Foto
Foto
Foto

O jerum jerum jerum…

Mijn memoires

(2006, 206 p., 17,95 €)

Te bestellen via mail:

kvansteenbrugge@gmail.com

(geen verzendkosten)

Odysseus op Aiaia
De omzwervengen vanOdysseus
(2013, 100 p., 11,45 €)
Te bestellen via mail
kvansteenbrugge@gmail.com
(geen verzendkosten)
Mijn nieuwste boek "Uit het schuim (van de zee)", de Griekse mythologie in 136 verhalen, 402 p., kan besteld worden via mail (kvansteenbrugge@gmail.com) of via mijn telefoonnummer 056.215944. Prijs: 18,95 euro (er hoeven geen verzendkosten betaald te worden).
Foto
Bezoek Zerar op www.bloggen.be/zerar

VERHAALTJES UIT DE GRIEKSE MYTHOLOGIE:
www.bloggen.be/dzeus
elke maandag en elke vrijdag een nieuw verhaal!

Inhoud blog
  • Proficiat Joe!
  • Waarde lezer van mijn blog...
  • Bibliografie
  • Luchtgitaar
  • Met een klare kijk en... veertig jaar later.
  • Brief aan vier miljoen lezers.
  • Frans De Smet overleden.
  • Recente Tack.
  • Roger Tack
  • Ouessant schapen en digitalis.
  • Drie onbekende Vlamingen
  • Gelukkig Nieuwjaar.
  • NIET ONBELANGRIJK INTERMEZZO
  • De geschiedenis van Dwars door Grijsloke en Loopclub Grijsloke (38)
  • De geschiedenis van Dwars door Grijsloke en Loopclub Grijsloke (37)
  • De geschiedenis van Dwars door Grijsloke en Loopclub Grijsloke (36)
  • De geschiedenis van Dwars door Grijsloke en Loopclub Grijsloke (35)
  • De geschiedenis van Dwars door Grijsloke en Loopclub Grijsloke (34)
  • De geschiedenis van Dwars door Grijsloke en Loopclub Grijsloke (33)
  • De geschiedenis van Dwars door Grijsloke en LoopclubGrijsloke (32)
  • De geschiedenis van Dwars door Grijsloke en Loopclub Grijsloke (31)
  • De geschiedenis van Dwars door Grijsloke en Loopclub Grijsloke (30)
  • De geschiedenis van Dwars door Grijsloke en Loopclub Grijsloke (29).
  • De geschiedenis van Dwars door Grijsloke en Loopclub Grijsloke (28)
  • De geschiedenis van Dwars door Grijsloke en Loopclub Grijsloke (27)
  • De geschiedenis van Dwars door Grijsloke en Loopclub Grijsloke (26)
  • De geschiedenis van Dwars door Grijsloke en Loopclub Grijsloke (25)
  • De geschiedenis van Dwars door Grijsloke en Loopclub Grijsloke (24)
  • Santiago de Compostella.
  • De geschiedenis van Dwars door Grijsloke en Loopclub Grijsloke (23)
  • De geschiedenis van Dwars door Grijsloke en Loopclub Grijsloke (22)
  • De geschiedenis van Dwars door Grijsloke en Loopclub Grijsloke (21)
  • BIBLIOGRAFIE
  • De geschiedenis van Dwars door Grijsloke en Loopclub Grijsloke (20)
  • De geschiedenis van Dwars door Grijsloke en Loopclub Grijsloke (19)
  • De geschiedenis van Dwars door Grijsloke en Loopclub Grijsloke (18)
  • De geschiedenis van Dwars door Grijsloke en Loopclub Grijsloke (17)
  • Mijn laatste drie boeken...
  • De 33e Dwars door Grijsloke.
  • De geschiedenis van Dwars door Grijsloke en Loopclub Grijsloke (16)
  • Europa en de eurobiljetten.
  • Het eerste blogboek.
  • De geschiedenis van Dwars door Grijsloke en Loopclub Grijsloke (15).
  • De geschiedenis van Dwars door Grijsloke en Loopclub Grijsloke (14)
  • De geschiedenis van Dwars door Grijsloke en Loopclub Grijsloke (13).
  • Epocriet.
  • De geschiedenis van Dwars door Grijsloke en Loopclub Grijsloke (12).
  • Een bestseller.
  • De geschiedenis van Dwars door Grijsloke en Loopclub Grijsloke (11)
  • EEN PERFECT CADEAU.
  • De geschiedenis van Dwars door Grijsloke en loopclub Grijsloke (10).
  • De geschiedenis van Dwars door Grijsloke en Loopclub Grijsloke (9).
  • De geschiedenis van Dwars door Grijsloke en Loopclub Grijsloke (8).
  • De geschiedenis van Dwars door Grijsloke en Loopclub Grijsloke (7).
  • De geschiedenis van Dwars door Grijsloke en Loopclub Grijsloke (6).
  • De 31e Dwars door Grijsloke.
  • De geschiedenis van Dwars door Grijsloke en Loopclub Grijsloke (5).
  • Quizzzz.
  • De geschiedenis van Dwars door Grijsloke en Loopclub Grijsloke (4).
  • Vijf jaar geleden.
  • Uit het schuim van de zee.
  • De geschiedenis van Dwars door Grijsloke en Loopclub Grijsloke (3).
  • De geschiedenis van Dwars door Grijsloke en loopclub Grijsloke (2).
  • De geschiedenis van Dwars door Grijsloke en Loopclub Grijsloke (1).
  • Toneelschrijven: een lucratieve zaak.
  • MYTHOLOGISCH BLIJSPEL.
  • Waarom?
  • ZEVERARIJ...
  • Panta rei.
  • Februari.
  • Januari-dialoog.
  • Pietje van 't Hazegras.
  • Niveaus.
  • Onze lieve Heeren.
  • Nieuwjaarsgedichtje.
  • Oudejaarsgedichtje.
  • Over Kerstmis, de paus en Zeyneppeke.
  • Acribie.
  • Reactie op Oostends verhaal.
  • Oostende.
  • Tantezegger.
  • Gravensteenfeesten met Valeer en Freddy, maar... zonder Mico.
  • Cassandra d'Ermilio.
  • Academische zitting!
  • Allerheiligengedicht.
  • Econoshock (brief aan J. Vanlichtervelde).
  • Brief aan W.D.: over azijn, kanker en mitochondriën.
  • Gedichtje voor mijn Tony.
  • Spelenderwijs, godverdomme.
  • Bravo, Jean-Luc!
  • Het antwoord van de filosoof.
  • Brief aan Jan Bauwens, over kunst.
  • En nu: directeur!
  • Gearriveerd (foto)
  • Brief aan Willy Debyser.
  • Reis naar Griekenland (stripverhaal).
  • Afscheid van het Revalidatiecentrum.
  • Wondjes likken...
  • De 28e Dwars door Grijsloke: afgang van de macho's.
  • Tante Sidonie in Peking.
  • Duivensport olympisch?
  • Loezen en flamoezen.
  • Goed nieuws.
  • Grijslokes Olympische maagden.
  • Ronde van Frankrijk.
  • De krant van 18 juli 1940.
  • Gaarne uw mening, Jack.
  • Bauwens over Boonen.
  • De mammelokker.
  • Gisteren was het achtenzestig jaar geleden dat...
  • Plagiaiku's.
  • Brief aan een collega.
  • Ik ga nog even door.
  • Over toebrouks en snelzeêkers.
  • De haan en de high-koe.
  • Het Laatste Nieuws.
  • Het cordon, schematisch.
  • Brief aan Marc Vanhoye.
  • Bloch.
  • Achilleus' wraak (To Margos).
  • Over Hugo Claus, Alzheimer en euthanasie.
  • De nacht van de geschiedenis.
  • Vrije meningsuiting.
  • Griekse mythologie.
  • Professor Sebruyns.
  • Vera Janacopoulos.
  • Valentijn.
  • Schone Kunsten.
  • Het cordon doorbroken.
  • "Een brief... professor".
  • Theseus en Prokroustes.
  • Aan al mijn lezers...
  • Het mooiste kaartje kwam van de vrederechter.
  • Over dokter Deberdt (uit "Meneer Doktoor").
  • Leo Vantorre.
  • Leo Debudt.
  • Fragment uit "De bezetting van het Gravensteen" door Buth.
  • Eigen schuld.
  • Professor Vandendriessche.
  • Nog een brief aan Jack Vanlichtervelde.
  • Joseph uit de Gekko.
  • De foto...
  • Freddy Strumane is weer in 't land: fotoreportage.
  • Brief aan de praeses van moeder Laetitia.
  • Brief aan Jack Vanlichtervelde.
  • november: allerheiligenmaand.
  • Lompe boerkes.
  • Rommelaere & co.
  • Percussieve sublimatie.
  • Het symposium van 3 oktober.
  • Emeriti, Eelbode en Glam.
  • Gesplitst.
  • Justine Henin.
  • Uit het dagboek van Jack Vanlichtervelde.
  • Krantenkop.
  • Gedicht voor Annelies.
  • Nabeschouwingen bij de 27e Dwars door Grijsloke.
  • 2000: GRIJSLOKE 2000 (verzameld werk over Grijsloke)
  • Het woordje van de stichter.
  • Over de Heuvelenloop en... Puk.
  • Nummer 25.
  • Over twee neuropsychiaters.
  • Tollardrieheuvelenloop te Kooigem op 8 juli 2007.
  • Brief aan Jan Bauwens.
  • Zuster van Houwelingen.
  • O jerum jerum jerum...: een hit!
  • Tony 65.
  • Verjaardagen.
  • Goed nieuws en slecht nieuws.
  • (vervolg)
  • (vervolg)
  • Ameland.
  • Darwin of God?
  • Voilà.
  • De krant van 6 april.
  • Het einde komt in zicht.
  • Bij Kalypso.
  • Anzegem en Grijsloke te boek.
  • Feinsin.
  • Het afscheidsmaal.
  • Odysseus praat met de schimmen.
  • Een avondje Gent.
  • In het rijk der doden.
  • Vertrekkensklaar voor de onderwereld.
  • 365 dagen later.
  • Een jaartje geduld...
  • De Gouden Poort.
  • Spectaculaire ontwikkelingen op Aiaia.
  • Op mijn plaats gezet.
  • Brief aan professor van Togenbirger.
  • Meer over Odysseus.
  • Odysseus, ja of neen?
  • De trilogie.
  • De schone dagen van Sint Jan.
  • Bij mijn vriend Raymond Creus.
  • Jack Vanlichtervelde.
  • Malthus.
  • Nieuwjaarsgedichtje.
  • Beste wensen.
  • Over leugens en onzin.
    {TITEL_VRIJE_ZONE}
    Zoeken met Google


    Willekeurig Bloggen.be Blogs
    geniet
    www.bloggen.be/geniet
    DE GRAVENSTEENFEESTEN WAREN WEER GOED DIT JAAR! IO VIVAT!
    Gedichtje:

    Mijn Gent

    Je was mijn ál:
    mijn moederborst,
    mijn bierkanaal.

    Mijn knusse woon,
    mijn vaste stek,
    mijn dierbaar oord.

    Mijn jongensdroom,
    mijn wijsheidsbron,
    mijn levensschool.

    Mijn plantentuin,
    mijn Bijloke
    en mijn Rozier.

    Mijn Aula en mijn Brug,
    mijn Amber
    en mijn Nat King Cole.

    Mijn stoverij met friet,
    mijn Meiresonne,
    mijn Kuiperskaai.

    Mijn studentenclub,
    mijn bleke maan,
    mijn Gravensteen.

    Mijn stad,
    waaruit ik
    ál mijn heimwee put.

    Mijn Gent!

    Willekeurig Bloggen.be Blogs
    cat4u
    www.bloggen.be/cat4u
    Blog als favoriet !
    Startpagina !
    Mijn favorieten
  • bloggen.be
  • grijsloke.be
  • Willekeurig Bloggen.be Blogs
    sxgaming
    www.bloggen.be/sxgamin
    Een piepklein liefdesgedichtje.

    'k Zou je willen kussen.

    'k Zou je zoveel keren
    willen kussen
    als er sterren
    aan de hemel staan,
    als er korrels liggen
    op het strand,
    ... en nog veel meer.
    Willekeurig Bloggen.be Blogs
    tvlot4b
    www.bloggen.be/tvlot4b
    Foto
    Beoordeel dit blog
      Zeer goed
      Goed
      Voldoende
      Nog wat bijwerken
      Nog veel werk aan
     
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto

    Vrouwelijke BV's:
    (mijn TOP 3)
    1. Tanja Dexters
    2. Tine Van den Brande
    3. Annelies Beck
    4. Esther Sels
    5. Annelies Rutten (ik kan maar geen geschikte foto van haar vinden; ik wacht dus maar tot ze er mij zelf een stuurt)

    Willekeurig Bloggen.be Blogs
    jnr
    www.bloggen.be/jnr
    Willekeurig Bloggen.be Blogs
    birdierik
    www.bloggen.be/birdier

    Het toneelstuk "DE TWISTAPPEL" is een dolle klucht die gaat over de oorsprong van de Trojaanse oorlog. Voor inlichtingen: www.bloggen.be/kris/archief.php?ID=855455  of mail kris.vansteenbrugge@skynet.be .

    SCHRIJVELARIJ
    over: GENT, GRAVENSTEEN, GRIEKENLAND, GRIJSLOKE, GEZONDHEID, GENEESKUNDE, GEHOOR, G-PLEK.
    ...........Voor verhaaltjes uit de Griekse mythologie, surf naar www.bloggen.be/Dzeus ...........Voor recente cursiefjes, surf naar www.bloggen.be/pierpont ...........PICTAIKU'S (de allernieuwste kunstvorm) vindt u op www.bloggen.be/pictaiku
    04-05-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Ameland.

    De boot brengt u in drie kwartier van Holwerd (Friesland) naar het Waddeneiland Ameland. Het eiland is langwerpig en er liggen vier dorpen op een rijtje, samen drieduizendvierhonderd inwoners, plus nog tien keer zoveel toeristen. De dorpen zijn, van West naar Oost: Hollum, Ballum, Nes en Buren. Hollum heeft het grootste aantal inwoners van de vier en daar staat ook de Amelander vuurtoren, één van de allergrootste vuurtorens: hij “draagt” zowat honderd kilometer ver! Aan het strand van Hollum speelde zich op 14 augustus 1979 een drama af: bij het uitvaren van de reddingsboot, die toen nog door paarden werd getrokken, kwamen acht paarden om door verdrinking. Het eiland was in rouw en tegenover de plek waar de boot uitvoer werd toen in de duinen een monument opgericht ter nagedachtenis van de dieren. Ballum is met iets meer dan driehonderd inwoners het kleinste dorp maar dáár staat het gemeentehuis van Ameland en er is zelfs een vliegveld. Nes is qua inwoners iets kleiner dan Hollum, maar het is niettemin de “hoofdstad” van het eiland en het bezit de haven, die dient voor de verbinding met het vasteland. Het meest oostelijk dorp is Buren, eerder bescheiden, maar waar zich één van de grootste tragedies heeft afgespeeld. Dat vertel ik u aan ’t einde van dit betoog...

    Tijdens het verlengd week-end van één Mei verbleven we in “Hotel Nes” in het gelijknamig dorp aan de Strandweg, nummer 39. De uitbater van ’t hotel is een zeer innemend man. Lijkt als twee druppels water op Fawlty uit Fawlty Towers. Maar het wás Fawlty niet. Hij bleek Veenstra te heten, Wietse Veenstra, al had hij geen uitstaans met zijn bekende voetballende naamgenoot. Hotel Nes is zeker aan te bevelen. Vriendelijk onthaal, verzorgd ontbijt in een gezellige eetzaal, niet al te prijzig en – voor zover ik dat heb kunnen beoordelen – allemaal leuke comfortabele kamers. Behalve één, kamer 12, tenminste als je die als koppel toegewezen krijgt. Die kamer is ongetwijfeld bedoeld als “één-persoons” en het bed is navenant. U raadt het: die kamer is mijn vrouw en mij te beurt gevallen. Ik schrijf dit niet om hotel Nes een blaam te geven. Integendeel, ik wens het hotel ten zeerste aan te bevelen. Ik wil u alleen maar waarschuwen, beste lezer: vermijd kamer 12 als u er met uw partner uw intrek wil nemen, tenzij u houdt van super-knus.

