet in een zwart gat vallen of de schande van de werkloosheid moeten dragen. Ze kan een job krijgen bij de Memorial Van Damme, ze kan aan de slag gaan op het ministerie bij Bert Anciaux, ze kan terecht bij een managementsbureau, ze kan aan het werk bij de tv-zender Vitaya en tenslotte kan ze iets doen met haar diploma van logopediste. En zeggen dat er mensen zijn met drie universitaire diploma’s die nergens aan de slag kunnen… Wat Kim ook zo gelukkig maakt is dat ze nu kindjes gaat krijgen. Ze heeft weliswaar nog geen verloofde, maar ze is toch al twaalf jaar “samen” met Djeke Mambo. Misschien gaat ze zich nu verloven met Djeke en krijgt ze van hem – na twaalf jaar onthouding! – een heleboel kindjes. Koffie-met-melkkleurige kindjes, want met andere zou Djeke dan waarschijnlijk weer niet al te gelukkig zijn.

    Er staat ook een foto van Kim in de krant. De blijheid en het geluk kan de lezer zó van haar gezicht aflezen. En voor wie dat niet kan: Kim schreeuwt het van de daken hoe blij ze is. Ze zal blij zijn als ze goed presteert tijdens de Spelen, maar ook als ze niet goed presteert zal ze blij zijn. En ze zal blij zijn bij haar afscheid op de Memorial Van Damme. Uw dienaar zal daar, bij leven en welzijn, eveneens aanwezig zijn. Zoveel blijheid wil ik live meemaken. Ontroerend toch hoe sommige sportmensen steeds op hetzelfde thema hameren. Bij Kim Gevaert is het “blijheid en geluk”, bij Jean-Marie Pfaff is het “nederigheid en eenvoud”. Twee schitterende sportlui: de ene blij, de andere wars van enige pretentie ondanks alle succes. Goed nieuws dus, in het kwadraat!

    Ander goed nieuws is dat in Meise de penisbloem in bloei staat. Het staat in de Gentenaar van gisteren. Mét foto. Jammer is dan weer dat de bloei amper één of twee dagen duurt. Maar wat wilt u: mooie liedjes duren niet lang. En misschien is het maar beter zo. Met die lijkgeur…

    Dat Lien Van de Kelder weldra uit de kleren gaat op vtm heb ik dan weer gelezen in Het Laatste Nieuws van eergisteren. Ongelooflijk goed nieuws toch voor ieder mens, of ’t zou een afschuwelijke zuurpruim moeten zijn.

    En dan is er nóg goed nieuws, dat weliswaar niét uit de krant komt. Een vriend van mij heeft voor ’t eerst zijn pensioen getrokken. Een zelfstandigenpensioen. Weliswaar niet genoeg om er een auto op na te houden, maar ruim genoeg om er gezond van te leven: bruin brood met karnepap, zelfgekweekte groenten, veel lichaamsbeweging, algehele rookstop en… slechts af en toe een pintje.

    07-08-2008 om 17:16 geschreven door Kris Vansteenbrugge  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    29-07-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Grijslokes Olympische maagden.

    De Olympische Spelen staan weer voor de deur. En amper zal het Olympisch vuur gedoofd zijn of daar is er alweer Dwars door Grijsloke, ’s werelds mooiste stratenloop. Niet ongepast dus om het begrip “Grijslokes Olympiade” van onder het stof te halen.

    Iedereen – op een enkele uitzondering na – weet dat een gewone Olympiade een periode van vier jaar beslaat. Grijslokes Olympiade daarentegen – en dat weten een aantal van mijn jongere trouwe lezers waarschijnlijk niet – heeft zes jaar geduurd, van 1991 tot en met 1996. Uit die periode stammen de vijf unieke medailles die elk één van de vijf grote Spelen in het oude Griekenland symboliseerden. Naast de Olympische Spelen waren daar immers ook nog de Isthmische Spelen (in Isthmia, bij Korinthe), de Pytische (in Delphi), de Nemeïsche (in Nemea, op het schiereiland Argolis) en de Panatheneïsche (in Athene). De eerste medaille (zie foto nr. 1) werd geslagen in 1991 ter gelegenheid van de 11e Dwars door Grijsloke. Ze symboliseert de Olympische Spelen, die gewijd waren aan de oppergod Zeus en hun oorsprong hadden in Olympia, in het N.W. van de Peloponnesos. Daar regeerde koning Oinomaos. Deze had een wondermooie dochter, Hippodameia. Vele koningszonen dongen naar haar hand, maar Oinomaos wilde haar niet afstaan. Hij stelde alle huwelijkskandidaten voor hemzelf in een wedren-met-paarden te bekampen. Diegene die er zou in slagen hem in die wedren te verslaan, kreeg Hippodameia als bruid. Slaagde hij daar echter niet in, dan wachtte hem de dood!

    Toen prins Pelops de wedstrijd aanging, waren er hem al dertien dapperen voorgegaan: hun hoofden stonden als afschrikwekkende voorbeelden vastgespiest op lange stokken bij de ingang van ’s konings kasteel. Maar ditmaal liep het anders. Oinomaos brak zijn nek tijdens de race, door een valse sabotagestreek van Pelops – afgebeeld in de rand van de medaille –, waarbij ook de verliefde Hippodameia in het komplot zat. Teneinde de goden te danken om het welslagen van de onderneming en tezelfdertijd verzoening voor zijn misdaad af te smeken, stelde Pelops de Olympische Spelen in, ter ere van de oppergod Zeus. Hippodameia zelf had tot Hera gebeden en nu wilde ze de oppergodin danken door zestien maagden een kleed te laten weven dat de dag van de Spelen naar de tempel van Hera diende gebracht te worden. Diezelfde dag zouden die zestien maagden daarenboven hun eigen Spelen houden: de Heraïsche Spelen. Die Spelen bestonden uit een loopwedstrijd over ongeveer 165 meter, zijnde zes zevenden van de afstand die door de mannen diende afgelegd te worden. Vooraan startten de jongsten, achteraan de oudste meisjes. Ze liepen in korte rokjes die ongeveer tot aan de knieën reikten, met loshangende haren en de rechter schouder evenals de rechter borst ontbloot. De wedstrijd werd op hetzelfde Olympisch stadion gelopen als de wedstrijd van de mannen. De winnares kreeg een olijfkrans en een deel van de koe die aan Hera geofferd werd; tevens kreeg ze de toelating een beeld van haarzelf met inscriptie van haar naam aan te brengen in Hera’s tempel.

    Dit alles geschiedde zo’n vijftienhonderd jaar vóór Christus. Hoe het verder allemaal gelopen is, is niet goed bekend. Uitslagen van de wedstrijden uit die tijd heeft men niet en ongetwijfeld zijn de Spelen in later jaren verwaterd… tot de draad weer opgenomen werd in 884 vóór Christus. Van toen af zijn de Spelen in het oude Griekenland écht de geschiedenis ingegaan: van toen af werden immers de namen van de winnaars genoteerd en die namen zijn tot op heden bewaard gebleven. Van vrouwelijke deelname was toen echter bijlange geen sprake meer. Méér zelfs: het was verboden voor vrouwen, althans voor getrouwde vrouwen, om zelfs maar de Spelen bij te wonen. Op overtreding van die wet stond de doodstraf! De reden was dat de sporters naakt liepen, hetgeen ook het geval was voor de scheidsrechters. Al dient gezegd dat tijdens de eerste zeven Spelen er nog een lendendoek gedragen werd. Tijdens de zevende Spelen gebeurden er echter twee zaken die leidden tot de afschaffing van de lendendoeken. Eerst was er de atleet die tijdens de ren zijn lendendoek verloor, erover struikelde en zijn nek brak. En dan was er een andere die eveneens zijn lendendoek verloor en “met slaande trom” de wedstrijd won. Zijn tegenstrevers protesteerden omdat hij daardoor bevoordeligd was… Dit alles leidde ertoe dat vanaf de achtste Olympische Spelen alle deelnemers en scheidsrechters poedelnaakt ten tonele verschenen.

    Was preutsheid de oorzaak dat de vrouwen geweerd werden op de Spelen? Bijlange niet! Mannelijke naaktheid was in die tijd allerminst taboe. Ten bewijze daarvan de mannelijke standbeelden, waarbij, in tegenstelling tot de vrouwelijke standbeelden, de geslachtsdelen allerminst verhuld werden. Overigens gold het verbod enkel voor getrouwde vrouwen, al dient gezegd dat de ongetrouwden evenmin kwamen, simpelweg omdat ze geen interesse hadden, zo wordt gezegd… En de getrouwde vrouwen? U dient te weten dat degenen die het voor het zeggen hadden vaak oudere heren waren, die er al niet meer zo fris uitzagen en dat de vergelijking met de jonge naakte atletische lichamen van de deelnemers bij hun echtgenotes fel in hun nadeel zou zijn uitgevallen. Vandaar… Toch gebeurde het dat een vrouw tot Olympisch overwinnaar werd gekroond, namelijk in de paardenrenwedstrijd. De winnaar was namelijk de eigenaar of eigenares van het paard, die daarom niet eens het stadion hoefde te betreden.

    In 394 na Christus werden de Spelen verboden door de Romeinse keizer Theodosius, als zijnde “heidens”… tot baron Pierre de Coubertin ten tonele verscheen met zijn “moderne Olympische Spelen”, die van start gingen in 1896. Toen namen er nog geen vrouwen deel, maar dat veranderde snel, reeds bij de tweede uitgave, in 1900, al heeft het nog geduurd tot 1984 voor de eerste marathon voor vrouwen op het programma stond. Een van de grootste pleiters voor die vrouwenmarathon was dokter Ernst van Aaken, de man die in 1982, ter gelegenheid van de 2e Dwars door Grijsloke, een “marathon-voordracht” heeft gehouden in het gemeentehuis van Anzegem.

    Maar laten we nu terugkeren tot “Grijslokes Olympiade”. Het hoogtepunt was ongetwijfeld in 1994, toen Loopclub Grijsloke haar Spelen organiseerde op Griekse bodem, en wel op de authentieke antieke stadions: de Olympische, de Isthmische, de Pythische, de Nemeïsche en de Panatheneïsche. Hierover en over de mythologische oorsprong van de vijf Panhelleense Spelen kan u lezen in “Grijslokes Olympiade”, het boek dat verscheen in 1997 (zie foto’s nr. 6 en 7: cover en achterflap van het boek). Er wordt verhaald hoe de Griekse stadions werden veroverd door een dozijn stoere Grijslookse mannen, maar ook door een half dozijn Grijslookse maagden!

    Enkele jaren tevoren hadden we in Grijsloke al geoefend met maagden, en wel ter gelegenheid van de Gapersstoet in Anzegem. Op foto nr. 2 ziet u de 16 maagdekens die eraan deelnamen. U merkt de ontblote rechter schouder. Het ontbloten van de rechter borst (of de plaats waar die weldra zou ontluiken) was natuurlijk te hoog gegrepen. Op foto nr. 3 ziet u ze met het kleed voor Hera. In Griekenland waren er  maar zes. Het was dus roeien met de riemen die we hadden. Daarenboven waren het geen prille tieners meer en kon er – bij enkelen althans – aan de maagdelijkheid flink getwijfeld worden. Maar de vindingrijkheid van de Grijslokenaars is groot. Op de weg van Nauplion naar Epidauros is er een klooster, Agia Moni. In de buurt van dat klooster is er een bron, de Kanathosbron. Hier nam de oppergodin jaarlijks een bad teneinde haar maagdelijkheid telkens weer te hernieuwen en zodoende haar gemaal genoegen te doen. U begrijpt het, beste lezer, bij het zien van foto nr. 4: de meiden helemaal onderdompelen in het water van de Kanathosbron leek ons niet nodig. Even het bolletje overgieten met het heilig water, door de priesteres van Hera, zou ruim volstaan om van de zes deelneemsters perfecte frisse maagdekens te maken. U ziet ze aan de start in Olympia (foto nr. 5) !...

     

    (Het boek “Grijslokes Olympiade” is helaas niet te koop. U kan het nog wel gratis verkrijgen ter gelegenheid van een training in Grijsloke op zondagochtend om 9 uur, of ter gelegenheid van de 28e Dwars door Grijsloke op zaterdag 30 augustus; gelieve in beide gevallen vooraf een mailtje te sturen naar  kris.vansteenbrugge@skynet.be )
















    29-07-2008 om 00:00 geschreven door Kris Vansteenbrugge  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    18-07-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Ronde van Frankrijk.

    Is het omdat het onderwerp de mens koud laat dat hij er, na negenhonderdvierentachtig dagen dagboek, nog met geen woord over gerept heeft? Of ligt het onderwerp hem zó nauw aan het hart dat hij aarzelt zijn gevoelens daaromtrent aan de openbaarheid prijs te geven?

