Krabbels met een Hoofdletter
Inhoud blog
  • Een toneelstuk
    Zoeken in blog

    Beoordeel dit blog
      Zeer goed
      Goed
      Voldoende
      Nog wat bijwerken
      Nog veel werk aan
     
    Literatuur zonder holletje
    17-08-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Een toneelstuk
    MENEER LENNON

    PRESENTATOR: Goedenavond, dames en heren. Welkom in onze nieuwe show ‘Idolen in de kijker’.
    Idolen… Iedereen kent er, iedereen heeft er. Elke generatie. Van groot tot klein, van oud tot jong, van rijk tot arm, van in zijn jeugd tot aan het graf.
    Je hebt er behoefte aan. Je koestert ze. Vooral dat. Soms verblinden ze je denken, blokkeren je verstand. Ze voegen iets toe aan wie je bent en wat je bent, drukken  een stempel op je persoonlijkheid. Ze geven glans aan een kleurloos bestaan, porren je wakker op een ogenblik dat je aan het indommelen bent.
    Je imiteert ze niet. Nee, je zuigt ze in je op. Je laat ze spreken met je eigen stem.
    Ze heten La Callas of Che of Van Damme. Soms geven we ze een eigen naam: the Boss, the King of de Kannibaal.
    Ze leven voort, ook al zijn ze jaren dood. Door de sporen die ze achterlieten of  door de sporen die wij net voor hen uitzetten.
    Enige melancholie is ons niet vreemd. Of heimwee. Jeugdsentiment. De grote droom. I had a dream. Het is eigen aan de mens.

    Pistoolschoten…

    HELP!
    Moordenaar loopt heen en weer over het podium.

    PRESENTATOR: STOP!
    Daar staat hij: de man die het leven van miljoenen overhoop haalde.
    Herkent u hem? Roept hij iets in u wakker? Aan wie doet hij u denken?
    Aan de klusjesman misschien die u een kop koffie aanbiedt nadat hij de ketel van de centrale verwarming weer aan de praat heeft gekregen? Aan die ietwat introverte maar vriendelijke secretaris van de lokale toneelkring ‘Groot in het vermaak’? Het zou een van de twee mannen kunnen zijn die bij u aanbelt en u met De Wachttoren in de hand probeert te overtuigen bij de Getuigen van Jehovah aan te sluiten. Geef toe: wie zou hem niet als schoonzoon in de armen durven sluiten? En toch noemden ze hem een gruwel, een monster, de baarlijke duivel in persoon, een dolgedraaide psychopaat…
    Daar staat hij: Mark Chapman, 25 jaar oud, Texaan, favoriete boek Salingers ‘The Catcher in the Rye’ (De vanger in het koren), de man die John Lennon vermoordde op 8 december 1980.
    Staat hij nu te trillen op zijn benen? Bekruipt hem de angst voor wat onvermijdelijk komen gaat? (politiesirenes op de achtergrond)
    Nee, hij blijft ijzig kalm, wacht gelaten tot hij wordt opgepakt en naar de cel geleid.
    Jarenlang heeft hij dit voorbereid. Minitieus, tot in de kleinste details. Het was zijn levensdoel. Elke dag was hij ermee bezig. Een obsessie: Lennon moest dood. En hij zou deel worden van de muziekgeschiedenis en in de schaduw van de ster voortleven. Hij moest enkel het geschikte moment afwachten, het moment waarop hij op het idool kon toestappen en vragen: meneer Lennon? (geweerschoten, licht uit)

    JOHN: Mamie, ben jij dat? Ben je daar? Zeg wat, mamie.
        Noem me je lieve, kleine jongen of je hartendief. Of gewoon John.
        Zeg dat je me mist. IK mis je, weet je.
        Het duurt zo lang voor je er bent. Denk je nog aan mij?
        Luister, een klok! Zwaar. Dreigend. Om de vijf seconden die lome, luie         slag. Is dat jouw stem in de verte? Is dat jouw lach? We hebben heel wat         afgelachen, jij en ik. Bij jou bloeide ik helemaal open. ‘Mijn kleine clown’,
        zei je dan. Ja, ik speelde graag de clown. Nu nog trouwens.
        En dan zei je: ‘Nu moet je gaan, Johnnie boy. Tante Mimi wacht op je met
        het avondeten. En jij, waarom wachtte jij niet op me?
        Dat gebeier maakt me bang, mamie. Mamie? Ben je er nog? Hoor je mij?
        Het is volle maan. Het is alsof je me toelacht door het raam. Ze
        lijkt op jou, de maan, of beeld ik het me maar in?

    TANTE MIMI (is er bij komen staan): Je mist haar, hè, jongen?

    JOHN (knikt)

    TANTE MIMI: Je was nog zo klein toen je bij me kwam.

    JOHN: Een knulletje. Waarom heeft ze me achtergelaten, tante?

