Foto
Foto
Foto

O jerum jerum jerum…

Mijn memoires

(2006, 206 p., 17,95 €)

Te bestellen via mail:

kvansteenbrugge@gmail.com

(geen verzendkosten)

Odysseus op Aiaia
De omzwervengen vanOdysseus
(2013, 100 p., 11,45 €)
Te bestellen via mail
kvansteenbrugge@gmail.com
(geen verzendkosten)
Mijn nieuwste boek "Uit het schuim (van de zee)", de Griekse mythologie in 136 verhalen, 402 p., kan besteld worden via mail (kvansteenbrugge@gmail.com) of via mijn telefoonnummer 056.215944. Prijs: 18,95 euro (er hoeven geen verzendkosten betaald te worden).
Foto
Bezoek Zerar op www.bloggen.be/zerar

VERHAALTJES UIT DE GRIEKSE MYTHOLOGIE:
www.bloggen.be/dzeus
elke maandag en elke vrijdag een nieuw verhaal!

Inhoud blog
  • Proficiat Joe!
  • Waarde lezer van mijn blog...
  • Bibliografie
  • Luchtgitaar
  • Met een klare kijk en... veertig jaar later.
  • Brief aan vier miljoen lezers.
  • Frans De Smet overleden.
  • Recente Tack.
  • Roger Tack
  • Ouessant schapen en digitalis.
  • Drie onbekende Vlamingen
  • Gelukkig Nieuwjaar.
  • NIET ONBELANGRIJK INTERMEZZO
  • De geschiedenis van Dwars door Grijsloke en Loopclub Grijsloke (38)
  • De geschiedenis van Dwars door Grijsloke en Loopclub Grijsloke (37)
  • De geschiedenis van Dwars door Grijsloke en Loopclub Grijsloke (36)
  • De geschiedenis van Dwars door Grijsloke en Loopclub Grijsloke (35)
  • De geschiedenis van Dwars door Grijsloke en Loopclub Grijsloke (34)
  • De geschiedenis van Dwars door Grijsloke en Loopclub Grijsloke (33)
  • De geschiedenis van Dwars door Grijsloke en LoopclubGrijsloke (32)
  • De geschiedenis van Dwars door Grijsloke en Loopclub Grijsloke (31)
  • De geschiedenis van Dwars door Grijsloke en Loopclub Grijsloke (30)
  • De geschiedenis van Dwars door Grijsloke en Loopclub Grijsloke (29).
  • De geschiedenis van Dwars door Grijsloke en Loopclub Grijsloke (28)
  • De geschiedenis van Dwars door Grijsloke en Loopclub Grijsloke (27)
  • De geschiedenis van Dwars door Grijsloke en Loopclub Grijsloke (26)
  • De geschiedenis van Dwars door Grijsloke en Loopclub Grijsloke (25)
  • De geschiedenis van Dwars door Grijsloke en Loopclub Grijsloke (24)
  • Santiago de Compostella.
  • De geschiedenis van Dwars door Grijsloke en Loopclub Grijsloke (23)
  • De geschiedenis van Dwars door Grijsloke en Loopclub Grijsloke (22)
  • De geschiedenis van Dwars door Grijsloke en Loopclub Grijsloke (21)
  • BIBLIOGRAFIE
  • De geschiedenis van Dwars door Grijsloke en Loopclub Grijsloke (20)
  • De geschiedenis van Dwars door Grijsloke en Loopclub Grijsloke (19)
  • De geschiedenis van Dwars door Grijsloke en Loopclub Grijsloke (18)
  • De geschiedenis van Dwars door Grijsloke en Loopclub Grijsloke (17)
  • Mijn laatste drie boeken...
  • De 33e Dwars door Grijsloke.
  • De geschiedenis van Dwars door Grijsloke en Loopclub Grijsloke (16)
  • Europa en de eurobiljetten.
  • Het eerste blogboek.
  • De geschiedenis van Dwars door Grijsloke en Loopclub Grijsloke (15).
  • De geschiedenis van Dwars door Grijsloke en Loopclub Grijsloke (14)
  • De geschiedenis van Dwars door Grijsloke en Loopclub Grijsloke (13).
  • Epocriet.
  • De geschiedenis van Dwars door Grijsloke en Loopclub Grijsloke (12).
  • Een bestseller.
  • De geschiedenis van Dwars door Grijsloke en Loopclub Grijsloke (11)
  • EEN PERFECT CADEAU.
  • De geschiedenis van Dwars door Grijsloke en loopclub Grijsloke (10).
  • De geschiedenis van Dwars door Grijsloke en Loopclub Grijsloke (9).
  • De geschiedenis van Dwars door Grijsloke en Loopclub Grijsloke (8).
  • De geschiedenis van Dwars door Grijsloke en Loopclub Grijsloke (7).
  • De geschiedenis van Dwars door Grijsloke en Loopclub Grijsloke (6).
  • De 31e Dwars door Grijsloke.
  • De geschiedenis van Dwars door Grijsloke en Loopclub Grijsloke (5).
  • Quizzzz.
  • De geschiedenis van Dwars door Grijsloke en Loopclub Grijsloke (4).
  • Vijf jaar geleden.
  • Uit het schuim van de zee.
  • De geschiedenis van Dwars door Grijsloke en Loopclub Grijsloke (3).
  • De geschiedenis van Dwars door Grijsloke en loopclub Grijsloke (2).
  • De geschiedenis van Dwars door Grijsloke en Loopclub Grijsloke (1).
  • Toneelschrijven: een lucratieve zaak.
  • MYTHOLOGISCH BLIJSPEL.
  • Waarom?
  • ZEVERARIJ...
  • Panta rei.
  • Februari.
  • Januari-dialoog.
  • Pietje van 't Hazegras.
  • Niveaus.
  • Onze lieve Heeren.
  • Nieuwjaarsgedichtje.
  • Oudejaarsgedichtje.
  • Over Kerstmis, de paus en Zeyneppeke.
  • Acribie.
  • Reactie op Oostends verhaal.
  • Oostende.
  • Tantezegger.
  • Gravensteenfeesten met Valeer en Freddy, maar... zonder Mico.
  • Cassandra d'Ermilio.
  • Academische zitting!
  • Allerheiligengedicht.
  • Econoshock (brief aan J. Vanlichtervelde).
  • Brief aan W.D.: over azijn, kanker en mitochondriën.
  • Gedichtje voor mijn Tony.
  • Spelenderwijs, godverdomme.
  • Bravo, Jean-Luc!
  • Het antwoord van de filosoof.
  • Brief aan Jan Bauwens, over kunst.
  • En nu: directeur!
  • Gearriveerd (foto)
  • Brief aan Willy Debyser.
  • Reis naar Griekenland (stripverhaal).
  • Afscheid van het Revalidatiecentrum.
  • Wondjes likken...
  • De 28e Dwars door Grijsloke: afgang van de macho's.
  • Tante Sidonie in Peking.
  • Duivensport olympisch?
  • Loezen en flamoezen.
  • Goed nieuws.
  • Grijslokes Olympische maagden.
  • Ronde van Frankrijk.
  • De krant van 18 juli 1940.
  • Gaarne uw mening, Jack.
  • Bauwens over Boonen.
  • De mammelokker.
  • Gisteren was het achtenzestig jaar geleden dat...
  • Plagiaiku's.
  • Brief aan een collega.
  • Ik ga nog even door.
  • Over toebrouks en snelzeêkers.
  • De haan en de high-koe.
  • Het Laatste Nieuws.
  • Het cordon, schematisch.
  • Brief aan Marc Vanhoye.
  • Bloch.
  • Achilleus' wraak (To Margos).
  • Over Hugo Claus, Alzheimer en euthanasie.
  • De nacht van de geschiedenis.
  • Vrije meningsuiting.
  • Griekse mythologie.
  • Professor Sebruyns.
  • Vera Janacopoulos.
  • Valentijn.
  • Schone Kunsten.
  • Het cordon doorbroken.
  • "Een brief... professor".
  • Theseus en Prokroustes.
  • Aan al mijn lezers...
  • Het mooiste kaartje kwam van de vrederechter.
  • Over dokter Deberdt (uit "Meneer Doktoor").
  • Leo Vantorre.
  • Leo Debudt.
  • Fragment uit "De bezetting van het Gravensteen" door Buth.
  • Eigen schuld.
  • Professor Vandendriessche.
  • Nog een brief aan Jack Vanlichtervelde.
  • Joseph uit de Gekko.
  • De foto...
  • Freddy Strumane is weer in 't land: fotoreportage.
  • Brief aan de praeses van moeder Laetitia.
  • Brief aan Jack Vanlichtervelde.
  • november: allerheiligenmaand.
  • Lompe boerkes.
  • Rommelaere & co.
  • Percussieve sublimatie.
  • Het symposium van 3 oktober.
  • Emeriti, Eelbode en Glam.
  • Gesplitst.
  • Justine Henin.
  • Uit het dagboek van Jack Vanlichtervelde.
  • Krantenkop.
  • Gedicht voor Annelies.
  • Nabeschouwingen bij de 27e Dwars door Grijsloke.
  • 2000: GRIJSLOKE 2000 (verzameld werk over Grijsloke)
  • Het woordje van de stichter.
  • Over de Heuvelenloop en... Puk.
  • Nummer 25.
  • Over twee neuropsychiaters.
  • Tollardrieheuvelenloop te Kooigem op 8 juli 2007.
  • Brief aan Jan Bauwens.
  • Zuster van Houwelingen.
  • O jerum jerum jerum...: een hit!
  • Tony 65.
  • Verjaardagen.
  • Goed nieuws en slecht nieuws.
  • (vervolg)
  • (vervolg)
  • Ameland.
  • Darwin of God?
  • Voilà.
  • De krant van 6 april.
  • Het einde komt in zicht.
  • Bij Kalypso.
  • Anzegem en Grijsloke te boek.
  • Feinsin.
  • Het afscheidsmaal.
  • Odysseus praat met de schimmen.
  • Een avondje Gent.
  • In het rijk der doden.
  • Vertrekkensklaar voor de onderwereld.
  • 365 dagen later.
  • Een jaartje geduld...
  • De Gouden Poort.
  • Spectaculaire ontwikkelingen op Aiaia.
  • Op mijn plaats gezet.
  • Brief aan professor van Togenbirger.
  • Meer over Odysseus.
  • Odysseus, ja of neen?
  • De trilogie.
  • De schone dagen van Sint Jan.
  • Bij mijn vriend Raymond Creus.
  • Jack Vanlichtervelde.
  • Malthus.
  • Nieuwjaarsgedichtje.
  • Beste wensen.
  • Over leugens en onzin.
    {TITEL_VRIJE_ZONE}
    Zoeken met Google


    Willekeurig Bloggen.be Blogs
    myidol
    www.bloggen.be/myidol
    DE GRAVENSTEENFEESTEN WAREN WEER GOED DIT JAAR! IO VIVAT!
    Gedichtje:

    Mijn Gent

    Je was mijn ál:
    mijn moederborst,
    mijn bierkanaal.

    Mijn knusse woon,
    mijn vaste stek,
    mijn dierbaar oord.

    Mijn jongensdroom,
    mijn wijsheidsbron,
    mijn levensschool.

    Mijn plantentuin,
    mijn Bijloke
    en mijn Rozier.

    Mijn Aula en mijn Brug,
    mijn Amber
    en mijn Nat King Cole.

    Mijn stoverij met friet,
    mijn Meiresonne,
    mijn Kuiperskaai.

    Mijn studentenclub,
    mijn bleke maan,
    mijn Gravensteen.

    Mijn stad,
    waaruit ik
    ál mijn heimwee put.

    Mijn Gent!

    Willekeurig Bloggen.be Blogs
    winx13
    www.bloggen.be/winx13
    Blog als favoriet !
    Startpagina !
    Mijn favorieten
  • bloggen.be
  • grijsloke.be
  • Willekeurig Bloggen.be Blogs
    mad_to_the_bone
    www.bloggen.be/mad_to_
    Een piepklein liefdesgedichtje.

    'k Zou je willen kussen.

    'k Zou je zoveel keren
    willen kussen
    als er sterren
    aan de hemel staan,
    als er korrels liggen
    op het strand,
    ... en nog veel meer.
    Willekeurig Bloggen.be Blogs
    maastricht
    www.bloggen.be/maastri
    Foto
    Beoordeel dit blog
      Zeer goed
      Goed
      Voldoende
      Nog wat bijwerken
      Nog veel werk aan
     
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto

    Vrouwelijke BV's:
    (mijn TOP 3)
    1. Tanja Dexters
    2. Tine Van den Brande
    3. Annelies Beck
    4. Esther Sels
    5. Annelies Rutten (ik kan maar geen geschikte foto van haar vinden; ik wacht dus maar tot ze er mij zelf een stuurt)

    Willekeurig Bloggen.be Blogs
    belgiumkayakvisser
    www.bloggen.be/belgium
    Willekeurig Bloggen.be Blogs
    linxplusccgeluwe
    www.bloggen.be/linxplu

    Het toneelstuk "DE TWISTAPPEL" is een dolle klucht die gaat over de oorsprong van de Trojaanse oorlog. Voor inlichtingen: www.bloggen.be/kris/archief.php?ID=855455  of mail kris.vansteenbrugge@skynet.be .

    SCHRIJVELARIJ
    over: GENT, GRAVENSTEEN, GRIEKENLAND, GRIJSLOKE, GEZONDHEID, GENEESKUNDE, GEHOOR, G-PLEK.
    ...........Voor verhaaltjes uit de Griekse mythologie, surf naar www.bloggen.be/Dzeus ...........Voor recente cursiefjes, surf naar www.bloggen.be/pierpont ...........PICTAIKU'S (de allernieuwste kunstvorm) vindt u op www.bloggen.be/pictaiku
    23-03-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Over Hugo Claus, Alzheimer en euthanasie.