    Ameland is overigens pure weelde. Prachtige oude Friese huizen alom. Talloze soorten water- en andere vogels zorgen ervoor dat de vogelaars méér dan aan hun trekken komen. Prachtige zandstranden en duinen en wandel- en fietspaden. ’t Allen kante weidende schapen en lammetjes: een aandoenlijk tafereel waarbij menig tourist zichzelf belooft nimmer meer lamsvlees te eten. Al wordt dat laatste wel rijkelijk geserveerd in de Amelandse restaurants... Aan restaurants, hotels en café’s overigens geen gebrek op dit eiland. Er is geen twijfel mogelijk: iedereen leeft hier goed van de tourist.

    In Nes staat een standbeeld van kardinaal de Jong, die aartsbisschop van Utrecht was in het midden van de vorige eeuw. De kardinaal is in dit dorp geboren en er is hier een school die naar hem genoemd is en uiteraard een straat, alsook menig “etablissement”. Een groot deel van de bevolking draagt hier overigens de naam  de Jong, en alle de Jongs met wie ik gesproken heb beweren van ver of van nabij verwant te zijn aan de kardinaal. Eén antwoordde bevestigend en met overtuiging op de vraag of hij een “afstammeling” was van de kardinaal. Laten we hopen dat hij zich vergist...

    Wenst men zich een idee te vormen over de typische persoonsnamen in een bepaalde streek, dan kan men best een bezoek brengen aan het plaatselijk kerkhof. Ik heb er een bezocht, in Nes: groot, maar tegelijkertijd zéér sober. Typische Friese namen eindigen op “ga”, “ma” en “stra”, zoals in Kammenga, Baarsma, Hoekstra. Talrijk zijn hier de Adema’s en de Scheltema’s. Ik herinner mij uit mijn middelbare schooltijd een Nederlandse schrijver, genaamd Adema van Scheltema. Dat zal ongetwijfeld een Fries geweest zijn, een dubbele zelfs. Een beetje gekke naam vond ik Fopke Foppema, en ook Poppe Poppema. En Tetsje Spleet... Merkwaardigerwijze dragen hier verscheidene grafstenen opschriften die je eerder in Vlaanderen zou verwachten: Olivier, Polet en Schots.

    Ik zou de Amelander tekort doen als ik hier geen gewag zou maken van zijn vriendelijkheid in de omgang. Al zaten we met “humor” niet altijd op dezelfde golflengte. Meer dan eens werd ik doodernstig genomen als ik iets grappigs bedoelde. Maar ook het tegenovergestelde heeft zich voorgedaan. In het restaurant “Het Witte Paard” nog wel. Toen het meisje de borden kwam weghalen, merkte ik doodserieus op dat in het mijne nog een stuk zalm lag dat ik nog wenste op te eten. Ze vond dat blijkbaar een goede grap, ze moest er hartelijk om lachen en ze nam het bord tóch mee. Ik drong aan, maar toen moest ze nog harder lachen. Naar dat stukje zalm kon ik wel fluiten. Misschien maar goed ook: ik had toch al tevéél gegeten. Overigens een uitstekend restaurant. Nimmer beter gegeten in mijn leven. Wat is het grootste aantal sterren dat aan restaurants toegekend wordt? Vijf? Welaan dan, vijf!

    Maar... lekker uitgebreid eten en gezonde bloedvaten gaan meestal niet samen, of je moet net doen als ik: iedere dag honderd milligram acetylsalicylzuur en een halfuurtje joggen. De zachte zandgrond van Ameland is ideaal voor joggers, zeker voor de wat ouderen bij wie de knoken al wat stram worden. Je maakt er als jogger heerlijke dingen mee in de duinen: konijntjes die voor je voeten wegspringen, paarden die achter de omheining een eindje meedraven en Mien, die haar ogen de kost geeft. Een ouwe baas en een dikke troela kruisten fietsend mijn pad. De dikke troela had blijkbaar wat teveel aandacht voor mij en wat te weinig voor haar stuur... Neen, beste lezer, er kwam geen valpartij van, want de oude baas kon dat nog net voorkomen. Ik hoorde hem zeggen: kijk uit waar je rijdt, Mien, anders gaat het geheid mis! Ik riep nog snel: hou haar maar goed in de gaten, baas! En terwijl hij achter een duin verdween hoorde ik hem nog terugroepen: nou!

    Rest nog de tragedie van Buren: een drama in Griekse stijl. Het Oerd is een uitgestrekt onbewoond duinengebied, ten oosten van Buren. Héél vroeger was hier een dorp: Oerd. Daar woonde een oude schippersweduwe met haar zoon Sjoerd. Zij heette Rixt, een courante naam op Ameland. Haar man had zijn leven gelaten op zee en Rixt leidde een armoedig bestaan. Ze leefde van hetgeen ze vond op het strand: allerlei zaken die vanuit de zee aanspoelden en afkomstig waren van vergane schepen. Toen Sjoerd een volwassen jongeman was geworden, verliet hij zijn moeder en ging varen, zoals zijn vader. Voor Rixt brak nu een droevige tijd aan, en omdat het strandjutten almaar minder opbracht besloot ze het lot een handje toe te steken. Met een lichtgevende lantaarn ging ze bij nachte op de hoogste duin van ’t Oerd staan om alzo de schippers in de waan te brengen dat ze een veilige haven naderden. Door die kwade streek van Rixt – of Ritskemooi, zoals ze ook werd genoemd – strandde op een nacht een schip en het verging met man en muis. Talloze waardevolle zaken spoelden aan op het strand van Oerd. De buit zou Ritskemooi in staat stellen rijkelijk te leven tot aan het eind van haar dagen. Op het strand lag ook het lijk van een jonge schipper. Rixt ging het lijk inspecteren om te zien of het geen kostbare ring om de vinger droeg, die ze kon buitmaken. Maar wie beschrijft haar vertwijfeling en haar afgrijzen, toen ze merkte dat het dode lichaam dat van haar zoon Sjoerd was! Ze sloeg haar armen in de lucht en huilend als een bezetene holde ze door de duinen van het Oerd.  Jaren lang heeft ze rondgedwaald en erbarmelijk klonk haar wanhopig geroep en geweeklaag om haar zoon die zijzelf de dood had ingejaagd. En ook heden ten dage nog, zo wordt beweerd, hoort men hier vaak bij nachte, als de wind in alle hevigheid over ’t Oerd blaast, de stem van Ritskemooi: Sjoe-oe-oe-oerd... In Buren heeft men haar een standbeeld gegeven en er is een gedenkplaat waar in dichtvorm de geschiedenis van Ryxt van ’t Oerd, alias Ritskemooi, is weergegeven:

     

    Ritskemooi

     

    Eeuwen geleden als landpirate tot alles in staate.

    Met noodweer stond dat oude boze wicht

    op ’t Oerderduin met vals verleidend licht.

    Liet schepen zo uit de koers te pletter slaan,

    om te roven uit armoe, om voortbestaan.

    “Haar Straf”, op het hoge duin van ’t Oerd,

    ’t vergaan van ’t schip met haar zoon Sjoerd.

    Van ellende, ach en wee, verdween z’in zee.

    Nog klinkt bij storm de stem over het Oerd

    van Ritskemooi, die roept om Sjoe-oe-oe-oerd.

     

    Het was aanvankelijk mijn bedoeling dit verhaal af te sluiten met het gedicht van Ritskemooi, ware het niet dat deze verkwikkende reis nog enigszins in mineur is geëindigd. Ook dát wil ik u niet onthouden.

    Op de terugweg werd halt gehouden in de mooie stad Leeuwarden. Ik heb u nog niet verteld dat we met zijn vieren waren: mijn vrouw en ik, samen met mijn schoonbroer en diens echtgenote. We zaten rustig een Duvel te drinken – de vrouwen een koffie – op een gezellig plein. Een hyperkinetisch knaapje van een jaar of drie liep er te zwaaien met een soort vlagge(n)stokje en... pats, in het oog van mijn zwagerin. Ze slaakte een gil van de pijn, waarop de moeder van het aapje kwam aangevlogen. Of het ernstig was? ’t Gaat wel, zei mijn zwagerin. De moeder leek gerustgesteld. Nou, zei ze, kijk es an. En weg was ze, mét de vervelende snotaap, die de hele commotie anders wel “leuk” scheen te vinden. Nederlanders zijn rad van tong, en staan nooit met de mond vol tanden. Daarom zeggen ze ook vaak “nou” en “kijk es an”: ’t zijn uitdrukkingen die van alles kunnen betekenen. En ach, wat zijn wij Vlamingen toch weinig assertief. ’t Had best wél ernstig kunnen wezen. Er was een “conjunctivale bloeding” in het oog: het wit van het oog was egaal donkerrood en mijn zwagerin had serieus veel pijn. Ik raadde haar aan een tubetje Terracortril oogzalf te halen bij de dichtstbijzijnde apotheek. Ze ging er heen met mijn vrouw. Onverrichterzake keerden ze terug: zonder reglementair voorschrift van de dokter ging het niet. Nederlanders houden zich correct aan de regels. Ach laat maar, zei ik, over een uur of vier zijn we thuis en op die enkele uren zal het wel niet aankomen. Toen we bij de auto kwamen bleek er een bonnetje achter de ruitenwisser te zitten: achtenveertig euro... Door het incident was de ingestelde parkeertijd van anderhalf uur met een tiental minuten overschreden. En ten tweede male: wat zijn ze toch correct in Nederland. En wat moet dit toch een veilig land zijn, waar de politie zo waakzaam is. Het geeft alleszins een geruststellend gevoel. We komen nog vaak terug!

    04-05-2007 om 00:00 geschreven door Kris Vansteenbrugge  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (1)
    25-04-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Darwin of God?

    ‘...Waarom immers zou God niet in staat mogen geacht worden om een proces van evolutie te scheppen? Elk van ons apart evolueert toch ook meestal onmiskenbaar van één bevruchte eicel tot een bijzonder geordend organisme?’  prof. O. van Togenbirger de Waelekens.

     

    Er is de laatste tijd nogal wat te doen geweest rondom de vraag “Darwin of God?” Als ik het goed voorheb schijnen er dus twee strekkingen te zijn die het mensdom verdelen. De enen geloven dat God de mens gemaakt heeft, de zesde dag, de voorlaatste van zijn “scheppingsweek”, zoals de bijbel het voorhoudt: floep, en de mens was er! De anderen geloven dat de mens geleidelijk ontstaan is, als gevolg van een evolutie, alover een eenvoudig, laten we zeggen ééncellig levend wezen, tot het redelijk en redelijk gecompliceerd en getalenteerd wezen dat hij denkt te zijn. Al lijkt die laatste prestatie – die van de “evolutie” – mij een grotere prestatie vanwege de Schepper – of noem het “de scheppende kracht” of “de god” –, toch zijn de zogenaamde creationisten van mening dat we die god te kort doen door het niet letterlijk interpreteren van het scheppingsverhaal.

    Sta mij toe een vraag aan de creationisten neer te schrijven. In welk stadium heeft God de mens geschapen? Als volwassene of als een “jong model” dat hij laat evolueren tot de ideale krachtige man of vrouw en daarna weer involueren tot de zwakke oude grijsaard? Ik schrijf dit allerminst met de bedoeling de Schepper te kleineren. Integendeel. Ik vind die “dynamische prestatie” van God van een hoger niveau dan het “kant-en-klaar afleveren” van de mens. Precies in de evolutietheorie van Darwin herken ik de Schepper op zijn best. Als u het mij dus vraagt – maar u vraagt het mij niet, ik dring mij gewoon op, ik wéét het wel – doen wij God in niets te kort door het niet letterlijk interpreteren van het scheppingsverhaal.

    Een andere vraag is deze: moéten we, of  mógen we, de Schepper danken en aanbidden, vanwege zijn scheppingswerk? Mógen? Natuurlijk wel, antwoord ik dan. Maar moéten? Omdat hij ons het leven gegeven heeft, zeker? Schrik niet, beste lezer, als ik nu met een andere vraag op de proppen kom: heeft hij ons wel degelijk het leven gegeven? Als ik die vraag stel is het omdat mijn “gezond (?) verstand” mij influistert dat “iemand het leven geven” een absurditeit is: ofwel is die iemand er op een gegeven ogenblik (nog) niet en dan kan hem ook niets gegeven worden, óf hij is er wel en dan kan men hem evenmin het leven geven, want dan heeft hij het al... Vráágt de Schepper overigens dat wij hem zouden danken en eren? Dankbaarheid en eerzucht zijn toch “menselijke gevoelens”. Zou God die óók hebben? Dankbaarheid en eerbied, zou hij dát vragen? Denkt hij dááraan? Trouwens, wat zou hij er mee opschieten? Dat kan toch niemand weten. Net zo min als iemand zich een idee kan vormen over de grootte van het heelal of de duur van de eeuwigheid. Beide zijn oneindig en “oneindig” kunnen wij ons niet voorstellen. We weten er niets van. Ook van de schepping weten wij niets. De geleerden, darwinisten en creationisten, durf ik bij deze brandmerken als dwazen. Heeft ooit een wijzer man geleefd dan Socrates? Heeft Socrates niet ooit iets gezegd in de zin van: De enen zeggen “zus”, de anderen “zo”, maar de wijzen twijfelen, en ík, ik wil mij niet van deze laatsten distantiëren?

    25-04-2007 om 00:23 geschreven door Kris Vansteenbrugge  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (1)
    13-04-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Voilà.

    Gedwee en met een zucht hangt Odysseus de was op: een paar beddenlakens, een paar handdoeken en vooral een indrukwekkende hoeveelheid ondergoed van Kalypso. Hij maakt er bedenkingen bij. Hoezeer heeft ze hem negen jaar lang vernederd, vooral op gebied van sex! In ’t begin ging het nog, maar ze ging steeds meer en meer van hem eisen. Er kwam SM van en de sexspelletjes werden hoe langer hoe ingewikkelder. Odysseus huivert nog als hij aan sommige nummertjes denkt. Neem nu de “cinquante-neuf”. Neen, dat zal hij maar liever niet beschrijven. Al die jaren heeft hij zich onderworpen aan de talloze vernederingen teneinde de goden niet te ontstemmen, omdat het der goden wil was. Maar morgen zal hij van al die ellende verlost zijn!

    Hij hangt net het laatste kledingstuk op, als Kalypso weer verschijnt. Ze is gekleed in een zeer sexy nauwsluitend lederen pak, de zweep in aanslag. Nog één keer zal hij haar van dienst moeten zijn. Ruw duwt ze hem voor zich uit. Odysseus smeekt haar: niet de cinquante-neuf, alstublieft. O neen, zegt Kalypso schamper, ik leer je wel een ander nummer. Ze zal hem de quarante-neuf leren, en oefenen zál hij, desnoods de hele nacht, tot hij het nummer helemaal onder de knie heeft. Daarbij vergeleken is de cinquante-neuf kinderspel!...

     

    Voilà. Hiermee hou ik deze voorbereidende studie van “Odysseus op Aiaia” voor bekeken. U weet ongeveer, beste lezer, hoe het afloopt. Ik weet echt niet of ik nog zin heb om dit te bewerken tot een roman of een toneelstuk. Eerder ben ik nu geneigd het in de lade te stoppen waar zovele andere van mijn schrijfsels liggen. Onvoltooide symfonieën... De kans dat dit de Boekenbeurs haalt of de grote podia moet toch op minder dan één op tienduizend geschat worden. Ik ben tenslotte geen Hugo Claus en ook geen Tom Lanoye en zeker geen... Herman Brusselmans.

    13-04-2007 om 00:00 geschreven door Kris Vansteenbrugge  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    12-04-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De krant van 6 april.

    Op Paaszaterdag eindelijk eens de foto’s en de video’s opgediept van mijn twee reizen naar Amerika: Californië en het Wilde Westen in 1995, Chicago in 1997. De vraag kwam van mijn knap nichtje Annelies. Ik hoop dat ze het mij niet kwalijk neemt dat ik het hier even neerschrijf, maar dat kleine prutsding van vroeger is wel heel snel opgegroeid tot een bijzonder aantrekkelijke jongedame. Wat zeg ik: heel snel? Er zijn twee decennia over heen gegaan! Maar ’t is niettemin snel gegaan. En wát over nog eens twintig jaar, gesteld dat ík er dan nog ben: zíj een rijpe dame en ík de demente oude oom? ’t Is de gang van de wereld, boer. Waarom was dit nu ook weer begonnen? Ach, natuurlijk, Amerika! Liesje gaat er heen, van de zomer, een reis van drie weken.

