Foto
Foto
Foto

O jerum jerum jerum…

Mijn memoires

(2006, 206 p., 17,95 €)

Te bestellen via mail:

kvansteenbrugge@gmail.com

(geen verzendkosten)

Odysseus op Aiaia
De omzwervengen vanOdysseus
(2013, 100 p., 11,45 €)
Te bestellen via mail
kvansteenbrugge@gmail.com
(geen verzendkosten)
Mijn nieuwste boek "Uit het schuim (van de zee)", de Griekse mythologie in 136 verhalen, 402 p., kan besteld worden via mail (kvansteenbrugge@gmail.com) of via mijn telefoonnummer 056.215944. Prijs: 18,95 euro (er hoeven geen verzendkosten betaald te worden).
Foto
Bezoek Zerar op www.bloggen.be/zerar

VERHAALTJES UIT DE GRIEKSE MYTHOLOGIE:
www.bloggen.be/dzeus
elke maandag en elke vrijdag een nieuw verhaal!

Inhoud blog
  • Proficiat Joe!
  • Waarde lezer van mijn blog...
  • Bibliografie
  • Luchtgitaar
  • Met een klare kijk en... veertig jaar later.
  • Brief aan vier miljoen lezers.
  • Frans De Smet overleden.
  • Recente Tack.
  • Roger Tack
  • Ouessant schapen en digitalis.
  • Drie onbekende Vlamingen
  • Gelukkig Nieuwjaar.
  • NIET ONBELANGRIJK INTERMEZZO
  • De geschiedenis van Dwars door Grijsloke en Loopclub Grijsloke (38)
  • De geschiedenis van Dwars door Grijsloke en Loopclub Grijsloke (37)
  • De geschiedenis van Dwars door Grijsloke en Loopclub Grijsloke (36)
  • De geschiedenis van Dwars door Grijsloke en Loopclub Grijsloke (35)
  • De geschiedenis van Dwars door Grijsloke en Loopclub Grijsloke (34)
  • De geschiedenis van Dwars door Grijsloke en Loopclub Grijsloke (33)
  • De geschiedenis van Dwars door Grijsloke en LoopclubGrijsloke (32)
  • De geschiedenis van Dwars door Grijsloke en Loopclub Grijsloke (31)
  • De geschiedenis van Dwars door Grijsloke en Loopclub Grijsloke (30)
  • De geschiedenis van Dwars door Grijsloke en Loopclub Grijsloke (29).
  • De geschiedenis van Dwars door Grijsloke en Loopclub Grijsloke (28)
  • De geschiedenis van Dwars door Grijsloke en Loopclub Grijsloke (27)
  • De geschiedenis van Dwars door Grijsloke en Loopclub Grijsloke (26)
  • De geschiedenis van Dwars door Grijsloke en Loopclub Grijsloke (25)
  • De geschiedenis van Dwars door Grijsloke en Loopclub Grijsloke (24)
  • Santiago de Compostella.
  • De geschiedenis van Dwars door Grijsloke en Loopclub Grijsloke (23)
  • De geschiedenis van Dwars door Grijsloke en Loopclub Grijsloke (22)
  • De geschiedenis van Dwars door Grijsloke en Loopclub Grijsloke (21)
  • BIBLIOGRAFIE
  • De geschiedenis van Dwars door Grijsloke en Loopclub Grijsloke (20)
  • De geschiedenis van Dwars door Grijsloke en Loopclub Grijsloke (19)
  • De geschiedenis van Dwars door Grijsloke en Loopclub Grijsloke (18)
  • De geschiedenis van Dwars door Grijsloke en Loopclub Grijsloke (17)
  • Mijn laatste drie boeken...
  • De 33e Dwars door Grijsloke.
  • De geschiedenis van Dwars door Grijsloke en Loopclub Grijsloke (16)
  • Europa en de eurobiljetten.
  • Het eerste blogboek.
  • De geschiedenis van Dwars door Grijsloke en Loopclub Grijsloke (15).
  • De geschiedenis van Dwars door Grijsloke en Loopclub Grijsloke (14)
  • De geschiedenis van Dwars door Grijsloke en Loopclub Grijsloke (13).
  • Epocriet.
  • De geschiedenis van Dwars door Grijsloke en Loopclub Grijsloke (12).
  • Een bestseller.
  • De geschiedenis van Dwars door Grijsloke en Loopclub Grijsloke (11)
  • EEN PERFECT CADEAU.
  • De geschiedenis van Dwars door Grijsloke en loopclub Grijsloke (10).
  • De geschiedenis van Dwars door Grijsloke en Loopclub Grijsloke (9).
  • De geschiedenis van Dwars door Grijsloke en Loopclub Grijsloke (8).
  • De geschiedenis van Dwars door Grijsloke en Loopclub Grijsloke (7).
  • De geschiedenis van Dwars door Grijsloke en Loopclub Grijsloke (6).
  • De 31e Dwars door Grijsloke.
  • De geschiedenis van Dwars door Grijsloke en Loopclub Grijsloke (5).
  • Quizzzz.
  • De geschiedenis van Dwars door Grijsloke en Loopclub Grijsloke (4).
  • Vijf jaar geleden.
  • Uit het schuim van de zee.
  • De geschiedenis van Dwars door Grijsloke en Loopclub Grijsloke (3).
  • De geschiedenis van Dwars door Grijsloke en loopclub Grijsloke (2).
  • De geschiedenis van Dwars door Grijsloke en Loopclub Grijsloke (1).
  • Toneelschrijven: een lucratieve zaak.
  • MYTHOLOGISCH BLIJSPEL.
  • Waarom?
  • ZEVERARIJ...
  • Panta rei.
  • Februari.
  • Januari-dialoog.
  • Pietje van 't Hazegras.
  • Niveaus.
  • Onze lieve Heeren.
  • Nieuwjaarsgedichtje.
  • Oudejaarsgedichtje.
  • Over Kerstmis, de paus en Zeyneppeke.
  • Acribie.
  • Reactie op Oostends verhaal.
  • Oostende.
  • Tantezegger.
  • Gravensteenfeesten met Valeer en Freddy, maar... zonder Mico.
  • Cassandra d'Ermilio.
  • Academische zitting!
  • Allerheiligengedicht.
  • Econoshock (brief aan J. Vanlichtervelde).
  • Brief aan W.D.: over azijn, kanker en mitochondriën.
  • Gedichtje voor mijn Tony.
  • Spelenderwijs, godverdomme.
  • Bravo, Jean-Luc!
  • Het antwoord van de filosoof.
  • Brief aan Jan Bauwens, over kunst.
  • En nu: directeur!
  • Gearriveerd (foto)
  • Brief aan Willy Debyser.
  • Reis naar Griekenland (stripverhaal).
  • Afscheid van het Revalidatiecentrum.
  • Wondjes likken...
  • De 28e Dwars door Grijsloke: afgang van de macho's.
  • Tante Sidonie in Peking.
  • Duivensport olympisch?
  • Loezen en flamoezen.
  • Goed nieuws.
  • Grijslokes Olympische maagden.
  • Ronde van Frankrijk.
  • De krant van 18 juli 1940.
  • Gaarne uw mening, Jack.
  • Bauwens over Boonen.
  • De mammelokker.
  • Gisteren was het achtenzestig jaar geleden dat...
  • Plagiaiku's.
  • Brief aan een collega.
  • Ik ga nog even door.
  • Over toebrouks en snelzeêkers.
  • De haan en de high-koe.
  • Het Laatste Nieuws.
  • Het cordon, schematisch.
  • Brief aan Marc Vanhoye.
  • Bloch.
  • Achilleus' wraak (To Margos).
  • Over Hugo Claus, Alzheimer en euthanasie.
  • De nacht van de geschiedenis.
  • Vrije meningsuiting.
  • Griekse mythologie.
  • Professor Sebruyns.
  • Vera Janacopoulos.
  • Valentijn.
  • Schone Kunsten.
  • Het cordon doorbroken.
  • "Een brief... professor".
  • Theseus en Prokroustes.
  • Aan al mijn lezers...
  • Het mooiste kaartje kwam van de vrederechter.
  • Over dokter Deberdt (uit "Meneer Doktoor").
  • Leo Vantorre.
  • Leo Debudt.
  • Fragment uit "De bezetting van het Gravensteen" door Buth.
  • Eigen schuld.
  • Professor Vandendriessche.
  • Nog een brief aan Jack Vanlichtervelde.
  • Joseph uit de Gekko.
  • De foto...
  • Freddy Strumane is weer in 't land: fotoreportage.
  • Brief aan de praeses van moeder Laetitia.
  • Brief aan Jack Vanlichtervelde.
  • november: allerheiligenmaand.
  • Lompe boerkes.
  • Rommelaere & co.
  • Percussieve sublimatie.
  • Het symposium van 3 oktober.
  • Emeriti, Eelbode en Glam.
  • Gesplitst.
  • Justine Henin.
  • Uit het dagboek van Jack Vanlichtervelde.
  • Krantenkop.
  • Gedicht voor Annelies.
  • Nabeschouwingen bij de 27e Dwars door Grijsloke.
  • 2000: GRIJSLOKE 2000 (verzameld werk over Grijsloke)
  • Het woordje van de stichter.
  • Over de Heuvelenloop en... Puk.
  • Nummer 25.
  • Over twee neuropsychiaters.
  • Tollardrieheuvelenloop te Kooigem op 8 juli 2007.
  • Brief aan Jan Bauwens.
  • Zuster van Houwelingen.
  • O jerum jerum jerum...: een hit!
  • Tony 65.
  • Verjaardagen.
  • Goed nieuws en slecht nieuws.
  • (vervolg)
  • (vervolg)
  • Ameland.
  • Darwin of God?
  • Voilà.
  • De krant van 6 april.
  • Het einde komt in zicht.
  • Bij Kalypso.
  • Anzegem en Grijsloke te boek.
  • Feinsin.
  • Het afscheidsmaal.
  • Odysseus praat met de schimmen.
  • Een avondje Gent.
  • In het rijk der doden.
  • Vertrekkensklaar voor de onderwereld.
  • 365 dagen later.
  • Een jaartje geduld...
  • De Gouden Poort.
  • Spectaculaire ontwikkelingen op Aiaia.
  • Op mijn plaats gezet.
  • Brief aan professor van Togenbirger.
  • Meer over Odysseus.
  • Odysseus, ja of neen?
  • De trilogie.
  • De schone dagen van Sint Jan.
  • Bij mijn vriend Raymond Creus.
  • Jack Vanlichtervelde.
  • Malthus.
  • Nieuwjaarsgedichtje.
  • Beste wensen.
  • Over leugens en onzin.
    {TITEL_VRIJE_ZONE}
    Zoeken met Google


    Willekeurig Bloggen.be Blogs
    aantwaarrepe
    www.bloggen.be/aantwaa
    DE GRAVENSTEENFEESTEN WAREN WEER GOED DIT JAAR! IO VIVAT!
    Gedichtje:

    Mijn Gent

    Je was mijn ál:
    mijn moederborst,
    mijn bierkanaal.

    Mijn knusse woon,
    mijn vaste stek,
    mijn dierbaar oord.

    Mijn jongensdroom,
    mijn wijsheidsbron,
    mijn levensschool.

    Mijn plantentuin,
    mijn Bijloke
    en mijn Rozier.

    Mijn Aula en mijn Brug,
    mijn Amber
    en mijn Nat King Cole.

    Mijn stoverij met friet,
    mijn Meiresonne,
    mijn Kuiperskaai.

    Mijn studentenclub,
    mijn bleke maan,
    mijn Gravensteen.

    Mijn stad,
    waaruit ik
    ál mijn heimwee put.

    Mijn Gent!

    Willekeurig Bloggen.be Blogs
    windowsgids
    www.bloggen.be/windows
    Blog als favoriet !
    Startpagina !
    Mijn favorieten
  • bloggen.be
  • grijsloke.be
  • Willekeurig Bloggen.be Blogs
    cat4u
    www.bloggen.be/cat4u
    Een piepklein liefdesgedichtje.

    'k Zou je willen kussen.

    'k Zou je zoveel keren
    willen kussen
    als er sterren
    aan de hemel staan,
    als er korrels liggen
    op het strand,
    ... en nog veel meer.
    Willekeurig Bloggen.be Blogs
    showbizzz
    www.bloggen.be/showbiz
    Foto
    Beoordeel dit blog
      Zeer goed
      Goed
      Voldoende
      Nog wat bijwerken
      Nog veel werk aan
     
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto

    Vrouwelijke BV's:
    (mijn TOP 3)
    1. Tanja Dexters
    2. Tine Van den Brande
    3. Annelies Beck
    4. Esther Sels
    5. Annelies Rutten (ik kan maar geen geschikte foto van haar vinden; ik wacht dus maar tot ze er mij zelf een stuurt)

    Willekeurig Bloggen.be Blogs
    ikkeblog
    www.bloggen.be/ikkeblo
    Willekeurig Bloggen.be Blogs
    we_it
    www.bloggen.be/we_it

    Het toneelstuk "DE TWISTAPPEL" is een dolle klucht die gaat over de oorsprong van de Trojaanse oorlog. Voor inlichtingen: www.bloggen.be/kris/archief.php?ID=855455  of mail kris.vansteenbrugge@skynet.be .

    SCHRIJVELARIJ
    over: GENT, GRAVENSTEEN, GRIEKENLAND, GRIJSLOKE, GEZONDHEID, GENEESKUNDE, GEHOOR, G-PLEK.
    ...........Voor verhaaltjes uit de Griekse mythologie, surf naar www.bloggen.be/Dzeus ...........Voor recente cursiefjes, surf naar www.bloggen.be/pierpont ...........PICTAIKU'S (de allernieuwste kunstvorm) vindt u op www.bloggen.be/pictaiku
    19-11-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De foto...
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    En dit is dan de foto waarvan sprake in mijn brief van 18 november aan de preses van moeder Laetitia.

    19-11-2007 om 00:00 geschreven door Kris Vansteenbrugge  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 1/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    18-11-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Freddy Strumane is weer in 't land: fotoreportage.

    Freddy Strumane is er weer. Vijfenveertig jaar geleden was hij aanwezig bij de verkiezing van Miss Laetitia 1962-63. Een fotoreportage uit de oude doos...

    foto 1: De jury beraadslaagt. V.l.n.r. Kris Vansteenbrugge, Freddy Strumane, Yves Verschueren en Jaak Algoed.

    foto 2: De praeses Kris Vansteenbrugge leest het verdict van de jury voor. Verder, achter de tafeltjes, v.l.n.r. Jaak Algoed (senior seniorum 1953-54, Freddy Strumane (rechtststaand, met petje, praeses van de Zandloper), senior seniorum Carlos Danneels,
    vice-praeses Yves Verschueren en Lutgart Hantson. Uiterst links (rechtstaand) Mico Claeys.

    foto 3: De miss wordt gefeliciteerd door de praeses.

    foto 4: En ook Jaak Algoed is er als de kippen bij. Freddy en Mico kijken geamuseerd toe.

    foto 5: De senior seniorum Carlos Danneels feliciteert de eerste eredame.

    foto 6: Een kus van Jaak Algoed voor de tweede eredame.

    foto 7: Na de miss-verkiezing demonstreert Freddy dat hij niet alleen bier kan drinken.

    foto 8: Tot slot verbroedert de preses van Moeder Laetitia met de senior seniorum.

    foto 9: Na het feest poseren Miss Laetitia en de eredames, samen met de "prominenten" van de club en de genodigden.



