    Er is de laatste dagen nogal wat te doen geweest over de dood van de grote Hugo Claus. Over Alzheimer en euthanasie en de kritiek vanwege de – stuiptrekkende – Kerk… Natuurlijk heb ook ík daar mijn mening over. Ik neem nochtans de vrijheid die mening niet van de daken te schreeuwen, zelfs niet op deze weblog neer te schrijven. Enerzijds omdat ik mij niet in staat acht om mijn genuanceerde gedachten omtrent deze materie – die onmogelijk veel van die van mijn weldenkende lezers kunnen verschillen –  met voldoende preciesheid te formuleren. Anderzijds omdat ik er mij voorlopig liever toe beperk mijn oor te luisteren te leggen bij “beroepsmensen”, specialisten ter zake: ethici, filosofen… Op zijn weblog  www.bloggen.be/tisallemaiet schrijft Jan Bauwens, filosoof, een stukje over euthanasie, Hugo Claus en René Stockman, onder de titel “De duivel of de dood”. Aanbevolen!

     

    Wat Hugo Claus betreft. Hij heeft zijn prille kinderjaren en zijn rebelse jeugdjaren doorgebracht in Kortrijk. Zijn ouderlijk huis bevond zich in de Deken Degryselaan op minder dan een kilometer van mijn woning. Dat schept al enigszins een band natuurlijk. Zijn kolossaal oeuvre is mij nochtans te weinig bekend. Zelfs “Het verdriet van België” heb ik maar gedeeltelijk gelezen…

     

    En over Alzheimer. In mijn beroep, maar ook in mijn familie, heb ik velen gekend die door de aandoening getroffen waren. Over Marie Van Hout heb ik zelfs een gedichtje geschreven. Ik citeer even uit mijn (onuitgegeven) dichtbundel “Er is geen god voor hondjes”:

     

     

    Ze was één van mijn patiënten. Op haar oude dag was ze een hulpeloos mensje, waarvan men zich haast niet kan voorstellen dat het ooit jong en mooi en aantrekkelijk is geweest.

     

     

    Marie Van Hout

     

    ze weent als het niet hoeft

    en ze verslikt zich om de haverklap

    ze heeft Alzheimer of Parkinson

    of weet-ik-hoe-dat-heet

     

    hoe zou Marie Van Hout geweest zijn

    in haar jonge jaren?

    misschien heel knap en sexy

    misschien ook niet

    misschien maar heel gewoontjes

    en een beetje aan de bedeesde kant

     

    maar eens is er een man geweest

    die háár de mooiste vond

    en nu is er die therapeut

    die haar weer slikken leert

     

    23-03-2008 om 00:00 geschreven door Kris Vansteenbrugge  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (1)
    21-03-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De nacht van de geschiedenis.

    Omdat u er op 18 maart, tijdens de “Nacht van de Geschiedenis”, niet was in “De Kleine Kluis” te Anzegem-Grijsloke, om mijn voordracht over de Griekse goden te aanhoren, hebt u mij, gewaardeerde lezer, flink ontgoocheld. Mijn excuses nochtans als u toevallig toch één van die pakweg vijftig aanwezigen mocht geweest zijn, of als u toevallig met veertig graden koorts te bed lag of als uw aanwezigheid die avond elders vereist was.

    En toch waren de organiserende Davidsfonders blijkbaar niet ontevreden met die “pakweg vijftig” aanwezigen. Een twintigtal jaar geleden ging het er nochtans anders aan toe. Voor datzelfde Davidsfonds en in datzelfde Anzegem – weliswaar in een andere zaal – hield ik toen een voordracht over de mythologische koningen van Athene en toen zat de zaal bomvol: óver de tweehonderd aanwezigen. Ik heb toen een opzienbarend experiment gedaan. Ik had een pot aarde bij, die ik had meegebracht uit Griekenland. Die aarde was Gaia, onze almoeder. Vóór de ogen van de aanwezigen zou ik een in-vitro fertilisatie bewerkstelligen door moeder Aarde te bevruchten met het sperma van Zeus, dat zich ongetwijfeld moest bevinden in een klein flesje regenwater dat ik persoonlijk opgevangen had boven op de Akropolis van Athene. Ik zocht het flesje in de zakken van mijn jas, maar daar zat het niet. Misschien zat het in een zak van mijn lange beige mantel, die in de vestiaire hing, aan de eerste kapstok, te beginnen van rechts? Of iemand dat even voor mij wilde halen? De vrouw van de apotheker, die bij de uitgang zat, verklaarde zich bereid. Ze was al de deur uit toen de apotheker zelf rechtstond en achter haar aan ging. Hij zal het zaakje ongetwijfeld niet vertrouwd hebben…

    Triomfantelijk overhandigde ’s apothekers vrouw mij het flesje. Als een volleerd klinisch bioloog mengde ik een hoeveelheid van de rood-bruine aarde met het water, in een Petry-schaaltje. Als iedereen in de zaal nu maar vertrouwen had, was het niet uitgesloten dat over een dik uur – goddelijke kinderen groeien snel! – een nimfje zou beginnen groeien in de nu fel steenrode brei. Wel twee uur luisterden de aanwezigen met ingehouden adem naar de heldendaden van Aigeus en Theseus. Toen vroeg ik aan de dokter van het gezelschap of hij naar voor wilde komen om samen met mij, met behulp van een vergrootglas, vast te stellen of er al dan niet een nimfje aan ‘t groeien was in de rode brei. Maar we vonden niets. En niemand die zich echt ontgoocheld toonde. Logisch, zeiden ze allemaal, zoiets is toch onmogelijk. Maar ik ben er nog steeds van overtuigd, dat ze ’t in den beginne wél geloofd hadden, de dokter inbegrepen.

    Mijn voordracht had toen ongetwijfeld stof doen opwaaien en hier en daar weerklank gevonden in Davidsfondskringen. Geen week later werd ik opgebeld door het Davidsfonds van Assebroek, een gemeente bij Brugge. Daar zou nog meer volk zijn. Althans, dat hoopte ik. Er waren er welgeteld… dertien. Vóór zo’n klein aantal toeschouwers heb ik altijd plankenkoorts. Ik voelde mij allerminst op mijn gemak. Jawel, ik mag gerust zeggen dat ik stond te rillen op mijn benen. Ze zaten mij aan te kijken, die dertien, met uilenogen, emotieloos. Of verbeeldde ik mij dat maar? Vlak vóór mij, in ’t midden, zaten twee streng kijkende bejaarde paters. De ene, zo zou ik al spoedig vernemen, was de abt van de belangrijke abdij van Steenbrugge, een deelgemeente van Assebroek. De andere was een pater van dezelfde abdij, maar van lagere rang. En mijn speech handelde over Aphrodite, de godin van de liefde, en haar allerminst christelijke levenswandel!...

    Ik zou liegen als ik zou verklaren dat de lege zaal allengs óvervloeide van enthousiasme. En toch, er waren er twee bij wie mijn voordracht “aansloeg”: de paters! Na afloop overdonderden ze mij met vragen over het onderwerp en ze nodigden mij uit, ondanks het late uur, om met hen mee te gaan naar de abdij. Dáár hadden ze mij interessante dingen te tonen.

    In één van de kamers van de abdij stonden indrukwekkende kostbare antieke meubelen. In de deuren van de kasten en in de hoge leuningen van de stoelen waren prachtige taferelen uitgesneden. Alle stelden ze iets voor uit de Griekse mythologie. Of ik enige toelichting kon geven bij die taferelen? Het lukte mij aardig, althans in de meeste gevallen. En waar het mij niet lukte, verzon ik maar wat. De paters glunderden: hun meubelen waren plots fel in waarde gestegen. Op één van de stoelleuningen stond de geboorte van Aphrodite uitgebeeld. Uit het schuim van de zee! Schuim? Dat deed pater abt eraan denken: of ik geen trek had in een pintje bier? Ze hadden daar in de abdij van Steenbrugge uitstekend bier. Twee soorten eigenlijk: dubbel en tripel. Het bier droeg de naam van de abdij, maar ook mijn naam: Steenbrugge. Zo heb ik, méér dan twintig jaar geleden dat bier leren kennen, en ik durf hierbij, in eer en geweten en met de hand op het hart, verklaren dat het Steenbrugge-bier het beste is van de hele wereld.



    Zo was die dag nog goed geëindigd. Maar mijn ontgoocheling over het kleine aantal toeschouwers en de grote verplaatsing die ik daarvoor had moeten maken, was dermate groot dat ik aan het Davidsfonds liet weten dat ze voortaan op mij geen beroep meer konden doen. Maar toen ze mij enkele maanden geleden vroegen om nog eens in Anzegem te komen spreken en dan nog wel in mijn geliefd Grijsloke, heb ik toch weer toegezegd. Aan mijn voordracht in Anzegem had ik immers geen nare herinnering…

    Gerard en Lieve waren er,  Jan en Sabine en Peter en Katrien. En Fernand was er, en Johan, Rudy, Remi, Daniël, Jean-Marie en Gilbert en Jan Goemare: allemaal kennissen van mij en dus voor míj gekomen natuurlijk. De anderen waren de échte Davidsfondsers, jonge en minder jonge volwassenen. Er zat ook een pienter jongetje, van een jaar of veertien: Quinten. Die zal het nog vér brengen. Er waren er verscheidene met een klassieke universitaire scholing. Vanwege het onderwerp natuurlijk. ’t Is alles bij elkaar goed gelopen: van acht tot elf, en niemand die zich verveeld heeft – daar had het tenminste alle schijn van. Ik had dan ook het hoogtepunt voor ’t laatst gehouden: Priapos. U kent hem wel, de lelijke mismaakte god met de reuzegrote naar achter gerichte penis, buiten alle proporties. Daar had Hera, de oppergodin, voor gezorgd door kort vóór Priapos’ geboorte de zwangere buik van zijn moeder Aphrodite aan te raken met de kwade hand.



    Daar werd gegniffeld in de zaal toen ik die aanraking demonstreerde bij de onmiskenbaar zwangere voorzitster, maar dan niet met de kwade doch wel met de goede hand, zijnde de rechter. Het kind wordt dus ongetwijfeld een genie, mijn beste Els. Ik had ook een beeldje meegebracht van Priapos, maar o wee, weer had ik het in de zak van mijn mantel gelaten – alleen de ezels stoten zich geen tweemaal aan dezelfde steen. Ditmaal was er de gedienstige Nicole die het voor mij ging halen: in mijn lange beige mantel in de vestiaire, eerste kapstok van rechts. In tegenstelling tot wat zich twintig jaar geleden heeft voorgedaan, was dit wél opgezet spel: ik had het van te voren afgesproken met Nicole. Ook nu zorgde dit voorval voor de nodige sfeer…

    Achteraf werd er, voor mij althans, nog een leuk einde gebreid aan die “Nacht van de geschiedenis”. Er werd mij een pracht van een boek overhandigd, een kolos van meer dan zevenhonderd bladzijden op dik glanzend papier, handelend over het dialect van Anzegem en omstreken. Een beter boek in zijn genre kan ik mij niet voorstellen. En dan was er nog een “enveloppe” met inhoud, waarmee mijn verplaatsingskosten ruimschoots vergoed zijn. Dan ben ik wel beter af dan Jean-Luc Dehaene, die zich tevreden moet stellen met een fles wijn als hij ergens gaat spreken –  zo verklaart hij althans in Het Laatste Nieuws van 28 september 2007. De bewering van het weekblad “Trends” als zou Jean-Luc minstens 20.000 euro per toespraak krijgen, is dus je reinste onzin. Jean-Luc zal het zelf toch wel beter weten, zeker. Wat er ook van zij, het Davidsfonds Anzegem-Kaster mag in de toekomst te allen tijde  beroep doen op mij.

    21-03-2008 om 00:00 geschreven door Kris Vansteenbrugge  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (2)
    07-03-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Vrije meningsuiting.

    Een op zijn minst zéér interessante weblog is die van Jan Bauwens: www.bloggen.be/tisallemaiet . Deze week trok een artikel op dat blog mijn bijzondere aandacht. Aanvankelijk was ik zinnens er slechts enkele zinnen uit te citeren, maar na het lezen van de “noot” onderaan heb ik wijselijk besloten het hele stuk te citeren. En dat is waarschijnlijk maar best zó: het zijn immers alle wijze woorden, van een wijs man.  

     

     

    03.03.2008

    Het gevaar van de verabsolutering van het recht op vrije meningsuiting.

    Het gevaar van de verabsolutering van het recht op vrije meningsuiting.

    Het ontzeggen aan mensen van het recht om hun mening te uiten over zaken die hen hetzij rechtstreeks hetzij onrechtstreeks aangaan, is vanzelfsprekend moreel verwerpelijk. Met betrekking tot de islam wordt daar omtrent dezer dagen heel wat heisa gemaakt. Maar die heisa dreigt ons iets nog veel belangrijkers uit het oog te doen verliezen.

    Men mag immers niet blind zijn voor het feit dat de institutie van een absoluut recht op vrije meningsuiting - paradoxaal genoeg - al even verwerpelijk is als een spreekverbod, en bovendien bijzonder gevaarlijk voor de cultuur zelf. Ziehier waarom dit aantoonbaar het geval is.

    Waar bepaald wordt dat iedereen altijd alles mag zeggen, heeft het er alle schijn van dat woorden eigenlijk niet al te ernstig moeten genomen worden. Het lijkt dan alsof woorden in feite geen daden waren, of tenminste geen daden met relevantie voor al datgene waar het werkelijk om gaat.

    Maar in dat geval ziet het er naar uit dat het woord uit de 'echte' wereld verbannen wordt naar die van het spel of van de sprookjes. Een eerste paradox is dan deze: waar woorden niet langer ernstig hoeven genomen te worden, wordt vrij spel gegeven aan het geweld... waartegen het woord aanvankelijk immers het enige wapen was.