    Hebt u, lieve lezer, gedacht dat ik er ook dit jaar zou aan voorbijgaan? Dan moet het er nu uit, ik wil het niet langer verzwijgen: ik ben verslingerd aan de Ronde, al van in 1948. Ik was toen acht jaar oud. Die ronde werd gewonnen door de Italiaanse campionissimo Gino Bartali, die dat tien jaar eerder ook al gepresteerd had. Tweede was Briek Schotte, de “flandrien”. Bartali en Schotte, het waren mijn helden. De enigen die in mijn wielerminnend hart datzelfde niveau hebben bereikt zijn Fausto Coppi en Rik Vansteenbergen. Zelfs de in Meensel-Kiezegem geboren Vlaming Eddy Merckx kon mij in latere tijden minder bekoren. Toen Coppi één jaar later Bartali versloeg, werd hij voor mij de grootste aller tijden, en dat is hij gebleven, tot op de dag van vandaag. De andere goden uit mijn kinderjaren waren Ferdi Kübler en Hugo Koblet, allebei Zwitsers, en de Bretoen Louison Bobet. Louison won drie keer op een rij en dat had voorheen nog niemand gepresteerd. De Brusselaar Flup Thijs won weliswaar in 1913, 1914 en 1920, maar… niet op een rij dus. Ook Vlaanderen had voor mij nog een aantal goden, zij het van een ietwat lagere rang. In de eerste plaats Stanneke Ockers, die nooit won, maar wel een paar keer tweede werd. Ook Marcel Janssens werd één keer tweede. Die viel vooral op door zijn smal gezicht. Nooit een coureur gezien met zo’n smal gezicht. En Jan Adriaenssens dan, die het nooit verder gebracht heeft dan derde – wat natuurlijk ook héél mooi is – maar die vooral opviel door de interviews die hij steevast beëindigde met groeten aan allerlei familieleden en kennissen en… aan zijn verloofde uit Wevelgem. Hij zei nooit “aan mijn verloofde”, maar altijd “aan mijn verloofde uit Wevelgem”. Had hij er elders misschien nog eentje zitten? Eentje dat liever onvermeld bleef? Jan Adriaenssens was van Ruisbroek Sauvegarde en dat ligt niet zomaar op een boogscheut van Wevelgem. Zou hij die “verloofde uit Wevelgem” aan de haak geslagen hebben na de koers Gent-Wevelgem? En de vraag die mij nu nog het meest bezig houdt: zou hij d’r uiteindelijk mee getrouwd zijn? En dan vermeld ik alleen nog Jos Planckaert omdat hij ook eens tweede geweest is en ook wel omdat hij net als Briek Schotte van mijn geboortestreek was. Jos is onlangs overleden. IJzeren Briek heeft ons een paar jaar geleden reeds verlaten…

    Na de drie overwinningen van Louison Bobet was het met de échte wielergoden gedaan. In 1956 won de brave krullebol Roger Walkowiak, onbekend bij het grote publiek. Hij had in die ronde geen enkele rit op zijn naam geschreven en ná die ronde heeft hij, voor zover mij bekend, nooit meer een koers gewonnen. Akkoord, Anquetil won de Ronde vijf keer. Merckx won ook vijf keer en telkens met brio en panache. Vijf keer de Ronde winnen bleek daarna niets bijzonders meer. Hinault deed het, met minder brio dan Merckx. En dat het ook helemaal zónder brio kon bewees Indurain. Deze Spaanse Miguel heeft met zijn vijf overwinningen minder geschiedenis geschreven dan zijn landgenoot Federico Bahamontes, die maar éénmaal won, maar in 1954 op de hoogste berg van de Ronde, iedereen ver achter zich liet, op de top een ijskreempje bestelde en rustig likkend de achterkomers opwachtte. Bahamontes – velen zullen het niet weten – heette eigenlijk Martin. “Bahamontes” was de naam van zijn moeder, en het betekent “over de bergen”. Een passender naam had men niet kunnen bedenken voor de beste klimmer aller tijden, de “arend van Toledo”. Nomen est omen!

    Onvergetelijk was ook de prestatie van Wim Van Est. Hij was de eerste Nederlander die erin slaagde de gele trui te bemachtigen. Het was in het jaar 1951, het jaar dat Koblet won. Bij de afdaling van de col d’Aubisque reed Wim, met de gele trui om de lenden, in een ravijn. “Wim Van Est viel 90 meter diep: zijn hart stond stil, zijn Pontiac liep”. De renner Wim Van Est en de horloges Pontiac zijn hiermee de geschiedenis ingegaan. Ook een straffe prestatie leverde de donkere Algerijn Abdel-Kader Zaaf. Tijdens een snikhete dag was hij uit het peloton ontsnapt. Om zijn dorst te lessen had hij onderweg meer geestrijk vocht tot zich genomen dan goed voor hem was, zodat hij van zijn fiets tuimelde en in een korte roes verzonk. Nog voor het peloton eraan kwam schoot Abdel-Kader wakker, greep zijn fiets en vervolgde zijn weg… in de verkeerde richting, het peloton tegemoet. Het bracht hem geen ritzege op, maar wel wereldfaam.

    Een prestatie die kon tellen in mijn ogen van tienjarige knaap was die van de Roeselarenaar Maurice Blomme in 1950. Maurice won een rit met zowat een half uur voorsprong. Als hij dat nog eenmaal herhaalt heeft hij de gele trui te pakken, dacht ik bij mezelf. Maar Maurice was in die rit boven zijn krachten gegaan: ’s anderendaags gaf hij op. Drie weken later reed hij een koers in Anzegem. Na de aankomst ging ik hem bewonderen toen hij zich stond te wassen op het koertje van café “De Vogelzang”. Een waar privilege was het, zo dicht te mogen staan bij de man die een heldendaad had verricht in de Ronde, en zijn bloot mager lichaam te mogen aanschouwen.

    Nooit heeft een Vlaming, een Westvlaming van Bachten de Kupe, voor meer sensatie gezorgd dan Michel Pollentier, de man van het peertje. Hij werd betrapt met een rubberpeertje vol onbezoedelde urine onder de oksel: een ingenieuze truc, bedoeld om de dopingcontroleurs te misleiden. Aan dat peertje heeft Michel de eeuwige roem te danken. Van dat peertje, dat weet iedereen nog. Maar dat Michel toen “in ’t geel stond” en die ronde had kunnen winnen, wie weet dát nog?

    Ik heb mij natuurlijk ook verdiept in de geschiedenis van de Rondes van vóór de oorlog en in de heroïsche verhalen van de Flandriens. Wie het meest tot mijn verbeelding spreekt is Lucien Buysse. Hij won in 1926, op 34-jarige leeftijd, de langste Ronde uit de geschiedenis, met een voorsprong op de tweede van bijna anderhalf uur, iets wat nooit iemand hem had voorgedaan en evenmin heeft nagedaan. Lucien Buysse was immens populair. In de jaren twintig gaven vele Vlamingen hun pasgeboren zoon de naam Lucien en ze hoopten stilletjes dat hij een even grote coureur zou worden als Buysse. Het gebeurde zelfs dat een veelbelovend knaapje dat bijvoorbeeld Frans heette, de bijnaam Lucien kreeg en die naam zijn leven lang meedroeg. Zo weet er in Anzegem vrijwel niemand dat Lucien Deruyck, één van hun grootste B.A.’s (Beroemde Anzegemnaars), in feite Frans heet…

    Lucien Buysse had al eerder de Ronde moeten winnen, ware het niet dat hij in dienst had moeten rijden van de Italiaan Ottavio Bottecchia, die twee jaar tereke won, in 1924 en 1925. Een jaar later werd Ottavio op training doodgeslagen door een Italiaanse wijnboer, nadat hij, teneinde zijn dorst te lessen, een trosje druiven had gestolen uit de wijngaard van de boer. De ware toedracht van deze zaak is pas veertig jaar later aan het licht gekomen toen de boer zijn misdaad opbiechtte, op zijn sterfbed.

    Drama’s hebben zich natuurlijk ook afgespeeld ín de Ronde. Er waren er die door brute pech een zekere overwinning verspeelden. Zo bijvoorbeeld de Fransman Eugène Christophe in 1913, nog vóór de eerste wereldoorlog dus. Hij brak zijn vork en moest vijftien kilometer te voet naar de dichtstbijzijnde smidse om daar eigenhandig de herstelling uit te voeren.

    Zware valpartijen zijn legio in de ronde en toch kan ik er mij amper twee herinneren met werkelijk dramatische afloop. Eerst was er de veelbelovende en supergetalenteerde jonge Franse renner Roger Rivière die in 1960, na een val bij de afdaling van een col, zwaar verlamd geraakte, voor de rest van zijn leven. Die “rest” heeft overigens maar kort geduurd. Rivière is amper veertig jaar geworden. In 1995 viel de Italiaan Fabio Casartelli in de afdaling van de col du Portet d’Aspet. Hij stierf ter plekke.

    Het meest wereldschokkend drama is dat van de Engelsman Tom Simpson, bij de beklimming van de Mont Ventoux in 1967. Men is het erover eens dat er doping mee gemoeid was. Tom was een uitstekend renner, had vele grote koersen gewonnen en was wereldkampioen. Voor een overwinning in de Ronde had hij alles veil… Daags na zijn overlijden mocht zijn landgenoot en ploegmakker Barry Hoban de rit winnen, als eerbetoon aan Tom Simpson. De sympathieke Barry kreeg er weldra nog een cadeau bovenop: de weduwe en de twee dochtertjes  van zijn vriend. Het nieuwe koppel werd een paar jaar later ook nog verrijkt met een dochter.

    Merkwaardig toch dat de prestaties van Merckx en Armstrong mij minder beroerd hebben dan die van Bartali, Coppi, Kübler, Koblet en Bobet. Het zal wel iets met nostalgie te maken hebben, maar het heeft ongetwijfeld ook te maken met de mystiek die er in die jaren hing rond de Ronde. Nu kunnen we de renners volgen op het TV-scherm, van de start tot aan de aankomst, “live”! Er was toen enkel de radio en de krant. Veel werd aan de verbeelding overgelaten en we stelden ons de “reuzen van de weg” en hun “heldendaden” nog veel groter voor dan ze in werkelijkheid al waren.

    Vraag mij wie in mijn kinderjaren in een gegeven jaar de Ronde heeft gewonnen en ik zal u terstond en zonder nadenken het juiste antwoord geven. Maar vraag me niet wie vorig jaar of het jaar dáárvoor heeft gewonnen. Drie jaar geleden was het Armstrong. Hij won toen voor de zevende keer op rij. En dat voor iemand van wie beweerd wordt dat hij teelbalkanker heeft gehad, zelfs met uitzaaiingen in de hersenen. Operaties, bestralingen en chemotherapie hebben hem er bovenop geholpen. De eerste keer dat Lance de ronde won vonden we dat een wonder, een medisch wonder. Maar allengs raakten we er aan gewoon en toen hij voor de zevende keer won, tja… Vergelijk het met iemand die met een houten been te voet een reis om de wereld zou doen. We zouden het onvoorstelbaar knap vinden. Maar als hij dat zeven maal doet: tja…

    Aan vrouwelijke belangstelling en amoureuze avonturen heeft het Lance Armstrong niet ontbroken, ondanks de teelbalproblemen. Merkwaardig toch dat de meest opzienbarende liefdesaffaires uit het wielermilieu betrekking hebben op twee van de grootste ronderenners aller tijden: Fausto Coppi en Jacques Anquetil. De eerste hield er een geheimzinnige maîtresse op na. Ze was de vrouw van zijn huisdokter en ze vergezelde hem tijdens de wedstrijden. Er hing een waas van geheimzinnigheid rond deze dame, die altijd in het wit gekleed ging. De mysterieuze witte dame! Ook de vijfvoudige rondewinnaar Anquetil snoepte de vrouw van zijn huisdokter af, Jeannine. Omdat zij geen kinderen meer kon krijgen, probeerde hij het met haar dochter. Twee vrouwen in zijn huis, daar kwam ruzie van en tenslotte legde “monsieur Jacques” het aan met de vrouw van Jeannines zoon, zijn aangetrouwde stiefdochter dus, bij wie hij eveneens een kind verwekte.

    Mooie Jacques is de enige renner van wie ik weet dat hij regelmatig een sigaret rookte. Hij is gestorven aan maagkanker toe hij pas drieënvijftig was. Zijn eeuwige rivaal daarentegen, Raymond Poulidor, die telkens weer in ’t zand moest bijten tegen Anquetil en daarom ook “de eeuwige tweede” werd genoemd, is voor zover ik weet, nog steeds in blakende gezondheid en geniet in Frankrijk nog steeds van zijn reputatie als de sympatiekste ronderenner van alle tijden. Poulidor stond niet minder dan acht keer op het podium bij het einde van de Ronde: drie keer tweede en vijf keer derde. Nooit heeft iemand die prestatie geëvenaard. En, symbolisch voor deze sympatieke underdog en haast niet te geloven: niet één keer heeft Poupou de gele trui mogen omgorden.