    MOTHER



    (Tante Mimi en Julia, John op de achtergrond)
    MIMI: Zie je nu wat je hem hebt aangedaan?
    JULIA: Het doet pijn dat te horen.
    MIMI: Je hebt op zijn ziel getrapt.
    JULIA: Jij hebt hem wel bij me vandaan gehaald, weet je nog?
    MIMI: Hij had niet eens een eigen kamer. Je gaf hem geen opvoeding zoals het hoorde.
    JULIA: Ik heb het hem uitgelegd. Met de nodige omzichtigheid.
    MIMI: Wat kun je een kind van drie uitleggen?
    JULIA: John was een intelligente jongen, hij begreep het wel.
    MIMI: Je bent als moeder tekortgeschoten, zo eenvoudig is dat.
    JULIA: Je hebt nooit kinderen gewild en plots kreeg je het in je hoofd om mijn zoon van me af te nemen.
    MIMI: Ik heb enkel mijn plicht gedaan. Als jij het niet deed, moest ik wel mijn verantwoordelijkheid opnemen. Daar ben ik nooit bang voor geweest, of ben je al vergeten wie  voor onze zusjes heeft gezorgd?
    JULIA: Je was blij dat je hem naar je hand kon zetten…
    MIMI: Dankzij mij heeft hij waarden en normen meegekregen.
    JULIA: Er zijn belangrijker waarden in het leven dan de burgerlijke.
    MIMI: Geef maar toe: John was de zoon van een ander en hij paste niet in jouw plaatje met Twitchy.
    JULIA: Ik heb hem zoveel mogelijk opgezocht om hem te tonen hoeveel ik om hem gaf.
    MIMI: Onzin. Een kind heeft recht op zijn moeder van ‘s morgens tot ‘s avonds, niet alleen als het haar uitkomt.
    JULIA: Je sprak wel anders toen je hem weghaalde.
    MIMI: John mocht het slachtoffer niet worden van jouw egoïsme.
    JULIA: Ik heb mijn uiterste best gedaan. Je hebt het recht niet om mij met de vinger te wijzen!
    MIMI: Als iemand dat recht heeft, is het je grote zus wel!
    JOHN: Hou op met dat gekibbel alsjeblieft! Tante Mimi is als een moeder voor mij geweest.
    MIMI: Nu hoor je het eens uit zijn mond!
    JULIA: Hij zei: ‘als een moeder’, niet ‘een moeder’. Je moet op de nuances letten.
    MIMI: Ik weet best wat hij bedoelt en dat is niet zo fijn voor jou.
    JULIA: Hoor je de spot niet in zijn stem?
    JOHN: Tante Mimi gaf me een thuis en stond dag en nacht voor me klaar en oom George was de perfecte vader, maar als mijn mamie op bezoek kwam, ging er een andere wereld voor me open.
    JULIA: Wie heeft er nu gelijk?
    MIMI: Je verwende hem om mijn gezag te ondermijnen en je geweten te sussen.
    JULIA: Ik wilde zoveel mogelijk bij hem zijn.
    MIMI: Het schuldgevoel dat de kop opstak misschien? Maar het kwaad was geschied. John had zijn mamie al lang verloren.
    JULIA: Waarom probeer jij…
    JOHN: HOU OP!!! Ik word hier stapelgek van. Luister: zonder tante Mimi was ik niet wie ik nu ben. Zij was lief en bezorgd, attent, zorgzaam, een houvast, en ik ben haar daar dankbaar om. Tante Mimi was als een moeder maar mijn natuurlijke moeder heette wel…

    (JULIA)
    JOHN:  Natuurlijk hield ik van mijn mamie. Op mijn manier. Bij haar vond ik warmte en genegenheid, tederheid, begrip. Ze was mijn oudere zus. We waren verwante zielen. We begrepen elkaar. Eén woord was voldoende. Wat hebben we  plezier gemaakt! Mijn mamie lachte graag, maar het leven gaf haar er niet zo vaak reden toe. Ze zong voor mij: ‘Listen, do you want to know a secret…’ We hebben veel geheimen gedeeld. Bij tante ging het er stijf en deftig aan toe. Je hoorde dit en je hoorde dat. En zo moest het en niet zo, want wat zouden de mensen wel denken? En vooral moest ik studeren, want met mijn gitaar zou ik nooit mijn boterham kunnen verdienen. Zo vreselijk burgerlijk. De radio stond altijd op BBC, nooit eens Radio Caroline of Luxembourg. Ze had geen voeling met wat er bij de jongeren leefde. Ze had het beste met me voor, maar dat beste strookte niet met wat ik zo graag wou. Ik was jong en had mijn eigen wereld en zij, zij hield niet van mijn poëzie, ze haatte mijn muziek en kon niet om met mijn practical jokes. Mamie deed met me mee. Ik moest me niet angstvallig houden aan conventies en tradities. Ze stimuleerde me. Ze lachte om mijn grappen, ze prees mijn tekeningen, ze toonde me mijn eerste vingerzettingen op gitaar, ook al waren dat banjoakkoorden.  Ze was de tegenpool van haar zus. Ook al was ze niet altijd fysiek aanwezig, ik wist dat ik in haar hoofd zat. Dat verzachtte de pijn van de scheiding. Ze had een apart plaatsje in mijn hart. En net op het ogenblik dat de banden nauwer werden aangehaald en de wonden langzaam heelden, sloeg het noodlot toe. (knarsende remmen en het geluid van een aanrijding)

    GETUIGE: Ik zag het ongeluk gebeuren. Ze stak over naar de bushalte. Plots stond ze daar in het midden van de straat en dan kwam die auto. Hij reed veel te snel. Hij remde niet eens, integendeel. Ze had geen enkele kans.
    Later vernam ik dat de chauffeur politieagent was. Hij reed nog maar pas en vergiste zich van pedaal toen hij haar voor zich zag opduiken. Niet verwonderlijk als je dronken bent.

    MY MUMMY’S DEAD

    JOHN: Weet je, ik droom nog vaak van jou. Ik zie je helder en duidelijk voor mij als de dag van gisteren, met ogen waarin lichtjes branden, de lichtjes van het leven. Die zie ik graag. Ik had je nodig, mamie, en ik was zo blij als je er was. Kom je me snel weer opzoeken?