    18-11-2007 om 00:00 geschreven door Kris Vansteenbrugge  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Brief aan de praeses van moeder Laetitia.

    Beste Liesbeth,

     

    Ons gesprek tijdens de Gravensteenfeesten was kort maar, voor mij althans, onvergetelijk… Het doét wat, geloof mij, aan een oud studentenhart! Een knappe por te ontmoeten die lid is van moeder Laetitia en daarenboven… praeses! Ik stam nog uit de tijd dat er vrijwel geen porren waren in de clubs. In vele clubs waren ze zelfs absoluut niet welkom! In onze club, Laetitia, heb ik maar twee porren gekend: Sabine en Roberte. Ze waren respectievelijk het lief van propraeses Gilbert Strumane en diens broer Marcel. En dat brengt mij naadloos tot de grootste verrassing die mij op 14 november te wachten stond: het weerzien (na 43 jaar!) met de legendarische Freddy Strumane van de Zandloper. Freddy heeft mij opgevolgd als senior seniorum in 1964-65. Hij was een neef van het Laetitiaans broederpaar Gilbert en Marcel. Er was in die tijd een speciale band tussen Laetitia en de Zandloper. In 1965 is Freddy vertrokken, beroepshalve, naar verre landen. Pas sedert vorig jaar is hij weer in ons land. Zijn mooie golvende haardos is weg en hij heeft nu een indrukwekkende snor. Zijn stem, zijn Oostends en zijn innemende glimlach zijn gebleven. Freddy woonde vrijwel alle activiteiten van Laetitia bij. Hij was jurylid bij de miss Laetitia-verkiezing in 1962-63, waarvan ik enkele foto’s uit mijn archief heb opgediept. Ik heb ze op mijn weblog geplaatst. Freddy is de man met het petje…

    Freddy Strumane prijkt met foto in het boek “50 jaar Gravensteenfeesten”, op pag. 63, 69 en 73 (telkens met donkere bril) en in mijn boek “O jerum jerum jerum…” komt hij aan bod in het hoofdstuk “Lief Leentje”. Het eerste kan nog steeds verkregen worden bij het SK. Het tweede kan geleend worden in enkele openbare bibliotheken (o.a. Wortegem-Petegem, Kortrijk, Waregem, Anzegem) en is ook nog te koop (zie mijn weblog d.d. 4 juni 2007).

    Nóg een aangename verrassing was Frans Verberckmoes, senior seniorum 1954-55, die er voor ’t eerst weer bij was. Met pionier Valeer Van Overwalle, Jaak Algoed (s.s. 1953-54), Mico Claeys (s.s. 1966-67) en mezelf erbij: goed voor de foto van een pleiade oudgedienden, die ik je niet wil onthouden. Vier van de zes waren aanwezig op die fameuze miss Laetitia verkiezing. Zou je ze nog herkennen, na 44 jaar?

    Overigens ben ik vol lof over de Gravensteenfeesten anno 2007. Het onthaal was prima en er was weer een stoet, die naam waardig. Proficiat aan de senior seniorum Jern Vermeiren en zijn ploeg.

    En nog veel succes met onze dierbare club “Moeder Laetitia” en ook in je verder leven.

     

    Io vivat!

     

    Kris

    18-11-2007 om 00:00 geschreven door Kris Vansteenbrugge  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    15-11-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Brief aan Jack Vanlichtervelde.

    Beste Jack,

     

    Als ik zou beweren dat ik een broertje dood heb aan lezen, dan zou dat ferm overdreven zijn. Dat ik geen fanatiek lezer ben is nochtans het minste wat van mij kan gezegd worden. Sommigen lezen, om de tijd te doden, gaarne een boek, een “goed” boek, met een glas wijn, een “goed” glas wijn – waarmee ze natuurlijk bedoelen “een glas goede wijn”–. Een middelmatig boek wordt nooit gelezen, een dito wijn nooit gedronken. Ík daarentegen lees eerder zelden een boek en, zoals gij zeker zult weten, beste Jack, “goede wijn” is voor mij een contradictio in terminis. Ik dood mijn tijd, en ook dát weet gij, met het schrijven van verhaaltjes over de Griekse mythologie en cursiefjes, “slechte” cursiefjes.

    Herinnert ge u dat ge mij, enkele weken geleden een boek ter lezing hebt aanbevolen: “De helaasheid der dingen”, het meest gelauwerde boek van zowat de meest gelauwerde hedendaagse Vlaamse schrijver, Dimitri Verhulst? Het zal u ongetwijfeld verheugen te vernemen dat ik het boek vandaag ter hand genomen heb. Die stap heb ik gezet om twee redenen. Ten eerste omdat ik u niet wil ontgoochelen en ten tweede omdat ik mijn zoektocht naar “hét” nog steeds niet opgegeven heb. “Hét” is hetgeen ík tekort kom om “goed” te schrijven, tenminste zó goed dat het in de smaak valt van mevrouw Ann van de grote uitgeverij, wier naam ik even niet wens te vermelden, en waarover ik het breedvoerig heb gehad in een cursiefje van 30 november 2005, nu alweer bijna twee jaar geleden – wat gaat de tijd snel –. Mijn boek “O jerum, jerum, jerum…” vond die lieve Ann toen niet geschikt voor haar grote uitgeverij. Alhoewel, gíj hebt toch genoten van mijn boek? Of hebt ge dat alleen maar gezegd om mij te plezieren? Wat is het oordeel van een vriend waard? Van een tactvolle vriend… Eén van mijn lezers beweert dat het boek zó goed is dat hij niet gelooft dat Ann het écht gelezen heeft…

    Het is dus tóch in een uitgeverij geraakt. Een “print-on-demand” uitgeverij. Een “print-on-demand-boek” komt niet op de boekenbeurs, komt niet in aanmerking voor een literaire prijs en komt zelfs niet in boekenwinkels te liggen. Bibliotheken zijn er niet happig naar. Ik ken maar vier bibliotheken waar ze een exemplaar van het boek hebben. In de bibliotheek van de stad waar ik woon hebben ze er drie. En dan is er nog een bibliotheek in een vrij grote stad waar ze ook wel een exemplaar willen… als ze er één gratis krijgen. Waarom er van “De helaasheid” vele duizenden exemplaren verkocht zijn en van “O jerum” amper een paar honderd, heeft met het verschil in uitgeverij temaken, had ik mezelf al wijs gemaakt. Maar na het lezen van twee hoofdstukjes Verhulst, begin ik tot het besef te komen dat Dimitri iets heeft – de onovertrefbare Herman Brusselmans heeft het ook – wat ik jammer genoeg nog niét heb, namelijk de zin voor een soort rauw realisme dat, voortgaande op de verkoopcijfers, helemaal ín lijkt te zijn. Een realisme dat we naturalisme horen te noemen en dat door iemand die mij lief is – maar wiens naam ik hier niet wens te noemen – als “vuilbekkerij” wordt gedefinieerd.

    Zopas heb ik de eerste twee hoofdstukken – er zijn er twaalf – uit “De helaasheid der dingen” gelezen. Voor vandaag hou ik het bij deze twee. Sta mij toe dat ik een paar stukjes citeer uit het boek:

     

    “Ik zal u eens tonen hoe ik tegenwoordig moet schijten!” zei André tegen Sylvie in het bijzonder, en hij hief zijn slonzige hemd omhoog en toonde haar zijn harige buik vol littekens en knobbels. Zijn darmen zaten helemaal onder de kanker, en om zich te ontlasten beschikte hij over een schijtzak, waarmee hij enige tijd terug tot zijn grote verbazing op de operatietafel was ontwaakt. Hij moest nooit meer naar toilet, alles pruttelde gewoon in die zak die daar aan zijn bierbuik bengelde. “Kijk!” En we keken. We keken hoe de stront in het zakje sijpelde. Gezapig, alsof die derrie ergens diep vanbinnen in een knijptube zat waar iemand nu zijn voet op zette. Natte, ongebonden stront met schuim erop. Alsof ze op de eerste rij zat bij de demonstratie van een wetenschappelijke proef keek mijn nicht geboeid naar de bruine drab in de schijtzak van André.”

    …

    “De geketende, machteloze en stokoude teef kreeg regelmatig bezoek van reuen die door jongere en veel aantrekkelijker teven waren afgewezen. Smerige honden waren het, sukkelaars op zich, dat moet worden toegegeven. Het waren bastaarden die zich in leven hielden met de inhoud van onze vuilniszakken, onder het schurft zaten, of mankten, en die met hun driften haast nergens heen konden dan tegen de benen van een eenzaam kind dat zo’n straathond voor een dankbaar speelkameraadje hield, en spoedig weer zou worden achtergelaten met zijn verwarde zelf en smurrie op zijn broekspijp. Blondi was te oud om zich nog te verzetten, zij staarde naar een punt in de verte terwijl de overal elders afgewezen honden haar keihard langs achter namen. Ramden…. En ondertussen zaten wij op onze stoelen, naast de stinkende Palmier, met ons gedrieën te kijken naar de miserie van een straathond die genoegen moest nemen met een tot op de draad versleten teef met een etterend gat.”

     

    Schreef ik daarnet dat ik dat rauwe realisme niet in mij heb? Ik schreef wel degelijk “nóg niet heb”, waaruit af te leiden is dat “wat niet ís, nog kan komen”. Maar nu ik er goed over nadenk: het zou allemaal anders uitgelegd kunnen worden. Ik héb talent. Maar iemand heeft het onderdrukt. Iemand van wie ik de naam niet mag vernoemen en die bang is dat mijn lezers mij de obsceniteiten die ik in mijn jeugd gezien heb, na meer dan een halve eeuw niet zouden vergeven. “O jerum” wàs er al óver, zei die persoon. Toen, twee jaar geleden, had ik nog mijn dokterspraktijk en het kon niet anders of die zou er onder lijden. Daarom heb ik vele dingen weggelaten die ik had wíllen schrijven, zo bijvoorbeeld over die keer toen Joseph uit de Gekko ons meenam naar de bars in de Gentse stationsbuurt. Dat soort verhalen zou Ann ongetwijfeld hebben weten te appreciëren en ook bij Contact zouden ze staan springen om het te mogen uitgeven.  Dan maakte ik ongetwijfeld kans op een literaire prijs en dan móesten ze mijn boek wel lezen, in de scholen, van in ’t eerste middelbaar al. En nu ik met pensioen ben: wat houdt mij nog tegen?

    Of ben ik aan ’t zweven? Ben ik in dromen verzeild? Mag ik u dan vragen, allerdierbaarste vriend, dat ge mij met met mijn beide voeten weer op de grond zet? Lees mijn eerstvolgend cursiefje over Joseph uit de Gekko en laat mij weten, “per kerende post”, dat het op geen kloten trekt.

     

    Met zeer genegen groeten, het ga u goed,

     

    Kris.

    15-11-2007 om 09:31 geschreven door Kris Vansteenbrugge  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    07-11-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.november: allerheiligenmaand.
    Klik op de afbeelding om de link te volgen < klik op de afbeelding om te vergroten








    De allerheiligendienst in de kerk van mijn geboortedorp Elsegem is niet meer zoals weleer. Dat zal ongetwijfeld niet anders zijn in de meeste andere parochies van ons Vlaanderland. Een jaar of twintig geleden zat de kerk nog barstensvol tijdens de allerheiligendienst. Een kwart van de aanwezigen woonden de dienst rechtstaand bij omdat ze geen zitplaats hadden gevonden. Dit jaar stonden er nog vrije stoelen. En de pastoor, die leidde een gelijkaardige dienst in de parochie Moregem. Wij moesten het dus zonder pastoor doen. Maar half zo feestelijk. Waar is de tijd dat Elsegem over twee pastoors beschikte, een pastoor én een onderpastoor? Nu moeten we die ene pastoor delen met andere parochies…

    Omdat allerheiligendiensten lang en saai kunnen zijn, had ik dit jaar mijn misboekje meegenomen. Een onooglijk klein boekje van vóór de tweede wereldoorlog: HEMELVREUGDE – Kerkboek voor Roomsch Katholieken – geschreven door Dr S.D.Pr. - Turnhout. Naast mooie afbeeldingen over de kinderjaren van Jezus, staat er op de eerste pagina: “Kort is het aardsche lijden – Eeuwig de hemelvreugde”. Een opbeurende tekst, ter gelegenheid van één november. Komaan mensen, niet getreurd om onze overledenen. Ze zijn te benijden in hun hemelse vreugde. Om jaloers op te zijn. Je zou zó willen overstappen naar het hiernamaals. En toch… Ik heb de voorspiegeling van de hemelse vreugde altijd iets te weinig concreet gevonden. Hoe zal het daar zijn, aan de rechter hand van God de Vader? Zal het daar niet vervelend worden op den duur? Ik kan mij dat zo moeilijk voorstellen. En ‘k heb het ook altijd een beetje raar gevonden dat er geen onderscheid gemaakt wordt tussen de goeden en de zéér goeden, of ’t zou moeten zijn dat deze laatsten een beetje dichter bij god zitten. Waarbij ik mij dan weer afvraag of het daar wel zo gezellig is, zo dicht bij de allerhoogste, en of je niet beter wat verderop kan zitten. Echt stimulerend voor de christenmens om in het aardse leven grote godsdienstige daden te verrichten, lijkt dit mij allemaal niet. Vroeger, ja, toen had je de christelijke martelaren, voor wie er na dit aardse bestaan vaak nog een mooie eretitel weggelegd was, die van “heilige”, of “zalige”. De meest voor de hand liggende manier om martelaar te worden, was voor een christenmens het weigeren om in het openbaar zijn geloof af te zweren, ofte zijn god te verloochenen, wanneer hij daar door hogere wereldse machten toe gedwongen werd. Als kind reeds heb ik mij daar nochtans de bedenking bij gemaakt of het niet beter ware geweest voor die eerste christenen om even te doen alsof: de verloochende god zou hen dit ongetwijfeld niet zwaar aangerekend hebben, wetende dat die afzwering van het geloof onder dwang was gebeurd. En, eenmaal op vrije voeten, hadden ze daarna toch weer kunnen ijveren voor hun geloof… Of was het misschien zó dat zij naar het martelaarschap verlangden? Die martelingen waren nochtans niet van de poes en de beloning in het hiernamaals was mijns inziens nogal onduidelijk. Wat een verschil met de hedendaagse martelaren! Véél makkelijker en véél efficiënter. Ze laten zich ontploffen – ultra korte pijn, ’t is zó gepiept – en meteen nemen ze een stuk of twintig slechteriken mee de dood in. Een batig saldo van negentien dus. Én de zekerheid van de zevende hemel en de zeven maagden waar in eeuwigheid kan over beschikt worden. Geef toe, gelovige lezer, dit is al véél concreter: hier kan men zich tenminste al iets bij voorstellen… En denk maar niet dat iemand er ongelukkig door wordt. Wel in tegendeel. De hele familie zal haar leven lang fier zijn op haar held-martelaar. Niet in het minst de achtergebleven echtgenote en kinderen. Jaloers vanwege de zeven maagden? Bijlange niet, zeggen ze in koor, als híj maar gelukkig is!

