Kies Keurig
Links
  • Uitleg bij mijn engelstalige website
  • Mijn engelstalige website (uitgebreider)
  • Recensies
    Zoeken in blog

    Inhoud blog
  • Herders zijn
  • De stille Stem van God
  • De Dwaasheid der Prediking
  • Geloofsopvoeding
  • God is Liefde
  • Vertrouwen en Moed
  • Christenen die Familiebanden herstellen
  • Geldbeheer of Afgoderij?
  • Kerstpreek
  • Een Preek over Evangelieverkondiging
  • De Doop: van Dood in een slechte Wereld onder Demonen of valse Goden naar Levend in Christus
  • Trouw aan Jezus Christus is Noodzakelijk
  • Liturgie van het Avondmaal voor een Evangelische Kerk
  • Gods Gezette Tijden en hun Vervullingen in Christus - deel 2
  • Gods Gezette Tijden en hun Vervullingen in Christus - deel 1
  • De Stad Gods, Vaderland der Gelovigen - deel 2
  • De Stad Gods, Vaderland der Gelovigen - deel 1
  • Avondmaalsviering bij "Wie bepaalt jouw agenda?"
  • Maria, de Apostelen en de Heilige Geest
  • Over Hulp die we mogen verwachten van de Heilige Geest
  • Hoe God de Vrouw Eer geeft: deel 2 – vervolg
  • Hoe God de Vrouw Eer geeft: deel 1 – introductie
  • Als het even niet meer gaat… Een Paaspreek
  • Enkele "Verbannen" Delen van het Evangelie
  • Enkele Overdenkingen bij het Avondmaal
  • Preek voor de bevestigingsdienst
  • Focus steeds op de Heilige Geest - deel 2 (vereenvoudigd)
  • Focus steeds op de Heilige Geest - deel 1 (vereenvoudigd)
  • Een huwelijk
  • Hoe kom ik te weten welk soort boom ik ben en hoe heb ik hoop voor de toekomst? (2b) (korte versie)
  • Bijdrage aan "Diversi-Date: 'Vredevol samenleven in diversiteit.'"
  • Hoe kom ik te weten welk soort boom ik ben en hoe heb ik hoop voor de toekomst? (2b) (lange versie)
  • Een Preek over Twee Verschillende Bomen (versie 2a)
  • Mattheüs 6: uiterlijke Schijn of innerlijke Vroomheid (korte versie)
  • Mattheüs 6: uiterlijke Schijn of innerlijke Vroomheid
  • Bijbels Ouderlingschap
  • Avondmaal bij Bijbels Leiderschap
  • Bijbels Leiderschap
  • Waarom herdenken we de Dood van de levende Christus?: een korte Overdenking bij het Avondmaal
  • De Kroon van Volharding
  • De Tempel, het Paradijs en het Avondmaal
  • Over helden die ons een voorbeeld geven om na te volgen
  • Over de Doop en het Vasten van Jezus onze Heer
  • Galaten hoofdstuk 6: hoe behoren we onszelf te gedragen en hoe behoren we elkaar te behandelen?
  • Galaten hoofdstuk 5: bouw op je fundament!
  • Jezus Christus: de voorafgebeelde Vervuller van het Oude Testament en de gegeven Liefde van God: een overdenking bij de menswording van het Woord van God
  • Galaten hoofdstuk 4B: laat u niet weer manipuleren en tot slaven maken
  • Een Overdenking over het Avondmaal aan de hand van Psalm 104
  • De Eerste Protestantse Splitsing: de Letterlijke Tegenwoordigheid van Jezus Christus in Brood en Wijn of een Representatie? Wat met Andersdenkenden? (Een Overdenking bij het Avondmaal)
  • Een Overdenking over het Avondmaal aan de hand van Psalm 23
  • Galaten hoofdstuk 4A: van Slavernij tot Vrijheid
  • Onze Vader en het Avondmaal
  • Het Avondmaal: Verbond in Gemeenschap
  • Het Tegengif – Een Overdenking bij het Avondmaal
  • Galaten hoofdstuk 3: De Kar vóór het Paard – de Juiste Volgorde van het Evangelie
  • Galaten hoofdstuk 2: Verdedig de Waarheid van het Evangelie
  • Galaten hoofdstuk 1: Trachten wij Schijnbroeders te behagen?
  • Overdenking bij het Avondmaal / Pasen
  • Volg het Woord, wees een woord
  • Een preek over de liefde ter gelegenheid van het feest van St. Valentijn
  • Kleine maar grote verschillen: vergelijkingen tussen Judas Isakriot en Simon Petrus, Martha en Maria Magdalena en Maria Magdalena en Simon Petrus
  • Focus niet op angst
  • Focus steeds op de Heilige Geest
  • Geniet van het leven
  • De boze wijngaardeniers
  • Psalm 25:1-11
  • Hoe God de vrouw eer geeft - oude versie
  • Wie bepaalt jouw agenda?
  • Een Vreugdevol Nieuwjaar
  • De Kracht van het spreken in Tongen voor Evangelisatie
  • Mensen Uitnodigen tot Jezus
  • Ruth
  • Een Hoofd vol Vrede in plaats van een Hoofd vol Zorgen
  • De Macht van Jezus: Vergeving, Verzoening, en Herstel
  • De Macht van Jezus over onze Levens
  • De Macht van Jezus
  • De Geest en de Eucharistie
  • Herder of Wolf?
  • Nieuwjaarswensen
  • Een Preek over de Dwaalleer der Nicolaïeten en der Gnostici
  • Een Preek over Twee Bomen (versie 1a)
  • Maria, de Apostelen en de Heilige Geest - originele versie
  • Enkele Leerrijke Elementen uit Gordon Fee en Douglas Stuart, "How to Read the Bible for All Its Worth"
  • De Stad Gods, Vaderland der Gelovigen [korte versie]
  • De Stad Gods, Vaderland der Gelovigen [lange versie]
  • Nieuwtestamentische Aansluiting
  • Genesis versus Egyptologie
  • IJsjeschristendom en Erfzondeleer
  • De Mens en zijn Zoektocht naar Voldoening en naar God
  • De Verkiezing in het Oude Testament
  • Persoonlijke Relatie met God in het Oude Testament
  • De Antichrist
  • Jeremia 11:11 uitgelegd
  • Onvoorwaardelijke Gehoorzaamheid
  • Zuiver van Hart
  • Waarin Geloven Pinksterchristenen?
  • Het Geloof in de Godheid van Christus is Noodzakelijk
  • Kladversie van "Het Geweten en de Gouvernementele Visie op het Zoenoffer in Relatie tot Evangelisatie"
  • Het Einde vanaf Het Begin
  • Dr. W.F. Dankbaar over Dwaalleraar Marcion
  • Dr. W.F. Dankbaar over De Gnostiek
  • Niet buigen
  • Jezus huilde
  • De 'Grote Toorn' over Israël (2 Koningen 3:27)
  • God bezoekt 2 Prostituees - De Parabel van De 2 Prostituees
  • Advent - De Verwachting van De Wederkomst van Christus
  • Romeinen in Perspectief
  • Waarom Ik hou van Mijn Lokale Kerk
  • De Drie-Eenheid in Jesaja 48:12-13,16
  • Genesis 3:22 leert niet dat De Mens aan God Gelijk is geworden
  • Een Facebook Gesprek over De Gouvernementele Theorie van Het Zoenoffer
  • Volgens De Bijbel zou Jij Dood moeten zijn
  • William Booth over De Gaven van De Geest volgens Gordon Lindsay
  • Recensies
  • John Wesley over Het Calvinisme volgens Gordon Lindsay
  • Leiders zijn niet gebaat bij Huldeblijken
  • Wat We in De Kerk nodig hebben
  • De Grenzen van Het Land van Belofte
  • Bijbels Verschil tussen Vreemdeling en Onbekende
  • Het Zondvloedverslag uit Het Gilgameš-Epos en Oudere Teksten versus Het Bijbelse Zondvloedverslag
  • Het Babylonische Scheppingsverhaal versus Het Bijbelse Scheppingsverhaal
  • Genesis 10 is geen Interpolatie
  • Één Paar of Zeven Paar
  • Het Verschil tussen De Namen Jahwè en Elohim
  • Het Bewijs van Onze Liefde voor Jezus
  • Losprijs Model van Het Zoenoffer
  • Tõledõt
  • 5 Redenen om De Sabbat te houden
  • Uitleg bij mijn engelstalige website
    14-04-2024
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Herders zijn

    Voordienst: Johannes 10:11-18 (BasisBijbel).

    Een herder met zijn kudde schapen zie je niet zo dikwijls meer in het dagelijks straatbeeld. Het woord herder komt ook al niet zo vaak meer voor, tenzij in kerkelijke kringen. In het woord ‘pastoraal’ steekt het woord ‘pastor’, en dit betekent herder. Pastorale hulpverlening is dus herderlijke hulpverlening. Herderlijke hulpverlening bevat begaan zijn met mensen; mensen willen helpen en leiden naar het goede. Dit kan bijvoorbeeld herstel in hun levens zijn.

    Zoek maar eens in de goed gevulde weekendkranten met hun bijlages. Je verneemt dikwijls veel over politici, over vedetten en over schanddalen. Zelden vind je daar het woord herder. Je vindt het evenmin in het blad van elke dag, al kan je er nu en dan de klacht lezen over mensen die hun leiderschap onvoldoende uitoefenen of zelf misbruiken. Het zijn geen goede herders, maar dit woord gebruikt de journalist niet. Zelfs als men het woord herder niet gebruikt, willen toch meerdere mensen goede herders zijn voor wie en wat hun is toevertrouwd.

    God, de herder van zijn volk

    De profeet Ezechiël heeft een zware aanklacht tegen de slechte herders die de koningen van Israël vaak zijn geweest. De profeet geeft aan hoe God zelf als een goede Herder optreedt om de schapen te beschermen, het zieke te genezen, het verdwaalde op te sporen (Ezechiël 34).

    De Jood bad en bidt met vertrouwen psalm 23 en deze wordt nog graag en vaak gezongen “God is de Herder, die waakt over mij”, maar zowel de Jood in het concentratiekamp van Auschwitz als mensen die nu lijden in Palestina, in Israël, in Oekraïne, in Rusland, in Armenië of in Oost-Congo stelden en stellen zich de vraag: “Waar is de Herder in ons lijden?”. En er wordt echt veel geleden, ook hier in België.

    Psalm 23 blijft nochtans een gebed van vertrouwen. Janet Winston was ernstig verwond bij de aanslag in de luchthaven van Zaventem op 22 maart 2016, acht jaar geleden. Vorige maand getuigde zij hierover in het blad Tertio: “Hoewel ik dacht dat ik stierf, was ik merkwaardig kalm. Ik bezwijmde met de gedachte: ’Al ga ik door een donker dal, ik vrees geen gevaar, want U bent bij mij’ (ps.23,4). Ik had mijn vertrouwen op Hem gesteld en wist waar ik naartoe ging.” Zij blijft het verwonderlijk vinden dat de woorden die op dat ogenblik door haar heen gingen, uit de Bijbel kwamen (Tertio, 20 maart 2024).

    De christelijke kerken hebben net daarom de blijvende opdracht om het goede woord van de Bijbel door te geven, het te verkondigen en te beleven. Dit kan namelijk een diepe, ondoorgrondelijke troost zijn voor mensen in tijden van nood, van lijden, van verdriet of van beproeving.

    Jezus, de goede Herder

    Herder is een van de vele beelden die Jezus gebruikt om over Zichzelf te spreken en om Zichzelf te typeren en te situeren.

    De herder is helemaal begaan met zijn schapen. Hij zal het gaan opzoeken waar het verstrikt is geraakt. De huurling vlucht als de wolf komt. Hij zal zichzelf in veiligheid stellen, als gevaren dreigen. De huurling geeft zich volgens Jezus niet helemaal. Hij is immers minder met de kudde verbonden.

    Jezus tekent met gulle trekken een portret van Zichzelf. Als herder is Hij er ten volle voor Zijn schapen. Wij kunnen eronder lijden wanneer niemand naar ons omziet. Maar Jezus zegt dat Hij als goede herder ons kent en naar ons omziet. Hij kent Zijn schapen en houdt van hen. Hij zal ze redden bij gevaar. Hij ziet wie Hem zijn toevertrouwd heel graag en Hij is bezorgd om elk van Zijn schapen. “Ik geef mijn leven voor de schapen” (Johannes 10:16), zegt Hij in de evangeliën tot viermaal toe.

    In kerkelijke kringen wordt het beeld van de herder vaak gebruikt. Schapen zijn geliefd, zeker de lammetjes, maar ze roepen soms ergens ook een houding op die we niet mogen aannemen. We hoeven niet schaapachtig te zijn. We zijn geen kuddedier. We willen evenmin de schapen zijn die door hun herders geschoren worden, door herders die uit zijn op winstbejag.

    Verbondenheid

    God is de Herder en Hij verwacht dat zijn mensen voor elkaar en in de maatschappij goede herders en herderinnen zouden zijn. Kerken, en ook bedrijven, hebben herders en herderinnen nodig die de geur van de schapen ruiken. Jezus verruimt onze blik wanneer Hij Zijn zorg wil delen en uitdrukken met anderen die zich buiten Zijn schaapstal bevinden.

    Christus wil dat verantwoordelijken in Zijn Kerk tot aan de voleinding der tijden herders zullen zijn. Een verantwoordelijke in de Kerk dient het voorbeeld van de goede Herder voor ogen te houden die niet gekomen is om gediend te worden, maar om te dienen en om voor Zijn schapen Zijn leven te geven; herders voor de gelovigen zijn.

    En het moet ook gezegd worden: niet elke verantwoordelijke en christengelovige is waakzaam en trouw geweest. De kerk lijdt onder misbruik van herders en herderinnen. Zij weet van herders in de mist. Zij weet van wolven in herderskleren die hun zogenaamde schapen verscheuren.

    Laten wij anders zijn. Laten we allemaal het beeld voor ogen houden van Jezus de goede Herder, die tederheid, nabijheid en zorg uitdrukt en laten we Hem navolgen, of we nu een officiële functie in de kerk hebben of niet. De Vader gaf aan Jezus de opdracht om Zijn leven neer te leggen (Johannes 10:18b). Wij behoren navolgers van Christus te zijn: “Kinderen die van hun vader houden, doen hun vader in alles na. Laat op dezelfde manier God jullie voorbeeld zijn en doe Hem na. Houd van elkaar, net zoals Christus van ons houdt. Want omdat Hij zoveel van ons houdt, heeft Hij zijn leven voor ons geofferd. En God was blij met zijn offer” (Efeziërs 5:1-2). Hij vertelde ons ook: “Luister goed! Ik zeg jullie: als een graankorrel niet in de aarde valt en sterft, blijft hij gewoon één enkele graankorrel. Maar als de korrel in de aarde sterft, levert dat een grote oogst op. Iemand die aan zijn leven vasthoudt, raakt het kwijt. Maar als hij niet geeft om zijn leven in deze wereld, zal hij het eeuwige leven krijgen. Als iemand Mij wil dienen, moet hij Mij volgen. En waar Ik ben, zal ook hij zijn als mijn dienaar. Als iemand Mij dient, zal de Vader hem prijzen” (Johannes 12:24-26). Laten wij dus er ook voor kiezen om niet voor onszelf te leven maar om ook, net zoals Jezus, ons leven over te hebben voor de schapen (Johannes 10:11, 15b).