    (Begintune populair tv-praatprogramma)
    PRESENTATOR: Goedenavond. U bent nog steeds te gast in onze show ‘Idool in de kijker’. Vanavond hebben we een wel heel speciale gast in de studio: niemand minder dan John Lennon.
    (Applaus)
    PRESENTATOR: Meneer Lennon…
    JOHN: Zeg maar John, hoor, ik ben een volksjongen. Nog steeds. Eenvoudig, charmant, geestig. Dat is een verademing in je programma van opgeblazen ego’s.
    (gelach)
    PRESENTATOR: John dus.
    JOHN: Nee, meneer John, een beetje beleefd graag…
    (gelach)
    PRESENTATOR: Toen ik de afgelopen weken de vakliteratuur over jou erop nasloeg en je interviews las, viel me de afwezigheid van een vader op. Tijdens je jeugd waren twee vrouwen belangrijk: je tante Mimi, bij wie je opgroeide, en je moeder, Julia. Je hebt verschillende songs aan haar gewijd.
    JOHN: Ik noemde haar mamie.
    PRESENTATOR: Wat was dat met je vader? Geen spoor van hem te bekennen.
    JOHN: Ik heb geen vader. Mijn moeder moet wel de Onbevlekte Ontvangenis geweest zijn.
    PRESENTATOR: Zo ziet het ernaar uit.
    JOHN: Ik heb hem volledig uit mijn leven geschrapt. Hij was er gewoon niet. Toen ik zes maanden oud was, is hij ervandoor gegaan. Naar de andere kant van de wereld. Na drie jaar stond hij plots weer voor de deur en wilde dat ik met hem meeging naar Nieuw-Zeeland. Ik heb voor mijn mamie gekozen. Ik kende mijn vader dan ook niet. En dat hij zeeman was, was een pover excuus om zijn gezin in de steek te laten en in rook op te gaan.
    PRESENTATOR: En dat heb je hem nooit vergeven?
    JOHN: Het is de logica zelf. Daarvoor hoef je niet als psycholoog afgestudeerd te zijn. Zelfs een interviewer als jij kan dat begrijpen of vergis ik mij? Zeg het me als ik onzin uitkraam.
    PRESENTATOR: Je bent dus uitsluitend door twee vrouwen opgevoed?
    JOHN: Door tante Mimi. Mijn mamie kwam me geregeld opzoeken en toen ik ouder werd enhet echt begon te klikken zocht ik haar zelf steeds vaker op. Toch was er een man: oom George. Hij was een vader voor me. Jammer genoeg stierf hij toen ik zestien was. Verschrikkelijk was dat, want ik was heel close met hem.
    PRESENTATOR: En even later stierf je moeder ook?
    JOHN: Als twee mensen die zoveel voor jou betekenden kort na mekaar sterven,  doet je dat iets.
    PRESENTATOR: Is dat de reden waarom je vaak bijtende spot gebruikt?
    JOHN: Je noemt me sarcastisch, meneer Leno?
    PRESENTATOR: Ik heb goede ogen en een scherp gehoor, John!
    JOHN: OK, ik beken schuld, meneer de rechter! Ik was al eens te vinden voor een gedurfde one-liner!
    PRESENTATOR: …die soms heel wat beroering teweegbracht!

    ROYAL ALBERT HALL: JUWELRY

    PRESENTATOR: Je ging scherpe uitspraken nooit uit de weg, hè?
    JOHN: Ik zei soms wat anderen dachten. Dat heeft één voordeel: het werkt duidelijkheid in de hand. Ik hou niet van hypocriete toestanden.
    Mocht jij daar op dat balkon gezeten hebben, dan had ik gezegd: de jonge mensen klappen in de handen, de oude zakken klapperen met hun vals gebit.
    PRESENTATOR: Is dat jouw manier om je af te zetten tegen het establishment?
    JOHN: Ik blijf een volksjongen, een echte Liverpoodlian met het hart op de tong.
    PRESENTATOR: Met een scherpe tong eerder.
    JOHN: Het is de stijl van John Lennon. Grappig maar raak.
    PRESENTATOR: Over de stijl in je twee boekjes is ook heel wat te doen geweest.
    JOHN: Dat was Absurdistan.
    PRESENTATOR: Met je nonsens verraste je de literaire wereld.
    JOHN: De literaire wereld? Nu doe je me te veel eer aan…
    PRESENTATOR: Het zou ons veel plezier doen mocht je een stukje willen voorlezen.
    JOHN: Omdat je zo hard aandringt. Deze vind ik nogal geslaagd.
    PRESENTATOR: We zijn benieuwd.
    JOHN: ‘De dikke bobbel op het hoofd van Erik Hobbel’
        Op een dooie morgen ontwaakte Erik Hobbel met een abnormaal dikke         bobbel op zijn hoofd.
        ‘Oei’, zei Erik Hobbel, die o zo verbaasd stond. Toch bleef hij zich             normaal gedragen, waarom zou hij zich zorgen kwaken? Plots hoorde hij         een fijn memmetje boven op zijn hoofd zijn naam zeggen: ‘Erik…
        Erik Hobbel’, meende hij te boren, maar hij was er niet helemaal zeker
        van.
        De volgende nacht boorde hij hetzelfde memmetje opnieuw: ‘Erik, ik ben
        de bobbel op je hoofd. Help me, Erik!’
        Erik hechtte zich snel aan zijn dikke bobbelvriend.
        ‘Noem me Buil’, zei de mem en zo geschiedde.
        ‘Noem jij me dan Erik’, zei Erik zo avontuurlijk molenbeek.
        Vanaf die dag zag je Erik nooit meer zonder Nand Buyl op zijn hoofd.
        En dat is de reden waarom Erik Hobbel zijn werk verloor als dansleraar
        voor spastische kinderen.
        ‘We wensen geen misvormde voor onze jongens’, zei de directeur.

