Foto
Foto
Foto

O jerum jerum jerum…

Mijn memoires

(2006, 206 p., 17,95 €)

Te bestellen via mail:

kvansteenbrugge@gmail.com

(geen verzendkosten)

Odysseus op Aiaia
De omzwervengen vanOdysseus
(2013, 100 p., 11,45 €)
Te bestellen via mail
kvansteenbrugge@gmail.com
(geen verzendkosten)
Mijn nieuwste boek "Uit het schuim (van de zee)", de Griekse mythologie in 136 verhalen, 402 p., kan besteld worden via mail (kvansteenbrugge@gmail.com) of via mijn telefoonnummer 056.215944. Prijs: 18,95 euro (er hoeven geen verzendkosten betaald te worden).
Foto
Bezoek Zerar op www.bloggen.be/zerar

VERHAALTJES UIT DE GRIEKSE MYTHOLOGIE:
www.bloggen.be/dzeus
elke maandag en elke vrijdag een nieuw verhaal!

Inhoud blog
  • Proficiat Joe!
  • Waarde lezer van mijn blog...
  • Bibliografie
  • Luchtgitaar
  • Met een klare kijk en... veertig jaar later.
  • Brief aan vier miljoen lezers.
  • Frans De Smet overleden.
  • Recente Tack.
  • Roger Tack
  • Ouessant schapen en digitalis.
  • Drie onbekende Vlamingen
  • Gelukkig Nieuwjaar.
  • NIET ONBELANGRIJK INTERMEZZO
  • De geschiedenis van Dwars door Grijsloke en Loopclub Grijsloke (38)
  • De geschiedenis van Dwars door Grijsloke en Loopclub Grijsloke (37)
  • De geschiedenis van Dwars door Grijsloke en Loopclub Grijsloke (36)
  • De geschiedenis van Dwars door Grijsloke en Loopclub Grijsloke (35)
  • De geschiedenis van Dwars door Grijsloke en Loopclub Grijsloke (34)
  • De geschiedenis van Dwars door Grijsloke en Loopclub Grijsloke (33)
  • De geschiedenis van Dwars door Grijsloke en LoopclubGrijsloke (32)
  • De geschiedenis van Dwars door Grijsloke en Loopclub Grijsloke (31)
  • De geschiedenis van Dwars door Grijsloke en Loopclub Grijsloke (30)
  • De geschiedenis van Dwars door Grijsloke en Loopclub Grijsloke (29).
  • De geschiedenis van Dwars door Grijsloke en Loopclub Grijsloke (28)
  • De geschiedenis van Dwars door Grijsloke en Loopclub Grijsloke (27)
  • De geschiedenis van Dwars door Grijsloke en Loopclub Grijsloke (26)
  • De geschiedenis van Dwars door Grijsloke en Loopclub Grijsloke (25)
  • De geschiedenis van Dwars door Grijsloke en Loopclub Grijsloke (24)
  • Santiago de Compostella.
  • De geschiedenis van Dwars door Grijsloke en Loopclub Grijsloke (23)
  • De geschiedenis van Dwars door Grijsloke en Loopclub Grijsloke (22)
  • De geschiedenis van Dwars door Grijsloke en Loopclub Grijsloke (21)
  • BIBLIOGRAFIE
  • De geschiedenis van Dwars door Grijsloke en Loopclub Grijsloke (20)
  • De geschiedenis van Dwars door Grijsloke en Loopclub Grijsloke (19)
  • De geschiedenis van Dwars door Grijsloke en Loopclub Grijsloke (18)
  • De geschiedenis van Dwars door Grijsloke en Loopclub Grijsloke (17)
  • Mijn laatste drie boeken...
  • De 33e Dwars door Grijsloke.
  • De geschiedenis van Dwars door Grijsloke en Loopclub Grijsloke (16)
  • Europa en de eurobiljetten.
  • Het eerste blogboek.
  • De geschiedenis van Dwars door Grijsloke en Loopclub Grijsloke (15).
  • De geschiedenis van Dwars door Grijsloke en Loopclub Grijsloke (14)
  • De geschiedenis van Dwars door Grijsloke en Loopclub Grijsloke (13).
  • Epocriet.
  • De geschiedenis van Dwars door Grijsloke en Loopclub Grijsloke (12).
  • Een bestseller.
  • De geschiedenis van Dwars door Grijsloke en Loopclub Grijsloke (11)
  • EEN PERFECT CADEAU.
  • De geschiedenis van Dwars door Grijsloke en loopclub Grijsloke (10).
  • De geschiedenis van Dwars door Grijsloke en Loopclub Grijsloke (9).
  • De geschiedenis van Dwars door Grijsloke en Loopclub Grijsloke (8).
  • De geschiedenis van Dwars door Grijsloke en Loopclub Grijsloke (7).
  • De geschiedenis van Dwars door Grijsloke en Loopclub Grijsloke (6).
  • De 31e Dwars door Grijsloke.
  • De geschiedenis van Dwars door Grijsloke en Loopclub Grijsloke (5).
  • Quizzzz.
  • De geschiedenis van Dwars door Grijsloke en Loopclub Grijsloke (4).
  • Vijf jaar geleden.
  • Uit het schuim van de zee.
  • De geschiedenis van Dwars door Grijsloke en Loopclub Grijsloke (3).
  • De geschiedenis van Dwars door Grijsloke en loopclub Grijsloke (2).
  • De geschiedenis van Dwars door Grijsloke en Loopclub Grijsloke (1).
  • Toneelschrijven: een lucratieve zaak.
  • MYTHOLOGISCH BLIJSPEL.
  • Waarom?
  • ZEVERARIJ...
  • Panta rei.
  • Februari.
  • Januari-dialoog.
  • Pietje van 't Hazegras.
  • Niveaus.
  • Onze lieve Heeren.
  • Nieuwjaarsgedichtje.
  • Oudejaarsgedichtje.
  • Over Kerstmis, de paus en Zeyneppeke.
  • Acribie.
  • Reactie op Oostends verhaal.
  • Oostende.
  • Tantezegger.
  • Gravensteenfeesten met Valeer en Freddy, maar... zonder Mico.
  • Cassandra d'Ermilio.
  • Academische zitting!
  • Allerheiligengedicht.
  • Econoshock (brief aan J. Vanlichtervelde).
  • Brief aan W.D.: over azijn, kanker en mitochondriën.
  • Gedichtje voor mijn Tony.
  • Spelenderwijs, godverdomme.
  • Bravo, Jean-Luc!
  • Het antwoord van de filosoof.
  • Brief aan Jan Bauwens, over kunst.
  • En nu: directeur!
  • Gearriveerd (foto)
  • Brief aan Willy Debyser.
  • Reis naar Griekenland (stripverhaal).
  • Afscheid van het Revalidatiecentrum.
  • Wondjes likken...
  • De 28e Dwars door Grijsloke: afgang van de macho's.
  • Tante Sidonie in Peking.
  • Duivensport olympisch?
  • Loezen en flamoezen.
  • Goed nieuws.
  • Grijslokes Olympische maagden.
  • Ronde van Frankrijk.
  • De krant van 18 juli 1940.
  • Gaarne uw mening, Jack.
  • Bauwens over Boonen.
  • De mammelokker.
  • Gisteren was het achtenzestig jaar geleden dat...
  • Plagiaiku's.
  • Brief aan een collega.
  • Ik ga nog even door.
  • Over toebrouks en snelzeêkers.
  • De haan en de high-koe.
  • Het Laatste Nieuws.
  • Het cordon, schematisch.
  • Brief aan Marc Vanhoye.
  • Bloch.
  • Achilleus' wraak (To Margos).
  • Over Hugo Claus, Alzheimer en euthanasie.
  • De nacht van de geschiedenis.
  • Vrije meningsuiting.
  • Griekse mythologie.
  • Professor Sebruyns.
  • Vera Janacopoulos.
  • Valentijn.
  • Schone Kunsten.
  • Het cordon doorbroken.
  • "Een brief... professor".
  • Theseus en Prokroustes.
  • Aan al mijn lezers...
  • Het mooiste kaartje kwam van de vrederechter.
  • Over dokter Deberdt (uit "Meneer Doktoor").
  • Leo Vantorre.
  • Leo Debudt.
  • Fragment uit "De bezetting van het Gravensteen" door Buth.
  • Eigen schuld.
  • Professor Vandendriessche.
  • Nog een brief aan Jack Vanlichtervelde.
  • Joseph uit de Gekko.
  • De foto...
  • Freddy Strumane is weer in 't land: fotoreportage.
  • Brief aan de praeses van moeder Laetitia.
  • Brief aan Jack Vanlichtervelde.
  • november: allerheiligenmaand.
  • Lompe boerkes.
  • Rommelaere & co.
  • Percussieve sublimatie.
  • Het symposium van 3 oktober.
  • Emeriti, Eelbode en Glam.
  • Gesplitst.
  • Justine Henin.
  • Uit het dagboek van Jack Vanlichtervelde.
  • Krantenkop.
  • Gedicht voor Annelies.
  • Nabeschouwingen bij de 27e Dwars door Grijsloke.
  • 2000: GRIJSLOKE 2000 (verzameld werk over Grijsloke)
  • Het woordje van de stichter.
  • Over de Heuvelenloop en... Puk.
  • Nummer 25.
  • Over twee neuropsychiaters.
  • Tollardrieheuvelenloop te Kooigem op 8 juli 2007.
  • Brief aan Jan Bauwens.
  • Zuster van Houwelingen.
  • O jerum jerum jerum...: een hit!
  • Tony 65.
  • Verjaardagen.
  • Goed nieuws en slecht nieuws.
  • (vervolg)
  • (vervolg)
  • Ameland.
  • Darwin of God?
  • Voilà.
  • De krant van 6 april.
  • Het einde komt in zicht.
  • Bij Kalypso.
  • Anzegem en Grijsloke te boek.
  • Feinsin.
  • Het afscheidsmaal.
  • Odysseus praat met de schimmen.
  • Een avondje Gent.
  • In het rijk der doden.
  • Vertrekkensklaar voor de onderwereld.
  • 365 dagen later.
  • Een jaartje geduld...
  • De Gouden Poort.
  • Spectaculaire ontwikkelingen op Aiaia.
  • Op mijn plaats gezet.
  • Brief aan professor van Togenbirger.
  • Meer over Odysseus.
  • Odysseus, ja of neen?
  • De trilogie.
  • De schone dagen van Sint Jan.
  • Bij mijn vriend Raymond Creus.
  • Jack Vanlichtervelde.
  • Malthus.
  • Nieuwjaarsgedichtje.
  • Beste wensen.
  • Over leugens en onzin.
    {TITEL_VRIJE_ZONE}
    Zoeken met Google


    Willekeurig Bloggen.be Blogs
    aranil
    www.bloggen.be/aranil
    DE GRAVENSTEENFEESTEN WAREN WEER GOED DIT JAAR! IO VIVAT!
    Gedichtje:

    Mijn Gent

    Je was mijn ál:
    mijn moederborst,
    mijn bierkanaal.

    Mijn knusse woon,
    mijn vaste stek,
    mijn dierbaar oord.

    Mijn jongensdroom,
    mijn wijsheidsbron,
    mijn levensschool.

    Mijn plantentuin,
    mijn Bijloke
    en mijn Rozier.

    Mijn Aula en mijn Brug,
    mijn Amber
    en mijn Nat King Cole.

    Mijn stoverij met friet,
    mijn Meiresonne,
    mijn Kuiperskaai.

    Mijn studentenclub,
    mijn bleke maan,
    mijn Gravensteen.

    Mijn stad,
    waaruit ik
    ál mijn heimwee put.

    Mijn Gent!

    Willekeurig Bloggen.be Blogs
    jomeli
    www.bloggen.be/jomeli
    Blog als favoriet !
    Startpagina !
    Mijn favorieten
  • bloggen.be
  • grijsloke.be
  • Willekeurig Bloggen.be Blogs
    fjos
    www.bloggen.be/fjos
    Een piepklein liefdesgedichtje.

    'k Zou je willen kussen.

    'k Zou je zoveel keren
    willen kussen
    als er sterren
    aan de hemel staan,
    als er korrels liggen
    op het strand,
    ... en nog veel meer.
    Willekeurig Bloggen.be Blogs
    arcil
    www.bloggen.be/arcil
    Foto
    Beoordeel dit blog
      Zeer goed
      Goed
      Voldoende
      Nog wat bijwerken
      Nog veel werk aan
     
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto

    Vrouwelijke BV's:
    (mijn TOP 3)
    1. Tanja Dexters
    2. Tine Van den Brande
    3. Annelies Beck
    4. Esther Sels
    5. Annelies Rutten (ik kan maar geen geschikte foto van haar vinden; ik wacht dus maar tot ze er mij zelf een stuurt)

    Willekeurig Bloggen.be Blogs
    nabor
    www.bloggen.be/nabor
    Willekeurig Bloggen.be Blogs
    nabor
    www.bloggen.be/nabor

    Het toneelstuk "DE TWISTAPPEL" is een dolle klucht die gaat over de oorsprong van de Trojaanse oorlog. Voor inlichtingen: www.bloggen.be/kris/archief.php?ID=855455  of mail kris.vansteenbrugge@skynet.be .

    SCHRIJVELARIJ
    over: GENT, GRAVENSTEEN, GRIEKENLAND, GRIJSLOKE, GEZONDHEID, GENEESKUNDE, GEHOOR, G-PLEK.
    ...........Voor verhaaltjes uit de Griekse mythologie, surf naar www.bloggen.be/Dzeus ...........Voor recente cursiefjes, surf naar www.bloggen.be/pierpont ...........PICTAIKU'S (de allernieuwste kunstvorm) vindt u op www.bloggen.be/pictaiku
    12-06-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De mammelokker.

    Mammelokker! Geen mens die het woord verstaat, of hij moet Gentenaar zijn. “Tiete(n)zuiger” zal ongetwijfeld veel verstaanbaarder overkomen, zowel boven als onder de Moerdijk. En zo weet u meteen, beste lezer, wat een “mamme” is en wat een “lokker” is: een “vrouwenborst” dus en… een “zuiger”. Het zal u dus ook niet verwonderen dat zuigen in ’t Gents “lokken” is, althans als men “zuigen met de mond” bedoelt, want het woord “stoflokker” komt, voor zover mij bekend, niet voor in het Gents dialectwoordenboek.