    Als je jezelf christen noemt, dan ben je hiertoe geroepen. Laten we bidden en ondersteunen dat elke gedoopte christen zijn of haar roeping mag ontdekken en beleven en dat wij samen op weg mogen gaan als pelgrims die hoop en vertrouwen uitstralen in deze niet zo gemakkelijke tijden. “Het leven van goede mensen lijkt op het glanzen van het eerste ochtendlicht dat steeds helderder gaat stralen, totdat het helemaal dag is” (Spreuken 4:18b). “Laten we daarom alles uit ons leven wegdoen wat onze omgang met God in de weg staat, en alles waarin we God ongehoorzaam zijn. Het is alsof we een hardloopwedstrijd lopen die voor ons is uitgezet. We moeten geduldig tot aan het einde doen wat God van ons vraagt. Daarbij moeten we alleen op Jezus letten, want Hij is onze Leider. Hij wijst ons de weg en gaat voor ons uit. Hij is ons voorbeeld in het geloof. Hij verdroeg de dood aan het kruis en alle schande, omdat Hij wist hoe blij Hij daarna zou zijn. Nu zit Hij naast God op de troon” (Hebreeën 12:1b-2). Hoe gaan we om met elkaar en met mensen buiten onze kerk? Doen we dat als zorgzame herders in navolging van onze ene Opperherder? “De wijze mensen zullen stralen als de sterren aan de hemel. Zij die andere mensen hebben geleerd hoe ze God moeten dienen, zullen schitteren als de sterren, voor altijd en eeuwig” (Daniël 12:3). We kunnen anderen onderwijzen maar tegelijk ook, door onze daden, hen tot een voorbeeld zijn, opdat ze Christus mogen zien. De Heer zegene u in het uitvoeren van uw bediening! Amen!

    ---

    Behalve indien anders vermeld, zijn de bijbelteksten voor deze preek genomen uit de BasisBijbel.

    Deze preek is verder gebouwd op “De Herder en de Huurling”, van een anonieme auteur, te vinden op preken.be. Hij werd gepreekt op 14 april 2024 in de Evangelische Kerk van Balen.


    Categorie:Preken
    07-04-2024
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De stille Stem van God

    Voordienst: 1 Koningen 19:1-18 (BasisBijbel).

    Goedemorgen allemaal. Voor deze preek als aanleiding op de doop van X moet ik eerst even een context geven als introductie. Vandaag gaan we naar Elia en Noach kijken als voorbeeldfiguren. Elia was een profeet van God in het land Israël. In Israël werden de mensen beetgenomen. Religie was louter staatsgodsdienst geworden. Iets wat geld in het laadje van koning Achab en koningin Izebel bracht. Elia was dat bedrog beu en ging een weddenschap aan met wel 950 corrupte profeten voor de ogen van heel het volk. Hij alleen tegen de corrupte profeten. Vuur daalde neer vanuit de hemel en daarmee bewees Jahweh, de God van Elia, dat Hij de ware God is. Noach bespreken we straks nog wel, laten we nu verder kijken naar wat er met Elia gebeurde:

    ‘[Koning] Achab vertelde aan [koningin] Izebel wat Elia had gedaan en dat Elia alle profeten had gedood. Toen stuurde Izebel een boodschapper naar Elia die hem moest zeggen: "Ik zweer bij de goden dat jij morgen net zo dood zal zijn als die profeten." Toen Elia dat hoorde, vluchtte hij. Hij kwam bij Berseba in Juda. Daar liet hij zijn dienaar achter. Zelf liep hij een dagreis ver de woestijn in. Daar ging hij onder een struik zitten en bad dat hij zou sterven. Hij zei: "Ik heb er genoeg van, Heer. Neem mijn leven maar. Ik ben niet beter dan mijn voorouders." Hij ging onder de struik liggen en viel in slaap. Maar een engel raakte hem aan en zei tegen hem: "Sta op en eet." Toen hij rondkeek, zag hij bij zijn hoofd een versgebakken koek liggen en een kruik water staan. Hij at en dronk en ging weer liggen. Maar de engel van de Heer raakte hem voor de tweede keer aan en zei: "Sta op en eet. Want anders zal de reis te ver voor je zijn." Hij stond op, at en dronk en liep door de kracht van dat voedsel 40 dagen en 40 nachten lang, tot hij bij Horeb kwam, de berg van God. Daar vond hij een grot waar hij die nacht bleef slapen.

    Toen vroeg de Heer hem: "Wat doe je hier, Elia?" Elia zei: "Ik heb heel erg mijn best gedaan voor U, de God van de hemelse legers. Maar de Israëlieten hebben zich niet meer aan uw verbond gehouden. Ze hebben uw altaren afgebroken en uw profeten gedood. Daardoor ben ik alleen overgebleven. En nu proberen ze mij óók te doden." De Heer zei: "Ga naar buiten en kom bij Mij op de berg staan." Vlak voordat de Heer voorbij zou gaan, begon het geweldig hard te stormen. De wind die voor de Heer uit ging, verscheurde bergen en brak rotsen stuk. Maar de Heer was niet in de storm. Na de wind kwam er een aardbeving. Maar de Heer was niet in de aardbeving. Na de aardbeving kwam er een vuur. Maar de Heer was niet in het vuur. Na het vuur hoorde Elia het suizen van een zacht briesje. Zodra hij dat hoorde, sloeg hij zijn mantel voor zijn gezicht en bleef in de ingang van de grot staan.

    Toen zei een stem tegen hem: "Wat doe je hier, Elia?" Elia zei: "Ik heb heel erg mijn best gedaan voor U, de God van de hemelse legers. Maar de Israëlieten hebben zich niet meer aan uw verbond gehouden. Ze hebben uw altaren afgebroken en uw profeten gedood. Daardoor ben ik alleen overgebleven. En nu proberen ze mij óók te doden." Toen zei de Heer tegen hem: "Ga dezelfde weg terug die je bent gekomen, naar de woestijn van Damaskus. Ga Damaskus in en zalf daar Hazaël tot koning van Aram. En zalf Jehu, de zoon van Nimsi, tot koning van Israël. En zalf Elisa, de zoon van Safat uit Abel-Mehola, tot profeet in jouw plaats. Iedereen die ontsnapt aan het zwaard van Hazaël, zal door Jehu worden gedood. En iedereen die ontsnapt aan het zwaard van Jehu, zal door Elisa worden gedood. En Ik heb ervoor gezorgd dat er in Israël nog 7000 mensen over zijn die hun knieën niet voor Baäl hebben gebogen en zijn beeld niet hebben gekust."’

    - 1 Koningen 19:1-18 (BasisBijbel)

    Vorige keer, bij de doop van Y, had ik het over ervoor te kiezen slechte stemmen van ons verleden achter te laten. Dat kunnen bijvoorbeeld trauma’s of zonden zijn. Deze beslissing heeft X ook gemaakt.

    Maar vandaag ga ik het hebben over het bewust kiezen om te luisteren naar goede stemmen. Dit kan de stem van God zijn maar ook de stem van goede vrienden of de stem van je geweten.

    Soms denken we dat de doop iets spectaculairs moet zijn. Iets waarbij, zoals bij Jezus, er een stem uit de hemel komt en God aan ons verschijnt. Of het moet iets zijn waarin X heel emotioneel wordt.

    In het verhaal van Eliah op de berg Horeb, zien we echter dat God niet in de harde storm, de harde aardbeving of het vuur was maar dat hij kwam als een zacht briesje. God kiest er dikwijls voor om tot ons te komen in de stem van ons geweten, in de stem van een bemoediging, in de stem die fluistert: goed gedaan, mijn geliefde zoon, je hebt vandaag de juiste keuze gemaakt.

    X hoeft dus, met andere woorden, straks niet in tranen uit te barsten, hoewel tranen hier wel mee gepaard kunnen gaan. Er hoeft hier geen zichtbaar wonder plaats te vinden, hoewel dit ook wel kan.

    Wat wel nodig is, is dat X een beslissing neemt. Een beslissing om zich te onderwerpen aan en te leven voor Koning Jezus, net zoals Elia dit had gedaan nadat hij de stem van de Heer persoonlijk tot zich had horen spreken, hoewel de levensbedreigende situatie rondom hem niet veranderd was.

    En er waren er nog 7000 die recht voor God en voor hun geweten stonden en die niet hadden meegedaan met de populaire religie maar die er voor hadden gekozen om God trouw te blijven dienen, ondanks alle gevaren die dit met zich meebrengt. Zo ook X. Atheïsme, agnosticisme en islam zijn vandaag ‘in’ maar X kiest er bewust voor om christen te zijn en dit voor zijn vrienden vrijmoedig te tonen en te belijden. Met een zuiver geweten, kiest hij er vandaag voor om de ware God voortaan te dienen. Inderdaad,

    “Zorg dat jullie een zuiver geweten hebben. Want dan zullen de mensen die slechte dingen over jullie leven met Christus zeggen, voor schut komen te staan. Want als God wil dat jullie lijden, is het beter om te lijden voor het doen van goede dingen, dan voor het doen van slechte dingen.

    Ook Christus Zelf heeft één keer geleden voor de ongehoorzaamheid van de mensen. Hij was Zelf een onschuldig mens. Maar Hij werd gedood voor schuldige mensen. Zo kon Hij jullie bij God brengen. Zijn lichaam werd gedood, maar zijn geest werd levend gemaakt. Zo ging Hij het goede nieuws vertellen aan de geesten die in [het dodenrijk in] de gevangenis zaten. Dat zijn de geesten van de mensen die vroeger ongehoorzaam bleven aan God, ook al bleef God geduldig afwachten of ze alsnog naar Hem zouden willen luisteren. Dat was in de tijd dat Noach de boot bouwde waarin een klein aantal mensen (acht mensen om precies te zijn) door het water heen gered werd.

    [Petrus zegt hier dat Noach en zijn gezin koppig waren. Ze kozen er namelijk voor om de ware God te blijven dienen, ook toen dat niet ‘in’ was. Zij volgden hun gewetens en de stem van God en zo werden zij een beeld van de doop voor ons:]

    Ook jullie worden door het water heen gered. Namelijk door het water van de doop. De doop is niet iets wat het vuil van je lichaam afwast. Maar de doop is een gebed tot God, een gebed van een geweten dat zuiver is geworden. Jullie worden gered door de doop, doordat Jezus uit de dood is opgestaan. En nadat Jezus uit de dood is opgestaan, is Hij naar de hemel gegaan en naast God gaan zitten. En alle engelen en machten en krachten moeten Hem nu gehoorzamen.”

    - 1 Petrus 3:16-22 (BasisBijbel)

    Niet-christenen worden opgeroepen om hunzelf aan Koning Jezus te onderwerpen door de doop. Dit is in onze tijd geen populaire keuze meer maar hierdoor worden hun zonden afgewassen en krijgen ze een rein geweten. Christenen worden opgeroepen om hun geweten en de stem van God koppig en trouw te blijven volgen, ook na de doop:

    "Want ik [Paulus] wil niet, broeders, dat u onbekend is, dat onze vaderen allen onder de wolk waren, allen door de zee zijn heengegaan, allen tot Mozes gedoopt zijn in de wolk en in de zee, allen hetzelfde geestelijke voedsel aten en allen dezelfde geestelijke drank dronken. (want zij dronken allen uit een geestelijke steenrots die volgde; de steenrots nu was Christus.) Maar in de meesten van hen had God geen welgevallen, want zij zijn neergeveld in de woestijn. En deze dingen gebeurden tot voorbeelden voor ons, opdat wij geen begeerte in het kwade zouden hebben, zoals ook zij er begeerte in hadden. Wordt ook geen afgodendienaars zoals sommigen van hen, zoals geschreven staat: 'Het volk ging zitten om te eten en te drinken, en zij stonden op om te spelen'. Laten wij ook niet hoereren, zoals sommigen van hen hoereerden en er vielen er op één dag drieëntwintigduizend. Laten wij ook Christus niet verzoeken, zoals sommigen van hen Hem verzochten en door de slangen omkwamen. Moppert ook niet, zoals sommigen van hen mopperden en door de verderver omkwamen. Al deze dingen nu zijn hun overkomen als voorbeelden en zijn beschreven tot waarschuwing voor ons, op wie de einden van de eeuwen zijn gekomen. Daarom, laat hij die meent te staan, uitkijken dat hij niet valt."

    - 1 Korinthiërs 10:1-12 (TELOS-vertaling)

    In het kort uitgelegd, gebruikt Paulus hier een verhaal uit het Oude Testament. Hij verwijst hier namelijk naar het volk van Israël in de tijd van de Exodus, toen ze al in de woestijn waren. Hij gebruikt dit als beeld en voorbeeld voor de gedoopte christenen:

    De Israëlieten, zo leert Paulus hier, waren ook “gedoopt” ["de zee"] en bezaten ook de Heilige Geest ["de wolk"]. Ze dronken van Christus ("de steenrots", symbool van de eucharistie, bij ons beter bekend als het avondmaal). In het kort: ze hadden de doop ontvangen, waren vervuld met de Heilige Geest en namen deel aan de Eucharistie of het avondmaal. Ze waren dus typisch leden van de Kerk; het volk van God.

    Toch heeft de overgrote meerderheid van hen het beloofde land niet bereikt. God was niet tevreden met hen omdat ze begeerte in het kwade hadden, van daaruit afgodendienst en hoererij bedreven, Christus verzochten en mopperden.

    Paulus’ conclusie is dus tegen eens-gered-altijd-gered: “Ik ben gedoopt en nu is alles voor eeuwig in orde.” Neen! De doop is een serieuze beslissing en het is de bedoeling dat we niet alleen in de doop trouw zweren aan Christus maar hierna voor altijd trouw aan Hem blijven.

    “Daarom, laat hij die meent te staan, uitkijken dat hij niet valt. U heeft geen verzoeking getroffen dan menselijke; en God is getrouw, die niet zal toelaten dat u verzocht wordt boven wat u kunt [verdragen]; maar met de verzoeking zal Hij ook de uitkomst geven, zodat u ze kunt verdragen.”

    - 1 Korinthiërs 10:12-13 (TELOS-vertaling)

    Vat goede moed en strijd door! Volg koppig de stille stem van God! Wees trouw aan Christus en houd je steeds aan dit besluit! Amen!

    Gepreekt op zondag 7 april 2024 in de Evangelische kerk te Balen.


    Categorie:Preken
    24-03-2024
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De Dwaasheid der Prediking

    Voordienst: 1 Korintiërs 1:18-25 (NBG51).

    Goedemorgen iedereen,

    Ik ga vandaag beginnen met de tekst van de voordienst nogmaals voor te lezen. Hierop heb ik mijn preek voor vanochtend gebaseerd, dus luister zeker aandachtig:

    “Want het woord des kruises is wel voor hen, die verloren gaan, een dwaasheid, maar voor ons, die behouden worden, is het een kracht Gods. Want er staat geschreven:

    Verderven zal Ik de wijsheid der wijzen, en het verstand der verstandigen zal Ik verdoen.

    Waar blijft de wijze? Waar de schriftgeleerde? Waar de redetwister van deze tijd? Heeft God niet de wijsheid der wereld tot dwaasheid gemaakt? Want daar de wereld in de wijsheid Gods door haar wijsheid God niet gekend heeft, heeft het Gode behaagd door de dwaasheid der prediking te redden hen, die geloven. Immers, de Joden verlangen tekenen en de Grieken zoeken wijsheid, doch wij prediken een gekruisigde Christus, voor Joden een aanstoot, voor heidenen een dwaasheid, maar voor hen, die geroepen zijn, Joden zowel als Grieken, (prediken wij) Christus, de kracht Gods en de wijsheid Gods. Want het dwaze van God is wijzer dan de mensen en het zwakke van God is sterker dan de mensen” (1 Korintiërs 1:18-25).