    Edoch er is nog een veel indringender consequentie: als woorden niet langer ernstig hoeven genomen te worden, vervalt uiteindelijk het begrip van de "waarheid" zelf. Waarheid immers, staat noodzakelijk in betrekking tot de werkelijkheid.

    Zo komt het dat de institutionalisering van het absolute recht op vrije meningsuiting meteen de verbanning inhoudt van de waarheid.

    Jan Bauwens, 3 maart 2008

    Noot: overname en publicatie van deze tekst is zonder de schriftelijke toestemming van de auteur enkel toegelaten voor niet-commerciële doeleinden en mits integrale en ongewijzigde weergave van de tekst, de titel, de auteursnaam, de datum, het website-adres en de onderhavige noot.

     

    Laat ik beginnen met te zeggen dat ik het met de schrijver volkomen eens ben dat absolute vrije meningsuiting – “om ’t even wát mogen zeggen over om ’t even wie of wát” – ongetwijfeld nefaste gevolgen zal hebben. En dat geldt natuurlijk ook voor het ontkennen van feiten of personen, d.i. het beweren dat historische figuren of dito gebeurtenissen nooit hebben bestaan. Zo herinner ik mij uit mijn lagere schooltijd dat er in mijn dorp een jongeman was die verkondigde dat de grote Mahatma Ghandi slechts een hersenspinsel was van de politici en dus nooit écht heeft bestaan. Alles wat over Ghandi geschreven werd in de kranten – televisie was er toen nog niet – deed hij af als larie, opgezet spel. Haal nu maar die meewarige glimlach van uw gezicht weg, waarde lezer: niemand minder dan mijn moedertje zaliger was door die man geïndoctrineerd en tot het einde van haar dagen heeft zij er wel degelijk aan getwijfeld of “de Mahatma” écht bestaan heeft, en toen was de “ontkenner” al lang geïnterneerd. Ze hebben hem inderdaad in een gesloten instelling geplaatst omdat bleek dat hij aan schizofrenie leed…

    Terwijl ik deze regels schrijf zit ik in de trein naar Brussel. Op dit eigenste ogenblik stopt de trein in Waregem, de stad waar Briek Schotte woonde toen hij op het hoogtepunt van zijn carrière was. Ik mag er niet aan denken dat er op een dag iemand opstaat, een “ontkenner”, die urbi et orbi verkondigt dat… Briek Schotte nooit bestaan heeft. IJzeren Briek, de laatste der Flandriens, tweemaal wereldkampioen wielrennen geweest en onlangs nog verkozen tot de grootste Westvlaming aller tijden! Ik heb hem persoonlijk gekend, niet zeer intiem natuurlijk, maar toch. En dan komt iemand beweren dat Briek enkel maar een mythe is, dat alles wat er in de media over hem gepubliceerd is, pure verzinsels zijn! “Wie, mijn beste vriend, mag dan in 1948 wel wereldkampioen wielrennen geweest zijn?” “Apo Lazaridès” antwoordt de “ontkenner” zonder aarzeling. “En wie in 1950?”  “Theo Middelkamp” klinkt het zelfverzekerd.

    Iedereen zal het met mij eens zijn dat hier de grenzen van de vrije meningsuiting overschreden zijn. Dat de bewering dat Briek Schotte nooit heeft bestaan, intolerabel is voor mij en voor honderdduizenden Westvlamingen, en dat de “ontkenner” zwaar dient gestraft te worden, geen redelijk mens die het zal betwisten. Anders ligt het misschien wanneer de “ontkenner” enkel maar zou beweren dat hij “denkt” dat Briek Schotte nooit heeft bestaan en zich verdraagzaam opstelt tegenover degenen die daar anders over denken. Ik zeg “misschien”: laten de wettenmakers zich daar nu maar eens over uitspreken.

     

    07-03-2008 om 00:00 geschreven door Kris Vansteenbrugge  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    28-02-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Griekse mythologie.

    Zet u schrap, beste lezer, dit is een examen. Er zijn elf vragen, “samengestelde vragen”:

     

    1. Van de volgende namen van vreemde wezens zullen er u ongetwijfeld een aantal bekend in de oren klinken. Maar weet u wie of wat ze echt zíjn? Pegasus, Minotaurus, de Sirenen, de Graien, de Cyklopen, de Kentauren, Medusa, de saters, de hekatoncheiren, Chimaira, Kerberos, de Giganten, de kabiren, de bosnimfen, de waternimfen, de bergnimfen...

     

    2. Kunt u minstens tien van de volgende vijftien vragen correct beantwoorden?

    - wie leerde de mensen weven, ploegen, wijn maken?

    - hoe is de melkweg ontstaan?

    - waarom hebben de Atheners een smal achterwerk?

    - wie verrichtte de eerste keizersnede?

    - wie was de eerste “draag-vader”?

    - bestaat er homosexualiteit onder de goden?

    - wie is de uitvinder van de herdersfluit?

    - en van de lier?

    - waarom had koning Midas ezelsoren?

    - waarom zijn inwoners van centraal Afrika zwart?

    - hoe is Afrodite ontstaan? (uit het schuim van de zee, jawel, maar hoe is dat precies gegaan?)

    - waarom kwam Ikaros ten val?

    - hoe weten we wie het meest geniet van de geslachtelijke gemeenschap: de man of de vrouw?

    - de god Okeanos had 3000 dochters wier namen alle bekend zijn: kent u er minstens één van?

    - welke mythen liggen aan de oorsprong van de Spelen in het Oude Griekenland?

     

    3. Weet u waar deze woorden vandaan komen? Labyrint, achillespees, priapisme, afrodisiacum, echo, muze, orakel, lakoniek...

     

    4. Natuurlijk kent u ze, maar kunt u ze ook precies thuiswijzen? Apollo, Eros, Kronos, Gaia, Medea, Iphigenia, Phaedra, Ajax, Niobe, Penelope, Kalypso, Helena, Paris, Antigone, Asklepios...

     

    5. Weet u waar de volgende geografische namen vandaan komen? Atlas-gebergte, Amazone-rivier, Ionische Zee, Egeïsche Zee, Bosporus, Europa, Azië, Oceanië...

     

    6. Weet u waarom er honderd ogen op een pauwenstaart staan, waarom raven en kraaien zwart zijn en een lelijk krassend geluid voortbrengen, waarom zwaluwen stom zijn, waarom leeuwen niet met elkaar paren doch met luipaarden (althans zo dachten de Oude Grieken)?

     

    7. Kent u de oorsprong van de volgende uitdrukkingen? Een tantaluskwelling, een sisyfosarbeid, het vat der Danaïden, de draad van Ariadne, een twistappel, een augiasstal, een odyssee, een achilleshiel, een doos van Pandora, het paard van Troje, een oedipuscomplex, een titanenwerk, van Scylla naar Charybdis varen, een bacchanalie, de nestor, een stentorstem, een adonis, een herkules, het hol van Pluto...

     

    8. Wist u dat vele planten en dieren in feite menselijke – en dus sterfelijke – wezens zijn die door de goden, in meestal dramatische omstandigheden, werden omgetoverd? De eik, de linde, de laurier, de populier, de rietstengel, de hyacinth, de cypres, de narcis, de lotusbloem, de krekel, de ijsvogel, de nachtegaal, de ekster, de zwaluw, de parelhoen, de oehoe, de spin...

     

    9. Wist u dat alle planeten van ons zonnestelsel namen hebben van Griekse goden en dat de namen van zeer vele sterren, sterrenbeelden en sterrennevels uit de Griekse mythologie stammen? Het sterrenbeeld van de tweelingen (Castor en Pollux), de grote en de kleine beer, de Andromeda-nevel, en... zo zijn er nog wel duizend.

     

    10. Door de eeuwen heen waren de verhalen van de Oude Grieken uitverkoren thema’s voor de grootste meesters uit de schilderkunst, de beeldhouwkunst, de muziek, de literatuur... Ik noem er een paar: “Orpheus en Euridike”, “Leda en de Zwaan”. Kent u die verhalen?

     

    11. En wat weet u van Zeus? Dat hij de oppergod van de Grieken was natuurlijk. Maar weet u ook waar zijn wieg heeft gestaan? En dat die status van oppergod hem niet zomaar in de schoot is komen vallen, dat hij er hard heeft moeten voor knokken? Dat zijn geslachtsdrift en zijn potentie ontzaglijk groot waren? Dat het aantal godinnen, halfgodinnen en sterfelijke vrouwen die hij zwanger gemaakt heeft, onvoorstelbaar groot is? Dat hij hen vaak benaderde in de vreemdste gedaanten? Om er maar enkele te noemen: een kwartel, een zwaan, een gouden regen...

     

    Hebt u al deze vragen, of laten we zeggen tien van de elf, in eer en geweten positief beantwoord, dan erken ik grif mijn meerdere in u wat betreft de kennis van de klassieke cultuur, dan ben ik niet in staat enig gat in uw cultuur te dichten, dan hoeft u niet te surfen naar mijn nieuw blog, waar ik sedert 18 mei 2007 tweemaal in de week een verhaaltje schrijf uit de Griekse mythologie ( www.bloggen.be/Dzeus  is de naam van het blog; reken maar op honderd à tweehonderd verhaaltjes... bij leven en welzijn, wel te verstaan). Dan zult u waarschijnlijk ook maar weinig kunnen bijleren tijdens mijn voordracht op dinsdag 18 maart a.s. om 20.00 uur in zaal de Kleine Kluis te Grijsloke, naast de kerk (Grijsloke is zó klein dat alles daar naast de kerk ligt). Wat niet wegneemt dat u toch hartelijk welkom bent, mocht u toevallig in de buurt zijn - maar die kans is dan weer klein, vermoed ik... 

    Griekse goden in Grijsloke (Anzegem)

     

    Hoe zijn de zon, de aarde, alle sterren en planeten en alle vormen van leven ontstaan? Wie heeft dat alles “geschapen”? Welke kracht houdt dat alles in stand? Geen mens die er met zijn verstand bij kan. De gelovigen noemen die kracht “god”. Onze moderne godsdiensten kennen over ’t algemeen maar één god: sommigen noemen die god ook Allah of Jaweh. De Grieken en de Romeinen, onze culturele voorouders, daarentegen kenden talloze godheden. De belangrijkste waren de Olympische goden, twaalf in getal. Het waren eerbiedwaardige goden, doch menselijker dan ónze enige “ware god”. Die klassieke goden waren weliswaar onsterfelijk en ze bezaten de eeuwige jeugd, maar in tegenstelling tot ónze god waren ze verre van volmaakt. Net als de mensen hadden ze hun kleine kantjes en hun gebreken. En net als de mensen konden zij pijn lijden, en honger en dorst. Menselijke gevoelens als haat en liefde, trots, vreugde en verdriet, waren hen niet vreemd. Overspel, jaloezie, wraak…: het was schering en inslag bij de Griekse goden.                                     
    O
    ver enkele van de belangrijkste Griekse goden wil ik u onderhouden op dinsdag 18 maart a.s. in “De Kleine Kluis” te Grijsloke (om 20.00 uur). Iedereen is welkom. U kan alvast een beetje de mythologische sfeer opsnuiven op mijn weblog (www.bloggen.be/dzeus). Daar verschijnt iedere maandag en iedere vrijdag een nieuw verhaaltje uit de Griekse mythologie.                       

    Tot ziens in Grijsloke.                                                                                                                 

    Hartelijk dank bij voorbaat.                                                                                                          

     

     

    28-02-2008 om 16:20 geschreven door Kris Vansteenbrugge  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (2)
    21-02-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Professor Sebruyns.
    Klik op de afbeelding om de link te volgen



     

    < klik op de foto om te vergroten

    Deze foto is van professor Marcel Sebruyns, die een halve eeuw geleden één van mijn leermeesters was: de beste lesgever die ooit aan een universiteit heeft gedoceerd! De foto werd mij in het voorbije weekend toegezonden door Marc Van Hoye, samen met een dozijn andere foto’s van vijftig jaar geleden.  Marc was een van mijn allerbeste “medestudenten”, zowel tijdens de lesuren als… daarbuiten. Over Marc en over de nostalgie die mij – vanwege de foto’s – al de hele week in haar greep houdt, wil ik het liever hebben in een volgend cursiefje. Nog even laten bezinken dus…

    Om Marcel Sebruyns te bejubelen, schieten woorden mij te kort. Ze schoten ook te kort toen ik mijn boek “O jerum jerum jerum” schreef (zie dit blog op datum van 4 juni 2007). Ziehier niettemin een uittreksel (pagina 56):

     

    De beste lesgever uit de kandidaturen was ongetwijfeld Sebruyns. Hij doceerde celleer in 't eerste jaar en weefselleer in 't derde jaar. Zijn auditorium zat altijd barstensvol. Zelf heb ik bij Sebruyns zo goed als geen enkele les gebrost. Hij doceerde zijn vak, dat in wezen toch saai kon genoemd worden, op zo'n manier dat het een waar genot was voor de zintuigen. Ik genoot van Marcel Sebruyns zoals ik genoot van Toon Hermans. Iedere les was een knap staaltje kleinkunst. Sebruyns ging nooit vervelen, hij wist als geen ander welke snaren hij moest bespelen om zijn studenten te boeien. Neem nu de kliertjes die zich bevinden in de tepelhof bij de vrouw: de kliertjes van Montgommery, kliertjes die je enkel maar van dichtbij kunt zien (bij Mireille van de Wapy waren ze mij nooit opgevallen). Deze kliertjes, zei Sebruyns, noemen we de kliertjes van Montgommery. Ze werden "ontdekt" - dat laatste woord werd met de nodige intonatie uitgesproken en ging gepaard met aangepaste mimiek - door ene Montgommery. En dat was niet dié van El Alamein: déze werkte op een ander terrein…

    Wie zou op die manier ooit nog de kliertjes van Montgommery hebben kunnen vergeten? Of je moest zo stom zijn als Vic Oosterlynck, die het op 't examen warempel had over "de kliertjes van El Alamein"!