    Maar laten we het nu toch maar liever hebben over die Ronde waar we nu midden in zitten. Opvallend is dat er geen enkele Vlaming staat in de eerste twintig, doch wel drie Luxemburgers. Dat klein landeke heeft overigens vier keer de Ronde gewonnen: tweemaal met Frantz, eenmaal met Faber en eenmaal met Gaul. In verhouding tot het aantal inwoners zou dat voor Vlaanderen gelijk staan met honderdtwintig overwinningen en voor Frankrijk met vijfhonderd! Het enige land dat ik in staat acht om in de toekomst nog beter te doen dan Luxemburg – verhoudingsgewijs althans – is Monaco. De kleine republiek is reeds goed op weg: vorig jaar haalden ze immers de groene trui binnen met Tom Boonen. Waarom Tom er dit jaar niet mag bij zijn is mij overigens een raadsel. Wegens cocaïnegebruik en omdat hij een voorbeeldfunctie heeft? Hebben wij niet allemaal een voorbeeldfunctie? Eerder zou ik hem schorsen wegens zijn roekeloos autorijgedrag waarmee hij het leven van anderen in gevaar brengt. Met dat verwerpelijk cocaïnegebruik brengt hij slecht zijn eigen gezondheid in gevaar en prestatiebevorderend is het niet. Wel prestatiebevorderend is het erythropoietine(EPO)gebruik waaraan de twee Spanjaarden en de Italiaan Ricco zich hebben schuldig gemaakt – “ricco” is het Italiaans voor rijk en het wordt uitgesproken met de klemtoon op de eerste lettergreep –. Ik ben blij dat die Ricco eruit ligt. Wat had me dat baasje een irritant pretentieus overwinningsgebaar! Coppi zou zoiets nooit gedaan hebben, en Bartali, Kübler, Koblet en Bobet evenmin. Eerst met opgestoken wijsvingers ten hemel wijzen en daarna met diezelfde wijsvingers op zijn borstkas timmeren, als om te zeggen: die god van daarboven, dat ben ik. Of: die kracht van mij, die komt van daarboven. Mijn voeten! Uit een ampulle EPO komt zijn kracht.

    Ik betwijfel of er in ’t verleden veel rondewinnaars zijn geweest die zuiver op de graat waren. Ik heb alvast weet van één die EPO moet gebruikt hebben. Als ik mijn mond zou voorbij praten zou dat waarschijnlijk stof doen opwaaien. Maar wees gerust, ik zál mijn mond niet voorbij praten, vanwege het beroepsgeheim, weet u wel…

    En vraagt u mij nu wie deze Ronde gaat winnen? Kadul? Ik weet het niet. Ik vind Kadul een rare kwast en meer wil ik daar niet over zeggen. Maar als ik Michaël Boogerd met een brede Toon Hermanslach hoor verklaren dat Kadul een laffe coureur is, ga ik toch steigeren. “Laf” is hier niet het juiste woord, Michaël. Dan was Zoetemelk véél laffer! En jóuw manier van koersen dan? Erg dapper, dat wel, en schoon om te zien, maar… dom.

    Maar jawel, hoor, ik heb een favoriet: een Amerikaan, wiens grootouders afkomstig zijn uit Laarne bij Gent. Hoe die er uit ziet? Ik heb er geen benul van. Komt vrijwel nooit in de actualiteit. Zijn naam: Christian Vandevelde, maar dan heel anders uitgesproken, op zijn Amerikaans. Waarom híj de Ronde moet winnen: ik heb er geen andere reden voor dan dat het een voornaamgenoot is van mij en… omdat mijn intuïtie het mij ingeeft. Hopen nu maar dat dáár geen EPO achter zit.

    En tot besluit. De Ronde, ach, ze is nog mooi, maar ’t is niet meer zoals weleer. Zoals in de tijd van Thomas Pips, Lange Lo, Kilo en Kwartje. Komaan Buth, neem die tekenpen nog eens ter hand, en breng voor ons weer de brandende Touractualiteit in beeld, en laat ons weer muisjes zoeken. En al beeft uw hand misschien een beetje, uw fans van weleer zullen het door de vingers zien. Komaan Buth, ge kunt het nog!

    18-07-2008 om 00:00 geschreven door Kris Vansteenbrugge  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (1)
    11-07-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De krant van 18 juli 1940.

    Op zolder, in een donkere hoek van het ouderlijk huis aan de Broekstraat heeft achtenzestig jaar lang een krant gelegen in een oude kartonnen doos. Het is "DE GENTENAAR - DE LANDWACHT" van 18 juli 1940. Die krant wordt dus over een week achtenzestig jaar en is precies 44 dagen jonger dan schrijver dezes. Gisteren heb ik ze bij toeval ontdekt en van onder het stof gehaald. Die 18e juli is, naar mijn moedertje zaliger mij altijd heeft voorgehouden, de gelukkigste dag van haar leven geweest. Aan de basis van dat geluk lag een artikel uit deze krant waaruit bleek dat haar geliefde echtgenoot "Van Steenbrugge Cyrille" nog in leven was en ongetwijfeld weldra zou huiswaarts keren. Hoe zeer had ze niet gevreesd dat vader in het oorlogsgeweld was omgekomen en nooit zijn enig kind zou mogen aanschouwen!... Ze moet de krant zorgvuldig opgeborgen hebben en misschien is het wel de bedoeling geweest dat ik ze op een dag zou terugvinden. Die dag was dus gisteren. Rond de tijd dat vader "uit den dode verrezen is", zo kan men in de krant lezen, is Marie-Adolphine Miele overleden, alsook Henricus-Carolus Paynjon. Er blijkt ook uit dat Grisolles ten noorden van Toulouse ligt. Ik heb altijd gedacht dat het ten zuiden van Toulouse gelegen was, hetgeen blijkt uit een uittreksel uit mijn memoires (O jerum jerum jerum... 2006).
    De ongelukkigste dag uit moeders leven was toen vader stierf op 8 juni 1973. Ze heeft hem nog twaalf jaar overleefd. In al die jaren is ze nooit meer gelukkig geweest. Het huwelijk van mijn ouders was er een met veel liefde...




    Uittreksel uit "O jerum jerum jerum...":

    Ik ben dus geconcipieerd in de nazomer van 't jaar 1939, toen de tweede wereldoorlog een aanvang nam met de Duitse inval in Polen. Toen op 10 mei 1940 de grote aanval in het Westen begon, werd vader gemobiliseerd en naar Frankrijk gestuurd, naar Grisolles, een dorp ten zuiden van Toulouse, in het departement Tarn-et-Garonne. Vader is daar nooit echt in gevaar geweest en vechten heeft hij er niet moeten doen, maar voor moeder was het een harde dobber. Omdat ze vreesde dat vader misschien nooit meer zou terugkeren, heeft ze er nog aan gedacht mij Cyriel te noemen zoals hij, maar uiteindelijk werd het Christiaan, omdat ze die naam samen al eerder hadden gekozen. Cyriel werd mijn tweede voornaam. Net zo min als nonkel Roger hebben mijn ouders er ooit rekening mee gehouden dat ik ook een meisje had kunnen zijn…

    Daar was nog bijgekomen dat enkele dagen na vaders vertrek, onze Vlaamse mensen hun huizen verlieten, op de vlucht voor het Blitzkrieg-voerende Duits geweld, richting kust. Zo ook mijn hoogzwangere moeder. Samen met haar ouders, tante Jenna, tante Irma en diens schoonfamilie vond ze een tijdelijk onderkomen bij boer Nayaert in Ruddervoorde. Toen ze op 29 mei weer thuis kwam, één dag nadat het Belgisch leger zich had overgegeven, plukte ze al rijpe kersen van onze boom, en het is daarna nooit meer gebeurd dat de kersen al rijp waren in mei. Zes dagen later, op 4 juni, zag ik het levenslicht*, in het kliniekje van dokter Rommens in Anzegem. 's Anderendaags reeds ging moeder met mij naar huis, naar Elsegem. Ik ben dus een geboren Anzegemnaar, maar getogen in Elsegem. Ja, zó heb ik het altijd goed gevonden. Die vierde juni zijn ook John Massis en Germain Heyse geboren. Dat was, afgezien van onze geboorte, overigens geen onbelangrijke datum in de geschiedenis van de tweede wereldoorlog. Het was het einde van de operatie Dynamo, de reddingsoperatie* die tien dagen had geduurd en waarbij enkele honderdduizenden Britse en Franse soldaten via de haven van Duinkerken over het Kanaal naar Engeland konden overgebracht worden, aldus ontsnappend aan het moordend Duits geweld. Die vierde juni was het ook dat Churchill zijn overbekende speech hield: wij zullen strijden, op de stranden en op de landingsbanen*, in de straten en in de velden en op de heuvels en we will never surrender!

    Enkele weken later is vader dan thuisgekomen, met de trein. Moeder liep hem tegemoet. Hij tilde haar wel een meter op van de grond en drukte haar teder in zijn armen. Ik lachte toen vader mij zag. Hij lacht al naar mij, zei hij fier en hij heeft toen zijn soldatenkepie* op mijn hoofdje gezet en tranen van geluk geweend.

     

    11-07-2008 om 23:50 geschreven door Kris Vansteenbrugge  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    03-07-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Gaarne uw mening, Jack.

    Brief aan Jack Vanlichtervelde.

     

    Beste Jack,

     

    Anderhalf jaar geleden – ’t was rond de jaarwisseling – hadden we het over het malthusianisme, de theorie van Malthus. Herinnert ge u dat nog? Sta mij toe dat ik hier nog even de theorie definieer. Dat de exponentiële groei van de wereldbevolking niet zal bijgehouden worden door de economische groei, waardoor onvermijdelijk afgestevend wordt op een catastrofe, de zogenaamde “malthusiaanse catastrofe”. Herinnert ge u ook dat ik toen voorspeld heb dat die catastrofe voor de deur stond, dat ze zich ongetwijfeld binnen de komende paar decennia zou voltrekken en dat de kans er dik inzit dat wij die catastrofe nog zouden meemaken? Welnu, die catastrofe is er reeds: de economie is in vrije val en ze zal nooit meer goed komen.

    Malthus was een fatalist en volgens hem was die catastrofe onvermijdelijk. Geboortebeperking zou theoretisch een oplossing kunnen bieden, maar zelf twijfelde hij eraan of die maatregel in voldoende mate uitvoerbaar was. Wat zien we? Ondanks de geboortebeperkende maatregelen die wereldwijd genomen worden, is de wereldbevolking nog nimmer zo snel toegenomen als dat op heden het geval is. Maar vooral het aantal mensen dat deelneemt aan de verdeling van de koek neemt in een duizelingwekkend tempo toe: de één of twee miljard chinezen – ik ben even de tel kwijt – bijvoorbeeld en de immigranten die uit “onleefbare streken” komen. Met “de koek” bedoel ik in de allereerste plaats… olie!

    Een paar honderd jaar geleden, toen het nog allemaal niet om olie draaide, werd er anders geleefd in onze contreien. De vrouwen werden een keer of twintig zwanger, ze baarden gemiddeld een dozijn kinderen, waarvan er pakweg de helft de volwassen leeftijd bereikten – dat de bevolking niet nog sneller aangroeide kwam ook door de beperkte gemiddelde levensduur –. Dat was de normale gang van zaken, ofschoon er toen ook al in enige mate aan geboortebeperking werd gedaan. Let wel: geboortebeperking was verboden door de godsdienst. Wanneer een vrouw in ’t eerste jaar na haar huwelijk niet zwanger werd, trok de pastoor er heen om te zien wat er aan de hand was, of er in het jonge gezin geen zondige praktijken werden op na gehouden van “coïtus interruptus” of iets in die zin… Zo is er het verhaal van Rommeke Sanders: mijn moeder heeft het mij verteld. Toen ze pas getrouwd was, ging de pastoor er regelmatig op bezoek om haar te wijzen op haar plicht om veel kindertjes op de wereld te zetten. Toen ze er een dozijn had, vertikte de pastoor het bij Rommeke nog binnen te gaan want hij kon niet tegen het lawaai van al die huilende snotterende kinderen en tegen de doordringende stank van de kak- en pisdoeken. Zaadlozing – en het daarbij horend orgasme – dewelke niet tot zwangerschap, zegge nieuw leven, kon leiden, was des duivels, zware doodzonde dus. Over het “onnodig” vrouwelijk orgasme heb ik nooit een uitspraak vanwege moeder de Kerk gehoord. Of dachten ze dat dát niet bestond? Over betrekkingen met een vrouw die al zwanger was, of een die de vruchtbare levensperiode voorbij was, heb ik ook nooit een duidelijke uitspraak gehoord: niet écht doodzonde denk ik, maar wel… af te raden.