    Indien je je ietwat bezighoudt met christelijke liturgische kalenders, dan weet je dat we momenteel in de vastentijd zitten; de periode naar aanloop van Pasen. In deze periode is het onder christenen de gewoonte om grondiger na te denken over wat ze denken, geloven en doen en om grondiger stil te staan bij het lijden en de kruisdood van Jezus Christus onze Heer, alvorens Zijn opstanding te vieren bij Pasen.

    Laten we even samen nadenken over Zijn kruisdood. We horen misschien wel elke zondag: “Jezus is gestorven aan het kruis voor jouw zonden.” Maar dat we dit überhaupt nog horen is, menselijk gesproken, uiterst onwaarschijnlijk! De Joden wilden tekenen en mirakels, de Grieken wilden wijsheid. Maar waar was nu dat teken, dat mirakel? Waar was nu die wijsheid? De man die beweerde de Messias te zijn, waar velen hun hoop op hadden gesteld was tussen de zware criminelen op een kruis genageld. Einde verhaal. Game over.

    “En de voorbijgangers spraken lastertaal tegen Hem, schudden hun hoofd en zeiden: Gij, die de tempel afbreekt en in drie dagen opbouwt, red Uzelf, indien Gij Gods Zoon zijt, en kom af van het kruis! Evenzo spotten de overpriesters samen met de schriftgeleerden en oudsten en zij zeiden: Anderen heeft Hij gered, Zichzelf kan Hij niet redden. Hij is Israëls Koning; laat Hij nu van het kruis afkomen en wij zullen aan Hem geloven. Hij heeft zijn vertrouwen op God gesteld; laat die Hem nu verlossen, indien Hij een welgevallen in Hem heeft; want Hij heeft gezegd: Ik ben Gods Zoon. Op dezelfde wijze beschimpten Hem ook de rovers, die met Hem gekruisigd waren” (Matteus 27:39-44).

    Om zeker te zijn dat Jezus niet zou leven in de harten of in de overtuigingen van mensen, stelde de geschiedenis alles in haar werk opdat de mensen Hem zouden vergeten.

    Na Zijn kruisiging, dus voor Zijn opstanding, gebeurde namelijk het volgende:

    “De volgende dag, dat is na de Voorbereiding, kwamen de overpriesters en de Farizeeën gezamenlijk tot Pilatus, en zij zeiden: Heer, wij hebben ons herinnerd, dat die verleider bij zijn leven gezegd heeft: Na drie dagen word Ik opgewekt. Geef daarom bevel het graf te verzekeren tot de derde dag; anders konden zijn discipelen Hem komen stelen, en tot het volk zeggen: Hij is opgewekt uit de doden, en de laatste dwaling zou erger zijn dan de eerste. Pilatus zeide tot hen: Hier hebt gij een wacht, gaat heen en verzekert het naar uw beste weten. Zij gingen heen en verzekerden het graf met de wacht, na de steen verzegeld te hebben” (Matteus 27:62-66).

    En na Zijn opstanding gebeurde het volgende:

    “Toen zij onderweg waren, zie, enigen van de wacht kwamen in de stad om de overpriesters al het gebeurde te berichten. En in een vergadering met de oudsten kwamen zij tot een besluit en zij gaven de soldaten veel geld, en zij zeiden: Zegt, zijn discipelen zijn des nachts gekomen en hebben Hem gestolen, terwijl wij sliepen. En indien dit de stadhouder ter ore komt, wij zullen het in orde brengen en maken, dat gij buiten moeite blijft. En zij namen het geld aan en deden zoals hun gezegd was. En dit gerucht is onder de Joden verbreid tot [de dag van] heden toe” (Matteus 28:11-15).

    Je ziet dus, dat er vele valse getuigenissen rondgingen over Jezus met de bedoeling dat Zijn verhaal; dat Zijn opstanding vergeten zou worden.

    De bijbeltekst van Paulus die we in het begin gehoord hebben, zou ik als titel geven: “De waarheid wint gewoon”. Want hoe loste Jezus dit op? Allereerst door mooiklinkende wijsheid of door machtige wonderen? Neen! Gewoon door de opdracht van de verkondiging van de waarheid. Luister maar naar de oplossing van Jezus: “En Jezus trad naderbij en sprak tot hen, zeggende: Mij is gegeven alle macht in de hemel en op [de] aarde. Gaat dan henen, maakt al de volken tot mijn discipelen en doopt hen in de naam des Vaders en des Zoons en des Heiligen Geestes en leert hen onderhouden al wat Ik u bevolen heb” (Matteus 28:18-19).

    Jezus’ oplossing was niet welbespraaktheid of wonderen en tekenen maar gewoon de opdracht van de verkondiging van de waarheid en de belofte dat Hij met Zijn volgelingen, die deze taak ter harte nemen en uitvoeren, zal zijn: “En zie, Ik ben met u al de dagen tot aan de voleinding der wereld” (Matteus 28:20).

    Ziet u, het verhaal van Jezus, van het kruis en van de opstanding won tegen alle waarschijnlijkheid in. Ik weet dat we dikwijls ontmoedigd zijn omdat er schijnbaar nog weinig christenen in Europa leven en dat de media steeds lijkt aan te sturen op geloofsafval. Maar wees vandaag bemoedigd door het feit dat, tegen alle waarschijnlijkheid in, de verkondiging van het evangelie wereldwijd verder wordt gezet. Jezus beloofde namelijk dat Hij Zijn gemeente zou bouwen en dat de poorten van het dodenrijk haar niet zouden overweldigen (Matteus 16:18b).

    De publieke dood van Jezus voor de ogen van iedereen kon de verkondiging van het evangelie niet tegenhouden. Er kwam namelijk een publieke opstanding voor vele getuigen (1 Korintiërs 15:5-8). Tegenpropaganda door Jood, Romein of Griek, door godsdienstoorlog, door schijnchristen of door moderne media kon de verkondiging van de waarheid van het evangelie, namelijk dat de opstanding werkelijk heeft plaatsgevonden, door de eeuwen heen tot op heden niet tegenhouden (1 Korintiërs 15:1-11). Jezus zal Zijn gemeente bouwen en de poorten van het dodenrijk zullen haar niet overweldigen (Matteus 16:18b). “Zo is dan het geloof uit het horen, en het horen door het woord van Christus. Maar ik vraag: hebben zij het dan niet gehoord? Zeer zeker: Over de ganse aarde is hun geluid uitgegaan en tot de einden der wereld hun woorden” (Romeinen 10:17-18). Dit is al meerdere malen gebeurd en het gebeurt tot op de dag van vandaag nog steeds. En daar ben ik vandaag blij om. Ook ben ik er blij om dat het evangelie tot in deze uithoek van de aarde is geraakt, dat hier in Balen Vlamingen en anderen het woord van het evangelie van het leven, de zelfopoffering en de opstanding van Jezus Christus onze Heer hebben aangenomen tot redding: het evangelie is “een kracht Gods tot behoud voor een ieder die gelooft, eerst voor de Jood, maar ook voor de Griek” (Romeinen 1:16b).

    Ook jij kan meewerken aan deze verkondiging:

    “Want: al wie de naam des Heren aanroept, zal behouden worden. Hoe zullen zij dan Hem aanroepen, in wie zij niet geloofd hebben? Hoe geloven in Hem, van wie zij niet gehoord hebben? Hoe horen zonder prediker? En hoe zal men prediken zonder gezonden te zijn? Gelijk geschreven staat: Hoe liefelijk zijn de voeten van hen, die een goede boodschap brengen” (Romeinen 10:13-15).

    “Want daar de wereld in de wijsheid Gods door haar wijsheid God niet gekend heeft, heeft het Gode behaagd door de dwaasheid der prediking te redden hen, die geloven. Immers, de Joden verlangen tekenen en de Grieken zoeken wijsheid, doch wij prediken een gekruisigde Christus, voor Joden een aanstoot, voor heidenen een dwaasheid, maar voor hen, die geroepen zijn, Joden zowel als Grieken, (prediken wij) Christus, de kracht Gods en de wijsheid Gods. Want het dwaze van God is wijzer dan de mensen en het zwakke van God is sterker dan de mensen” (1 Korintiërs 1:21-25).

    Dit mogen we getrouw verderzetten. Wees gerust! Er zit genoeg kracht in “het dwaze en zwakke van God”, wat ‘de [“dwaze”] verkondiging van de “gekruisigde Christus”’ is! Want het dwaze van God is wijzer dan de mensen en het zwakke van God is sterker dan de mensen” (1 Korintiërs 1:25). Immers, is uw eigen leven hier geen getuigenis van?

    Laten we dus tijdens deze liturgische vastenperiode in aanloop naar Pasen diep nadenken over hoe we dit evangelie van de “gekruisigde Christus”; van het leven, de dood en de opstanding van onze Heer Jezus Christus nog meer kunnen verkondigen en nog meer gestalte kunnen geven in de wereld rondom ons. En als we deze opdracht van onze Heer ter harte nemen, laten we dan ook Zijn belofte ter harte nemen: “En zie, Ik ben met u al de dagen tot aan de voleinding der wereld” (Matteus 28:20). Amen.

     

    ---

    Tenzij anders is vermeld, is de bijbeltekst in deze preek ontleend aan de NBG-vertaling 1951, © Nederlands Bijbelgenootschap 1951.

    Gepreekt op zondag 24 maart 2024 in de Evangelische kerk te Balen.


    Categorie:Preken
    10-03-2024
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Geloofsopvoeding

    Voordienst: Psalm 78:1-7 en 2 Timoteüs 3:14-17 (NBG51).

    Goedemorgen iedereen. Vandaag zou ik het kort met u willen hebben over de geloofsopvoeding van onze kinderen.

    Een rooms-katholieke pastoor zei zo’n twintig jaar geleden in een preek: “We klagen over de achteruitgang van het geloof. Maar als er geen verkondiging is van het evangelie kan er ook geen geloof ontstaan. Als ouders aan hun kinderen niet vertellen over het evangelie en samen met hun kinderen bidden, kan er geen geloof ontstaan.”[1]

    Misschien is dit wat kort door de bocht, zou je denken. Is het namelijk niet de taak van de voorganger, de catechist of de zondagsschoolleider om het christelijke geloof door te geven aan onze kinderen? Zullen wij ons als ouders wel bezighouden met hun algemene opvoeding. Voor godsdienst hebben ze een godsdienstleerkracht, net zoals ze voor lichamelijke opvoeding een leerkracht lichamelijke opvoeding hebben. Zo segmenteren we alles in onze Westerse maatschappij. Vanuit het socialisme worden we geleerd dat het goed is dat de staat onze kinderen opvoedt en vanuit het kapitalisme worden we dan weer geleerd dat we vrijheid en ontspanning moeten ervaren. Met andere woorden: waarom zouden we ons, na een hele dag gewerkt te hebben, nog uitsloven om onze kinderen iets bij te leren? De school heeft dit immers toch al gedaan?

    Paulus, gaat hier lijnrecht tegenin.

    Ja, hij erkent zijn eigen werk in het leven van Timotheüs en schrijft bijgevolg:

    “Neem tot voorbeeld de gezonde woorden, die gij van mij gehoord hebt, in het geloof en de liefde, die in Christus Jezus is” (2 Timoteüs 1:13). “Gij dan, mijn kind, wees krachtig in de genade van Christus Jezus, en wat gij van mij gehoord hebt onder vele getuigen, vertrouw dat toe aan vertrouwde mensen, die bekwaam zullen zijn om ook anderen te onderrichten” (2 Timoteüs 2:1-2). “Gij daarentegen hebt volle aandacht geschonken aan mijn onderricht, wijze van doen, bedoeling, geloof, lankmoedigheid, liefde, volharding, vervolgingen en lijden…” (2 Timoteüs 3:10-11a).

    Maar hij schrijft ook:

    “Blijf gij echter bij wat u geleerd en toevertrouwd is, wèl bewust van wie gij het hebt geleerd, en dat gij van kindsbeen af de heilige schriften kent, die u wijs kunnen maken tot zaligheid door het geloof in Christus Jezus. Elk van God ingegeven schriftwoord is ook nuttig om te onderrichten, te weerleggen, te verbeteren en op te voeden in de gerechtigheid, opdat de mens Gods volkomen zij, tot alle goed werk volkomen toegerust” (2 Timoteüs 3:14-17). En: “en dan komt mij voor de geest uw ongeveinsd geloof, zoals het eerst gewoond heeft in uw grootmoeder Loïs en uw moeder Eunike, en ook – daarvan ben ik overtuigd – (woont) in u” (2 Timoteüs 1:5).

    Paulus erkende dus de Bijbelse opdracht die ouders hebben om hun kinderen op te voeden in het geloof. Vandaar trouwens ook dat een essentieel onderdeel van de kinderdoop of de kinderopdracht idealiter behoort te zijn dat ouders beloven over hun kinderen te zullen waken en hen op te zullen voeden tot goede christenen. Kinderdoop of kinderopdracht behoort niet een romantisch ritueel te zijn waarna de kinderen maar aan hun lot overgelaten worden, zoals het dikwijls in België wel het geval is. Bedoeling is dat de kinderen in een bijzonder verbond met de Heer worden gebracht waarna ze hierin ook worden opgevoed.

    Het oude testament leert immers: “Wanneer uw kinderen later vragen: Wat hebben deze stenen voor u te betekenen? dan zult gij tot hen zeggen…” (Jozua 4:6-7) Gij! De ouder! En je moet niet wachten totdat ze je vragen stellen! Immers, hou zouden ze je vragen stellen als ze niet eerst geprikkeld worden? “Maar gij zult deze mijn woorden in uw hart en in uw ziel leggen; (…) Gij zult ze uw kinderen leren en daarover spreken, wanneer gij in uw huis zit en wanneer gij onderweg zijt, wanneer gij nederligt en wanneer gij opstaat; gij zult ze schrijven op de deurposten van uw huis en aan uw poorten” (Deuteronomium 11:18a,19-20). We behoren de Bijbel dus eerst zelf grondig te bestuderen en het geloof dan aan onze kinderen overal en op elk daartoe gepast moment te leren en daarover te spreken! Ouder! Benut je kansen en laat het niet aan iemand anders over! Trigger je kinderen! Zet het voor hun ogen opdat ze je vragen gaan stellen! Dit kan op je eigen manier, misschien door middel van een kruis, een gedicht, een afbeelding, icoon of Bijbel op een prominente plaats in je huis te plaatsen. Er zijn hier oneindig veel combinaties in mogelijk. Laat u niet betuttelen maar wees hier creatief in. “Oefen kinderen in de weg, die ze moeten gaan, Dan wijken ze ook in hun ouderdom er niet van af” (Spreuken 22:6, CV).

    Jij bent verantwoordelijk voor jezelf en voor je kinderen. Leer je kinderen ook verantwoordelijk te zijn voor hunzelf en later voor hun eigen kinderen. Kinderen moeten de verantwoordelijkheid voor hun daden voor het aangezicht van God leren te dragen.

    Je kinderen opvoeden in het geloof is allereerst jouw verantwoordelijkheid maar dit gaat hand in hand met “alternatieve”, bijkomstige geloofsopvoeding, zoals over het geloof leren in de zondagsschool, in de godsdienstles of het geloof bijgebracht worden door de grootouders of andere personen.

    Als voorbeeld: ik heb je al verteld dat de verantwoordelijkheid van de geloofsopvoeding allereerst ligt bij de ouders. Soms kan dit echter niet. Het is namelijk mogelijk dat de ouders niet geloven. Dan breekt nood wet.

    Zo was er onlangs een misdienaar wiens ouders helemaal niet gelovig zijn op bezoek in onze kerk. Zijn grootvader leerde hem over het christelijke geloof en hij heeft dit geloof persoonlijk verdergezet. Hij vertelde me dat hij in de Bijbel en in het evangelie gelooft en dat hij niet wilt trouwen maar dat hij zijn leven volledig wilt wijden aan liefde voor God en voor zijn medemensen, alsook aan het evangelie, door priester te worden en hier levenslang trouw in te blijven.