    PRESENTATOR: Dat kwam uit ‘In my own write’, nietwaar?
    JOHN: Dat klopt, ja. Vond je mijn tekeningen leuk?
    PRESENTATOR: Ze zijn grotesk.
    JOHN: Zoals jij dus.
    PRESENTATOR: Zullen we het nu over muziek hebben?
    (Epstein komt het podium opgerend)
    EPSTEIN: Wacht hè, mannen! Mag ik ook nog meedoen? We gaan er hier toch geen interview van maken voor een hele avond? Iedereen gaat in slaap vallen! Een beetje creativiteit alstublieft! Trouwens, als er vanavond over muziek kan gepraat worden is het dankzij mij!
    (naar het publiek)
    Brian Epstein, manager van de Beatles, aangenaam. Hoe maakt u het?
    Ik ben als het ware de ontdekker van de Beatles. De Beatles! Wat Elvis voor de rock betekende, waren de Beatles voor de popmuziek! Nu bijna 50 jaar na hun debuut en 40 jaar na het uiteenvallen van de groep, klinkt de naam nog steeds als een klok! Moet ik de leden van de groep eigenlijk nog voorstellen?
    John Lennon
    JOHN: Ja, ja, de mensen hebben me gezien!
    EPSTEIN: Paul McCartney.
    PAUL: Men noemt mij ook Babyface, maar dat neem ik als een compliment.
    EPSTEIN: George Harrisson.
    GEORGE: Ik ben de jongste van de groep, maar ook de knapste…
    EPSTEIN: Ringo Starr.
    RINGO: Om u te dienen, folks! Mijn ringen al gezien?
    (komen alle vier op in een leren pak met een vetkuif)
    EPSTEIN: Vier jonge Liverpoolse kerels die het wereldwijd zouden gaan maken. Maar eerst moesten ze nog een leerschool doorlopen in Hamburg…
    (Pete Best komt het podium opgestormd)
    PETE: Ho, ho, maat, niet zo snel! In Hamburg was ik wel de drummer, hoor!
    JOHN: Wie we daar hebben: onze goede vriend Pete Best!
    PETE: Inderdaad, van Ringo was nog geen sprake. Die speelde in een andere groep. U doet aan geschiedenisvervalsing, meneer Epstein!
    (Stuart Sutcliffe stormt op zijn beurt het podium op)
    STUART: En ik dan? Zijn jullie me ook vergeten? Ik was de originele basspeler. Paul speelde nog gewone gitaar.
    JOHN: My buddy Stuart Sutcliffe! Waar kom jij plots vandaan?
    STUART: Ik kom een en ander rechtzetten vooraleer mister Epstein een vals beeld ophangt.
    PETE: Met tweeën staan we sterker, Stuart.
    PAUL: Jij bent al wel jaren dood, makker.
    GEORGE: John toch ook, haha.
    RINGO: He, he, George, jij bent er ook al even niet meer, man.
    EPSTEIN: En ik ook eigenlijk.
    JOHN: Hallo, dit is wel een toneelstuk, jongens. We creëren een imaginaire wereld. Fictie. Het gaat over mìjn leven. Een ode aan John. Begin dan niet over details te vitten.
    EPSTEIN: OK, Stuart jij was de originele basspeler, we vergeten je niet, het was maar voor even, je hebt je ogenblik van roem gekend, maar door onvoorziene omstandigheden…
    RINGO: … ben je nu dood. Je moet afgaan. (helpt een handje)
    EPSTEIN: …werd je door Paul vervangen.
    JOHN: En Pete was nu eenmaal niet goed genoeg…
    PETE; Hola, maar jullie waren me wel komen halen, hè, gasten?
    GEORGE: Peter was te teruggetrokken.
    PAUL: Jij was evenmin de uitbundigste van de band, Georgie.
    GEORGE: Nee, maar dat was anders. Het leek of hij buiten de groep stond.
    PETE: Ik was echt wel een goede drummer. Mijn naam is Pete Best, remember, ik was de beste. Het was pure vriendjespolitiek.
    JOHN: Ik heb eenparig beslist dat jij door Ringo moest worden vervangen. Bye, bye Pete. Houd je goed, makker!
    (werkt hem buiten)
    Op die manier schieten we niet op, hè! We zaten in Hamburg, Brian, in de Kaiserkeller!

    FILM OPTREDEN

    EPSTEIN: Hamburg was het begin van alles. Daar werden de fundamenten gelegd voor het monument Beatles. Van een middelmatig groepje groeiden ze uit tot een fantastische rockband die hun fans stapelgek maakte.
    JOHN: Het was een harde tijd. We speelden in duffe kelders, sliepen in gore kamers, ontmoetten obscure figuren. We speelden voor een ongeïnteresseerd publiek, een bende zuipschuiten. Er werden twisten uitgevochten, messen getrokken, de obers liepen met een gummiknuppel rond, stoelen vlogen in het rond. En wij speelden verder, zo luid mogelijk, de bak bier binnen handbereik, alsof er niets aan de hand was. Zo stond in ons contract: optreden van 18 u. tot 2 u., vier maanden aan een stuk.
    EPSTEIN: En toen kwam die kerel mijn winkel binnen. Hij wilde ‘My Bonnie’ kopen.
    JOHN: (zingt) My Bonnie is over the ocean… (rockversie)
    EPSTEIN: Jij zong dat wel niet, hè, dat was Tony Sheridan…
    JOHN: Ik zing alles.
    EPSTEIN: Ik kende dat nummer helemaal niet. Ik ging ze dus aan het werk zien in de Cavern, hun thuishaven, en ik wist meteen: die jongens gaan het maken. Zij worden groter dan Elvis.
    JOHN: Hij stelde voor om onze manager te worden. We stonden stomverbaasd dat iemand ons WILDE managen, maar anderzijds waren we wilden het zo graag maken buiten Liverpool.
    EPSTEIN: Dat was 1961. In 1962 was het zover: met hun eerste eigen nummer kwamen ze direct in de top twintig terecht. Niet hoger dan 19, maar de trein was vertrokken…

    LOVE ME DO

    (Yoko komt opgetrippeld)
    YOKO: Hallo, baby. Love me dodo!
    EPSTEIN: Wie is dat verdorie?
    JOHN: Dat is Yoko!
    EPSTEIN: Sinds wanneer houd jij je op met Aziatische meiden?
    JOHN: Zij was de liefde van mijn leven!
    EPSTEIN: En Cynthia dan?
    JOHN: Dat dacht ik eerst ook, maar zij kwam even dag zeggen en ik was meteen verkocht. (tot Yoko) Maar je bent te vroeg, schatje. Je moet pas straks opkomen.
    YOKO: Het is nooit te vroeg voor de liefde, Johnnie boy.
    JOHN: (begeleidt haar naar af) Wacht nu maar geduldig tot het jouw beurt is. Kom…