    Zelfspot was professor Sebruyns niet vreemd. Hij sprak gaarne over zijn bijverdienste als haardeskundige bij het gerecht. Als hij in die functie de gerechtszaal* binnenkwam wekte dat bij sommigen hoopvolle verwachtingen … die onmiddellijk verzwonden als de professor zijn hoed afzette: zijn hoofd was zo kaal en glimmend als een biljartbal.

    Ik bewonderde die briljante man, met zijn kale knikker en zijn vlinderdasje. Als ik ooit zelf professor zou worden, zou ik het ook zo doen. Professor ben ik natuurlijk nooit geworden. Toch heb ik het geluk gehad vijftien jaar lang les te mogen geven aan een paramedische hogeschool, in anatomie. En dat lesgeven, drie uur in de week, heeft mij meer vreugde bezorgd dan al mijn andere beroepsbezigheden* bij elkaar. En ik heb het altijd een beetje à la Sebruyns proberen te doen, zij het dat ik niet het brio van de grootmeester had…

    21-02-2008 om 15:31 geschreven door Kris Vansteenbrugge  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 3/5 - (3 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    20-02-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Vera Janacopoulos.
    Klik op de afbeelding om de link te volgen









    Ik wil u niet verhelen, beste lezer, dat het boek dat ik ter gelegenheid van Valentijnsdag voor mijn geliefde heb gekocht, ook een beetje voor mijzelf bestemd was. “Trou Moet Blycken” is een lijvig boek over poëzie, van de grootste hedendaagse dichter uit het Nederlands taalgebied, Gerrit Komrij. Het is een vervolg op het succesrijke boek “In Liefde Bloeyende”, waarmee de schrijver in 1998 de belangrijke literaire prijs “De Gouden Uil” heeft gewonnen.

    In hoofdstuk III  behandelt Komrij o.a. het gedicht “Vera Janacopoulos”, dat hij bestempelt als het bekendste Nederlandstalig dichtwerk aller tijden. Of hij gelijk heeft? Hij zal er in ieder geval niet ver naast zijn! Voor de goede gang van zaken laat ik het gedicht hier volgen:

     

    VERA JANACOPOULOS

     

    Ambrosia, wat vloeit mij aan?

    uw schedelveld is koeler maan

    en alle appels blozen

     

    de klankgazelle die ik vond

    hoe zoete zoele kindermond

    van zeeschuim en van rozen

     

    o muze in het morgenlicht

    o minnares en slank gedicht

    er is een god verscholen

     

    violen vlagen op het mos

    elysium, de vlinders los

    en duizendjarig dolen

     

    Komrij’s aandacht gaat vooral naar de eerste strofe. Bij de eerste regel – “Ambrosia, wat vloeit mij aan?” – beginnen velen te glunderen en laten er, met geheven wijsvinger, “uw schedelveld is koeler maan” op volgen, de lettergrepen scanderend, of we goed dienen te begrijpen wát hier wordt gezegd. Maar het probleem is, zegt Komrij, dat niémand begrijpt wat hier wordt gezegd, ook al kunnen velen niet nalaten er een betekenis aan toe te schrijven. Het gaat hier om een stuk poëzie dat behoort tot de orde van de lege gedichten, poésie pure, esthetisch en absoluut, in een context zonder ideologie of boodschap. De derde regel komt bij Komrij over als een bevrijding: “alle appels blozen”. Die regel is tenminste klaar als een klontje!

    Dat ik mij niet hoef te schamen over het feit dat ik slechts de eerste drie regels van het gedicht uit het hoofd ken, moge blijken uit de bewering van de grote dichter-recensent dat het overgrote deel van de mensen in hun kennis eveneens beperkt zijn tot die eerste drie regels. Komrij komt overigens tot de constatatie dat die drie regels de kortst mogelijke samenvatting van de bijbel vormen:

    “In de eerste regel de vraag aan iets hemels naar het hoe en wat. In de tweede en derde regel het antwoord – al wat zich bevindt tussen schedelveld en appel, Eva en appel, Eva en Golgotha, zondeval en verlossing”.

    Terloops merkt Komrij nog op dat een zin als “uw vedelheld is zwoeler traan” in de plaats van “uw schedelveld is koeler maan” even goed gepast zou hebben bij de blozende appels.

    Maar laten we nu ook een beetje aandacht besteden aan Jan Engelman, de schrijver van het gedicht, en aan Vera Janacopoulos zelf, de vertolkster van de titelrol:

    Jan Engelman (1900-1972) is een van de belangrijkste Nederlandse dichters uit de 20e eeuw. Hij had een grote bewondering voor het oude Griekenland en was naast schrijver van gedichten – die vooral gebaseerd zijn op klank, ritme en associatieve verbanden – ook prozaschrijver en journalist. In 1955 kreeg hij de Constantijn Huyghensprijs voor zijn verzameld werk.

    Vera Janacopoulos is een Braziliaanse zangeres van Griekse afkomst die op 15 februari 1926 het hart van Jan Engelman in vuur en vlam moet gezet hebben bij haar eerste optreden in Nederland.

    Hebt u, beste lezer en poëzieliefhebber, iets bijgeleerd? Indien ja, Gerrit Komrij en ikzelf zijn de eersten om ons daarover te verheugen…

    En dan heb ik nog een toemaatje, speciaal voor de tweetalige unitaire Belg. Mijn eigen Franse versie van de drie beroemdste Nederlandstalige versregels aller tijden:

     

    Ambrosie, qu’est-ce qui m’afflue?

    ton champ de crâne est pure lune

    et toutes les pommes rougissent…

     

    Even betekenisvol, even puur, even welluidend als de oorspronkelijke tekst, zo dunkt mij. Als onze Waalse en Brusselse vrienden dat nu ook nog vinden, kan het er met ons Belgenlandje misschien nog wel voor een paar jaar mee door…

    20-02-2008 om 23:34 geschreven door Kris Vansteenbrugge  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    14-02-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Valentijn.
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

      Gedicht voor mijn geliefde.


     

      Ik dacht wel dat je blij zou zijn

      met een gedichtje voor je Valentijn;

      daarom kocht ik voor een euro of drij

      voor jou een hele bundel van Komrij…

    14-02-2008 om 00:00 geschreven door Kris Vansteenbrugge  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (1)
    06-02-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Schone Kunsten.

    - We hebben het goed getroffen met de gids, zei de dame die naast mij stond in het museum voor Schone Kunsten.

    Ik vond van niet. Hij stond daar al tien minuten te gesticuleren en onzin te verkopen bij een nogal klein schilderijtje van een of andere Vlaamse primitief. Waarom er geen perspectief in zat en geen achtergrond, maar des te meer voorgrond, zodat de toeschouwer het gevoel kreeg dat hij zó in het schilderij kon stappen – ik had, eerlijk gezegd, dat gevoel niet –. Er zat ook een diagonaal in het schilderij: links-boven waren de figuren donker tegen een lichte achtergrond, rechts-onder waren ze licht tegen een donkere achtergrond, of… ’t kan ook net andersom geweest zijn. Of er iemand wist waarom bruin de overwegende kleur was? Ik dacht even aan Rembrandt die ook bij voorkeur in ‘t bruin schilderde, omdat de bruine verf ’t goedkoopst was. Hier bleek er een andere reden te zijn, maar wát het precies was is mij ontgaan. Even niet opgelet, zeker?

    Toen kreeg onze gids, ongetwijfeld een academisch geschoolde intellectueel, het in zijn hoofd, om zijn publiek aan de tand te voelen. Hij wees op een koe, die ergens in een hoek van het schilderij stond afgebeeld. Of iemand wist wat dat was?

    - Een koe, riep de dame naast mij triomfantelijk.

    - Fout, replikeerde de gids.

    - Toch is ’t een koe, zei een andere dame.

    - Fout, zei de gids weer.

    Ik hoorde twee andere dames achter mij mopperen dat het toch echt wel een koe was. De gids keek in mijn richting:

    - Wel, wat denkt gij er van, mijnheer?

    - Dat het in ieder geval géén koe is, zei ik.

    - Dat antwoord kan ik nu ook weer niet goed rekenen, antwoordde de gids triomfantelijk.

    Even had ik er nog aan gedacht – “ceci n’est pas une pipe” van Magritte indachtig – te zeggen dat het “een afbeelding van een koe” was, maar ook dat zou deerlijk fout zijn geweest.

    - Het is, zei de gids, het áchterste van een koe!!!

    Zou je potver-hier-en-ginder niet omvervallen?!

    Enkele van de toehoorders moeten het een goede grap gevonden hebben; ze moesten in ieder geval hartelijk lachen. Anderen begonnen begrijpend te mompelen: die hadden zeker de diepzinnigheid gesnapt die er ongetwijfeld in verborgen lag. Niemand van het gezelschap voelde zich voor de gek gehouden, behalve ík dan…

    De gids leidde ons nu naar een schilderij dat de kop van een Moor voorstelde – “het voorste” van de kop van een Moor, om precies te zijn –. Er was heel wat over te vertellen. En op ’t einde kwam er toch weer een soort examen aan te pas.

    - Wie weet wat dít is? vroeg onze intellectuele spring-in-‘t-veld, en hij wees op een dikke witte band die over de hals van de Moor liep.

    - Een sjaal, riep de ene.

    - Een das, riep een andere.

    - Een halsband…

    - Allemaal fout, zei de gids. ’t Is verf, gewoon verf, wítte verf.

    Denkt u, beste lezer, dat ik aan ’t zwanzen ben, dat ik zomaar een leuk verhaaltje uit mijn mouw aan ’t schudden ben? Welnu ik zweer u, op ’t hoofd van mijn kleinkinders dat dit potsierlijk toneel zich werkelijk heeft afgespeeld in het museum voor Schone Kunsten in één van onze grootste Vlaamse steden. Hoofrolspeler: een mannelijke gids van middelbare leeftijd – al is dat een zeer rekbaar begrip, zoals ik deze week heb geleerd –, vermoedelijk in het bezit van een universitair diploma kunstgeschiedenis. De bijrollen werden vertolkt door anderhalf dozijn gewillige slachtoffers van gevorderde leeftijd – al is ook dat weer een rekbaar begrip –. Onder hen: drie professoren-emeriti en hun respectievelijke dames. Een minder gewillig slachtoffer was nochtans schrijver dezes. De witte verf was de druppel die de emmer had doen overlopen…

    We waren aan ons tweede schilderij en bijna was een half uur verstreken. Ik wenste in rust en vrede alle schilderijen van het museum te bewonderen, en niet voor gek te worden gehouden. Het ogenblik was gekomen waarop ik de groep verlaten heb om op mijn eentje alle zalen te doorlopen in de drie kwartier die mij nog restten. Mijn aandacht ging in de eerste plaats uit naar de Latemse School. Het waren vooral de impressionisten die mij konden boeien, de expressionisten ook, doch in mindere mate. In een zaal stond een groepje mensen geschaard rond een gids die uitleg gaf bij de “liggende boer” van Permeke, een soort houtskooltekening. Ik begreep dat dit één van de beroemdste meesterwerken is van onze allergrootste Vlaamse schilder van de twintigste eeuw: Constant Permeke.


    Thuis gekomen heb ik de tekening “van het net gehaald” en voorgelegd aan mijn tienjarige kleindochter, die al drie jaar naar de tekenacademie gaat en dus op gebied van de teken- en schilderkunst veel meer beslagen is dan ik. De expert antwoordde mij in dezer voege:

    - Je wil mij natuurlijk te grazen nemen, pépé. ’t Zal wel een tekening van míj zijn, van toen ik nog in de kleuterschool zat. Nú kan ik wél mooi tekenen. Zal ik je de tekening laten zien die ik deze week gemaakt heb? Mega Mindy…

    Ik zit dit, volop genietend van mijn zelfstandigenpensioentje, in te tikken op het toetsenbord van mijn peecee. Naast mij ligt een boek over humor in de oudheid. Op de cover van het boek staat “het voorste” van de kop van een veldheer of een keizer uit de klassieke oudheid. En wat zie je onder zijn neus? Zwarte verf? Fout! Ballpoint-inkt is het, zeker géén zwarte verf.


    En ik denk na over onze gids uit het museum voor Schone Kunsten en over ’s mans toekomst. De man heeft ongetwijfeld zijn topniveau bereikt en is aan promotie toe. Wat dacht u van “onderdirecteur”? Dat het museum er waarschijnlijk al één heeft? Hindert toch niet. In het boek “The Peter Principle” maakt de grote hiërarcholoog Laurence J. Peter gewag van bedrijven met een dozijn en méér onderdirecteuren, … als ik mij niet vergis.

    06-02-2008 om 15:35 geschreven door Kris Vansteenbrugge  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    30-01-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Het cordon doorbroken.
    Klik op de afbeelding om de link te volgen




    < klik op de foto om te vergroten

    De emoties zijn bezonken, de stramheid uit de rechter wijsvinger is zo goed als verdwenen. En avant, marche!

    Wat zagen ze er goed uit, de mannen van de lichting ’65. Toen waren ze met vierenvijftig: drieënvijftig mannen en Claudientje. Op 19 januari waren er achttien van de vierenvijftig present en dat is precies… één derde. Van de zesendertig die er niet bij waren zijn er een stuk of vijf overleden. Samen met die ene die in Hong-Kong verblijft hadden die dus een deugdelijk alibi. Maar de dertig anderen? Mij maakt ge niet wijs dat die allemaal iets beters te doen hadden, die zaterdagavond. Iets belangrijkers? Ik kan mij nauwelijks iets belangrijkers voorstellen dan een weerzien met de collega’s met wie je gedurende zeven jaar – de mooiste uit een mensenleven – samen hebt gestudeerd, met wie je veel lief en leed hebt gedeeld en met wie je samen op pakweg vijfentwintigjarige leeftijd het diploma van “doctor in de genees-, heel- en verloskunde” hebt behaald. Nu heet zo’n afgestudeerde gewoon “arts”, maar toen was het wel degelijk “doctor in de genees-, heel- en verloskunde”!