    In die tijd stond het afdrijven van een embryo van een paar weken oud, gelijk met doodslag met voorbedachten rade, moord dus. In het hiernamaals werd het veel zwaarder aangerekend dan het doden van honderd ketters, ongelovigen waar geen bekeren aan was. Wie onder dwang de dood verkoos boven het loochenen van zijn god, was een martelaar en werd heilig verklaard. Wie daarentegen zich liet doden of zichzelf van het leven beroofde omdat hij ongeneeslijk ziek was en ondraaglijke pijnen leed, beging een zware doodzonde, werd bij andere zware zondaars in ongewijde grond begraven en mocht al blij zijn als zijn kinderen en kleinkinderen voor zijn wraakroepende zonde niet gestraft werden met een verbod om hun plechtige heilige communie te doen, zoals ook het geval was voor  kinderen van gescheiden ouders. Al dient er gezegd dat er vroeger weinig echtscheidingen waren. Het hoefde daarom niet altijd allemaal koek en ei te zijn in het huishouden. Dat hoorde ik, geen week geleden, zeer treffend verwoorden op de VRT door een “stand-up comedian”, in dezer voege: “Vroeger was alles véél beter. Er werd toen zo goed als nooit gescheiden. Al gooiden de echtelieden hun hele huisraad naar elkanders hoofd aan diggelen, al neukte de man het hele dorp plat, al kwam hij iedere dag stomdronken thuis, al sloeg hij de vrouw op geregelde tijdstippen bont en blauw,  ze bleven bij elkaar, uit… liefde!”

    We zijn het gewend geraakt dat het met de economie op en af gaat. Doch wees er maar zeker van dat het nu alleen nog bergaf zal gaan. En de prijs van de olie zal alleen nog maar naar omhoog gaan. Weldra zullen er alleen nog “bedrijfswagens” rijden, maar ook dát zal onbetaalbaar worden. Tot men, over tien à twintig jaar misschien, eindelijk zal inzien dat zon, water, wind en spierkracht genoeg energie kunnen leveren voor de hele wereldbevolking, die tegen die tijd weliswaar tot de helft of tot een vierde zal herleid zijn. De economische ineenstorting zal immers gepaard gaan met ongekende volksvernietigingen door oorlogen en epidemieën: de malthusiaanse catastrofe. Dat is het zelfregulerend effect van de natuur. Want de natuur, mijn beste Jack, bezit regulerende krachten die wij met ons verstand niet kunnen begrijpen. Wist gij dat er in tijden van langdurige oorlogen, waarbij vele manschappen sneuvelen, meer jongetjes geboren worden dan meisjes? Wonderbaar toch!

     

    Gaarne uw mening, Jack, per kerende post.

     

    Uw vriend en oude strijdmakker,

     

    Kris

    03-07-2008 om 00:28 geschreven door Kris Vansteenbrugge  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    20-06-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Bauwens over Boonen.

    Mijn dochter noemde haar professor in de filosofie steevast "lapzwans" en het vak zelf "lapzwanzerij". Mijn zoon daarentegen heeft ooit zijn gewezen leermeester de filosoof Etienne Vermeersch een buitengewoon verstandig man genoemd "omdat hij zich altijd laat leiden door de rede", ofschoon hij het lang niet altijd met hem eens is. Waren Socrates, Plato en Aristoteles lapzwanzen? Ik zou daarop "neen" durven antwoorden. Werden zij indertijd - en dat is pakweg zo'n 2500 jaar geleden - immers niet tot de verstandigste mensen van hun tijd gerekend? En toen krioelde het van de verlichte geesten in het oude Griekenland!

    Openstaan voor de rede en daarmee alle domeinen van de menselijke geest bestrijken, is dat niet waaraan de filosoof moet voldoen?

     

    Jan Bauwens, filosoof uit Serskamp, niets menselijks is hem vreemd. En dan heb ik het over literatuur, beeldende kunst, muziek, godsdienst, wiskunde, natuurkunde en de andere wetenschappen. Ook de politiek, de media en de sport. Waar staan de media vol van, de laatste tijd? Tom Boonen, topwielrenner, weliswaar woonachtig in Monaco, maar geboren op Vlaamse grond en die de Vlamingen maar al te graag als een van de hunnen beschouwen. Over “de zaak Boonen” schrijft Jan Bauwens op 12 juni, onder de titel “Reklamepanelen met voorbeeldfunctie!?”:

    “Wielergod aan de drugs”, blokletteren de media, maar ze liegen en ze zijn bovendien bijzonder hypocriet: zoals zijn prestaties bewijzen, is deze wielergod volstrekt niét aan de drugs, doch integendeel haast erger nog: hij is aan de schandpaal. En de verantwoordelijken daarvoor zijn sensatiegeile media die voor geld tot alles in staat blijken, desnoods tot het neerhalen van een gewone volksjongen die zijn ganse jeugd opofferde en die dankzij een uitzonderlijk strenge levenswandel en een haast onmenselijk harde training, een dagelijkse bron van vreugde werd voor menig Vlaamse volksmens... die de eigen verzuchtingen in deze god weerspiegeld mag zien.

    De wielergod wordt nu geweigerd in de Ronde, naar verluidt omdat wielergoden een "voorbeeldfunctie" zouden vervullen. En dit is nu wel eventjes de maatschappelijke hypocrisie ten top gedreven.

     

    Hier eindigt het betoog natuurlijk niet, beste lezer. De rest kunt u lezen op de weblog van de auteur-filosoof www.bloggen.be/tisallemaiet.

    En nu hoor ik een van mijn trouwe lezers zich afvragen wat míjn mening is in “de zaak Boonen”. U bent ontgoocheld natuurlijk als ik u vertel dat ik daarover (nog) geen mening heb. U noemt mij een mossel, omdat ik (nog) geen mening heb. Maar Socrates had toch ook niet altijd een mening. Soms was hij er zelfs fier op, geen mening te hebben. Toen hem gevraagd werd of een bepaald mythologisch verhaal écht gebeurd was, placht hij te antwoorden: “de enen zeggen zus, anderen zeggen zo, maar de wijzen twijfelen en… ik wil mij niet van deze laatsten distantiëren”. Zou ik dan dwaas zijn om over “de zaak Boonen” (nu nog) geen mening te hebben? Was ik dwaas toen Maria Debosscher zaliger mij vroeg, jaren geleden, kort voor haar dood:

    - Wat denkt gij over de hemel? Zou hij bestaan of zou hij niet bestaan? De pastoor zegt dat de hemel bestaat, dat daarover geen twijfel mogelijk is. En de pastoor is toch een verstandig man! Maar daar staat tegenover dat Maurice Defoort bij hoog en bij laag beweert dat er onmogelijk een hemel kan bestaan, en niemand zal toch durven beweren dat ook Maurice geen verstandig man is, zeker… Daarom vraag ik het aan u, want ook gij zijt een verstandig man, gij hebt gestudeerd.

    Ik heb haar toen in eer en geweten geantwoord:

    - De pastoor en Maurice Defoort zijn, in tegenstelling tot wat gij denkt, Maria, geen verstandige mensen. Maar ik, Maria, ik ben wel degelijk een verstandig mens: ik wéét het niet, ik twijfel…

    Maria glimlachte. Ik had de indruk dat mijn antwoord haar voldoening schonk en ik had ook de indruk dat ze het meende toen ze mijn hand vastpakte en zei:

    - Gij zijt inderdaad de verstandigste… ik geloof u.

    20-06-2008 om 21:43 geschreven door Kris Vansteenbrugge  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    12-06-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De mammelokker.

    Mammelokker! Geen mens die het woord verstaat, of hij moet Gentenaar zijn. “Tiete(n)zuiger” zal ongetwijfeld veel verstaanbaarder overkomen, zowel boven als onder de Moerdijk. En zo weet u meteen, beste lezer, wat een “mamme” is en wat een “lokker” is: een “vrouwenborst” dus en… een “zuiger”. Het zal u dus ook niet verwonderen dat zuigen in ’t Gents “lokken” is, althans als men “zuigen met de mond” bedoelt, want het woord “stoflokker” komt, voor zover mij bekend, niet voor in het Gents dialectwoordenboek.

    Dat mijn “lokker” een oude man is, die in een bordeel de borst van een jonge vrouw in de mond neemt, tot daar nog aan toe. Maar als ik u vertel dat die man de vader is van de jonge vrouw, dan wordt het al heel wat griezeliger…

    U vraagt zich natuurlijk af, u die trouw mijn cursiefjes leest, waarom ik deze  toer opga. Ik, die er steeds zorg voor gedragen heb alle incestueuze obsceniteiten uit mijn pen te bannen. Ze verdient de doodstraf! hoor ik sommigen onder u al roepen, want onze godsdienst laat het niet toe. En toch, sla deze bladzijde niet om, want wat nu volgt is te harer – en ook te mijner – verdediging.

    De man heet Cimon en de jonge vrouw heet Pero. Het verhaal zou een Romeinse legende zijn, maar het gebeuren heeft zich waarschijnlijk afgespeeld in het oude Griekenland. Dat laatste zou mij alleszins niet verbazen, want de enige keer dat ik de naam Pero nog tegengekomen ben, is in de Griekse mythologie. Die Pero was de kleindochter van de zeegod Poseidon en de zuster van Nestor, koning van Pylos. Ze moet zéér mooi geweest zijn…

    Maar keren wij terug tot déze Pero. Haar vader Cimon was een krijgsman die in ongenade gevallen was bij zijn koning, wegens ontrouw aan die koning. Samen met drie anderen, eveneens ontrouwe opstandelingen, werd Cimon in een kerker geworpen, om er de hongerdood te sterven. De vier mochten éénmaal daags bezoek ontvangen doch er mocht hen geen voedsel toegediend worden. Alle bezoekers werden dan ook grondig afgestast om er zeker van te zijn dat zij geen voedsel binnensmokkelden. Sommigen beweren dat de bezoekers zelfs helemaal uitgekleed werden. Het duurde niet lang of de mannen werden bleek en graatmager en weldra stierven ze van uitputting. Tenminste, drie onder hen. Cimon bleef er stralend uitzien, blozend en gezond. De bewakers vonden dat zeer bevreemdend. Het kon niet anders of het dagelijks bezoek van Cimons dochter, Pero, moest hier voor iets tussen zitten. Bij haar eerstvolgend bezoek werd Pero twee keer zo grondig afgetast – volgens sommigen helemaal uitgekleed – vooraleer zij in haar vaders kerker mocht binnentreden. Brandend van nieuwsgierigheid keken de cipiers door het sleutelgat van de gevangenisdeur. Vóór hun ogen speelde zich het fantastisch schouwspel af, lieve lezer, dat ook u kunt aanschouwen, als u een bezoekje brengt aan de Gentse lakenhalle naast het belfort. In later jaren werd die lakenhalle omgevormd tot gevangenis en werd er een cipierswoning aangebouwd. Welnu, boven de ingang van die cipierswoning vindt u een bas-reliëf, uitbeeldend dit indrukwekkend tafereel: een jonge vrouw, pas bevallen van een kind, geeft de moedermelk aan haar vader. En het mooie eraan is dat het verhaal voor beiden een gelukkig einde heeft gekend. De gevangenisbewaker ging zijn bevindingen melden aan de koning. En deze, ongetwijfeld geen ongevoelig man, was dermate ontroerd door zoveel ouderliefde, dat Pero ongestraft bleef en Cimon zijn vrijheid terugkreeg.

    En als u het nog niet kende, dan kent u het nu, het verhaal van de mammelokker. Bent u dan niet blij dat u dit gelezen hebt? En als u de mammelokker nog niet gezien hebt, laat daar maar gauw verandering in komen: ’t es ’t ziene weert!

    12-06-2008 om 18:07 geschreven door Kris Vansteenbrugge  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (1)
    05-06-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Gisteren was het achtenzestig jaar geleden dat...