    JOHN (tot Epstein): Je was te vroeg met ‘Love me do’… Eerst was er nog (zingt) ‘Ain’t she sweet’…
    CYNTHIA (komt op): Dat klopt, dat was de song die John voor me zong de dag dat we het aanmaakten.
    JOHN: Toen was jij er nog niet bij, Brian baby. Daarom ook dat ik je zei dat je te vroeg was.
    CYNTHIA: Hij maakte me helemaal week vanbinnen. John wist heel goed hoe hij meisjes moest versieren.
    JOHN: Ja, ja, ik voelde direct dat het goed zat. Ik vroeg haar mee naar een party…
    CYNTHIA: …en daarna de afterparty…
    JOHN: Heerlijk…
    CYNTHIA: John was zo lief voor me. Mijn vorige vriend dacht alleen aan zichzelf. Als hij maar plezier had.
    JOHN: Het was passie vanaf het eerste ogenblik.
    CYNTHIA: Hij bewees mij dat mannen ook teder en zacht kunnen zijn.
    JOHN: Dat had ze van mij niet verwacht denk ik…
    CYNTHIA: Niemand begreep waarom wij een koppel waren. We verschilden zoveel van elkaar…
    JOHN: Ik vond haar eerst maar een seut.
    CYNTHIA: En ik hem een ruwe, ongemanierde kerel.
    JOHN: Toen ze haar haar anders begon te laten knippen en hippere kleren droeg, kreeg ik interesse.
    CYNTHIA: Ik keek naar hem op: hij was de verpersoonlijking van alles wat ik wilde zijn. Thuis kwam mijn broer op de eerste plaats. En dat accepteerde ik. Dat was normaal in die tijd. Althans, zo had mijn vader me dat ingeprent. Meisjes hoorden zich weg te cijferen voor hun broers. Ik was te verlegen om voor mezelf op te komen.
    JOHN: Dat kan je nu wel, hé, schatje?
    CYNTHIA: Je hebt me er wel toe gedwongen met je Japanse slet.
    YOKO (stormt woedend het podium op): Noem mij geen slet, jij, of ik krab je ogen uit…
    JOHN: Yoko, hou je hierbuiten, jij bent pas straks aan de beurt (werkt haar van het podium). Nu niet ordinair doen, mevrouw Powell. Daar is echt geen reden toe.
    CYNTHIA: Je hebt gelijk: wat voorbij is is voorbij. Ik moet dat laten rusten, maar ik had het er verschrikkelijk moeilijk mee. Ik heb altijd zielsveel van je gehouden. Het is moeilijk om los te laten dan.
    EPSTEIN: Het koppel is gevormd. Mag het nu dan, ‘Love me do’?
    JOHN: Nu mag het, maar ook From me to you, I want to hold your hand, She loves you en  en Can’t buy me love…
    EPSTEIN: Er raasde een storm over Engeland en West-Europa… (geluid hevige storm gemengd met applaus, gegil -op een scherm: krijsende meiden en de Beatles live- een mix van de songs)

    (Dan breekt het geluid plots af)
    JOHN: We zijn nu populairder dan Jezus.

    (De Beatles komen de kleedkamer binnen na een concert)

    RINGO: Leuk concertje.
    JOHN: Kon wel beter, vond ik.
    PAUL: Inderdaad, je hebt betere avonden gekend, je zat er geregeld naast…
    JOHN: Dat gebeurt bij de besten. Maar met met die chicks om je heen hoort geen mens wat, laat staan een fout akkoord.
    EPSTEIN: Het stadion was niet eens uitverkocht.
    JOHN: De poen is binnen en dat is het bijzonderste.
    EPSTEIN: Je moet dat in perspectief zien, vooruit denken.
    GEORGE: We willen nog wel een tijdje doorgaan.
    EPSTEIN: Jouw uitspraak over Jezus heeft ermee te maken, denk ik.
    PAUL: John is nooit de meest bescheiden jongen geweest…
    JOHN: De kerken lopen leeg en onze stadions vol. De rekening is snel gemaakt.
    RINGO: Je stoot een deel van je publiek niet voor het hoofd met zulke uitspraken.
    JOHN: Het was niet negatief bedoeld. Gewoon een constatering.
    GEORGE: Ik vond het naar arrogantie ruiken.
    JOHN: Ze namen het wel héél letterlijk.
    PAUL: Ik ben trouwens populairder dan jij!
    JOHN: Maar ik blijf wel leider van de band.
    GEORGE: Daar heb ik me al lang bij neergelegd.
    JOHN: Dan hoef je me niet te contesteren hè, melkmuiltje? Je moet je plaats kennen.
    GEORGE: Ho ho ho, leeftijd heeft niets te maken met morele waarden. Het zou toch beter zijn dat je je excuses aanbood.
    JOHN: Ik zeg verdomme wat ik wil! Wie geeft er nog een shit om die Jezus?
    RINGO: Misschien is het beter dat je die woorden intrekt. We worden gelyncht als we in Amerika aankomen.
    JOHN: Intrekken? Ben je helemaal op je lelijke kop gevallen, Starkey?
    RINGO: Overal in de wereld wordt er gedemonstreerd, onze platen worden op een stapel gegooid en verbrand, onze foto’s publiekelijk verscheurd.
    EPSTEIN: De Amerikaanse radiostations weigeren nog Beatles-platen te draaien. De verkoop zakt als een pudding in elkaar en de platenfirma hangt om het uur aan de lijn. Zo snijden we in ons eigen vel.
    JOHN: Dat waait wel over. Morgen zijn ze het vergeten.
    PAUL: De Beatles zijn een onbesproken groep. Vier aardige jongens. Kunnen we het zo houden alsjeblieft?
    JOHN: Dank je wel, Eerwaarde Heer McCartney. Laat ons bidden.
    GEORGE: Wie het wat rauwer en ruwer wil kiest toch voor de Stones?
    JOHN: Komaan, gasten, word wakker! We leven in 1966. Er waait een frisse wind door de wereld. De jeugd wordt mondiger dankzij de rock and roll en wij gaan hier een beetje aan lamzakkerij doen, zeg!
    EPSTEIN: Een brief voor jou, John.
    JOHN: Van wie dan?
    EPSTEIN: Geen afzender.
    (John leest en verbleekt)
    EPSTEIN: Slecht nieuws?
    JOHN: Een gek wil me vermoorden als ik niet meteen mijn excuses aanbied…
    (Iedereen komt om hem heen staan)

    OFFICIELE VERKLARING VOOR DE VERZAMELDE PERS

    JOHN: Het is nooit mijn bedoeling geweest om Christus of zijn leer in diskrediet te brengen. Ik zei gewoon dat de invloed van het christendom tanende is, het verliest contact met het volk. Zelfs een blinde ziet dat. Ik vertelde geen leugen noch zette de werkelijkheid naar mijn hand. Het lag niet in mijn bedoeling te doen voorkomen dat de Beatles beter zijn dan God of Jezus. Ik gebruikte Beatles omdat het me makkelijker valt over de Beatles te praten. Ik kon evengoed gezegd hebben: de televisie of de cinema en dan zou er geen haan naar gekraaid hebben. Ik heb me onhandig uitgedrukt. Als ik met mijn uitspraken misverstanden heb gecreëerd of mensen gekwetst, spijt het me.