    Zou je geloven, dat ik er nog behoorlijk goed uitzie op die foto’s van tien jaar geleden? Het was ter gelegenheid van de marathon van Chicago, mijn twaalfde en tevens mijn laatste. Die marathon was mij niet al te goed bekomen. Veel getraind, maar toch... te weinig. Ik woog toen nochtans tien kilo minder dan op heden, ik was slank, ik mocht gezien worden... Sedert Paaszaterdag speelt er een gedachte in mijn hoofd, een gedachte die mij niet meer loslaat: die tien kilo moeten er weer af. En dan komt er een tweede gedachte, een die ik hier niet durf neerschrijven, al wil ik het proberen: ééns loop ik weer een... Ziet u het wel, lieve lezer, dat ik het niet kan. ’t Zal iets zijn voor in ‘t hiernamaals, zo rationeel ben ik wel. Maar laat mij dan toch dat sprankeltje hoop. Hoe moet ik anders verder leven?

    Ik ga alvast de training wat opdrijven. De laatste weken bestond die slechts uit een duathlon op zondagmorgen (een half uurtje lopen + twee uren pinten drinken) en nog vier dagen in de week telkens een half uurtje op de crosstrainer – dat toestel waarmee je met de voeten op twee planken staat waarmee je een vliegwiel doet draaien –. Ik denk dat ik alvast weer een half uurtje lopen ga inlassen, midden in de week. Als het nóg meer wordt moet ik alleszins weer glucosamine gaan nemen, en chondroïtine, om mijn knoken te beschermen. Als mijn schoonbroer, die nog meer training te kort komt dan ik, een beetje meewil, kunnen we tijdens het verlengde één-mei-weekend op Ameland wat aan de conditie werken, en dan komt de bedevaartloop Kerselare-Grijsloke van zo’n dertien-veertien kilometer misschien binnen de mogelijkheden. En dertien-veertien kilometer, is dat niet reeds één derde van een m... Ziet u wel, ik krijg het weer niet geschreven. Heeft iemand mijn tekstverwerker gesaboteerd? Wie is de dader? Ik loof een premie uit voor wie mij een bruikbare tip kan geven die naar de dader leidt: een flesje Vita-bier van vijftig jaar oud en dat is, zoals iedere trouwe lezer van mijn cursiefjes weet, vijfduizend euro waard.

    Deze morgen dus weer een half uurtje op de crosstrainer gestaan. Je verveelt je dood op zo’n ding, tenzij je terzelfdertijd een goed boek leest. Dat vraagt een beetje oefening om je, alzo lezende, goed in evenwicht te houden, maar onoverbrugbaar is dat niet. Ik schrijf wel degelijk “een goed boek”, want met een slecht boek lukt het nog niet half zo goed, denk ik. Maar wie leest er nu een slecht boek? De meeste “lezers” verklaren dat ze in hun vrije tijd wel eens “een goéd boek” lezen. Een enkele keer gaat het om “een boek zonder meer” maar nog nooit heb ik iemand horen beweren dat hij – of zij – “een slecht boek” leest. Nu wil het toch wel lukken zeker dat ik al aan ’t trappen was, toen ik vaststelde dat mijn goed boek niet binnen handbereik lag. U hoort te weten dat ik er een grondige hekel aan heb een training die eenmaal begonnen is te onderbreken, zij het slechts voor een paar seconden. Een maniakaal trekje van mij. Of zit er een vleugje autisme bij? Feit is dat ik het boek niet ging halen, ook al omdat er een krant lag op het tafeltje naast mij: “Het Laatste Nieuws” van vrijdag 6 april 2007. Die had ik de dag zelf ongetwijfeld al reeds gelezen. Maar íets moest er nog wel óver zijn: de ingezonden brieven bijvoorbeeld, of de grappige annonces? Er bleek zelfs nog één artikel te zijn dat vorige vrijdag aan mijn aandacht was ontsnapt. Een artikel op pagina 10 waarin reporter Jelle Rits ene dokter Chris De Laet interviewt. De titel luidt: “Driehonderdduizend Belgen nemen elke dag onnodig cholesterolverlager”. De conclusie van het artikel: “Meer dan 300.000 gezonde Belgen nemen elke dag onnodig cholesterolverlagers om het risico op hart- en vaatziekten te beperken. De verkoop van die middelen is in enkele jaren tijd verdubbeld. Terwijl een lage dosis aspirine een beter alternatief biedt. Net als een vetarm dieet en stoppen met roken”. En wat meer lichaamsbeweging, voeg ik er zelf aan toe. Ik ben geneigd te denken dat die dokter Chris De Laet het wel eens bij het rechte eind zou kunnen hebben, maar... dat zal vast niet de mening zijn van de farmaceutische firma’s die deze medicijnen op de markt brengen.

    Op pagina 6 vind ik dan nog een tekening van Kamagurka. Een ietwat korpulente meneer staat bij een frietkot en bestelt “één grote met frikandel a.u.b.”. Waarop de man ín het frietkot: “Met of zonder cholesterolverlagers?”

    Ik heb nog bijna twintig minuten te gaan. De ingezonden brieven dan maar. Op pagina 6 en 11 staan er een stuk of dertig. Iemand maakt zich druk over de kritiek die Jean-Marie Pfaff te verwerken kreeg omdat hij een zwarte medemens gestampt heeft. Het doet er mij aan denken dat ik tijdens de laatste training in Grijsloke een jongetje een vriendschappelijke schop onder de broek heb gegeven, voor de grap. En als ik een jong meisje zie met een paardenstaart kan ik het meestal niet laten om er een rukje aan te geven en het is ook al voorgekomen dat ik een jong omaatje in de kont geknepen heb. Ik zoek mijn “slachtoffers” goed uit: allemaal individuen waarmee ik op familiaire voet leef en van wie ik vrijwel zeker weet dat ze het mij niet kwalijk zullen nemen. Maar stel nu eens dat zíj zwart zouden zijn, stel dat ík een BV zou zijn, en stel dat er een camera in de buurt zou zijn: ik zou wel uitkijken! Ja, Jean-Marie, jij wil je blazoen van “el sympatico” steeds maar opsmukken, en meestal lukt het aardig... tot je eens op de verkeerde paparazzo botst.

    R. De Muynck uit Gent vindt dat het gezeur over dat voorpaginanieuws omtrent Jean-Marie Pfaff nu stilaan mag ophouden en hij vraagt zich af wanneer er ander wereldschokkend nieuws komt om over te kniezen. Welnu, één dag later was dat wereldschokkend voorpaginanieuws er al. Uit Lendelede. De Paasmis van half-elf  afgeschaft, vanwege de doortocht van de Ronde van Vlaanderen! De burgemeester was met dat voorstel naar de pastoor getrokken en die vond het een uitstekend idee: dan moesten de gelovigen op Pasen maar naar de vroegmis van acht uur en kon hijzelf ook rustig naar de koers kijken. Dit nieuws heeft niet alleen de voorpagina van de Vlaamse kranten gehaald, het was ook “hot news” bij onze grote nationale TV-zenders. Mensen werden geïnterviewd voor de TV-camera’s: niemand, zelfs de meest katholieke sporthatende azijnpisser niet, vond er graten in dat die mis voor één keer werd afgeschaft. Al heeft dit nieuws heel Vlaanderen aangegrepen, dank zij de media. En zo hoort het. Een drievoudig bravo voor de media: het moet niet altijd kommer en kwel zijn op de voorpagina, niet altijd oorlog en terreur...

    Iemand uit Hasselt ergert zich over het feit dat Christopher, de schoonzoon van de Planckaerts, niet als metser aan de slag wil, maar liever “iets deftigs” wil beginnen. Wil hij dan bisschop worden? Of kamervoorzitter? Want dát zijn “deftige” beroepen. Of gebruikt hij dat woord zoals men het in Vlaanderen wel meer verkeerdelijk gebruikt – “deftige meid gevraagd” –, in de zin van “fatsoenlijk”? In dit laatste geval voel ik mij aangesproken. Mijn vader was metser en een méér dan fatsoenlijk man. Mijn vader was daarenboven niet dom, had zelfs een hoog IQ en was een uitstekend vakman. Als vader niet zo eerlijk geweest was, niet zo fatsoenlijk, en als vaders wieg op een “betere” plaats had gestaan, dan had hij het heel “ver” kunnen brengen. En nu even tussen ons, Christopher: metselen mag dan misschien geen fatsoenlijk beroep zijn, toch bestaan er fatsoenlijke metsers, mijn vader was er één.

    Een man uit Aalst maakt zich druk over het feit dat bisschop Léonard homosexualiteit abnormaal noemt. Tja... Wat is “abnormaal”? Iets wat eerder zelden voorkomt, zou ik denken. Een IQ van 140 en meer lijkt mij abnormaal, omdat het maar voorkomt bij 0,4% van de mensen. Maar of homosexualiteit en bijvoorbeeld linkshandigheid, die zowat bij 10% voorkomen, als abnormaal te bestempelen zijn? Het hangt er, denk ik, maar van af hoe hoog je de lat legt. En bisschop Léonard legt zijn lat in deze blijkbaar erg laag. Ieder zijn mening toch. Ik erger mij alleen aan het feit dat daar “wereldschokkend voorpaginanienieuws”, wat zeg ik, dat er überhaupt nieuws van gemaakt wordt. Dan zijn het geval Pfaff en het geval Lendelede nog eens andere koek!

    En dan is er nog mijnheer Pieters die vindt dat minister Freya Van den Bossche onbekwaam is en wel omdat ze niet geslaagd is in haar huwelijk. Hij schrijft: ”Wie niet slaagt in een huwelijk, is wel degelijk onkundig – en wel op haast alle vlakken, want een huwelijk is in mijn ogen het moeilijkste wat een mens behoorlijk tot een solide en goed draaiend systeem moet kunnen maken”. Nu wil ik het wel eens zijn met de heer Pieters dat het huwelijk een uiterst moeilijke en delicate onderneming is, en misschien heeft hij wel gelijk – al kan ik daar absoluut niet over oordelen – als hij Freya ook op politiek gebied onbekwaam vindt. Toch moet het mij van het hart dat ik de redenering van de heer Pieters niet kan volgen: als het huwelijk het allermoeilijkste is, dan kan iemand die mislukt in het huwelijk toch wel goed zijn op andere vlakken, zeker? Of zit er bij míj een vijs los? Misschien mag ik hier nog iets helemaal-niets-ter-zake-doende aan toevoegen? Freya Van de Bossche is een knappe verschijning in de politiek. Al heb ik ze in mijn persoonlijke top-5 van aantrekkelijkste vrouwelijke BV’s vervangen door een andere Freya uit de politiek, toch vind ik haar nog steeds een héél mooie dame.

    Mijn twintig minuten zijn om. Het is mij opgevallen dat alle dertig brieven, op twee of drie na, van mannen afkomstig zijn. Zijn vrouwen verdraagzamer, minder querulant, minder bemoeiziek dan mannen? Is het daarom dat ze zich minder aangetrokken voelen tot de politiek en dat de opstellers van de kiezerslijsten heksentoeren moeten uithalen om genoeg vrouwen op die lijsten te krijgen? Tot 97-jarigen toe...

    12-04-2007 om 12:57 geschreven door Kris Vansteenbrugge  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    11-04-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Het einde komt in zicht.

    Kijk, dat heb ik nu telkens weer als het einde van een verhaal nadert. Ik heb gewoon moeite om dat einde te hálen! Ik had op zijn minst gehoopt deze "voorbereiding tot Odysseus op Aiaia" in nog één keer te kunnen afmaken, maar... daar is dat klassiek verschijnsel weer, mijn teer punt. Reken daarbij de Paasdagen die, naar ik vermoed, mede verantwoordelijk zijn voor het feit dat mijn inspiratie wat afgebot is. En zo komt het dus dat deze aflevering nog niet de laatste is. Maar wel de voorlaatste. Of 't zou al erg moeten tegenzitten.


    Kalypso verschijnt even op het toneel. Ze deelt mee dat zopas de definitieve beslissing is gevallen: morgenvroeg mag Odysseus het eiland verlaten, op het vlot dat hijzelf gemaakt heeft. Het zal beslist geen plezierreisje worden. Hij zal eerst nog dagen de speelbal zijn van de wilde golven en tenslotte zal hij in bewusteloze toestand geworpen worden op de woeste kust van het eiland Kerkyra. Daar zal de lieve, van prille jeugd overvloeiende koningsdochter Nausikaä hem vinden en hem brengen naar het paleis van haar vader. Hij zal er zijn levensverhaal vertellen voor al de notabelen van het eiland en allen zullen hem eren en hem met een comfortabel schip terugbrengen naar zijn vaderland Ithaka. Daar zal hij af te rekenen hebben met de talrijken die naar de hand van zijn vrouw Penelope dingen. Maar geen nood: de goden vinden dat hij nu genoeg geleden heeft. Vanaf dat ogenblik staan ze aan zíjn kant. Met hun hulp en die van zijn zoon Telemachos zal hij de aanbidders van zijn vrouw één voor één doden met zijn pijlen. Tenslotte zal hij Penelope na twintig jaar afwezigheid weer in zijn armen kunnen sluiten.

    Na deze goddelijke beslissing over het lot van Odysseus medegedeeld te hebben, haalt Kalypso een zweep van onder haar gordel te voorschijn en stapt dreigend op Odysseus af. Ze verwijt hem dat hij nog niet eens begonnen is met het ophangen van de was. Ze vindt het vermakelijk te zien hoe Odysseus ineenkrimpt van de schrik: vele mannen immers vinden het juist leuk om door een vrouw met de zweep geslagen te worden. Hij krijgt nog precies een kwartier en als hij dan niet klaar is met zijn werk, zal hij er van lusten! Haar lach, als ze het toneel verlaat, doet denken aan die van de heks in het verhaal van Sneeuwwitje...

    11-04-2007 om 21:42 geschreven door Kris Vansteenbrugge  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    30-03-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Bij Kalypso.

    Bijna negen jaren zijn voorbijgegaan. We vinden Odysseus terug, gezeten op de knieën en met een vrouwenschort om de lenden. Hij is bezig met de vloer te schrobben, onder het toeziend oog van de godin Kalypso. Ruw bejegent ze de gedweeë Odysseus, als een slaaf. Ze zal hem weldra laten vertrekken van deze plaats, van het eiland Ogygia, maar dan moet hij wel onderdanig zijn en haar in alles gehoorzamen, tot de laatste snik. Want dit alles hebben de goden zo beschikt en ’t zou jammer zijn als zij zich nogmaals tegen hem moesten keren, nu een goede afloop nabij is. Ze haalt een reusachtige mand te voorschijn, vol wasgoed. Nadat de vloer geschrobd is, moet Odysseus de was ophangen, terwijl Kalypso boodschappen gaat doen. Eenmaal alleen mijmert Odysseus – zijn slapen zijn grijs geworden – over hoe alles verlopen is na het verblijf op het eiland van Kirke…

    Op een kalme zee voeren zij eerst voorbij het eiland van de Sirenen. Eurylochus, Polites en Perimedes hadden hun oren dichtgestopt met was, die Kirke hen had meegegeven, in een potje. Odysseus, in zijn nieuwsgierigheid om die heerlijke gezangen tóch te aanhoren, had zijn oren vrij gelaten en hij had zijn makkers bevolen hem vast te binden aan de mast van het schip en de touwen in geen geval te lossen zolang het eiland van de Sirenen niet uit het zicht zou zijn verdwenen. Dit bleek een goede zet geweest te zijn van de slimme Odysseus, want hij zou beslist bezweken zijn voor de lokzang van de Sirenen. Hierna bereikten zij al gauw de zee-engte, waar aan de ene oever het vervaarlijk reuzengroot monster Scylla zat, terwijl aan de andere kant van de zee-engte de vreselijke draaikolk Charybdis zich bevond. Zoals Theiresias hen had aangeraden, voeren zij zeer snel door, vlak langsheen de romp van het monster, dat niet lenig en snel genoeg was om hen daar met zijn wijd opengesperde muil te grijpen. Op die manier bleven zij ook buiten het bereik van Charybdis. Een paar uur later meerden zij aan op een rustig zonovergoten eiland, waar prachtig vee liep te grazen. Het was het eiland van de zonnegod Helios en het vee mocht in geen geval geslacht worden, hoe hongerig hun magen ook waren, hoezeer zij alle vier ook snakten naar een stuk lekker gebraden vlees. Odysseus liet zijn makkers zweren dat zij het vee onaangeroerd zouden laten, maar niet zodra had hij hen uit het oog verloren of zij mopperden: wat verschil maakt het of wij omkomen door de wraak van de goden of hier creperen van de honger? En zij slachtten een vette koe en deden zich te goed. Met volle magen en overladen door verwijten van Odysseus verlieten zij het eiland van de zonnegod, vrezend de wraak der goden. En die liet niet lang op zich wachten. Er stak een storm op van veertien Beaufort, zoals er nog nooit een was geweest en er ook nooit meer een zou komen… Het schip waarmee zij voeren sloeg aan gruizelementen. De drie makkers kwamen om. En Odysseus? Als bij wonder kon hij zich redden door zich vast te klampen aan een losgeslagen stuk van de boeg van het schip, en zich aldus drijvende te houden. En zo kwam uit wat door Kirke was voorzegd: hier, op het eiland Ogygia is hij aangespoeld, het eiland van Kalypso…

    30-03-2007 om 00:00 geschreven door Kris Vansteenbrugge  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (1)
    28-03-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Anzegem en Grijsloke te boek.