    Op 4 juni, zag ik het levenslicht*, in het kliniekje van dokter Rommens in Anzegem. 's Anderendaags reeds ging moeder met mij naar huis, naar Elsegem. Ik ben dus een geboren Anzegemnaar, maar getogen in Elsegem. Ja, zó heb ik het altijd goed gevonden. Die vierde juni zijn ook John Massis en Germain Heyse geboren. Dat was, afgezien van onze geboorte, overigens geen onbelangrijke datum in de geschiedenis van de tweede wereldoorlog. Het was het einde van de operatie Dynamo, de reddingsoperatie* die tien dagen had geduurd en waarbij enkele honderdduizenden Britse en Franse soldaten via de haven van Duinkerken over het Kanaal naar Engeland konden overgebracht worden, aldus ontsnappend aan het moordend Duits geweld. Die vierde juni was het ook dat Churchill zijn overbekende speech hield: wij zullen strijden, op de stranden en op de landingsbanen*, in de straten en in de velden en op de heuvels en “we will never surrender”! [dit komt uit “0 jerum, jerum, jerum…” verschenen in 2006, eveneens op de vierde juni]

    Mijn verjaardag is tamelijk onopgemerkt voorbij gegaan en zo heb ik dat het liefst. Toen ik nog een kind was werd er helemaal niet druk gedaan om een verjaardag. Ik had broertjes noch zusjes en buiten vader en moeder was er waarschijnlijk niemand die mijn geboortedatum kende. Maar vader en moeder wensten mij geen “gelukkige verjaardag” en denk nu maar niet, beste lezer, dat ze niet het allerbeste voor hadden met hun enig kind. Wel duizend maal integendeel! Verjaardag wensen was toen doodsimpel niet de gewoonte bij ons. Meestal dacht ik er zélf niet aan, dat het mijn verjaardag was. Het was moeder die er mij aan herinnerde. Bijna ieder jaar bracht ze mijn geboorte ter sprake. ’t Was, voor zover ik mij niet vergis, nooit de vierde juni, maar wel de vijfde. Haar oog viel op “De Druivelaar”. Kijk, kijk, zei ze, ’t was gisteren zoveel jaar geleden dat ík in Rommens kliniekske lag om ú te kopen. En dan kwam weer het verhaal van de oorlog. Ze had het over zichzelf: die vierde juni is waarschijnlijk de belangrijkste dag van haar leven geweest. Het leek wel of die vierde juni háár verjaardag was. Ik gunde het haar. Ze was pas één of twee dagen terug van de vlucht toen mijn geboorte zich aankondigde. Op een boerenkar had ze in haar hoogzwangere toestand dagenlang door het Vlaamse land gehotst en vader zat in de oorlog. Ik was drie maand oud toen vader mij voor ’t eerst zag…

    Later, toen ik getrouwd was en kinderen had, werden de verjaardagen wel degelijk gevierd, met cadeautjes en etentjes. Vaak keek ik er naar uit, naar die verjaardagen. Nu wordt ik liever met rust gelaten. Het liefste nog zou ik hebben dat moeder lief mij vannacht komt bezoeken en zachtjes in mijn oor fluistert: jongen, ’t was gisteren achtenzestig jaar geleden dat ik in Rommens kliniekske lag…

    05-06-2008 om 17:54 geschreven door Kris Vansteenbrugge  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (1)
    03-06-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Plagiaiku's.


    Enkele weken geleden wist ik niet eens wat een haiku was en kijk eens wat ik nu al uit mijn mouw schud: vijf stuks!

     

    haiku nummer 1:

    corruptie mensenrechten

    gebrek aan respect

    de deur blijft open

     

    haiku nummer 2:

    anke een onbekende

    blanke man

    senator ongeschonden

     

    haiku nummer 3:

    de nieuwe kasseien

    zien er mooi uit

    een fietspad in dolomiet

     

    haiku nummer 4:

    alweer relativeren

    pezen die pijn doen

    kunnen niet scheuren

     

    haiku nummer 5:

    krijsende meiden

    vettige ondergrond

    en een moddergevecht

     

    Ik weet het, beste lezer, u staat perplex. U had natuurlijk niet verwacht dat ik in staat was om op die korte tijd zo’n hoog niveau te bereiken. Een normaal mens doet daar veertig jaar over. Maar… halt! Vóór u over mij in superlatieven gaat denken moet ik u opbiechten dat mijn haiku’s in zekere zin plagiaat zijn. Wat zeg ik: in zekere zin? Het ís plagiaat: het zijn “plagiaiku’s”. Voorzeker wordt ik nu voor de rechtbank gedaagd, maar ik zal mijn bronnen vermelden en dat zal mijn straf ongetwijfeld verlichten… Of is er geen gerechtigheid meer in dit land, misschien? Hier zijn ze, de bronnen. Ze komen alle uit de krant “Het Laatste nieuws” van heden 3 juni 2008.

     

    Bron van plagiaiku nummer 1 (uit het internationaal nieuws, pag. 1):

    “… Het begon allemaal met de verklaringen van minister Karel De Gucht over de corruptie en de schending van de mensenrechten in Congo. Aanvankelijk leek het wel over ‘de toon’ van De Gucht te gaan en zijn gebrek aan respect… De deur blijft open...” get. LUK VAN DER KELEN.

     

    Bron van plagiaiku nummer 2 (uit het nationaal nieuws, pag. 1):

    “... Anke Van dermeersch… is in Brussel op straat aangevallen door een onbekende, blanke man… de senator zelf kon ongeschonden ontkomen.” get. VDAA.

     

    Bron van plagiaiku nummer 3 (uit het regionaal nieuws, pag. 15):

    “… De werken verlopen vlot en de nieuwe kasseien zien er mooi uit… Er komt een fietspad in dolomiet…” get. PETER LANSSENS.

     

    Bron van plagiaiku nummer 4 (uit het sportnieuws, pag. 26):

    “… verder kon ze de miserie alweer relativeren… pezen die pijn doen, kunnen niet scheuren…” get. MM.

     

    Bron van plagiaiku nummer 5 (uit het sportnieuws, pag. 25):

    get. FILIP DEWULF.

    Hetgeen meteen betekent dat we op onze honger blijven zitten tot… Wimbledon, tot wij mooie hijgende en jankende Maria weer op het scherm te zien krijgen.

    03-06-2008 om 00:00 geschreven door Kris Vansteenbrugge  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    29-05-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Brief aan een collega.

    Beste Herman,

     

    ’t Is alweer een tijd geleden – een jaar of twee, als ik mij niet vergis – dat je door één van je patiënten deerlijk werd toegetakeld: schedelbreuk, gebroken neus, gebroken ribben… En toch, wees blij, dat je er het hachje niet hebt bij ingeschoten. ’t Had veel erger kunnen zijn, nietwaar? Ik mag hopen dat je er geen hersenletsel aan over gehouden hebt.

    Je vraagt je natuurlijk af waarom ik je deze brief schrijf. Het is om mijn medeleven te betuigen, naar aanleiding van het artikel in Het Laatste Nieuws van woensdag 21 mei. Een paar jaar na de feiten is dus uitspraak gedaan door de rechtbank: een weloverwogen uitspraak ongetwijfeld, aangezien ze er zo lang over nagedacht hebben. De rechter vindt het niet billijk jou een schadevergoeding toe te kennen, “rekening houdende met het grote verschil in vermogen tussen de dokter en de dader”. Dat de zesentwintigjarige dader minder vermogend is dan de zesenzestigjarige dokter kan ik mij voorstellen, maar de formulering doet vermoeden dat men er van uitgaat dat jij een zéér vermogend man bent. Kijk, dáárvan was ik nu niet op de hoogte. Heb jij de rechter inzage gegeven in je bankrekening? Dát had je nou niet moeten doen, Herman. Hoge bomen moeten immers in staat zijn om veel wind te vangen, zal de rechter geoordeeld hebben. In jouw geval zijn dat zware klappen geweest met de ongetwijfeld serieuze fysieke en psychische nasleep, de werkonbekwaamheid, de medische kosten, de advocaatskosten en – geen mens die het kan geloven –  de gerechtskosten, die allemaal te jouwen laste vallen. Dat zal je leren onvermogenden, zeker als ze nogal opvliegend zijn, onder je cliënteel te dulden en je eigen vermogen kenbaar te maken aan de rechter! Misschien ook moet je in sommige gevallen wat “toeschietelijker” kunnen zijn. Zo heb ik bijvoorbeeld in mijn hele carrière nooit geweigerd een bepaald medicijn of een aantal dagen werkonbekwaamheid voor te schrijven als dat mij “met aandrang” werd gevraagd.

    Kan ik veel meer doen dan je mijn sympathie betuigen, mijn beste Herman? Je weet waarschijnlijk wel dat ik geen ziekenhuispraktijk meer heb. Anders had ik jou met het meeste genoegen een gratis behandeling aangeboden, voor het geval je er nog een neusletsel aan over gehouden mocht hebben, dat chirurgische therapie zou vereisen. Neen, geen dank: trouw aan de oude Hippocratische eed heb ik mijn collega’s en hun gezinsleden immers te allen tijde gratis behandeld…

    Maar om het nu over een luchtiger onderwerp te hebben – om het gesprek over een andere boeg te gooien, zoals men zegt – , heb je naar de halve finale van het Songfestival gekeken? Natuurlijk wel. En heb je een stem uitgebracht? Natuurlijk niet. Om voor “O julissi” te kunnen stemmen had je immers naar het buitenland moeten trekken, en dat zou tóch geen zin gehad hebben: er zitten veel te weinig Vlamingen in het buitenland. Voor een ander lied stemmen? Wat zouden we! Je vermindert er de eigen kansen mee en… buiten “O julissi” was er, mijn inziens, maar weinig goeds. Vind je het grappig dat ik het daarover heb? Het komt gewoon doordat er in diezelfde krant van 21 mei nogal wat over nagekaart wordt. “Jammer” en “onbegrijpelijk” (!), wordt er geschreven, maar… komend jaar zullen we wel met een beter lied voor de dag trachten te komen.

     

    Met genegen groeten en hou je haaks!

     

    Kris.

    29-05-2008 om 00:00 geschreven door Kris Vansteenbrugge  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (2)
    15-05-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Ik ga nog even door.

    De Monegaskische, Justine Henin, geboren en getogen in Wallonië, houdt het voor bekeken. Dat is vandaag hét grote nieuws in alle kranten. De vele duizenden doden bij de overstromingen in Myanmar en bij de aardbeving in China, zelfs de problemen met Brussel-Halle-Vilvoorde, verzinken erbij in het niet. Terecht eigenlijk. Op één na – Fanny Blankers-Koen, maar dat is 60 jaar geleden – is Justine Henin de grootste sportvrouw die de Benelux heeft voortgebracht. Vrijwel iedereen vind het spijtig dat ze er nu al mee ophoudt. De meesten kunnen evenwel begrip opbrengen voor haar beslissing, die sommigen als “moedig” bestempelen. Men moet zelf sportman zijn om te begrijpen wat er omgaat in iemand die een definitief einde wil maken aan zijn carrière. Zondag laatstleden heb ikzelf, ei zo na, net als Justine Henin, een punt gezet achter mijn sportieve loopbaan…

    Ik voelde mij nochtans in prima conditie, zondagmorgen, vóór de start van de bedevaartloop van Kerselare naar Grijsloke. Bekijk mij maar op de foto: gehurkt, rechts-onder, boordevol energie, boordevol optimisme. Een kilo of tien te  zwaar, dat wel… Op de tweede foto gaat het al veel minder goed. Zie je mij zwoegen in de achtergrond? Pas vijf kilometer zijn afgelegd en ik lig al meer dan honderd meter achter op Johan Dhaene! Akkoord, ik heb een sanitaire stop moeten doen, maar zo’n plasje kost mij amper meer dan vijf seconden… en een beetje natte broek. En het is er niet beter op geworden. De zon brandde genadeloos en mijn achterstand op Johan Dhaene werd steeds groter. En toen er precies een uur gelopen was, bij de derde of de vierde verfrissingspost, heb ik er de brui aan gegeven en ben ik in de bezemwagen gestapt. ’t Was meer dan twintig jaar geleden dat zoiets mij nog eens overkomen was, maar toen was het vanwege een verzwikte enkel.

    En in de bezemwagen, laat ik dat nu maar eerlijk bekennen, beste lezer, heb ik erover nagedacht om de sport vaarwel te zeggen. Ik was al een persconferentie aan ’t voorbereiden: “Mensen van de pers, ik weet dat deze beslissing onverwachts komt, maar het is een wel overwogen beslissing. De druk die op mijn schouders woog werd te groot. Week na week het onderspit moeten delven tegenover Johan Dhaene was psychisch ondraaglijk geworden. Daar komt bij dat ik een nieuw leven wil beginnen. Ik wil nu mán zijn, mij wijden aan mijn gezin (zijn echtgenote, nvdr)”. En de pers: “Een come back is uitgesloten?” En ik weer: “ Die kans is inderdaad klein, maar ik zeg nooit nooit”. Maar toen zag ik plots mijn duizenden supporters, mijn trouwe fans, van overal opdoemen, wenend van verdriet: An, Françoise, Franca, Hilde, Nathalie, Nancy, Veerle, Maria-Magdalena, Rosa, Magda, Ludwine, Regine, Marleen, Tanja, Greet, Sibylle, Mia, Christine, Isabelle, Martine, Claudine, Karijn, Anja, en de zovele anderen. Kon ik hen dat aandoen? Kon ik de sportwereld dit aandoen, die nog steeds zwaar gebukt ging onder het overlijden van de voetballer Sterchele die de vorige week tegen tweehonderdzeventien kilometer per uur tegen een boom knalde?