    Ja, vroeger, bij de eerste christenen, was het martelaarschap niet zo eenvoudig. Je moést je wel laten doodmartelen, als je heilig wilde worden, want zelfmoord was – toen óók al – te enen male ontoelaatbaar, als zijnde een zware doodzonde. Zo heb ik in mijn kinderjaren een vrouw gekend die alle dagen een pak slagen kreeg van haar man en zich, ten einde raad, ging verdrinken in de Schelde. Men heeft haar begraven in ongewijde grond, naast een andere vrouw, die ook slagen kreeg van haar man en daarom het geluk was gaan zoeken bij een andere man, hetgeen een al even grote doodzonde was. Nu is dat, gelukkig maar, allemaal veel veranderd. Die vrouwen zouden nu niet meer in ongewijde grond begraven worden. Maar ondertussen zijn die twee arme sukkelaars wel in de hel voor eeuwig aan’t branden…

    Om nogmaals terug te keren tot de eerste pagina van “Hemelvreugde”. Hieruit blijkt overduidelijk dat de Kerk, zeventig jaar geleden al niet hoog opliep met het leven in dit ondermaanse tranendal. Dat doet mij denken aan een verhaal van de Oude Grieken. Het gaat over twee jongelingen die zich zeer verdienstelijk hadden gemaakt tegenover hun moeder en tegenover de godin Hera. De moeder vroeg de godin een flinke beloning voor haar jongens. Hera liet daarop de beide knapen dood ter aarde neervallen, omdat, zo zei ze, de dood het mooiste geschenk is dat de mens kan te beurt vallen. Misschien was Hera wel jaloers op de mensen, omdat zijzelf als godin weliswaar pijn kon lijden, doch niet sterven kon. Dat was ook het geval met de wijze Kentaur Cheiron, die maar wát blij was toen hij, getroffen door één van Herakles’ pijlen en onderhevig aan de hevigste pijnen, zijn onsterfelijkheid kon inruilen voor de dood. En Trophonios dan, een knappe en godvruchtige prins uit Levadia: als beloning voor zijn voorbeeldige levenswandel lieten de goden hem een vroege dood sterven. Er wordt ook gezegd dat de goden hem op jeugdige leeftijd bij zich wilden hebben omdat hij zo mooi was. Wie de goden beminnen, is geen lang leven beschoren, zeiden de Oude Grieken. En ze zeiden ook: de gelukkigste mensen zijn degenen die nooit geboren zijn. Mijn moeder kende niets van de Grieken, maar ’t is een spreuk die ik vaak uit haar mond heb moeten aanhoren. Ze zag haar enige zoon doodgraag en ze méénde het als ze zei: “kind, als het te herdoen was, je zou er nooit geweest zijn”. En nonkel Fonske dan. Hij was aan de drank en zijn vrouw hield niet van hem. ’t Een was het gevolg van het ander. De dood was zijn vurigste wens. En de goden hebben de brave man verhoord. Op een ochtend lag hij dood in zijn bed. Hij was zevenenzestig. Nooit heeft een zerk of een kruis zijn graf versierd. Mijn grootmoeder, aan vaders zijde, moet ook ongeveer zo oud geweest zijn toen ze stierf, in 1937, drie jaar vóór mijn geboorte. Het stenen kruis op haar graf staat er na zeventig jaar nog steeds. Het staat schever dan de toren van Pisa en ieder jaar wordt het erger. Desalniettemin is het nog steeds het hoogste grafmonument van het hele kerkhof, althans van het gedeelte aan de linker kant van de kerk en dat is waar verreweg de meeste doden rusten. Ik zou er een lief ding voor over hebben om te weten hoe zij, Emma Vercruysse, er uitzag. Een foto van haar heb ik nooit gezien en vermoedelijk is er ook nooit één gemaakt, in tegenstelling tot mijn grootvader van moeders zijde, Aloïs, van wie ik op zijn minst een dozijn foto’s heb… op zijn doodsbed.

                                                            

    07-11-2007 om 00:00 geschreven door Kris Vansteenbrugge  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    05-11-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Lompe boerkes.

    Lompe boerkes.

     

    Wat hebben die blanke voetballers toch tegen hun zwarte broeders, dat ze zoveel lichamelijk en verbaal geweld op hen plegen? We zijn nog maar pas bekomen van de stamp die Jean-Marie Pfaff vorig jaar heeft toegediend aan een zwarte medemens, of de sportwereld wordt weer geschokt door een gelijkaardig feit. De voorzitter van een grote voetbalclub zou tegen één van zijn zwarte spelers iets gezegd hebben in de zin van “kruip in een boom en ga daar bananen eten”. Natuurlijk dat de kranten er vol van staan – dat zou er nog aan ontbreken – en aan ingezonden brieven geen gebrek op de redacties. Uit Het Laatste Nieuws van zaterdag 3 en zondag 4 november laatstleden – rubriek van de ingezonden brieven, samenstelling Katy Boels & Ingrid De Vos – pluk ik voor u een brief van Natascha Desnyder uit Knokke:

     

    Jammer dat de spelersgroep alweer het slachtoffer is van de hersenloze uitspraken van de voorzitter. En wie vindt dat X. (om redenen van discretie vermeld ik de naam even niet) overdrijft, eens zien hoe jullie zich zouden voelen als het omgekeerde zou plaatsvinden. Als een zwarte speler tegen blanke spelers zou zeggen: “Kruip met jullie koeien op stal, stelletje lompe boerkes”, denk ik dat hier moord en brand zou geschreeuwd worden.

     

    Wijze bedenkingen van Natascha. Ik mag het nog niet gedroomd hebben dat een zwarte speler tegen mij zou zeggen “Kruip met je koeien op stal, lomp boerke”. Ik zou het waarschijnlijk nooit meer te boven komen. Als het inderdaad moest gebeuren – maar ik kan het me nauwelijks voorstellen – dat een zwarte speler tegen blanke spelers zou zeggen “Kruip met jullie koeien op stal, stelletje lompe boerkes” dan zou hier, denk ik, inderdaad moord en brand geschreeuwd worden. Het land zou op zijn kop staan en de zwarte speler zou ongetwijfeld voor een lange tijd in de gevangenis vliegen, of zelfs het land worden uitgezet! En dan te bedenken dat die beledigende voorzitter, ongestraft blijft. Akkoord, hij verliest een uitstekende speler én zijn sponsor – vooral dat laatste zal hard aankomen – maar per slot van rekening blijft hij op vrije voeten lopen en wie weet wat voor onheil hij niet nog kan aanrichten. Als ík het voor het zeggen had, mijnheer de voorzitter: twintig jaar bak en géén wet Lejeune en… kruip met je koeien op stal, lomp boerke!

    05-11-2007 om 19:44 geschreven door Kris Vansteenbrugge  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    25-10-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Rommelaere & co.
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Er leefde eens, in de streek van Brugge, niet zo lang geleden – wat is nu anderhalve eeuw? – een jonge man die dolgraag professor wilde worden, of zoals dat ook wel heet: hij wenste een opdracht te krijgen aan een universiteit. De jonge man studeerde flink, werd dokter en solliciteerde bij alle universiteiten van het land. En het lukte. Hij kreeg een benoeming als professor in de anatomie aan de ULB, de université libre de Bruxelles. Hij bracht het later zelfs tot rector aan die universiteit. Daarenboven was hij een gerenommeerd arts in de hoofdstad. Zijn naam: Rommelaere.

    In diezelfde periode leefde er in het land ook een zekere Arthur Renier. Deze was, net als Rommelaere, afkomstig uit de provincie West-Vlaanderen, uit Harelbeke. Renier was een welgesteld man, zeg maar “rijk”. Op welke manier hij rijk geworden was, is niet precies bekend. Hij vertoefde vaak in Frankrijk en hij noemde zichzelf “vice-consul” of “consul-élève”. Daarenboven was hij “in zaken” en met díe zaken zal hij ongetwijfeld zijn fortuin vergaard hebben. Hij was één van die mensen zoals u er ongetwijfeld óók kent: ze zijn steenrijk, ze leven op grote voet, in verscheidene landen hebben ze chique villa’s waarin ze zo goed als nooit verblijven, ze vertoeven vaak in exotische oorden, ze spelen golf, ze bewegen zich in hogere kringen, ze rijden in dure auto’s en ze bezitten een yacht. Ze komen niet noodzakelijk uit de “betere” families, maar meestal hebben ze wel een paar gemeenschappelijke kenmerken: doorgaans beschikken ze niet over een diploma en ze zijn te enen male ongeschikt om een vak uit te oefenen. Die mensen zijn gedoemd om “in zaken” te gaan en… steenrijk te worden. Arthur Renier was er zo één. Maar zoals het met ieder van ons gaat, zo gaat het ook met de beter gestelden onder ons: ze worden ziek en ze laten zich behandelen – in hun geval – door de beste en meest gerenommeerde artsen, zijnde de artsen die het hoogste ereloon vragen en mét een professorstitel als het even kan. En zo leerden ze elkander kennen, Rommelaere en Renier…

    Renier, die vrijgezel was en zonder nakomelingen, beloofde Rommelaere zijn hele nalatenschap, indien hij bereid was hem naar best vermogen te behandelen. Ik zeg er even bij dat in die tijd, toen de geneeskunde zo goed als niets vermocht, het vertrouwen in de geneesheren zóveel groter was dan heden ten dage. Er was echter een probleem: volgens de wet kon een arts niet erven van één van zijn patiënten. Maar daar werd een mouw aangepast. Na Reniers overlijden zouden al zijn bezittingen ten goede komen aan de Belgische Staat, onder voorwaarde dat alles zou geïnvesteerd worden in medische gebouwen, die de naam zouden dragen “Institut Rommelaere” met de vermelding “Fondation Arthur Renier”. In een bui van kinderlijke ouderliefde bepaalde de gulle schenker dat er diende aan toegevoegd “En souvenir de ses bien-aimés parents G.L. Renier et H. Yserbyt”. Zodoende zou het fortuin toch ten goede komen aan Rommelaere.

    Renier stierf en de Belgische Staat startte de werkzaamheden in… Gent. Om een of andere reden vond men het bouwen van een medisch instituut in Brussel op dat ogenblik niet opportuun en in Gent was er grote nood aan nieuwe gebouwen in de faculteit geneeskunde. En, vermits men vergeten had in het testament te stipuleren dat de gebouwen in Brussel dienden opgericht te worden…

    Het gebouwencomplex in Gent was groots van opzet: het besloeg een oppervlakte van verscheidene duizenden vierkante meters en er waren meerdere verdiepingen. Het zou dienen voor het onderwijs en de research op het gebied van de fysiologie, de biochemie, de bacteriologie, de farmacodynamica en de gerechtelijke geneeskunde. Bij de ingang van het hoofdgebouw zou, zoals contractueel bepaald een plaat prijken met “Institut Rommelaere. Fondation Arthur Renier. En souvenir de ses bien-aimés parents G.L. Renier et H. Yserbyt”.

    Toen de bankkluizen van Renier geopend werden, vond men er niet het verhoopte geld, doch enkel waardeloze papieren! Is het overdreven te beweren dat noch Rommelaere noch Renier iets te maken hebben met het Institut Rommelaere? Tenzij: zonder Rommelaere en zonder Renier waren die mooie gebouwen tussen de Apotheekstraat, de Hospitaalstraat, de Jozef Kluyskensstraat en de Baertsoenkaai, er misschien nooit gekomen. Als u, beste lezer, weldra eens naar Gent komt, breng dan eens een bezoek aan dit prachtig gebouwencomplex. Het is méér dan de moeite waard.

    25-10-2007 om 15:15 geschreven door Kris Vansteenbrugge  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (3 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    18-10-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Percussieve sublimatie.
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Ik had u beloofd, geduldige lezer, een tipje van de sluier op te lichten, die hangt over het ontstaan van het “Institut Rommelaere” à Gand. Daar zit u dus nu al negen dagen op te wachten. En toch wil ik uw geduld nog even op de proef stellen. Vandaag wil ik het immers hebben over het Dilbertprincipe. Nooit over gehoord? Ik evenmin. Tot vanmorgen na het lezen van het blaadje van de scheurkalender “De Druivelaar” van 17 oktober… Het Dilbertprincipe stelt dat heden ten dage in de bedrijven de minst nuttige en minst capabele werknemers steevast omhoog gekatapulteerd worden, in de veronderstelling dat ze op managementniveau het minste kwaad doen. Het doet mij denken aan het Peterprincipe, hetwelk ik een jaar of dertig geleden grondig heb bestudeerd en dat luidt als volgt:

    “Iedere werknemer in een hiërarchie zal gewoonlijk opklimmen tot hij zijn niveau van incompetentie bereikt heeft. Waaruit volgt dat in de loop van de tijd iedere plaats gewoonlijk wordt ingenomen door een werknemer die niet voor zijn taak is berekend. In feite wordt het nuttige werk dus verricht door die werknemers die hun niveau van incompetentie nog niet bereikt hebben”.

    In mijn boek “De mens… een loopdier” (1984), alsook in mijn boek “Grijsloke 2000” (2000) kunt u de nodige toelichting vinden omtrent dit principe:

    In een hiërarchie, zegt professor Laurence J. Peter, streeft ieder lid ernaar een niveau te bereiken waarop hij incompetent is en daarom gaat het slecht in de wereld. In een hiërarchie krijgt alleen diegene een kans op bevordering die competent is op de plaats die hij bekleedt. Wie incompetent is in de functie die hij uitoefent zal niet bevorderd worden en blijft dus op zijn plaats. Als degene die wel bevorderd wordt (de competente) op zijn nieuwe plaats incompetent zal blijken te zijn, krijgt hij geen kans op weer een bevordering. Anders wel. En zo gaat het verder tot uiteindelijk iedereen het niveau van incompetentie heeft bereikt.