    Dat mijn “lokker” een oude man is, die in een bordeel de borst van een jonge vrouw in de mond neemt, tot daar nog aan toe. Maar als ik u vertel dat die man de vader is van de jonge vrouw, dan wordt het al heel wat griezeliger…

    U vraagt zich natuurlijk af, u die trouw mijn cursiefjes leest, waarom ik deze  toer opga. Ik, die er steeds zorg voor gedragen heb alle incestueuze obsceniteiten uit mijn pen te bannen. Ze verdient de doodstraf! hoor ik sommigen onder u al roepen, want onze godsdienst laat het niet toe. En toch, sla deze bladzijde niet om, want wat nu volgt is te harer – en ook te mijner – verdediging.

    De man heet Cimon en de jonge vrouw heet Pero. Het verhaal zou een Romeinse legende zijn, maar het gebeuren heeft zich waarschijnlijk afgespeeld in het oude Griekenland. Dat laatste zou mij alleszins niet verbazen, want de enige keer dat ik de naam Pero nog tegengekomen ben, is in de Griekse mythologie. Die Pero was de kleindochter van de zeegod Poseidon en de zuster van Nestor, koning van Pylos. Ze moet zéér mooi geweest zijn…

    Maar keren wij terug tot déze Pero. Haar vader Cimon was een krijgsman die in ongenade gevallen was bij zijn koning, wegens ontrouw aan die koning. Samen met drie anderen, eveneens ontrouwe opstandelingen, werd Cimon in een kerker geworpen, om er de hongerdood te sterven. De vier mochten éénmaal daags bezoek ontvangen doch er mocht hen geen voedsel toegediend worden. Alle bezoekers werden dan ook grondig afgestast om er zeker van te zijn dat zij geen voedsel binnensmokkelden. Sommigen beweren dat de bezoekers zelfs helemaal uitgekleed werden. Het duurde niet lang of de mannen werden bleek en graatmager en weldra stierven ze van uitputting. Tenminste, drie onder hen. Cimon bleef er stralend uitzien, blozend en gezond. De bewakers vonden dat zeer bevreemdend. Het kon niet anders of het dagelijks bezoek van Cimons dochter, Pero, moest hier voor iets tussen zitten. Bij haar eerstvolgend bezoek werd Pero twee keer zo grondig afgetast – volgens sommigen helemaal uitgekleed – vooraleer zij in haar vaders kerker mocht binnentreden. Brandend van nieuwsgierigheid keken de cipiers door het sleutelgat van de gevangenisdeur. Vóór hun ogen speelde zich het fantastisch schouwspel af, lieve lezer, dat ook u kunt aanschouwen, als u een bezoekje brengt aan de Gentse lakenhalle naast het belfort. In later jaren werd die lakenhalle omgevormd tot gevangenis en werd er een cipierswoning aangebouwd. Welnu, boven de ingang van die cipierswoning vindt u een bas-reliëf, uitbeeldend dit indrukwekkend tafereel: een jonge vrouw, pas bevallen van een kind, geeft de moedermelk aan haar vader. En het mooie eraan is dat het verhaal voor beiden een gelukkig einde heeft gekend. De gevangenisbewaker ging zijn bevindingen melden aan de koning. En deze, ongetwijfeld geen ongevoelig man, was dermate ontroerd door zoveel ouderliefde, dat Pero ongestraft bleef en Cimon zijn vrijheid terugkreeg.

    En als u het nog niet kende, dan kent u het nu, het verhaal van de mammelokker. Bent u dan niet blij dat u dit gelezen hebt? En als u de mammelokker nog niet gezien hebt, laat daar maar gauw verandering in komen: ’t es ’t ziene weert!

    12-06-2008 om 18:07 geschreven door Kris Vansteenbrugge  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (1)
    05-06-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Gisteren was het achtenzestig jaar geleden dat...

    Op 4 juni, zag ik het levenslicht*, in het kliniekje van dokter Rommens in Anzegem. 's Anderendaags reeds ging moeder met mij naar huis, naar Elsegem. Ik ben dus een geboren Anzegemnaar, maar getogen in Elsegem. Ja, zó heb ik het altijd goed gevonden. Die vierde juni zijn ook John Massis en Germain Heyse geboren. Dat was, afgezien van onze geboorte, overigens geen onbelangrijke datum in de geschiedenis van de tweede wereldoorlog. Het was het einde van de operatie Dynamo, de reddingsoperatie* die tien dagen had geduurd en waarbij enkele honderdduizenden Britse en Franse soldaten via de haven van Duinkerken over het Kanaal naar Engeland konden overgebracht worden, aldus ontsnappend aan het moordend Duits geweld. Die vierde juni was het ook dat Churchill zijn overbekende speech hield: wij zullen strijden, op de stranden en op de landingsbanen*, in de straten en in de velden en op de heuvels en “we will never surrender”! [dit komt uit “0 jerum, jerum, jerum…” verschenen in 2006, eveneens op de vierde juni]

    Mijn verjaardag is tamelijk onopgemerkt voorbij gegaan en zo heb ik dat het liefst. Toen ik nog een kind was werd er helemaal niet druk gedaan om een verjaardag. Ik had broertjes noch zusjes en buiten vader en moeder was er waarschijnlijk niemand die mijn geboortedatum kende. Maar vader en moeder wensten mij geen “gelukkige verjaardag” en denk nu maar niet, beste lezer, dat ze niet het allerbeste voor hadden met hun enig kind. Wel duizend maal integendeel! Verjaardag wensen was toen doodsimpel niet de gewoonte bij ons. Meestal dacht ik er zélf niet aan, dat het mijn verjaardag was. Het was moeder die er mij aan herinnerde. Bijna ieder jaar bracht ze mijn geboorte ter sprake. ’t Was, voor zover ik mij niet vergis, nooit de vierde juni, maar wel de vijfde. Haar oog viel op “De Druivelaar”. Kijk, kijk, zei ze, ’t was gisteren zoveel jaar geleden dat ík in Rommens kliniekske lag om ú te kopen. En dan kwam weer het verhaal van de oorlog. Ze had het over zichzelf: die vierde juni is waarschijnlijk de belangrijkste dag van haar leven geweest. Het leek wel of die vierde juni háár verjaardag was. Ik gunde het haar. Ze was pas één of twee dagen terug van de vlucht toen mijn geboorte zich aankondigde. Op een boerenkar had ze in haar hoogzwangere toestand dagenlang door het Vlaamse land gehotst en vader zat in de oorlog. Ik was drie maand oud toen vader mij voor ’t eerst zag…

    Later, toen ik getrouwd was en kinderen had, werden de verjaardagen wel degelijk gevierd, met cadeautjes en etentjes. Vaak keek ik er naar uit, naar die verjaardagen. Nu wordt ik liever met rust gelaten. Het liefste nog zou ik hebben dat moeder lief mij vannacht komt bezoeken en zachtjes in mijn oor fluistert: jongen, ’t was gisteren achtenzestig jaar geleden dat ik in Rommens kliniekske lag…

    05-06-2008 om 17:54 geschreven door Kris Vansteenbrugge  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (1)
    03-06-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Plagiaiku's.


    Enkele weken geleden wist ik niet eens wat een haiku was en kijk eens wat ik nu al uit mijn mouw schud: vijf stuks!

     

    haiku nummer 1:

    corruptie mensenrechten

    gebrek aan respect

    de deur blijft open

     

    haiku nummer 2:

    anke een onbekende

    blanke man

    senator ongeschonden

     

    haiku nummer 3:

    de nieuwe kasseien

    zien er mooi uit

    een fietspad in dolomiet

     

    haiku nummer 4:

    alweer relativeren

    pezen die pijn doen

    kunnen niet scheuren

     

    haiku nummer 5:

    krijsende meiden

    vettige ondergrond

    en een moddergevecht

     

    Ik weet het, beste lezer, u staat perplex. U had natuurlijk niet verwacht dat ik in staat was om op die korte tijd zo’n hoog niveau te bereiken. Een normaal mens doet daar veertig jaar over. Maar… halt! Vóór u over mij in superlatieven gaat denken moet ik u opbiechten dat mijn haiku’s in zekere zin plagiaat zijn. Wat zeg ik: in zekere zin? Het ís plagiaat: het zijn “plagiaiku’s”. Voorzeker wordt ik nu voor de rechtbank gedaagd, maar ik zal mijn bronnen vermelden en dat zal mijn straf ongetwijfeld verlichten… Of is er geen gerechtigheid meer in dit land, misschien? Hier zijn ze, de bronnen. Ze komen alle uit de krant “Het Laatste nieuws” van heden 3 juni 2008.

     

    Bron van plagiaiku nummer 1 (uit het internationaal nieuws, pag. 1):

    “… Het begon allemaal met de verklaringen van minister Karel De Gucht over de corruptie en de schending van de mensenrechten in Congo. Aanvankelijk leek het wel over ‘de toon’ van De Gucht te gaan en zijn gebrek aan respect… De deur blijft open...” get. LUK VAN DER KELEN.

     

    Bron van plagiaiku nummer 2 (uit het nationaal nieuws, pag. 1):

    “... Anke Van dermeersch… is in Brussel op straat aangevallen door een onbekende, blanke man… de senator zelf kon ongeschonden ontkomen.” get. VDAA.

     

    Bron van plagiaiku nummer 3 (uit het regionaal nieuws, pag. 15):

    “… De werken verlopen vlot en de nieuwe kasseien zien er mooi uit… Er komt een fietspad in dolomiet…” get. PETER LANSSENS.

     

    Bron van plagiaiku nummer 4 (uit het sportnieuws, pag. 26):

    “… verder kon ze de miserie alweer relativeren… pezen die pijn doen, kunnen niet scheuren…” get. MM.

     

    Bron van plagiaiku nummer 5 (uit het sportnieuws, pag. 25):

    get. FILIP DEWULF.

    Hetgeen meteen betekent dat we op onze honger blijven zitten tot… Wimbledon, tot wij mooie hijgende en jankende Maria weer op het scherm te zien krijgen.

    03-06-2008 om 00:00 geschreven door Kris Vansteenbrugge  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    29-05-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Brief aan een collega.

    Beste Herman,

     

    ’t Is alweer een tijd geleden – een jaar of twee, als ik mij niet vergis – dat je door één van je patiënten deerlijk werd toegetakeld: schedelbreuk, gebroken neus, gebroken ribben… En toch, wees blij, dat je er het hachje niet hebt bij ingeschoten. ’t Had veel erger kunnen zijn, nietwaar? Ik mag hopen dat je er geen hersenletsel aan over gehouden hebt.

    Je vraagt je natuurlijk af waarom ik je deze brief schrijf. Het is om mijn medeleven te betuigen, naar aanleiding van het artikel in Het Laatste Nieuws van woensdag 21 mei. Een paar jaar na de feiten is dus uitspraak gedaan door de rechtbank: een weloverwogen uitspraak ongetwijfeld, aangezien ze er zo lang over nagedacht hebben. De rechter vindt het niet billijk jou een schadevergoeding toe te kennen, “rekening houdende met het grote verschil in vermogen tussen de dokter en de dader”. Dat de zesentwintigjarige dader minder vermogend is dan de zesenzestigjarige dokter kan ik mij voorstellen, maar de formulering doet vermoeden dat men er van uitgaat dat jij een zéér vermogend man bent. Kijk, dáárvan was ik nu niet op de hoogte. Heb jij de rechter inzage gegeven in je bankrekening? Dát had je nou niet moeten doen, Herman. Hoge bomen moeten immers in staat zijn om veel wind te vangen, zal de rechter geoordeeld hebben. In jouw geval zijn dat zware klappen geweest met de ongetwijfeld serieuze fysieke en psychische nasleep, de werkonbekwaamheid, de medische kosten, de advocaatskosten en – geen mens die het kan geloven –  de gerechtskosten, die allemaal te jouwen laste vallen. Dat zal je leren onvermogenden, zeker als ze nogal opvliegend zijn, onder je cliënteel te dulden en je eigen vermogen kenbaar te maken aan de rechter! Misschien ook moet je in sommige gevallen wat “toeschietelijker” kunnen zijn. Zo heb ik bijvoorbeeld in mijn hele carrière nooit geweigerd een bepaald medicijn of een aantal dagen werkonbekwaamheid voor te schrijven als dat mij “met aandrang” werd gevraagd.

    Kan ik veel meer doen dan je mijn sympathie betuigen, mijn beste Herman? Je weet waarschijnlijk wel dat ik geen ziekenhuispraktijk meer heb. Anders had ik jou met het meeste genoegen een gratis behandeling aangeboden, voor het geval je er nog een neusletsel aan over gehouden mocht hebben, dat chirurgische therapie zou vereisen. Neen, geen dank: trouw aan de oude Hippocratische eed heb ik mijn collega’s en hun gezinsleden immers te allen tijde gratis behandeld…

    Maar om het nu over een luchtiger onderwerp te hebben – om het gesprek over een andere boeg te gooien, zoals men zegt – , heb je naar de halve finale van het Songfestival gekeken? Natuurlijk wel. En heb je een stem uitgebracht? Natuurlijk niet. Om voor “O julissi” te kunnen stemmen had je immers naar het buitenland moeten trekken, en dat zou tóch geen zin gehad hebben: er zitten veel te weinig Vlamingen in het buitenland. Voor een ander lied stemmen? Wat zouden we! Je vermindert er de eigen kansen mee en… buiten “O julissi” was er, mijn inziens, maar weinig goeds. Vind je het grappig dat ik het daarover heb? Het komt gewoon doordat er in diezelfde krant van 21 mei nogal wat over nagekaart wordt. “Jammer” en “onbegrijpelijk” (!), wordt er geschreven, maar… komend jaar zullen we wel met een beter lied voor de dag trachten te komen.

     

    Met genegen groeten en hou je haaks!

     

    Kris.