    U raadt het, lieve lezer, de moed ontbreekt mij, om nu reeds, in de fleur van mijn leven, deze harde beslissing te nemen. Er komt geen persconferentie, geen afscheid. Ik ga er nog even mee door…





    15-05-2008 om 00:00 geschreven door Kris Vansteenbrugge  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (1)
    09-05-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Over toebrouks en snelzeêkers.

    Ik weet nog heel goed dat moeder zaliger, telkens als ze iets minder fraais te zeggen had over haar dierbare zuster, tante Irma – eveneens zaliger –, haar betoog begon met: “Ons Irma, ’t is ‘t beste mens van de wereld, maar…” En dan kwam het. Pietluttigheden waren het: tante Irma had een boer gelaten, of ze had vergeten haar voeten te vegen, of ze had iets onbehoorlijks gezegd in ’t bijzijn van de buurman…

    Zal ik nu maar beginnen met te zeggen dat het boek over “Het dialect van Anzegem en omstreken”, naar mijn gevoel één van de beste, zoniet hét allerbeste, in zijn genre is. Ongeveer tienduizend dialectwoorden komen aan bod, alsook duizenden uitdrukkingen en gezegden, naast verhalende rubrieken die doorspekt zijn met dialectwoorden en uitdrukkingen om ui vee’ërs van af te lêkk’n. En bovendien geïllustreerd met foto’s en tekeningetjes. En op zwaar glanzend papier, meer dan 700 pagina’s.

    En nu is ’t ogenblik gekomen om iets minder fraais te zeggen over dat boek, zeker? Iets pietluttigs? Nog niet helemaal. Eerst er nog even op wijzen dat er destijds in de Winkler Prins encyclopedie – dat heb ik althans uit goed ingelichte bron vernomen – rond de zesduizend fouten stonden. Waarom dan zou er niet één enkel foutje mogen staan in het Anzegems dialectboek? Dat foutje betreft de definitie van het woord “toebrouk”: vrouwenonderbroek met enkel twee benen en bovenaan in de lenden bijeengehouden met linten zodanig dat men probleemloos de behoeften kon doen (zelfs) zonder de broek uit te doen. En dan wordt er nog een zinnetje in ’t dialect aan toegevoegd: ’n toebrouk da’ wa’ van veur’n oop’n ên vanacht’r nie’ toe.

    Maar, lieve geïnteresseerde lezer, dat is nu juist wat een toebroek niet is: open! Het woord zegt het zelve: een toebroek is… toe! Het woord is overigens geen echt dialect. Het is goed algemeen beschaafd Nederlands, hooguit wat verouderd. In de “dikke van Dale” staat als definitie: vrouwenonderbroek die van voren en van achteren gesloten is. De definitie die in het Anzegems dialectboek gegeven wordt is die van de “snelzeêker”! En wat in het boek dan wel de definitie van “snelzeêker” mag zijn? Niks niemendal. Ze kénnen het woord niet…

    En mag ik dan misschien een woordje uitleg geven over de snelzeiker versus de toebroek? Vóór de tijd van de french cancan was enkel de snelzeiker bekend. De toebroek werd in die tijd uitgevonden en de bedoeling ervan was om tijdens het naar vóór zwaaien van het been bij de french cancan, niet al te veel intimiteit prijs te geven. Het heeft overigens een hele tijd geduurd voor de toebroek gemeengoed werd: de eerste dragers ervan werden aanzien als vrouwen van licht allooi. Doe dan maar je best om je intieme delen zorgvuldig te bedekken!...

    Maar nogmaals, ik wil absoluut niets afdoen van de onschatbare waarde en de verdienste van dit boek. Een “woordenboek” dat de lezer amuseert en boeit van de eerste tot de laatste bladzijde, geschreven door zes rasechte Anzegemnaren. Geen wonder dat ik fier ben dat ik zelf in Anzegem voor ’t eerst het levenslicht heb aanschouwd.

    Laten we wel wezen: dit is géén publiciteit voor het boek. Het is immers uitverkocht en er komt geen nieuwe druk! Dat zegt men… Denk daar toch nog maar eens goed over na, Frans Dewaele, Paul Verleyen, Frans Mullie, Jo Devos, Mark Mahieu en Erik Depraetere. Ik vind dat die nieuwe druk er beslist wél moet komen, een nieuwe “verbeterde” druk, voor wat namelijk de definitie van de “toebrouk” betreft, en met een plaatsje voorbehouden aan de “snelzeêker”.

    09-05-2008 om 21:25 geschreven door Kris Vansteenbrugge  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (1)
    24-04-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De haan en de high-koe.

    - Wie mag er vanavond op de hoogste sport zitten? vroeg Martha, de oude dikke bruine kip.

    - Degene die vandaag het grootste ei legt, zei Petrus, díe mag naast mij zitten op de hoogste sport.

    Petrus, dat was de baas van ’t kot, de grote witte haan.

    - Fijn, zei Martha, dat haal ik dan wel, zonder moeite.

    En de kippen – er waren er een stuk of twaalf – deden hun best om een zo groot mogelijk ei te leggen.

    Toen alle andere kippen hun ei gelegd hadden, legde Martha ’t hare. ’t Was stukken groter dan dat van haar naaste concurrente.

    - Fijn, zei Martha, dan slaap ik dus vannacht op de hoogste sport, en schijt op d’anderen hun kop.

    Bah, niet naast Martha, dacht Petrus, en hij legde een ei dat nóg groter was dan dat van Martha.

    - Niemand heeft een groter ei gelegd dan ík, riep Petrus uit, en als er dus íemand het recht heeft om naast mij op de hoogste sport te zitten, dan ben ík dat.

    - Onzin, wedervoer Martha. Ten eerste kan jij niet naast jezelf gaan zitten en ten tweede kan jij geen ei leggen.

    - En waarom zou ik geen ei kunnen leggen? vroeg Petrus.

    - Hanen leggen geen eieren!

    - En ík dan?

    - Ben jíj wel een échte haan?

    - Natuurlijk ben ik dat.

    - Hoe kan dat nu?

    - Er is maar één verklaring voor, mijn beste Martha: je stelling is fout!

    - Welke stelling?

    - Dat hanen geen eieren leggen.

    - Je zal wel gelijk hebben, zuchtte Martha, en ze kakelde een stevig toontje lager.

    Die nacht sliep Petrus alléén op de hoogste sport. Maar toen ‘s anderendaags een jonge fleurige grijs gespikkelde kip het grootste ei had gelegd, haalde Petrus de wonderlijke truc-met-het-supergrote-ei niet nóg een keer boven…

     

    En we eindigen dit verhaal met een “high-koe”:

     

    ’t ei van colombus

    joost mag ’t weten

    hard gekookt en niet te eten

     

    Ach, ik weet het wel, mijn goeroe zal weer zeggen dat dit geen échte high-koe is, maar dat lap ik lekker aan mijn laars. Als ’t voor míj goed is dan moet het maar voor iedereen goed zijn. En daarmee basta!

    24-04-2008 om 14:52 geschreven door Kris Vansteenbrugge  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    16-04-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Het Laatste Nieuws.

    Dat Het Laatste Nieuws een degelijke krant is, wie zou het durven ontkennen? Vooral in ’t week-end krioelt het er van de interessante artikelen. Niet voor niets is het de meest gelezen krant in België – ik schrijf dit helemaal belangeloos – al vraag ik mij soms af waarom er in ons land nog zovelen zijn, voornamelijk intellectuelen en pseudo-intellectuelen, die de duurdere De Morgen of De Standaard verkiezen.

    In de weekendeditie laakt professor Eric De Keuleneer de loonsverhogingen van topmanagers. Er staan foto’s bij van vijftien “goed verdienende” topmanagers. Men noemt ze ook CEO’s en dat schijnt niets anders te zijn dan wat men vroeger PDG (président directeur général) noemde. Een vijftal onder hen verdienen rond de vier miljoen euro per jaar. En daar heeft professor Eric De Keuleneer nu kritiek op, op de hoogte van die weddes. Hij slaagt er evenwel niet in mij te overtuigen. Die mensen werken toch hard voor hun centjes, Eric. Neem mij niet kwalijk, maar ik denk dat gij een beetje jaloers zijt, omdat gij zelf moet rondkomen met een habbekrats van tweehonderdduizend euro per jaar. Dat dit nog altijd tien keer zoveel is als waar ikzelf mee rondkom doet niets ter zake: een mens kijkt nu eenmaal naar boven en niet naar wat ónder hem gebeurt. Maar dan moet u toch bedenken, mijn beste professor, dat ook die Belgische topmanagers naar boven kijken, naar Pierre Lagrange bijvoorbeeld, van het Londense “hefboomfonds” GLP-Partners. Pierre’s wedde bedraagt achthonderd miljoen dollar per jaar. En toch zal die Pierre Lagrange nog opkijken naar ene John Paulson van het New-Yorkse bankwezen, wiens jaarwedde drie miljard dollar bedraagt. Die John Paulson verdient dus ongeveer tienduizend keer zoveel als u, mijnheer de professor. Met andere woorden, die mijnheer Paulson verdient in één uur ongeveer zoveel als u in vier jaar. Zit ge nu nog dieper in de put, professor? Of helpt het als ik u vertel dat de doorsnee Vlaamse arbeider veertig jaar moet zwoegen voor wat de heer Paulson in één uur verdient en de doorsnee arbeider in Haïti zestienhonderd jaar? Beken het nu maar eerlijk, professor De Keuleneer: gij zijt gewoon jaloers! Denk nu niet dat ik u dat kwalijk neem, en ook niet getreurd: jaloersheid is een zéér menselijk gevoelen. Ook ík ben jaloers en nog wel op Herman Brusselmans. Niet omwille van zijn inkomen, want daarover is mij niets bekend, maar wel omwille van zijn fenomenaal literair talent.

    En dat brengt mij onopvallend naar een ander artikel uit de weekendeditie van Het Laatste Nieuws. In zijn wekelijkse column stelt de literaire grootmeester zijn eerstvolgende roman voor. De titel ervan luidt: “Ik Zit Met Een Ei In Mijn Broek”. Ziehier hoe Brusselmans schrijft over zijn volgende roman (ik citeer letterlijk):

    ‘… hij zal handelen over m’n angstaanvallen in de jaren tachtig. Ik was toen zo angstig dat ik niet eens aan een willekeurig meisje durfde te vragen: “Mag ik m’n tong in je vrouwelijk geslachtsdeel steken?” Op een bepaalde dag, ik zal het nooit vergeten, het was op 17 juni 1988, durfde ik het toch vragen en dat meisje zei: “Oké, als ik mijn tong in je mannelijke reet mag steken.” Wat een vies meisje! Om haar te straffen voor haar verregaande sexuele losbandigheid gaf ik haar een rechtse hoek, een uppercut, een mep tegen haar kanis, een safflet tegen haar bakkes en een patat op haar neus. Bloedend zeeg ze ten gronde. Ze kon nog net fluisteren: “Herman, ik heb je lief”, waarna ze het bewustzijn verloor. Ach, over m’n avonturen in de jaren tachtig zou ik beter zwijgen, want dat waren poelen van ellende, zeeën van miserie, en oceanen van malaise, tristesse en onheil.’ (einde citaat)

    Hoogstaande wereldliteratuur dus, waarmee de Nobelprijs literatuur ons, na de mislukkingen van Louis-Paul Boon en Hugo Claus, nog moeilijk kan ontsnappen. Ongetwijfeld zit heel literatuurminnend Vlaanderen nu uit te kijken naar Brusselmans’ nieuw meesterwerk. Zoals dat met al zijn boeken gaat, zal het binnen de kortste keren uitverkocht zijn en aan een herdruk toe. Enkele tienduizenden exemplaren… Moet het, begripvolle lezer, verwondering wekken dat ik jaloers ben op zoveel talent? Ik zou maar wat graag zo’n column hebben in Het Laatste Nieuws – ik durf wedden dat Brusselmans daar zelfs nog voor betaald wordt ook – en wat heerlijk moet het zijn om op de boekenbeurzen te staan en je eigen werk te signeren en te zien hoe je boeken als zoete broodjes aan de man komen. Van “O jerum jerum jerum…”, mijn eigen “meesterwerk”, heb ik, och arme, amper tweehonderd stuks verkocht en dat is nog niet één honderdste van wat Brusselmans verkoopt. Begrijp me nochtans niet verkeerd: ik klaag niet! Ik heb daar immers geen reden toe: Brusselmans heeft duizend maal méér talent dan ik en hij verkoopt slechts honderd maal méér boeken… Overigens zou ik Herman Brusselmans moeten beklagen. Ook híj kijkt immers naar boven, naar wiens werk nog beter verkoopt dan het zijne. En wie ziet hij daar? Piet Huysentruyt! Piets boeken zijn stuk voor stuk goed voor honderdduizend exemplaren. En tóch sla ik het werk van Brusselmans hoger aan. Zou Herman niet jaloers zijn op het succes van Piet? Ja, Herman jong, Piet is nu eenmaal niet de eerste de beste, want – dat durf ik nu reeds voorspellen – ongetwijfeld de grootste Westvlaming van de eenentwintigste eeuw, in navolging van Briek Schotte, die in de vorige eeuw die titel in de wacht heeft gesleept…

    16-04-2008 om 00:00 geschreven door Kris Vansteenbrugge  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (2)
    14-04-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Het cordon, schematisch.
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Schematische voorstelling van het – vermeende? –  cordon sanitaire, zoals het zich voordeed bij de lichting 1965 en waarover ik verteld heb in het cursiefje van 30.1.2008. Het was mij toen helemaal ontgaan dat Marc Vanhoye de man was die dit fenomeen ontdekt heeft in het begin van de zestiger jaren. Hiernaast trouwens een schematische en wetenschappelijk gefundeerde voorstelling van dat cordon (op een Petry-schaaltje!) van Marc Vanhoye zelf. De tekening dateert uit die tijd. Voor zover mij bekend heeft de geleerde daar nooit de Nobelprijs voor gekregen...