    Het lang verwachte boek over Anzegem (“zijn fanfare en zijn deelgemeenten”) is verschenen. Zowat het levenswerk van de auteur Roland D’Hondt, en tegelijk een meesterwerk. De volledige titel van het boek luidt: 1882-2007. 125 JAAR KONINKLIJKE MUZIEKMAATSCHAPPIJ DE EENDRACHT.  ANZEGEM: WETENSWAARDIGHEDEN EN BIJZONDERE GEBEURTENISSEN. Het eerste deel handelt over de geschiedenis van de muziekmaatschappij en staat boordevol foto’s die ongetwijfeld ook “de leek” zullen boeien. Misschien wel het beste wat ooit over een muziekmaatschappij werd geschreven. In het tweede deel komen in woord en beeld een aantal typische aspecten aan bod van verscheidene deelgemeenten, parochies en wijken die Anzegem rijk is: het Gapersdorp, Hemsrode, Heirweg, Sterhoek, Kaster, Tiegem en “last but not least” Grijsloke. In niet minder dan 22 rijk geïllustreerde pagina’s wordt onze loopkoers beschreven: een schitterend overzicht van 26 jaar Dwars door Grijsloke.

    Het boek kost 25 €. Een spotprijs voor een boek van dergelijke omvang (336 pagina’s) en kwaliteit en met een beperkte oplage (650 ex.). Die 25 € volstaan amper om de drukkosten te betalen. Ereloon voor de auteur: 0 €! Als we rekening houden met de uren die Roland D’Hondt en een paar medewerkers gepresteerd hebben om dit kunstwerk te verwezenlijken (à 40 € per uur, zijnde het normaal uurloon dat we aan een loodgieter betalen) dan kost het boek tien maal méér! Ik kan het boek warm aanbevelen aan alle Grijslokenaren en aan alle leden van Loopclub Grijsloke. Haast u, want de 650 exemplaren zouden rap uitverkocht kunnen zijn.

    Terloops wil ik bij deze nog even al diegenen bedanken die bijgedragen hebben tot het succes van de boeken over Grijsloke op 26.8.2006, ter gelegenheid van de 26e Dwars door Grijsloke. Er werden bijna achthonderd boeken meegenomen door de lopers. De boeken waren weliswaar gratis, doch dat neemt niet weg dat er grote interesse voor was. En dat doet altijd deugd aan het hart van de auteur van een boek: wie schrijft wil immers gelezen worden! Wie nú nog een boek over Grijsloke wil kopen vist achter het net: er zíjn er nog, maar ze zijn enkel gratis te verkrijgen, op telefonische aanvraag (056.215944) of via e-mail (kris.vansteenbrugge@skynet.be). Omdat boeken in eigen beheer uitgeven op die manier een zeer verlieslatende zaak is voor een auteur – een dure hobby, zou men het kunnen noemen – heb ik mijn laatste boek (“O jerum, jerum, jerum…”) laten uitgeven door een Nederlandse uitgeverij (Free Musketeers) alwaar het besteld kan worden. Het kan ook bij mij besteld worden (dan spaart u 6,95 € verzendkosten uit) à 17,95 €. Een tip voor wie het boek enkel wil lezen, zonder het daarom in zijn boekenkast te willen hebben: het wordt uitgeleend in een aantal Openbare Bibliotheken, o.a. Anzegem, Wortegem-Petegem, Waregem, Kortrijk…

    28-03-2007 om 00:00 geschreven door Kris Vansteenbrugge  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    23-03-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Feinsin.

    Stel dat u Verhofstadt heet en dat u geen weet hebt van enige familiale band met de enige échte Guy. Stel daarenboven dat u er zou willen achter komen of u en Guy een gemeenschappelijke voorvader hebben, met andere woorden in de hoeveelste graad u familie bent van Guy – langs vaders kant, wel te verstaan –. Vaak geen gemakkelijke karwei, tenzij u een “geneaal” familielid hebt, type Georges Vansteenbrugge, de onvolprezen neef van mijn vader zaliger, voor wie geen enkel probleem onoverkomelijk is, als het maar te maken heeft met de genealogie ofte stamboomkunde.

    ’t Zal zes, hooguit zeven weken geleden zijn dat ik het met hem over Walter Vansteenbrugge had, onze beider eveneens beroemde landgenoot. Tot mijn niet geringe verwondering bleek Georges nog nooit over Walter gehoord te hebben. De verklaring daarvoor moet gezocht worden in het feit dat Georges, ofschoon een rasechte Vlaming, een gezin gesticht heeft in het Waalse landsgedeelte, alwaar maar weinig Vlaamse kranten gelezen worden en nog minder naar de Vlaamse TV gekeken wordt. Walter is overigens wél een echte BV, die zich reeds ontpopt heeft als dé advocaat in allerlei panels op TV, in navolging van collega Jef Vermassen.

    Gisteren belde Georges mij triomfantelijk op: “ik héb hem!” Het leek Bush wel, de dag dat hij Saddam te pakken had. Het duurde een seconde of vijf vooraleer ik begreep wie hij bedoelde: de gemeenschappelijke voorvader.  In de vijftiende eeuw! En hij heet Feinsin – wat eigenlijk hetzelfde is als Vincent – van de Steenbrugghe, zoon van Clemens van de Steenbrugghe en vader van, o.a. Jan en Olivier. Georges in ikzelf zijn afstammelingen van Jan, terwijl Walter afstamt van Olivier. Als daar tenminste niet een of andere postbode of melkboer roet in ’t eten is komen gooien, om het nu maar eens figuurlijk uit te drukken…

    Ziehier de afstammelingen van Jan, in chronologische volgorde uiteraard, en waarbij alleen mijn eigen (wettelijke) voorouders vermeld worden: Sijmoen, Gheeraard, Jacob, Jan, Jan, Jacques, Petrus, Jacobus, Joannes Franciscus, Jacobus, Franciscus, Gustaaf, Cyrille, Chrystiaen (zo luidt mijn voornaam officieel!). Voor Georges wordt het, ná Franciscus (Georges’ grootvader en míjn overgrootvader): Camille, Georges.

    Voor wat de afstammelingen van Olivier betreft, luidt het, in de rechte lijn naar Walter toe: Jan, Pieter, Pieter, Inchel, Loys, Adriaen, Pieter, Joannes, Olivier, Johannes Baptista, Englebert, Joannes, Leo, Oscar, Gerard, Walter.

    Waar ikzelf vijftien generaties moet teruggaan naar de gemeenschappelijke voorvader Feinsin, zijn het er voor Walter zeventien. En aangezien Walter en ikzelf in leeftijd hooguit één generatie verschillen, kunnen we dus besluiten dat de voortplanting via de tak van Walter iets sneller gegaan is. Voor Walter is Feinsin de edelvader, voor mij is hij de stamoudovergrootvader, voor Georges de stamoudgrootvader. Mag ik er terloops op wijzen dat men met het benoemen van voorouders 513 generaties kan teruggaan. Zo heet de voorvader (of -moeder) van de 513e generatie: hoogopperaartsvooredelstamoudbetovergrootvader ( of -moeder). Verder reikt de terminologie niet, maar we zitten dan al zo’n vijftienduizend jaar in ’t verleden, zodus…

    Overigens is de kans groot, aandachtige lezer, dat ik met ú nauwere familiebanden heb dan met Walter. Weliswaar niet via de patriarchale lijn – tenzij u toevallig óók Vansteenbrugge heet – maar via de vrouwelijke lijnen. Of via postbodes en melkboeren…

    23-03-2007 om 15:19 geschreven door Kris Vansteenbrugge  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    22-03-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Het afscheidsmaal.

    Vandaag is er feest op Aiaia. De makkers van Odysseus hebben hun menselijke gedaante teruggekregen. Samen met Kirke en de nimfen wachten zij op de terugkeer van hun koning uit de onderwereld. Daarna zullen ze eindelijk, na een vol jaar oponthoud op het eiland, hun tocht naar hun thuisland Ithaka verder zetten. Kirke hecht eraan dit afscheid, hoe zwaar het haar ook moge vallen, een feestelijk tintje te geven. We zien een gedekte tafel en er is muziek, taart en drank en… varken aan ’t spit. De nimfen schikken de tafel en brengen overal versieringen aan. Kirke komt haastig op: vlug meisjes, zopas heeft Hermes een SMS gestuurd waarin hij laat weten dat Odysseus over weinige ogenblikken zal terug zijn. Zo geschiedt. Kirke verwelkomt hem en deelt mee dat er nu een afscheidsmaal volgt: met pijn in ’t hart, maar goden mogen niet ondankbaar zijn! Ze heeft, zoals beloofd, de makkers weer omgetoverd. Ze draagt de nimfen op hen te gaan halen. In een mum van tijd zijn ze daar terug, vergezeld door Polites en Perimedes. Ze zien er gaaf en gezond uit, beter zelfs dan voorheen. Eurylochus is er nog niet. Die voelt zich wat minder goed en is nog even op zijn bed blijven liggen. Na een emotionele begroeting tussen Odysseus en zijn twee makkers, nodigt Kirke hen aan tafel. Ze eten en drinken smakelijk. Er wordt een toast uitgebracht en een liedje gezongen. De nimfen tonen zich zeer behulpzaam…

    Het vlees is lekker, zegt Odysseus. Welk vlees is het? Varkensvlees! Odysseus vraagt of er varkens gekweekt worden op Aiaia. Waarop Kirke fijntjes antwoordt: we hoeven ze niet te kweken, af en toe toveren we wel eens een aangespoelde drenkeling om… Odysseus realiseert zich dat het wel eens Eurylochus zou kunnen zijn die ze aan ’t opeten zijn. Omdat Kirke geen ondubbelzinnig antwoord geeft op zijn vraag en doordat zijn zinnen een beetje verdwaasd zijn door de drank, meent hij plots een gruwelijke ontdekking gedaan te hebben: hij heeft zijn vriend, Eurylochus opgegeten! Odysseus is in alle staten. Hij kan zich niet langer beheersen. Hij vliegt Kirke naar de keel en poogt haar te wurgen. Zij roept om hulp. De anderen proberen haar ter hulp te komen, maar dat lukt hen maar met moeite. Kirke blijft bewegingsloos liggen. Terwijl Odysseus staat uit te hijgen, zitten de nimfen geknield naast haar te wenen. En dan… komt de godin voorzichtig rechtop. Ze hijgt en betast haar pijnlijke hals. Ze verwijt Odysseus zijn ongelovigheid tegenover de goden. Had ze immers niet gezworen dat ze alle drie de makkers hun menselijke gedaante zou teruggeven? Op haar bevel wordt Eurylochus, levend en wel, te voorschijn gehaald. Odysseus valt zijn doodgewaande trouwe vriend in de armen en vraagt vergiffenis aan de godin. Deze blijft kalm en waardig. IJskoud deelt ze hem mee dat de goden beslist hadden de zwerftocht van tien jaar die ze voor hem voorzien hadden, aanzienlijk in te korten, daar ze van oordeel waren dat hij al genoeg geleden had. Beslist hádden… Maar op die beslissing zouden ze terugkeren indien Odysseus’ vertrouwen in de goden niet onwankelbaar mocht blijken. Om die reden heeft ze hem op de proef gesteld en… hij heeft haar vertrouwen beschaamd! Zo spreken nu de goden, door Kirkes mond:

    “Na uw bezoek aan het eiland van de god Helios zult gij, als straf voor uw wantrouwen, geen kalme zee aantreffen. Gij zult schipbreuk lijden en helemaal alleen aanspoelen op het eiland Ogygia, waar Kalypso leeft, de godin met het lang golvend haar. Negen jaar lang zult gij haar moeten dienen en ook in bed zult gij haar moeten behagen. Zij zal u, meestal tegen uw zin, dwingen tot de meest bizarre intimiteiten. Na negen jaar zal zij u laten vertrekken, op een vlot dat zij u zelf zal laten maken van aaneengebonden boomstammen en waarmee gij nog veel stormgeweld zult moeten doorstaan. Meer dood dan levend zult gij tenslotte een vreedzame kust bereiken. Vanaf dat ogenblik zullen de goden u weer gunstig gezind zijn”.

    Geslagen aanhoort Odysseus Kirkes woorden en zij vervolgt:

    “Ga nu. Verdwijn uit mijn ogen, vooraleer mijn liefde voor u omslaat in haat. Ach, wat liggen die twee, liefde en haat, dicht bij elkaar. Zeker in een vrouwenhart, het weze dan nog het hart van een godin”.

    Kirke wendt zich af en verdwijnt van de scène, samen met de nimfen die haar troostend omringen. Odysseus staat perplex. Zwijgend nemen zijn makkers hem mee.

    22-03-2007 om 21:07 geschreven door Kris Vansteenbrugge  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    19-03-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Odysseus praat met de schimmen.

    (na het Gents intermezzo, toch maar weer een portie Odysseus)
    Een sombere figuur komt opdagen uit de nevelen: Agamemnon. Niets in zijn houding herinnert aan de machtige opperbevelhebber van het Griekse leger, die hij tijdens zijn leven is geweest. Hoe is hij de dood ingegaan? Niet in de oorlog zelf, dat is zeker. Odysseus herinnert zich immers maar al te goed hoe de trotse Agamemnon, met de Trojaanse prinses Cassandra als oorlogsbuit, de terugtocht naar Griekenland heeft aangevangen. De schim drinkt van het offerbloed en herkent Odysseus terstond. Niet op het slagveld ben ik gesneuveld en ook niet op zee ben ik ten onder gegaan, zegt Agamemnon, maar wel in mijn eigen huis. De dag zelf nog van zijn thuiskomst werd hij op een laffe manier vermoord door zijn eigen vrouw Klutaimnestra en diens minnaar Aigistos. Gruwelijk afgeslacht, vooraleer hij gelegenheid had zijn zoon Orestes terug te zien en in zijn armen te sluiten. Hoe zeer benijdt hij Odysseus, de dappere sluwe held, die zich kan verheugen in het bezit van een lieve trouwe echtgenote! Hij wil van Odysseus vernemen wat de reden is van zijn bezoek aan de onderwereld en of hij misschien iets vernomen heeft over zijn zoon Orestes. Maar Odysseus krijgt niet de kans om te antwoorden. Daar verwijdert de schim van Agamemnon zich al: de kracht van het bloed is uitgewerkt…

    In de plaats verschijnt nu Achilles, de grootste van alle Griekse helden in de oorlog van Troje, gesneuveld door toedoen van Paris die een dodelijk pijl in zijn hiel schoot, zijn enige kwetsbare plek. Zelfs de schim van Achilles is nog indrukwekkend. Ook op hem mist het offerbloed zijn uitwerking niet. Hij verlangt te weten hoe zijn zoon Neoptolemos het stelt en hij prijst Odysseus gelukkig dat hij nog tot het rijk der levenden behoort. Honderdduizend keer liever zou ik op de aarde willen wonen als de meest onbeduidende knecht van het allerkleinste keuterboertje, dan hier in de onderwereld op de hoogste troon te zitten!

    En dan is het de beurt aan de schim van Ajax, door zijn eigen zwaard omgekomen in Troje. Na de dood van Achilles heeft Ajax zichzelf het leven benomen, uit wanhoop en verbittering omdat Achilles’ wapenrustig niet hem, maar Odysseus ten deel viel. Ook hier valt de confrontatie met Odysseus hem te hard: zodra hij Odysseus heeft herkend wendt hij de blik af en verdwijnt.