    29-05-2008 om 00:00 geschreven door Kris Vansteenbrugge  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (2)
    15-05-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Ik ga nog even door.

    De Monegaskische, Justine Henin, geboren en getogen in Wallonië, houdt het voor bekeken. Dat is vandaag hét grote nieuws in alle kranten. De vele duizenden doden bij de overstromingen in Myanmar en bij de aardbeving in China, zelfs de problemen met Brussel-Halle-Vilvoorde, verzinken erbij in het niet. Terecht eigenlijk. Op één na – Fanny Blankers-Koen, maar dat is 60 jaar geleden – is Justine Henin de grootste sportvrouw die de Benelux heeft voortgebracht. Vrijwel iedereen vind het spijtig dat ze er nu al mee ophoudt. De meesten kunnen evenwel begrip opbrengen voor haar beslissing, die sommigen als “moedig” bestempelen. Men moet zelf sportman zijn om te begrijpen wat er omgaat in iemand die een definitief einde wil maken aan zijn carrière. Zondag laatstleden heb ikzelf, ei zo na, net als Justine Henin, een punt gezet achter mijn sportieve loopbaan…

    Ik voelde mij nochtans in prima conditie, zondagmorgen, vóór de start van de bedevaartloop van Kerselare naar Grijsloke. Bekijk mij maar op de foto: gehurkt, rechts-onder, boordevol energie, boordevol optimisme. Een kilo of tien te  zwaar, dat wel… Op de tweede foto gaat het al veel minder goed. Zie je mij zwoegen in de achtergrond? Pas vijf kilometer zijn afgelegd en ik lig al meer dan honderd meter achter op Johan Dhaene! Akkoord, ik heb een sanitaire stop moeten doen, maar zo’n plasje kost mij amper meer dan vijf seconden… en een beetje natte broek. En het is er niet beter op geworden. De zon brandde genadeloos en mijn achterstand op Johan Dhaene werd steeds groter. En toen er precies een uur gelopen was, bij de derde of de vierde verfrissingspost, heb ik er de brui aan gegeven en ben ik in de bezemwagen gestapt. ’t Was meer dan twintig jaar geleden dat zoiets mij nog eens overkomen was, maar toen was het vanwege een verzwikte enkel.

    En in de bezemwagen, laat ik dat nu maar eerlijk bekennen, beste lezer, heb ik erover nagedacht om de sport vaarwel te zeggen. Ik was al een persconferentie aan ’t voorbereiden: “Mensen van de pers, ik weet dat deze beslissing onverwachts komt, maar het is een wel overwogen beslissing. De druk die op mijn schouders woog werd te groot. Week na week het onderspit moeten delven tegenover Johan Dhaene was psychisch ondraaglijk geworden. Daar komt bij dat ik een nieuw leven wil beginnen. Ik wil nu mán zijn, mij wijden aan mijn gezin (zijn echtgenote, nvdr)”. En de pers: “Een come back is uitgesloten?” En ik weer: “ Die kans is inderdaad klein, maar ik zeg nooit nooit”. Maar toen zag ik plots mijn duizenden supporters, mijn trouwe fans, van overal opdoemen, wenend van verdriet: An, Françoise, Franca, Hilde, Nathalie, Nancy, Veerle, Maria-Magdalena, Rosa, Magda, Ludwine, Regine, Marleen, Tanja, Greet, Sibylle, Mia, Christine, Isabelle, Martine, Claudine, Karijn, Anja, en de zovele anderen. Kon ik hen dat aandoen? Kon ik de sportwereld dit aandoen, die nog steeds zwaar gebukt ging onder het overlijden van de voetballer Sterchele die de vorige week tegen tweehonderdzeventien kilometer per uur tegen een boom knalde?

    U raadt het, lieve lezer, de moed ontbreekt mij, om nu reeds, in de fleur van mijn leven, deze harde beslissing te nemen. Er komt geen persconferentie, geen afscheid. Ik ga er nog even mee door…





    15-05-2008 om 00:00 geschreven door Kris Vansteenbrugge  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (1)
    09-05-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Over toebrouks en snelzeêkers.

    Ik weet nog heel goed dat moeder zaliger, telkens als ze iets minder fraais te zeggen had over haar dierbare zuster, tante Irma – eveneens zaliger –, haar betoog begon met: “Ons Irma, ’t is ‘t beste mens van de wereld, maar…” En dan kwam het. Pietluttigheden waren het: tante Irma had een boer gelaten, of ze had vergeten haar voeten te vegen, of ze had iets onbehoorlijks gezegd in ’t bijzijn van de buurman…

    Zal ik nu maar beginnen met te zeggen dat het boek over “Het dialect van Anzegem en omstreken”, naar mijn gevoel één van de beste, zoniet hét allerbeste, in zijn genre is. Ongeveer tienduizend dialectwoorden komen aan bod, alsook duizenden uitdrukkingen en gezegden, naast verhalende rubrieken die doorspekt zijn met dialectwoorden en uitdrukkingen om ui vee’ërs van af te lêkk’n. En bovendien geïllustreerd met foto’s en tekeningetjes. En op zwaar glanzend papier, meer dan 700 pagina’s.

    En nu is ’t ogenblik gekomen om iets minder fraais te zeggen over dat boek, zeker? Iets pietluttigs? Nog niet helemaal. Eerst er nog even op wijzen dat er destijds in de Winkler Prins encyclopedie – dat heb ik althans uit goed ingelichte bron vernomen – rond de zesduizend fouten stonden. Waarom dan zou er niet één enkel foutje mogen staan in het Anzegems dialectboek? Dat foutje betreft de definitie van het woord “toebrouk”: vrouwenonderbroek met enkel twee benen en bovenaan in de lenden bijeengehouden met linten zodanig dat men probleemloos de behoeften kon doen (zelfs) zonder de broek uit te doen. En dan wordt er nog een zinnetje in ’t dialect aan toegevoegd: ’n toebrouk da’ wa’ van veur’n oop’n ên vanacht’r nie’ toe.

    Maar, lieve geïnteresseerde lezer, dat is nu juist wat een toebroek niet is: open! Het woord zegt het zelve: een toebroek is… toe! Het woord is overigens geen echt dialect. Het is goed algemeen beschaafd Nederlands, hooguit wat verouderd. In de “dikke van Dale” staat als definitie: vrouwenonderbroek die van voren en van achteren gesloten is. De definitie die in het Anzegems dialectboek gegeven wordt is die van de “snelzeêker”! En wat in het boek dan wel de definitie van “snelzeêker” mag zijn? Niks niemendal. Ze kénnen het woord niet…

    En mag ik dan misschien een woordje uitleg geven over de snelzeiker versus de toebroek? Vóór de tijd van de french cancan was enkel de snelzeiker bekend. De toebroek werd in die tijd uitgevonden en de bedoeling ervan was om tijdens het naar vóór zwaaien van het been bij de french cancan, niet al te veel intimiteit prijs te geven. Het heeft overigens een hele tijd geduurd voor de toebroek gemeengoed werd: de eerste dragers ervan werden aanzien als vrouwen van licht allooi. Doe dan maar je best om je intieme delen zorgvuldig te bedekken!...

    Maar nogmaals, ik wil absoluut niets afdoen van de onschatbare waarde en de verdienste van dit boek. Een “woordenboek” dat de lezer amuseert en boeit van de eerste tot de laatste bladzijde, geschreven door zes rasechte Anzegemnaren. Geen wonder dat ik fier ben dat ik zelf in Anzegem voor ’t eerst het levenslicht heb aanschouwd.

    Laten we wel wezen: dit is géén publiciteit voor het boek. Het is immers uitverkocht en er komt geen nieuwe druk! Dat zegt men… Denk daar toch nog maar eens goed over na, Frans Dewaele, Paul Verleyen, Frans Mullie, Jo Devos, Mark Mahieu en Erik Depraetere. Ik vind dat die nieuwe druk er beslist wél moet komen, een nieuwe “verbeterde” druk, voor wat namelijk de definitie van de “toebrouk” betreft, en met een plaatsje voorbehouden aan de “snelzeêker”.

    09-05-2008 om 21:25 geschreven door Kris Vansteenbrugge  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (1)
    24-04-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De haan en de high-koe.

    - Wie mag er vanavond op de hoogste sport zitten? vroeg Martha, de oude dikke bruine kip.

    - Degene die vandaag het grootste ei legt, zei Petrus, díe mag naast mij zitten op de hoogste sport.

    Petrus, dat was de baas van ’t kot, de grote witte haan.

    - Fijn, zei Martha, dat haal ik dan wel, zonder moeite.

    En de kippen – er waren er een stuk of twaalf – deden hun best om een zo groot mogelijk ei te leggen.

    Toen alle andere kippen hun ei gelegd hadden, legde Martha ’t hare. ’t Was stukken groter dan dat van haar naaste concurrente.

    - Fijn, zei Martha, dan slaap ik dus vannacht op de hoogste sport, en schijt op d’anderen hun kop.

    Bah, niet naast Martha, dacht Petrus, en hij legde een ei dat nóg groter was dan dat van Martha.

    - Niemand heeft een groter ei gelegd dan ík, riep Petrus uit, en als er dus íemand het recht heeft om naast mij op de hoogste sport te zitten, dan ben ík dat.

    - Onzin, wedervoer Martha. Ten eerste kan jij niet naast jezelf gaan zitten en ten tweede kan jij geen ei leggen.

    - En waarom zou ik geen ei kunnen leggen? vroeg Petrus.

    - Hanen leggen geen eieren!

    - En ík dan?

    - Ben jíj wel een échte haan?

    - Natuurlijk ben ik dat.

    - Hoe kan dat nu?

    - Er is maar één verklaring voor, mijn beste Martha: je stelling is fout!

    - Welke stelling?

    - Dat hanen geen eieren leggen.

    - Je zal wel gelijk hebben, zuchtte Martha, en ze kakelde een stevig toontje lager.

    Die nacht sliep Petrus alléén op de hoogste sport. Maar toen ‘s anderendaags een jonge fleurige grijs gespikkelde kip het grootste ei had gelegd, haalde Petrus de wonderlijke truc-met-het-supergrote-ei niet nóg een keer boven…

     

    En we eindigen dit verhaal met een “high-koe”:

     

    ’t ei van colombus

    joost mag ’t weten

    hard gekookt en niet te eten

     

    Ach, ik weet het wel, mijn goeroe zal weer zeggen dat dit geen échte high-koe is, maar dat lap ik lekker aan mijn laars. Als ’t voor míj goed is dan moet het maar voor iedereen goed zijn. En daarmee basta!

    24-04-2008 om 14:52 geschreven door Kris Vansteenbrugge  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    16-04-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Het Laatste Nieuws.

    Dat Het Laatste Nieuws een degelijke krant is, wie zou het durven ontkennen? Vooral in ’t week-end krioelt het er van de interessante artikelen. Niet voor niets is het de meest gelezen krant in België – ik schrijf dit helemaal belangeloos – al vraag ik mij soms af waarom er in ons land nog zovelen zijn, voornamelijk intellectuelen en pseudo-intellectuelen, die de duurdere De Morgen of De Standaard verkiezen.

    In de weekendeditie laakt professor Eric De Keuleneer de loonsverhogingen van topmanagers. Er staan foto’s bij van vijftien “goed verdienende” topmanagers. Men noemt ze ook CEO’s en dat schijnt niets anders te zijn dan wat men vroeger PDG (président directeur général) noemde. Een vijftal onder hen verdienen rond de vier miljoen euro per jaar. En daar heeft professor Eric De Keuleneer nu kritiek op, op de hoogte van die weddes. Hij slaagt er evenwel niet in mij te overtuigen. Die mensen werken toch hard voor hun centjes, Eric. Neem mij niet kwalijk, maar ik denk dat gij een beetje jaloers zijt, omdat gij zelf moet rondkomen met een habbekrats van tweehonderdduizend euro per jaar. Dat dit nog altijd tien keer zoveel is als waar ikzelf mee rondkom doet niets ter zake: een mens kijkt nu eenmaal naar boven en niet naar wat ónder hem gebeurt. Maar dan moet u toch bedenken, mijn beste professor, dat ook die Belgische topmanagers naar boven kijken, naar Pierre Lagrange bijvoorbeeld, van het Londense “hefboomfonds” GLP-Partners. Pierre’s wedde bedraagt achthonderd miljoen dollar per jaar. En toch zal die Pierre Lagrange nog opkijken naar ene John Paulson van het New-Yorkse bankwezen, wiens jaarwedde drie miljard dollar bedraagt. Die John Paulson verdient dus ongeveer tienduizend keer zoveel als u, mijnheer de professor. Met andere woorden, die mijnheer Paulson verdient in één uur ongeveer zoveel als u in vier jaar. Zit ge nu nog dieper in de put, professor? Of helpt het als ik u vertel dat de doorsnee Vlaamse arbeider veertig jaar moet zwoegen voor wat de heer Paulson in één uur verdient en de doorsnee arbeider in Haïti zestienhonderd jaar? Beken het nu maar eerlijk, professor De Keuleneer: gij zijt gewoon jaloers! Denk nu niet dat ik u dat kwalijk neem, en ook niet getreurd: jaloersheid is een zéér menselijk gevoelen. Ook ík ben jaloers en nog wel op Herman Brusselmans. Niet omwille van zijn inkomen, want daarover is mij niets bekend, maar wel omwille van zijn fenomenaal literair talent.