    En ik heb daar toen aan toegevoegd:

    Mijns inziens hoeft het principe niet beperkt te blijven tot de hiërarchische ladder en mag het in dezer voege veralgemeend worden: in de maatschappij streeft ieder naar een niveau waarop hij insufficiënt is. Insufficiënt staat hier dan voor onbekwaam door gebrek aan geestelijke of lichamelijke geschiktheid (=incompetent) maar ook voor onbekwaam door bijvoorbeeld tijdsgebrek. Zo kan bijvoorbeeld een dokter-met-weinig-patiënten promoveren tot een dokter-met-veel-patiënten en zodoende insufficiënt worden door gebrek aan tijd.

    Professor Laurence J. Peter vermeldt een aantal eenvoudige middelen ter behandeling van de symptomen waaraan diegene onderhevig is die zijn incompetentieniveau – Peter noemt het ook “zijn topniveau” of kortweg “zijn niveau” – bereikt heeft. Dat geheel van verschijnselen noemt Peter “het topsyndroom”. Daarenboven stelt hij twee middelen ter beschikking – Peter zelf noemt ze “lapmiddelen” – waarvan het doel is niet alleen de verschijnselen van het topsyndroom op te lossen, maar tevens een deel van de sociale en zakelijke problemen die ontstaan zijn door het bereiken van het topniveau door een werknemer. Het eerste middel noemt Peter “de percussieve sublimatie”:

    De incompetente werknemer op topniveau wordt tóch “gepromoveerd”: een schijnbare uitzondering dus op het Peterprincipe dat voorhoudt dat men vanuit zijn topniveau niet meer vatbaar is voor promotie. In het geval van de incompetente werknemer gaat het nochtans slechts om een “schijnpromotie”: de incompetente “chef-de-bureau” (of wat voor naam het ook moge hebben) wordt gepromoveerd tot onderdirecteur van de hele onderneming – zo bestaan er ondernemingen met een dozijn en méér onderdirecteurs! –  In de functie van onderdirecteur verricht de betrokken persoon weliswaar geen nuttig werk, maar dat deed hij in zijn vorige functie ook al niet en nu komt tenminste de weg vrij voor een ondergeschikte die in die functie mogelijkerwijze nog zinvol werk kan leveren.

    Letterlijk het Dilbertprincipe toch? Volgens Dilbert wordt Peters “eerste lapmiddel” dus wel degelijk op grote schaal toegepast…

    Ik ben er zeker van dat u nu ook het tweede middel wil kennen. Het heet “de laterale arabesk” en het is volgens Peter het beste van de twee. Ik citeer nogmaals uit “Grijsloke 2000”:

    Hierbij wordt in de onderneming, ten behoeve van de incompetente werknemers, een geheel nieuwe afdeling gecreëerd. Mijnheer X is bijvoorbeeld een incompetente magazijnier in een groot bedrijf. Er wordt een nieuwe afdeling in ’t leven geroepen, laten we zeggen een afdeling voor onderzoek naar de spreiding van gelijksoortige bedrijven in het land. De nieuwe afdeling nu is van geen nut voor de onderneming, behalve dat ze dienst doet als afvloeiing voor incompetenten, met alle voordelen vandien. In feite gaat het hier ook om bevorderingen, zowel voor wat betreft de wedde als voor wat betreft de betiteling van de functie. Alleen: het gepresteerde zinvol werk dat nihil was blijft nihil. Volgens Peter is de laterale arabesk te verkiezen boven de percussieve sublimatie, onder meer omdat de laterale arabesk meer mogelijkheden biedt. In ons hogergenoemd voorbeeld kan de afdeling voor onderzoek naar de spreiding van gelijksoortige bedrijven in het land uitgebreid worden tot de Benelux, West-Europa en tenslotte tot de andere werelddelen. Voor ieder werelddeel kan een adviseur en een inspecteur benoemd worden, voor ieder werelddeel kan een afdelingschef aangesteld worden en boven dat alles kunnen hoofinspecteurs geplaatst worden onder de leiding van een hoofdinspecteur-chef, dewelke dan alleen nog in rang zou overtroffen worden door “de directeur van de afdeling voor onderzoek naar de spreiding van gelijksoortige bedrijven over de hele wereld”.

    Zou het dus niet beter zijn om in de bedrijven over te schakelen van het middel van de “percussieve sublimatie” naar het middel van de “laterale arabesk”?

    Alhoewel: het blijven tenslotte “lapmiddelen”. Kijk maar hoe het verder gaat:

    Alhoewel het niet te ontkennen valt dat Peters lapmiddelen een gunstige invloed hebben op de geestelijke en lichamelijke gezondheid van de werknemer en daarenboven op het hele bedrijf en op het functioneren van andere werknemers, toch dringen ze niet door tot de kern van het probleem: ze helpen de incompetentie niet uit de wereld. Peters lapmiddelen zijn zeker aangewezen in gevallen waar het incompetentieniveau bereikt werd. Voorkomen is echter beter dan genezen: daarom is “Peters voorbehoedmiddel” zóveel beter.

    Dat voorbehoedmiddel heet: “de irrelevante creatieve incompetentie”. Maar daarover zal ik het later misschien nog hebben. Misschien.

    18-10-2007 om 00:00 geschreven door Kris Vansteenbrugge  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    09-10-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Het symposium van 3 oktober.

    Symposium betekent oorspronkelijk, volgens “de dikke van Dale”: drinkgelag met tafelgesprekken en gezellige omgang. Heden ten dage is het, steeds volgens “de dikke”, de benaming voor wetenschappelijke bijeenkomsten ter bespreking van een bepaald onderwerp. Wat de meervoudsvorm betreft, mag gekozen worden tussen symposia en symposiums. Iets anders had ik niet verwacht: ik gebruik zelf namelijk de beide meervoudsvormen, niet kris-kras door elkaar natuurlijk, maar wel “symposia” in de geschreven taal en “symposiums” in de gesproken taal.

    Doorgaans vind ik die wetenschappelijke bijeenkomsten onnoemelijk saai, maar dat zal wel komen doordat ik meestal niet bijster veel snap van wat er verteld wordt. Het moge dan ook een raadsel zijn waarom ik mij, naarmate de jaren vorderen, meer en meer aangetrokken voel tot de symposia die georganiseerd worden door de “Vereniging der Geneesheren Oud-studenten der Universiteit te Gent”. Heimwee naar de jeugdjaren, naar de studententijd? De persoon, wier naam ik onder geen beding mag vermelden, heeft er nochtans een andere verklaring voor: het geweten dat knaagt, omdat ik vroeger, toen het eigenlijk móest, zo zelden de lessen heb bijgewoond.

    Ik heb nooit de bedoeling gehad, beste gewaardeerde en hondstrouwe lezer, om u met een symposium te overladen, maar het symposium van 3 oktober over “Het Rommelaere Instituut” was geen gewoon symposium. Het was betiteld als een “Minisymposium over de Geschiedenis van de Geneeskunde” en het werd gehouden in het Rommelaere Instituut zelf, in het authentiek ongerept ouderwets auditorium, waar zowat een halve eeuw geleden professor Thomas zijn gruwelijke lessen gaf in de gerechtelijke geneeskunde. Ik kan me niet herinneren ooit een keuriger, fantsoenlijker, gedistingeerder en zachtmoediger mens ontmoet te hebben dan professor Thomas. Maar wat een metamorfose als hij voor zijn dissectietafel stond! Lijken opensnijden om de ingewanden te bestuderen, schedels openzagen, doodsoorzaken vaststellen… het was zijn lang leven. Er wordt beweerd dat hij vaak in het Instituut sliep en er soms zijn week-ends doorbracht.

    Ik heb weinig theoretische lessen gerechtelijke geneeskunde bijgewoond en autopsieën nog veel minder, misschien maar één. Naast de sfeer, die uiteraard griezelig was, hing er een vreselijke stank in de autopsiezaal, een stank van lijken in ontbinding. Professor Thomas voelde zich daar nochtans als een vis in het water.

    Ik zei al dat het auditorium nog precies was als toentertijd: met valkuil en al! Die valkuil is een soort sleuf van een dertigtal centimer diep en bij benadering één meter breed, een hindernis die alle toehoorders bij het binnenkomen dienen te overwinnen. Niet onoverkomelijk natuurlijk, zelfs niet voor de vijfenzestigplussers – en die waren duidelijk in de meerderheid – ware het niet dat de kuil er verraderlijk bij ligt. Wie dit auditorium nooit betreden heeft en dus niets afweet over het bestaan van de kuil, trapt er steevast in. Er stond een dametje van middelbare leeftijd bij de ingang – ’t kan best een professorinnetje geweest zijn – om de binnenkomenden op het gevaar te wijzen. Maar om de haverklap werd haar aandacht afgeleid zodat er geregeld één door de mazen glipte, pardoes in de put duikelde en er in het beste geval met de schrik van af kwam: een show om je vingers af te likken. En het dametje vervolledigde de show door telkenmale als er weer één in de put zat, de handen angstig voor het gezicht te slaan en een gilletje te slaken. De avond kon niet meer stuk, nog vóór hij echt begonnen was. Maar… het beste moest toch nog komen.

    Er stonden vier voordrachten op het programma. De eerste drie waren echte thrillers. Eerst aan de beurt was ene professor emeritus K. De Clerck. De professor bracht de mysterieuze tekst in herinnering, die prijkt op een gedenkplaat boven de toegangsdeur tot het belangrijkste gebouw van het instituut: “Institut Rommelaere. Fondation Arthur Renier. En souvenir de ses bien-aimés parents G.L. Renier et H. Yserbyt”. Hoezo, mysterieuze tekst? Ik zal er nu niet veel woorden aan vuil maken en ik zeg u alleen maar dit: nóch Rommelaere, nóch Renier hebben ook maar iéts te maken gehad met dat hele instituut. Uw interesse is geboeid, dat voel ik wel. Maar ik laat u lekker tot het volgende cursiefje wachten op de ontraadseling van dit mysterie. Om u te plagen. Plagen is liefde vragen…

    De tweede spreker – professor J. Plum – toonde een foto uit het jaar 1895: een dertigtal mensen zitten een rouwmaaltijd te nuttigen in de herberg “Le Rustic” in Ellezelles, een Waals dorp bij Ronse, dicht bij de Vlaamse grens dus. Vierentwintig uur later waren vier van die mensen dood. De oplossing van dit mysterie heeft een mijlpaal betekend in de geschiedenis van de geneeskunde. U zal er niets van hoeven te missen op voorwaarde dat u mijn cursiefjes blijft lezen…

    En dan was er nog professor M. Piette met het verhaal van de moord, “de wrede moord van Beernem”, op Hector de Zutter, in ’t jaar 1927. ’t Was één van de meest ophefmakende moorden in ’t land en Hector De Zutter is daardoor jaren lang één van Vlaanderens grootste B.V.’s geweest, …postuum. Weeral een cursiefje waard!

    De laatste spreker, professor J. Vandekerckhove, had het over de huidige stand van de wetenschap in het Rommelaere Instituut. Over cytokinen, proteomics en massaspectrometrie, actine-bindende eiwitten, cellulaire signalering door methylglyoxaal, en meer van dat fraais. Toch niet mogelijk dat een gewoon normaal gezond mens daar één bal van verstaat? Te enen male ongeschikt voor een cursiefje dus…

    09-10-2007 om 00:00 geschreven door Kris Vansteenbrugge  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    01-10-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Emeriti, Eelbode en Glam.

    Vorige vrijdag werden aan de Gentse universiteit, in auditorium C van het UZ, zes professoren uit de faculteit geneeskunde gehuldigd, ter gelegenheid van hun emeritaat. Wat zagen ze er oud uit! En dan te bedenken dat ze twee jaar ná mij afgestudeerd zijn…

    Ik arriveerde in het station Gent-Sint-Pieters veel te vroeg voor het feest en dat gaf mij de gelegenheid een bezoekje te brengen aan de Heilige Geeststraat en mijn gemoed te laten vollopen met nostalgische gevoelens. Zondag a.s. immers, op 7 oktober, zal het precies vijftig jaar geleden zijn dat ik er, als 17-jarige, boordevol enthousiasme, mijn intrek nam op een studentenkamer in het huis nr 4. Dat huis bestaat nu niet meer: afgebrand, afgebroken en vervangen door een groot modern gebouw, met verscheidene verdiepingen. Te oordelen naar het aantal brievenbussen moeten er een vijftiental gezinnen wonen. Op de benedenverdieping woont niemand. Daar staat “Bourdon Arcade” op het raam geschreven: misschien is dat de náám van het gebouw. In nummer 2 woont een psychologe. Het valt mij op vanwege de sympatieke naam en ook vanwege het ultra-klein gezellig koperen plaatje: “Annemie Eelbode, psycholoog”. Ik had die naam nog niet ontmoet ofschoon er zo’n honderdvijftig van moeten bestaan in Vlaanderen. Volgens het familienamenwoordenboek van Frans Debrabandere is hij verwant met “Hellebaut”, waarvan niet minder dan drieëntwintig varianten bestaan! Als ik een psycholoog zou kiezen – gesteld dat ik er een nodig had – en ik alleen maar op de naam zou kunnen afgaan, ik koos Annemie Eelbode.

    En nu schotel ik u een passage voor uit mijn boek “O jerum, jerum, jerum…” . Een unieke kans om mezelf eens te citeren en het zal ook bijdragen tot een beter begrip van mijn verder betoog. Zet u schrap want het wordt best een lang verhaal:

     

    Mijn eerste kot was in de Heilige Geeststraat, een smal sinister straatje dat de Bennesteeg verbindt met het Burgemeester Braunplein. In de Bennesteeg had je het ene hoerenkot* naast het ander. En de meeste andere huizen die er stonden, en dat gold ook voor de Heilige Geeststraat, leken van verdacht allooi. Neem nu dat kleine kruidenierswinkeltje* schuin tegenover mijn kot. Het was maar een paar uur per dag open en er stond een bejaarde doch kaarsrechte dame in. Ze had koperblond geverfd haar. Ze was lang en mager en ze had een chagrijnig gezicht, alsof ze voortdurend door migraine geplaagd werd. In haar jonge jaren  was ze ongetwijfeld mooi geweest. Als ze buiten kwam droeg ze altijd dezelfde bontmantel en onveranderlijk was ze vergezeld van een grote Afghaanse windhond. Vrienden van mij meenden te weten dat ze vroeger hoer was geweest en dat ze nu samenleefde met de hond, echt samenlééfde, wat betekende dat ze sex bedreef met dat beest. Ik geloofde die vrienden maar half, tot ik van mijn neef Frans, die al in 't zesde jaar geneeskunde zat en altijd ernstig was, vernam dat zulke dingen vóórkomen…

    Mijn neef Frans zat er overigens wel voor iets tussen dat ik in dat onzalig oord van de Bennesteeg en de Heilige Geeststraat was beland. Mijn vader trouwens ook. Vader had altijd wel het beste voor met mij, maar dat is o zo vaak verkeerd uitgedraaid. Zo had vader beslist dat Frans voor mij een kot zou zoeken. Frans was een ervaren en ernstige student en daarenboven deed Frans beroep op pater Warnez, de mentor van het Katholiek Universitair Centrum, die lijsten opstelde van "katholieke" studentenkoten*. En ofschoon vader zelf socialist was en geen al te hoge pet ophad van alles wat katholiek was en al dat gedoe met catechismus en gewijde geschiedenis altijd al tijdverlies had gevonden, toch stelde hij meer vertrouwen in de lijsten van pater Warnez dan ik de lijsten van het rectoraat van de universiteit.