    Wat een rijkdom was christelijk België kwijt geweest als zijn grootvader niet de moeite had gedaan; als hij bij zichzelf had gezegd: “Zijn ouders zullen het hem wel op een dag leren.” Of: “Hij zal er wel over leren in de godsdienstlessen op school.”

    Een ander voorbeeld: ik was eens in Korea en mocht daar het geloof bijbrengen aan mensen met atheïstische, boeddhistische en christelijke of sektarische achtergronden. Ik had daar een Amerikaanse collega en hij legde het geloof uit aan een Koreaan. Steeds als hij een wedervraag stelde aan die Koreaan, zei die: “Dat weet ik niet, dat moet ik aan mijn voorganger vragen.” Ook in Noordelijk Nederland zijn er plaatsen waar het antwoord steevast is: “Dat moet u aan de dominee vragen.” Dit kan niet! Dit is luiheid onder een mom van vroomheid! Het is niet goed als u zelf het geloof niet kunt bijbrengen aan uw kinderen! Vraag desnoods hulp en bespreek dingen. Daar is niets verkeerd mee! Maar kom niet af met: “De voorganger of de godsdienstleerkracht moet het maar uitleggen aan mijn kinderen.”

    Neen! Jij moet het allereerst bestuderen en uitleggen aan jezelf en dán aan je kinderen. Dat je kinderen de Bijbel, de lessen of de preken nog niet ten volle kunnen begrijpen is niet hun schuld maar jij kan alleszins wel je best doen voor je kinderen door goed op te letten tijdens de preken, door de Bijbel en de kerkgeschiedenis grondig en trouw te bestuderen en door zelf kritisch en grondig deze preken, kerkgeschiedenis en bijbelverhalen door te vorsen. Jij kan je best doen om je geloof echt uit te leven voor de ogen van je kinderen. Zij zullen het zien, hier lessen uittrekken, deze lessen dan ook toepassen en zelfs deze lessen leren door te geven: “Oefen kinderen in de weg, die ze moeten gaan, Dan wijken ze ook in hun ouderdom er niet van af” (Spreuken 22:6, CV).

    Laten we dus met vernieuwde moed en doorzetting onze kinderen opvoeden als geloofsgemeenschap, als godsdienstleerkrachten en predikanten maar zeker ook als ouders! Moge de Heilige Geest ons voor deze edele taak steeds weer moed geven en steeds weer toerusten! Amen!

     

    ---

    Tenzij anders is vermeld, is de bijbeltekst in deze preek ontleend aan de NBG-vertaling 1951, © Nederlands Bijbelgenootschap 1951.

    [1] Jan Mostin, “Startmis” (2003), https://preken.be/thematisch/313-schooljaarbegin/5345-startmis-2003.

    Gepreekt op zondag 10 maart 2024 in de Evangelische kerk te Balen.


    Categorie:Preken
    18-02-2024
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.God is Liefde

    Voordienst: Mattheüs 5:43-48 (vanuit de BasisBijbel) en 1 Corinthiërs 13:1-13 (vanuit Het Boek).

    “God is liefde,” (1 Johannes 4:8b, 16b) “God houdt van jou,” (Johannes 3:16, 1 Johannes 3:1b, 1 Johannes 4:9a, Romeinen 5:6-11) “Jezus houdt van jou” (Johannes 10:11-18, Romeinen 5:6-11). Dat is allemaal waar. We zeggen dit soort dingen vaak. Maar wat betekent dit nu eigenlijk?

    Wat is ‘liefde’? We stellen ons liefde voor als een warm gevoel. Liefde is geen gevoel. Liefde is onzelfzuchtigheid: iets doen voor iemand anders zonder eigenbelang; zonder zelf iets terug te verwachten. Wanneer we zeggen dat God liefde is, dan zeggen we eigenlijk dat God het goede wilt en steeds werkt voor het goede, niet om er Zelf iets voor terug te krijgen of voor Zichzelf maar voor jou en voor alle mensen.

    Enkele voorbeelden die bewijzen dat God, uit liefde, altruïstisch of belangeloos geeft en wil geven aan alle mensen:

    De Schepping (Genesis 1). God geeft de aarde aan de mensen (Psalm 115:16). “God laat zijn zon opgaan voor goede en slechte mensen. Hij laat het regenen voor rechtvaardigen en onrechtvaardigen” (Mattheüs 5:45b, HTB). God geeft de wereld met al het goede aan alle mensen, zelfs aan slechte mensen.

    “Ik ben er niet blij over als iemand moet sterven, zegt de Heer. Heb dus spijt en verander, zodat jullie in leven zullen blijven” (Ezechiël 18:32b, BB) God wil niet dat er iemand verloren gaat.

    “En de heerschappij, de macht en de rijkdom van alle koninkrijken op aarde zullen worden gegeven aan het volk van de Allerhoogste God. Hij zal voor eeuwig Koning zijn en zijn Koninkrijk zal eeuwig blijven bestaan. Alle heersers zullen Hem dienen en gehoorzamen” (Daniel 7:27, BB). God zal zijn koninkrijk geven aan Zijn mensen.

    “Als u wilt weten wat God van u verwacht, vraag het Hem en Hij zal het u graag vertellen. Want Hij staat altijd klaar om ieder die Hem daarom vraagt, voldoende wijsheid te geven, Hij zal het u niet kwalijk nemen.” (Jakobus 1:5, HTB) God geeft wijsheid ‘onzelfzuchtig’ aan wie Hem erom vraagt.

    Dat God onzelfzuchtig geeft, door het leven van Zijn Zoon te geven aan het kruis, wordt ook duidelijk vanuit de Bijbel:

    “Want op de tijd die God had bepaald, is Christus voor ons gestorven. Op dat moment waren we nog hulpeloos en trokken we ons nog niets van God aan. Het is al heel bijzonder als iemand zijn leven wil geven om een góed mens te redden. Misschien heeft iemand daar nog de moed voor. Maar Christus heeft zijn leven voor ons gegeven toen we nog sléchte mensen waren. Daarmee bewijst God hoeveel Hij van ons houdt” (Romeinen 5:6-8, BB).

    “Want God heeft zoveel liefde voor de wereld dat Hij zijn enige Zoon heeft gegeven, zodat ieder die in Hem gelooft, niet verloren gaat maar eeuwig leven heeft” (Johannes 3:16, HTB). Daarnet hoorden we dat God niet wil dat er iemand verloren gaat. Hier horen we dat Hij er alles aan gedaan heeft “opdat eenieder die in hem gelooft, niet verloren ga maar eeuwig leven hebbe” (Johannes 3:16b, NBG51).

    “Door het voorbeeld van Christus, die voor ons gestorven is, weten wij wat echte liefde is” (1 Johannes 3:16a, HTB).

    “We hebben gezien dat God van ons houdt: Hij heeft zijn enige Zoon naar de aarde gestuurd om ons eeuwig leven te geven. De liefde waar ik het over heb is niet ónze liefde voor God, maar Gods liefde voor óns. Omdat Hij zoveel van ons houdt, stuurde Hij zijn Zoon. Zijn Zoon gaf zijn leven als offer, waardoor wij vergeving voor onze ongehoorzaamheid konden krijgen. Lieve broeders en zusters, als God zóveel van ons houdt, moeten wij ook van elkaar houden” (1 Johannes 4:9-11, BB).

    God wenst dus dat we dit verderzetten; dat we God de Vader en Zijn Zoon Jezus Christus navolgen in het onbaatzuchtig geven van liefde. Dit werkt als volgt: we ontvangen Zijn liefde; Zijn onbaatzuchtigheid en geven daarom hetzelfde aan ‘alle’ andere mensen, ook aan diegenen die niet tot onze christelijke groep horen (zie de parabel van de barmhartige Samaritaan in Lukas 10:29-37), ja, zelfs naar onze ‘vijanden’.

    “Jullie hebben gehoord dat er in de Boeken is gezegd: 'Houd van je broeders en haat je vijanden.' Maar Ik zeg tegen jullie: houd van je vijanden en bid voor de mensen door wie jullie slecht behandeld worden. Want dan zijn jullie kinderen van jullie hemelse Vader. Want Hij laat zijn zon schijnen op goede mensen en op slechte mensen. Ook laat Hij het regenen op goede mensen en op slechte mensen. Als jullie houden van de mensen die ook van jullie houden, waarom zou God jullie dan een beloning geven? De slechte mensen doen toch precies hetzelfde? En als jullie alleen je vrienden groeten, dan doen jullie toch niets bijzonders? De slechte mensen doen toch precies hetzelfde?” (Mattheüs 5:43-47, BB)

    Doen slechte mensen niet precies hetzelfde? Slechte mensen doen ook goed voor andere mensen. Ze doen bijvoorbeeld goed voor hun vrienden want ze weten dat ze op die manier iets terug zullen krijgen. Of ze doen goed voor arme mensen, ze geven bijvoorbeeld een bedelaar te eten, omdat het hun een goed gevoel geeft.

    Jezus roept ons hier op om niet zoals hen te zijn maar om te zijn zoals onze Volmaakte Vader in de Hemel, Die Zijn zon laat schijnen op goede mensen en op slechte mensen. Hij roept ons dus op om óók goed te doen voor onze vijanden.

    We leven in een tijd van laisser-faire; van subjectivisme. De ongeschreven regel is: “Er is geen waarheid; alles is subjectief. Jij hebt jouw waarheid, ik heb mijn waarheid; jij laat mij met rust, ik laat jou met rust. Kom niet af met God of gebod; probeer me niet te bekeren.” Mensen zijn vriendelijk totdat je hun manier van denken in vraag stelt. Dan kunnen ze zeer vijandig uit de bus komen. Bijgevolg is het gedaan met de vriendschap. Maar zo mogen wij als christenen niet zijn.

    Laten we niet meedoen met deze boze wereld waarin vriendschap dikwijls wordt gegeven vanuit egoïsme; om zelf iets terug te krijgen. Wat maakt ons anders als christenen? Wat ons anders maakt als christenen, is: dat we anderen altruïstisch liefhebben; dat we anderen onzelfzuchtig proberen te helpen, ja, zélfs onze vijanden.

    Een traditie over Johannes; Jezus’ geliefde leerling (Johannes 13:23, 19:26, 20:2, 21:7, 21:20, 21:24) verhaalt dat toen hij zeer oud en zwak geworden was, hij constant in zijn gemeente te Efeze herhaalde: “Mijn geliefde kinderen, hou van elkaar.”[1] Hoe dit ook zij, hij schreef ook duidelijk: “Vrienden, laten wij elkaar liefhebben want de liefde komt van God. Wie liefheeft, is uit God geboren en kent God. Maar wie niet liefheeft, kent God niet, want God is Zelf liefde. God heeft ons laten zien hoe groot zijn liefde voor ons is, door zijn enige Zoon de wereld in te sturen. Door Hem wilde God ons nieuw leven geven. De liefde waarover het hier gaat, is niet onze liefde voor God, maar zijn liefde voor ons. Daarom stuurde Hij zijn Zoon, die de straf voor onze zonden op Zich heeft genomen om de verhouding tussen God en ons weer goed te maken. Omdat God ons zo heeft liefgehad, moeten wij elkaar ook liefhebben. Niemand heeft God ooit gezien, maar als wij elkaar liefhebben, leeft God in ons, dan is zijn liefde volledig in ons aanwezig” (1 Johannes 3:7-12, HTB).

    Laten we het bij deze eenvoudige les houden: elkaar en ‘alle’ andere mensen, zélfs onze vijanden, onzelfzuchtig liefhebben.

    Het is moeilijk dit in de praktijk te brengen wanneer we nog egoïstische drijfveren hebben. Laten we ons hiervan bekeren en deze les steeds weer in de praktijk brengen.

    Laten we steeds weer reflecteren over onze eigen daden, bijgevolg tot besef komen en vervolgens uit zuivere; onbaatzuchtige liefde handelen. Amen.

     

    ---

    De bijbelteksten voor deze preek zijn genomen uit de BasisBijbel en uit Het Boek, Copyright © 1988 International Bible Society.

    [1] Hiëronymus van Stridon, Commentaar op Galaten, commentaar op Galaten 6:10.

    Gepreekt op zondag 18 februari 2024 in de Evangelische kerk te Balen.


    Categorie:Preken
    11-02-2024
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Vertrouwen en Moed

    Voordienst: Spreuken 24:11-22.

    Ik zeg het misschien tegenwoordig elke zondag, maar het valt me meer en meer op en het spreekt me meer en meer aan hoe praktisch het christelijke geloof is en behoort te zijn volgens de Bijbel. Daarom wil ik het met u hebben over vertrouwen en moed. Vertrouwen in God en moedig, soms zelfs tegendraads, verder doen in onzekere tijden.

    Hiervoor wil ik u even meenemen naar de tijd van de Tweede Wereldoorlog, meer bepaald naar Nazi Duitsland. Een tijd niet geheel anders dan de onze. Het was een tijd waarin de meeste burgers, kerken, voorgangers en priesters meelopers waren. Hun ethiek, hun moraliteit was duidelijk fout maar ze waren niet meer voor rede vatbaar. Iedereen zei immers toch dat de Weimarrepubliek gefaald had, dat Duitsland daarom een sterke leider en een sterke politieke partij nodig had en dat de Joden de schuldigen waren voor het verlies van de Eerste Wereldoorlog? Joden waren toch immers geen echte Duitsers?

    De Duitse kerken konden in die tijd over het algemeen in twee groepen opgedeeld worden: de Rooms-Katholieke kerken en de Lutheraans “Evangelische” kerken.

    Voor de Rooms-Katholieken drukten de Nazi’s bijvoorbeeld Tegen de Joden van Johannes Chrysostomos en misbruikten deze geschriften om rassenhaat en antisemitisme aan te wakkeren. Schreef hij immers niet dat Joden bezetenen zijn en dat je beter naar een bordeel gaat dan naar een synagoge?[1]

    Voor de Lutheranen of Evangelischen drukten de Nazi’s bijvoorbeeld Over de Joden en hun Leugens, één van de geschriften van Maarten Luther zelf. Had Luther immers niet geschreven dat synagogen verbrand moesten worden, dat mensen voor Joden gewaarschuwd moesten worden, dat ze leugenaars zijn, dat ze bezetenen zijn, dat ze niet tussen de christenen mochten wonen, dat hun goud moest afgenomen worden en dat ze moesten verplicht tewerk gesteld worden voor hun brood?[2] Staat in Romeinen 13 immers ook niet dat je ten allen tijden de overheid onvoorwaardelijk moet gehoorzamen? Dit is een passage die ook bij ons dikwijls verkeerdelijk wordt aangehaald. Dat het gaat om een overheid die goede mensen beloont en slechte mensen straft, wordt er niet bij verteld…

    In het kort, de meeste burgers en zelfs de meeste christenen, zowel Rooms-Katholieken als Protestanten, hadden geen probleem met het meelopen met Hitler. Ze steunden hem zelfs. Immers, ons, Duitsers, was leed aangedaan. God was dus met ons en Hij zou onze plannen zeker doen gelukken. Ook Hitler noemde Jezus, onze God, publiekelijk zijn Heer, en hij zou afrekenen met atheïsme en bolsjewisme. Hij zou de christenen, ongeacht hun specifieke geloofsovertuiging, beschermen en God zou het Duitse volk beschermen. Het Duitse volk had weer “een toekomst vol van hoop”. Hier kon zowel katholiek als protestant en zowel priester als dominee zich wel in vinden.
    De Protestanten werden tot één staatskerk en de Rooms-Katholieke kerk was natuurlijk al één kerk. Zo werd God voor ieders kar gespannen. God werd de voorzienigheid; de glorieuze voorbestemming van het Duitse volk. Zowel de Protestanten als de Katholieken heulden nagenoeg allemaal mee.