    Odysseus drukt er zijn spijt over uit dat hij zich Achilles’ wapenrusting zelf heeft toegeëigend. Hij ziet nog allerlei schimmen voorbij trekken en hij begint het benauwd te krijgen in dit dodenrijk. Laten we van hier vertrekken, zegt hij tot Hermes. Maar eerst moet hij Teiresias nog spreken. Hermes roept zachtjes de naam van Teiresias, tot de ziener weer ten tonele verschijnt. Teiresias legt uit wat in feite de voornaamste reden is van Odysseus opgelegd bezoek aan de onderwereld: richtlijnen voor de verdere terugreis naar Ithaca. Eerst zal Odysseus met zijn makkers voorbij het eiland der Sirenen dienen te varen. De Sirenen zijn aantrekkelijke jonge vrouwen, aan wier gezang nooit enig zeevaarder heeft kunnen weerstaan. Wee hem die zich door hen laat verlokken. Kirke zal hen bijenwas meegeven, waarmee ze hun oren voor het Sirenengezang kunnen afstoppen. Eenmaal het eiland van de Sirenen voorbij zullen ze doorheen een zeeëngte moeten varen. Ze zullen  er belaagd worden door Scylla en Charybdis: de ene een vreselijk zeemonster, de andere een alles verzwelgende draaikolk. Eenmaal hier voorbij zullen ze in rustiger wateren terechtkomen, in de buurt van het eiland waar de zonnegod Helios zijn prachtige kudden hoedt. Als ze hun handen van het vee afhouden wacht hen een behouden thuiskomst. Zoniet… Teiresias steekt een dreigende vinger in de lucht. Hij heeft gezegd…

    Laten we nu de terugweg naar Aiaia aanvangen, zegt Hermes.

    19-03-2007 om 21:57 geschreven door Kris Vansteenbrugge  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    16-03-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Een avondje Gent.

    Begint Odysseus u stilaan de strot uit te hangen, trouwe lezer? Wees gerust, bij mij is het net zo. Het begint erop te lijken dat dit dagboek het dagboek van Odysseus gaat worden. Ingrijpen is de boodschap. Daarom dat ik u vandaag het relaas breng van mijn uitstap naar Gent, eergisteren. Daarenboven: verandering van spijs doet eten.

    Even vóór vijven – post meridiem wel te verstaan – stapte ik het station binnen. Er waren twee loketten. Achter het ene loket zat een man van middelbare leeftijd, het type dat je verwacht achter een loket in het station. Daar stonden drie of vier mensen. Achter het ander loket zat een leuke jonge dame – een jong meisje eigenlijk –, het type dat je níet verwacht achter een loket in het station. Dáár stond niemand. Laat tien mensen de keuze om zich te laten opereren door een bejaarde grijze en licht beverige en een tikkeltje demente mannelijke chirurg oftewel door een jonge blonde vrouwelijke collega: wedden dat negen op de tien kiezen voor de eerste mogelijkheid? Zelfs een treinticketje kopen… Een “junior-ticket” Gent, zei ik voor de grap. Ze keek mij verwonderd aan. Ik zei dat ik mij versproken had, dat ik eigenlijk een “senior-ticket” bedoelde. Dát geloof ik nu ook weer niet, zei ze, mag ik uw identiteitskaart zien, alstubieft? Ik zag aan haar guitige snoet dat ze het niet meende. Het ticket lag overigens al klaar. Vier euro. Of ze op haar jeugdige leeftijd reeds vast aangeworven is bij de NMBS weet ik niet. Misschien is ze nog op proef. In dat laatste geval, en als de klant ook zijn zegje mag doen: dit meisje verdient een grote onderscheiding. Ter verduidelijking en ten behoeve van de personen die het voor het zeggen hebben, hier wordt het meisje bedoeld dat op woensdag 14 maart rond vijf uur P.M. achter loket nummer één zat in het station van Kortrijk: ze is van goudwaarde voor de NMBS, laat ze  niet ontsnappen.

    Mijn dag kon dus al niet meer stuk. Ik had een hart onder de riem. En dat was nodig ook! Men heeft mij daar, op het plein vóór het Sint-Pietersstation in Gent, toch iets neergepoot. Eerst kon ik het niet geloven, maar geleidelijk drong het tot mij door dat het een monumentaal kunstwerk is. Het moet, geloof ik, een man voorstellen, zonder hoofd en zonder armen. De onderste helft van zijn rechter been ontbreekt. Boven die man ontwaar ik nog een persoon in liggende houding, óók zonder hoofd en zonder armen en eveneens met slechts een half rechter been. Die tweede persoon is van het vrouwelijk geslacht – twee uitsteeksels kunnen er niet om liegen – en is er nog erger aan toe dan de eerste: aan het linker been ontbreekt ook nog de voet. Kunst van het gehalte van de plakken hesp rond de zuilen van de aula van de universiteit, enkele jaren geleden. Ik kreeg er braakneigingen van, net als van die “ingehespte” zuilen indertijd. Maar “kunst” zal het dus wel degelijk zijn, want kunst is alles wat emotie opwekt en die braakneigingen van mij, dat zal emotie zijn. Alleszins kunst die Jan Hoet zal weten te waarderen: het is mij al meermaals opgevallen dat Jan Hoet alles waardeert waar ík braakneigingen van krijgt. Heb ik u al verteld dat ik, naar sommigen beweren, erg goed lijk op Jan Hoet, zowel wat mijn houding als wat mijn fysionomie betreft? Op gebied van de beeldende kunst hebben we een verschillende smaak, maar hij is de specialist en alleen zíjn mening telt. Zodus… Op de vismarkt in Oudenaarde staat ook zo’n reuzengroot gedrocht. Niemand weet wat het voorstelt. De mensen noemen het “de snottebelle”. Ja, daar lijkt het nog het meest op. Alleen de eenvoudige zielen durven zeggen dat ze het niet mooi vinden. Hoe zullen over duizend jaar de kunsthistorici ónze kunstenaars bestempelen als ze deze “kunstwerken” zullen opgraven?

    Op de hoek van de Koningin Elisabethlaan en de Koningin Astridlaan staat een frietkot. Een klein pakje frieten kost er één euro veertig, een gewone lookworst één euro vijftig. Een paardenlookworst kost één euro tachtig, maar daar waag ik mij niet aan. Frieten met lookworst, uit het vuistje, overheerlijk! Het smaakt mij beter dan om ’t even welk achtgangen menu. Vóór het huis aan de Kortrijksesteenweg nummer 128 blijf ik staan. Het is het huis van apotheker Fr. Clopterop. In de voorgevel van de apothekerij is een gedenksteen in de muur gebouwd, met in bas-reliëf de kop van Edith Cavell. Er staat een tekst onder: “Miss Edith Cavell. Het glorierijke slachtoffer der Duitsche barbaarscheid werd in dit huis heimelijk geherbergd in april 1915 ”. Achter één van de twee vitrines staat een grote prachtige tekening van Anton Pieck: een schitterend tafereel van een dikke welgestelde klant die gezeten op een stoel een praatje slaat met de apotheker achter zijn toog. Een meesterwerk. Ofschoon de voorkeur van Jan Hoet waarschijnlijk zal uitgaan naar het monster bij het station. Het moet een plezier zijn om hier een doosje aspirines te kopen. Maar ik doe het niet: mijn lookworst-met-friet is nog maar half op.

    De laatste zijstraat links voor we uitkomen bij het kruispunt met de IJzerlaan, is de Meersstraat. In deze straat ben ik op kot geweest, drieënveertig jaar geleden. Een betere kotmadam dan die uit de Meersstraat heb ik mij nooit kunnen voorstellen. Waarom, in godsnaam, heb ik haar nooit meer opgezocht, nadat ik afgestudeerd ben. Nu is het hopeloos te laat: ze was toen drieënzeventig en nu zou ze dus honderdenzestien jaar oud zijn… Zal de God van hierboven mij die fout vergeven? Misschien helpt het als ik haar graf ga opzoeken en er een Onze-Vader ga bidden voor haar zielezaligheid. Maar ’t zal niet gemakkelijk zijn: ik kan mij niet eens haar naam meer herinneren. ’t Kan ook zijn dat ik haar naam nooit gekend heb: ik noemde haar steeds “madame”. Ook het huisnummer ken ik niet meer en hoe het huis er uitzag. Al had ik eergisteren, toen ik daar voorbij wandelde, een serieus vermoeden dat het “61” moet geweest zijn, tenminste als de huisnummers na bijna een halve eeuw niet veranderd zijn.

    Op de hoek van de IJzerlaan en de Kortrijksepoortstraat is er een snackbar. Daar was eertijds het café van de reeds lang overleden oud-wielrenner Roger Vertriest, het stamcafé van mijn studentenclub Laetitia. Er kwamen daar veel bekende figuren uit de wielerwereld. Ik heb er aan den toog gesprekken gevoerd met Fred Debruyne, Fred Hamerlinck, Marcel Rijckaert en… Jef Cassiers. De Jef was in ’t dagelijks leven al even gek als in zijn rollen op TV. Ik heb het meegemaakt dat hij van zattigheid van zijn barkruk viel en zich dan krampachtig vastklampte aan den toog. Van de warmte van café Vertriest is er geen sprankeltje meer overgebleven. Helaas! Waar zijn die heerlijke jaren toch heengevloden?

    Het café Sint-Hubert – studentencafé staat er op het raam – bevindt zich wat verderop in de Kortrijksepoortstraat nummer 210 aan de linker kant van de weg, even vóór de bocht, waar vroeger aan de rechter kant de Sint-Arnold was. Het ziet er een sfeervol café uit, maar er zit niemand: ’t is nog vóór zevenen, veel te vroeg dus. Het huis waar vroeger de Sint-Arnold was, ziet er vervallen uit; het lijkt onbewoond. Plots kan ik niet weerstaan aan de behoefte om een stukje te citeren uit mijn eigen boek “O jerum, jerum, jerum…”:

    “…Halverwege de Kortrijksepoortstraat, waar de straat een lichte bocht naar links maakt, bevond zich, rechts van de weg, het café-restaurant Sint-Arnold. Er brandde nog licht. We legden Garten neer, op de tramsporen. In den Arnold gingen we kijken of daar misschien iemand zat die ons kon helpen Garten naar zijn kot te brengen. Maar in den Arnold zat niemand meer. De baas was bezig het café op te ruimen…”

    Via de Jozef Pateaustraat en de Sint-Pietersnieuwstraat kom ik in de Lamstraat. Daar zijn nu, aan de linkerkant, heel wat mooie café’s. Voorbij die café’s: de trapjes van de Platteberg. Het was via die trapjes dat Tony Hutsebaut destijds ontsnapte aan de furie van de Gentse flikken. En nu citeer ik weer uit hogervermeld boek:

    “…’t Was op ’t einde van een rolling en aan de voet van het standbeeld van Edward Anseele, dat Tony van pure baldadigheid lag te roepen van ‘vuile flikken’. Wij van de club stonden het schouwspel te bekijken, in spanning voor wat nog komen moest. Want de flikken, ze waren werkelijk in de buurt en ze kwamen dreigend nader. Nog maar enkele meters en ze hadden Tony te pakken en nóg lag hij, en al maar driester, met zijn benen in de lucht te stampen en verwijten te uiten aan het adres van de vuile flikken. Ze hadden hem zó voor ’t grijpen. En toen sprong Tony recht, hij rende de Lamstraat in en dan als een schicht de trapjes van de Platteberg naar beneden. De Gentse politie stond perplex. Ze grepen de eerste de beste supporter bij de kraag en zetten hem op de bon. Die enthousiasteling was ikzelf, heilaas…”

    Links hebben we nu de Kuiperskaai. Bestaat niet meer. Historie… Hoe is het zover kunnen komen? Hoe is het in godsnaam zover kunnen komen? Het is niet goed voor mijn hart, ik moet de andere kant op kijken, in de richting van vader Anseele. Ik loop bijna tegen een koppeltje op: een blanke jongen, hand in hand met een negerinnetje in jeans. Wat kunnen negerinnetjes in jeans toch mooi en sexy zijn!

    Op het Wilsonplein neem ik de bus naar het UZ. We komen voorbij de halfvastenfoor op het Sint-Pietersplein. In de Overpoortstraat zit er al veel volk in de studentencafé’s. Ik heb mijn portie Gent weer gehad. Nu ga ik wat op adem komen in auditorium C. Er is een symposium over geriatrie. In ’t jaar 2000 waren er driehonderdtachtigduizend tachtigjarigen in ons land; in ’t jaar 2050 zullen het er vermoedelijk één miljoen zijn. Dan ben ik er al 110. Een normaal gezonde tachtigjarige heeft een gemiddelde levensverwachting van tien jaar voor de man en dertien voor de vrouw. De boodschap is dus: blijven joggen in Grijsloke tot mijn tachtigste om zólang gezond te blijven. Op die manier heb ik nu nog vierentwintig jaar voor de boeg: dit dagboek kan nog héél dik worden…

    16-03-2007 om 00:00 geschreven door Kris Vansteenbrugge  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    12-03-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.In het rijk der doden.

    Odysseus en Hermes doen behoedzaam hun intrede in het duistere rijk der doden. Odysseus verheugt zich over het feit dat de tocht zo voorspoedig verlopen is. Er staat een grote teil en op aanraden van Hermes doet Odysseus daarin nu zijn plengoffer voor de doden, in volgorde: melk, honing, wijn en water. Allerlei duistere schimmen komen nu opdagen, aangetrokken door de geur van het offerbloed dat Odysseus bij zich heeft. Maar daar komt Teiresias reeds aangetreden. Hij jaagt de schimmen weg. Dan komt hij met uitgestoken handen op Odysseus toe en hij drukt zijn bewondering uit voor hem: als ziener, ofschoon blind zijnde, heeft hij onze moedige held onmiddellijk herkend. Hij stelt zich voor als de blinde ziener van Thebe, die een o zo belangrijke rol gespeeld heeft in het verhaal van de vervloekte koning Oidipous. Hij verklaart waarom hij de enige afgestorvene in het rijk der doden is die zijn menselijk lichaam en zijn menselijk verstand behouden heeft. Toch moet hij op tijd een stond een slok bloed drinken om zijn geest en zijn lichaam op peil te houden. Hij drinkt dan ook van het offerbloed dat Odysseus bij zich heeft. De smaak bevalt hem niet en zijn oog valt op de fles oude klare. Hij vraagt Odysseus of hij ook daar een slok mag van drinken, teneinde de slechte bloedsmaak weg te spoelen. Odysseus overhandigt Teiresias de fles – ze was trouwens voor hem bestemd – en Teiresias drinkt ze half leeg. Dat maakt bij hem de tong wat losser en hij doet het verhaal van zijn ruzie met de oppergodin Hera, tevens gemalin van Zeus, waarbij zij hem met blindheid heeft geslagen. Hij had namelijk als scheidsrechter moeten optreden bij een meningsverschil tussen Zeus en zijn gade: ze waren het er niet over eens wie er bij de geslachtelijke gemeenschap het meeste genot ervaart, de man of de vrouw. Omdat Teiresias zelf zeven jaar lang vrouw was geweest, was hij de geschikte persoon om die vraag te beantwoorden. Er was geen twijfel mogelijk: de vrouw is het die het meeste genot ervaart, en wel tien maal zoveel als de man. Hera, verbolgen omdat nu de waarheid aan het licht gekomen was, heeft Teiresias toen het licht uit de ogen ontnomen. Zeus, die deze handicap niet ongedaan kon maken, heeft hem vervolgens de gave van de helderziendheid geschonken, ter compensatie. Het verhaal dat zijn blindheid een straf zou zijn hem opgelegd door de godin Athena, omdat hij haar eens naakt zou gezien hebben, doet hij af als… een mythe. En nu, zegt Teiresias, laat ik u een stonde alleen met de doden. Ze zullen op het offerbloed afkomen. Odysseus moet hen ervan laten drinken: dat zal hun dode geest een poosje verhelderen en hun tongen losmaken, voor even. Maar vooraleer het dodenrijk te verlaten moet hij zich nogmaals onderhouden met Teiresias. De ziener is immers de enige die hem de nodige richtlijnen kan geven, die hij strikt dient op te volgen, wil hij een kans maken om nog ooit zijn geboortegrond te bereiken.