    Het weerzien was alleszins hartelijk te noemen. Niets dan vrolijke gezichten en nergens een traantje zien vloeien. Maar dat er hier en daar eentje klaarzat…, ’t zou mij niet verwonderen. De aangenaamste verrassing zal voor menigeen ongetwijfeld de aanwezigheid van Claudientje geweest zijn. In 1965 was zij de enige vrouwelijke afgestudeerde doctor in de genees-, heel- en verloskunde aan de Gentse universiteit. Voor de meesten onder ons was zij een onbereikbare schoonheid, die – als ik het goed voorheb – bij voorkeur in het gezelschap vertoefde van “de betere studenten”. Die beteren, dat waren de studaxen, de mannen die grote of gewone onderscheiding behaalden en waarvan er achteraf velen professor zijn geworden. Zij vormden als het ware een “cordon sanitaire” rond Claudientje, om haar te beschermen tegen de brossers, de rolders en de drinkebroers, die hun tijd verdeden in de regionale studentenclubs, kortom de “slechte studenten” die het op ’t einde van ’t jaar moesten stellen met een povere “voldoening”. Maar dan een voldoening, die gezien de korte tijd die zij zichzelf toematen om te studeren, een grootste onderscheiding waard was.

    - Als al de anderen maar zoveel geblokt hadden als gij en ik, zei Raymond, dan waren wij beiden de enigen die het diploma hadden gehaald, en dan zaten wij hier nu alleen, gij en ik, met onze wederzijdse echtgenoten. Zou dát triestig geweest zijn!...

    Maar Claudien wás er. De meesten hadden haar in die drie-vierenveertig jaar niet meer teruggezien. Ze is warempel weinig veranderd. Nog héél knap dus. En nog geen enkel grijs haartje. Al wens ik er voorzichtigheidshalve aan toe te voegen – ik weet dat zelf ook pas sinds korte tijd – dat vrouwen hun haar wel eens durven bijkleuren. Het enige wat mij een beetje tegenviel van Claudien was dat ze mijn naam niet meer bleek te kennen. En dan tóch durven beweren dat ze speciaal gekomen was om de speech te aanhoren die ik ongetwijfeld ten gehore zou brengen – vroeger was ik ook al de clown van het gezelschap –! Ach, ik zal vroeger bij haar wel nooit in de bovenste lade gelegen hebben, ook al vanwege dat “cordon sanitaire”…

    Die speech is er inderdaad gekomen. Ik heb me niet laten pramen. Ik doe het graag. Dat van het “cordon sanitaire” heb ik ter plaatse uitgevonden. Het bleek een goede vondst te zijn. Iedereen heeft er hartelijk kunnen om lachen. Claudien incluis. Er waren er zelfs een paar die met een glundering verklaarden dat ook zij toentertijd tot dat cordon behoorden. Maar dat wij dat cordon de laatste dag, de dag van de       plechtige diploma-uitreiking, uiteindelijk toch doorbroken hebben, daar zijn wij nog steeds fier op: Koen, Erik, Raymond, Jean en ikzelf. Kijk maar hoe wij op die officiële foto vereeuwigd staan, als één man achter Claudien. Het is ons niet eens aan te zien dat wij niet de besten van de klas waren…

    Eén van diegenen die het tot professor gebracht hebben, was er niet. En dat vond iedereen spijtig. Niet zozeer vanwege die prof zelf, doch veeleer vanwege zijn knap vrouwtje – ze moet zo’n veertig jaar jonger geweest zijn – … We hebben haar één keer gezien, twee jaar geleden, bij de vorige reünie.

    - Zou het zijn dochter zijn? heb ik toen Raymond toegefluisterd.

    - Onmogelijk, heeft Raymond teruggefluisterd, ’t kind is daar véél te jong voor, ’t zal zijn vrouw zijn.

    ’t Was zijn vrouw.

    Maar al bij al, ze zagen er goed uit, de vrouwtjes van de collega’s. ’t Leek wel of ze zó van het schoonheidssalon kwamen. Rimpels? Ik heb er geen gezien. Grijze haren evenmin. De mannen zagen er ook prima uit. Ze leken goed bewaard. Na vierenveertig jaar… Edoch, ook zíj blijken opgebouwd te zijn uit onderdelen zoals prostaat, kroonslagaders en gewrichten, waarvan zelfs de leek weet wat daarmee allemaal mis kan gaan. En als het mis kán gaan, zegt Murphy, dan zál het ook mis gaan. U weet natuurlijk wel, beste lezer, wat ik daarmee wil zeggen.

    Mijn vrouw en ik zaten wel degelijk aan de tafel van de mindere goden: niet één die het tot professor heeft gebracht. Valeer is gepensioneerd en houdt zich nu bezig met de astronomie. Hij is op zoek naar een woning in de streek van Salamanca, waar de hemel helder is en waar hij rustig naar zijn sterren kan kijken. Marc bevaart nu de wereldzeeën met zijn zeilschip. Het is hem gegund, na vele jaren zware ortopedische chirurgie. Échte rust zal aan hem wel niet besteed zijn, zeker? Koen speelde al doktertje toen hij nog in de papschool zat en hij heeft van zijn hobby zijn beroep kunnen maken. Daarom kan hij er moeilijk afstand van doen: hij doktert nog een beetje voort. Raymond tenslotte verdeelt zijn tijd tussen zijn woningen in Ieper, in Proven, in Patershol en in Spanje. Zijn zoon doet nu de praktijk verder…

    30-01-2008 om 17:49 geschreven door Kris Vansteenbrugge  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    23-01-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen."Een brief... professor".

    “Een brief… professor”.

     

    Een dikke drie maanden geleden werd er op een dag, even vóór de middag, aan mijn deur gebeld. Daar stond Amandientje, die een tiental huizen verderop woont in de straat. Ze stond in haar peignoirke en op savatten en met een enveloppe in de hand.

    - Een brief… professor, zei ze verlegen. De facteur heeft zich weer van nummer vergist.

    Ik dacht dat Amandientje een grapje maakte, maar ik had niettemin de goede ingeving van ernstig te blijven. Ik nam de enveloppe uit de handen van het beteuterde Amandientje. Er stond inderdaad op gedrukt “Professor Kris Vansteenbrugge, Sint-Denijsestraat 191B, 8500 Kortrijk”.

    - Ik… ik wist niet dat gij professor waart, mijnheer doktoor, stamelde ze nog.

    Ik ook niet, had ik kunnen antwoorden. Of: ’t zal wel een vergissing zijn, want ik bén geen professor. Maar het mensje stond mij zo vol bewondering aan te kijken, dat ik het zonde vond om haar de ware toedracht van zaken mee te delen. Toen zei ik maar, met een kwinkslag:

    - Ach, Amandientje, er is nog zovéél wat gij niet weet…

    - Och Here, zei ze, we hebben een professor in de straat en we weten het niet. Dáár zal mijnen Ture van opkijken.

    Ze was er effenaf van gepakt, het brave Amandientje. Ik ken haar al zo’n zesendertig jaar, van toen we in Kortrijk zijn komen wonen. Ze was één van mijn eerste patiënten, zij en haren Ture. Ze dragen allebei hoorapparaatjes, door mij voorgeschreven. Ture heb ik daarenboven nog geopereerd, aan zijn neus.

    Ze stapte huiswaarts met een driftige pas. Ik bleef haar nakijken. Ze had groot nieuws te vertellen. Daar zou Ture van opkijken. En niet alleen Ture…

    Ze was een beetje van ’t lam gods geslagen geweest en ze had een beetje met haar mond vol tanden gestaan. En toch weet ik zeker dat er  op dit ondermaanse tranendal maar weinig schepseltjes rondlopen die beter van de tongriem gesneden zijn dan Amandientje.

    Een week later kwam er een man op de raadpleging die gehoord had dat ik in feite “professor” was. Hij vroeg zich af waarom ik dat niet vermeldde op het “plakkaat” naast mijn deur. Ben ik een leugenaar omdat ik zei “Ach, daar moet ge niet mee te koop lopen”? De hele straat wist het toen al, dat ik professor ben, en zó bescheiden dat ik het al die jaren voor iedereen heb verzwegen. Op dit ogenblik weet zelfs de helft van Kortrijk het. En nu staat bij die arme professor de telefoon roodgloeiend. Voor een professor, dáár hebben ze pas respect voor in Kortrijk. En des te meer als zijn ereloon minstens het drievoud is van het gewoon tarief. Maar déze professor is al twee jaar met pensioen, hij houdt zich alleen nog bezig met gehoorstoornissen en hij opereert niet meer. Ze hadden tien of twintig of dertig jaar vroeger moeten komen, toen hij nog boordevol werklust zat, toen hij nog een vaste hand had en een geheugen als een olifant.

    Lief moedertje zaliger, als jij nu nog geleefd had! Ik zou je die brief getoond hebben, met dat opschrift “professor Vansteenbrugge”. Je zou het warempel geloofd hebben. Je had één van je mooiste dromen in vervulling zien gaan. Hoe vaak heb je niet gezegd: “jongen, je had professor kunnen worden… had je maar wat meer je best gedaan”. Maar laten we nu overgaan tot de ware toedracht van zaken…

    De brief was afkomstig van de professoren Clement en Lameire, een dapper duo professoren emeriti. ’t Was een uitnodiging voor een reünie van de geneesheren afgestudeerd aan de Gentse universiteit anno 1965. Een sterke lichting. Een flink percentage ervan is professor geworden. Ik heb een vermoeden dat ze iedereen met “professor” aangeschreven hebben, voor alle zekerheid, om er géén over ’t hoofd te zien. Of anders was het tóch als grap bedoeld. Een grap met verstrekkende gevolgen, weliswaar…

    Ook dit nog: de reünie heeft ondertussen plaats gevonden, vorige week zaterdag. Hartverwarmend. Ook dáárover zou ik u nu reeds kunnen onderhouden. Ik wacht er liever nog wat mee. In de eerste plaats om de emoties wat te laten bezinken. In de tweede plaats omdat dit cursiefje anders te lang wordt. Een cursiefje moet een cursiefje blijven.

    23-01-2008 om 19:22 geschreven door Kris Vansteenbrugge  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 1/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (2)
    20-01-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Theseus en Prokroustes.
    Klik op de afbeelding om de link te volgen
    Grijslokes Olympiade kende haar absoluut hoogtepunt op Griekse bodem, met de Panhelleense Spelen van Loopclub Grijsloke in 1994 (21 juli - 2 augustus). Naast die Spelen en vele andere culturele activiteiten werden er ook scènes uit de Griekse mythologie nagespeeld op de autentieke plaatsen. Op deze foto ziet u hoe Theseus (Guenter Hombecq) de benen van Prokroustes afhakt. In de achtergrond: het beroemde heiligdom van Demeter in Eleusis. Klik op de foto om te vergroten.
    Het verhaal van Theseus en Prokroustes verschijnt vrijdag a.s. 25 januari op mijn mythologisch blog  www.bloggen.be/dzeus .

    20-01-2008 om 17:32 geschreven door Kris Vansteenbrugge  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 1/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    01-01-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Aan al mijn lezers...
    ... een zalig en gelukkig Nieuwjaar!

    01-01-2008 om 00:00 geschreven door Kris Vansteenbrugge  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (3)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Het mooiste kaartje kwam van de vrederechter.
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Zo rijdt men op het ijs in onze stad:

    D’een herwaerts, d’ander ginds, begaept van alle zijen.

    D’een stronckelt, genen valt, dien houdt hem recht en prat.

    Ag, leert hier aan dit beeld hoe wij ter wereld rijen

    En slibberen op onzen wegh, d’een mal en d’ander wijs,

    Op dees verganckelijckheit veel brooser als het ijs.


    01-01-2008 om 00:00 geschreven door Kris Vansteenbrugge  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    26-12-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Over dokter Deberdt (uit "Meneer Doktoor").

    Als ík het voor het zeggen had, ik kende de nobelprijs voor literatuur toe aan Peter Vandekerckhove, voor zijn boek “MENEER DOKTOOR, verhalen over leven en dood, lijf en lust 1937-1964”. Een lijvig (405 pagina’s) boek, boeiend, interessant en aangenaam om lezen. Maar, beste lezer, ik heb het – dat had u al begrepen – niét voor het zeggen. Peter Vandekerckhove zal voor dit boek nooit de nobelprijs voor literatuur krijgen. Om de eenvoudige reden dat “MENEER DOKTOOR” geen literatuur ís. Voor literatuur moet ge – ik heb het al vaker gezegd – bij Herman Brussemans zijn en bij Dimitri Verhulst en Paul Van Ostaijen. Als een boek voor u echter niet méér hoeft te zijn dan boeiend, interessant en aangenaam om lezen dan beveel ik u “MENEER DOKTOOR” warm aan. Ik zal zeker nog terugkomen op dit boek. Vandaag wens ik mij te beperken tot een paar korte passages waarin het gaat over de Ieperse dokter Roger Deberdt, één van Vlaanderens belangrijkste neuropsychiaters en dé belangrijkste op het gebied van de gerechtelijke psychiatrie. Zo’n man moet toch alles – of bijna alles – weten over het nut van de psychoanalyse en over CVS, het chronisch vermoeidheidssyndroom?