    Er was één christen die doorhad wat het probleem was. Dit was de Lutheraans-Evangelische voorganger Dietrich Bonhoeffer. Hij zag dat het probleem “goedkope genade” was. Hij begreep dat christenen, gelovigen en geestelijken, meeliepen omdat ze de genade zo goedkoop hadden gemaakt dat het Duitse volk onvoorwaardelijk werd gedoopt, gevormd, en vergeven in naam van naastenliefde. Ik zou zelfs verder durven gaan en beweren dat het probleem ‘monergisme in plaats van synergisme’ is: “Jezus heeft je kruis al gedragen”, zoals je het tegenwoordig in veel kerken hoort, in plaats van: “Neem je kruis op en volg mij” (Matteus 16:24). De Duitse Lutheranen geloofden dat je toch niet volmaakt kon zijn, dat je toch niet het christelijk leven zoals beschreven in de Bergrede kon uitleven. Volgens hen was het punt van de Bergrede je te wijzen op je zondigheid en je onvolmaaktheid. Dat is hetzelfde evangelie zoals je het misschien in 95 procent van Lutheraanse, Calvinistische, Evangelische, Baptistische en Pinksterkerken hoort. Bonhoeffer kwam tot het besef dat dit niet klopte. Hij zei: “Goedkope genade is vergiffenis prediken zonder bekering te vereisen, doop zonder kerkelijke discipline, avondmaal zonder belijdenis. Goedkope genade is genade zonder discipelschap, genade zonder het kruis, genade zonder Jezus, levend en verlichamelijkt.”

    Het probleem was dat de Duitsers dachten dat ze weliswaar gruwelijke dingen moesten doen maar dat de Heer het allemaal wel door de vingers zou zien. Ze zaten immers in een hachelijke situatie. God begreep dit en zou hen wel helpen. Hij zou hen wel vergeven. De Duitsers, ook zij die zich christenen noemden, hielden zich dom en liepen mee.

    Ook voorganger Bonhoeffer had al eens meegelopen of was zelfs weggevlucht naar het Westen zoals Jona. Hij las in de Bijbel: “Hij die op die Steen [Jezus Christus] vertrouwt zal niet hoeven te vluchten” (Jesaja 28:16) en besefte dat hij, tijdens deze crisis, met zijn Duits volk zal moeten zijn en blijven en dat hij zal moeten lijden om Jezus na te kunnen volgen. Hij nam de laatste boot terug naar Nazi Duitsland. “Want de rechtvaardige kan vaak vallen, maar zal net zo vaak weer opstaan.” (Spreuken 24:16a).

    Dietrich kwam tot een besef dat laf meelopen geen christelijke deugd is. Hij schreef: “Zwijgen als je wordt geconfronteerd met kwaad is in zichzelf ook kwaad. God zal ons dan niet als onschuldig beschouwen.” Hij begon met het Duitse volk en zelfs Hitler zelf te waarschuwen via de radio. Hij waarschuwde tegen een Fürhercultus en tegen massamisleiding. Hij was nog geen 27 jaar oud. Was hij misschien te jong? De oudere dominees waren alleszins laffe meelopers geworden. Ze hielden zich van den domme.

    Dietrich kwam tot het besef dat we moeten vertrouwen op Gods woord en dat we de waarheid moeten blijven gehoorzamen en blijven verkondigen, ook wanneer andere christenen scheef lopen; wanneer ze meelopen, wanneer predikanten een corrupt evangelie moeten, of zelfs willen verkondigen en wanneer ware kerken gesloten worden en predikanten die trouw zijn aan Gods woord en aan Zijn heilige Traditie, het zwijgen worden opgelegd.

    “Eet honing, mijn zoon! Want die is goed en smaakt zoet. Net zo zoet is de wijsheid voor jou en als je je die wijsheid eigen maakt, wacht je een beloning, je hoop op God is dan niet tevergeefs” (Spreuken 24:13-14). Dietrich had dit begrepen. Hij zei: “Wanneer je in de Bijbel leest, moet je denken: hier en nu spreekt God met me.” “Wat is het woord van God voor ons?” is “Bonhoefferiaans” voor: “Wat wordt er van ons verwacht?”. Hij gaf als advies: “Werp jezelf op de genade van God, doe wat je denkt dat goed is en blijf dit trouw doen tot op het einde.”

    “Doen. Wat moet ik doen? Wat is mijn taak? Wat is mijn roeping?” Je bent voorbestemd in Christus Jezus tot goede werken met God (Efeziërs 2:10; Romeinen 8:28). “God heeft ons één gemaakt met Jezus Christus met de bedoeling dat wij het goede zouden doen, want dat heeft Hij altijd al gewild” (Efeziërs 2:10). “We weten dat God in alles voor het goede werkt met hen die van Hem houden, die tot Zijn voornemen [; tot Zijn plan] geroepen zijn” (Romeinen 8:28, eigen vertaling). Dat is jouw taak. Dat is jouw roeping. Je moet altijd luisteren naar God door het lezen van Zijn woord, door te luisteren naar Zijn stem, door je geweten en hier dan ook gevolg aan geven door gehoorzaamheid.

    “Ja, X” is gemakkelijk gezegd maar wat doe je als het er op aan komt?: “Ga je door de knieën wanneer het erop aan komt, dan blijkt je kracht tekort te schieten” (Spreuken 24:10). Je leeft nu, niet “gisteren”; in het verleden, niet “morgen”; in de toekomst maar ‘nu’. Wat wil God ‘nu’ van mij? Deze vraag moeten we heel ons leven met ons meedragen en uitleven. Zie je de kansen en benut je die kansen ook? Zet je je geloof om in daden van gehoorzaamheid jegens God?

    Zo kreeg Dietrich de kans om bij het Abwehr te gaan. Dit was de Duitse inlichtingendienst. Via zijn oecumenische contacten kon hij spioneren voor de geallieerden en kon hij meedoen aan actief verzet; aan Operatie Walküre.

    Een andere persoon die hieraan meedeed was kolonel Claus von Stauffenberg. Kort door de bocht, hij was heel zijn leven overtuigd Rooms-Katholiek en had dus sterke morele bezwaren tegen de onderdrukking van de Joden in Nazi Duitsland. “Bevrijd hen die weggeleid worden om gedood te worden, doe alles om hun leven te redden. Als je zegt: ‘Ik kan er ook niets aan doen,’ zal God, die de harten ziet en de diepste beweegredenen kent, dan niet beter weten? Want God zal de mensen vergelden naar wat zij hebben gedaan” (Spreuken 24:11-12). Dit zou hij, vanuit zijn geweten, in de praktijk brengen. In samenwerking met Dietrich en anderen probeerde hij een bomaanslag op Hitler uit te voeren.

    Dietrich en Claus lieten zich niet beperken door hun verschillende kerkelijke achtergronden. Ze wisten dat ze elkaar konden vertrouwen. Soms beperken we onszelf door enkel binnen onze eigen kerk of denominatie te willen werken. Dikwijls komt dit voort uit hoogmoed, verharding, bitterheid en dergelijke meer. Niet vanuit vertrouwen en gehoorzaamheid aan God. Vanuit dit voorbeeld zien we dat officieuze oecumene ten goede kan werken en zelfs noodzakelijk kan zijn. Een ander voorbeeld hiervan is de samenwerking tussen predikant Richard Wurmbrand en aartsbisschop Fulton Sheen. Samen smokkelden ze Bijbels naar de Sovjetunie. Voor God zijn er immers geen Protestanten of Katholieken maar enkel rechtvaardigen of bozen. Dit is alleszins het patroon dat ik zie vanuit het Oude Testament.

    Dietrich en Claus waren totaal andere kalibers. Maar beiden waren actief bruikbaar in het plan van God. De ene was Protestant, de andere Katholiek, de ene was pacifist, de andere militair van hoge rang. Maar waar het om gaat is een actief vertrouwen in God en van daaruit een actieve navolging van Christus. Wat is het kruis dat ik moet dragen? Waar ben ik toe geroepen of voorbestemd? Waar kan ik op een proactieve manier verandering brengen? Kan ik hiervoor met andere christenen samenwerken? Waar vertrouw ik God nog niet? Laat ons altijd in vertrouwen naar Gods stem luisteren en Christus steeds navolgen, liefst samen maar, indien nodig, ook alleen, ongeacht de staat van de wereld of van de kerken.

    Dietrich moest over zijn pacifistische overtuigingen heen geraken en Klaus over zijn nationalistische. Het is niet belangrijk dat Klaus ook diende in het Duitse leger en zelfs misschien sympathie had voor Hitler als militair bevelhebber en voor de concentratiekampen als straf voor de Joden. Wat belangrijk was, wat er echt toe deed, was het bereiken van zijn telos; zijn doel. Zijn doel was heel duidelijk: het vernietigen van Hitler; een dictator die miljoenen onschuldigen vermoordde. Dit plan mislukte echter. Vlak voor zijn executie schreeuwde hij zijn doel heel duidelijk uit als een schietgebed vanuit zijn hart: “Lang leve het heilige Duitsland!” Hij bad dus voor een Duitsland dat heilig voor Gods aangezicht was. Ook het leven van Dietrich liep goed af. Hij gaf zich rustig over aan de wil van God en werd opgehangen.

    Had de aanslag van Claus gelukt, dan was mijn geboortedorp niet verdeeld geweest tussen “zwarten” en “witten”, dan had mijn vader waarschijnlijk zijn grootvader nog gekend – hij werd later opgepakt en naar een concentratiekamp gestuurd en is daar naar alle waarschijnlijkheid overleden aan een longontsteking – en dan had mijn grootmoeder bijgevolg niet voor een groot deel van haar leven geleefd in bitterheid en onvergevingsgezindheid. Dan was het geen getraumatiseerd, asociaal dorp geworden waar er geen vertrouwen meer was tussen families.

    Je daden kunnen slagen maar of ze slagen is voor God niet zo belangrijk als de juiste intentie. Voor God maakt het niet uit dat de moedige poging van Claus en Dietrich mislukt was. Wat wel uitmaakt voor Hem was dat ze het juiste; het rechtvaardige deden. Zo zijn zij ons tot voorbeeld.

    In de hemel zullen Dietrich en Klaus niet apart gehouden worden. Er is geen hoekje voor Katholieken en een hoekje voor Protestanten. Daar zitten alle rechtvaardigen samen aan één tafel. Maar, over onrechtvaardigen zoals Hitler staat voorspeld: “buiten de stad zijn de honden, de tovenaars, de overspeligen, de moordenaars, de afgodendienaars en allen die met plezier liegen en bedriegen” (Openbaring 22:15) en: “Goddeloze! Loer niet op de rechtvaardige! Gebruik geen geweld tegen zijn woonplaats. Want de rechtvaardige kan vaak vallen, maar zal net zo vaak weer opstaan. De goddelozen zullen echter over hun eigen wandaden struikelen. (…) Wind je niet op over boosdoeners en word niet jaloers op goddeloze mensen, want de boosdoener krijgt geen beloning en het leven van de goddeloze is maar kort. Koester ontzag voor de Here en voor de koning, mijn zoon, sluit je niet aan bij rebellen en opstandelingen. Want zij zullen onverwacht vernietigd worden en wie weet welke straf hun wacht?”” (Spreuken 24:15-16, 19-22).

    Dietrich was opgesloten, toch schreef hij boeken en brieven voor de Kerk van morgen. Hij wilde een einde brengen aan onrecht. Claus had nog één oog en één hand met welgeteld drie vingers. Toch deed ook hij er alles aan om een einde te brengen aan het onrecht. De ene gevangen, de andere gehandicapt. Welk excuus heb jij? Elk leven is kostbaar voor God. Dat wisten Claus en Dietrich. Daarom telde voor hen elke seconde. Ook jouw leven en de tijd die je nog rest is kostbaar. Ook jij kan veel bereiken in samenwerking met, afhankelijkheid van, en gehoorzaamheid aan God.

    Waar voel jij je toe geroepen, tot welk werk voel jij je voorbestemd? Durf jij anders te zijn? Durf jij een verschil te maken? Gehoorzaam je geweten, gehoorzaam Gods woord, gehoorzaam de stem van de Heilige Geest en de stem van de goede Herder en doe datgene waar God je toe roept.

    Heb jij vertrouwen dat dit de beste weg is? Vertrouwen leidt tot moed. Vertrouw jij de Heer werkelijk? Geef jij je leven ook met heldhaftig vertrouwen en moed, in navolging van Claus, in navolging van Dietrich en uiteindelijk in navolging van Christus onze Heer? Moge het zo zijn.

    ---

    [1] Johannes Chrysostomos, Tegen de Joden.

    [2] Maarten Luther, Over de Joden en hun Leugens.

    Gepreekt op 11 februari 2024 in Evangelische gemeente Pniël (Balen). Bijbelteksten genomen uit Het Boek, Copyright © 1988 International Bible Society.


    Categorie:Preken
    04-02-2024
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Christenen die Familiebanden herstellen

    Voordienst: Psalm 133:1-3 en Romeinen 12:16-18 uit de BasisBijbel.

    “Broeders en zusters, jullie zijn door God geroepen om vrij te zijn. Maar jullie mogen die vrijheid niet gebruiken om maar te doen waar jullie zin in hebben. Nee, jullie moeten elkaar liefdevol dienen. Want de hele wet van Mozes wordt samengevat met deze woorden: "Houd net zoveel van je medemens als van jezelf." Maar als jullie als beesten tegen elkaar tekeer gaan, pas dan maar op dat jullie niet door elkaar verscheurd worden! Ik bedoel dit: laat je leiden door de Geest en niet door je 'ik'. Want wat het 'ik' wil, is precies het tegenovergestelde van wat de Geest wil. En wat de Geest wil, is precies het tegenovergestelde van wat het 'ik' wil. Jullie moeten dus niet doen wat je maar wil. Maar als jullie je door de Geest laten leiden, is de wet van Mozes niet voor jullie.

    Het is duidelijk wat de verlangens van het 'ik' zijn: verkeerde dingen doen op het gebied van seks, er maar op los leven, afgoden aanbidden, toverij, haat, ruzie, jaloersheid, driftbuien, egoïsme, verdeeldheid, boosheid, moord, dronkenschap, wilde feesten en meer van dat soort dingen. Ik waarschuw jullie hiervoor, zoals ik al eerder heb gedaan. Want mensen die deze dingen blijven doen, zullen niet in het Koninkrijk van God komen.

    Maar door de Geest ontstaan liefde, blijdschap, vrede, geduld, vriendelijkheid, goedheid, geloof, hulpvaardigheid, zelfbeheersing. Tegen zulke dingen heeft de wet van Mozes niets. De mensen die van Christus zijn, hebben hun 'ik' met alles wat daarbij hoort gekruisigd. Laat je dus leiden door Gods Geest. Dan zul je ook door de Geest op het rechte pad blijven. We moeten niet lopen opscheppen, elkaar irriteren of jaloers zijn op elkaar” (Galaten 5:13-26).

    Hoe praktisch spreekt Paulus hier in het vijfde hoofdstuk van zijn brief aan de Galaten! We zien hier duidelijk dat de Bijbel niet bedoeld is geweest om te kunnen bluffen over onze kennis of hoe goed we de Bijbel kunnen analyseren of hoe mooi we hieruit wel kunnen preken of redeneren. Neen! De Bijbel is bedoelt om praktisch toe te passen. Jezus zegt dat er mensen zullen zijn die zich christen noemen, die Jezus zelfs hun Heer noemen en die toch niet in het Koninkrijk van God zullen komen omdat ze niet de wil van Zijn Vader hebben gedaan (Matteus 7). Paulus gaat hier verder in op hetzelfde thema. We kunnen óf wandelen in de Heilige Geest en daarmee de wil van onze Vader doen óf we kunnen wandelen in onze egoïstische verlangens en daardoor leven voor onszelf.