    Pas heeft de ziener zich teruggetrokken of de schimmen komen weer naderbij. Odysseus herkent de schim van zijn moeder, Antikleia. Toen hij Ithaka verliet was ze nog in leven… Ontroerd wil Odysseus haar omhelzen, maar dat lukt niet: zij is maar een schaduw. Hij reikt haar de karaf met het offerbloed. Ze neemt het gretig aan en drinkt ervan. Nu pas herkent ze haar zoon. Mijn lieve rampzalige jongen, zegt ze, hoe ben jij hier verzeild geraakt, hoe en waar heeft de dood jou verrast? Odysseus legt haar de reden van zijn bezoek aan het dodenrijk uit en dat hijzelf nog steeds tot de levenden behoort. En dan vraagt hij  of zijn vader nog in leven is en hoe zijn dierbare echtgenote Penelope het stelt en zijn zoon Telemachos, en hoe zijzelf de dood heeft gevonden. Antikleia bekent dat ze, overmand door verdriet, zelf voor de dood heeft gekozen. Haar man, Laërtes, heeft het koninklijk paleis verlaten en kwijnt nu in stilte weg op het platteland. Hij zal ongetwijfeld nog in leven zijn, want zijn schim heeft ze in dit dodenrijk nog niet ontwaard. Het vorstelijk huis van Odysseus zit vol vrijers, mannen die dingen naar de gunsten van Penelope en de troon. Ze proberen haar ervan te overtuigen dat Odysseus toch nooit meer terugkeert, dat hij reeds lang gesneuveld is. Maar Penelope wijst hen allen af. Ze weeft een kleed voor haar schoonvader Laërtes. Pas als het weefstuk af is, wil ze over hun voorstellen nadenken. Maar ’s nachts haalt ze weer uit wat ze overdag geweven heeft. Ondertussen hebben de vrijers zich in Odysseus’ paleis genesteld en ze houden er goede sier en verbrassen zijn fortuin. En Telemachos? Het kind is opgegroeid tot een flinke knaap, die weldra een steun zal zijn voor zijn moeder tegen de opdringerige vrijers. Lijkt hij op mij, wil Odysseus nog weten, is hij schrander? Maar zijn moeder antwoordt al niet meer. Langzaam verwijdert haar schim zich en vervaagt. Odysseus wil haar nog achterna lopen en haar nog eens in zijn armen sluiten, maar Hermes houdt hem tegen. Het heeft geen zin, het effect van het offerbloed is ten einde…

    12-03-2007 om 11:40 geschreven door Kris Vansteenbrugge  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    08-03-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Vertrekkensklaar voor de onderwereld.

    Konden de goden nu echt niets beters verzinnen, vraagt Odysseus zich af. Heeft hij misschien nog niet genoeg geleden? En hoe moet hij daarheen, naar de onderwereld? Mogen zijn vrienden hem vergezellen? Neen, dat mogen ze niet. Slechts vier stervelingen hebben ooit de onderwereld betreden: Orpheus, Herakles, Theseus en dezes vriend Perithoös. Deze laatste is nooit meer onder de levenden teruggekeerd en Theseus heeft er een deel van zijn achterwerk achtergelaten. Odysseus dient deze opdracht eerder te beschouwen als een gunst, die de goden slechts aan zéér weinig stervelingen verlenen. Hoe hij het rijk van Hades vinden zal? De god Hermes, die ook de doden begeleidt naar de onderwereld, zal hem er heen brengen. Kirke belt Hermes op met een mobiele telefoon. Odysseus is verbaasd over dit wonderbare communicatiemiddel. Kirke legt hem uit dat dit toestel ooit eens gemeengoed zal worden bij de stervelingen. Maar dat zal nog meer dan drieduizend jaar duren. Nu is het nog een voorrecht van de goden, net als zovele andere voorrechten. Maar al die voorrechten van de goden zullen hun uiteindelijk door de mens ontfutseld worden, behalve twee: de onsterfelijkheid en de eeuwige jeugd. Met het vermeerderen van hun bezit en hun kennis zullen de mensen evenwel niet gelukkiger worden. Wel in tegendeel. Immers: zijn de goden gelukkig?

    Lang zal Hermes niet onderweg zijn, zegt Kirke. Het dunkt haar dat ze hem al hoort aankomen. Ze zal zich nu verwijderen om een offer te gaan brengen aan de goden in naam van Odysseus, haar teergeliefde Odysseus. Het bloed van het offerdier zal ze Odysseus meegeven, want hij zal het verse offerbloed nodig hebben om het te drinken te geven aan de schimmen van de afgestorvenen, opdat zij in staat zouden zijn tot hem te spreken. Daar is Hermes al. Hij legt uit welke de weg is die zij zullen volgen naar de Hades. Met Odysseus’ enig overgebleven schip zullen ze afvaren. De Noordenwind zal hen in de goede richting sturen, tot aan het einde van de Oceaan. Daar zullen ze aanmeren, aan een woest strand, vol rotsen en begroeid met wilgen en populieren, het woud van Persephone, de godin van de onderwereld. Daar bevindt zich een grote rots. Via een sleet in die rots zullen ze afdalen naar een ondergrondse rivier, de Dodenrivier. De veerman Charon zal hen, zonder vragen te stellen, naar de overkant van de rivier brengen, naar het dodenrijk. Dan zullen ze tot bij de poort van de Hades komen. Deze wordt bewaakt door Kerberos, de vreselijke hellehond met de drie koppen. Maar dank zij het gezelschap van Hermes zal Odysseus geen tegenstand ondervinden van de hond. Zo zullen ze dan binnentreden in het rijk der schimmen. Daar zal Odysseus eerst met de ziener Teiresias moeten spreken, zegt Hermes. Hij immers is de enige in het rijk der doden die hem te woord zal staan zonder eerst van het offerbloed gedronken te hebben. Odysseus mag overigens niemand van het offerbloed laten drinken zonder eerst met Teiresias gesproken te hebben. Teiresias is de enige dode in de onderwereld die tegelijk ook levend is, ofschoon hij voor eeuwig gevangen zit in het rijk der doden. Na met Teiresias gesproken te hebben, zal Odysseus zich een korte wijle met de schimmen kunnen onderhouden, nadat het bloed hun tongen zal losgemaakt hebben.

    Kirke verschijnt weer op de scène. Ze heeft een dier geslacht en brengt het offerbloed. Ze heeft ook een fles melk, een pot honing, een fles wijn en een fles water bij. Odysseus moet de vier flessen in de aangegeven volgorde storten als plengoffer voor de goden, zodra hij het rijk der schimmen heeft betreden. Ze geeft Odysseus ook nog een fles "oude klare" mee voor Teiresias en een muntstuk van twee euro voor de veerman. Ga nu, Odysseus, zegt ze, man van mijn hart, doe zoals de goden u bevelen en laat u begeleiden door Hermes. Ik zal u hier opwachten samen met de nimfen en uw drie makkers, die ik ondertussen hun ware gedaante zal teruggeven. Met het vlees van het geofferd dier zullen wij dan allen samen een lekker afscheidsmaal nuttigen. Ga nu… Huilend keert ze zich om. Hermes en Odysseus verlaten de scène: ze begeven zich op weg naar de onderwereld.

    08-03-2007 om 00:00 geschreven door Kris Vansteenbrugge  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    05-03-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.365 dagen later.

    Driehonderdvijfenzestig dagen zijn voorbijgegaan. Morgen mag Odysseus het eiland verlaten – ’t is een schrikkeljaar – en krijgen zijn makkers hun ware gedaante terug. Geknield zit Kirke vóór hem. Ze heeft haar hoofd in zijn schoot gelegd en ze weent overvloedige tranen van verdriet. Ze zal hem niet beletten het eiland te verlaten, maar ze smeekt hem te blijven, uit vrije wil, en haar niet voor altijd ongelukkig te maken. Hij is toch gelukkig geweest met haar? Ze heeft het hem toch altijd naar de zin gemaakt? Odysseus kan dat niet ontkennen, maar toch wil hij vertrekken. Hij wil zijn echtgenote Penelope terugzien, die nu reeds elf lange jaren trouw op hem wacht. Hij wil opnieuw zijn geboortegrond Ithaca betreden en heersen over zijn volk. Hij wil zijn ouders terugzien en zijn opgroeiende zoon Telemachus die nog een peuter was toen hijzelf naar Troje afreisde. Kirke antwoordt dat zij uit goede bron vernomen heeft – goden vernemen altijd alles uit goede bron – dat behalve zijn naaste familie niemand op Ithaca nog gelooft dat hun koning nog in leven is. Dat zijn paleis vol mannen zit die naar de hand van zijn vrouw dingen. Penelope is tot op heden weliswaar nog niet bezweken voor haar vrijers, maar dat zal ze alleszins geen negen jaar meer uithouden. Negen jaar? O ja, dat vergeet ze nog te zeggen, en dat heeft ze ook uit goede bron, zó lang zal nog het duren vooraleer hij uiteindelijk zwaar gehavend zijn geboortegrond zal kunnen betreden. Penelope zal dan reeds een oude vrouw zijn, een vrouw die niet meer in staat zal zijn aan alle verlangens van een man te voldoen. Terwijl zijzelf, Kirke, nimmer haar jeugdige frisheid zal verliezen, omdat zij mag genieten van de eeuwige jeugd, het voorrecht van alle onsterfelijken. Als hij toch nog voor haar wil kiezen, wil ze hem beloven dat ze altijd voor hem klaar zal staan en dat ze tot zijn laatste levensdag aan zijn vurigste verlangens zal voldoen. Maar Odysseus blijft onvermurwbaar. Voor Kirke zal er dus niets anders opzitten dan haar gasten te laten vertrekken. Maar eerst moet Odysseus nog een belangrijke opdracht vervullen. Dat is haar medegedeeld door de oppergod zelve: een beslissing die genomen is door Zeus in samenspraak met de god Poseidon en alle andere goden van de Olympos. Vooraleer hij met zijn makkers het eiland mag verlaten, moet hij eerst een bezoek brengen aan de onderwereld…

    05-03-2007 om 16:08 geschreven door Kris Vansteenbrugge  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    03-03-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Een jaartje geduld...

    De rest van het Odysseusverhaal draag ik op aan Christophe, aan patje en aan Omsk en aan al die anderen die ongetwijfeld denken: voilà, de drie reacties zijn binnen, wíj hoeven dus niet meer. Laat ik nogmaals opmerken dat dit nog niet het échte verhaal is. Dit is slechts de korte inhoud, het stramien in feite, volgens hetwelk het uiteindelijk verhaal zal opgebouwd worden…

     

    Enkele dagen zijn voorbijgegaan. Odysseus zit op een boomstronk. Eén van de zijn betoverde makkers komt hem gezelschap houden. Aanvankelijk weet hij niet met wie van de drie hij te doen heeft. Hij komt er achter dat het Eurylochus is, zij het met enige moeite. Want al begrijpt het varken Eurylochus alles, de gave van de spraak heeft hij verloren, net als de twee andere makkers. Toch komt Odysseus een en ander te weten over de gemoedstoestand van zijn makkers, door het stellen van accurate vragen, dewelke beantwoord worden door een klagend of opgewekt geknor, of door een bevestigend geknik, hetzij ontkennend geschud met het hoofd. Over hun behandeling op het eiland hebben zij niet te klagen. Aan eten en drinken ontbreekt het hen niet, aan vers stro evenmin. Ze worden door de nimfen vertroeteld. Elk van de drie nimfen draagt zorg voor één van hen. Omdat zij anders moeilijk van elkaar te onderscheiden zijn, hebben de nimfen hun een lintje van verschillende kleur rond hun staartje gebonden. Eurylochus toont zijn lintje met een zekere fierheid: een roze… Odysseus drukt er zijn leedwezen over uit dat zij in die dierlijke gedaante moeten rondlopen, maar troost hen met het vooruitzicht dat zij over een jaar hun menselijke gedaante zullen terugkrijgen: Kirke heeft het hem beloofd. Dan zullen ze meteen weer koers zetten naar hun vaderland. Een vol jaar: Eurylochus laat een lamentabel geknor horen. Wat weerhoudt Kirke om hen nu reeds opnieuw om te toveren? Als Odysseus onder ede belooft dat hij haar een vol jaar gezelschap zal houden. Op die manier zou dat jaar op Aiaia ook voor hen draaglijk zijn. Ja, waarom eigenlijk niet, vraagt Odysseus zich af. Hij belooft Eurylochus dat hij het haar zal vragen….

    De nimf die Eurylochus onder haar hoede heeft is naar hem op zoek. Ze vindt hem hier bij Odysseus. Ze maakte zich al ongerust over hem. Zijn etensbak is reeds gevuld. Eurylochus gaat gewillig mee: hij kwispelt zelf met zijn staartje. Even later betreedt Kirke de scène. Ze komt bij Odysseus op de schoot zitten. Ze is lief en aanhalig. Ze vraagt hem of hij het naar zijn zin heeft bij haar op het eiland en of ze wat voor hem kan doen. Odysseus ruikt zijn kans: hij smeekt haar zijn makkers hun vroegere gedaante terug te geven. Over een jaar, antwoordt ze beslist. Als ze het nú reeds doet loopt ze immers de kans dat de heren tóch vroeger vertrekken. En als we nu op ons erewoord beloven dat we niet eerder weggaan, vraagt Odysseus. Kirke beweert dat de eed van een sterveling waardeloos is. En wíj zouden u wél moeten geloven op uw woord, replikeert Odysseus. Niet zómaar op mijn woord, zegt Kirke. Om u gerust te stellen zal ik hierbij een plechtige eed afleggen. Ik zal zweren, bij de Styx, de rivier van de onderwereld, en voor Zeus, onze oppergod, dat ik uw mannen hun menselijk lichaam zal terug bezorgen en dat ik hen en uzelf in vrede van hier zal laten vertrekken, van zodra één jaar zal verstreken zijn. Ze voegt de daad bij het woord en ze doet de dure eed waar goden zich nimmer kunnen aan onttrekken: ze zweert bij de Styx, en ze roept daarbij de oppergod tot getuige. Mijn vrienden worden op die wijze, geheel onschuldig, wel héél zwaar gestraft, moppert Odysseus. Maar Kirke lacht zijn grieven weg. Over een jaartje zal hun kwelling voorbij zijn en een jaartje is gauw om. Oneindig veel groter en eeuwigdurend zal háár kwelling zijn, vanaf het ogenblik dat ze definitief afscheid zal moeten nemen van hem, haar geliefde Odysseus. Onze held laat zich door die woorden overtuigen en hij komt weer helemaal in de ban van Kirke. Ze liggen weer in elkanders armen als het doek dichtgaat.

     

    Laten we zeggen dat dit nu het einde is van het eerste bedrijf. Dank u voor uw aandacht, Christophe, patje en Omsk… en de anderen. Komende week gaan we verder, want na een eerste bedrijf komt er een tweede. Zo hoort het.

    03-03-2007 om 00:14 geschreven door Kris Vansteenbrugge  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (1)
    02-03-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De Gouden Poort.

    De  Gouden Poort.

     

    Het zal u, trouwe lezer, ongetwijfeld niet ontgaan zijn – vermits u een trouwe lezer bent – dat ik veertien dagen geleden in een brief aan professor van Togenbirger het voornemen heb geuit om een stukje “filosofisch proza” van zijn hand in de vorm van een gedicht te gieten. Of de professor dat een goed idee vond? Erg enthousiast bleek hij alvast niet te zijn. Zijn antwoord was er een in de zin van “je doet maar wat je niet laten kunt”. En omdát ik het niet laten kon, heb ik het dus maar gedaan. Het luidt als volgt:

     

    Spiegels (door Omsk, in versvorm gebracht door Kris).

     

    Google Earth:

    de mens klikt aan,

    zoomt in op zichzelf.

    De kijker is de bekekene,

    jager en prooi,

    subject en object,

    kenner en gekende,

    vraag en antwoord tegelijk.

     

    Google Earth,

    het internet,

    het computerscherm:

    niets anders

    dan een spiegel.

    Het spiegelbeeld,

    dat is hijzelf,

    de mens.

     

    De mens schreeuwt:

    kijk, dat ben ikzelf!

    Hij kijkt en ziet zichzelf:

    hij heeft zichzelf gevonden...…

    Hij steekt zijn hand uit,

    wil zichzelf betasten,

    maar de spiegel breekt

    en valt aan scherven.

     

    Hij vraagt zich af,

    heel even maar,

    of niet hij het beeld is

    van de mens daar in de spiegel.