    (klik op de afbeelding om te vergroten)

    N.B. Enig misverstand dat door mijn verhaal van 30.1 zou kunnen gerezen zijn i.v.m. de uitvinding van het “cordon sanitaire” heb ik rechtgezet in een brief aan professor Marc Vanhoye zelf, op datum van gisteren 13.4.2008.

    14-04-2008 om 13:40 geschreven door Kris Vansteenbrugge  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    13-04-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Brief aan Marc Vanhoye.

    Beste Marc,

     

    In januari heb je mij beloofd enkele oude foto’s op te zenden uit onze studententijd en een paar dagen later heb je dat ook gedaan. Ik heb jou toen hetzelfde beloofd, maar… van díe belofte is nog niets in huis gekomen. Ik zou kunnen aanvoeren dat ik ziek ben geweest – een “serieuze” griep – en dat, toen ik pas hersteld was, mijn vrouw het nog erger te pakken had. De voornaamste reden is echter dat mijn hele winkel een chaos is: ’t ligt allemaal door elkaar, een kat zou er zijn jongen niet in vinden, zoals ze zeggen. Het ergste is evenwel dat ik een lompe vlegel ben: ik heb je nog niet eens bedankt voor die foto’s en ze zijn nochtans van ’t beste wat mij ooit onder ogen is gekomen. Ik heb het over de foto van professor Sebruyns en over de drie foto’s aan de dissectietafel – de foto’s van de clubavonden had ik al…

    Sebruyns! Ik heb er een cursiefje aan gewijd op mijn weblog en die foto heb ik erbij geplaatst. Onvergetelijk is die man. Hij was niet alleen de allerbeste en aangenaamste lesgever die wij ooit gehad hebben, hij doceerde daarenboven in het eerste jaar het enige vak waar wij als toekomstig “geneesheer” iets aan hadden: cytologie ofte celleer. De andere vijf vakken waren… tijdverlies. Ik kan ze nog perfect opnoemen: anorganische scheikunde, plantkunde, plantenfysiologie, logica en natuurkunde (mechanica en optica).

    De organische scheikunde werd gedoceerd door professor Massart. Hij was biochemicus en een niet te onderschatten geleerde: verscheidene belangrijke wetenschappelijk prijzen zijn hem ten deel gevallen. Hij probeerde ons een vorm van scheikundig redeneren bij te brengen met stippeltjes. De stippeltjes stelden de electronen van de “buitenste schil” voor: die waren belangrijk voor de chemische verbindingen. De meesten snapten het niet. Ik ook niet. En toch… Met vijftien boden we ons aan bij Massart voor ons eerste examen. Negen van de vijftien kregen na een minuut of vijf van de prof te horen dat ze nul op twintig kregen en dus aan de overige vijf examens niet meer hoefden deel te nemen. Ik was als bij wonder bij de zes die nog mochten verder doen! Dat de geleerde Massart zijn kleine kantjes had, lijdt geen twijfel. Hij was een verstokte roker, een echte kettingroker, ook tijdens de les. Hij had een rokershoest en een zware hese stem en een hoge leeftijd heeft hij, naar ik vermoed, niet bereikt.

    Dan waren er de plantkundige vakken. Het ene ging over de morfologie van de planten en het werd gedoceerd door professor Verplancke. Voor zover ik mij kan herinneren moesten wij  de voortplantingscycli van talloze plantensoorten kennen. Met bolletjes en pijltjes moesten we op ’t examen de cycli tekenen van onder andere Solanum tuberosum of van Bellis perennis en vaak wisten we dan niet eens dat het ging om de “aardappel” of het “madeliefje”. Verplancke sprak altijd plat Gents en hij articuleerde daarenboven slecht, zodat je al van geluk mocht spreken als je de vraag verstaan had. Het niet verstaan van de vraag interpreteerde Verplancke als kwade wil en vaak kon je het dan meteen voor bekeken houden. Ik had alles van de bolletjes en de pijltjes als een aapje van buiten geleerd en ik had de vraag goed begrepen: de nodige ingrediënten voor een goed examen. Het ander plantkundig vak ging over de fysiologie van de planten. Lesgever en examinator was professor Matton. Ik herinner mij daar niet veel meer van. Zoals de meesten was ik geslaagd voor dit examen. Over mijn kennis van de plantkunde viel dus niet te klagen. Ik kende het verschil tussen een perelaar en een notelaar, en tussen een boterbloem en een paardenbloem en ik wist dat één mei een geschikte datum is om erwtjes te zaaien, maar niet om bomen te snoeien. Maar die wijsheden had mijn vader mij bijgebracht: ik was een kind van den buiten. Verplancke en Matton, wat hebben ze bijgedragen in mijn opleiding tot arts: niets! Nul komma nul!

    Het vak “logica” van professor Leemans, was een klucht van de bovenste plank. Van Leemans heb ik geen enkele les bijgewoond. Ik heb de prof voor ’t eerst gezien op de dag van ’t examen. In mijn boek “O jerum, jerum, jerum…” heb ik verteld hoe ik het klaargespeeld heb om voor dat vak een mooi cijfer te krijgen (veertien op twintig), zonder dat ik ook maar één vraag heb hoeven te beantwoorden…

    Het vak natuurkunde was een ware ramp. Allemaal wiskundige formules, honderden bladzijden. De trillende snaar, de wetten van Poiseuille en Bernouillie: ’t had allemaal niets met geneeskunde te maken. Wie geen wiskundeknobbel had leerde de meest gevraagde formules van buiten – o stom nutteloos paardenwerk! – en dán mocht het wel eens lukken. Welke vraag professor Moens mij gesteld heeft weet ik niet meer. Ik had het alleszins niet goed geleerd en ik zei dat ik een andere oplossing bedacht had dan die welke in de cursus stond. Moens – hij heette Roger met zijn voornaam – interpreteerde dat alsof ik zou beweerd hebben dat ik een “betere” oplossing had. Hij voelde zich diep beledigd, werd razend kwaad en zette mij meteen aan de deur. En dat in mijn zesde en laatste examen! Tweede zittijd dus…

    Maar wonder boven wonder: ik bleek toch geslaagd te zijn in de eerste zittijd! Ik was één van de veertig à vijftig gelukkigen, op 192 ingeschrevenen. Ik had er maar één verklaring voor: het vak natuurkunde zal toch niet zo zwaar doorgewogen hebben en in de overige vijf vakken moet ik ongetwijfeld goed gescoord hebben.

    Eén jaar was achter de rug en hoever waren we opgeschoten in de richting van… doctor in de genees-, heel- en verloskunde? Geen millimeter! Wat een verschil met het onderwijs heden ten dage! Er zijn nog steeds zes vakken: 1° fysische en chemische grondslagen van de celbiologie, 2° celstructuur en -functie, 3° celmetabolisme, 4° moleculaire biologie en genetica, 5° infectie en afweer, 6° gezondheid en maatschappij. Daarbij komt dan nog een praktisch vak: eerste hulp bij ongevallen en communicatie. In dat eerste jaar leren ze reeds de klinische vaardigheden EHBO en reanimatie. In onze tijd leerden wij niets over reanimatie, zelfs niet in het laatste jaar. Er waren er zelfs die het diploma van “doctor in de genees-, heel- en verloskunde” haalden zonder ooit één verlossing zelfstandig te hebben verricht.

    Je vraagt je natuurlijk af hoe het komt dat ik zo goed op de hoogte ben van het huidig studieprogramma in de faculteit geneeskunde. Héél toevallig. Ik ben gewoonweg ingegaan op een uitnodiging aan alle Alumni-leden, oud-studenten geneeskunde, universiteit Gent:

    “woensdag 9 april 2008 om 17.30: Universitair Ziekenhuis Gent (auditorium D) - Filmfestival van de Vlaams Geneeskundige Kring (ieder studiejaar van de opleiding geneeskunde zal een film van ca. 10 minuten tonen waarbij ironie en humor zullen troef zijn!) - Alle Alumni-leden worden van harte uitgenodigd”.

    Een unieke gelegenheid toch om eens te peilen naar de zieleroerselen van diegenen die ons over enkele jaren gaan behandelen in de geriatrische kliniek. Weet je ’t nog van de meesterlijke revues die wij, een halve eeuw geleden, opvoerden in de Minard? Daar waren ironie en humor toch ook troef? Maar driewerf heilaas… Er wás geen film in auditorium D. Ik bleef wat rondhangen in de buurt van het auditorium in de hoop er toch minstens één Alumni-lid tegen het lijf te lopen. Niet één! Waren al die anderen ervan verwittigd dat de film niet doorging, en ík alleen niet?

    En toch ben ik niet ontevreden over mijn bezoek aan het UZ Gent op woensdag 9 april. Er was namelijk een “infodag” voor toekomstige studenten geneeskunde. In de hal lagen info-brochures bij de vleet en daaruit heb ik dus mijn kennis over het huidig studieprogramma gehaald. Daar lagen ook uitgestald ál de cursusboeken van het eerste jaar. Nu noemen ze dat “eerste bachelor”, wij noemden het “eerste kandidatuur”. Mooie gedrukte cursussen waren het, een dozijn ongeveer, van een tweehonderdtal bladzijden elk. Ik heb ze gretig doorbladerd en ik heb ze dicht tegen mijn gezicht gebracht en er de heerlijke geur van opgesnoven. Ik had zin om tussen de “toekomstige studenten geneeskunde” te gaan zitten, maar daarvoor was ik precies éénenvijftig jaar te laat, het zou hilariteit opgewekt hebben. Hadden we, vijftig jaar geleden, maar zo’n fijne cursussen gehad! Hádden wij eigenlijk wel gedrukte cursussen? Van Sebruyns en van Moens was er één, geloof ik, maar voor de rest? Dat had wel eens rampzalige gevolgen: herinner je het verhaal van Gigi, de Rosten en Marcel Marchau uit mijn “Memoires”. En dan die profs! Hoeveel eigenzinnigaards waren er niet bij? Hoevelen waren er niet die vlug op de tenen getrapt waren? Hoevelen waren niet bevooroordeeld? Er waren lomperiken bij en bullebakken en er was er minstens één bij die dement was en leed aan Parkinsonisme – je weet wie ik bedoel. Van inspraak vanwege de studenten was toen geen sprake. Ik had een vriend die voor ingenieur studeerde: eerste drie jaar geslaagd in de eerste zittijd en telkens met onderscheiding, maar zijn vierde jaar heeft hij drie keer moeten overdoen, net zolang tot die ene prof die hem niet kon uitstaan met pensioen was gegaan. ’t Zal nog steeds wel niet allemaal op wieltjes lopen, maar ik ben ervan overtuigd dat de opleiding nu véél en véél degelijker is. Ik ga mij morgen, of overmorgen misschien, tot Onze-Lieve-Heertje richten en hem een deal voorstellen: ik wordt weer zeventien, met dezelfde hersentjes van toen – die van heden stellen niet al te veel meer voor – en ik beloof dat ik alle lessen trouw zal volgen en alle dagen flink zal studeren en het einddiploma zal halen met minstens “grote onderscheiding”. Dat zou jíj ook moeten doen, Marc: samen kunnen wij wellicht meer gewicht in de schaal werpen bij Onze-Lieve-Heer…