    En, laten we eerlijk zijn, als we niet oppassen, als we niet letten op onszelf, hebben we allemaal die egoïstische verlangens. Ieder van ons worstelt misschien met iets anders maar dat doet er niet toe.

    We moeten letten op onszelf. Ook moeten we ervoor zorgen dat we onszelf niet misleiden. Misschien is iedereen hier vandaag aanwezig wel gewend om van kleins af aan naar een kerk te gaan. Dan wordt het gevaarlijk. Diep in ons zit de assumptie geworteld dat we voldoende goede christenen zijn omdat we al heel ons leven naar de kerk gaan of dat dit helemaal niet nodig is, of ten minste dat we het allemaal niet zo nauw moeten nemen, aangezien de Heer toch genadig is en we gered worden door geloof en genade alleen?

    Zowel Jezus als Paulus gaan hier lijnrecht tegenin. Jezus spreekt over de wil van Zijn Vader en Paulus spreekt over de wil van de Geest. Jezus beweert dat er zelfs mensen zullen zijn die beweren charismata van de Heilige Geest te bezitten waardoor ze demonen hebben uitgedreven en verschillende krachten hebben gewerkt, dit allemaal zelfs in Jezus’ Naam, maar die toch niet de wil van God de Vader hebben gedaan. In dezelfde trant vertelt Paulus ons dat we niet de assumptie mogen hebben dat we wandelen in de Geest; dat we de wil van de Heilige Geest doen.

    Maar… hoe weten we dan welk soort christen we zijn? Allereerst moeten we beseffen dat dit niet vastligt. Er is niet zoiets als een eeuwige zekerheid. Dit is bedrog dat veel voorkomt in Evangelische middens. We gaan namelijk niet in de hemel komen omdat we ooit Jezus aanvaard hebben, ons hebben laten dopen, onze zonden hebben beleden, etc. indien we gewoon verder leven; indien we gewoon verder zondigen. We moeten levenslang streven tegen eventuele zondige verlangens of vormen van egoïsme die op ons pad komen om voor eeuwig vrienden met God te blijven. Paulus vertelt ons dit op een kristalheldere manier: “Ik waarschuw jullie hiervoor, zoals ik al eerder heb gedaan. Want mensen die deze dingen blijven doen, zullen niet in het Koninkrijk van God komen” (Galaten 5:21). Ik zal dit aan de hand van enkele concrete voorbeelden aantonen:

    Ik bekeek onlangs een korte documentaire over een 19e-eeuwse Russisch-Orthodoxe missionaris van de Aleoeten van Alaska die terug naar zijn eigen volk ging en naar de volken rondom om hen het evangelie te brengen. Zo kwam hij op een plaats waar twee stammen al eeuwenlang met elkaar aan het vechten waren. Hij verkondigde hen het evangelie. Ze luisterden aandachtig. De boodschap raakte hen diep en ze bekeerden zich. Ze werden zij aan zij in dezelfde rivier in Christus gedoopt en vanaf toen leefden ze als broeders in vrede. Ook in Nagaland, waar mijn vrouw vandaan komt, waren er stammen en zelfs verschillende dorpen van dezelfde stam, die in oorlog met elkaar leefden. Ze sneden of rukten elkaar letterlijk het hoofd af. Hun haat ging namelijk zo ver dat het zelfs overging tot deze haatgedachten in daden om te zetten. Ze waren elkaar aan het uitmoorden. Toen ze zich bekeerden tot Jezus Christus, was het hiermee gedaan!

    Broeders en zusters, laat ik heel praktisch spreken. Tot mijn groot verdriet weet ik dat er hier verschillende families zijn waarin familieleden met elkaar in de clinch liggen. Ieder van hen maakt zichzelf wijs dat ze goede christenen zijn want ze gaan naar de kerk of lezen de Bijbel of het ligt niet aan hen maar aan de anderen,… Misschien zeggen ze me wel: “X, je overdrijft. Dat is onze zaak en we zijn elkaar toch niet aan het vermoorden?”

    “Wie zijn broeder of zuster haat, heeft hem in zijn hart eigenlijk al vermoord. En u weet dat er in het hart van een moordenaar geen plaats is voor het eeuwige leven van God” (1 Johannes 3:15, HTB). En wat waren de Aleoetische stammen en de Naga stammen ermee als ze gezegd zouden hebben: “Mijnheer de missionaris, we stoppen met elkaar te vermoorden. Maar je moet respect hebben voor onze lokale geschiedenis. Er leeft gewoon haat tussen ons. Maar we zijn nu wel goede christenen.” Binnen de kortste keren zou de haat weer omgezet zijn in moord! De verdeeldheid zou verder bestaan hebben! Deze volkeren moesten werken aan hun haat. Dit vergt inspanning. Veel inspanning op de lange termijn!

    Zo ook met onze families. Het kan niet zijn dat jullie harten gevuld zijn met haat, afgunst, jaloezie, bitterheid, onvergevingsgezindheid en hoogmoed en dat er zo veel tweedracht onder jullie is en dat ieder van jullie in mijn gezicht beweert een schone christen te zijn en dat de schuld aan de ander ligt. Begrijp me niet verkeerd. Ik heb jullie allemaal lief en ik kies voor niemand zomaar partij. Liefde maakt dat ik af en toe wat strenger spreek. Zo ook Paulus. Paulus zegt hier duidelijk: “haat, ruzie, jaloersheid, driftbuien, egoïsme, verdeeldheid, boosheid, (…) en meer van dat soort dingen. Ik waarschuw jullie hiervoor, zoals ik al eerder heb gedaan. Want mensen die deze dingen blijven doen, zullen niet in het Koninkrijk van God komen” (Galaten 5:20b,21b).

    Als christenen moeten we de koe bij de horens vatten, onze haat, ruzies, jaloersheden, driftbuien, vormen van egoïsme, verdeeldheid en boosheid laten varen. Laten we gaan voor herstel, verzoening en vergeving. Onderzoek jezelf! Wat er ook gebeurd is, waar jij in de fout bent gegaan, ga naar de ander en verneder je. “ U moet één van hart en ziel zijn. Wees niet hoogmoedig, maar doe uw best nederig te zijn. Doe niet of u de wijsheid in pacht hebt. Als iemand u kwaad doet, zet het hem dan niet betaald. Doe liever iets goeds voor alle mensen. Probeer, voor zover het van u afhangt, met iedereen in vrede te leven” (Romeinen 12:16-18, HTB). Draag jouw steentje bij en doe nog meer: “Als iemand u dwingt om één kilometer met hem mee te lopen, ga dan twee kilometer met hem mee” (Matteus 5:41). Als je dit graag hebt, willen de kerkenraad en ik gerust meehelpen in dit verzoeningsproces.

    Kom niet af met dingen als: “X, je hebt het goed voor maar je bent nog jong, je begrijpt niet wat er allemaal gebeurd is, etc.” Dat kan allemaal goed zijn. Ik wil daar niets van af doen of er lichtvoetig overheen wandelen maar toon me dan maar eens je christelijke volwassenheid. Deze uitdaging leg ik aan jouw voeten: je beweert dat je christen bent? Toon het met je daden! Ga naar je broeder en verzoen met hem en breng dan pas je offer. Dan zal God dat graag aanvaarden. Laten we met die ingesteldheid zo meteen samen avondmaal vieren.

    Ik sluit af met de woorden van Jezus die we allen Heer noemen:

    “Je mag de mensen niet leren dat iets uit de wet onbelangrijk is. Als je dat wel doet, zul je zelf ook onbelangrijk zijn in het Koninkrijk van God. Je moet je aan alle wetten en leefregels houden en aan de mensen leren om dat ook te doen. Dán zul je geprezen worden in het Koninkrijk van God. Want Ik zeg jullie: als jullie niet beter leven dan de wetgeleerden en Farizeeërs, zullen jullie het Koninkrijk van God niet binnengaan.

    Jullie hebben gehoord dat tegen onze voorouders is gezegd: 'Je mag niemand doden.' En ook: 'Als je een ander doodt, ben je schuldig en zul je door de rechtbank gestraft worden.' Maar Ik zeg jullie: als je kwaad blijft op iemand, ben je schuldig. Je zal door de rechtbank gestraft worden. En als je iemand voor sukkel uitscheldt, ben je schuldig. Je zal voor de Hoge Raad komen. En als je iemand voor dwaas uitscheldt, zul je in de hel terechtkomen.

    Stel dat je God een offer gaat brengen. En stel dat je je onderweg opeens herinnert dat er iemand kwaad op je is, omdat je hem iets gedaan hebt. Laat dan je offer bij het altaar staan en ga het eerst goedmaken. Kom daarna pas je offer brengen” (Matteus 5:19b-24). Doe wat Jezus onze Heer zegt! Pas deze preek alsjeblieft toe! Amen!

    ---

    Gepreekt op 4 februari 2024 in de Evangelische Kerk van Balen. Behalve indien anders vermeld, zijn de bijbelteksten voor deze preek genomen uit de BasisBijbel.


    Categorie:Preken
    07-01-2024
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Geldbeheer of Afgoderij?

    Voordiensttekst: Jozua 24:14-18.

    Goedemorgen allemaal,

    Vandaag wil ik het even met u hebben over geldbeheer en afgoderij, over vrijgevigheid en gierigheid.

    Deze preek is bedoeld om u even stil te doen staan en uzelf te toetsen. Hopelijk verandert u zo uw denken ten goede, brengt u het nieuw geleerde in de praktijk en groeit u zo in uw leven als christen.

    Allereerst wil ik iets duidelijk maken: ik ben hier niet om het geld uit uw zakken te kloppen. Het kan me niet schelen aan wie of wat u geeft en hoeveel u geeft. Dat is een zaak tussen u en God. Wel hoop ik dat u uw mindset, uw hart ten goede veranderd tijdens het luisteren naar deze prediking. Dus maak nu een bewuste keuze om tijdens deze prediking gezeglijk te zijn.

    In de lagere school leren we in de wiskundeles dat delen het tegenovergestelde is van vermenigvuldigen. Dus als je deelt met anderen, heb je uiteindelijk minder. In het middelbaar leer je dat enkel de sterken overleven. En wie is er sterk? Diegene die veel geld of macht heeft; diegene die over anderen heen loopt.

    Er is als het ware een wet die stelt: “De sterksten zullen overleven. Wees sterk. Wees hard. Leef voor jezelf. Denk alleen aan je eigen overleving. Zoveel te meer geld je hebt, zoveel te veiliger je bent.” Of in een mildere vorm: “Denk eerst aan jezelf en als je je daar goed bij voelt, mag je ook iets aan je naaste geven.” Onze cultuur leert ons om er zeker voor te zorgen dat je allereerst zelf genoeg hebt opdat jij en je familie zo veiligheid en zekerheid hebben.

    Maar bij God werkt dit helemaal anders. Bij Kerst vertelde ik je namelijk dat God Zijn Zoon aan ons gaf: een broos Kind, net zo broos als het jezusbeeldje van gips in onze kerststalletjes en dat de Here Jezus Zijn menselijk leven gaf in zwakheid en gebrokenheid, zelfs tot in de dood, om meer mensen bij Hem te krijgen. Zo wordt minder meer en zwakheid sterkte. Vrijgevigheid, de ander eerst, jezelf wegcijferen wordt vermenigvuldiging.

    “Want toen we nog zwak waren, is Christus op de gestelde tijd voor goddelozen gestorven. Welnu, niet licht zal iemand zijn leven voor een rechtvaardige geven, al blijft het mógelijk, dat iemand het van zich verkrijgt, voor een goede te sterven. Maar God bewijst zijn liefde voor ons, doordat Christus voor ons is gestorven, toen we nog zondaars waren” (Romeinen 5:6-8, CV). “Tenslotte kent u de liefde die onze Heer Jezus Christus heeft gegeven: hij was rijk, maar is omwille van u arm geworden opdat u door zijn armoede rijk zou worden” (2 Korintiërs 8:9, NBV21).

    Je hebt dus zoveel mooie dingen van de Here Jezus gekregen. Hij heeft Zichzelf en zélfs Zijn leven geven om je te veranderen van een egoïstisch mens tot een altruïstisch mens. Nu mag jij dus ook delen en zélfs je leven geven voor anderen. Jezus zei het als volgt: “Het is zaliger te geven dan te ontvangen” (Handelingen 20:35b, CV). Dit leefde Hij ook, zélfs met Zijn hele leven!

    Dit is helemaal anders dan de wereld. Maar toch leren wij van de wereld: denk eerst aan jezelf. Je moet immers je rekeningen toch kunnen betalen? Stel dat je je job verliest? Stel dat je ziek wordt? Zorg ervoor dat je genoeg reserves op de bank staan hebt en je moet zeker nog meer hebben om helemaal veilig te staan!

    Jezus leerde ons nochtans de volgende principes: “Past op, en wacht u voor allerlei hebzucht; want ook al heeft iemand overvloed, zijn leven is door zijn bezit niet verzekerd” (Lukas 12:15b). “Gij kunt God niet dienen en de mammon. Daarom zeg Ik u: Weest niet bezorgd voor uw leven, wat gij zult eten of drinken; noch voor uw lichaam, waarmee gij u zult kleden. Is het leven niet meer dan het voedsel, en het lichaam niet meer dan de kleding?” (Matteus 6:24b-25, CV) “Hiernaar toch vragen de heidenen; uw hemelse Vader weet, dat gij dit allemaal nodig hebt. Maar zoekt eerst het rijk Gods en zijn gerechtigheid, en dit alles zal u worden geschonken als toegift. Weest dus niet bekommerd voor de dag van morgen. Want de dag van morgen zal bezorgd zijn voor zichzelf; iedere dag heeft genoeg aan zijn eigen leed” (Matteus 6:32-34, CV). “Verzamelt u [dus] geen schatten op aarde, waar roest en worm ze verteren, en waar dieven ze opgraven en stelen. Maar verzamelt u schatten in de hemel, waar roest noch worm ze verteren, en waar geen dieven ze opgraven en stelen. Want waar uw schat is, daar is ook uw hart” (Matteus 6:19-21, CV). En Paulus leerde ons: “Vormt u niet naar deze wereld, maar hervormt u door vernieuwing van inzicht, opdat gij onderscheiden moogt, wat de wil van God is” (Romeinen 12:2a, CV).

    En hoe tegengesteld is dit wereldse principe met de kerk te Korinthe. Zij mochten een deel van wat zij hadden opzij zetten voor de arme christenen van de kerk te Jeruzalem: “Wat de collecte betreft ten bate der heiligen, zo moet ook gij doen, zoals ik het in de kerken van Galátië geregeld heb. Op de eerste dag van iedere week moet ieder van u naar vermogen iets terzijde leggen en opsparen.” (1 Korintiërs 16:1-2, CV). Ook in Handelingen lezen we: “Er was inderdaad geen enkele noodlijdende onder hen [dat is: onder de christenen in Jeruzalem]. Want allen, die landerijen of huizen bezaten, verkochten ze, brachten de opbrengst mee, en legden die voor de voeten der apostelen neer; dan werd er uitgedeeld naar ieders behoefte” (Handelingen 4:34-35). Zo mochten de vroege christenen te Jeruzalem, Galátië en Korinthe, en ongetwijfeld nog vele andere plaatsen, uit de vrijgevigheid van hun harten, meedoen aan het werk van de Heer! “En daarom, mijn geliefde broeders, staat onbewegelijk vast, weest ten allen tijde rijk in ‘s Heren werk; gij weet, dat uw arbeid niet vergeefs is in den Heer” (1 Kor 15:58, CV).