    Met mijn neef ging ik dus een lijst met kotadressen halen bij de pater en samen gingen we een paar koten bezoeken en daarna mocht ik er van Frans nog een paar alleen doen, vermits ik toch niets dan "eerbare" adressen bij had.

    Een kot kostte in die tijd gemiddeld vijfhonderd frank in de maand. Vierhonderd was erg goedkoop. Op de lijst van pater Warnez stond er één van driehonderdvijftig. Als ik mijn vader zou kunnen wijsmaken dat het kot vijfhonderd frank kostte, hield ik er maandelijks honderdvijftig frank aan over: dertig pinten in die tijd! Een kot is een kot, per slot van rekening…

    Het werd dus dát kot, aan de Heilige Geeststraat, nummer vier. De kotmadam en de kotbaas waren een stel bejaarde mensen, die zeer plat Gents spraken. Ze hadden het duidelijk niet breed en ze verhuurden die ene kamer om een centje bij te verdienen. Ik kon er beschikken over een oude tafel en dito stoel. Een kast herinner ik mij niet meer, maar die zal er ook wel geweest zijn. Een bed natuurlijk ook. En een kolenkachel. Géén stromend water.

    Een verderfelijk milieu dus, zoals ik al zei. Voor dertig pinten per maand had ik mijn onschuldige knapenziel* aan de duivel verkocht. Maar het was evengoed de schuld van mijn vader, van Frans en van pater Warnez. Katholiek wáren ze er anders wel. Op mijn kot, dat op de eerste verdieping was, hing een kruisbeeld en in de hal naast de trap hing er nog één. Ik had ook een kruisbeeld gezien in het winkeltje van de dame met de Afghaanse windhond en zelfs in de Wapy.

    De Wapy! Wat heeft die een merkteken in mijn ziel geprent! Een "bar", op de hoek van de Heilige Geeststraat en de Bennesteeg. Er zat een vrouw in négligé voor het raam, slank en met weelderige blonde haardos. Boven die blonde haardos hing het kruisbeeld. Ze moet een jaar of dertig geweest zijn en ze lachte zelden. Soms glimlachte ze. Hoe ze heette heb ik nooit geweten. Voor mezelf noemde ik haar Mireille. Ik moet in mijn prille kinderjaren een Mireille gekend hebben die er net zo uitzag...

    Als ik naar de les ging moest ik voorbij haar venster. Meestal zat ze er al van 's morgens vroeg. Ze liet mij haar blote borsten zien. De eerste keer schrok ik daar wel van en ik wist niet goed waar kijken. Daarna ging ik via een omweg naar de les, teneinde de Wapy te vermijden. Langer dan twee weken hield ik dat echter niet vol. Per slot van rekening verlangde ik er wel naar om die borsten te zien…

    Ik was zeventien en nooit eerder had ik een vrouwenborst* gezien. Pas in het derde jaar zouden we dat onderwerp moeten bestuderen in de anatomieles bij professor Fautrez. En nog twee jaar later zou ons geleerd worden hoe we een borst moesten betasten, teneinde een eventuele tumor vast te stellen. Dat was in de lessen "heelkundige ziektenleer*" van professor Vanderlinden. Hij zou erop wijzen dat we om een zieke borst oordeelkundig te kunnen betasten, eerst ervaring moesten opdoen in het betasten van gezonde borsten. In dat stadium van mijn studies had ik die ervaring al ruimschoots opgedaan, want al heel gauw ben ik overgeschakeld van de "inspectie" naar de "palpatie". Niet bij Mireille, weliswaar.

    Eenmaal mijn schroom overwonnen schepte ik er genoegen in om voorbij haar raam te stappen en naar binnen te kijken. 's Morgens zat ze er bijna altijd. 's Middags stond haar zetel bij het raam vaak leeg. Waarschijnlijk had ze dan een klant. Het kruisbeeld viel meer op als ze er niet zat.

    Op de duur waagde ik zelfs een hoofdknikje om haar goededag te wensen. En een enkele keer, toen ze mij weer haar borsten liet zien, maakte ik een kruisteken, voor de grap, en dat zal ze ook wel zo geïnterpreteerd hebben. Er groeide een zekere vorm van wederzijdse sympathie en verstandhouding tussen ons beiden, zonder dat we ooit één woord met elkaar gewisseld hebben, laat staan dat ik bij haar ooit één voet binnengezet zou hebben. Kon ze ooit vermoeden hoe dicht ze soms bij mij was, in nachtelijke uren, in mijn ongezellig bed in de Heilige Geeststraat?

    Van de overige hoeren in de Bennesteeg trok ik mij weinig aan. In de Lantaarn zat er soms ook een voor het venster, een die mij maar weinig kon boeien en die ook nooit haar borsten liet zien. Wat mij eigenlijk nog het meest intrigeerde waren de huisjes - er waren er drie of vier - waar achter het venster een bontmantel stond uitgestald, telkens maar één. In één geval hing er een prijskaartje bij: achtenveertig duizend frank. Daar moest mijn vader in die dagen bijna een half jaar voor werken. Ik denk overigens niet dat die bontmantels dienden om verkocht te worden.

    Mijn verhouding met Mireille duurde iets meer dan een jaar. Toen kwam er bruusk een einde aan. In putje winter van mijn tweede jaar aan de universiteit werd ze om het leven gebracht, samen met haar collega uit de Lantaarn. Ik vernam het uit de krant. "Dubbele moord in de Bennesteeg" stond er, op de voorpagina van Het Volk. Van de daders was geen spoor. Langs die weg vernam ik hoe ze in werkelijkheid heette, maar dat interesseerde mij niet: voor mij bleef ze Mireille uit de Wapy.

    In de week die volgde op de moord kwam de politie mij ondervragen op mijn kot. Ik vertelde hoe ik haar gekend had. Het was een routineonderzoek, ik behoorde duidelijk niet tot de verdachten…

    De gordijnen bleven dicht in de Wapy. De dader van de dubbele moord werd nooit gevat. De Lantaarn, waar de misdaad was geschied werd nog datzelfde jaar afgebroken.

    Gelukkig had ik ondertussen al enkele meer tastbare geneugten van het studentenleven* leren kennen. Daardoor was de klap voor mij ongetwijfeld minder hard aangekomen. Toch spookte haar beeld nog af en toe door mijn geest. Die borsten, die ik zo vaak had bewonderd! Om mezelf te dwingen niet verder over haar te fantaseren, stelde ik mij voor hoe ze daar moet gelegen hebben, met overgesneden keel en badend in het bloed. En hoe haar borsten nu lagen te rotten onder de grond. Dat hielp, een beetje.

    Ik voelde me evenwel niet gelukkig meer in de Heilige Geeststraat. Een maand na de moord ben ik er weggegaan.

     

    Ik wilde dus, vorige vrijdag, zo nauwkeurig mogelijk weten wat er vijftig jaar later, geworden is van het huis op de hoek van de Heilige Geeststraat en de Bennesteeg, het huis dat toen “de Wapy” was, een huis waar ik nooit een voet heb binnen gezet, maar dat mij gefascineerd heeft als geen ander. Op de plaats waar Mireille toen zat, zit nu een stijlvol aangeklede dame met rosse haren. Ze wordt geflankeerd door twee andere eveneens stijlvol aangeklede dames, maar rechtop staand en de ene met bruine, de andere met blonde haren. De drie dames zijn niet van vlees en bloed: modepoppen, dat had u al begrepen. Waar een halve eeuw geleden de Wapy was, is dus nu een kledingwinkel voor dames. Merkkledij. De winkel heet Glam, op heden nog niet zo wereldbekend: aan de vier vrouwen aan wie ik het heb voorgelegd had er nog niet één over gehoord. Maar, wat niet ís kan nog komen. Op de achtergrond zag ik de uitbaatster van de winkel. Ze keek in mijn richting, gewoon, niet met die lonkende blik zoals Mireille indertijd. Even kreeg ik goesting om naar binnen te gaan en mijn verhaal te doen van vijftig jaar geleden. Maar ik stelde mij voor dat ik dan iets diende te kopen en wat kon ik in ’s hemelsnaam kopen in een dameswinkel van merkkleding? Ik ben dan maar afgedropen: ik stond daar al té lang voor dat raam, verdacht lang. Maar wie weet… komt het er ooit toch nog eens van.

    Met zijn zessen waren ze dus, de afscheid nemende professoren. In alfabetische volgorde: J. de Reuck, J. De Roose, C. Jannes, W. Michielsen, E. Musch, L. Versichelen. Drie onder hen gaven een “laatste les”: hun zwanenzang. Dat soort lessen gaat meestal over de geschiedenis van de geneeskunde in ’t algemeen, of aan het UZ in ’t bijzonder. Die lessen zijn aangenamer en gemakkelijker te volgen dan de puur wetenschappelijke lezingen van de jongeren. Het viel mij toch behoorlijk tegen dat die ouwe professoren hun voordrachten hadden uitgeprint en de teksten projecteerden op het witte doek. En dan maar aflezen… Toch was er één die heel goed uit de hoek kwam: een heel dikke, die een ode bracht aan zijn leermeester Fritz Derom. Het feit dat die dikke professor zelf de draak stak met zijn onmiskenbaar abnormale omvang, maakt het ongetwijfeld iets minder onbetamelijk van mijnentwege dat ik er hier gewag van maak. Dat hoop ik althans. Eén van de zes was een vrouw: de enige die er nog redelijk jong en fris uitzag, alleszins nog géén vijfenzestig. Tussen de toehoorders zag ik niemand minder dan Fritz Derom himself, de man die zo’n vijftig jaar geleden de eerste open hartoperatie in ons land verrichte, later ook de eerste levertransplantatie. Zowat veertig jaar geleden werd professor Fritz Derom wereldberoemd met de eerste longtransplantatie uit de geschiedenis. In tegenstelling tot die kleine pleiade pas-gepromoveerde professoren-emeriti zag “de Fritz” er nog goed bewaard uit. De tijd schijnt nauwelijks vat gehad te hebben op die man, die honderden – of zijn het er duizenden? – harten, nieren, longen en levers heeft getransplanteerd. Je zou zó bereid zijn je lichaam aan hem toe te vertrouwen, ook al moet hij nu al een stuk in de tachtig zijn.

    - Wat heb je gisteren weer bijgeleerd? vroeg mij ’s anderendaags iemand die mijn studiereisjes naar Gent met een flinke dosis scepticisme bekijkt en wier naam ik onder geen beding mag vermelden.

    - Dat het niet uitgesloten is dat ik in mijn oude dagen ooit nog eens een voet binnen zet in de Wapy, heb ik geantwoord.

     

    01-10-2007 om 23:51 geschreven door Kris Vansteenbrugge  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (1)
    19-09-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Gesplitst.

    Gisteren heb ik een krant gekocht. Ik doe dat niet alle dagen, omdat kranten een beetje duur worden voor iemand met een zelfstandigenpensioen die maar in beperkte mate mag bijklussen. Maar drie kranten in de week volstaan ruimschoots om goed geïnformeerd te blijven. De regeringscrisis was gisteren weer hét voorpaginanieuws en ook de pagina’s twee, tien en elf zijn helemaal aan de crisis gewijd. En dan te bedenken dat Het Laatste Nieuws nog van die grote pagina’s heeft. Wat de vorderingen omtrent de vorming van een nieuwe regering betreft zou men best kunnen volstaan met een krant ééns in de maand, of ééns in de twee maanden…

    Vindt u het jammer dat er na honderd dagen nog geen regering is? Vindt u al dat geschrijf  verspilling aan menselijke energie, aan inkt en papier, enzovoort? Ik ben geneigd op beide vragen negatief te antwoorden, gesteld dat ze aan mij zouden gesteld worden. Ten eerste heb ik nog geen centje pijn ondervonden van het feit dat we al zo lang geen regering hebben en ten tweede mag de entertainende waarde van zo’n regeringssoap niet onderschat worden. Hoe anders hadden ze gisteren die vier bladzijden gevuld? En al die uren TV? Dan nog liever met een krantenkop op de eerste pagina er aan herinnerd worden dat er nog steeds geen regering is, dan wel aan het feit dat in ons land één arts op de vijf te weinig verdient.

    En wat hebben ze nu weer uitgedokterd in Het Laatste Nieuws? Dat ongeveer één op de twee Vlamingen vóór de splitsing van België is, en dat twee op de drie denken dat die splitsing er weldra zal komen. Van alle politieke partijen zijn het alleen de groenen wier geloof in België onaangetast is. In een groen België… En nu bent u vanzelfsprekend benieuwd om mijn mening daaromtrent te kennen. Mocht u niet benieuwd zijn dan sluit u hier af natuurlijk, maar door verder te lezen geeft u wel degelijk te kennen dat u benieuwd bent. Welaan dan. Ik ben “voor” de splitsing. Maar een splitsing zal moeilijkheden met zich meebrengen, zegt men. Alsof die er nu níet zijn! De grootste moeilijkheden zouden zijn: wat doet men met Brussel? en wat doet men met de koning?

    Ten eerste: wat met Brussel? Brussel, met de negentien randgemeenten, wordt een zelfstandige staat, een stadstaat zoals Monaco, Washington D.C. en de zovele beroemde Griekse stadstaten als daar zijn, Mykene, Thebe, Argos, Pylos en noem maar op. Brussel zou dan het Washington D.C. van Europa zijn en het zou daardoor ongetwijfeld aan prestige winnen. De officiële naam wordt Brussels, zoals het ook nu reeds bekend staat in het grootste deel van de wereld. De officiële taal van Brussels wordt logischerwijze het Engels, zoals het een cosmopolitische stadstaat past. Verder zal er de staat Vlaanderen zijn – de grenzen liggen vast – met als officiële taal het Nederlands, en de staat Wallonië met als officiële taal het Frans, behalve in de streek van Eupen en Sankt-Vith waar Duits de taal is – bij mijn weten wenst de meerderheid van de Duitstaligen bij Wallonië te blijven – .