    Welnu, zo uitgebreid als de literatuur over beide onderwerpen is – miljoenen, ja, miljarden pagina’s werden erover geschreven –,  zo kort is Roger Deberdt erover:

    “Het chronisch vermoeidheidssyndroom? Dat bestaat niet.”

    “Psychoanalyse? Charlatanesk! Ik geloof er niets van!”

    Dat zou in principe kunnen volstaan. Maar dokter Deberdt wil er wel iets meer over kwijt.

    Ten eerste, over het chronisch vermoeidheidssyndroom (pagina 210):

    “ Het chronisch vermoeidheidssyndroom? Dat bestaat niet. Als ik een expertise doe van het chronisch vermoeidheidssyndroom wordt dat bitter bevochten! Dan zie ik mensen die uren aan een stuk hun zaak vurig staan te bepleiten. ‘Ik kan geen twee pagina’s lezen of ik val in slaap, ik kan de ondertitels van de televisie niet lezen…’ Maar ze kunnen wel een pleidooi houden van twee uur, met de documenten mee met alle passages die in hun voordeel zouden kunnen zijn netjes onderlijnd. Dan schrijf ik in mijn verslag dat ik niet begrijp dat iemand die geen 2 pagina’s kan lezen in een roman, hier wel gedurende twee uur over technische materie kan spreken zonder vermoeid te zijn”.

    Ten tweede, over de psychoanalyse (pagina 213):

    “Psychoanalyse? Charlatanesk! Ik geloof er niets van! Geen een van al die verhalen heeft enige wetenschappelijke waarde. Ze zijn bang om de proef te doen naar de therapeutische resultaten! De meta-analyse van de gegevens hebben ze altijd geweigerd! Ze zeggen dat het een therapie is en dat er resultaten zijn, maar zijn die resultaten het gevolg van die therapie? Psychoanalyse is lullen. Lacan, bijvoorbeeld, je kunt wel eens lachen om zijn woordspelingen maar eigenlijk wat doet hij? Lachen met de mensen! Freud en zijn ‘penisnijd’? Nog nooit gezien hoor! Het ‘oedipuscomplex’: nooit tegengekomen! Ze hebben de vooruitgang van de psychiatrische behandeling tegengewerkt. Psychoanalyse is een goedkope therapie. Er is trouwens geen dogmatischer denken dan dat! Vraag: ‘Waarom is dat penisnijd?’ Antwoord van de psychoanalyticus: ‘Omdat ik het zeg!’

    Wat moeten we daar nu allemaal van denken, beste lezer? Mag ik daar uw mening eens over kennen? Dat ge niet beslagen zijt in die materie? ’t Doet niets ter zake. En dat kan me – om het met een Brusselmansiaanse uitdrukking te zeggen – geen bal schelen. Mijn e-mail adres is kris.vansteenbrugge@skynet.be.

    Dat puntje achteraan hoort niet bij ’t adres: ik heb het daar geplaatst omdat  de  zin ten einde was…

    26-12-2007 om 23:43 geschreven door Kris Vansteenbrugge  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    23-12-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Leo Vantorre.

    In Elsegem zijn er welgeteld twee cafés, het Brouwershuis en ’t Kapelhof. Het is ooit wel anders geweest: vóór de oorlog waren er nog vierenveertig! In één van die twee cafés, in ’t Brouwershuis bij Marie-Jeanneke om precies te zijn, heb ik deze zondagmorgen Leo Vantorre ontmoet.

    Zeg nooit “nooit”! Er zijn maar weinig dingen die meer als een paal boven water hebben gestaan dan dat Leo zich nooit door den houwelijkschen band aan een vrouwmens zou laten binden. En tóch is het gebeurd! Drie dagen geleden. Leo Vantorre, zeventig jaar oud, getrouwd met Palmyrke Blyau, die een paar jaar jonger is. Ik had het nieuws gisteren reeds vernomen en ik schrok een beetje toen ik Leo daar zo alleen zag zitten, aan den toog. Ik begon met hem geluk te wensen.

    - Ach, ’t was van moeten jong, zei Leo. Ik stond op ’t punt om in de lach te schieten, maar Leo’s gezicht stond zo ernstig en droefgeestig dat ik mij nog op tijd kon inhouden.

    Leo was net aan een Wortegemsen begonnen en hij deed teken naar Marie-Jeanneke dat ze er mij ook één mocht inschenken. We geraakten aan de klap en zo heb ik een en ander vernomen van hetgeen ik niet of maar half wist.

    Leo is zijn hele leven schrijnwerker geweest en zelfstandig. Hij was amper vooraan in de twintig toen hij de schrijnwerkerij overnam van zijn vader Louis, die op een dag dood lag in zijn  bed. Leo heeft alzeleven hard gewerkt en goed zijn brood verdiend. Hij kende zijn vak en leverde altijd degelijk werk af. Dat Leo jonkman bleef was volgens sommigen te wijten aan tijdsgebrek: geen tijd om een vrouwmens te zoeken. Anderen beweerden dat Leo niet genoeg hormonaal “gecommandeerd” werd. Er waren er ook die volhielden dat hij te veel op zijn centen zat, dat hij te gierig was om een vrouw te onderhouden. Maar dat laatste moet ik, beste lezer, stellig tegenspreken. Wat eten en drinken betreft heeft Leo Vantorre zich nooit tekort gedaan, vooral niet wat drinken betreft, en ’s zondags, na de mis, tracteerde hij in de dorpscafés, méér dan op zijn beurt. Hij had vele soorten “korten drank” in huis en hij rookte de fijnste sigaren. Om de vijf jaar kocht hij een nieuwe camionette om zijn schrijnwerkersgerief te vervoeren en om de zes-zeven jaar kocht hij een grote Amerikaanse luxe-auto, zij het “in occasie”. Er kan bezwaarlijk gezegd worden dat Leo een verkwister was, maar hij leefde goed. Hij woonde ook nog in een eigen huis, dat hij voor een groot deel zelf had opgetrokken, met de hulp van een paar vrienden, een beetje in ’t zwart…

    Dat Leo er warmpjes inzat, daar twijfelde niemand aan, en niemand benijdde hem een zekere welstand, omdat hij er hard voor werkte. Als tijdverdrijf las hij boeken, vooral tijdens de lange winteravonden. Hij verdiepte zich in literatuur die de eerste de beste schrijnwerker zijn petje te boven zou zijn gegaan. Naast een brave, welgestelde en bekwame vakman, was Leo dus ook een beetje een intellectueel, een autodidact. Dat zo’n man, een man met levenswijsheid, naar we mogen aannemen, op zijn zeventigste nog de kapitale fout begaat van te trouwen, daar kunnen ze in ’t dorp niet bij.

    Drie dagen geleden is het dus gebeurd, in stilte, met maar een klein feestje voor enkele buren en de paar familieleden die er van weerskanten nog zijn: twee van de kant van Leo, zes of zeven van de kant van Palmyrke. Drie jaar jonger dan Leo is ze en al meer dan twintig jaar weduwe. Drie kinderen heeft ze gehad, waarvan er één gestorven is toen het nog geen jaar oud was.  De twee anderen, allebei dochters, wonen ver in het buitenland. De ene in Omaha, hoofdstad van Nebraska. De andere in Portugal, in een dorp waar ook Gerrit Komrij woont, al doet dat laatste hier natuurlijk niets ter zake. De dochters waren er niet, op het trouwfeest. De trouwpartij zal mogelijks niet hun algehele goedkeuring weggedragen hebben.

    Is Leo een halve intellectueel, Palmyrke is er een hele. Op haar drieëntwintigste had ze al een universitair diploma, uitzonderlijk voor een vrouw in die tijd. Ze trouwde toen met een brouwer die een jaar of tien ouder was en vijftien jaar later overleed aan de gevolgen van suikerziekte, jeugdsuikerziekte. De eerste drie jaar na het huwelijk ging ze nog een jaar of drie studeren: een jaar specialisatie en twee jaar gouvernementele organisatie – wat dat laatste ook moge betekenen – . Zesentwintig was ze toen ze een mooie job kreeg in een of ander ministerie. Ze werd zwanger, ging met zwangerschapsverlof en daarna met borstvoedingsverlof, gevolgd door een postnatale depressie. Op haar dertigste ging ze weer aan de slag, maar het duurde niet lang of ze werd weer zwanger. Weer zwangerschapsverlof, borstvoedingsverlof en… postnatale depressie.  Ze was vijfendertig toen ze voor de derde keer zwanger werd en al bijna zevenendertig toen haar derde kind stierf. Ze kreeg een depressie zoals nooit voorheen. Twee jaar ziekteverlof, gevolgd door vijf jaar loopbaanonderbreking. Op haar vierenveertigste had ze hooguit een paar jaar gewerkt. Na de loopbaanonderbreking trok ze weer naar haar ministerie: een vier-vijfde loopbaan. Zes jaar later kreeg ze “ter-beschikking-stelling”, maar werken was er sindsdien niet meer bij. Ze was drieënzestig toen ze met pensioen ging.

    Zo heeft Leo het verteld, zondag in het Brouwershuis. Was het ongepast van mij, naar de reden te vragen waarom hij zo plots en onverwachts het vrijgezellenleven had opgegeven? Dat het van moeten was, had Leo gezegd…

    Hij bestelde nog een Wortegemsen – ik had er ondertussen ook een voor mijn rekening genomen.

    - Palmyrke, zei Leo, heeft een pensioen van rond de tweeduizend euro in de maand. Ík moet rondkomen met amper iets meer dan vijfhonderd. Als zelfstandige heb ik niet slecht verdiend, maar ik heb altijd alles eerlijk aangegeven aan de fiscus. De helft van mijn netto-inkomen heb ik aan de staat afgestaan als directe belasting. Van de overblijvende helft heeft de staat een eerste derde binnengerijfd als sociale bijdrage om kinderbijslagen uit te betalen en ziekte- en werkloosheidsvergoedingen en pensioenen: grote pensioenen zoals dat van Palmyrke en kleintjes zoals dat van mij. Een tweede derde ging naar  geestrijke drank, sigaren en brandstof voor mijn Buicks en mijn Cadillacs: vijfenzestig procent daarvan - BTW, accijnzen en taks - voor de staat! Wat er overbleef was voor de levensnoodzakelijke dingen. En ik heb er een huis aan overgehouden, weliswaar met eigen handen gebouwd. Ik had zelfs nog wat centen gespaard voor de oude dag, maar toen de rente op het spaargeld een dieptepunt bereikte, heb ik er aandelen mee gekocht van Lernout&Hauspie en Eurotunnel. Op aanraden van mensen die gespecialiseerd zijn in de materie en die nu haarfijn kunnen uitleggen waarom het fout gegaan is bij Lernout&Hauspie en bij Eurotunnel en waarom ik dientengevolge mijn centen kwijt ben. Een fortuin heb ik afgestaan aan de staat. En wat heb ik in de plaats gekregen? Geen kinderbijslag, geen vervangingsinkomen, geen terugbetaling van ziektekosten. Enkel dat miezerig pensioentje, waar ik met moeite een huishuur van zou kunnen betalen, gesteld dat ik mijn eigen huis niet had. Begrijpt ge dat ik dat huis node zou verkopen, het huis dat ik met eigen handen gebouwd heb? En begrijpt ge nu ook waarom ik daarnet zei dat het “van moeten” was? Met het groot pensioen van Palmyrke zal het comfortabel leven zijn.

    Ik had goed geluisterd. Anders zou ik alles toch niet zo haarfijn kunnen navertellen? Het was mijn beurt om een Wortegemsen te bestellen.

    - Is er liefde mee gemoeid? vroeg ik.

    - Om eerlijk te zijn: van mijn kant niet. Van Palmyrkes kant wel. Voor de seks denk ik. Maar mij gaat dat niet goed meer af. Het komt wel in orde, zegt Palmyrke. Met Viagra. Ik denk dat ze mij Viagra zal geven als kerstcadeau. Ik zou liever hebben dat ze het niet doet. Ze heeft een beetje een lijfgeur.

    Leo staarde wat voor zich uit. Er kwam toen een valse tinteling in zijn ogen:

    - Als ze nog minstens een jaar leeft, zal ik haar pensioen verder trekken, mijn leven lang, en dan ben ik op mijn gemak. De staat zorgt goed voor zijn mensen.

    - Wie zegt dat zij ú niet overleeft?

    - Ze is ziek, zei Leo, en de valse tinteling in zijn ogen was nu nog meer uitgesproken.

    Hij dronk zijn laatste Wortegemsen in één teug leeg.

    - Weet ge, zei hij, dat ik bij de laatste verkiezingen blanco gestemd heb. Dat zou iedereen moeten doen die in een privé bedrijf werkzaam is. Men zou wel gek moeten zijn om te stemmen voor lieden die de gelden herverdelen zonder dat men daar zelf kan van genieten!

    - En de PDG’s dan? zei ik.

    - De PDG’s niet te na gesproken. Omdat zij zélf hun inkomen bepalen door het geld af te nemen van de werknemers en de aandeelhouders, ten voordele van de groep die zij vertegenwoordigen.

    Ik begon Leo’s redenering een beetje moeilijk te vinden. Hij kon het zo goed uitleggen: hoe was het dan allemaal zover kunnen komen met hem?

    - Palmyrke zal het nog wel een jaar volhouden, zei hij. Ja zeker, de staat zorgt niet alleen goed voor zijn mensen maar ook voor wie ze na hun dood achterlaten. Jammer van haar slechte adem. Dat komt waarschijnlijk door haar ziekte…

    23-12-2007 om 00:00 geschreven door Kris Vansteenbrugge  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    10-12-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Leo Debudt.