    En dat brengt mij onopvallend naar een ander artikel uit de weekendeditie van Het Laatste Nieuws. In zijn wekelijkse column stelt de literaire grootmeester zijn eerstvolgende roman voor. De titel ervan luidt: “Ik Zit Met Een Ei In Mijn Broek”. Ziehier hoe Brusselmans schrijft over zijn volgende roman (ik citeer letterlijk):

    ‘… hij zal handelen over m’n angstaanvallen in de jaren tachtig. Ik was toen zo angstig dat ik niet eens aan een willekeurig meisje durfde te vragen: “Mag ik m’n tong in je vrouwelijk geslachtsdeel steken?” Op een bepaalde dag, ik zal het nooit vergeten, het was op 17 juni 1988, durfde ik het toch vragen en dat meisje zei: “Oké, als ik mijn tong in je mannelijke reet mag steken.” Wat een vies meisje! Om haar te straffen voor haar verregaande sexuele losbandigheid gaf ik haar een rechtse hoek, een uppercut, een mep tegen haar kanis, een safflet tegen haar bakkes en een patat op haar neus. Bloedend zeeg ze ten gronde. Ze kon nog net fluisteren: “Herman, ik heb je lief”, waarna ze het bewustzijn verloor. Ach, over m’n avonturen in de jaren tachtig zou ik beter zwijgen, want dat waren poelen van ellende, zeeën van miserie, en oceanen van malaise, tristesse en onheil.’ (einde citaat)

    Hoogstaande wereldliteratuur dus, waarmee de Nobelprijs literatuur ons, na de mislukkingen van Louis-Paul Boon en Hugo Claus, nog moeilijk kan ontsnappen. Ongetwijfeld zit heel literatuurminnend Vlaanderen nu uit te kijken naar Brusselmans’ nieuw meesterwerk. Zoals dat met al zijn boeken gaat, zal het binnen de kortste keren uitverkocht zijn en aan een herdruk toe. Enkele tienduizenden exemplaren… Moet het, begripvolle lezer, verwondering wekken dat ik jaloers ben op zoveel talent? Ik zou maar wat graag zo’n column hebben in Het Laatste Nieuws – ik durf wedden dat Brusselmans daar zelfs nog voor betaald wordt ook – en wat heerlijk moet het zijn om op de boekenbeurzen te staan en je eigen werk te signeren en te zien hoe je boeken als zoete broodjes aan de man komen. Van “O jerum jerum jerum…”, mijn eigen “meesterwerk”, heb ik, och arme, amper tweehonderd stuks verkocht en dat is nog niet één honderdste van wat Brusselmans verkoopt. Begrijp me nochtans niet verkeerd: ik klaag niet! Ik heb daar immers geen reden toe: Brusselmans heeft duizend maal méér talent dan ik en hij verkoopt slechts honderd maal méér boeken… Overigens zou ik Herman Brusselmans moeten beklagen. Ook híj kijkt immers naar boven, naar wiens werk nog beter verkoopt dan het zijne. En wie ziet hij daar? Piet Huysentruyt! Piets boeken zijn stuk voor stuk goed voor honderdduizend exemplaren. En tóch sla ik het werk van Brusselmans hoger aan. Zou Herman niet jaloers zijn op het succes van Piet? Ja, Herman jong, Piet is nu eenmaal niet de eerste de beste, want – dat durf ik nu reeds voorspellen – ongetwijfeld de grootste Westvlaming van de eenentwintigste eeuw, in navolging van Briek Schotte, die in de vorige eeuw die titel in de wacht heeft gesleept…

    16-04-2008 om 00:00 geschreven door Kris Vansteenbrugge  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (2)
    14-04-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Het cordon, schematisch.
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Schematische voorstelling van het – vermeende? –  cordon sanitaire, zoals het zich voordeed bij de lichting 1965 en waarover ik verteld heb in het cursiefje van 30.1.2008. Het was mij toen helemaal ontgaan dat Marc Vanhoye de man was die dit fenomeen ontdekt heeft in het begin van de zestiger jaren. Hiernaast trouwens een schematische en wetenschappelijk gefundeerde voorstelling van dat cordon (op een Petry-schaaltje!) van Marc Vanhoye zelf. De tekening dateert uit die tijd. Voor zover mij bekend heeft de geleerde daar nooit de Nobelprijs voor gekregen...

    (klik op de afbeelding om te vergroten)

    N.B. Enig misverstand dat door mijn verhaal van 30.1 zou kunnen gerezen zijn i.v.m. de uitvinding van het “cordon sanitaire” heb ik rechtgezet in een brief aan professor Marc Vanhoye zelf, op datum van gisteren 13.4.2008.

    14-04-2008 om 13:40 geschreven door Kris Vansteenbrugge  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    13-04-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Brief aan Marc Vanhoye.

    Beste Marc,

     

    In januari heb je mij beloofd enkele oude foto’s op te zenden uit onze studententijd en een paar dagen later heb je dat ook gedaan. Ik heb jou toen hetzelfde beloofd, maar… van díe belofte is nog niets in huis gekomen. Ik zou kunnen aanvoeren dat ik ziek ben geweest – een “serieuze” griep – en dat, toen ik pas hersteld was, mijn vrouw het nog erger te pakken had. De voornaamste reden is echter dat mijn hele winkel een chaos is: ’t ligt allemaal door elkaar, een kat zou er zijn jongen niet in vinden, zoals ze zeggen. Het ergste is evenwel dat ik een lompe vlegel ben: ik heb je nog niet eens bedankt voor die foto’s en ze zijn nochtans van ’t beste wat mij ooit onder ogen is gekomen. Ik heb het over de foto van professor Sebruyns en over de drie foto’s aan de dissectietafel – de foto’s van de clubavonden had ik al…

    Sebruyns! Ik heb er een cursiefje aan gewijd op mijn weblog en die foto heb ik erbij geplaatst. Onvergetelijk is die man. Hij was niet alleen de allerbeste en aangenaamste lesgever die wij ooit gehad hebben, hij doceerde daarenboven in het eerste jaar het enige vak waar wij als toekomstig “geneesheer” iets aan hadden: cytologie ofte celleer. De andere vijf vakken waren… tijdverlies. Ik kan ze nog perfect opnoemen: anorganische scheikunde, plantkunde, plantenfysiologie, logica en natuurkunde (mechanica en optica).

    De organische scheikunde werd gedoceerd door professor Massart. Hij was biochemicus en een niet te onderschatten geleerde: verscheidene belangrijke wetenschappelijk prijzen zijn hem ten deel gevallen. Hij probeerde ons een vorm van scheikundig redeneren bij te brengen met stippeltjes. De stippeltjes stelden de electronen van de “buitenste schil” voor: die waren belangrijk voor de chemische verbindingen. De meesten snapten het niet. Ik ook niet. En toch… Met vijftien boden we ons aan bij Massart voor ons eerste examen. Negen van de vijftien kregen na een minuut of vijf van de prof te horen dat ze nul op twintig kregen en dus aan de overige vijf examens niet meer hoefden deel te nemen. Ik was als bij wonder bij de zes die nog mochten verder doen! Dat de geleerde Massart zijn kleine kantjes had, lijdt geen twijfel. Hij was een verstokte roker, een echte kettingroker, ook tijdens de les. Hij had een rokershoest en een zware hese stem en een hoge leeftijd heeft hij, naar ik vermoed, niet bereikt.

    Dan waren er de plantkundige vakken. Het ene ging over de morfologie van de planten en het werd gedoceerd door professor Verplancke. Voor zover ik mij kan herinneren moesten wij  de voortplantingscycli van talloze plantensoorten kennen. Met bolletjes en pijltjes moesten we op ’t examen de cycli tekenen van onder andere Solanum tuberosum of van Bellis perennis en vaak wisten we dan niet eens dat het ging om de “aardappel” of het “madeliefje”. Verplancke sprak altijd plat Gents en hij articuleerde daarenboven slecht, zodat je al van geluk mocht spreken als je de vraag verstaan had. Het niet verstaan van de vraag interpreteerde Verplancke als kwade wil en vaak kon je het dan meteen voor bekeken houden. Ik had alles van de bolletjes en de pijltjes als een aapje van buiten geleerd en ik had de vraag goed begrepen: de nodige ingrediënten voor een goed examen. Het ander plantkundig vak ging over de fysiologie van de planten. Lesgever en examinator was professor Matton. Ik herinner mij daar niet veel meer van. Zoals de meesten was ik geslaagd voor dit examen. Over mijn kennis van de plantkunde viel dus niet te klagen. Ik kende het verschil tussen een perelaar en een notelaar, en tussen een boterbloem en een paardenbloem en ik wist dat één mei een geschikte datum is om erwtjes te zaaien, maar niet om bomen te snoeien. Maar die wijsheden had mijn vader mij bijgebracht: ik was een kind van den buiten. Verplancke en Matton, wat hebben ze bijgedragen in mijn opleiding tot arts: niets! Nul komma nul!

    Het vak “logica” van professor Leemans, was een klucht van de bovenste plank. Van Leemans heb ik geen enkele les bijgewoond. Ik heb de prof voor ’t eerst gezien op de dag van ’t examen. In mijn boek “O jerum, jerum, jerum…” heb ik verteld hoe ik het klaargespeeld heb om voor dat vak een mooi cijfer te krijgen (veertien op twintig), zonder dat ik ook maar één vraag heb hoeven te beantwoorden…

    Het vak natuurkunde was een ware ramp. Allemaal wiskundige formules, honderden bladzijden. De trillende snaar, de wetten van Poiseuille en Bernouillie: ’t had allemaal niets met geneeskunde te maken. Wie geen wiskundeknobbel had leerde de meest gevraagde formules van buiten – o stom nutteloos paardenwerk! – en dán mocht het wel eens lukken. Welke vraag professor Moens mij gesteld heeft weet ik niet meer. Ik had het alleszins niet goed geleerd en ik zei dat ik een andere oplossing bedacht had dan die welke in de cursus stond. Moens – hij heette Roger met zijn voornaam – interpreteerde dat alsof ik zou beweerd hebben dat ik een “betere” oplossing had. Hij voelde zich diep beledigd, werd razend kwaad en zette mij meteen aan de deur. En dat in mijn zesde en laatste examen! Tweede zittijd dus…

    Maar wonder boven wonder: ik bleek toch geslaagd te zijn in de eerste zittijd! Ik was één van de veertig à vijftig gelukkigen, op 192 ingeschrevenen. Ik had er maar één verklaring voor: het vak natuurkunde zal toch niet zo zwaar doorgewogen hebben en in de overige vijf vakken moet ik ongetwijfeld goed gescoord hebben.

    Eén jaar was achter de rug en hoever waren we opgeschoten in de richting van… doctor in de genees-, heel- en verloskunde? Geen millimeter! Wat een verschil met het onderwijs heden ten dage! Er zijn nog steeds zes vakken: 1° fysische en chemische grondslagen van de celbiologie, 2° celstructuur en -functie, 3° celmetabolisme, 4° moleculaire biologie en genetica, 5° infectie en afweer, 6° gezondheid en maatschappij. Daarbij komt dan nog een praktisch vak: eerste hulp bij ongevallen en communicatie. In dat eerste jaar leren ze reeds de klinische vaardigheden EHBO en reanimatie. In onze tijd leerden wij niets over reanimatie, zelfs niet in het laatste jaar. Er waren er zelfs die het diploma van “doctor in de genees-, heel- en verloskunde” haalden zonder ooit één verlossing zelfstandig te hebben verricht.

    Je vraagt je natuurlijk af hoe het komt dat ik zo goed op de hoogte ben van het huidig studieprogramma in de faculteit geneeskunde. Héél toevallig. Ik ben gewoonweg ingegaan op een uitnodiging aan alle Alumni-leden, oud-studenten geneeskunde, universiteit Gent:

    “woensdag 9 april 2008 om 17.30: Universitair Ziekenhuis Gent (auditorium D) - Filmfestival van de Vlaams Geneeskundige Kring (ieder studiejaar van de opleiding geneeskunde zal een film van ca. 10 minuten tonen waarbij ironie en humor zullen troef zijn!) - Alle Alumni-leden worden van harte uitgenodigd”.

    Een unieke gelegenheid toch om eens te peilen naar de zieleroerselen van diegenen die ons over enkele jaren gaan behandelen in de geriatrische kliniek. Weet je ’t nog van de meesterlijke revues die wij, een halve eeuw geleden, opvoerden in de Minard? Daar waren ironie en humor toch ook troef? Maar driewerf heilaas… Er wás geen film in auditorium D. Ik bleef wat rondhangen in de buurt van het auditorium in de hoop er toch minstens één Alumni-lid tegen het lijf te lopen. Niet één! Waren al die anderen ervan verwittigd dat de film niet doorging, en ík alleen niet?