    Wie weerspiegelt wie?

    Wie is eerst?

    Wie is origineel?

    Wie aapt wie na?

     

    De mens heeft zich ontdubbeld,

    hij zoekt zichzelf.

    Maar pas heeft hij zichzelf gevonden,

    of daar breekt hij al, in stukken.…

    De stukken van zichzelf

    vindt hij in de spiegel wel terug,

    op het scherm, op teevee,

    in de straten van de stad.

     

    Die stukken noemt hij medemensen.

    Wie was er het eerst, ‘

    vraagt hij zich af,

    mijn medemensen of ikzelf?

    En hij bekijkt hen,

    in de spiegels,

    op de schermen,

    in de straten van de stad.

     

    Weer vraagt hij zich af:

    wie aapt wie na?

    En deze spiegels,

    wie heeft ze bedacht?

     

    Hoe vindt u het? Vond u het in proza-vorm beter? Of hebt u het proza op www.bloggen.be/omskvtdw niet gelezen? Wat u er ook moge van denken, meer dan een bevlieging van mij hoeft u er niet achter te zoeken…

    Maar wat heb ik toch? Twee of drie dagen geleden sla ik een boek open en ik kom terecht bij een gedicht van Paul van Ostaijen. Het is een oud schoolboek en het heet “DE GOUDEN POORT, bloemlezing met kort literatuuroverzicht, 1970”. Het gedicht heet “Alpejagerslied” en de dichter Paul van Ostaijen hoef ik u ongetwijfeld niet voor te stellen. In de lijst van de honderd beroemdste belgen heeft hij zijn plaats in de eerste helft van de rangschikking en daar wordt hij slechts door één andere dichter vooraf gegaan, namelijk Guido Gezelle. Ik weet niet of er een lijst bestaat van de honderd beroemdste Vlaamse gedichten: zonder twijfel zou zijn gedicht “Marc groet ’s morgens de dingen” daar helemaal vooraan staan. Niets belet mij – en dit ter zijde – om dat beroemde gedicht eventjes in herinnering te brengen:

     

    Marc groet ’s morgens de dingen

     

    Dag ventje met de fiets op de vaas met de bloem ploem ploem

    dag stoel naast de tafel

    dag brood op de tafel

    dag visserke vis met de pijp

           en

    dag visserke vis met de pet

           pet en pijp

    van het visserke vis

           goeiendag

    DAA-AG vis

    dag lieve vis

    dag klein visselijn mijn.

     

    Maar laten we terugkeren tot van Ostaijens Alpejagerslied. Bij het lezen ervan bekruipt mij de drang om dat gedicht in proza-vorm te schrijven. Ik besef maar al te goed dat ik wel gek lijk, na dat omgekeerd experiment met het stukje van Omsk. Maar is het niet Omsk zelf die mij aanraadt te doen wat ik niet laten kan? Welaan dan:

     

    Alpejagerslied (door P. van Ostaijen, in proza geschreven door Kris).

     

    Een heer die de straat afdaalt, een heer die de straat opklimt: twee heren die dalen en klimmen, dat is de ene heer daalt en de andere heer klimt, vlak vóór de winkel van Hinderickx en Winderickx. Vlak vóór de winkel van Hinderickx en Winderickx, van de beroemde hoedenmakers, treffen zij elkaar. De ene heer neemt zijn hoge (hier is mogelijk het woord “hoed” vergeten, nvdr) in de rechterhand, de andere heer neemt zijn hoge hoed in de linkerhand. Dan gaan de ene en de andere heer, de rechtse en de linkse, de klimmende en de dalende, de rechtse die daalt, de linkse die klimt, dan gaan beide heren, elk met zijn hoge hoed, zijn eigen hoge hoed, zijn bloedeigen hoge hoed, elkaar voorbij, vlak vóór de deur van de winkel van Hinderickx en Winderickx, van de beroemde hoedenmakers. Dan zetten beide heren, de rechtse en de linkse, de klimmende en de dalende, eenmaal elkaar voorbij, hun hoge hoeden weer op het hoofd. Men versta mij wel, elk zet zijn eigen hoed op het eigen hoofd: dat is hun recht, dat is het recht van deze beide heren.

     

    In de oorspronkelijke tekst, de poëzie-versie dus, staan acht hoofdletters, namelijk de “E” van het eerste en het tweede woordje “een” en driemaal de “H” en evenveel keer de “W” van de eigennamen van de beroemde hoedenmakers. Verder staat er maar één enkel leesteken: de punt helemaal aan het einde. Alle andere leestekens heb ik toegevoegd en waar het nodig was heb ik een hoofdletter geschreven. Maar niet één letter heb ik gewijzigd. Vind u het geen prachtig stukje literatuur? Of hebt u het niet zo begrepen op het expressionisme? Sta mij toe hier even de definitie van het woord expressionisme weer te geven, zoals het gedrukt staat in van Dale: “richting in literatuur, muziek en beeldende kunsten die het wezen van de dingen en de visie van de kunstenaar daarop probeert uit te drukken”. Snapt u het wezen van de dingen en de visie van de kunstenaar in het Alpejagerslied? U misschien niet, en ík al helemaal niet. Maar dat ligt dan enkel en alleen aan ons, aan u en mij, want neem het van mij aan: het Alpejagerslied is een fameus stuk literatuur – anders stond het niet in de Gouden Poort – en Paul van Ostaijen is een heel grote, de grootste Vlaamse dichter, na Guido Gezelle. Zes miljoen Vlamingen zullen zich allicht niet vergissen bij de keuze van “de grootste aller tijden”.

    Naadloos, of dan toch bijna, brengt dit mij tot Guido Gezelle. Vraag aan Etienne Planchon, preses van de studentenclub Laetitia tijdens het academisch jaar 1961-62, wie de grootste Gezelle-kenner aller tijden is. Negen kansen op tien dat hij mijn naam vermeldt. Mag ik dan misschien een woordje meepraten over Gezelle? Of laten we zeggen een gedicht van Gezelle citeren? Een onovertroffen, wat zeg ik, een onovertrefbaar liefdesgedicht. De beroemde priester-dichter schreef dit gedicht in 1858 voor zijn geliefde leerling Eugène van Oye. Gezelle was toen 28 jaar oud en leraar aan het Klein Seminarie in Roeselare. Het gedicht is eveneens opgenomen in de Gouden Poort. Hier gaat het:

     

    Dien avond en die roze

     

    ‘k Heb menig uur bij u

       gesleten en genoten,

    en nooit en heeft een uur met u

       me een enkle stond verdroten.

    ‘k Heb menig menig blom voor u

       gelezen en geschonken,

    en, lijk een bie, met u, met u,

       er honing uit gedronken;

    maar nooit een uur zo lief met u,

       zo lang zij duren koste,

    maar nooit een uur zo droef om u,

       wanneer ik scheiden moste,

    als ’t uur wanneer ik dicht bij u,

       die avond, neergezeten,

    u spreken hoorde en sprak tot u

       wat onze zielen weten.

    Nog nooit een blom zo schoon, van u

       gezocht, geplukt, gelezen,

    als die die avond blonk op u,

       en mocht de mijne wezen!

    Ofschoon, zowel voor mij, als u,

       - wie zal dit kwaad genezen? –

    een uur bij mij, een uur bij u,

       niet lang een uur mag wezen;

    ofschoon voor mij, ofschoon voor u,

       zo lief en uitgelezen

    die roze, al was ’t een roos van u,

       niet lang een roos mocht wezen,

    toch lang bewaart, dit zeg ik u,

       ’t en ware ik ’t al verloze,

    mijn hert drie dierbre beelden: u,

       dien avond – en die roze!

     

    Dag, vrienden van de poëzie!

    02-03-2007 om 00:00 geschreven door Kris Vansteenbrugge  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    23-02-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Spectaculaire ontwikkelingen op Aiaia.

    We zitten dus met een lijk…

     

    De nimfen stormen de scène op, in paniek. Ze hebben Kirke’s geschreeuw gehoord. Tot hun afgrijzen zien ze Kirke liggen, levenloos, met bloed besmeurd – Odysseus is in geen velden of wegen meer te bespeuren –. Zou ze dood zijn? Het moet haast wel, want ze beweegt niet meer, ze ademt niet meer… De nimfen heffen een klaaglied aan. Tot de drie varkens, knorrend en snuffelend het podium komen opgerend. De nimfen begrijpen wat er aan de hand is: de drie varkens, dat zijn de drie makkers van Odysseus, door hun meesteres op een meedogenloze wijze omgetoverd. Alles wordt hen nu duidelijk: Odysseus heeft zich gewroken op Kirke, even meedogenloos. En ze hadden nog zo hun hoop gesteld op deze drie mannen! Een man voor elk van hen. Ze knuffelen de varkens. Deze begrijpen ieder woord dat tot hen gesproken wordt, doch ze kunnen enkel antwoorden met een geknor. Het verdriet van de nimfen verandert in afkeer voor de dode. Dát plezier heeft Kirke hen weer eens niet gegund! De drie vrouwen luchten hun hart en al hun opgekropte grieven komen naar boven. Ze betreuren niet langer Kirke’s dood, tenzij om één enkele reden: zíj alleen was in staat geweest de drie mannen hun menselijke gedaante terug te geven. Nu zullen ze als varkens verder moeten ronddolen. En wat zullen ze nu met Kirke doen? Begraven of verbranden? Daar willen ze nog even over nadenken. Eerst zullen ze de varkens meenemen naar hun woning voor een extra verzorging: lekkere truffels, een bussel vers stro. De dieren lijken zich het gezelschap en het geknuffel van de nimfen te laten welgevallen…

    Nu er niemand meer in haar nabijheid is, wordt Kirke “wakker”. Ze was niet dood, ze heeft maar net gedaan alsof! Nu weet ze dus meteen hoe haar nimfen over haar denken, die dwaze wezens die niet eens weten dat een godin niet sterven kán! Ha, ze willen haar begraven of haar toevertrouwen aan het vuur, háár, een godin, een onsterfelijke! Plots hoort ze zware voetstappen. Dat moet Odysseus zijn, denkt ze. Ze gaat weer roerloos liggen, voor dood. Odysseus ziet er verward uit. Vertwijfeld heeft hij een wijle op het eiland rondgedoold tot zijn geweten hem weer drijft naar de plaats des onheils. Behoedzaam nadert hij tot de roerloze Kirke. Tranen van spijt vloeien over zijn wangen. Ze ligt daar zo rustig, zo sereen, zo mooi. Odysseus begint haar best aantrekkelijk te vinden. O, was ze nu maar niet dood. Hij zou haar ongetwijfeld hebben kunnen beminnen, met haar de liefde bedrijven, zoals ze van hem verlangt. Hij zou best een tijdje bij haar op het eiland hebben willen vertoeven als ze bereid zou geweest zijn, in ruil voor dat oponthoud, zijn makkers hun de menselijke gedaante terug te geven. Hij prevelt haar dat alles toe, in het besef nochtans dat zijn woorden tevergeefs zijn. Maar, droomt hij? De dood gewaande komt langzaam rechtop. Ze heeft de woorden van Odysseus goed in haar oren geknoopt en haar hart popelt van vreugde. Hoe is het mogelijk dat Odysseus, de listige, niet eens weet dat goden en godinnen niet kúnnen sterven en dat zij de eeuwige jeugd bezitten? Dat goden weliswaar onderhevig zijn aan ziekte, dat goden  kunnen bloeden, pijn lijden en genot, vreugde en verdriet ervaren, net zoals de mensen, maar desalniettemin onsterfelijk zijn? Hij is dus bereid haar te beminnen en een tijdje bij haar te blijven? Maar, hoe lang is “een tijdje”? Een maand, zegt Odysseus. Twaalf jaar, zegt Kirke. Ze komen uiteindelijk overeen dat hij een vol jaar op het eiland zal blijven. Odysseus bekent haar dat hij haar wel degelijk aantrekkelijk vindt en tedere gevoelens heeft voor haar. Maar langer dan een jaar zal hij het niet kunnen uithouden: daarvoor is de drang naar zijn geboortegrond té groot. Ze omhelzen elkander. Til mij op met je sterke armen, zegt Kirke, en draag me naar mijn paleis, naar mijn zacht hemelbed, en laat mij genieten van je stoer lichaam. Odysseus laat het zich geen twee maal zeggen…

     

    Had u verwacht, lieve lezer, dat het verhaal deze wending zou nemen?Laat het mij alstublieft weten. Als uw reactie niet al te gek is, zal ik er een toespeling op maken in een volgend cursiefje. Beloofd. Zoals de zaken er nu echter voor staan kan ik slechts concluderen dat u óf mijn Odysseus-verhaal niet leest óf het geen reactie waard acht. Ik heb weer behoefte aan wat brandstof: drie positieve reacties, anders ga ik er niet mee door. Bedankt bij voorbaat en… het kan nog heel boeiend worden.

    23-02-2007 om 15:15 geschreven door Kris Vansteenbrugge  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (3)
    22-02-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Op mijn plaats gezet.

    Het zou kunnen – niet dat ik de kans groot acht – dat u zich afvraagt op welke datum in een welbepaald jaar, in de verre of nabije toekomst of in een ver of recent verleden, de variabele feestdagen Pasen, Hemelvaartsdag en Pinksteren zullen vallen of gevallen hebben. Daar bestaan weliswaar kalenders voor, maar vaak reiken die niet verder dan een jaar of tien in de toekomst en een terugblik in het verleden is er in de meeste gevallen al helemaal niet bij.

    Tot vóór een dag of acht verkeerde ik in de waan dat het vastleggen van die data geschiedde op gezag van de hoogste kerkelijke autoriteiten, op heel mysterieuze grondslagen waarbij de stand van de hemellichamen een niet te onderschatten rol speelt. Ik had er niet het minste vermoeden van dat we die data zelf kunnen berekenen, door simpelweg enkele eenvoudige rekensommetjes te maken. Tot vóór acht dagen, zoals ik al zei. De persoon die het mij geleerd heeft is weer eens Fernand, de man van de “isomortaliteitsleeftijd” en van “het getal pi”. Hartelijk bedankt Fernand, uit de grond van mijn hart.

    Het volstaat dat we de datum van Pasen kennen: Hemelvaart is 39 dagen later en Pinsteren nog eens tien dagen later. En nu gaan we aan de slag, in verscheidene stappen.

     

    Stap 1:

    Deel het gegeven jaartal door 19 en noteer de rest van de deling. Stel die rest gelijk aan a (als de deling “opgaat” is  a , vanzelfsprekend, gelijk aan nul).

     

    Stap 2:

    Deel het jaartal nu door 4 en noteer weer de rest van de deling. Deze rest stellen we nu gelijk aan  b .

     

    Stap 3:

    Deel het jaartal nu door 7. De rest van deze deling noemen we  c .

     

    Stap 4:

    Vermenigvuldig de waarde van  a  met 19 en tel daar 24 bij. Deel de aldus verkregen som door 30. De rest van deze laatste deling krijgt de naam  d .

     

    Stap 5:

    Maak nu de som van  2b + 4c + 6d + 5  en deel daarna die som door 7. De rest van de deling is  e .

     

    Stap 6:

    Maak de som van  d + e + 22 . Die uitkomst levert ons een getal op – laten we het  n  noemen – en nu kunnen we zeggen “klaar is Kees”. Is dat getal niet groter dan 31, dan valt Pasen op de n-de maart. Is het getal wél groter dan 31, dan valt Pasen op de (n - 31)ste  april.

     

    Vind u dit, moedige lezer, geen schitterend stukje rekenwerk? Afgezien van het praktisch nut, dat het kan hebben. Al ben ik er mij op dit ogenblik wel degelijk van bewust dat ik dat praktisch nut aanvankelijk zeer heb overschat. Die bewustwording is er gekomen na mijn wedervaren van gisteren. Ik had gisteren namelijk het onzalig idee om, in mijn kinderlijk enthousiasme, die berekeningsmethode uit de doeken te willen doen bij één van mijn kennissen en even later bij nog een andere kennis. De eerste onderbrak mij al na stap twee, zei dat het hem geen fluit interesseerde en daar bleef het bij. De tweede liet mij uitpraten, schudde toen meewarig het hoofd en vroeg mij toen waarom ik in feite met die onzin kwam aandraven. Of ik daarmee misschien mijn “geestelijke superioriteit” wilde bewijzen? Sorry, zei hij nog, maar dat moest er even uit. Dat soort pedanterie van mij hangt hem de keel uit. Merkwaardig overigens dat het van Fernand helemaal niet pedant overkwam bij mij. Geen ogenblik heb ik de indruk dat het er Fernand om te doen was zíjn “geestelijke superioriteit” te bewijzen. Ík zal dus wel anders overkomen dan Fernand. Daarom dat ik het bij deze twee mondelinge pogingen wens te houden. Ú moet het stellen met deze schriftelijke uitleg…

    Maar zeg nu eens eerlijk – u hoeft echt niet bang te zijn om een keertje te reageren op dit cursiefje – vindt u dit geen prachtige rekenoefening, afgezien nog van het praktisch nut van de berekening? Zit er niet een beetje van-alles-wat in: hoofdrekenen, cijferen, optellen, aftrekken, vermenigvuldigen, delen, en… zelfs een beetje algebra? Een must voor iedere lagere-school-leerling, zou ik haast durven zeggen. Of ben ik weer te enthousiast? Laat ik mij weer gáán?