    En de koning? Albert moet troonsafstand doen ten voordele van zijn kinderen. Hij krijgt een werknemerspensioen – dat beduidend hoger is dan een zelfstandigenpensioen – en hij mag onbeperkt bijklussen zonder verlies van het pensioen. Ten voordele van zijn kinderen, zei ik. Hij heeft er drie. Drie koningen voor drie staten. En ik ben er van overtuigd dat ze alle drie de ambitie hebben om koning te worden, al is het dan zo dat alleen de oudste, Filip, dat met zoveel woorden kenbaar heeft gemaakt. Zou niet iedereen, en niet in het minst het koningshuis, gelukkig zijn met die regeling? Stelt u zich, beste lezer, eens in de plaats van Albert en Paola: alle drie hun kinderen zien terecht komen in een van de meest prestigieuze jobs die men zich kan indenken, koning! Blijft de vraag: wat geven we aan wie? Ik doe maar een voorstel, een niet-bindend voorstel. Aan Filip geven we de grootste staat, Vlaanderen, omdat hij de oudste is. Aan de tweede, Astrid kennen we Wallonië toe. Laurent tenslotte wordt koning van Brussel, dat de laatste jaren wel meer burgemeesters heeft gekend van dat slag, van het slag van de burgemeester uit F.C. De Kampioenen. Laurent zou ongetwijfeld een goede koning zijn voor de staat Brussels. Philippe Ghysens verwijt Laurent in diezelfde krant van gisteren dat hij meer bekommerd is om zijn eigen belangen dan om het milieu. Maar dat is toch de normaalste zaak van de wereld, beste lezer. Egoïsme is de drijfveer van al onze daden. Wie een rit wint in de Ronde van Frankrijk en beweert dat hij blij is, niet zozeer voor zichzelf, maar voor de ploeg, is een huichelaar. Laat een andere ploeg hem een hoger loon bieden en hij verlaat zijn huidige ploeg op staande voet!

    En nu nog iets over de wedde van de drie koningen – zoals u ziet, ik heb aan alles gedacht – . Ze mogen best goed betaald worden. Wat had u gedacht van iets in de orde van de wedde van een professor aan de universiteit? En alle kosten die zij moeten doen voor hun land door de staat betaald, hetgeen niet meer dan logisch is. Daarenboven zou ik de mogelijkheid overwegen om hen hun taak te laten verderzetten na het bereiken van de pensioenleeftijd, weliswaar na afleggen van een jaarlijkse proef waaruit blijkt dat ze nog tegen hun taak opgewassen zijn. Blijkt dat niet, dan kunnen zij genieten van een werknemerspensioen met zelfs de mogelijkheid van onbeperkte bijverdienste met behoud van pensioen. Deze laatste mogelijkheid zou er dan een zijn die alleen bedoeld is voor koningen. Zo zullen Willy Claeys en Jean-Luc Dehaene bijvoorbeeld nog steeds kunnen fluiten naar hun pensioen vanwege hun veel te hoge bijverdienste.

    De taak van onze drie koningen zou zuiver representatief zijn. En ze mogen al eens wat leven in de brouwerij brengen en wat vrolijkheid  onder hun landgenoten. Laten we de splitsing van België doorvoeren op 6 januari 2008. Die dag wordt dan als nationale feestdag uitgeroepen. Op die dag zal dan telkenjare de onafhankelijkheid herdacht worden van Vlaanderen, la Wallonie en Brussels en teneinde de vroegere verbondenheid te herdenken zullen de drie koningen op die dag gezamenlijk een tocht maken door de drie staten. Leute en plezier alom. En ik durf wedden dat de Vlamingen zich meer voor la Wallonie zullen interesseren en er ook meer van zullen gaan houden van zodra het “buitenland” is. En die tedere gevoelens zullen ongetwijfeld wederzijds zijn.

    En om onze drie koningen nog eens een hart onder de riem te steken… Het is niet de uitgestrektheid van het koninkrijk die een vorst groot maakt. Was Rainier van Monaco een kleine vorst? En koning Agamemnon van Mykene? En zelfs de vorsten van Luxemburg en Liechtenstein? Regeren de koningen van de Skandinavische landen over meer onderdanen dan er zijn in Wallonië of in Vlaanderen? Wat télt voor een koning is niet de grootte van zijn land maar persoonlijkheid, présence en geestigheid. En ze hébben het, de drie koningen: koning Filip, koningin Astrid en koning Laurent. Zeker en wis, voor de kinderen van Albert is er nog een mooie toekomst weggelegd.

    En wat met de troonopvolging in de toekomst? vraagt u zich misschien af. Ik wil dat even in het midden laten. Daar kan nog rustig over nagedacht worden. Erfopvolging hoeft misschien niet per se. Een koning kan toch ook verkozen worden door het volk? Iemand als Jean-Luc Dehaene of Margriet Hermans bijvoorbeeld? Koning Jean-Luc, dat klinkt mooi! Of koningin Margriet? En wat gedacht van le roi Elió (met de klemtoon achteraan)? Koningin Fientje lijkt mij minder geschikt. Trouwens, werd Fientjes naam onlangs niet genoemd in een zaak die naar fraude ruikt, of beter gezegd, naar “belangenvermenging”? Zoiets past natuurlijk niet bij een koning.

    Maar om nu eens écht helemaal terzake te komen. Zou er voor mij, nu ik deze politieke crisis toch tot een goed einde heb gebracht, ergens iets weggelegd zijn? Zoiets als “gecoöpteerd senator”? En voor mijn twee kinderen en mijn twee kleinkinderen? Die kunnen ook best een duwtje in de rug gebruiken…

    Leve Vlaanderen, vive la Wallonie & long live Brussels!

     

    (benieuwd wat mijn goede oude wijze vriend Jaak Vanlichtervelde hiervan zal zeggen en ik zal zeker ook niet nalaten de mening te vragen van professor O. van Togenbirger de Waelekens)

    19-09-2007 om 00:00 geschreven door Kris Vansteenbrugge  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (1)
    14-09-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Justine Henin.

    Zelden zo genoten van een partij tennis als vorig weekend. Een flink deel van mijn nachtrust heb ik ervoor opgeofferd, in de nacht van zaterdag op zondag, voor de match tussen de Monegaskische Justine Henin en de Russin Svetlana Kuznetsova, respectievelijk de Stan Laurel en de… Briek Schotte van de tenniswereld. U hebt al begrepen, beste lezer, dat ik dat offer niet gebracht heb voor de vrouwelijke charmes van dit tweetal, zoals een mens dat zou doen voor een matchke tussen pakweg Maria Sharapova en Anna Kournikova. Het genot was er niet minder om, zij het van een andere aard. Puur sportief genot! Waarschijnlijk het mooiste spektakel wat op tennisgebied ooit werd gebracht. Vooral vanwege Justine. Wat een kracht, wat een techniek, wat een speldoorzicht, wat een uithoudingsvermogen en wat een wilskracht er toch schuilt in dat kleine vrouwenlichaam! Op dit ogenblik, vijf dagen na de feiten, geniet ik nog na, als ik maar aan haar spel denk - haar ténnisspel wel te verstaan -. Ongetwijfeld behoort zij tot de hoogste top van wat het vrouwentennis ooit heeft voortgebracht. In Het Laatste Nieuws van drie dagen geleden hebben de gewezen judo-grootheden Jean-Marie Dedecker en Gella Vandecaveye zich in zeer lovende bewoordingen uitgelaten over Justine. Terecht, al bevreemdt het mij een beetje, die plotse sympathie van vooral de politicus Jean-Marie Dedecker voor het vrouwentennis in ‘t algemeen en Justine Henin in ‘t bijzonder. Niets dan lof dus voor Justine.  Jean-Marie heeft nochtans één ding aan te merken: spijtig dat ze geen Nederlands spreekt. En waarom zou ze? Waarom zou een inwoner van Monaco, geboren in Wallonië, naast Frans en Engels ook nog Nederlands moeten spreken?

    Niet zolang geleden heb ik Justine, na een van haar talrijke overwinningen, horen verklaren hoe blij ze was, dat ze het ook een beetje gedaan had voor haar land en dat ze hoopte dat haar landgenoten nu fier zouden zijn op haar. Ach, láát dat Justine, die Monegasken hebben nog wel méér om fier op te zijn. Speel maar gewoon verder voor jezelf en voor de centen. Toptennis wordt goed betaald en dat je goed verdient mag niemand je benijden. Talent moet immers betaald worden en weinigen beseffen hoeveel inspanningen en opofferingen jij je hebt moeten getroosten om die top te bereiken en hoeveel inspanningen en opofferingen jij je nog steeds iedere dag getroost om op die top te blijven. Daarenboven heb je niet ál het geluk van de wereld: met de looks van Sharapova of Kournikova zou je bankrekening nu ongetwijfeld nog tien keer hoger zijn. Maar wees gerust, heel de wereld is fier op jou, niet enkel je landgenoten in Monaco…

    Ik kan het niet laten aan dit verhaal een zijdelingse bedenking vast te knopen, omtrent een gedachte die zomaar bij mij opkomt. Waarvoor zou ík het doen als ik zulke hoge toppen zou scheren? Voor de centen, vanzelfsprekend. Maar voor wíe? Voor mijn land? Voor Vlaanderen? Lijkt mij iets te grootschalig. Voor mijn provincie? Dat lijkt mij wel iets. Maar dewelke ís mijn provincie? In West-Vlaanderen ben ik geboren, in Oost-Vlaanderen ben ik getogen en in West-Vlaanderen woon ik nu. Welaan, laat ik het dan maar voor twéé provincies doen. Maar wat zál ik doen? Wat kan ik in godsnaam op mijn leeftijd nog beginnen waarop mijn provincies fier zouden kunnen zijn? Ik vrees dat ik mijn provincies niets meer te bieden heb. Ik weet het eigenlijk wel zeker. Het spijt mij. Jammer, provincies, maar het is niet anders…

    14-09-2007 om 16:27 geschreven door Kris Vansteenbrugge  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    11-09-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Uit het dagboek van Jack Vanlichtervelde.

    [one-liners e.a., uit het dagboek van mijn vriend Jack, bewoner van de stille Kempen, met hier en daar een beetje commentaar door schrijver dezes]

     

     

    2007

    1 januari

    Jack ergert zich over Freya’s huwelijksfeest, omdat het in Thailand is en hij vraagt zich af of het niet op kosten is van de gemeenschap.

     

    4 januari

    “Geen kwaad woord van Boudewijn, want – zegt minister Eyskens – hij kan zich niet meer verdedigen”.

    Schandalig! voeg ik daar zelf aan toe. Een mens bekladden, die zich niet meer kan verdedigen. Kwatongen hebben beweerd dat Boudewijn schuldig is aan de moord op Lumumba, terwijl hij zich niet meer kan verdedigen. Zonder die kwatongen was die brave Boudewijn nu al heilig verklaard.

     

    26 april

    “Post en spoorwegen werken met verlies, maar ze betalen goed”.

     

    30 april

    “In de mooiste villa’s zijn ze altijd op reis”.

    Jack zelf woont in een mooie villa, maar reizen doet hij nog zelden: de uitzondering die de regel bevestigt?

     

    30 april

    “De enen leveren in, de anderen spreken van verworven recht”.

     

    6 juli

    “Wat denkt u over een gegoede burger zonder betaalkaarten, zonder GSM en zonder computer, maar met veel humor?”

    Jack zal hiermee ongetwijfeld zichzelf bedoelen. Ware het niet dat hij getrouwd is en met zijn echtgenote in de opperste vrede leeft, men zou zich afvragen of dit niet als huwelijksadvertentie bedoeld is…

     

    8 juli

    “Wie niet rookt, niet drinkt, niet neukt… moet op zoek naar alternatieven”.

    Jack mag niet meer roken en niet meer drinken van zijn dokter. Neuken mag nog wel, maar met mate. Jack is alvast op zoek naar een andere dokter.

     

    9 juli

    “De feministen hebben de strijd gewonnen, zij hebben meerdere jobs, langere files, slankere figuren, duurdere lingerie, langere reizen, moeilijker te parkeren auto’s, grotere huizen, mooiere zonnebanken (sauna’s, fitnesszalen…), mooiere keukens (maar ze koken niet): ze zijn in de carrièreval getrapt”.

    Jack is, bij mijn weten, nooit een feminist geweest…

     

    18 juli

    “Alcoholvrij bier, cafeïnevrije koffie, nicotinevrije sigaretten, vetvrije boter, vleesvrij vlees…”

    11-09-2007 om 00:00 geschreven door Kris Vansteenbrugge  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    06-09-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Krantenkop.

    De krant “Het Laatste Nieuws” van vorige vrijdag, 31 augustus, ligt nog op de achterbank van mijn auto, ongelezen. Het hoofdartikel luidt: “Eén arts op vijf verdient te weinig”. Dat moet dus het belangrijkste nieuws van die dag geweest zijn…

    Volgens het artikel bereiken iets minder dan 80% van de artsen de rendabiliteitsgrens van 18.890 euro per jaar. Het gemiddeld inkomen van een arts ligt, steeds volgens dat artikel, op 60.195 euro. Dat gemiddelde wordt ongetwijfeld sterk opgetrokken doordat een aantal artsen inderdaad zéér hoge sommen binnenrijven. En wat zou dat? Die ongelijkheid bestaat toch in alle zelfstandige beroepen. Zo heb ik een frietkot-uitbater gekend die met zijn beroep schatrijk is geworden, terwijl een collega van hem moeite had om de touwtjes aan elkaar te knopen. Ik heb een bakker gekend die op zijn achtentwintigste genoeg had verdiend om zijn bakkerij over te laten en op zijn renten te gaan leven. Daarentegen heb ik een andere bakker gekend die na een leven van hard werken op zijn vijfenzestigste in armoede is gestopt. Hoeveel geld iemand verdient hangt in de meeste gevallen nauwelijks af van de bekwaamheid ofte het vakmanschap van de betrokkene. Zo heb ik, vele jaren geleden, een dokter gekend die 5000 francs aanrekende voor een consultatie toen de normale prijs rond de 100 francs bedroeg. Hij rekruteerde zijn klanten voornamelijk onder de wat oudere dames van de “begoede klasse”. Bij de bakker en de beenhouwer vertelden zij luidop over hun “rendez-vous mensuel avec le docteur Longchamps”. Dat maandelijks bezoek aan dokter Longchamps was hun statussymbool: het bewees dat ze van goeden huize waren en dat ze flink in de slappe was zaten. Zoals dat gaat in alle zelfstandige beroepen moet men om veel geld te “verdienen” een flinke dosis lef hebben, een dito dosis geluk en niet al te veel last van scrupules. Zo zijn er hoertjes die vijfhonderd euro vragen, terwijl er anderen zijn die hetzelfde “werk” doen voor tien euro…

    Ik wist precies hoe men als arts moest te werk gaan om in een minimum van tijd “rijk” te worden. Ik had namelijk veel gezien en gehoord en ik had “Le docteur Knock” van Jules Romains gelezen. Ik heb mijn kennis overgedragen aan collega’s die er hun profijt mee gedaan hebben. Zelf heb ik die theoretische kennis nooit in daden omgezet. Niet gedurfd denk ik, geen lef, nooit een cent te veel aangerekend, vaak veel te weinig, nooit iets in ’t zwart. Maar ook dát geeft voldoening, al was het maar omdat je het dan, eens de pensioenleeftijd bereikt, naar waarheid en in eer en geweten kan neerschrijven in een weblog…

    Ter illustratie een passage uit mijn autobiografisch boek “O jerum, jerum, jerum…” (2006, pag. 178-179):

    Ik had de meest verfijnde technieken van de esthetische neuschirurgie onder de knie en de microscopische oorchirurgie kende zo goed als geen geheimen voor mij. Toch had ik de eerste jaren in Kortrijk nauwelijks patiënten. Na een jaar of drie lag mijn hele technische bagage in duigen. In dertig jaar praktijk als keel-neus-oorarts heb ik minder esthetische neusoperaties en functionele ooroperaties verricht dan in mijn laatste jaar als assistent aan het universitair ziekenhuis in Rotterdam.