    CYNTHIA (is er komen bijstaan): Dat viel moeilijk, hè?
    JOHN (knikt)
    CYNTHIA: Toegeven dat je te ver bent gegaan is niet makkelijk, maar het siert je.
    JOHN: Ik ben blij dat je me begrijpt, Cyn. (legt zijn hoofd op haar schouder)

    (Begintune populair tv-praatprogramma)
    PRESENTATOR: Goedenavond, dames en heren. Welkom in een nieuwe aflevering van onze show ‘Idool in de kijker’. Vanavond hebben we John en Cynthia Lennon te gast. (Applaus)
    Jullie toernee door Amerika was een enorm succes, John.
    JOHN: Klopt, ja. De stadions zaten nokvol enthousiaste fans.
    PRESENTATOR: Welke indruk maakt zoiets op een mens?
    JOHN: Het is onwezenlijk. Je staat daar op een minuskuul podium in het midden van een gigantisch stadion. De fans staan ver van je vandaan, en toch lijken ze dichtbij.
    PRESENTATOR: Was u er ook bij, mevrouw Lennon?
    CYNTHIA: Deze keer niet. Ik heb die hysterie al eens van binnenuit meegemaakt. Ik voelde me er ongemakkelijk bij. Vandaar.
    PRESENTATOR: Er werd gevreesd voor aanslagen na je fameuze uitspraak over Jezus, John.
    JOHN: Precies daarom belden we elkaar dagelijks.
    CYNTHIA: Ik was doodsbang dat er hem iets zou overkomen.
    JOHN: Je weet dat er op een dag een gek met een pistool tussen het publiek kan staan. De gevaarlijkste ogenblikken zijn als je je een weg moet banen naar de auto die je naar het hotel brengt.
    CYNTHIA: Ik was opgelucht toen ze terug op Heathrow landden.
    PRESENTATOR: Wat zijn de verdere plannen van de Beatles?
    JOHN: We gaan het nu een tijdje kalmer aan doen. Dat schikt me ook beter. Dan kan ik meer aandacht aan mijn zoon besteden.
    CYNTHIA: Meestal zorg ik voor hem.
    JOHN: Ik wil niet dezelfde fout als mijn vader maken. Julian heeft recht op een vader die er voor hem is. Dat wil ik in de toekomst proberen.
    PRESENTATOR: Zijn er dit jaar nog toernees gepland?
    JOHN: Nee, mogelijk stoppen we zelfs met toeren. We willen ook een nieuwe LP opnemen, die veel verder zal gaan dan wat we ooit gedaan hebben.
    PRESENTATOR: Op ‘Revolver’ stonden al revolutionaire nummers.
    JOHN: We willen graag nog verder experimenteren. De grenzen van de popmuziek verleggen.
    PRESENTATOR: Dat klinkt interessant. Komt er nog een derde Beatles-film?
    JOHN: ‘A hard day’s night’ en ‘Help’ waren leuk om te doen, maar op film zijn we nu even uitgekeken.
    PRESENTATOR: Je had toch persoonlijke filmambities?
    JOHN: In ‘How I won the war’ kon ik mijn acteertalent toetsen…
    PRESENTATOR: Daar werd de John Lennon-look geboren, niet?
    JOHN: Hoe bedoel je?
    PRESENTATOR:  Het ziekenfondsbrilletje…
    JOHN: O dat… Ik kreeg complimenten en ik besloot om mijn lenzen achterwege te laten.
    PRESENTATOR: De filmervaring was duidelijk positief?
    JOHN: Ja, dat viel best mee, maar een carrière in de filmbusiness was moeilijk in te passen in mijn leven als rockmuzikant. Dus zag ik ervan af.
    CYNTHIA: John zou nooit meer thuis zijn.
    JOHN: Ik wil af en toe de rol van huisvader op me nemen.
    PRESENTATOR: Slaagt hij daarin, mevrouw Lennon?
    CYNTHIA: Hij doet zijn best, maar echt lukken doet het voorlopig niet…
    JOHN: Ik schrijf wel grappige verhaaltjes onderweg en als Julian groter is , zal hij zich een kriek lachen. Deze bijvoorbeeld… Mag ik hem lezen?

    EEN VERRASSING VOOR KLEINE BOBBIE

    Het was kleine Bobbie zijn verbaaldag vandaag en er wachtte hem een verrassing. Zijn hand was afgerukt tijdens de oorlog en hij kreeg een verbaaldagshaak.
    Zijn hele leven had Bobbie graag zijn eigen haak gehad en nu, op zijn 39ste vebaaldag, werden zijn gebeden eindelijk verhoord. Het enige oedeem was dat men hem een linkerhaak had gestuurd en ieder been wist toch dat het zijn rechterhand was die ontbrak.
    Alle gekheid op een brokje, hij kakte zijn linkerhand af en nu paste de haak als gegoten. Misschien krijgt hij volgend jaar wel een rechterhaak, wie zal het zeggen?

    (John wandelt rond in een avantgardistische tentoonstelling. Hij stapt op een ladder en kijkt door een vergrootglas. Hij ziet ‘Ja!’ Yoko komt onder de ladder staan)

    YOKO: Wat zegt het daarboven?
    JOHN: (maakt aanstalten om naar beneden te komen) Fascinerend.
    YOKO: Weet je nu wat te doen?
    JOHN: Ik probeer me in de huid van de kunstenaar te verplaatsen. Ze heeft een heel eigenzinnige kijk op de dingen. Dat intrigeert mij.
    YOKO: Dank u wel.
    JOHN: Hoezo?
    YOKO: Ik ben de kunstenaar.
    JOHN: Dat wist ik niet.
    YOKO: Ik heb je die uitnodiging gestuurd. Zal ik je een kleine rondleiding geven?
    JOHN: Dat zou een grote eer zijn.
    YOKO: Gewoonlijk reageren Japanners op die manier, maar Britten…
    JOHN: Mmm.
    YOKO: Ik ben Yoko Ono. Aangenaam.

    JOKE, Jan DE WILDE

    JOHN (richt zich tot de technici achteraan in de zaal): Hey, mafkees, YoKO niet Joke!