    En toch ben ik niet ontevreden over mijn bezoek aan het UZ Gent op woensdag 9 april. Er was namelijk een “infodag” voor toekomstige studenten geneeskunde. In de hal lagen info-brochures bij de vleet en daaruit heb ik dus mijn kennis over het huidig studieprogramma gehaald. Daar lagen ook uitgestald ál de cursusboeken van het eerste jaar. Nu noemen ze dat “eerste bachelor”, wij noemden het “eerste kandidatuur”. Mooie gedrukte cursussen waren het, een dozijn ongeveer, van een tweehonderdtal bladzijden elk. Ik heb ze gretig doorbladerd en ik heb ze dicht tegen mijn gezicht gebracht en er de heerlijke geur van opgesnoven. Ik had zin om tussen de “toekomstige studenten geneeskunde” te gaan zitten, maar daarvoor was ik precies éénenvijftig jaar te laat, het zou hilariteit opgewekt hebben. Hadden we, vijftig jaar geleden, maar zo’n fijne cursussen gehad! Hádden wij eigenlijk wel gedrukte cursussen? Van Sebruyns en van Moens was er één, geloof ik, maar voor de rest? Dat had wel eens rampzalige gevolgen: herinner je het verhaal van Gigi, de Rosten en Marcel Marchau uit mijn “Memoires”. En dan die profs! Hoeveel eigenzinnigaards waren er niet bij? Hoevelen waren er niet die vlug op de tenen getrapt waren? Hoevelen waren niet bevooroordeeld? Er waren lomperiken bij en bullebakken en er was er minstens één bij die dement was en leed aan Parkinsonisme – je weet wie ik bedoel. Van inspraak vanwege de studenten was toen geen sprake. Ik had een vriend die voor ingenieur studeerde: eerste drie jaar geslaagd in de eerste zittijd en telkens met onderscheiding, maar zijn vierde jaar heeft hij drie keer moeten overdoen, net zolang tot die ene prof die hem niet kon uitstaan met pensioen was gegaan. ’t Zal nog steeds wel niet allemaal op wieltjes lopen, maar ik ben ervan overtuigd dat de opleiding nu véél en véél degelijker is. Ik ga mij morgen, of overmorgen misschien, tot Onze-Lieve-Heertje richten en hem een deal voorstellen: ik wordt weer zeventien, met dezelfde hersentjes van toen – die van heden stellen niet al te veel meer voor – en ik beloof dat ik alle lessen trouw zal volgen en alle dagen flink zal studeren en het einddiploma zal halen met minstens “grote onderscheiding”. Dat zou jíj ook moeten doen, Marc: samen kunnen wij wellicht meer gewicht in de schaal werpen bij Onze-Lieve-Heer…

    Maar meer nog dan de foto van Sebruyns hebben mij de drie foto’s van de dissectietafels ontroerd. ’t Zijn stuk voor stuk de drie meest pakkende foto’s die ik mij kan voorstellen. Terwijl wij de lijken dissecteerden stonden we waarachtig te roken. Een reusachtige asbak stond op de buik van het lijk. Eén lijk was er per zes studenten. Vanaf de tweede dag had het niets griezeligs meer. Ieder kadaver gaven wij een naam: Jules of Jef of Gerard of… Adolf. Op een andere foto lijkt het wel of het lijk zelf een groet brengt met opgeheven arm, maar ’t is natuurlijk Valeer Vanruymbeke die hem daarbij een handje helpt. Die foto heb jij heel terecht de naam gegeven “groeten uit het hiernamaals”. De foto die mij evenwel het meest van al getroffen heeft is  die met de vier meiden die ons jaar toen rijk was, geschaard rond hun “slachtoffer”. Eén onder hen heeft met ons de eindmeet bereikt in 1965, een ander heeft nog een jaartje gebist en is afgestudeerd in 1966, een derde is overgeschakeld naar de tandheelkunde en is tandarts geworden en de laatste heeft na dat jaar definitief afgehaakt en we hebben nooit meer iets over haar gehoord. En wat zo pijnlijk is, Marc, twee van de vier zijn jaren geleden reeds overleden, in de fleur van hun leven. En ik moet je iets bekennen: ik vind dat het mooie meisjes waren. Natuurlijk, zou mijn moeder gezegd hebben, ze zijn jong en dus zijn ze mooi. En toch is dát ons toen niet of nauwelijks opgevallen – of mag ik alleen voor mezelf spreken? Jouw zus vond ik bijvoorbeeld véél knapper. Zeg, hoe gaat het met haar? –  Hebben wij ooit met één van die vier meiden een serieus intiem gesprek gehad, zijn wij één keer galant voor ze geweest, hebben wij ooit één van hen uitgenodigd voor een kop koffie met een gebakje bij Bloch? Misschien komt het doordat we teveel tijd doorbrachten op clubavonden en bij voorkeur een lief opscharrelden tijdens de studentenbals of in dans-café’s. Die geschiedenis van het “cordon sanitaire” is maar gedeeltelijk waar, denk ik. Misschien is het wel iets dat we zelf uitgevonden hebben om ons een alibi te verschaffen. En ik die dacht dat ikzelf die term ter plekke uitgevonden had, tijdens de bijeenkomst van de lichting ’65 op 17 januari ll. Wat blijkt nu? Dat jíj de uitvinder bent van het “cordon sanitaire” en dat je dat cordon schetsmatig hebt voorgesteld in ’t begin van de zestiger jaren, toen Claudientje nog de enige por van ons jaar was en wij ons voorstelden dat zijn “geen spek voor onze bek” was. Je was toen al een begaafd tekenaar en het doet mij plezier dat je dat talent niet hebt laten verloren gaan. Er staat je ongetwijfeld nog een grote carrière te wachten als beeldend kunstenaar. Tot mijn spijt heb ik je tentoonstelling in Borgerhout niet kunnen bezoeken. Hopelijk komen er nóg tentoonstellingen. Je houdt mij toch op de hoogte?

    Mijn excuses voor dit kort briefje. Ik ga nu TV kijken: Parijs-Roubaix.

    Met studentikoze groeten, ook aan ’t vrouwtje,

    Io Vivat!

    Kris

    13-04-2008 om 10:59 geschreven door Kris Vansteenbrugge  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    28-03-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Bloch.

    Gisteren weer eens een bezoekje gebracht aan mijn dierbaar Gent. Hoofddoel van de reis was de patisserie Bloch. De bakkerij-patisserie Bloch stopt ermee op 29 maart, morgenavond. Allen daarheen dus, nu het nog kan. Iedere rechtgeaarde Gentenaar treurt om dit heengaan. Het etablissement dateert al van de 19e eeuw en is dus ruim boven de honderd jaar oud. Morgen is de fatale dag. Het doet mij pijn aan het hart. Niet dat ik er ooit eerder een voet heb binnengezet, maar honderden keren – als ’t er geen duizenden zijn – ben ik er voorbij gewandeld tijdens mijn studentenjaren. Er waren altijd veel klanten. ’t Waren meestal mooi versierde en bepoederde dames van meer dan middelbare leeftijd. Heel soms zat er een deftige student met een dito  lief. Eén keer heb ik er zelfs Jack Vanlichtervelde zien zitten met een lief. Hij is daar nu nóg beschaamd over. De “serveuses” waren allemaal jong en er waren er een paar heel knappe bij. Alles gepercipieerd doorheen de vitrines, nooit binnengeweest, ik zweer het u, beste lezer.

    Waarom, o waarom moet Bloch verdwijnen? Dat is wat wij ons allemaal afvragen. Omdat de zaak verlieslatend is, klinkt het. Als er één goed draaiende bakkerij-patisserie is geweest in Gent, dan toch Bloch wel zeker. Hoe rooien die andere het? En dan wordt er nog gefluisterd dat het personeel bij Bloch steeds “onderbetaald” is geweest. Dat kan dus niet waar zijn!

    Met de trein van 12.18 uur naar Gent Sint-Pieters. Tram één naar de Korenmarkt. Je bent er zó. In het restaurant “Le Petit Paradis”, Donkersteeg nummer 19, is het gezellig toeven en ze hebben er heerlijke friet-stoverij met een pilsje, aan een studentenprijsje. Ik ga nog even een groet brengen aan Klokke Roeland op het burgemeester Braunplein, aan de Mammelokker achter het belfort en aan het monument van Jan Frans Willems op het Sint-Baafsplein. In de schouwburg spelen ze “De Geruchten” van Hugo Claus. Het stuk begint pas om 20.30 uur en wie weet of ik dan nog de laatste trein haal. Géén Hugo Claus dus vanavond.

    De friet-stoverij is al een beetje gezakt, het regent, maar Bloch is niet ver. Alvast eens zien of er geen mooie film is in de Sphinx, Sint-Michielshelling nummer 3. Vroeger was daar de cinemazaal Plazza, waar vrijwel uitsluitend Duitstalige films werden vertoond. Ik herinner mij nog enkele filmsterren uit die tijd: Magda en Romy Schneider, Karlheinz Böhm, Maria Schell, Horst Buchholz, Peter Lorre, OW Fischer, Marlene Dietrich. Nu zijn er verscheidene zalen. In één ervan spelen ze een film over het leven van Edith Piaf: La vie en rose. Om 17.00 uur. Nostalgie. Dat staat mij wel aan. Eerst Bloch dus.

    De bakkerij-patisserie bevindt zich op de hoek van de Veldstraat en de Hoornstraat: tien minuutjes wandelen, een snelle wandelaar kan het in vijf. De “verbruikerszaal” zit stampvol. Toch lukt het om, na enig speurwerk, een vrij plaatsje te bemachtigen. De meisjes lopen gejaagd en chagrijnig tussen de tafels. De sfeer is allesbehalve vrolijk. Ik heb plaats genomen naast een bejaard koppel. Ze zijn hier al jaren trouwe klant. Ze hebben een koffie besteld en daar wachten ze op. De vrouw heeft vijf suikerkoeken gekocht, één voor elk van haar kinderen: het zijn de laatste. De vijf suikerkoeken liggen vóór haar op het tafeltje, ze hebben ze zo in haar handen gestopt. Ik zou een zakje moeten hebben om de koeken in te doen, zegt de vrouw, maar ze zeggen dat er geen zakken meer zijn. Van op de plaats waar ik zit zie ik een stapeltje plastic zakjes liggen. Kijk daar eens, zeg ik. Ze heeft er uiteindelijk eentje bemachtigd, niet zonder moeite. Eerst weigerden ze een zakje te geven, dan bleek dat ze er eentje kon krijgen tegen betaling, doch uiteindelijk was het toch “gratis”. Ik bestel een koffie en een appelflap. De appelflap is op, zegt het meisje nors, alsof ik dat diende te weten. Maar ook de chocoladekoeken zijn op en de boules de berlin. Kies zelf maar wat, zeg ik. Ook dát staat haar blijkbaar niet aan. Toch komt ze even later terug met de koffie en een of ander uitgedroogd gebakje met een stuk half en half tot moes gekookte appel erop. De koffie is allesbehalve lekker en lauw bovendien. Ik eet het gebakje maar half op. Twee reporters van Het Laatste Nieuws zijn op pad. Ze vragen of ik de zaak al lang ken, of ik een trouwe klant ben van de zaak, of ik mijn kofiie met gebak lekker vind, of ik het spijtig vind dat de zaak definitief sluit. Ik geef hen ronduit mijn mening. Er is ook een persfotograaf. Ik pak de vrouw van de vijf suikerkoeken vast en allebei zetten we onze vriendelijkste glimlach op: zaterdag verschijnt de foto in de krant. Maar goed ook. Zo heb ik nog een beetje waar voor mijn geld: voor de koude koffie en het onsmakelijk stukje taart betaal ik al evenveel als voor mijn overheerlijke friet-stoverij in “Le Petit Paradis”.

    Er is nog net een beetje tijd over om binnen te wippen bij De Slegte. Eens kijken hoe de verkoop loopt van “Trou Moet Blycken”, u weet wel, het prachtig lijvig boek van Gerrit Komrij, de grootste hedendaagse dichter uit het Nederlands taalgebied. Op 13 februari waren er nog zeven exemplaren te koop à 2,99 €. Ik heb er toen één gekocht. De zes andere liggen er nog steeds. En ik die dacht dat ze – tegen die prijs! – reeds lang als zoete broodjes – ándere dan die van Bloch – van de hand zouden gegaan zijn…

    Voor “La vie en rose” is de belangstelling maar matig. Hier geen Bloch-toestanden: in de grote bioscoopzaal zitten vier mensen, met mij erbij is vijf en dan komen er nog twee oude vrouwtjes. Aan de ingang staat niemand om te controleren of we wel een entreekaartje hebben. Logisch: als ze voor zeven man een controleur moesten aanwerven zou het voorzeker een verlieslatende zaak worden. De film lijkt mij niet super-gemakkelijk te volgen, in de eerste plaats door de talrijke nogal ingewikkelde flash-backs. Persoonlijk heb ik daar geen moeite mee, maar dat komt ongetwijfeld doordat ik reeds goed ingewerkt ben in de materie: het boek “Edith en Simonne” gelezen, plus tweemaal het gelijknamig toneelstuk. Ik hoop maar dat de twee oude dametjes even goed hebben kunnen volgen.

    Op de trein naar huis wacht mij een aangename verrassing, iets waarvan ik niet meer hoopte dat het mij nog ooit te beurt zou vallen… De conductrice heeft mijn identiteitskaart gevraagd, om te controleren of ik wel degelijk de vijfenzestig voorbij ben en dus recht heb op verminderd tarief! Als zíj het mag weten, dan u ook, mijn beste trouwe lezer: over een dikke twee maand word ik achtenzestig. Maar, toegegeven, ik zie er vééél jonger uit…

    28-03-2008 om 16:32 geschreven door Kris Vansteenbrugge  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    24-03-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Achilleus' wraak (To Margos).

    Een jonge man van vijfenzeventig, met wie ik regelmatig enkele kilometers hardloop in Grijsloke, stuurt mij heden een episch gedicht dat hijzelf zestig jaar geleden geschreven heeft. Hij vond het in een oud schoolschrift. Zelf vindt hij het maar gebrabbel – dit kan toch niet anders dan (valse?) bescheidenheid zijn – en daarom mag ik enkel zijn schuilnaam vermelden. Ik wil het u niet onthouden. Het hoeft niet onder te doen voor het werk van een allervoortreffelijkste Homeros.

     

    Achilleus’ wraak

     

    Machtig als een god zo ment hij zijn gespan de wallen rond.

    Krakend hotst de wagen voort en draagt Achilleus ongewond.

    Groots en edel drijft hij 't paardenkoppel over 't dorre land,

    Slepend achter zich het lijk van Hektoor aan een leed’ren band.

    Driftig viert hij nu zijn woede bot al rennend rond de stee,

    Harder wil hij rennen, zonder wraak is hij niet meer tevree.

    Onbezonnen, zonder medelijden rent hij haastig voort.

    Doden was hem niet voldoende, "wraak" dat was zijn hoogste woord.

    Razend van genot en wellust hitst hij 't koppel paarden aan.

    Patroklos, zijn vriend, verwachtte zeker dat hij toe zou slaan.

    't Klagend kermen op de wallen houdt zijn driften niet meer in,

    Alles in zijn hart en ziel is vol met teugelloze zin.

    Vrouwenklacht en kinderschreeuwen deren hem voortaan niet meer,

    Bloed en wraak en tranen wil hij, dat is d’hoogste eer.

    Wolken stuiven rond 't gespan, dat krakend over d'aarde vliegt,

    Op Achilleus’ bloedrood hoofd een heldere helmbos snokt en wiegt.

    Doch d’onverzaagde man staat als een beeld zo sterk en pal,

    Grimmig, 't hart vol wellust, kijkt hij, vloekt hij over Trojes wal.

    Zijn genadeloze blik schiet gensters uit zijn rode kop.

    Zie, zo rent hij zeven malen rond en houdt dan eindelijk op!

     

    To Margos, 1948.

    24-03-2008 om 00:00 geschreven door Kris Vansteenbrugge  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (1)
    23-03-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Over Hugo Claus, Alzheimer en euthanasie.