    Jezus houdt er dus van als we tijd en geld opzij zetten om bij te dragen aan Zijn werk. Het werk voor Zijn koninkrijk. Hij houdt ervan als we vrijgevig zijn! Het gaat niet om de hoeveelheid geld maar het gaat om ons hart; alles wat we zijn en hebben behoort aan Hem toegewijd te zijn. Leert de Heer ons dit niet door over zij die weinig had te zeggen: “Voorwaar, Ik zeg u: Deze arme weduwe heeft meer in de offerkist gestort dan alle anderen. Want allen hebben van hun overvloed geofferd, maar zij heeft van haar armoede alles gegeven, wat ze bezat, haar hele vermogen” (Markus 12:43b-44) en door over zij die veel had en veel gaf te zeggen: “Haar zonden, haar vele zonden zijn haar vergeven; want zij heeft veel liefde getoond. Wien weinig vergeven wordt, toont weinig liefde” (Lukas 7:47b)?

    Over vrijgevigheid vanuit armoede, kunnen we ook de volgende bijbeltekst vanuit 2 Korintiërs hoofdstuk 8 even onder de loep nemen: “Broeders, we stellen u in kennis van de genade Gods, die aan de kerken van Macedónië is geschonken; zodat te midden van veel beproeving en wederwaardigheden haar hoogste blijdschap en haar diepste armoede een rijke overvloed van milddadigheid deden ontstaan. Want ze gaven naar vermogen; ik durf zeggen, boven vermogen. Uit vrije beweging, en met grote aandrang verzochten ze zelfs het ons als een gunst, te mogen meedoen aan de ondersteuning der heiligen. (…) Verleden jaar zijt gij de eerste geweest niet alleen in het handelen, maar zelfs in het willen” (2 Korintiërs 8:1-4, 10b, CV).

    In het licht van de liefde die de Heer ons betoond heeft en in het licht van het voorbeeld dat de gemeenten te Macedonië en te Korinthe ons hebben gesteld, mogen we dus niet bekrompen, bitter, ongezeglijk en gierig zijn. Met wat we geven aan anderen, kunnen we dus iets van de liefde van onze Heer teruggeven aan Hem. En dat we dit willen doen, is een werk van de Heer in onze harten. De Heilige Geest verandert ons namelijk, waardoor we willen meewerken “want God is het, die naar zijn welbehagen in u het willen uitwerkt en het handelen” (Filippenzen 2:13). Voor onze veranderde harten, krijgt God de glorie!

    Als hedendaags voorbeeld van dit feit kan ik u het volgende verhaal vertellen. In deze kerk zit iemand die vroeger op slinkse wijze geld probeerde te verdienen. Hij wilde namelijk geld verdienen door het dealen van drugs. Hij was voor zijn bekering dus helemaal niet te vertrouwen. Na zijn bekering en nadat duidelijk was gebleken over de jaren dat hij nu wel te vertrouwen was, kreeg hij vertrouwensposities die met het tijdelijke beheer van geld te maken hebben. Ook voor zijn veranderd hart, krijgt God de glorie want God verandert ons door Zijn liefde en door bijgevolg te delen met anderen mogen wij iets van Zijn liefde teruggeven aan Hem.

    Aan de andere kant staat het verhaal van de rijke jongeling: “Toen zag Jesus hem teder aan, en sprak tot hem: Eén ding ontbreekt u nog. Ga heen, verkoop wat ge bezit, en geef het aan de armen; en ge zult een schat in de hemel bezitten. Kom dan, en volg Mij. Maar hij werd ontstemd bij dat woord, en ging treurig heen; want hij had veel bezittingen” (Markus 10:21-22, CV) Hij gaf de liefde niet terug die Hij van Jezus ontvangen had. In plaats daarvan, hield Hij zijn hart gesloten voor God. Bijgevolg bleven zijn handen gesloten voor de armen. Johannes stelde het als volgt: “Hebt de wereld niet lief, noch al wat er is in de wereld. Want wanneer iemand de wereld liefheeft, dan is er geen liefde tot den Vader in hem” (1 Johannes 2:15, CV).

    Jezus houdt er dus niet van als we bitter, gierig en vrekkig zijn en als we meer van de wereld houden dan van hem. Hij zei namelijk: “Verzamelt u geen schatten op aarde (…) Maar verzamelt u schatten in de hemel” (Matteus 6:19a, 20a, CV).

    Herinner u ook de parabel van de rijke man die helemaal niets gaf aan de zieke, hongerige, arme Lazarus (Lukas 16:19-25) en de parabel van de man die goed geboerd had en zijn welverdiend pensioen al voor zich zag (Lukas 12:13-21). Ze waren alleen maar met zichzelf bezig in plaats van vrijgevig te zijn. De dood kwam plots en toen stonden ze met lege harten en lege handen voor Gods troon. Denk hier alsjeblieft over na.

    Bij dit alles wil ik even een kanttekening maken: naar mijn mening zijn er verschillende christelijke aanpakken en verschillende christelijke individuen met verschillende gewetens.

    Sommige christenen volgen Christus misschien na door veel geld proberen te verdienen om dan zoveel mogelijk weg te geven aan anderen door bijvoorbeeld weeshuizen of scholen te openen of door veel geld weg te geven. Zo ken ik persoonlijk goede christenen. Ook Paulus lijkt te waarschuwen tegen blindelings en naïef alles weg te geven in 2 Korinthiërs hoofdstuk 8 vanaf vers 11. In bepaalde contexten van verantwoordelijkheid, zoals bijvoorbeeld als je instaat voor je huisgezin, lijkt dit inderdaad niet de ideale strategie te zijn. Geldbeheer, spaarzaam leven, etc. kunnen ook ten goede gebruikt worden voor het Koninkrijk van God maar het mag nooit een afgod in onze levens zijn! De bekende Anglicaanse evangelist John Wesley zei het als volgt: “Verdien zoveel als je kan, wees zo spaarzaam mogelijk, geef zoveel mogelijk weg.” Dit kan een manier van leven zijn voor bijvoorbeeld christelijke zakenlieden of christelijke grootverdieners.

    Andere goede christenen gaan dan weer wél voor radicale armoede, zoals bijvoorbeeld dezelfde John Wesley die zei: “Ik hou geld nooit lang bij. Ik zou mijn vingers daaraan verbranden. Ik laat het zo snel mogelijk uit mijn handen gaan, voordat het een weg naar mijn hart vindt.” Of zoals bijvoorbeeld de waarschijnlijk nog bekendere Rooms-Katholieke evangelist Franciscus van Assisi: hij was rijk en gaf alles weg om het evangelie letterlijk uit te kunnen leven en met een zuiver geweten te kunnen verkondigen! Jezus kon hem nog steeds gebruiken hoor! Hij predikte het evangelie in Frankrijk, Italië, Egypte en Israël toen er nog geen vliegtuigen bestonden! Ik denk ook aan de vele monniken die afgezonderd met nagenoeg geen voedsel en extreme temperaturen in grotten in bijvoorbeeld Syrië, Egypte of Rusland gingen wonen. Je keurt deze radicaliteit misschien af, het is misschien niet jouw persoonlijke weg, maar God kon hen nog steeds gebruiken om dóór hen vele machtige tekenen, wonderen en bekeringen teweeg te brengen!

    Laten we niet te snel oordelen! Beide groepen volgen Jezus na!

    De eerste groep deed dit door te vermenigvuldigen en uit te delen zoals in de verhalen van de vijf broden en twee vissen en de andere broodvermenigvuldiging in het Johannesevangelie.

    De tweede groep deed dit door wat hun toekwam radicaal te verlaten, net zoals Jezus Zijn hemelse glorie verliet om als mens op deze aarde te leven en uiteindelijk op een gruwelijke, schandevolle manier te sterven als een zogezegde crimineel!

    Het gaat om het hart! Als je echt gezeglijk bent en oprecht luistert naar de stem van de Heer, kan Hij de zogenaamd onmogelijke dingen door jou heen bewerkstelligen en dan kan Zijn wil geschieden! Zonder Zijn genade; Zijn energie die je in staat stelt het goede te doen, kan je toch niets doen dat werkelijk blijft tot in eeuwigheid!

    In mijn vorige preek zei ik: misschien heb je niet veel tijd maar wel geld dat je kan investeren. Of misschien is het juist andersom. Misschien heb je veel tijd maar weinig geld. Misschien heb je geen van beiden maar gewoon weinig geld en weinig tijd. Hoe het ook zij, je kan je tijd en je financiële bijdragen aanbieden in de mate waarop dit voor jou mogelijk is! Het gaat om een hart dat vertrouwt op God en dat vertrouwen daadwerkelijk omzet in daden!

    Laten we ons vertrouwen; ons geloof in de praktijk brengen want ‘Wat baat het, mijn broeders, of iemand al beweert, het geloof te bezitten, zo hij de werken niet heeft? Kan het geloof hem soms redden? (…) Werd Abraham, onze Vader, niet uit werken gerechtvaardigd, toen hij Isaäk, zijn zoon, op het altaar had geofferd? Ge ziet, hoe het geloof met zijn werken gepaard ging, en hoe door de werken het geloof werd volmaakt. En toen ging de Schrift in vervulling, die zegt: “Abraham geloofde aan God, en het werd hem tot gerechtigheid gerekend;” toen ook werd hij genoemd: “de vriend van God.” Ge ziet: uit wèrken wordt de mens gerechtvaardigd, en niet uit geloof alleen. (…) Want zoals het lichaam dood is zonder geest, zo is ook dood het geloof zonder werken’ (Jakobus 2:14, 21-24, 26, CV).

    “Vermaan de rijken dezer wereld, dat ze niet trots mogen zijn; dat ze hun hoop niet stellen op wisselvallige rijkdom, maar op God, die ons rijkelijk van alles voorziet, om er van te genieten; dat ze deugdzaam moeten zijn en rijk in goede werken, vrijgevig ook en mededeelzaam. Dan stapelen ze zich voor de toekomst een goede grondslag op, waarop ze het eeuwig leven bereiken” (1  Timoteüs 6:17-19, CV). Bij deze leg ik, onder de autoriteit van de Schrift, deze opdracht aan jouw voeten.

    Ik geef je nog een laatste, duidelijke waarschuwing mee van onze Heer en Redder Jezus Christus: “Maar God sprak tot hem[; tot de rijke boer die alleen maar met zichzelf bezig was en wou gaan genieten van zijn pensioen]: Dwaas, deze nacht eist men uw ziel van u op; en wat ge verworven hebt, naar wien zal het heengaan? Zó gaat het hem, die schatten voor zichzelf belegt, maar die niet rijk is voor God” (Lukas 12:20-21, CV).

    Spreekt God vandaag tot ons? ‘“Als gij dan heden mijn stem verneemt, verstokt uw harten niet als bij de Verbittering” (…) Zo zien we, dat ze niet konden ingaan om hun ongeloof’ (Hebreeën 3:15b, 19). Laten we ons afkeren van de afgod van het geld die zo veel macht heeft over Vlamingen en Nederlanders, zélfs over christelijke Vlamingen en Nederlanders en laten we vooral ons christelijk geloof, voor zover we kunnen, in 2024 in de praktijk brengen! Doe je best en God doet de rest! Moge God je gedurende dit nieuwe jaar rijkelijk zegenen met Zijn ware rijkdom in Christus Jezus! Amen!

    Gepreekt op 7 januari 2023 in de Evangelische kerk in Balen.


    Categorie:Preken
    24-12-2023
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Kerstpreek

    Voordienst: Jesaja 7:13b-14 + 9:1-6.

    Dit jaar wil ik de kerstpreek in het teken van het goede nieuws van het evangelie en van de verkondiging van dat evangelie stellen. Daar heb ik de laatste tijd veel aan gedacht en daar ben ik veel mee bezig geweest, ook in mijn preken.

    Kerstmis is goed nieuws. Het is de goede boodschap van de geboorte van Jezus Christus. In de Persoon van Jezus Christus, werd God een baby’tje. Dit is moeilijk voor joden, moslims en deïsten. Zij loochenen namelijk dat het Woord van God mens is geworden. Toch koos God ervoor om in de Persoon van Jezus Christus een fragiel baby’tje, een afstammeling van Adam, zoals jij en ik te worden, met de hulp van een fragiel 14-jarig meisje.

    Haar zwangerschap was niet een gezellige voorbereiding op het kerstfeest, zoals de schattige figuurtjes onder onze kerstbomen. Neen! Het was niet gezellig! Het was bikkelhard! Maria was een zogenaamde schaamteloze slet, een echtbreekster, goddeloos, zonder respect voor haar ouders en haar man, in de ogen van de mensen. Ze was een voorwerp van schaamte en schande. En wat zou haar man Jozef wel niet denken? Hoe zou hij haar behandelen? Maria koos voor een positie van zwakheid, tederheid en kwetsbaarheid.

    Dit Baby’tje zou een leven leiden waarin Hij zou worden vervolgd door diegenen die een sterke, kille, stabiele positie kenden in het bestuderen en verkondigen van de Wet, vanuit een positie van zogenaamde vroomheid en heiligheid. Jezus, daarentegen, zou een volwassen man worden die als een zogezegde crimineel van het laagste soort aan een kruis zou sterven.

    God had dus, om het zo te zeggen, geen moeite met onze zwakheden op Zich te nemen. Hij deed dit zelfs graag: “Want alzo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat een ieder, die in Hem gelooft, niet verloren ga, maar eeuwig leven hebbe” (Johannes 3:16, NBG51); “die [Christus Jezus], in de gestalte Gods zijnde, het Gode gelijk zijn niet als een roof heeft geacht, maar Zichzelf ontledigd heeft, en de gestalte van een dienstknecht heeft aangenomen, en aan de mensen gelijk geworden is. En in zijn uiterlijk als een mens bevonden, heeft Hij Zich vernederd en is gehoorzaam geworden tot de dood, ja, tot de dood des kruises” (Filippenzen 2:5b-8, NBG51); “daar ook Christus voor u geleden heeft (…) die zelf onze zonden in zijn lichaam op het hout gebracht heeft, opdat wij, aan de zonden afgestorven, voor de gerechtigheid zouden leven; en door zijn striemen zijt gij genezen” (1 Petrus 2:21b, 24, NBG51).

    Jezus koos voor zwakheid, kwetsbaarheid, gebrokenheid. Stel u het lichaam van Jezus kapot gemarteld aan het Kruis even voor. Jezus koos hier zelf voor. Het hart van Maria, doorstoken met een zwaard. Ook dit was een offer dat Hij koos om te brengen met pijn in Zijn hart dat uitging met een tedere liefde naar Maria (Johannes 20). Jezus koos hiervoor!

    Waarom deed Hij dit? Uit liefde! “Want God houdt zoveel van de mensen, dat Hij zijn enige Zoon aan hen heeft gegeven. Iedereen die in Hem gelooft, zal niet verloren gaan, maar zal het eeuwige leven hebben” (Johannes 3:16, BB). Van wie hield God? Van de mensen! Van iedereen! Jezus is gekomen voor iedereen, is gestorven voor iedereen, wil vergiffenis schenken aan iedereen en dát is goed nieuws voor iedereen! Dan maakt het niet uit welke zonden je al dan niet begaan hebt, dan maakt het niet uit of je nooit naar een kerk wou komen, of dat je heel je leven in de kerk hebt gezeten maar eigenlijk tot nu niet wilde leven voor Jezus en Hem misschien zelfs diep in je hart haatte maar steeds de hypocriet uithing door altijd met de juiste “zondagsschool-antwoorden” te antwoorden! Hij wil iedereen vergeving en eeuwig leven schenken en dát is het evangelie dat we mogen uitdragen in deze kerstperiode!