    In 't midden van de jaren tachtig - ik had toen een voordracht gegeven over neuschirurgie - kreeg ik op korte tijd een tiental patiënten voor uitwendige neuscorrectie: haviksneuzen, te lange neuzen, scheve neuzen… Allemaal goed geslaagd, allemaal tevreden klanten. Ik kon het dus toch nog. Ik heb voor al die operaties het officieel tarief aangerekend, rond de achtduizend frank. Daar gingen tweeduizend frank onkosten af voor het ziekenhuis en van het overblijvend bedrag palmde Vandamme nog eens de helft in. Na aftrek van belastingen bracht die hele operatie mij vijftienhonderd frank op:  drie uur gesuperspecialiseerde chirurgie plus de nazorg. Daar kon mijn vrouw één keer mee naar de kapper, maar dan mocht het niet de duurste van de stad zijn.

    Na die korte opflakkering werd het weer stil rond de estetische neuschirurgie. Er was toen een jonge dame uit mijn kennissenkring, een halve filmster, die bij mij inlichtingen inwon omtrent het verkleinen van haar neus. Toen ze hoorde hoeveel ik voor zo'n operatie aanrekende, begon ze er waarschijnlijk serieus aan te twijfelen of ik het wel goed kón. Ze heeft haar neus dan maar laten opereren in een andere stad door een plastisch chirurg "met naam". De ingreep kostte haar vierhonderdvijftigduizend frank. In 't zwart! De peulschil die ze  aan mij zou betaald hebben, zou ze dan nog integraal teruggetrokken hebben van het ziekenfonds. Die Antwerpse chirurg verdiende zijn centjes in ieder geval nogal vlot, als je dat vergelijkt met mijn povere vijftienhonderd frank… En het resultaat vond ik dan nog niet eens zo denderend: ik had het ongetwijfeld beter gedaan.

    Of ik dan zo eerlijk was, dat ik nooit iets in 't zwart vroeg? Bijlange niet! Ik dúrfde niet!

    06-09-2007 om 15:27 geschreven door Kris Vansteenbrugge  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    05-09-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Gedicht voor Annelies.

    Gedicht voor mijn nichtje Annelies, die op reis is in Amerika.

     

    Gedicht voor Annelies

     

    ‘k was vannacht

    al in mijn dromen

    over de grote plas

     

    hoe is dat zo gekomen?

     

    omdat ik gisteren

    de hele dag

    met mijn gedacht

    bij Lieske was

     

    Moge dit gedicht haar een hart onder de riem steken.

    05-09-2007 om 02:39 geschreven door Kris Vansteenbrugge  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    29-08-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Nabeschouwingen bij de 27e Dwars door Grijsloke.

    Dwars door Grijsloke, de zevenentwintigste al, zit er op. En zo ook de zomer, al hebben we die dit jaar vooral gehad in april en mei. ’t Is weer schoon geweest om naar te kijken, naar die honderden lopers die het beste van zichzelf hebben gegeven op de flanken van de Grijsloke-berg. Hun zweet vooral, en hier en daar wat bloed en wat tranen. Eerst waren er de drie kinderreeksen: de minder-dan-zes-jarigen, de zes-tot-negen-jarigen en de negen-tot-twaalf-jarigen. Mijn jongste kleindochter die negen jaar is en gehoopt had bij de zes-tot-negen-jarigen te mogen lopen, stond “wreed ontgoocheld” aan de start van de … negen-tot-twaalfjarigen. ’t Is erg, zei ze, dat ik bij de oudsten moet starten en dus drie ronden (van vijfhonderd meter, n.v.d.r.) moet afleggen, terwijl ik maar getraind heb voor… twee. Ze is als derde laatste door de finish gekomen, maar ze beweert “slechts” vierde laatste te zijn, want er zou er een opgegeven hebben… Haar zus heeft de tien mijl gelopen, in stijl en in een gelijkmatig tempo van start tot finish, zonder noemenswaardige tekenen van vermoeidheid: hoe dan ook een schitterende prestatie voor iemand die pas dertien is geworden. Als prijs heeft ze vijftien euro gekregen. Wat was ze fier met die zelfverdiende centjes!

    Zelf ben ik met weinig ambitie aan de 7 km-run begonnen. De conditie was toch al niet te best. Helemaal achteraan gestart. Op Johan Dhaene, mijn wekelijkse trainingspartner en eeuwige rivaal – maar dit seizoen duidelijk beter op dreef dan ikzelf – had ik al direct honderd meter achterstand, nog vóór we de eerste bocht ingingen. In de Pikkelstraat ging het beter dan verwacht en mijn achterstand is nauwelijks groter geworden. Had ik maar een betere start genomen… denk ik nu. Dank zij een vinnig spurtje ben ik nog binnen de veertig minuten geëindigd: niet slecht toch voor een zevenenzestigjarige?

    Mijn goede vriend Ted Weeks uit Hastings was er weer niet bij, maar die andere goede vriend uit Hastings, Rodney King, was er wel. Sinds 1990 steekt Rodney telkenjare onafgebroken het Kanaal over om deel te nemen aan wat voor hem de mooiste stratenloop ter wereld is. Hij is negenenzestig en loopt de zeven kilometer van Grijsloke nog in vierendertig minuten en negen seconden. Weinig negenenzestigjarigen die het hem zullen nadoen! Ook Lindsay Zervakis, de mooie Engelse met de Griekse naam en de zwoele blik, was weeral niet van de partij. In haar plaats was er Davina Hill. De avond vóór de wedstrijd zat ik naast Davina aan tafel. Een bescheiden vrouwtje dat enkel praat als haar iets gevraagd wordt. Als ik al niet getrouwd was had ik haar stante pede ten huwelijk gevraagd. Waar immers vindt men heden ten dage nog zo’n vrouw, één die niets zegt als ze niets te zeggen hééft? Na een paar glazen bier en evenveel glazen muskaatwijn, en in een romantische bui, heb ik Davina beloofd een gedichtje voor haar te schrijven. Hier gaat het dan:

     

    Davina Hill,

    waarom ben jij

    zo still?

     

    Die andre meiden

    zijn zo high,

    en jij, zo shy…

     

    Kom, drink een bier,

    en kere weer

    te naaste year.

     

    Dan krijg je

    van mij

    een kus of drij.

     

    In ’t algemeen is deze zevenentwintigste weer schitterend geweest: het weer, de ambiance, de organisatie. Alles piekfijn in orde. Een dikke pluim dus voor de mensen die daarvoor verantwoordelijk zijn. Naast de vijfentwintig Engelsen waren er een pak Nederlanders. En de Vlamingen? Die waren er ook. En niet van de minsten! Aan kwaliteit geen gebrek: onze beste stratenlopers van het ogenblik stonden aan de start. Maar de kwantiteit liet te wensen over: in de uitslag vinden we niet meer dan 707 lopers terug. Rekening houdend met enkele opgevers kunnen er aan de start hooguit 750 geweest zijn. Dat is amper meer dan een derde van het record aantal deelnemers anno 1990. Toen was Dwars door Grijsloke de mooiste én de grootste stratenloopwedstrijd van heel Vlaanderen. Nu is het enkel nog de mooiste. En toch is er naar mijn bescheiden mening niet veel nodig om er weer de grootste van te maken: medailles, diploma’s!… Wie zal er over pakweg vijftig jaar geloofwaardig overkomen bij zijn kleinkinderen of achterkleinkinderen als hij beweert dat hij Dwars door Grijsloke gelopen heeft – de mooiste en de lastigste stratenloop van Vlaanderen! – maar die bewering niet met een diploma of een medaille kan staven?

    29-08-2007 om 14:48 geschreven door Kris Vansteenbrugge  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    30-07-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.2000: GRIJSLOKE 2000 (verzameld werk over Grijsloke)
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Ter gelegenheid van de 20e editie van Dwars door Grijsloke werd dit boek uitgegeven (348 pag., in eigen beheer, drukkerij Groeninge Kortrijk). Het is in feite een verzamelbundel van de vorige drie boeken over Grijsloke; slechts een drietal pagina's werden er aan toegevoegd.
    Op de omslag: Linda Lazou, één van de vele trouwe leden van Loopclub Grijsloke.
    Iedere deelnemer aan de 27e Dwars door Grijsloke kan dit boek gratis bekomen (op 25.8 bij  stand "inschrijvingen" in de tent) mits vooraf een emailtje te sturen naar  kris.vansteenbrugge@skynet.be  met als tekst: Grijsloke 2000.

    P.S. Voor alle inlichtingen omtrent DWARS DOOR GRIJSLOKE (25.8.2007): www.grijsloke.be 


    30-07-2007 om 00:00 geschreven door Kris Vansteenbrugge  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (3)
    16-07-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Het woordje van de stichter.

    Twee jaar geleden, aan de vooravond van de 25e editie, achtte ik mij, als stichter van Vlaanderens populairste stratenloop, geroepen om een woordje te schrijven over de geschiedenis en het ontstaan van Dwars door Grijsloke. Dat zag er toen uit als volgt:

    De kiem werd gelegd tijdens de grote vakantie van het jaar 1978. Met mijn vriend Robert Forêt kwam ik op het idee een loopkoersje te houden, met start en aankomst aan mijn geboortehuis in de Broekstraat te Elsegem: via Kaster, afstand drie km, negen deelnemers (zijnde Robert en ik, plus zeven kinderen). Een waar succes. Maar een jaar later was het aantal deelnemers geslonken tot vijf. In 1980 evenwel trokken we met onze loopkoers naar Grijsloke, waar Robert woonde. Dát was de allereerste, in feite "voorhistorische", Dwars door Grijsloke, dewelke van mij het rangnummer "nul" krijgt. Het succes was enorm: éénentwintig deelnemers!

    Van toen af kwam alles in een stroomversnelling. Er werd een heus organisatiecomité gevormd: dat eerste "bestuur" bestond uit Hubert Algoet, Tom Ampe, Jean-Pierre Clement, Albert Debeurme, Gaston Depoorter, Robert Forêt, Lucien Van Lancker, Jules Waelkens en ondergetekende. De eerste "échte" Dwars door Grijsloke kende niet minder dan zeshonderd deelnemers!
    Dat aantal groeide gestadig tot in 1990: toen waren er meer dan tweeduizend inschrijvingen! In de jaren die volgden daalde het aantal deelnemers, doch tot op heden is het steeds boven de duizend gebleven… Gedurende de eerste tien jaar was Lucien Van Lancker de motor van de organisatie. Sindsdien is de leiding stevig in handen van Claudine Dejonghe-Spileers.

    Reeds in 1982 kwam ik op het idee van een loopclub. Ik vroeg Tom Ampe, kinesist én licentiaat lichamelijke opvoeding, om de wekelijkse training te leiden doch hij gaf er al spoedig de brui aan en werd vervangen door Gilbert Terras, zelf een gewezen marathonloper uit de legendarische Anzegemse school van de jaren '50 en '60. Gilbert heeft zich tot op heden op onnavolgbare wijze van zijn taak gekweten. Hij zorgde meteen ook voor een clubblaadje voor "Loopclub Grijsloke".

    Velen uit Anzegem en (verre) omstreken houden aan Dwars door Grijsloke en de Loopclub herinneringen over die tot de mooiste uit hun leven behoren. Ik noem er enkele op, voor de vuist weg: de medailles (o.a. uit de reeks "de Levensloop" en uit de reeks "Grijslokes Olympiade"), de zilveren kettinkjes, de busreizen naar de Nürburgringloop, naar de course des Terrils, naar Hastings, Eupen en Capelle aan de IJssel, naar de marathons van Rotterdam, Londen, Honolulu, Parijs, Chicago, Kaapstad, Moskou, Wageningen, Apeldoorn, e.a., de onvergetelijke veertiendaagse reis naar Griekenland, de jaarlijkse week-end uitstappen naar Viroinval, De Haan en Nieuwpoort, met de schitterende play-back shows, de drie marathons die ooit gelopen werden op onze uitzonderlijk zware omloop, de grote vedetten die wij aan de start van de verscheidene Dwars door Grijsloke's mochten verwelkomen (ze behoorden tot de allergrootsten van de wereldatletiek), de komst van de Duitse dr. van Aaken (de paus van de joggingsport, die maar één voordracht in ons land heeft gehouden, nl. in het gemeentehuis van Anzegem, speciaal voor "Grijsloke"!), de vele oriëntatietochten, filoporitesten en Halloween-tochten, de Sinterklaasfeestjes en de Nieuwjaarsrecepties, de jaarlijkse wafelbak en de bedankingsfeestjes voor de medewerkers, de samenwerking met de Stichting tegen Kanker, de ballonvaarten, de wekelijkse trainingen en de filosofische babbels achteraf in de kantine van de club, de kinderlopen waar ons eigen junior-team telkenjare de hoofdvogels afschiet, de keiharde 7 en 20 km wedstrijden, later veranderd tot 7 km en halve marathon en de laatste twee jaar tot 7 km en 10 mijl, de buitenlandse deelname van vooral Nederlanders en de Engelsen uit Hastings en omstreken, de verbroederingsfeesten die wij telkenjare met de Engelsen houden, de verbroederingsloop van Grijsloke naar Hastings en terug, de persconferenties die soms zeer groots werden opgevat, de feesten waarbij beroemde oude gloriën te gast waren (John Doms, Marcel Vandewattijne, Marc Smet, Frans Herman, Aureel Vandendriessche, Roger Deweer, e.a).