    OH YOKO

    JOHN: John Lennon. Je hebt warme handen.
    YOKO: Een kunstenares moet warmte kunnen overbrengen via haar werk. Zullen we nog wat gaan bekijken?
    (Ze verdwijnen van het podium en komen langs de andere kant weer op)

    JOHN: Ik vond het een unieke tentoonstelling.
    YOKO: Fijn dat te horen. Ik geef ook geregeld performances.
    JOHN: Daarvoor mag je me zeker een uitnodiging bezorgen.
    YOKO: Dat is genoteerd. We zien elkaar later dan.
    JOHN: Mooi zo.

    (ALL YOU NEED IS LOVE. Een groep mensen waaronder de Beatles dansen rond de Maharishi. Af en toe wordt Johns aandacht door telkens een ander meisje getrokken dat met een bord verschijnt waarop boodschappen staan als ‘Adem!’, ‘Beuk met je hoofd tegen de muur’, ‘Lach een week lang’, ‘Kijk naar de wolk dat ben ik’, ‘Bloed!’, ‘Dans!’, Kijk naar de sterren tot het licht’
    Dan haalt Cynthia John uit de groep.)

    CYNTHIA: We moeten even praten, jij en ik.
    JOHN: Komaan, Cyn, we zitten midden in een sessie.
    CYNTHIA: Jullie zitten constant in sessies…
    JOHN: Dat was toch de bedoeling: graven in onze ziel.
    CYNTHIA: Het wordt tijd dat je terug normaal doet.
    JOHN: Je hoeft niet zo neerbuigend te doen. De Maharishi wil een diepere zin aan ons leven geven. Mediteren is de boodschap.
    CYNTHIA: Ik houd niet van die man. Hij heeft iets onheilspellends over zich. Ik denk dat hij jullie misbruikt. Hij ruikt geld.
    JOHN: Dat beeld je je maar in. Hij is de wijsheid in persoon.
    CYNTHIA: Bovendien ben je de hele tijd high en dan krijg ik geen contact meer met jou. Je bent jezelf niet meer.
    JOHN: We zijn bloemenkinderen, Cyn, we schrijven geschiedenis.
    CYNTHIA: We moeten terug naar huis, John. Denk aan je belofte: je ging er meer zijn voor je zoon!
    JOHN: Hij is nooit weg uit mijn gedachten. Gisteren dacht ik nog aan die mooie tekening van zijn vriendinnetje Lucy die hij voor me maakte en die hij ‘Lucy in the sky with diamonds’noemde: een nieuwe song bubbelde zomaar in me op. Bubbel. Bubbel. Het mysterie van het leven samengebald in één geniale titel. Van mìjn zoon nota bene! (begint te zingen) Picture yourself in a boat on a river with tangerine trees and mallowgreen pies…
    CYNTHIA: Hou op met hallucineren. Van wie krijg je trouwens al die brieven?
    JOHN: Ik hallucineer niet. Drugs zijn toch verboden op het landgoed. Dat weet je. Over welke brieven heb je het eigenlijk?
    CYNTHIA: Je hoeft je niet van de domme te houden. Ik heb wel gemerkt dat je dagelijks twee of drie brieven krijgt toegestopt.
    JOHN: Dat stelt niet veel voor.
    CYNTHIA: Lieg niet tegen me, John.
    JOHN: Ik word… nu ja… hoe zou ik het noemen… achtervolgd? Geestelijk achtervolgd dan.
    CYNTHIA: Achtervolgd? Door wie dan?
    JOHN: Zo erg is het niet. Je hoeft daar niet aan te tillen.
    CYNTHIA: Van wie zijn die brieven?
    JOHN: Van de Japanse kunstenares van wie ik onlangs een tentoonstelling bezocht.
    CYNTHIA: Ik dacht dat je haar maar een onnozele geit vond?
    JOHN: Zo heb ik haar nooit genoemd.
    CYNTHIA: Een weirdo dan?
    JOHN: Ze gedraagt zich vreemd, ja. Een film die ze ‘Bottoms’ noemde en waarin ze alleen in close-up gefilmde achterwerken toont, kun je toch moeilijk als normaal beschouwen toch? Nu stuurt ze me allerlei opdrachtjes.
    CYNTHIA: Opdrachtjes? Wat bedoel je?
    JOHN: Ze schrijft bijvoorbeeld ‘Adem!’
    CYNTHIA:     Adem? Wat is dat nu voor onzin! En jij vindt dat leuk?
    JOHN: Ik vind het bizar en toch intrigerend. Adem. Lach. Dans.
    CYNTHIA: Heb jij iets met die vrouw?
    JOHN: Hoe kom je erbij? Jij bent de vrouw van wie ik hou en ik zal je nooit in de steek laten.
    CYNTHIA: Als je werkelijk van me houdt, stop met LSD en pak je koffers.
    JOHN: Ik kan de jongens niet zomaar in de steek laten. Dit is te belangrijk voor ons.
    CYNTHIA: En ik, ben ik dan niet belangrijk?
    JOHN: Natuurlijk, maar we moeten stoom aflaten na die vermoeiende trips naar de VS. Onszelf terugvinden. De laatste maanden werden we geleefd en we willen ons leven opnieuw in handen nemen. Mediteren zal ons wellicht op het juiste spoor zetten.
    CYNTHIA: En je denkt dat je dat lukt met die geschifte goeroe?
    GEORGE: Hey John, de Maharishi vraagt naar je. Kom mee…
    (De andere Beatles trekken hem mee. Hij blaast een kushandje naar Cynthia en  wordt opgenomen in de groep die zich rond de Maharishi in kruiszit heeft neergezet).