    Er is de laatste dagen nogal wat te doen geweest over de dood van de grote Hugo Claus. Over Alzheimer en euthanasie en de kritiek vanwege de – stuiptrekkende – Kerk… Natuurlijk heb ook ík daar mijn mening over. Ik neem nochtans de vrijheid die mening niet van de daken te schreeuwen, zelfs niet op deze weblog neer te schrijven. Enerzijds omdat ik mij niet in staat acht om mijn genuanceerde gedachten omtrent deze materie – die onmogelijk veel van die van mijn weldenkende lezers kunnen verschillen –  met voldoende preciesheid te formuleren. Anderzijds omdat ik er mij voorlopig liever toe beperk mijn oor te luisteren te leggen bij “beroepsmensen”, specialisten ter zake: ethici, filosofen… Op zijn weblog  www.bloggen.be/tisallemaiet schrijft Jan Bauwens, filosoof, een stukje over euthanasie, Hugo Claus en René Stockman, onder de titel “De duivel of de dood”. Aanbevolen!

     

    Wat Hugo Claus betreft. Hij heeft zijn prille kinderjaren en zijn rebelse jeugdjaren doorgebracht in Kortrijk. Zijn ouderlijk huis bevond zich in de Deken Degryselaan op minder dan een kilometer van mijn woning. Dat schept al enigszins een band natuurlijk. Zijn kolossaal oeuvre is mij nochtans te weinig bekend. Zelfs “Het verdriet van België” heb ik maar gedeeltelijk gelezen…

     

    En over Alzheimer. In mijn beroep, maar ook in mijn familie, heb ik velen gekend die door de aandoening getroffen waren. Over Marie Van Hout heb ik zelfs een gedichtje geschreven. Ik citeer even uit mijn (onuitgegeven) dichtbundel “Er is geen god voor hondjes”:

     

     

    Ze was één van mijn patiënten. Op haar oude dag was ze een hulpeloos mensje, waarvan men zich haast niet kan voorstellen dat het ooit jong en mooi en aantrekkelijk is geweest.

     

     

    Marie Van Hout

     

    ze weent als het niet hoeft

    en ze verslikt zich om de haverklap

    ze heeft Alzheimer of Parkinson

    of weet-ik-hoe-dat-heet

     

    hoe zou Marie Van Hout geweest zijn

    in haar jonge jaren?

    misschien heel knap en sexy

    misschien ook niet

    misschien maar heel gewoontjes

    en een beetje aan de bedeesde kant

     

    maar eens is er een man geweest

    die háár de mooiste vond

    en nu is er die therapeut

    die haar weer slikken leert

     

    23-03-2008 om 00:00 geschreven door Kris Vansteenbrugge  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (1)
    21-03-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De nacht van de geschiedenis.

    Omdat u er op 18 maart, tijdens de “Nacht van de Geschiedenis”, niet was in “De Kleine Kluis” te Anzegem-Grijsloke, om mijn voordracht over de Griekse goden te aanhoren, hebt u mij, gewaardeerde lezer, flink ontgoocheld. Mijn excuses nochtans als u toevallig toch één van die pakweg vijftig aanwezigen mocht geweest zijn, of als u toevallig met veertig graden koorts te bed lag of als uw aanwezigheid die avond elders vereist was.

    En toch waren de organiserende Davidsfonders blijkbaar niet ontevreden met die “pakweg vijftig” aanwezigen. Een twintigtal jaar geleden ging het er nochtans anders aan toe. Voor datzelfde Davidsfonds en in datzelfde Anzegem – weliswaar in een andere zaal – hield ik toen een voordracht over de mythologische koningen van Athene en toen zat de zaal bomvol: óver de tweehonderd aanwezigen. Ik heb toen een opzienbarend experiment gedaan. Ik had een pot aarde bij, die ik had meegebracht uit Griekenland. Die aarde was Gaia, onze almoeder. Vóór de ogen van de aanwezigen zou ik een in-vitro fertilisatie bewerkstelligen door moeder Aarde te bevruchten met het sperma van Zeus, dat zich ongetwijfeld moest bevinden in een klein flesje regenwater dat ik persoonlijk opgevangen had boven op de Akropolis van Athene. Ik zocht het flesje in de zakken van mijn jas, maar daar zat het niet. Misschien zat het in een zak van mijn lange beige mantel, die in de vestiaire hing, aan de eerste kapstok, te beginnen van rechts? Of iemand dat even voor mij wilde halen? De vrouw van de apotheker, die bij de uitgang zat, verklaarde zich bereid. Ze was al de deur uit toen de apotheker zelf rechtstond en achter haar aan ging. Hij zal het zaakje ongetwijfeld niet vertrouwd hebben…

    Triomfantelijk overhandigde ’s apothekers vrouw mij het flesje. Als een volleerd klinisch bioloog mengde ik een hoeveelheid van de rood-bruine aarde met het water, in een Petry-schaaltje. Als iedereen in de zaal nu maar vertrouwen had, was het niet uitgesloten dat over een dik uur – goddelijke kinderen groeien snel! – een nimfje zou beginnen groeien in de nu fel steenrode brei. Wel twee uur luisterden de aanwezigen met ingehouden adem naar de heldendaden van Aigeus en Theseus. Toen vroeg ik aan de dokter van het gezelschap of hij naar voor wilde komen om samen met mij, met behulp van een vergrootglas, vast te stellen of er al dan niet een nimfje aan ‘t groeien was in de rode brei. Maar we vonden niets. En niemand die zich echt ontgoocheld toonde. Logisch, zeiden ze allemaal, zoiets is toch onmogelijk. Maar ik ben er nog steeds van overtuigd, dat ze ’t in den beginne wél geloofd hadden, de dokter inbegrepen.

    Mijn voordracht had toen ongetwijfeld stof doen opwaaien en hier en daar weerklank gevonden in Davidsfondskringen. Geen week later werd ik opgebeld door het Davidsfonds van Assebroek, een gemeente bij Brugge. Daar zou nog meer volk zijn. Althans, dat hoopte ik. Er waren er welgeteld… dertien. Vóór zo’n klein aantal toeschouwers heb ik altijd plankenkoorts. Ik voelde mij allerminst op mijn gemak. Jawel, ik mag gerust zeggen dat ik stond te rillen op mijn benen. Ze zaten mij aan te kijken, die dertien, met uilenogen, emotieloos. Of verbeeldde ik mij dat maar? Vlak vóór mij, in ’t midden, zaten twee streng kijkende bejaarde paters. De ene, zo zou ik al spoedig vernemen, was de abt van de belangrijke abdij van Steenbrugge, een deelgemeente van Assebroek. De andere was een pater van dezelfde abdij, maar van lagere rang. En mijn speech handelde over Aphrodite, de godin van de liefde, en haar allerminst christelijke levenswandel!...

    Ik zou liegen als ik zou verklaren dat de lege zaal allengs óvervloeide van enthousiasme. En toch, er waren er twee bij wie mijn voordracht “aansloeg”: de paters! Na afloop overdonderden ze mij met vragen over het onderwerp en ze nodigden mij uit, ondanks het late uur, om met hen mee te gaan naar de abdij. Dáár hadden ze mij interessante dingen te tonen.

    In één van de kamers van de abdij stonden indrukwekkende kostbare antieke meubelen. In de deuren van de kasten en in de hoge leuningen van de stoelen waren prachtige taferelen uitgesneden. Alle stelden ze iets voor uit de Griekse mythologie. Of ik enige toelichting kon geven bij die taferelen? Het lukte mij aardig, althans in de meeste gevallen. En waar het mij niet lukte, verzon ik maar wat. De paters glunderden: hun meubelen waren plots fel in waarde gestegen. Op één van de stoelleuningen stond de geboorte van Aphrodite uitgebeeld. Uit het schuim van de zee! Schuim? Dat deed pater abt eraan denken: of ik geen trek had in een pintje bier? Ze hadden daar in de abdij van Steenbrugge uitstekend bier. Twee soorten eigenlijk: dubbel en tripel. Het bier droeg de naam van de abdij, maar ook mijn naam: Steenbrugge. Zo heb ik, méér dan twintig jaar geleden dat bier leren kennen, en ik durf hierbij, in eer en geweten en met de hand op het hart, verklaren dat het Steenbrugge-bier het beste is van de hele wereld.



    Zo was die dag nog goed geëindigd. Maar mijn ontgoocheling over het kleine aantal toeschouwers en de grote verplaatsing die ik daarvoor had moeten maken, was dermate groot dat ik aan het Davidsfonds liet weten dat ze voortaan op mij geen beroep meer konden doen. Maar toen ze mij enkele maanden geleden vroegen om nog eens in Anzegem te komen spreken en dan nog wel in mijn geliefd Grijsloke, heb ik toch weer toegezegd. Aan mijn voordracht in Anzegem had ik immers geen nare herinnering…

    Gerard en Lieve waren er,  Jan en Sabine en Peter en Katrien. En Fernand was er, en Johan, Rudy, Remi, Daniël, Jean-Marie en Gilbert en Jan Goemare: allemaal kennissen van mij en dus voor míj gekomen natuurlijk. De anderen waren de échte Davidsfondsers, jonge en minder jonge volwassenen. Er zat ook een pienter jongetje, van een jaar of veertien: Quinten. Die zal het nog vér brengen. Er waren er verscheidene met een klassieke universitaire scholing. Vanwege het onderwerp natuurlijk. ’t Is alles bij elkaar goed gelopen: van acht tot elf, en niemand die zich verveeld heeft – daar had het tenminste alle schijn van. Ik had dan ook het hoogtepunt voor ’t laatst gehouden: Priapos. U kent hem wel, de lelijke mismaakte god met de reuzegrote naar achter gerichte penis, buiten alle proporties. Daar had Hera, de oppergodin, voor gezorgd door kort vóór Priapos’ geboorte de zwangere buik van zijn moeder Aphrodite aan te raken met de kwade hand.



    Daar werd gegniffeld in de zaal toen ik die aanraking demonstreerde bij de onmiskenbaar zwangere voorzitster, maar dan niet met de kwade doch wel met de goede hand, zijnde de rechter. Het kind wordt dus ongetwijfeld een genie, mijn beste Els. Ik had ook een beeldje meegebracht van Priapos, maar o wee, weer had ik het in de zak van mijn mantel gelaten – alleen de ezels stoten zich geen tweemaal aan dezelfde steen. Ditmaal was er de gedienstige Nicole die het voor mij ging halen: in mijn lange beige mantel in de vestiaire, eerste kapstok van rechts. In tegenstelling tot wat zich twintig jaar geleden heeft voorgedaan, was dit wél opgezet spel: ik had het van te voren afgesproken met Nicole. Ook nu zorgde dit voorval voor de nodige sfeer…

    Achteraf werd er, voor mij althans, nog een leuk einde gebreid aan die “Nacht van de geschiedenis”. Er werd mij een pracht van een boek overhandigd, een kolos van meer dan zevenhonderd bladzijden op dik glanzend papier, handelend over het dialect van Anzegem en omstreken. Een beter boek in zijn genre kan ik mij niet voorstellen. En dan was er nog een “enveloppe” met inhoud, waarmee mijn verplaatsingskosten ruimschoots vergoed zijn. Dan ben ik wel beter af dan Jean-Luc Dehaene, die zich tevreden moet stellen met een fles wijn als hij ergens gaat spreken –  zo verklaart hij althans in Het Laatste Nieuws van 28 september 2007. De bewering van het weekblad “Trends” als zou Jean-Luc minstens 20.000 euro per toespraak krijgen, is dus je reinste onzin. Jean-Luc zal het zelf toch wel beter weten, zeker. Wat er ook van zij, het Davidsfonds Anzegem-Kaster mag in de toekomst te allen tijde  beroep doen op mij.

    21-03-2008 om 00:00 geschreven door Kris Vansteenbrugge  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (2)
    07-03-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Vrije meningsuiting.

    Een op zijn minst zéér interessante weblog is die van Jan Bauwens: www.bloggen.be/tisallemaiet . Deze week trok een artikel op dat blog mijn bijzondere aandacht. Aanvankelijk was ik zinnens er slechts enkele zinnen uit te citeren, maar na het lezen van de “noot” onderaan heb ik wijselijk besloten het hele stuk te citeren. En dat is waarschijnlijk maar best zó: het zijn immers alle wijze woorden, van een wijs man.  

     

     

    03.03.2008

    Het gevaar van de verabsolutering van het recht op vrije meningsuiting.

    Het gevaar van de verabsolutering van het recht op vrije meningsuiting.

    Het ontzeggen aan mensen van het recht om hun mening te uiten over zaken die hen hetzij rechtstreeks hetzij onrechtstreeks aangaan, is vanzelfsprekend moreel verwerpelijk. Met betrekking tot de islam wordt daar omtrent dezer dagen heel wat heisa gemaakt. Maar die heisa dreigt ons iets nog veel belangrijkers uit het oog te doen verliezen.

    Men mag immers niet blind zijn voor het feit dat de institutie van een absoluut recht op vrije meningsuiting - paradoxaal genoeg - al even verwerpelijk is als een spreekverbod, en bovendien bijzonder gevaarlijk voor de cultuur zelf. Ziehier waarom dit aantoonbaar het geval is.

    Waar bepaald wordt dat iedereen altijd alles mag zeggen, heeft het er alle schijn van dat woorden eigenlijk niet al te ernstig moeten genomen worden. Het lijkt dan alsof woorden in feite geen daden waren, of tenminste geen daden met relevantie voor al datgene waar het werkelijk om gaat.

    Maar in dat geval ziet het er naar uit dat het woord uit de 'echte' wereld verbannen wordt naar die van het spel of van de sprookjes. Een eerste paradox is dan deze: waar woorden niet langer ernstig hoeven genomen te worden, wordt vrij spel gegeven aan het geweld... waartegen het woord aanvankelijk immers het enige wapen was.

    Edoch er is nog een veel indringender consequentie: als woorden niet langer ernstig hoeven genomen te worden, vervalt uiteindelijk het begrip van de "waarheid" zelf. Waarheid immers, staat noodzakelijk in betrekking tot de werkelijkheid.