    Verdriet is er ook geweest. Schrijnend was het plots heengaan van ons aller vriend Patrick Vanhouttegem, jonge man nog, in de kracht van zijn leven. Een vijftal oud-bestuursleden hebben ons definitief verlaten, alsook legendarische figuren als daar zijn Henri Bastien en Bill Bailey. Recentelijk nog hebben we getreurd om Werner Lapeau en Maurice Adams. Maar… zó is het leven!
    Zelf heb ik in het bestuur gezeteld tot en met de 23e editie. Nu ben ik nog slechts een enthousiast lid van de Loopclub en een vurige supporter van Dwars door Grijsloke. Laat ik nog vermelden dat er vier boeken van mijn hand verschenen zijn over onze loopkoers, nl. in 1982, 1984, 1997 en 2000. Er bestaan nog enkele honderden exemplaren van. Ik stel ze gratis ter beschikking van eenieder die dit jaar lid wordt van Loopclub Grijsloke. Op simpele aanvraag te bekomen bij mij:
    Kris Vansteenbrugge, Sint-Denijsestraat 191B, 8500 Kortrijk;
    tel. 056-215944; e-mail:
    kris.vansteenbrugge@skynet.be
    ; www.bloggen.be/kris. 

    Op 12 februari 2006 incasseerde Dwars door Grijsloke de zwaarste klap uit haar bestaan, een klap die naar vele insiders vermoedden niet meer zou te boven gekomen worden. Die dag overleed plots en onverwacht Roger Dejonghe. Hij was de echtgenoot van Claudine (Mevrouw Dejonghe). Hij was degene die in Grijsloke werkelijk de touwtjes in handen had. Hij was de grote man achter de schermen. Roger was de grootste VIB die ik gekend heb: Vriendelijk, Intelligent en Bescheiden. Dat er geen vriendelijker en gastvrijer mens bestond dan Roger weet eenieder die ooit bij hem thuis is geweest. Ik kende hem al van in de lagere school: een superbegaafde leerling, een primus perpetuus. Zijn bescheidenheid was spreekwoordelijk: onder geen beding wenste hij zijn naam vermeld te zien in verband met Dwars door Grijsloke, hij bleef immer op de achtergrond werken, zonder ooit zijn woning te verlaten, dag in dag uit, iedere dag van het jaar, werken voor Dwars door Grijsloke. Nu hij er niet meer is kan hij het mij niet meer kwalijk nemen dat ik dit over hem schrijf… Hij is gestorven aan zijn schrijftafel met de pen in de hand, terwijl hij uitnodigingen aan het schrijven was voor een bedankingsfeestje voor alle medewerkers van Dwars door Grijsloke.

     

    Na het verlies van haar dierbare echtgenoot en na Dwars door Grijsloke gedurende vijftien jaar op een perfecte manier geleid te hebben, begon voor Claudine het voorzitterschap zwaar te wegen. Velen vreesden dat dit het einde zou betekenen voor Dwars door Grijsloke. Wie zou immers ooit in staat zijn om de taak van het duo Roger en Claudine over te nemen? En wat blijkt? Wéér zijn de goden ons genadig. Niet minder dan vijf nieuwe talentrijke kandidaat-bestuursleden stonden klaar om de “oude garde” te vervoegen. Die oude garde bestond uit nog amper drie man: Hubert Algoet, die al 25 jaar zorgt voor de geluidsinstallatie en de videoreportages (de enige die er in 1981 al bij was), trainer Gilbert Terras en “manusje-van-alles” Paul Vandenberghe. Eén van de vijf nieuwe bestuursleden is Gerrit Glabeke. Hij is nu de nieuwe voorzitter, een man die over de capaciteiten beschikt om Dwars door Grijsloke ook in dit nieuwe tijdperk – het computer-tijdperk! – op hoog niveau te houden. Hij is de man die na Lucien Van Lancker (1981-1990) en na Roger & Claudine Dejonghe (1991-2005) ongetwijfeld de legende van Dwars door Grijsloke zal ingaan. Net zoals in 1981 bestaat het bestuur van Dwars door Grijsloke op heden, 25 jaar later, uit negen man: Gerrit Glabeke, Marc Calant, Mieke Vanwijnsberghe, Patrick Debruyne, Paul Van Elstraete, Hubert Algoet, Gilbert Terras, Paul Vandenberghe en last but not least (het weze dan in een erepost) onze “engelbewaarder” Claudine Dejonghe-Spileers, onze ere-voorzitster, die niet te beroerd is om in het clublokaal de pintjes klaar te zetten voor de moegetrainde lopers van Loopclub Grijsloke, iedere zondagmorgen vanaf 9.00 uur.

     

    En hoe is het gelopen? Dwars door Grijsloke is vorig jaar onverstoord doorgegaan op zijn elan. De nieuwe ploeg blijkt al even goed van aanpakken te weten als de oude garde. Wat maar weer eens bewijst dat niemand echt onmisbaar is op dit "ondermaanse". Zal het dan toch waar wezen dat Grijsloke niet klein te krijgen is?

    Alvast tot ziens, aan de start van de 27e Dwars door Grijsloke op zaterdag 25 augustus a.s.

     

    Kris

    16-07-2007 om 00:00 geschreven door Kris Vansteenbrugge  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    11-07-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Over de Heuvelenloop en... Puk.

    De top van de Paardenberg ligt midden in het Grandvalbos. De weg is hier slechts een smal aarden pad en iemand inhalen is hier bijna onmogelijk. Ik wil maar zeggen dat ik mij heb laten verrassen in dat bos en dat ik daar de eerste punten voor het bergklassement aan mijn neus heb zien voorbijgaan. De doortocht door het Grandvalbos was overigens het mooiste stuk van de hele Tolardrieheuvelenloop. Ik heb het er eerder over gehad dat hier hyacinthen groeien, maar hyacinthen zijn voorjaarsbloemen en die bloeien alleen in de lente. Wat hier bloeit is de anemoon. Deze bloem, in tegenstelling tot de hyacinth, dankt haar naam niet aan een mythologische figuur, maar niettemin bestaat er een mythologisch verhaal dat haar ontstaan verklaart. Jawel, eveneens uit de Griekse mythologie. Het verhaal heeft te maken met Adonis, de mooie jongeling op wie de liefdesgodin Aphrodite dodelijk verliefd was. Maar de jaloerse god Ares, met wie Aphrodite een verhouding had, vermomde zich tijdens een jachtpartij in een wild zwijn, en in die gedaante verwondde hij Adonis dodelijk. Aphrodite weende overvloedig terwijl het bloed van de geliefde zieltogende jongeling wegvloeide in de richting van de onderwereld. En waar het bloed van Adonis de aarde doordrenkt had, begonnen bloemen te groeien: anemonen. Sommigen beweren dat uit het bloed van Adonis rozen opbloeiden en dat de anemonen groeiden op de plaats waren de tranen van Aphrodite de aarde hadden bevochtigd...

    Zowel op de Beerbosheuvel als op de Geitenberg heb ik revanche genomen. Daarmee was de bergprijs binnen: een krop sla, een courgette en een bundel worteltjes, geschonken door boer Louis Glorieux, “brother Louis” dus. Eenmaal voorbij de top van de Geitenberg ging het met mij evenwel bergaf, letterlijk en figuurlijk. Het hart en de longen konden de laatste kilometers ongetwijfeld nog wel aan, maar de benen lieten het afweten. In de sprint naar de aankomst, aan de kazerne, was Dirk Vanneste heer en meester.

    Tot daar dus het relaas over de Tolardrieheuvelenloop van 8 juli laatstleden. En nu wil u misschien ook graag weten of ik nog iets vernomen heb van zuster Puk van Houwelingen – u herinnert zich ongetwijfeld het geheimzinnig telefoongesprek van 8 juni? – Welnu, ze heeft niets meer van zich laten horen. Mocht daar nog verandering in komen, dan laat ik u dat weten, zonder fout. Ik beloof het u op mijn eerste communiezieltje.

    11-07-2007 om 21:26 geschreven door Kris Vansteenbrugge  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    09-07-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Nummer 25.

    Zorg ervoor beste lezer dat u niet doelloos rondzwalpt op deze aarde, dat u een doel hebt in het leven, en vooral u, beste oudere lezer: het houdt een mens jong! Sinds ik mij tot doel heb gesteld tweemaal per week een verhaal te schrijven uit de Griekse mythologie – trouwe lezers van mijn blog weten dat het op 18 mei l.l. was – heb ik het verouderingsproces gevoelig afgeremd. Aanvankelijk was ik wel een beetje bang dat ik het tempo van twee per week niet zou kunnen volhouden maar, wel in tegendeel, ik loop al vijf à zes weken voor op het schema. Zopas heb ik mijn vijfentwintigste verhaaltje geschreven! Het gaat over de eeuwig schone slaper Endymion en over Oineus, de eerste sterveling die leerde wijn maken.

    Velen van mijn lezers zullen mogelijkerwijze nooit over Endymion gehoord hebben en misschien geldt dat ook voor Oineus, al is het woord “oinologie” – of oenologie, d.i. wijnkunde – hun misschien niet helemaal onbekend. Maar dat er een verband bestaat tussen beide mythologische figuren, dat zal welhaast niemand weten. En... eerlijk gezegd, ik wist het ook niet, vóór ik dit verhaal schreef. Ik kwam er achter toen ik ging grasduinen in de stamboom van Oineus: Endymion was zijn betoudovergrootvader... Een gelegenheid dus om beiden in één verhaal te behandelen.

    Ik besef maar al te zeer, beste trouwe lezer, dat op dit ogenblik uw interesse in de hoogste mate gewekt is, dat u op het puntje van uw stoel zit te popelen om meer te vernemen over Endymion en Oineus. Het zou onmenselijk zijn om u nog vijf à zes weken te laten wachten tot het verhaal verschijnt op  www.bloggen.be/dzeus . Het zou niet goed zijn voor uw gezondheid, u zou erdoor in stress kunnen geraken. Daarom laat ik het hier volgen, verhaal nummer 25 – een zilveren jubileum – over Endymion en Oineus.

     

    We beginnen dit verhaal bij Endymion. Hij was een zoon van Zeus en van een nimf. Hij woonde in Elis, in het noordwesten van de Peloponnesos. Hij trouwde en had vier zonen. Op een warme zomerdag trof Selene de maangodin, hem aan, naakt slapend in een grot. Selene is een dochter van het titanenkoppel Hyperion en Theia en tevens een zuster van Eos de dageraad en van Helios de zonnegod. De nochtans koele godin werd op slag tot over de oren verliefd op de knappe jonge man. Ze vleide zich tegen hem aan en overlaadde hem met kussen. Dit geluk zou eeuwig moeten blijven duren, dacht ze, en ze smeekte Zeus haar geliefde onder te dompelen in een nooit eindigende slaap, opdat hij nimmer oud zou worden en aldus zijn knap uiterlijk voor altijd zou blijven behouden en zij hem ongestoord iedere dag zou kunnen bezoeken en liefhebben. En Zeus willigde haar verzoek in...

    Aitolos, een van de zonen van Endymion vestigde zich aan de andere kant van de Korintische Golf, in het zuidwesten van het Griekse vasteland. De streek werd naar hem genoemd: Aitolië. Aitolos’ zoon Kalydon stichtte er later de gelijknamige stad, Kalydon dus. De meest bekende koning van deze stad is Kalydons achterkleinzoon Oineus. Deze was gehuwd met Althaia, dochter van zijn neef Thestios. Drie kinderen van Oineus spelen een hoofdrol in verhalen die behoren tot de meest spannende uit de Griekse mythologie: het zijn Meleager, Deianeira en Tydeus. We zullen u die verhalen niet onthouden.

    Maar eerst iets over Oineus. Er was geregeld goddelijk bezoek aan het koninklijk hof in Kalydon. De hoge bezoeker was Dionysos, de god van de wijn, bij wie alle geneugten des levens hoog in het vaandel stonden. Of Oineus dan zulke goede maatjes was met de god? Welnee. Dionysos kwam in de eerste plaats voor Aithra, die hij het hof maakte. Had Oineus dat niet in de gaten? Zeer zeker wel, maar Oineus tolereerde het overspel van zijn echtgenote. Hij deed of hij niets merkte en telkens als de god op bezoek kwam trok hij zich bescheiden terug op zijn akkers. Dionysos wist deze handelwijze van Oineus zeer naar waarde te schatten. Uit erkentelijkheid leerde hij Oineus hoe hij uit druiven wijn kon maken, een kunst die tot dan toe enkel voorbehouden was aan de goden. En via Oineus heeft deze kennis zich verder verbreid over het mensdom. De oinologie – ook oenologie of enologie genoemd – , de leer van de wijn en de wijnbouw, we hebben het te danken aan de god Dionysos en aan Oineus, de tolerante koning van Kalydon, die niet te beroerd was om al eens een oogje dicht te knijpen...

     

    U bent ze nooit eerder tegengekomen, Endymion en Oineus? Natuurlijk wel! U hebt er alleen geen acht op geslagen. Begeef u in een massa mensen en alleen diegenen zullen u opvallen die men u eerder al heeft voorgesteld. En vermits u nu kennis gemaakt hebt met Endymion en Oineus is de kans groot dat u ze weer ergens tegenkomt, nog voor het jaar 2007 ten einde zal zijn, en dat u zegt: “ik ken u Endymion, gij zijt toch die schone slaper, en u Oineus, gij zijt toch degene aan wie de mens de kunst van het wijnbereiden te danken heeft!”

    09-07-2007 om 11:41 geschreven door Kris Vansteenbrugge  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)


    Foto

    Wenst u mijn memoires te lezen: u kan het boek lenen in de bibliotheek of kopen. Voor alle inlichtingen: zie op 4 juni 2007 onder de titel "O jerum, jerum, jerum...: een hit!"

    O jerum jerum jerum…

    Mijn memoires

    (2006, 206 p., 17,95 €)

    Te bestellen via mail:

    kvansteenbrugge@gmail.com

    (geen verzendkosten)


    Foto

    Mijn nieuwste boek "Uit het schuim (van de zee)", de Griekse mythologie in 136 verhalen, 402 p., kan besteld worden via mail (kvansteenbrugge@gmail.com) of via mijn telefoonnummer 056.215944. Prijs: 18,95 euro (er hoeven geen verzendkosten betaald te worden).
    Lees iedere maandag en iedere vrijdag een nieuw verhaaltje uit de GRIEKSE MYTHOLOGIE op www.bloggen.be/dzeus

    Gastenboek

    Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek


    Blog als favoriet !



    E-mail mij

    Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.


    Gastenboek
  • Een maandag middag bezoekje
  • Goedemiddag blogvrienden u bent van harte welkom
  • groetjes
  • Ben is op bezoek geweest. (I like it)
  • goede morgen

    Druk oponderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek


    Zoeken in blog


    Liefdesgedichtje

    Mijn lief,
    'k wil me vermeien
    in je tepelhoven,

    een huisje bouwen
    op je venusheuvel
    van satijn.

    'k Wil in 't putje
    van je navel toeven
    en altijd bij je zijn.


    E-mail mij

    Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.


    Beoordeel dit blog
      Zeer goed
      Goed
      Voldoende
      Nog wat bijwerken
      Nog veel werk aan
     



    Blog tegen de wet? Klik hier.
    Gratis blog op https://www.bloggen.be - Meer blogs