    De man die ik op 29 november ontmoet heb, is de pionier van het beeldverhaal in Vlaanderen en tegelijkertijd één van onze grootste Vlaamse kunstenaars: Leo Debudt, alias Buth. Ter gelegenheid van de opening van de tentoonstelling over zijn werk in de kunsthal van de Sint-Pietersabdij in Gent. De grootmeester zelf, die op 19 februari negenentachtig wordt, was er aanwezig, met zijn lieve echtgenote en familie. In 1999 heb ik Buth bezocht in zijn woning aan de Baudeloostraat. Het was meteen mijn eerste kennismaking met de man die mijn jeugd – en die van honderdduizenden – verblijd heeft. Mijn hart heeft op 29 november een ongewoon vreugdesprongetje gemaakt: de grote kleine man blijkt mij nog steeds te kennen en zich nog goed mijn bezoek van 1999 te herinneren.  Er waren toespraken door allerhande personaliteiten in de grote Sint-Pieterskerk, die voor de gelegenheid bomvol zat. De gevoelens van dankbaarheid en bewondering die Zaki tot uiting bracht in zijn toespraak, waren ook míjn gevoelens. De prachtige tentoonstelling zelf – die loopt tot en met 17 februari – geeft een schitterend beeld van de ongelooflijke hoeveelheid werk die Buth tijdens zijn lange loopbaan heeft geleverd.

    In het boek “50 jaar Gravensteenfeesten” heb ik een pagina gewijd aan Leo Debudt:

     

    50 jaar Gravensteenfeesten met Buth.

     

    De illustratie op de omslag van dit boek is van de hand van Leo Debudt, alias Buth, één van de belangrijkste grafische kunstenaars van Vlaanderen en alleszins die met het grootste studentenminnend hart. Deze minzame man, pionier van het Vlaamse beeldverhaal, woont nu, met zijn allercharmantste echtgenote, aan de Baudeloostraat te Gent, op een boogscheut van het Gravensteen.

    De vader van Leo was de bekende kunstschilder Victor Debudt. Tijdens de eerste wereldoorlog vluchtte deze naar Nederland. Hij vestigde zich in Den Haag en het was daar dat Leopold (Leo) Debudt geboren werd op 19 februari 1919. De jonge Leo begon geneeskunde te studeren doch al snel schakelde hij over op de Academie (Gent, afdeling schilderkunst), waar hij primus perpetuus was. In 1938 kreeg hij de Koninklijke medaille voor tekenen en een jaar later viel hem de vijfjaarlijkse prijs voor tekenkunst te beurt. Hij ging in de leer bij de grote expressionistische schilder Frits Van den Berghe, die toen reeds ingesteld was op het beeldverhaal en zelf strips tekende, o.a. in het dagblad Vooruit. Na het overlijden van Van den Berghe, in 1939, zette Debudt zijn werk in Vooruit verder en dat was meteen de start van een grote carrière.

    Algauw leverde Debudt allerlei grafische werken: cartoons, covers, illustraties, beeldverhalen. tijdens de bezettingsjaren tekende hij diverse strips (o.a. Flip en Flop, Mijnheer Dinges) voor verscheidene dag- en weekbladen. Na de bevrijding tekende hij met de naam Buth. Thomas Pips, Buths bekendste stripfiguur, zag het levenslicht in 1946. Tot in de jaren ’80 zouden de Thomas Pips-verhalen verschijnen in het dagblad Het Volk en de wekelijkse kinderbijlage ’t Kapoentje. In de jaren ’60 illustreerde hij Zonneland met strips aan de lopende band. Zeer bekend ook zijn zijn biografische verhalen (o.a. het leven van Bernadette Soubirous) en de uitgebreide cartoonreeks over de Ronde van Frankrijk die tot een jaarlijkse serie is uitgegroeid. hij toonde zich een meester in het tekenen van figuren: zijn 3 Gentse typen” zijn zeer kunstzinnig. Een aantal seniores seniorum is overigens de eer te beurt gevallen door Buth getekend te worden.

    Hij tekende lassieke epische verhalen zoals Reinaert de Vos, Uilenspiegel, Baron von Munchhausen. Het verhaal van de Gravensteenslag op 16 november 1949, de grootste studentengrap aller tijden, zou eveneens een machtig beeldepos geworden zijn. Buth begon aan dit stripverhaal in het begin van de jaren tachtig doch door omstandigheden (zijn contract met Het Volk werd verbroken) bleef het bij twee platen (hooguit een twintigtal tekeningen) die nooit gepubliceerd werden. De originele tekeningen met bijhorende teksten, die vrijwel nooit iemand te zien heeft gekregen, heeft Buth tot op heden zorgvuldig bewaard en ze ons ter beschikking gesteld voor het boek en de tentoonstelling in het kader van “50 jaar Gravensteenfeesten”. Hetzelfde geldt voor de tekening (71x63cm), vol actie en ironie, de Uilenspiegeliaanse studentikoziteit te voeten uit, in beeld gebracht door een kunstenaar op het hoogtepunt van zijn kunnen. Die tekening siert de omslag van het lustrumboek “50 jaar Gravensteenfeesten”.

    10-12-2007 om 15:45 geschreven door Kris Vansteenbrugge  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Fragment uit "De bezetting van het Gravensteen" door Buth.
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Dit is een fragment van de tekening (71x63cm) van de bezetting van het Gravensteen, getekend in 1949 en mij door de grootmeester en pionier van het Vlaamse beeldverhaal persoonlijk geschonken in 1999. Mijn dierbaarste kunstwerk! Er zitten niet minder dan 25 muisjes in verborgen! De tekening siert de omslag van het boek “50 jaar Gravensteenfeesten” (cf. mijn blog d.d. 11.11.2005).


    < klik op de afbeelding om te vergroten

    10-12-2007 om 14:27 geschreven door Kris Vansteenbrugge  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 1/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (1)
    03-12-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Eigen schuld.

    Op 28 november heb ik dus het genoegen gehad een bekende Gentenaar – een BG – te ontmoeten, die ik in jaren niet gezien had. Door een speling van het lot heb ik één dag later een andere BG weergezien, een die net als de eerste weldra negenentachtig wordt, maar ongetwijfeld nog een trapje hoger staat op “de lijst van de grootste Gentenaars aller tijden”. Wie dat wel mag zijn?

    Ik laat u, geduldige lezer, nog enkele dagen op uw honger zitten. Er zijn immers ernstiger dingen aan de hand in dit land. Op 19 september laatstleden  – u zal het zich niet meer herinneren – heb ik, speciaal voor u, een voorstel neergeschreven om het land uit de impasse te helpen. In de hoop dat u er zou op gereageerd hebben. Hebt u enig idee hoeveel reacties ik ontvangen heb? Eén! Welgeteld één! En verder… geen hond! Ook de politieke leiders niet. Yves Leterme niet! Bart Somers niet! Bart Dewever niet! Inge Vervotte niet! Freya Piryns niet! Carl Decaluwé niet! Veerle Nachtegaele niet! En Herman Decroo, dokter Le Compte en Eddy Wally? En zelfs zuster Monica niet, voor wie ik nochtans zó mijn best gedaan heb toen in Gent de burgemeestersjerp op het spel stond! Zal ik het er maar op houden dat “ondank ’s werelds loon is”? Eén slechts heeft er gereageerd: die goeie ouwe trouwe Gerard.

    Ik zal wel gek gek zijn om mij nog verder uit te sloven, als ik tóch geen respons krijg? Voor Gerard? Ach kom! Ik weet heus wel dat Onze-Lieve-Heer Sodom en Gomorrha zou gespaard hebben van de ondergang, indien er zelfs maar één rechtvaardige zou geweest zijn in die steden… Maar het toeval wil dat ik Gerard geregeld ontmoet in de kantine van Loopclub Grijsloke. Ik zal hém in ’t vervolg mijn mening verkondigen langs orale weg en onder vier ogen. Daarvoor heb ik dus voortaan het world wide web niet meer nodig.

    Een beetje leedvermaak zij mij nu toch wel gegund. Zeg nu zelf: gaat het goed met België? Aan mij hoeft u, trouwe maar ondankbare lezer, alvast geen advies  meer te vragen over de wijze waarop het verder moet met dit dierbaar vaderland. Eigen schuld, dikke bult!...

    03-12-2007 om 21:12 geschreven door Kris Vansteenbrugge  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (1)
    30-11-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Professor Vandendriessche.

    Nostalgie troef deze week. Laat ik het vandaag enkel hebben over eergisteren 28 november. Professor Laurent Vandendriessche kwam zijn levensverhaal doen in Het Pand, Onderbergen 1 Gent. Wellicht is hij niet de allergrootste prof geweest bij wie ik “onderwijs genoten heb” – hij had wat dat betreft immers op te boksen tegen Corneel Heymans, Nobelprijswinnaar, en tegen de wereldberoemde oogarts François – maar dan toch zeker één van de grootsten. Groot in daden, zeker niet in gestalte. Het feit dat hij niet van hoge afkomst was én communist heeft Laurent Vandendriessche niet belet het tot professor te brengen aan de Gentse universiteit en zelfs tot rector aan de universiteit Antwerpen (UIA). Zijn vak was de fysiologische scheikunde ofte biochemie. Hij ligt aan de basis van de oprichting van een medische faculteit in Antwerpen en in de Ruandese hoofdstad Kigali. Hij had banden met Amerikaanse en Chinese universiteiten…

    Op zijn negenentachtigste is professor Vandendriessche een gezapige bejaarde man: goedlachs, een buikje, nog immer dat eeuwige vlinderdasje van achtenveertig jaar geleden, maar niet meer… dat rosse haar. Het haar ís er nog wel, maar het is geelgrijs van kleur geworden. Onder de studenten was hij enkel gekend onder zijn bijnaam “de Rosten”. Bijna een halve eeuw geleden bracht de Rosten mij één van de heuglijkste tijdingen uit mijn leven. Ik heb niet kunnen nalaten het verhaal van die “heuglijke tijding” te doen in mijn boek “O jerum jerum jerum…” (zie 4 juni 2007). Ik weet wel dat u na het lezen van die passage over de Rosten zult vragen: zijt gij niet beschaamd, u te verheugen in het lijden en de dood van één van uw leermeesters? En ik antwoord u: probeer u in mijn plaats te stellen, na het lezen van het nu volgend verhaal...

     

    Gigi, de Rosten en Marcel Marchau.

     

    Fysiologie is de leer van de levensverschijnselen* van levende wezens, zoals de dikke van Dale ons leert. Een volslagen leek zou het kunnen verwarren met filosofie, fytologie, filologie en dies meer. Er zijn tientallen vakken waarvan de naam begint met "fi". De menselijke fysiologie werd ons, in het tweede en het derde jaar,  aangeleerd door professor Jean Jacques Vandevelde. De initialen van professor Vandevelde klonken - op zijn Frans - als "gigi" en Gigi was dan ook de naam waaronder alle studenten hem kenden. Een grote, corpulente, nogal goedmoedige man van rond de zestig, grijzend en kalend. De finishing touch was een bril met dikke glazen en een grote donkere montuur op zijn rond aangezicht. Het gaf hem iets geleerds en tegelijkertijd iets komisch. Niemand van zijn studenten beschouwde Gigi als een hoogvlieger en ook de andere professoren leken zijn intellectuele capaciteiten niet erg hoog in te schatten. Naar verluidt was hij al prof van op zéér jonge leeftijd, van toen hij nog lang geen dertig was. Maar er werd ook gezegd dat hij per ongeluk professor geworden was, dat zijn benoeming een vergissing was.

    Gigi werd niet echt au sérieux genomen en dat was jammer voor het vak fysiologie, dat toch zonder meer een hoofdvak was. Wat een contrast met de briljante docent die professor Fautrez was en die de studenten met zijn lessen in anatomie - in wezen toch een droge materie - oneindig veel meer kon boeien dan Gigi met zijn fysiologie. Dat het vak nochtans niet mocht onderschat worden moge blijken uit het groot aantal uren les die Gigi waren toebedeeld. Zeker in het derde jaar: drie tot vier keer in de week een dubbele les van twee keer vijftig minuten. En dan nog telkens om acht uur 's morgens. Dat betekende opstaan om half acht als je een half uur uittrok om je aan te kleden - wassen, scheren en ontbijt konden desnoods overgeslagen worden - en naar de les te gaan. Het auditorium was in de Apotheekstraat en vooral in het derde jaar, toen ik op kot was in de Afsneelaan, was dat een heel eind. Als je wat laat kwam had je soms niet eens een zitplaats, want er waren niet meer dan honderd plaatsen voor zo'n honderdvijftig studenten. In het begin van 't academisch jaar zat het er wel eens bomvol en moesten er een stuk of twintig blijven rechtstaan. Maar algauw waren er die zich "opofferden" en de lessen brosten. En toen het jaar halverwege was zat het auditorium nog amper halfvol…

    Fysiologie is op zichzelf een interessant en boeiend vak. De lessen van Gigi waren het evenwel niet. Gigi had bitter weinig didactische capaciteiten. Hij liet ook een beetje met zich sollen. 't Was één van de zeldzame keren dat ik zijn lessen heb bijgewoond: men had één van zijn dia's vervangen door de blote borsten van Jane Mansfield. Het plaatje had een weergave moeten zijn van de werking van de borstkas. Een andere keer kwamen Karel Ringoet en ik het leslokaal binnen, respectievelijk als Zwarte Piet en Sinterklaas. Gigi vond het wel leuk. Of misschien deed hij maar alsof? We hebben hem warempel zover gekregen dat hij op de knieën ging zitten voor de goede Sint.