    Maar meer nog dan de foto van Sebruyns hebben mij de drie foto’s van de dissectietafels ontroerd. ’t Zijn stuk voor stuk de drie meest pakkende foto’s die ik mij kan voorstellen. Terwijl wij de lijken dissecteerden stonden we waarachtig te roken. Een reusachtige asbak stond op de buik van het lijk. Eén lijk was er per zes studenten. Vanaf de tweede dag had het niets griezeligs meer. Ieder kadaver gaven wij een naam: Jules of Jef of Gerard of… Adolf. Op een andere foto lijkt het wel of het lijk zelf een groet brengt met opgeheven arm, maar ’t is natuurlijk Valeer Vanruymbeke die hem daarbij een handje helpt. Die foto heb jij heel terecht de naam gegeven “groeten uit het hiernamaals”. De foto die mij evenwel het meest van al getroffen heeft is  die met de vier meiden die ons jaar toen rijk was, geschaard rond hun “slachtoffer”. Eén onder hen heeft met ons de eindmeet bereikt in 1965, een ander heeft nog een jaartje gebist en is afgestudeerd in 1966, een derde is overgeschakeld naar de tandheelkunde en is tandarts geworden en de laatste heeft na dat jaar definitief afgehaakt en we hebben nooit meer iets over haar gehoord. En wat zo pijnlijk is, Marc, twee van de vier zijn jaren geleden reeds overleden, in de fleur van hun leven. En ik moet je iets bekennen: ik vind dat het mooie meisjes waren. Natuurlijk, zou mijn moeder gezegd hebben, ze zijn jong en dus zijn ze mooi. En toch is dát ons toen niet of nauwelijks opgevallen – of mag ik alleen voor mezelf spreken? Jouw zus vond ik bijvoorbeeld véél knapper. Zeg, hoe gaat het met haar? –  Hebben wij ooit met één van die vier meiden een serieus intiem gesprek gehad, zijn wij één keer galant voor ze geweest, hebben wij ooit één van hen uitgenodigd voor een kop koffie met een gebakje bij Bloch? Misschien komt het doordat we teveel tijd doorbrachten op clubavonden en bij voorkeur een lief opscharrelden tijdens de studentenbals of in dans-café’s. Die geschiedenis van het “cordon sanitaire” is maar gedeeltelijk waar, denk ik. Misschien is het wel iets dat we zelf uitgevonden hebben om ons een alibi te verschaffen. En ik die dacht dat ikzelf die term ter plekke uitgevonden had, tijdens de bijeenkomst van de lichting ’65 op 17 januari ll. Wat blijkt nu? Dat jíj de uitvinder bent van het “cordon sanitaire” en dat je dat cordon schetsmatig hebt voorgesteld in ’t begin van de zestiger jaren, toen Claudientje nog de enige por van ons jaar was en wij ons voorstelden dat zijn “geen spek voor onze bek” was. Je was toen al een begaafd tekenaar en het doet mij plezier dat je dat talent niet hebt laten verloren gaan. Er staat je ongetwijfeld nog een grote carrière te wachten als beeldend kunstenaar. Tot mijn spijt heb ik je tentoonstelling in Borgerhout niet kunnen bezoeken. Hopelijk komen er nóg tentoonstellingen. Je houdt mij toch op de hoogte?

    Mijn excuses voor dit kort briefje. Ik ga nu TV kijken: Parijs-Roubaix.

    Met studentikoze groeten, ook aan ’t vrouwtje,

    Io Vivat!

    Kris

    13-04-2008 om 10:59 geschreven door Kris Vansteenbrugge  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    28-03-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Bloch.

    Gisteren weer eens een bezoekje gebracht aan mijn dierbaar Gent. Hoofddoel van de reis was de patisserie Bloch. De bakkerij-patisserie Bloch stopt ermee op 29 maart, morgenavond. Allen daarheen dus, nu het nog kan. Iedere rechtgeaarde Gentenaar treurt om dit heengaan. Het etablissement dateert al van de 19e eeuw en is dus ruim boven de honderd jaar oud. Morgen is de fatale dag. Het doet mij pijn aan het hart. Niet dat ik er ooit eerder een voet heb binnengezet, maar honderden keren – als ’t er geen duizenden zijn – ben ik er voorbij gewandeld tijdens mijn studentenjaren. Er waren altijd veel klanten. ’t Waren meestal mooi versierde en bepoederde dames van meer dan middelbare leeftijd. Heel soms zat er een deftige student met een dito  lief. Eén keer heb ik er zelfs Jack Vanlichtervelde zien zitten met een lief. Hij is daar nu nóg beschaamd over. De “serveuses” waren allemaal jong en er waren er een paar heel knappe bij. Alles gepercipieerd doorheen de vitrines, nooit binnengeweest, ik zweer het u, beste lezer.

    Waarom, o waarom moet Bloch verdwijnen? Dat is wat wij ons allemaal afvragen. Omdat de zaak verlieslatend is, klinkt het. Als er één goed draaiende bakkerij-patisserie is geweest in Gent, dan toch Bloch wel zeker. Hoe rooien die andere het? En dan wordt er nog gefluisterd dat het personeel bij Bloch steeds “onderbetaald” is geweest. Dat kan dus niet waar zijn!

    Met de trein van 12.18 uur naar Gent Sint-Pieters. Tram één naar de Korenmarkt. Je bent er zó. In het restaurant “Le Petit Paradis”, Donkersteeg nummer 19, is het gezellig toeven en ze hebben er heerlijke friet-stoverij met een pilsje, aan een studentenprijsje. Ik ga nog even een groet brengen aan Klokke Roeland op het burgemeester Braunplein, aan de Mammelokker achter het belfort en aan het monument van Jan Frans Willems op het Sint-Baafsplein. In de schouwburg spelen ze “De Geruchten” van Hugo Claus. Het stuk begint pas om 20.30 uur en wie weet of ik dan nog de laatste trein haal. Géén Hugo Claus dus vanavond.

    De friet-stoverij is al een beetje gezakt, het regent, maar Bloch is niet ver. Alvast eens zien of er geen mooie film is in de Sphinx, Sint-Michielshelling nummer 3. Vroeger was daar de cinemazaal Plazza, waar vrijwel uitsluitend Duitstalige films werden vertoond. Ik herinner mij nog enkele filmsterren uit die tijd: Magda en Romy Schneider, Karlheinz Böhm, Maria Schell, Horst Buchholz, Peter Lorre, OW Fischer, Marlene Dietrich. Nu zijn er verscheidene zalen. In één ervan spelen ze een film over het leven van Edith Piaf: La vie en rose. Om 17.00 uur. Nostalgie. Dat staat mij wel aan. Eerst Bloch dus.

    De bakkerij-patisserie bevindt zich op de hoek van de Veldstraat en de Hoornstraat: tien minuutjes wandelen, een snelle wandelaar kan het in vijf. De “verbruikerszaal” zit stampvol. Toch lukt het om, na enig speurwerk, een vrij plaatsje te bemachtigen. De meisjes lopen gejaagd en chagrijnig tussen de tafels. De sfeer is allesbehalve vrolijk. Ik heb plaats genomen naast een bejaard koppel. Ze zijn hier al jaren trouwe klant. Ze hebben een koffie besteld en daar wachten ze op. De vrouw heeft vijf suikerkoeken gekocht, één voor elk van haar kinderen: het zijn de laatste. De vijf suikerkoeken liggen vóór haar op het tafeltje, ze hebben ze zo in haar handen gestopt. Ik zou een zakje moeten hebben om de koeken in te doen, zegt de vrouw, maar ze zeggen dat er geen zakken meer zijn. Van op de plaats waar ik zit zie ik een stapeltje plastic zakjes liggen. Kijk daar eens, zeg ik. Ze heeft er uiteindelijk eentje bemachtigd, niet zonder moeite. Eerst weigerden ze een zakje te geven, dan bleek dat ze er eentje kon krijgen tegen betaling, doch uiteindelijk was het toch “gratis”. Ik bestel een koffie en een appelflap. De appelflap is op, zegt het meisje nors, alsof ik dat diende te weten. Maar ook de chocoladekoeken zijn op en de boules de berlin. Kies zelf maar wat, zeg ik. Ook dát staat haar blijkbaar niet aan. Toch komt ze even later terug met de koffie en een of ander uitgedroogd gebakje met een stuk half en half tot moes gekookte appel erop. De koffie is allesbehalve lekker en lauw bovendien. Ik eet het gebakje maar half op. Twee reporters van Het Laatste Nieuws zijn op pad. Ze vragen of ik de zaak al lang ken, of ik een trouwe klant ben van de zaak, of ik mijn kofiie met gebak lekker vind, of ik het spijtig vind dat de zaak definitief sluit. Ik geef hen ronduit mijn mening. Er is ook een persfotograaf. Ik pak de vrouw van de vijf suikerkoeken vast en allebei zetten we onze vriendelijkste glimlach op: zaterdag verschijnt de foto in de krant. Maar goed ook. Zo heb ik nog een beetje waar voor mijn geld: voor de koude koffie en het onsmakelijk stukje taart betaal ik al evenveel als voor mijn overheerlijke friet-stoverij in “Le Petit Paradis”.

    Er is nog net een beetje tijd over om binnen te wippen bij De Slegte. Eens kijken hoe de verkoop loopt van “Trou Moet Blycken”, u weet wel, het prachtig lijvig boek van Gerrit Komrij, de grootste hedendaagse dichter uit het Nederlands taalgebied. Op 13 februari waren er nog zeven exemplaren te koop à 2,99 €. Ik heb er toen één gekocht. De zes andere liggen er nog steeds. En ik die dacht dat ze – tegen die prijs! – reeds lang als zoete broodjes – ándere dan die van Bloch – van de hand zouden gegaan zijn…

    Voor “La vie en rose” is de belangstelling maar matig. Hier geen Bloch-toestanden: in de grote bioscoopzaal zitten vier mensen, met mij erbij is vijf en dan komen er nog twee oude vrouwtjes. Aan de ingang staat niemand om te controleren of we wel een entreekaartje hebben. Logisch: als ze voor zeven man een controleur moesten aanwerven zou het voorzeker een verlieslatende zaak worden. De film lijkt mij niet super-gemakkelijk te volgen, in de eerste plaats door de talrijke nogal ingewikkelde flash-backs. Persoonlijk heb ik daar geen moeite mee, maar dat komt ongetwijfeld doordat ik reeds goed ingewerkt ben in de materie: het boek “Edith en Simonne” gelezen, plus tweemaal het gelijknamig toneelstuk. Ik hoop maar dat de twee oude dametjes even goed hebben kunnen volgen.

    Op de trein naar huis wacht mij een aangename verrassing, iets waarvan ik niet meer hoopte dat het mij nog ooit te beurt zou vallen… De conductrice heeft mijn identiteitskaart gevraagd, om te controleren of ik wel degelijk de vijfenzestig voorbij ben en dus recht heb op verminderd tarief! Als zíj het mag weten, dan u ook, mijn beste trouwe lezer: over een dikke twee maand word ik achtenzestig. Maar, toegegeven, ik zie er vééél jonger uit…

    28-03-2008 om 16:32 geschreven door Kris Vansteenbrugge  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)


    Foto

    Wenst u mijn memoires te lezen: u kan het boek lenen in de bibliotheek of kopen. Voor alle inlichtingen: zie op 4 juni 2007 onder de titel "O jerum, jerum, jerum...: een hit!"

    O jerum jerum jerum…

    Mijn memoires

    (2006, 206 p., 17,95 €)

    Te bestellen via mail:

    kvansteenbrugge@gmail.com

    (geen verzendkosten)


    Foto

    Mijn nieuwste boek "Uit het schuim (van de zee)", de Griekse mythologie in 136 verhalen, 402 p., kan besteld worden via mail (kvansteenbrugge@gmail.com) of via mijn telefoonnummer 056.215944. Prijs: 18,95 euro (er hoeven geen verzendkosten betaald te worden).
    Lees iedere maandag en iedere vrijdag een nieuw verhaaltje uit de GRIEKSE MYTHOLOGIE op www.bloggen.be/dzeus

    Gastenboek

    Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek


    Blog als favoriet !



    E-mail mij

    Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.


    Gastenboek
  • Een maandag middag bezoekje
  • Goedemiddag blogvrienden u bent van harte welkom
  • groetjes
  • Ben is op bezoek geweest. (I like it)
  • goede morgen

    Druk oponderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek


    Zoeken in blog


    Liefdesgedichtje

    Mijn lief,
    'k wil me vermeien
    in je tepelhoven,

    een huisje bouwen
    op je venusheuvel
    van satijn.

    'k Wil in 't putje
    van je navel toeven
    en altijd bij je zijn.


    E-mail mij

    Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.


    Beoordeel dit blog
      Zeer goed
      Goed
      Voldoende
      Nog wat bijwerken
      Nog veel werk aan
     



    Blog tegen de wet? Klik hier.
    Gratis blog op https://www.bloggen.be - Meer blogs