    U zou een ander bezwaar kunnen hebben. Het zou kunnen dat u denkt: dat kan nooit kloppen! Omdat u er misschien ook heilig van overtuigd bent dat de datum waarop Pasen valt te maken moet hebben met de zon en de maan en allerlei toestanden uit het christendom? Welaan dan, wat belet er u om de proef op de som te nemen? Maak rustig de berekening – maar doe het alstublieft zorgvuldig – en toets de uitkomst aan de hand van oude Snoecks Almanakken of agenda’s die tabellen van de wisselende feestdagen afdrukken, tot ver in de éénentwintigste eeuw. Niets belet u om mij het resultaat van uw inspanningen mede te delen.

    Tenzij het u geen bal kan schelen natuurlijk. Tenzij u lak hebt aan al die pedanterie, waarmee ik alleen maar mijn u-weet-wel-wat wil bewijzen. In dat geval smeek ik u dit stukje als ongelezen te willen beschouwen en mij te willen verontschuldigen. U had natuurlijk ook al veel vroeger kunnen afhaken. U had met de linker muisknop kunnen klikken op het kruisje in de rechter bovenhoek van uw scherm en dan was u er dus van af geweest, zonder dat u mij had hoeven af te schepen, en zonder het risico te lopen dat onze vertrouwelijke vriendschapsband erdoor in gevaar komt…

    Toch nog één opmerking, een postscriptum. Ik geef alleen garantie voor de twintigste en de éénentwintigste eeuw. Voor andere eeuwen dient de formule nog wat aangepast. Maar vermits u het nú al behoorlijk ingewikkeld vindt…

    22-02-2007 om 14:20 geschreven door Kris Vansteenbrugge  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    17-02-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Brief aan professor van Togenbirger.

    Geachte Professor,

     

    Misschien moet ik mijn brief beginnen met een verontschuldiging. U hebt mij immers gevraagd u gewoon Omsk te noemen, maar neem mij alstublieft niet kwalijk dat ik het daar op dit ogenblik (nog) wat moeilijk mee heb.

    In de allereerste plaats wens ik u te bedanken voor de reactie op mijn verhaal van 9 februari. Hoeveel genoegen uw reactie mij gedaan heeft kan ik moeilijk onder woorden brengen. Ik zou het overal willen uitbazuinen: professor van Togenbirger de Waelekens leest de verhaaltjes op mijn weblog en – naar ik meen te mogen aannemen – hij vindt ze nog interessant ook! U moet weten dat mijn weblog dagelijks toch nog door een twintigtal mensen bezocht wordt – ofschoon het er ooit méér geweest zijn – en dat op een week tijd amper vijf mensen – en daar bent u dan nog bij – zich verwaardigd hebben te reageren. Zeer hartelijk bedankt!

    Deze brief is ook bedoeld als reactie op uw laatste twee “Vertelsels” die ik deze ochtend gelezen heb op www.bloggen.be/omskvtdw: “Over het Verouderingsproces” en “Spiegels”. Zeker, ook ik ben er van overtuigd dat door te leren wij meer en meer tot het besef komen hoe weinig we in feite weten, tot we uiteindelijk moeten concluderen dat we zo goed als niets kennen. Ook ik heb mij afgevraagd of die bewustwording niet in wezen de essentie is van het opgroeien, het volwassen worden, het oud worden, het sterven. Toen mijn kleindochters tot het besef kwamen dat Sinterklaas in feite niet bestaat was de hele familie ervan overtuigd dat de meisjes iets hadden bijgeleerd waardoor ze een belangrijke stap hadden gezet naar de volwassenheid. Een stap naar de volwassenheid, ongetwijfeld. Maar of ze daardoor nu méér wéten? Wel integendeel.

    Wat “Spiegels” betreft. Het lijkt mij een heel subtiele en diepzinnige uiteenzetting. Iets wat een gewoon mens meer dan één keer dient te lezen. Dát zal ik dan zeker ook doen. Maar bovenal: het is zó mooi geschreven, pure poëzie. Als u het mij toestaat zal ik het eens in dichtvorm schrijven en hier en daar een woord veranderen of van plaats verwisselen met een ander woord, puur ter wille van de ritmiek en misschien ook om hier en daar een rijm aan te brengen. Wie weet ontstaat er dan geen gedicht dat kan wedijveren met “De schone dagen van Sint Jan” van Pol Heyns. Of nog béter?... Als u het mij toestaat natuurlijk.

    En nu wil ik het nog hebben over een ander onderwerp: mijn buurman in Elsegem, Fernand Devuyst. Zijn zusters noemen hem altijd “de professor”, maar in werkelijkheid ís hij geen professor. Ze noemen hem alleen maar zo omdat hij de enige “intellectueel” is in de familie. “Professor” Fernand Devuyst heeft mij in het weekend een paar dingen bijgeleerd en aldus in zekere mate bijgedragen tot mijn reeds behoorlijk gevorderd verouderingsproces.

    Het eerste is een term uit de verzekeringswereld. U moet weten dat Fernand verzekeringmakelaar is geweest. De term is “isomortaliteitsleeftijd”. Die zou in onze contreien rond de 87 jaar liggen. Wat verstaat men nu onder “isomortaliteitsleeftijd”? Het is de leeftijd ónder dewelke de levensverwachting van de vrouw hoger ligt dan die van de man en bóven dewelke de levensverwachting precies andersom is. Laat ik dat met een voorbeeld uitleggen: een vrouw van 75 heeft gemiddeld nog meer jaren te leven dan een man van 75, terwijl een vrouw van 95 daarentegen gemiddeld minder jaren te goed heeft dan een man van die leeftijd. Vreemd genoeg heb ik die term nergens teruggevonden, ook niet op het internet. Zou die term een uitvinding zijn van professor Fernand Devuyst en misschien nog niet doorgedrongen in ietwat bredere kringen?

    Het tweede gaat over de berekening van het getal pi. Ik kwam tot de conclusie dat pi = 2n. sin 90°/n  (waarbij n streeft naar oneindig) , met nog een redelijk bewijs er achteraan. Fernand bracht, naast een mnemotechnisch middel – que j’aime à faire apprendre un nombre utile aux sages, etc. – een berekeningsmethode naar voor, waar ik nooit eerder over gehoord had. Ziehier: pi = 4(1/1 + 1/5 + 1/9 + 1/13 +…) – (1/3 + 1/7 + 1/11 + 1/15 +…)! Op een eerste zicht lijkt het nog zo gek niet, al zie ik de “wiskundige logica” er niet van in…

    En wat denkt u, professor?

     

    Zeer genegen,

     

    Kris Vansteenbrugge.

    17-02-2007 om 11:51 geschreven door Kris Vansteenbrugge  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    14-02-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Meer over Odysseus.

    Vijf reacties gekregen op mijn oproep. ’t Hadden er natuurlijk veel meer mogen zijn, maar aangezien ik er maar drie gevraagd heb… Voor vijf rechtvaardigen zou Onze-Lieve-Heer Sodom en Gomorra gespaard hebben. Alle redenen dus om dapper door te doen met Odysseus op Aiaia. Voor die vijf. Daar gaan we dan:

     

    Kirke verschijnt ten tonele. Odysseus is wakker geschoten door de val. Kirke herkent hem. Ze is in feite niet verwonderd hem hier te ontmoeten: het orakel had het haar voorspeld. Odysseus vertelt haar zijn wedervaren bij de Kykonen en bij de Lotofagen. Schijnheilig keurt Kirke de “truuk met de lotusplant” af. Ze huivert als hij zijn realistisch verhaal doet over de cycloop Polyphemos, die dagelijks twee van Odysseus mannen nuttigde als ontbijt, nadat hij met de blote handen het hoofd van hun romp had afgerukt. En groot was haar bewondering voor de list waarmee de held met zijn overblijvende gezellen aan de éénogige reus wist te ontsnappen. Deze knappe man met zijn gespierde zongebruinde torso doet Kirke’s bloed sneller stromen. Ze kan het niet laten hem over de stoere borst te strelen en ze smeekt hem verder te gaan met zijn verhaal. En Odysseus vertelt over hun ervaringen bij de god Aiolos op het eiland der winden. Aiolos had hun een zak meegegeven waarin alle stormwinden gevangen zaten, behalve die ene gunstige wind, die hen huiswaarts zou brengen. Maar toen ze hun thuishaven Ithaka bijna bereikt hadden, openden zijn makkers de zak, denkende dat in de zak kostbare geschenken zaten die Aiolos had meegegeven. Alle kwade stormwinden ontsnapten en joegen hun schepen weer de ruime zee in zodat ze tenslotte weer belandden op het eiland van Aiolos. Deze laatste was niet bereid hen een tweede maal te helpen. Ze werden nu voortgejaagd langsheen het eiland van de woeste Laystrigonen die hun schepen bekogelden met rotsblokken. Dit ene op Kirke’s eiland gestrande schip en nog drie overlevende medestrijders is alles wat er overblijft van de eens zo fiere vlootexpeditie die  ten strijde trok tegen Troje.  Kirke hangt aan zijn lippen, figuurlijk en – bijna – ook letterlijk. Ze vraagt waar de metgezellen zijn en of Odysseus hen wil halen en over een uur op dezelfde plaats terugkomen: ondertussen zal ze haar nimfen opdracht geven een lekkere maaltijd klaar te maken. De nimfen hebben, verstopt in het struikgewas, alles gadegeslagen en ze fluisteren elkander toe met veelbetekenende gebaren…

    Kirke roept de nimfen. Ze verwondert er zich over dat ze vrijwel onmiddellijk opdagen. Stonden ze te spioneren? Neen, zeggen de nimfen, we kwamen toevallig aangewandeld. Kirke zegt dat dat er een heel belangrijk man aangespoeld is op hun eiland en ze vertelt hun in ’t kort een en ander over Odysseus. Aan de reacties van de nimfen is duidelijk af te leiden dat ze gespioneerd hebben, doch in haar enthousiasme merkt Kirke dat niet. Ze draagt de nimfen op een maaltijd te bereiden, voor acht personen. De nimfen gaan gehoorzaam die opdracht vervullen, buiten de scène. Kirke haalt ondertussen een tas te voorschijn met allerhande toverpoeders. Voor Odysseus reserveert ze een aphrodisiacum. Voor zijn makkers wordt het een metamofose-poeder. Ze zal hen alle drie in een dier veranderen: hetwelk, daar heeft de toeschouwer – of de lezer – nog even het raden naar.

    De vier mannen zijn precies een uur weggeweest. En kijk, daar zijn ze terug en… met hongerige magen. De nimfen komen het eten opdienen: een heerlijke maaltijd in open lucht. Allen gaan aan tafel, nadat Kirke ieder zijn plaats heeft toegewezen. Op een listige manier weet de godin aller aandacht af te leiden, teneinde ongezien de toverpoeders in het eten van de gasten te kunnen strooien. Even dreigt Odysseus zich van bord te vergissen, maar Kirke weet dit nog net op tijd te verhinderen. Er wordt wijn gedronden en er wordt getoast op van alles en nog wat. Met de strijdmakkers van Odysseus raken de nimfen in een geestdriftig gesprek, dat we op zijn minst vriendschappelijk kunnen  noemen. Pas hebben de drie mannen het eten verorberd of ze voelen zich onwel. Kirke stelt voor dat ze zich even ter ruste begeven en gebiedt de nimfen ondertussen het dessert klaar te maken. Nu Kirke met Odysseus alleen op de scène is, vraagt ze hem nog eens te vertellen over zijn wedervaren bij de cycloop, tot in de details… Het verwonderd haar dat Odysseus, ondanks het snelwerkend aphrodisiacum, zich nog steeds afstandelijk gedraagt. Ze trekt haar stoute schoenen aan en vraagt hem op de man af of hij haar dan niet aantrekkelijk vindt, of hij nog geen “klein beetje liefde” voor haar begint te voelen. Haar “gezeur” schijnt Odysseus alleen maar te irriteren… Tot plots een luid geknor opstijgt. Drie varkens komen het podium opgelopen. Geleidelijk merkt Odysseus, aan allerlei tekenen, dat de drie varkens in feite zijn vrienden zijn, die door de toverkunsten van Kirke in deze beklagenswaardige toestand zijn gebracht. De tovenares wil eerst ontkennen dat ze daar voor iets tussen zit, maar uiteindelijk geeft ze haar wandaad toch toe. Ze probeert het echter zo uit te leggen dat ze het gedaan heeft uit liefde voor hem, Odysseus. Deze laatste voelt enkel afkeer voor Kirke en voor haar snode daad, en plots wordt hij dermate overweldigd door woede, dat hij zich niet kan beheersen, en Kirke, hoezeer ze hem ook smeekt, met zijn dolk te lijf gaat. Haar bloed vloeit rijkelijk en ze stuikt levenloos ten gronde neer…

     

    Hier valt het doek. Het eerste bedrijf is ten einde.

    Daar zitten we nu. Met een lijk! Hoe gaan we dát oplossen? Hoe dáár een redelijk vervolg aan breien? Hebt u een idee? U mag het mij laten weten. Dat is vanzelfsprekend. Maar het hoeft niet echt. Ik heb zelf immers óók een goed idee. Een soort “deus ex machina”, denkt u nu ongetwijfeld. Tenzij u natuurlijk niet weet wat “deus ex machina” is. In dat geval hebt u natuurlijk een handicap als het er om gaat dergelijke problemen op te lossen. Alhoewel, hiér hebt u de “deus ex machina” niét nodig. Lees gewoon het eerste stukje van dit verhaal – het stukje van 1 februari – nog eens over. Als u over een gemiddeld IQ beschikt moet dat ruimschoots voldoende zijn.

    14-02-2007 om 14:51 geschreven door Kris Vansteenbrugge  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)


    Foto

    Wenst u mijn memoires te lezen: u kan het boek lenen in de bibliotheek of kopen. Voor alle inlichtingen: zie op 4 juni 2007 onder de titel "O jerum, jerum, jerum...: een hit!"

    O jerum jerum jerum…

    Mijn memoires

    (2006, 206 p., 17,95 €)

    Te bestellen via mail:

    kvansteenbrugge@gmail.com

    (geen verzendkosten)


    Foto

    Mijn nieuwste boek "Uit het schuim (van de zee)", de Griekse mythologie in 136 verhalen, 402 p., kan besteld worden via mail (kvansteenbrugge@gmail.com) of via mijn telefoonnummer 056.215944. Prijs: 18,95 euro (er hoeven geen verzendkosten betaald te worden).
    Lees iedere maandag en iedere vrijdag een nieuw verhaaltje uit de GRIEKSE MYTHOLOGIE op www.bloggen.be/dzeus

    Gastenboek

    Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek


    Blog als favoriet !



    E-mail mij

    Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.


    Gastenboek
  • Een maandag middag bezoekje
  • Goedemiddag blogvrienden u bent van harte welkom
  • groetjes
  • Ben is op bezoek geweest. (I like it)
  • goede morgen

    Druk oponderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek


    Zoeken in blog


    Liefdesgedichtje

    Mijn lief,
    'k wil me vermeien
    in je tepelhoven,

    een huisje bouwen
    op je venusheuvel
    van satijn.

    'k Wil in 't putje
    van je navel toeven
    en altijd bij je zijn.


    E-mail mij

    Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.


    Beoordeel dit blog
      Zeer goed
      Goed
      Voldoende
      Nog wat bijwerken
      Nog veel werk aan
     



    Blog tegen de wet? Klik hier.
    Gratis blog op https://www.bloggen.be - Meer blogs