    Het meeste wat ik over Gigi weet, heb ik van horen zeggen. Ik heb in die twee jaar immers geen twintig van zijn lessen bijgewoond, misschien maar tien. Als je jong bent heb je veel slaap nodig: Gigi had het ons zelf geleerd… En als je maar zelden vóór twee en vaak zelfs niet vóór vier uur in bed geraakt, is opstaan om half acht vroeg, té vroeg, onverantwoord vroeg. Te weinig slaap kan immers de gezondheid schaden. En wat doe je dan? Een gedrukte cursus bestond er niet…

    Ik stelde al mijn hoop op Marcel Marchau, een flink uit de kluiten gewassen medestudent van een meter negentig, met een weelderig krullende haardos die naar het hoogblonde neigde en een ruw en ietwat pokdalig gezicht. Marcel behoorde tot het groepje studenten die alle dagen trouw de lessen bijwoonden en de rest van hun tijd besteedden aan eten, slapen en studeren. Dat waren de modelstudenten, die zich gedroegen zoals iedere rechtgeaarde ouder dat van zijn kinderen verlangt. Ikzelf behoorde tot de tegenovergestelde groep: het hele jaar uitgaan, feestvieren, lessen brossen en op 't einde van 't jaar in ijltempo studeren en de leerstof toch nog in 't kopke krijgen op amper twee maanden tijd, waar de anderen een heel jaar over deden. De "ernstige" groep keek ongetwijfeld met enige minachting neer op de "losbandige" groep. Zij vonden ons opportunisten die met onvoldoende kennis door de brede mazen van het examennet wisten te glippen. Met lede ogen zagen ze hoe de meesten van ons telkenjare slaagden in 't examen en regelrecht op het diploma afstevenden. Of verbeeld ik mij dat alleen maar? Zeker is dat de losbandigen zelf - ik noem ze liever " de studentikozen" - smalend spraken over de "blokbeesten", van wie wij beweerden dat zij de smaak van het bier niet kenden. We waren er overigens heilig van overtuigd dat als wíj het hele jaar zouden blokken, wij veel betere resultaten zouden behalen dan zíj…

    Maar keren we terug tot Marcel Marchau. Ik wist dat hij trouw alle lessen van Gigi had gevolgd, dat hij alles had neergepend en, wat niet onbelangrijk was, dat hij een goed leesbaar handschrift had. De laatste twee weken had ik mij bijzonder vriendelijk opgesteld tegenover Marcel en toen de lessen fysiologie ten einde liepen kwam ik met de vraag naar hem toe: of ik misschien zijn notities mocht lenen voor een paar dagen?

    's Anderendaags bracht Marcel zijn notities mee: drie dikke ringmappen vol! Enkel maar voor een paar dagen, zei Marcel. Die drie dikke mappen! En het fotocopieerapparaat moest nog uitgevonden worden. Een hele week dag en nacht werken zou amper volstaan hebben om alles over te pennen. Ik nam de drie mappen mee… en toen moet ik een van de meest afschuwelijke black-outs van mijn leven gehad hebben. Het is namelijk een feit dat ik die avond op mijn kot arriveerde zonder de geschreven cursus van Marchau. Waar had ik de drie mappen achtergelaten? In de Casbah? In de Tivoli? Bij Njora? Was ik die namiddag naar de Savoy geweest, naar de film met Noël Roquevert en Darry Cowl? Of was dat de dag ervoor? In den Amber was ik niet geweest. In de Brug ook niet. Of toch? In paniek zocht ik de hele stad af. Ik zocht in cafés en winkels. Ik zocht zelfs in panden waar ik zelden of nooit een voet binnenzette. Ik vroeg aan eenieder die ik ontmoette of ze "om de liefde Gods" geen drie dikke ringmappen gezien hadden.

    Het was allemaal tevergeefs. Stilaan drong het tot mij door dat de mappen onherroepelijk verloren waren. Het angstzweet brak mij uit. Wat had de toekomst voor mij nog in petto? Was er überhaupt nog een toekomst voor mij? Marchau zou mij vermoorden als ik hem ging vertellen dat ik alles wat hij een jaar lang zorgvuldig genoteerd had, gewoonweg had verloren. Kon ik dan maar niet beter zelf een eind maken aan mijn leven? Ik kon er alvast niet van slapen. En als ik dan toch even voor een korte wijle indommelde, kwam Marchau die slaap deerlijk verstoren: ik een droom voelde ik zijn sterke vuisten als mokers op mijn hoofd beuken…

    Tegen 't einde van de week gaf Marchau te kennen dat hij zijn cursus terug wilde krijgen. Ik vroeg nog uitstel tot na het weekend. En na 't weekend - 't was na de les van "de Rosten" - vroeg ik nóg een paar dagen uitstel. De Rosten, dat was professor Vandendriessche. Zijn bijnaam had hij te danken aan de kleur van zijn haar. De Rosten doceerde biochemie, een moeilijk vak. Hij was uit ander hout gesneden dan Gigi. Klein van gestalte en  minder aristocratisch. Maar een man met veel meer autoriteit en die zijn vak ook veel beter beheerste. Hij droeg te allen tijde een vlinderdasje en hij reed met een deux-chevauxtje waar tegen de voorruit een flessenopener* bengelde. Jaren later is hij rector geworden aan de universiteit van Antwerpen.

    Nog twee dagen en dan wilde Marchau zijn drie mappen terug hebben of… Hij tikte drie keer onheilspellend met zijn gebalde vuist tegen zijn onderkin. Die vuist was bestemd om op míjn onderkin terecht te komen…

    De lessen van de Rosten mochten niet gebrost worden. Het was immers een vrij ingewikkelde materie, die niet zo goed in leerboeken terug te vinden was, en net zo min als van fysiologie bestond er een gedrukte cursus van biochemie. De dag dat mijn ultimatum verstreek kwam ik opzettelijk een paar minuten te laat in de les. Ik nam plaats op de achterste bankenrij*, zo dicht mogelijk bij de uitgang. Marchau die zoals steeds vooraan zat, keerde zich tijdens de les een paar keer om. Verscholen achter de brede rug van Ivan Coessens ontsnapte ik aan zijn speurende en dreigende blik. Maar dat spelletje kon niet blijven duren. Ik zou als een rat in de val komen te zitten, Marcel Marchau zou mij een ongeluk aandoen en ik zou nog niet eens op een beetje begrip kunnen rekenen, bij niemand!.. Ik was één en al ellende. De nood was hoog, zéér hoog.

    Maar, als de nood het hoogst is, is de redding nabij! En waarachtig, tegen 't einde van de les kwam er plots een straaltje hoop. De Rosten had, vóór het afsluiten van zijn les, nog een droevige mededeling: professor Vandevelde was ziek, ernstig ziek. Denk nu maar niet dat ik mij daar niet diep over schaam, maar het ís niet anders: die woorden van de Rosten klonken als muziek in mijn oren. Het leek wel als een geschenk uit de hemel: Gigi zou spoedig doodgaan en dan had zijn cursus geen enkel belang meer. De een zijn dood is de ander zijn brood, zegt het spreekwoord. Voor mij zou Gigi's dood de redding betekenen uit een uitzichtloze situatie.

    Twee dagen later hoorden we de honden in het laboratorium van Gigi janken en de Rosten maakte er ons op attent dat het een slecht voorteken was. Ik voelde, en de anderen zullen het ook wel gevoeld hebben, dat het met Gigi op zijn einde liep. Nog diezelfde dag overleed professor J.J. Vandevelde. De Rosten zou het examen van fysiologie afnemen. Hij gaf ons de titel van een boekje dat we dienden te kopen, een dun boekje van nog geen honderd bladzijden, en daarover zou hij ons ondervragen. Over de cursus van Gigi werd geen woord meer gerept.

    Zes of zeven weken waren verstreken en Marcel Marchau had, net als ikzelf trouwens, met succes het examen fysiologie afgelegd. Toen heb ik het aangedurfd hem de waarheid te vertellen: dat ik de cursus verloren had. Hij antwoordde kortaf dat hij zoiets al vermoed had. En uit wat hij er nog aan toevoegde meen ik begrepen te hebben dat als Gigi niet gestorven was, ze niet Gigi maar mij hadden moeten begraven…

    Vrienden zijn Marcel Marchau en ik tijdens onze verdere studiejaren nooit geweest. Marcel was tóch al mijn type niet, net zo min als ík zíjn type was natuurlijk. Na 't afstuderen hebben onze wegen elkander nog één keer vluchtig gekruist. 't Was in 't begin van de tachtiger jaren. Ik had de marathon Kortrijk-Brugge gelopen, in een verzengende hitte. Na de aankomst had ik verzorging nodig. De arts die mij bijstond was niemand minder dan Marcel Marchau, neuroloog aan het Sint-Janshospitaal in Brugge. Ik vroeg hem of hij mij nog kende. Of hij het zich nog herinnerde van die cursus van Gigi. Het beroerde hem blijkbaar niet. Wist hij het allemaal niet meer? Of was hij nog steeds kwaad op mij? Ik zou het hem niet eens kwalijk kunnen nemen…

    30-11-2007 om 00:00 geschreven door Kris Vansteenbrugge  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 3/5 - (2 Stemmen)
    >> Reageer (2)
    29-11-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Nog een brief aan Jack Vanlichtervelde.

    Beste Jack,

     

    Zoals ge ziet: ik kan het niet! Het verhaal van Jozef uit de Gekko wordt in ’t midden zo onsmakelijk dat ik overgeschakeld heb naar een andere taal. Het lijkt wel Turks, maar het is gewoon Nederlands… in geheimschrift. Voor een crack als Jack Vanlichtervelde mag dit geen onoverkomelijke hinderpaal zijn. Een halve eeuw geleden waren we toch allebei keien in het hanteren van allerlei boeventaaltjes! De p-taal, bijvoorbeeld, om er maar één te noemen. Mocht ge desalniettemin toch moeilijkheden ondervinden bij het ontcijferen van dat stukje, dan wil ik het, ten uitzonderlijken titel, wel weer omzetten in gewoon Nederlands en het dan opsturen met de brievenpost. Al kan ik mij niet voorstellen dat een taalvaardig iemand, die vlot zes talen spreekt en nu zelfs intensief bezig is met Russisch – dat ge het doet voor de mooie ogen van de lerares, zoals kwatongen beweren, daar geloof ik niets van – zou struikelen over een beetje bargoens.

    Waarom eigenlijk dat geheimschrift, zult ge u misschien afvragen. Áfvragen, want vrágen zult ge het niet: daarvoor zijt gij veel te bescheiden. Omdat mijn kleinkinderen dit nooit zullen kunnen ontcijferen, althans de komende paar jaar niet. Ik zou niet willen dat ze mij gaan zien als een vies oud mannetje. Ach, misschien beeld ik mij maar wat in. Worden zij niet reeds van in ’t eerste middelbaar verondersteld onze beste auteurs te lezen, zijnde Brusselmans en Verhulst? Maar toch…

    Het zal dus niet lukken, Jack. Mij zult ge dus niet zien op de boekenbeurs als winnaar van één of andere literaire prijs. In de allereerste plaats omdat ik het niet kán, natuurlijk. Alhoewel: daar moet gíj nog over oordelen. In de tweede plaats: omdat ik het niet durf. Zoals blijkt… En tenslotte: ik zou het geen héél boek kunnen volhouden, dat  rauwe naturalisme. Ik wordt er zo moe van.

    Voor ge aan ’t ontcijferen slaat, dierbare vriend, weet dan dat het “scatologie” is. Vermits ge de helaasheid in hoge mate geapprecieerd hebt, zou het kunnen – maar écht hopen doe ik het niet – dat ge mijn verhaaltje over Joseph uit de Gekko nog vindt meevallen. Maar wat ge er ook van vindt: ik ga er niet mee door! Beschouw deze “uitschuiver” als een poging van iemand die geboren is in de dagen van de Blitzkrieg, om op zijn zevenenzestigste op te klimmen op de ladder van de literaire roem. En die er op de onderste sport al is afgevallen. Van pure ouderwetse schaamte…

    Erato, Euterpe, Klio, Melpomene, Polyhymnia, Terpsichore, Thaleia, Urania en vooral gij, Kalliope, muze van de edele dichtkunst, vergeef het mij…

    Tot ziens, mijn beste Jack, in Kortrijk of in Grobbendonk, en doe de groeten aan Bea.

     

    Kris

    29-11-2007 om 11:16 geschreven door Kris Vansteenbrugge  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)


    Foto

    Wenst u mijn memoires te lezen: u kan het boek lenen in de bibliotheek of kopen. Voor alle inlichtingen: zie op 4 juni 2007 onder de titel "O jerum, jerum, jerum...: een hit!"

    O jerum jerum jerum…

    Mijn memoires

    (2006, 206 p., 17,95 €)

    Te bestellen via mail:

    kvansteenbrugge@gmail.com

    (geen verzendkosten)


    Foto

    Mijn nieuwste boek "Uit het schuim (van de zee)", de Griekse mythologie in 136 verhalen, 402 p., kan besteld worden via mail (kvansteenbrugge@gmail.com) of via mijn telefoonnummer 056.215944. Prijs: 18,95 euro (er hoeven geen verzendkosten betaald te worden).
    Lees iedere maandag en iedere vrijdag een nieuw verhaaltje uit de GRIEKSE MYTHOLOGIE op www.bloggen.be/dzeus

    Gastenboek

    Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek


    Blog als favoriet !



    E-mail mij

    Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.


    Gastenboek
  • Een maandag middag bezoekje
  • Goedemiddag blogvrienden u bent van harte welkom
  • groetjes
  • Ben is op bezoek geweest. (I like it)
  • goede morgen

    Druk oponderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek


    Zoeken in blog


    Liefdesgedichtje

    Mijn lief,
    'k wil me vermeien
    in je tepelhoven,

    een huisje bouwen
    op je venusheuvel
    van satijn.

    'k Wil in 't putje
    van je navel toeven
    en altijd bij je zijn.


    E-mail mij

    Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.


    Beoordeel dit blog
      Zeer goed
      Goed
      Voldoende
      Nog wat bijwerken
      Nog veel werk aan
     



    Blog tegen de wet? Klik hier.
    Gratis blog op https://www.bloggen.be - Meer blogs