    Zo komt het dat de institutionalisering van het absolute recht op vrije meningsuiting meteen de verbanning inhoudt van de waarheid.

    Jan Bauwens, 3 maart 2008

    Noot: overname en publicatie van deze tekst is zonder de schriftelijke toestemming van de auteur enkel toegelaten voor niet-commerciële doeleinden en mits integrale en ongewijzigde weergave van de tekst, de titel, de auteursnaam, de datum, het website-adres en de onderhavige noot.

     

    Laat ik beginnen met te zeggen dat ik het met de schrijver volkomen eens ben dat absolute vrije meningsuiting – “om ’t even wát mogen zeggen over om ’t even wie of wát” – ongetwijfeld nefaste gevolgen zal hebben. En dat geldt natuurlijk ook voor het ontkennen van feiten of personen, d.i. het beweren dat historische figuren of dito gebeurtenissen nooit hebben bestaan. Zo herinner ik mij uit mijn lagere schooltijd dat er in mijn dorp een jongeman was die verkondigde dat de grote Mahatma Ghandi slechts een hersenspinsel was van de politici en dus nooit écht heeft bestaan. Alles wat over Ghandi geschreven werd in de kranten – televisie was er toen nog niet – deed hij af als larie, opgezet spel. Haal nu maar die meewarige glimlach van uw gezicht weg, waarde lezer: niemand minder dan mijn moedertje zaliger was door die man geïndoctrineerd en tot het einde van haar dagen heeft zij er wel degelijk aan getwijfeld of “de Mahatma” écht bestaan heeft, en toen was de “ontkenner” al lang geïnterneerd. Ze hebben hem inderdaad in een gesloten instelling geplaatst omdat bleek dat hij aan schizofrenie leed…

    Terwijl ik deze regels schrijf zit ik in de trein naar Brussel. Op dit eigenste ogenblik stopt de trein in Waregem, de stad waar Briek Schotte woonde toen hij op het hoogtepunt van zijn carrière was. Ik mag er niet aan denken dat er op een dag iemand opstaat, een “ontkenner”, die urbi et orbi verkondigt dat… Briek Schotte nooit bestaan heeft. IJzeren Briek, de laatste der Flandriens, tweemaal wereldkampioen wielrennen geweest en onlangs nog verkozen tot de grootste Westvlaming aller tijden! Ik heb hem persoonlijk gekend, niet zeer intiem natuurlijk, maar toch. En dan komt iemand beweren dat Briek enkel maar een mythe is, dat alles wat er in de media over hem gepubliceerd is, pure verzinsels zijn! “Wie, mijn beste vriend, mag dan in 1948 wel wereldkampioen wielrennen geweest zijn?” “Apo Lazaridès” antwoordt de “ontkenner” zonder aarzeling. “En wie in 1950?”  “Theo Middelkamp” klinkt het zelfverzekerd.

    Iedereen zal het met mij eens zijn dat hier de grenzen van de vrije meningsuiting overschreden zijn. Dat de bewering dat Briek Schotte nooit heeft bestaan, intolerabel is voor mij en voor honderdduizenden Westvlamingen, en dat de “ontkenner” zwaar dient gestraft te worden, geen redelijk mens die het zal betwisten. Anders ligt het misschien wanneer de “ontkenner” enkel maar zou beweren dat hij “denkt” dat Briek Schotte nooit heeft bestaan en zich verdraagzaam opstelt tegenover degenen die daar anders over denken. Ik zeg “misschien”: laten de wettenmakers zich daar nu maar eens over uitspreken.

     

    07-03-2008 om 00:00 geschreven door Kris Vansteenbrugge  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    28-02-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Griekse mythologie.

    Zet u schrap, beste lezer, dit is een examen. Er zijn elf vragen, “samengestelde vragen”:

     

    1. Van de volgende namen van vreemde wezens zullen er u ongetwijfeld een aantal bekend in de oren klinken. Maar weet u wie of wat ze echt zíjn? Pegasus, Minotaurus, de Sirenen, de Graien, de Cyklopen, de Kentauren, Medusa, de saters, de hekatoncheiren, Chimaira, Kerberos, de Giganten, de kabiren, de bosnimfen, de waternimfen, de bergnimfen...

     

    2. Kunt u minstens tien van de volgende vijftien vragen correct beantwoorden?

    - wie leerde de mensen weven, ploegen, wijn maken?

    - hoe is de melkweg ontstaan?

    - waarom hebben de Atheners een smal achterwerk?

    - wie verrichtte de eerste keizersnede?

    - wie was de eerste “draag-vader”?

    - bestaat er homosexualiteit onder de goden?

    - wie is de uitvinder van de herdersfluit?

    - en van de lier?

    - waarom had koning Midas ezelsoren?

    - waarom zijn inwoners van centraal Afrika zwart?

    - hoe is Afrodite ontstaan? (uit het schuim van de zee, jawel, maar hoe is dat precies gegaan?)

    - waarom kwam Ikaros ten val?

    - hoe weten we wie het meest geniet van de geslachtelijke gemeenschap: de man of de vrouw?

    - de god Okeanos had 3000 dochters wier namen alle bekend zijn: kent u er minstens één van?

    - welke mythen liggen aan de oorsprong van de Spelen in het Oude Griekenland?

     

    3. Weet u waar deze woorden vandaan komen? Labyrint, achillespees, priapisme, afrodisiacum, echo, muze, orakel, lakoniek...

     

    4. Natuurlijk kent u ze, maar kunt u ze ook precies thuiswijzen? Apollo, Eros, Kronos, Gaia, Medea, Iphigenia, Phaedra, Ajax, Niobe, Penelope, Kalypso, Helena, Paris, Antigone, Asklepios...

     

    5. Weet u waar de volgende geografische namen vandaan komen? Atlas-gebergte, Amazone-rivier, Ionische Zee, Egeïsche Zee, Bosporus, Europa, Azië, Oceanië...

     

    6. Weet u waarom er honderd ogen op een pauwenstaart staan, waarom raven en kraaien zwart zijn en een lelijk krassend geluid voortbrengen, waarom zwaluwen stom zijn, waarom leeuwen niet met elkaar paren doch met luipaarden (althans zo dachten de Oude Grieken)?

     

    7. Kent u de oorsprong van de volgende uitdrukkingen? Een tantaluskwelling, een sisyfosarbeid, het vat der Danaïden, de draad van Ariadne, een twistappel, een augiasstal, een odyssee, een achilleshiel, een doos van Pandora, het paard van Troje, een oedipuscomplex, een titanenwerk, van Scylla naar Charybdis varen, een bacchanalie, de nestor, een stentorstem, een adonis, een herkules, het hol van Pluto...

     

    8. Wist u dat vele planten en dieren in feite menselijke – en dus sterfelijke – wezens zijn die door de goden, in meestal dramatische omstandigheden, werden omgetoverd? De eik, de linde, de laurier, de populier, de rietstengel, de hyacinth, de cypres, de narcis, de lotusbloem, de krekel, de ijsvogel, de nachtegaal, de ekster, de zwaluw, de parelhoen, de oehoe, de spin...

     

    9. Wist u dat alle planeten van ons zonnestelsel namen hebben van Griekse goden en dat de namen van zeer vele sterren, sterrenbeelden en sterrennevels uit de Griekse mythologie stammen? Het sterrenbeeld van de tweelingen (Castor en Pollux), de grote en de kleine beer, de Andromeda-nevel, en... zo zijn er nog wel duizend.

     

    10. Door de eeuwen heen waren de verhalen van de Oude Grieken uitverkoren thema’s voor de grootste meesters uit de schilderkunst, de beeldhouwkunst, de muziek, de literatuur... Ik noem er een paar: “Orpheus en Euridike”, “Leda en de Zwaan”. Kent u die verhalen?

     

    11. En wat weet u van Zeus? Dat hij de oppergod van de Grieken was natuurlijk. Maar weet u ook waar zijn wieg heeft gestaan? En dat die status van oppergod hem niet zomaar in de schoot is komen vallen, dat hij er hard heeft moeten voor knokken? Dat zijn geslachtsdrift en zijn potentie ontzaglijk groot waren? Dat het aantal godinnen, halfgodinnen en sterfelijke vrouwen die hij zwanger gemaakt heeft, onvoorstelbaar groot is? Dat hij hen vaak benaderde in de vreemdste gedaanten? Om er maar enkele te noemen: een kwartel, een zwaan, een gouden regen...

     

    Hebt u al deze vragen, of laten we zeggen tien van de elf, in eer en geweten positief beantwoord, dan erken ik grif mijn meerdere in u wat betreft de kennis van de klassieke cultuur, dan ben ik niet in staat enig gat in uw cultuur te dichten, dan hoeft u niet te surfen naar mijn nieuw blog, waar ik sedert 18 mei 2007 tweemaal in de week een verhaaltje schrijf uit de Griekse mythologie ( www.bloggen.be/Dzeus  is de naam van het blog; reken maar op honderd à tweehonderd verhaaltjes... bij leven en welzijn, wel te verstaan). Dan zult u waarschijnlijk ook maar weinig kunnen bijleren tijdens mijn voordracht op dinsdag 18 maart a.s. om 20.00 uur in zaal de Kleine Kluis te Grijsloke, naast de kerk (Grijsloke is zó klein dat alles daar naast de kerk ligt). Wat niet wegneemt dat u toch hartelijk welkom bent, mocht u toevallig in de buurt zijn - maar die kans is dan weer klein, vermoed ik... 

    Griekse goden in Grijsloke (Anzegem)

     

    Hoe zijn de zon, de aarde, alle sterren en planeten en alle vormen van leven ontstaan? Wie heeft dat alles “geschapen”? Welke kracht houdt dat alles in stand? Geen mens die er met zijn verstand bij kan. De gelovigen noemen die kracht “god”. Onze moderne godsdiensten kennen over ’t algemeen maar één god: sommigen noemen die god ook Allah of Jaweh. De Grieken en de Romeinen, onze culturele voorouders, daarentegen kenden talloze godheden. De belangrijkste waren de Olympische goden, twaalf in getal. Het waren eerbiedwaardige goden, doch menselijker dan ónze enige “ware god”. Die klassieke goden waren weliswaar onsterfelijk en ze bezaten de eeuwige jeugd, maar in tegenstelling tot ónze god waren ze verre van volmaakt. Net als de mensen hadden ze hun kleine kantjes en hun gebreken. En net als de mensen konden zij pijn lijden, en honger en dorst. Menselijke gevoelens als haat en liefde, trots, vreugde en verdriet, waren hen niet vreemd. Overspel, jaloezie, wraak…: het was schering en inslag bij de Griekse goden.                                     
    O
    ver enkele van de belangrijkste Griekse goden wil ik u onderhouden op dinsdag 18 maart a.s. in “De Kleine Kluis” te Grijsloke (om 20.00 uur). Iedereen is welkom. U kan alvast een beetje de mythologische sfeer opsnuiven op mijn weblog (www.bloggen.be/dzeus). Daar verschijnt iedere maandag en iedere vrijdag een nieuw verhaaltje uit de Griekse mythologie.                       

    Tot ziens in Grijsloke.                                                                                                                 

    Hartelijk dank bij voorbaat.                                                                                                          

     

     

    28-02-2008 om 16:20 geschreven door Kris Vansteenbrugge  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (2)
    21-02-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Professor Sebruyns.
    Klik op de afbeelding om de link te volgen



     

    < klik op de foto om te vergroten

    Deze foto is van professor Marcel Sebruyns, die een halve eeuw geleden één van mijn leermeesters was: de beste lesgever die ooit aan een universiteit heeft gedoceerd! De foto werd mij in het voorbije weekend toegezonden door Marc Van Hoye, samen met een dozijn andere foto’s van vijftig jaar geleden.  Marc was een van mijn allerbeste “medestudenten”, zowel tijdens de lesuren als… daarbuiten. Over Marc en over de nostalgie die mij – vanwege de foto’s – al de hele week in haar greep houdt, wil ik het liever hebben in een volgend cursiefje. Nog even laten bezinken dus…

    Om Marcel Sebruyns te bejubelen, schieten woorden mij te kort. Ze schoten ook te kort toen ik mijn boek “O jerum jerum jerum” schreef (zie dit blog op datum van 4 juni 2007). Ziehier niettemin een uittreksel (pagina 56):

     

    De beste lesgever uit de kandidaturen was ongetwijfeld Sebruyns. Hij doceerde celleer in 't eerste jaar en weefselleer in 't derde jaar. Zijn auditorium zat altijd barstensvol. Zelf heb ik bij Sebruyns zo goed als geen enkele les gebrost. Hij doceerde zijn vak, dat in wezen toch saai kon genoemd worden, op zo'n manier dat het een waar genot was voor de zintuigen. Ik genoot van Marcel Sebruyns zoals ik genoot van Toon Hermans. Iedere les was een knap staaltje kleinkunst. Sebruyns ging nooit vervelen, hij wist als geen ander welke snaren hij moest bespelen om zijn studenten te boeien. Neem nu de kliertjes die zich bevinden in de tepelhof bij de vrouw: de kliertjes van Montgommery, kliertjes die je enkel maar van dichtbij kunt zien (bij Mireille van de Wapy waren ze mij nooit opgevallen). Deze kliertjes, zei Sebruyns, noemen we de kliertjes van Montgommery. Ze werden "ontdekt" - dat laatste woord werd met de nodige intonatie uitgesproken en ging gepaard met aangepaste mimiek - door ene Montgommery. En dat was niet dié van El Alamein: déze werkte op een ander terrein…

    Wie zou op die manier ooit nog de kliertjes van Montgommery hebben kunnen vergeten? Of je moest zo stom zijn als Vic Oosterlynck, die het op 't examen warempel had over "de kliertjes van El Alamein"!

    Zelfspot was professor Sebruyns niet vreemd. Hij sprak gaarne over zijn bijverdienste als haardeskundige bij het gerecht. Als hij in die functie de gerechtszaal* binnenkwam wekte dat bij sommigen hoopvolle verwachtingen … die onmiddellijk verzwonden als de professor zijn hoed afzette: zijn hoofd was zo kaal en glimmend als een biljartbal.