    CYNTHIA: Er waren verschillende redenen voor het afspringen van onze relatie: Johns wekenlange afwezigheid als hij op toernee was, waren zwaar om dragen. Zo is het makkelijk om papaatje te spelen. Alle verantwoordelijkheid voor de moeder en dan maar cadeautjes aandragen en de kleine vertroetelen als je enkele dagen thuis bent. Pas op, ik begrijp dat allemaal wel: uiteindelijk was hij de kostwinner en succes is vergankelijk: wat vandaag wordt aanbeden, wordt morgen verguisd. En er waren natuurlijk de verleidingen on the road. Ik moet er geen tekeningetje bijmaken. Of dacht je dat de boys al die grieten die zich elke avond opnieuw aanboden afwezen? Ik ben niet naïef! Maar goed, dat was onschuldig, one night stands, en ze zijn niet van beton hè? Zand erover dan, niet aan denken. Maar het was maar één élement.
    Drugs. Dat was een zwaarwegende factor. Dylan zette John ertoe aan. Hij dacht dat ze op I want to hold your hand ‘I get high, I get high’ zongen. Ze begonnen met cannabis en marihuana. En later ging de groep over op LSD. Dat was fun, man! Ik moest het meemaken! Hoe kon een koppel beter een koppel zijn dan door alle ervaringen te delen?
    Ik zei: en wat doe je met Jimi Hendrix en Janis Joplin en Jim Morrisson en Brian Jones van de Stones en niet te vergeten jullie eigen manager Epstein? Ik moest niet kleinzerig zijn: er gebeurden altijd ongevallen. Ik probeerde het één, twee, drie keer en nee, ik kots ervan. Ik haat het om de controle over mezelf te verliezen maar ik verloor er wel een stuk John door. Toen hij merkte dat ik niet verder wilde deelnemen aan zijn drug-, zuip- en slemppartijen, werd hij afstandelijker, kouder, zelfs agressiever. Er groeide een kloof tussen ons en dat deed pijn, want ik hield van hem.
    En toen kwam Yoko. Zij was niet belangrijk. Een avantgardistische snob. Een zottin. Een weirdo. Maar ze bestookte hem wel met brieven, boodschappen, en dook te pas en te onpas op waar John verbleef. Ze drong zich aan hem op. En hij zag er geen graten in. Toen ik het koppel in ons eigen huis betrapte, negeerde John me volkomen. Ik was er gewoon niet. Zijn vrouw bestond niet meer. De man die ik aanbad en die me enkele dagen voordien nog had verzekerd dat ik de enige was, me had gezegd me nooit te verlaten, achtte me zelfs geen blik meer waardig. Ergens was het duidelijk: hij wilde betrapt worden, zo moest hij niets toegeven, geen pijnlijke confrontatie aangaan. Ze zaten op grond in badjas naar elkaar te meesmuilen, een hele hoop vuile borden om zich heen.
    Zo was John:. Imagine all the people livin’ life in peace, maar voor zijn naasten wel bikkelhard en meedogenloos.

    (John is achter haar komen staan)
    JOHN: Voel je je nu opgelucht?
    CYNTHIA: Waarom ben jij zo wreed voor mij, voor de vrouw die je met hart en ziel liefheeft?
    JOHN: Het haalt niets uit te vechten tegen de magie, Cyn. En magie was er vanaf de eerste ogenblikken. Yoko had meteen een enorme impact op me. Je kunt dat niet beschrijven of uitleggen. Zij is mijn zusterziel. En zusterzielen, zoals je weet, worden naar elkaar toegezogen en niets of niemand kan die aantrekkingskracht verbreken.
    CYNTHIA: Je hebt me verschrikkelijk veel pijn gedaan.
    JOHN: Ik ben me ervan bewust, maar het was sterker dan mezelf.













    (John wordt aan zijn mouw getrokken)
    VADER: Hallo, John, heb je effe tijd voor me?
    JOHN: Hallo, John heb je effe tijd voor me? Wat zullen we nu krijgen?
    VADER: Ik ben Alf, je vader…
    JOHN: Alf, mijn vader? Ik heb geen vader, heb er nooit een gehad. Misschien heeft mijn moeder eventjes mijn vader gekend, maar kort na de geboorte van haar zoon was hij er plots niet meer, die man.
    VADER: Toch ben ik Alf, je vader.
    JOHN: Of Fred misschien?
    VADER: Fred?
    JOHN: Ik hoorde onlangs dat een zekere Fred Lennon van mijn naam misbruik wilde maken door een single op de markt te gooien…
    VADER: Is dat zo?
    JOHN: Gelukkig is hem dat slecht bekomen en nu zoekt hij wellicht wanhopig naar andere bronnen om zijn schulden af te betalen.
    VADER: Komaan, John, George zijn grootvader speelde mee in A hard day’s night en Pauls broer startte met een groep die enkel succes kende omdat iedereen Paul kende. Dan mag er voor mij toch ook een kruimeltje van de tafel vallen? Laat ons gewoon doen alsjeblieft!
    JOHN: Gewoon doen, zei meneer de vader die er bijna een kwart eeuw geleden uittrok: dag moeke de vrouw, dag kinneke kin, dag visserke vis op de vaas…
    VADER: Ik ben pas hertrouwd en…
    JOHN: Hertrouwd? En hoelang ga je deze in de waan houden dat je om haar geeft?
    VADER: Ik weet niet of ik het nog lang zal trekken en ik wou zo graag een job voor haar vinden. Misschien kun jij wel iemand gebruiken voor je fanmail of zo…
    JOHN: Mijn fanmail wordt zeker niet behandeld door een dame op pensioen-leeftijd, meneer de vader met een selectief geheugen en trap het nu maar af!
    VADER: Maar ze is pas negentien, is dat niet de geschikte leeftijd voor die job?
    JOHN: Ben jij ook al een vieze oude vent? Wat heb je haar beloofd om haar over de lijn te trekken, smeerlap? Stop, nee, je hoeft het niet te zeggen. Ik kan het me zo ook levendig voorstellen: je hebt wat met je beroemde naam zitten zwaaien en haar een leuk postje bij de wereldster zitten voorspiegelen.
    VADER: Nee, helemaal niet. Ik…
    JOHN: Een heel leven lang laat je niets van je horen en laat je je vrouw creperen en dan ontdek je bij toeval dat je een beroemde zoon hebt en kom je zoete broodjes bakken om je geile driften te kunnen financieren. Bol het af, man!
    (Slaat deur dicht)








    17-08-2008, 21:54 Geschreven door Guido  


    Archief per week
  • 11/08-17/08 2008

    E-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.


    Gastenboek

    Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek


    Blog als favoriet !


    Blog tegen de wet? Klik hier.
    Gratis blog op https://www.bloggen.be - Meer blogs