    Ik bewonderde die briljante man, met zijn kale knikker en zijn vlinderdasje. Als ik ooit zelf professor zou worden, zou ik het ook zo doen. Professor ben ik natuurlijk nooit geworden. Toch heb ik het geluk gehad vijftien jaar lang les te mogen geven aan een paramedische hogeschool, in anatomie. En dat lesgeven, drie uur in de week, heeft mij meer vreugde bezorgd dan al mijn andere beroepsbezigheden* bij elkaar. En ik heb het altijd een beetje à la Sebruyns proberen te doen, zij het dat ik niet het brio van de grootmeester had…

    21-02-2008 om 15:31 geschreven door Kris Vansteenbrugge  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 3/5 - (3 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    20-02-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Vera Janacopoulos.
    Klik op de afbeelding om de link te volgen









    Ik wil u niet verhelen, beste lezer, dat het boek dat ik ter gelegenheid van Valentijnsdag voor mijn geliefde heb gekocht, ook een beetje voor mijzelf bestemd was. “Trou Moet Blycken” is een lijvig boek over poëzie, van de grootste hedendaagse dichter uit het Nederlands taalgebied, Gerrit Komrij. Het is een vervolg op het succesrijke boek “In Liefde Bloeyende”, waarmee de schrijver in 1998 de belangrijke literaire prijs “De Gouden Uil” heeft gewonnen.

    In hoofdstuk III  behandelt Komrij o.a. het gedicht “Vera Janacopoulos”, dat hij bestempelt als het bekendste Nederlandstalig dichtwerk aller tijden. Of hij gelijk heeft? Hij zal er in ieder geval niet ver naast zijn! Voor de goede gang van zaken laat ik het gedicht hier volgen:

     

    VERA JANACOPOULOS

     

    Ambrosia, wat vloeit mij aan?

    uw schedelveld is koeler maan

    en alle appels blozen

     

    de klankgazelle die ik vond

    hoe zoete zoele kindermond

    van zeeschuim en van rozen

     

    o muze in het morgenlicht

    o minnares en slank gedicht

    er is een god verscholen

     

    violen vlagen op het mos

    elysium, de vlinders los

    en duizendjarig dolen

     

    Komrij’s aandacht gaat vooral naar de eerste strofe. Bij de eerste regel – “Ambrosia, wat vloeit mij aan?” – beginnen velen te glunderen en laten er, met geheven wijsvinger, “uw schedelveld is koeler maan” op volgen, de lettergrepen scanderend, of we goed dienen te begrijpen wát hier wordt gezegd. Maar het probleem is, zegt Komrij, dat niémand begrijpt wat hier wordt gezegd, ook al kunnen velen niet nalaten er een betekenis aan toe te schrijven. Het gaat hier om een stuk poëzie dat behoort tot de orde van de lege gedichten, poésie pure, esthetisch en absoluut, in een context zonder ideologie of boodschap. De derde regel komt bij Komrij over als een bevrijding: “alle appels blozen”. Die regel is tenminste klaar als een klontje!

    Dat ik mij niet hoef te schamen over het feit dat ik slechts de eerste drie regels van het gedicht uit het hoofd ken, moge blijken uit de bewering van de grote dichter-recensent dat het overgrote deel van de mensen in hun kennis eveneens beperkt zijn tot die eerste drie regels. Komrij komt overigens tot de constatatie dat die drie regels de kortst mogelijke samenvatting van de bijbel vormen:

    “In de eerste regel de vraag aan iets hemels naar het hoe en wat. In de tweede en derde regel het antwoord – al wat zich bevindt tussen schedelveld en appel, Eva en appel, Eva en Golgotha, zondeval en verlossing”.

    Terloops merkt Komrij nog op dat een zin als “uw vedelheld is zwoeler traan” in de plaats van “uw schedelveld is koeler maan” even goed gepast zou hebben bij de blozende appels.

    Maar laten we nu ook een beetje aandacht besteden aan Jan Engelman, de schrijver van het gedicht, en aan Vera Janacopoulos zelf, de vertolkster van de titelrol:

    Jan Engelman (1900-1972) is een van de belangrijkste Nederlandse dichters uit de 20e eeuw. Hij had een grote bewondering voor het oude Griekenland en was naast schrijver van gedichten – die vooral gebaseerd zijn op klank, ritme en associatieve verbanden – ook prozaschrijver en journalist. In 1955 kreeg hij de Constantijn Huyghensprijs voor zijn verzameld werk.

    Vera Janacopoulos is een Braziliaanse zangeres van Griekse afkomst die op 15 februari 1926 het hart van Jan Engelman in vuur en vlam moet gezet hebben bij haar eerste optreden in Nederland.

    Hebt u, beste lezer en poëzieliefhebber, iets bijgeleerd? Indien ja, Gerrit Komrij en ikzelf zijn de eersten om ons daarover te verheugen…

    En dan heb ik nog een toemaatje, speciaal voor de tweetalige unitaire Belg. Mijn eigen Franse versie van de drie beroemdste Nederlandstalige versregels aller tijden:

     

    Ambrosie, qu’est-ce qui m’afflue?

    ton champ de crâne est pure lune

    et toutes les pommes rougissent…

     

    Even betekenisvol, even puur, even welluidend als de oorspronkelijke tekst, zo dunkt mij. Als onze Waalse en Brusselse vrienden dat nu ook nog vinden, kan het er met ons Belgenlandje misschien nog wel voor een paar jaar mee door…

    20-02-2008 om 23:34 geschreven door Kris Vansteenbrugge  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    14-02-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Valentijn.
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

      Gedicht voor mijn geliefde.


     

      Ik dacht wel dat je blij zou zijn

      met een gedichtje voor je Valentijn;

      daarom kocht ik voor een euro of drij

      voor jou een hele bundel van Komrij…

    14-02-2008 om 00:00 geschreven door Kris Vansteenbrugge  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (1)
    06-02-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Schone Kunsten.

    - We hebben het goed getroffen met de gids, zei de dame die naast mij stond in het museum voor Schone Kunsten.

    Ik vond van niet. Hij stond daar al tien minuten te gesticuleren en onzin te verkopen bij een nogal klein schilderijtje van een of andere Vlaamse primitief. Waarom er geen perspectief in zat en geen achtergrond, maar des te meer voorgrond, zodat de toeschouwer het gevoel kreeg dat hij zó in het schilderij kon stappen – ik had, eerlijk gezegd, dat gevoel niet –. Er zat ook een diagonaal in het schilderij: links-boven waren de figuren donker tegen een lichte achtergrond, rechts-onder waren ze licht tegen een donkere achtergrond, of… ’t kan ook net andersom geweest zijn. Of er iemand wist waarom bruin de overwegende kleur was? Ik dacht even aan Rembrandt die ook bij voorkeur in ‘t bruin schilderde, omdat de bruine verf ’t goedkoopst was. Hier bleek er een andere reden te zijn, maar wát het precies was is mij ontgaan. Even niet opgelet, zeker?

    Toen kreeg onze gids, ongetwijfeld een academisch geschoolde intellectueel, het in zijn hoofd, om zijn publiek aan de tand te voelen. Hij wees op een koe, die ergens in een hoek van het schilderij stond afgebeeld. Of iemand wist wat dat was?

    - Een koe, riep de dame naast mij triomfantelijk.

    - Fout, replikeerde de gids.

    - Toch is ’t een koe, zei een andere dame.

    - Fout, zei de gids weer.

    Ik hoorde twee andere dames achter mij mopperen dat het toch echt wel een koe was. De gids keek in mijn richting:

    - Wel, wat denkt gij er van, mijnheer?

    - Dat het in ieder geval géén koe is, zei ik.

    - Dat antwoord kan ik nu ook weer niet goed rekenen, antwoordde de gids triomfantelijk.

    Even had ik er nog aan gedacht – “ceci n’est pas une pipe” van Magritte indachtig – te zeggen dat het “een afbeelding van een koe” was, maar ook dat zou deerlijk fout zijn geweest.

    - Het is, zei de gids, het áchterste van een koe!!!

    Zou je potver-hier-en-ginder niet omvervallen?!

    Enkele van de toehoorders moeten het een goede grap gevonden hebben; ze moesten in ieder geval hartelijk lachen. Anderen begonnen begrijpend te mompelen: die hadden zeker de diepzinnigheid gesnapt die er ongetwijfeld in verborgen lag. Niemand van het gezelschap voelde zich voor de gek gehouden, behalve ík dan…

    De gids leidde ons nu naar een schilderij dat de kop van een Moor voorstelde – “het voorste” van de kop van een Moor, om precies te zijn –. Er was heel wat over te vertellen. En op ’t einde kwam er toch weer een soort examen aan te pas.

    - Wie weet wat dít is? vroeg onze intellectuele spring-in-‘t-veld, en hij wees op een dikke witte band die over de hals van de Moor liep.

    - Een sjaal, riep de ene.

    - Een das, riep een andere.

    - Een halsband…

    - Allemaal fout, zei de gids. ’t Is verf, gewoon verf, wítte verf.

    Denkt u, beste lezer, dat ik aan ’t zwanzen ben, dat ik zomaar een leuk verhaaltje uit mijn mouw aan ’t schudden ben? Welnu ik zweer u, op ’t hoofd van mijn kleinkinders dat dit potsierlijk toneel zich werkelijk heeft afgespeeld in het museum voor Schone Kunsten in één van onze grootste Vlaamse steden. Hoofrolspeler: een mannelijke gids van middelbare leeftijd – al is dat een zeer rekbaar begrip, zoals ik deze week heb geleerd –, vermoedelijk in het bezit van een universitair diploma kunstgeschiedenis. De bijrollen werden vertolkt door anderhalf dozijn gewillige slachtoffers van gevorderde leeftijd – al is ook dat weer een rekbaar begrip –. Onder hen: drie professoren-emeriti en hun respectievelijke dames. Een minder gewillig slachtoffer was nochtans schrijver dezes. De witte verf was de druppel die de emmer had doen overlopen…

    We waren aan ons tweede schilderij en bijna was een half uur verstreken. Ik wenste in rust en vrede alle schilderijen van het museum te bewonderen, en niet voor gek te worden gehouden. Het ogenblik was gekomen waarop ik de groep verlaten heb om op mijn eentje alle zalen te doorlopen in de drie kwartier die mij nog restten. Mijn aandacht ging in de eerste plaats uit naar de Latemse School. Het waren vooral de impressionisten die mij konden boeien, de expressionisten ook, doch in mindere mate. In een zaal stond een groepje mensen geschaard rond een gids die uitleg gaf bij de “liggende boer” van Permeke, een soort houtskooltekening. Ik begreep dat dit één van de beroemdste meesterwerken is van onze allergrootste Vlaamse schilder van de twintigste eeuw: Constant Permeke.


    Thuis gekomen heb ik de tekening “van het net gehaald” en voorgelegd aan mijn tienjarige kleindochter, die al drie jaar naar de tekenacademie gaat en dus op gebied van de teken- en schilderkunst veel meer beslagen is dan ik. De expert antwoordde mij in dezer voege:

    - Je wil mij natuurlijk te grazen nemen, pépé. ’t Zal wel een tekening van míj zijn, van toen ik nog in de kleuterschool zat. Nú kan ik wél mooi tekenen. Zal ik je de tekening laten zien die ik deze week gemaakt heb? Mega Mindy…

    Ik zit dit, volop genietend van mijn zelfstandigenpensioentje, in te tikken op het toetsenbord van mijn peecee. Naast mij ligt een boek over humor in de oudheid. Op de cover van het boek staat “het voorste” van de kop van een veldheer of een keizer uit de klassieke oudheid. En wat zie je onder zijn neus? Zwarte verf? Fout! Ballpoint-inkt is het, zeker géén zwarte verf.


    En ik denk na over onze gids uit het museum voor Schone Kunsten en over ’s mans toekomst. De man heeft ongetwijfeld zijn topniveau bereikt en is aan promotie toe. Wat dacht u van “onderdirecteur”? Dat het museum er waarschijnlijk al één heeft? Hindert toch niet. In het boek “The Peter Principle” maakt de grote hiërarcholoog Laurence J. Peter gewag van bedrijven met een dozijn en méér onderdirecteuren, … als ik mij niet vergis.

    06-02-2008 om 15:35 geschreven door Kris Vansteenbrugge  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)


    Foto

    Wenst u mijn memoires te lezen: u kan het boek lenen in de bibliotheek of kopen. Voor alle inlichtingen: zie op 4 juni 2007 onder de titel "O jerum, jerum, jerum...: een hit!"

    O jerum jerum jerum…

    Mijn memoires

    (2006, 206 p., 17,95 €)

    Te bestellen via mail:

    kvansteenbrugge@gmail.com

    (geen verzendkosten)


    Foto

    Mijn nieuwste boek "Uit het schuim (van de zee)", de Griekse mythologie in 136 verhalen, 402 p., kan besteld worden via mail (kvansteenbrugge@gmail.com) of via mijn telefoonnummer 056.215944. Prijs: 18,95 euro (er hoeven geen verzendkosten betaald te worden).
    Lees iedere maandag en iedere vrijdag een nieuw verhaaltje uit de GRIEKSE MYTHOLOGIE op www.bloggen.be/dzeus

    Gastenboek

    Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek


    Blog als favoriet !



    E-mail mij

    Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.


    Gastenboek
  • Een maandag middag bezoekje
  • Goedemiddag blogvrienden u bent van harte welkom
  • groetjes
  • Ben is op bezoek geweest. (I like it)
  • goede morgen

    Druk oponderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek


    Zoeken in blog


    Liefdesgedichtje

    Mijn lief,
    'k wil me vermeien
    in je tepelhoven,

    een huisje bouwen
    op je venusheuvel
    van satijn.

    'k Wil in 't putje
    van je navel toeven
    en altijd bij je zijn.


    E-mail mij

    Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.


    Beoordeel dit blog
      Zeer goed
      Goed
      Voldoende
      Nog wat bijwerken
      Nog veel werk aan
     



    Blog tegen de wet? Klik hier.
    Gratis blog op https://www.bloggen.be - Meer blogs