    Zo kan dit nederige Kind dat opgroeide en Zijn leven zou geven voor de wereld, weer geboren worden in de harten van velen, opdat ze een beeld van Hem mogen worden en mogen deelhebben aan Zijn goddelijke natuur (2 Petrus 1:4); sterven aan hunzelf en een beeld van Zijn leven worden (Romeinen 6). Dit is goed nieuws voor alle mensen van goede wil. Ze kunnen eindelijk weer vrede met henzelf en vrede met God krijgen (Lukas 2). En het maakt niet uit of je tot nu toe geen man of vrouw van goede wil was. Maar wat wel uitmaakt is dat je het nu wél in orde wilt maken met Jezus!

    Dit kan omdat Jezus beloofde dat Hij Zijn volk uit hun zonden zou bevrijden (Matteüs 1:21). Hij keek uit naar jou aan dit volk toe te voegen: “Wanneer hij zichzelf ten schuldoffer gesteld zal hebben, zal hij nakomelingen zien en een lang leven hebben en het voornemen des Heren zal door zijn hand voortgang hebben. Om zijn moeitevol lijden zal hij het zien tot verzadiging toe; door zijn kennis zal mijn knecht, de rechtvaardige, velen rechtvaardig maken, en hun ongerechtigheden zal hij dragen. Daarom zal Ik hem een deel geven onder velen en met machtigen zal hij de buit verdelen, omdat hij zijn leven heeft uitgegoten in de dood, en onder de overtreders werd geteld, terwijl hij toch veler zonden gedragen en voor de overtreders gebeden heeft” (Jesaja 53:10b-12, NBG51). “Laat ons oog daarbij (alleen) gericht zijn op Jezus, de leidsman en voleinder des geloofs, die, om de vreugde, welke vóór Hem lag, het kruis op Zich genomen heeft, de schande niet achtende, en gezeten is ter rechterzijde van de troon Gods” (Hebreeën 12:2, NBG51). Iedereen die dit wilt, kan en mag dus een nieuw leven beginnen. Zij mogen zich bekeren en onderwerpen aan Jezus Christus in de waterdoop (Handelingen 2), zo sterven aan Zichzelf (Romeinen 6) en opnieuw beginnen als onschuldige kinderen (Johannes 3) in een nieuw verbond van onderwerping, gehoorzaamheid en trouw aan Christus.

    Charles Spurgeon zei het als volgt:

    “Onze tekst spreekt van een naam voor onze Heere Jezus. Er staat: ‘en gij zult Zijn naam Immanuël heten’. Tegenwoordig geven we onze kinderen namen zonder een speciale betekenis. Misschien vernoemen we ons kind naar vader of moeder, of een familielid, maar in het algemeen hebben de namen geen bijzondere bedoeling. Dat was vroeger anders. Namen hadden een betekenis. Meestal zit er in de namen in de Schrift een les en dit is zeker het geval voor elke naam van de Heere Jezus. Zijn namen duiden aan wat Hij is. ‘Men noemt Zijn naam Wonderlijk, Raad, Sterke God, Vader der eeuwigheid, Vredevorst’ (Jes. 9:5) omdat Hij dit werkelijk is. Hij heet niet zonder reden ‘Jezus’. Met elke andere naam zou Jezus minder lieflijk voor ons zijn, want geen enkele andere naam zou Zijn werk, dit grote werk om Zijn volk te verlossen van hun zonden, zo volledig kunnen beschrijven. Wanneer van Hem gezegd wordt dat Hij een bepaalde naam draagt, betekent het dat Hij ook werkelijk zo is. Nergens in het Nieuwe Testament wordt onze Heere later ‘Immanuël’ genoemd. De apostelen noch de discipelen noemen Hem letterlijk bij deze naam. Maar in feite omschrijven ze Hem wel op deze manier wanneer ze over Hem spreken als ‘God Die Zich geopenbaard heeft in het vlees’ (1 Tim. 3:16). Ze zeggen van Hem: ‘En het Woord is vlees geworden, en heeft onder ons gewoond en wij hebben Zijn heerlijkheid aanschouwd, een heerlijkheid als van de eniggeborene van de Vader, vol van genade en waarheid’ (Joh.1:14). Ze gebruiken dus niet het letterlijke woord, maar ze geven ons inzicht in de betekenis ervan.

    Laten we deze waarheid van God bewonderen: ‘God met ons’. Laten we op eerbiedige afstand blijven zoals Mozes, die zijn schoenen van zijn voeten deed toen hij God in het braambos zag en niet dichterbij kwam. Hij voelde dat de plaats waarop hij stond heilige grond was. Wat is dit een geweldig feit! De oneindige God nam intrek in het kwetsbare lichaam van een kind en woonde in het zwakke, aan lijden onderhevige lichaam van een man. ‘God was in Christus’ (2 Kor. 5:19). ‘Maar heeft Zichzelf ontledigd, heeft de gestalte van een dienstknecht aangenomen, en is aan de mensen gelijk geworden’ (Fil. 2:7). Beschouw eerst met verwondering Gods neerbuigende goedheid, dat Hij, Die alle dingen geschapen heeft, de natuur van één van Zijn schepselen aannam. Degene Die het leven in Zichzelf heeft, maakte Zich één met de afhankelijke en rampzalige mens. De Almachtige verbond Zich met het zwakke en sterfelijke schepsel. Hier daalde onze Heere af in de diepste vernedering en ging een verbond aan met een wezen dat niet de hoogste trap in het bestaan innam! Jehova, de Eeuwige en Onbevattelijke, zou Zijn neerbuigende goedheid al hebben getoond wanneer Hij de natuur van een edel, geestelijk wezen, zoals een seraf of een cherub, aangenomen zou hebben. De eenwording van de Heilige met een geschapen geest zou een onmetelijke stap zijn geweest, maar het is voor God nog veel groter om één te worden met de mens.

    Bedenk dat Christus in Zijn menselijke natuur leed, honger had, sterfelijk was. God had Hem een menselijk lichaam gegeven. Uiteindelijk is een lichaam slechts stof, gemaakt van het stof van de aarde waarop wij leven. We voeden ons met alles wat op de aarde groeit. En wanneer we sterven, zullen we tot het stof terugkeren waaruit we genomen zijn. Is het niet wonderlijk dat dit grover onderdeel van de schepping, dit gemener deel, de zondige mens, dit stof, desondanks opgenomen wordt in het verbond met Dat zuivere, heerlijke en niet te doorgronden Goddelijk Wezen? Wat beseffen wij weinig van Hem. Wij zullen het nooit ten volle kunnen begrijpen.

    O, wat zien we hier een neerbuigende goedheid! Ik roep u op om hierover te mediteren. Ik ben er van overtuigd dat niemand zich kan voorstellen hoe diep God Zich heeft gebogen om intrek te nemen in de menselijke natuur om ‘God met ons’ te kunnen zijn. Wanneer we bedenken dat Christus de natuur aannam van een zondig schepsel, maakt dat het nog des te meer opmerkelijk. Ik zou me er nog iets bij kunnen voorstellen wanneer onze Heere de gedaante had aangenomen van een ras wat nooit gevallen was. Maar zie, het menselijk geslacht rebelleerde tegen God en toch werd Christus Mens, zodat Hij ons kon verlossen van de gevolgen van onze rebellie en opheffen naar iets hogers dan onze onschuldige zuivere staat. ‘… God heeft, door zijn eigen Zoon te zenden in een vlees, aan dat der zonde gelijk, en wel om de zonde, de zonde veroordeeld in het vlees’ (Rom. 8:3). ‘O, wat een diepte’ is alles wat wij kunnen uitbrengen als we ons verwonderen over de neerbuigende genade van de goddelijke liefde.

    (…)

    Ik smeek u om vol bewondering te blijven kijken naar ‘God met ons’ als een pand voor onze verlossing. We zijn een gevallen geslacht. We zijn verzonken in de modder. We zijn gevangenen en slaven van satan. Maar wanneer God naar ons toe komt en Zich met onze natuur verbindt, dan klimmen we op uit onze val. De poorten van de hel kunnen ons niet vasthouden als God met ons is! Slaven van de zonde en verbondskinderen onder de wet, luister naar de jubelende trompet. Iemand heeft Zich onder u gevoegd, geboren uit een vrouw, geworden onder de wet. Hij is de machtige God, Die beloofde redding te brengen. Hij is het gevecht aangegaan en heeft de wapenrusting aangetrokken.

    De voorvechter voor Zijn volk zal niet falen en Zich niet laten ontmoedigen; Hij houdt vol tot Hij het gevecht volledig gewonnen heeft. Jezus, Die uit de hemel neerkwam, is het Pand. Hij zal Zijn volk met Zich in de hemel opnemen. Zou een engel tussengetreden zijn, dan hadden we nog enige vrees kunnen hebben. Was de middelaar slechts een mens geweest, dan zouden we zeker zeer moeten vrezen en wanhopig zijn. Maar wanneer het gaat om ‘God met ons’ – en God hééft werkelijk de menselijke natuur aangenomen, dan mogen we “aanbellen aan de hemelpoort” en ons verheugen! Er zullen vrolijkere en gelukkigere dagen komen. Er is behoud voor de mens! God krijgt de eer! Laten we ons koesteren in de stralen van de Zon der Gerechtigheid, Die over ons is opgegaan, een Licht tot verlichting van de heidenen, tot verheerlijking van Zijn volk Israël.”[1]

    Probeer jezelf tijdens het kerstseizoen te verdiepen in deze ideeën maar verkondig al zeker wat je al weet van het evangelie en draag je eigen getuigenis uit van hoe jij ooit weer een onschuldig kind mocht worden, hoe jij die vergevende, verzoenende en herstellende warme kracht van Gods Zoon hebt mogen ervaren door Zijn Heilige Geest!

    Over warmte gesproken, breng je geloof ook in de praktijk (Jakobus 1-2)! Geef bijvoorbeeld warme drank en voedsel aan bedelaars! Dit kan een krachtige getuigenis zijn voor het evangelie maar doe het niet om hen tot bekering te brengen. Het zou natuurlijk mooi zijn als er bekeringen plaatsvinden maar doe het gewoon omdat je van hen houdt, vanuit de liefde die Jezus in jouw hart heeft uitgestort (Romeinen 5:5-11)!

    OPROEP

    “Ga en verkondig het Evangelie!” “Zalig de voeten van hen die het goede nieuws verkondigen!” “Laten we niet alleen horen maar ook doen!” Je kan bijvoorbeeld een boekje waarin het oorspronkelijke kerstevangelie staat, geven aan vrienden, kennissen of collega’s die nog ongelovig zijn.

    Ik wens je alvast veel zegen en kracht toe bij het ter harte nemen van en uitvoeren van deze uiterst belangrijke opdracht opdat deze kille wereld weer verwarmd moge worden!

    Zalig kerstmis voor jou, jouw huisgezin, jouw bredere familie en alle mensen waarmee jij in contact komt! Amen!

     

    [1] God met ons (Kerstpreek) - Het Spurgeon Archief (charlesspurgeon.nl) (vertaling licht aangepast ter verduidelijking).


    Categorie:Preken
    03-12-2023
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Een Preek over Evangelieverkondiging

    Voordienst: Mattheüs 28:18b-20 + Romeinen 10:13-15.

    Goedemorgen, dierbare gemeenteleden.

    Deze ochtend zou ik het willen hebben over evangelieverkondiging; de verkondiging van het goede nieuws.

    Evangelieverkondiging komt van onze Heer Jezus Christus Zélf!

    Jezus verkondigde Zélf het goede nieuws: “Later, (…) ging Jezus terug naar Galilea om de mensen het goede nieuws van God te vertellen. ‘Eindelijk is het zover!’ riep Hij. ‘Het Koninkrijk van God is vlakbij. Keer u af van de zonde en geloof het goede nieuws’” (Markus 1:14-15, HTB).

    En Hij droeg Zijn leerlingen op hetzelfde te doen: “Daarna wees de Heer Jezus nog 70 leerlingen aan. Hij stuurde hen twee aan twee voor Zich uit naar alle steden en plaatsen waar Hij Zelf nog zou komen. Hij zei tegen hen: "De oogst is wel groot, maar er zijn te weinig arbeiders. Bid daarom tot de Heer van de oogst dat Hij arbeiders stuurt om de oogst binnen te halen. Ga nu op weg. Jullie zullen zijn als schapen tussen de wolven. Neem geen geld of reistas of sandalen mee. Blijf niet staan praten onderweg.  Als jullie een huis binnengaan, zeg dan eerst: 'Ik wens dit huis vrede toe.' Als de bewoner van dat huis jullie vrede waard is, zal jullie vrede over hem komen. Maar als hij jullie vrede niet waard is, zal jullie vrede bij jullie terugkomen. Blijf in het huis waar je binnen gaat, en eet en drink wat de mensen daar aan jullie geven. Want een arbeider wordt altijd beloond voor zijn werk. Ga niet steeds naar een ander huis. Als jullie in een stad komen waar de mensen naar jullie willen luisteren, eet dan wat de mensen jullie geven. Genees er de zieken en zeg: 'Het Koninkrijk van God is bij jullie gekomen.' Maar als jullie in een stad komen waar de mensen niet naar jullie willen luisteren, ga dan buiten op straat staan en zeg: 'Zelfs het stof van jullie stad dat aan onze voeten zit, kloppen we af, om jullie te waarschuwen voor jullie ongehoorzaamheid. Maar jullie moeten weten dat het Koninkrijk van God bij jullie is gekomen'” (Lukas 10:1-11, BB)

    Zelfs vlak voor Hij naar de hemel ging, gaf Jezus ditzelfde bevel: “Ik heb alle macht in hemel en op aarde gekregen. Ga er daarom op uit om alle volken tot mijn leerlingen te maken. Doop hen in de naam van de Vader en van de Zoon en van de Heilige Geest. Leer hen altijd te doen wat Ik u heb gezegd. En vergeet dit niet: Ik ben altijd bij u, tot het einde van de tijd.” (Mattheüs 28:18b-20, HTB)

    “Tot het einde van de tijd.” Dit bevel om het evangelie te verspreiden, werd dus nooit afgeschaft! We vinden het vanzelfsprekend dat er in een kerk voorgangers of priesters zijn. Waarom vinden we het niet vanzelfsprekend dat er evangelieverkondigers zijn? En waarom krijgen zij dikwijls geen respect maar enkel de voorgangers of oudsten? We vinden het vanzelfsprekend dat het evangelie in kerkgebouwen wordt verkondigd. Waarom vinden we het niet vanzelfsprekend dat het evangelie buiten kerkgebouwen wordt verkondigd? Het evangelie is immers toch ook goed nieuws voor de wereld; voor verloren zondaars die op zondag niet naar de kerk gaan? Of, in de woorden van de bekende predikant Charles Spurgeon: “Geen argument is nodig voor buiten te preken (…). Een verdediging is eerder nodig voor kerkdiensten in gebouwen dan voor erediensten die buiten plaatshebben. Er bestaan niet genoeg verontschuldigingen voor architecten die bakstenen hoog de lucht in stapelen terwijl er zo veel behoefte is aan preekruimtes onder de arme zondaars beneden. Er is grote behoefte aan verontschuldigingen voor de grote bossen die bestaan uit stenen pilaren [hij doelt hier op traditionele kerkgebouwen], die voorkomen dat de preker wordt gezien en zijn stem wordt gehoord.”[1]

    Dit verkondigingsbevel werd vanaf het begin door de volgelingen van Jezus trouw uitgevoerd. En vanaf de uitstorting van de Heilige Geest in Handelingen 2, verkondigden de christenen het evangelie over de hele wereld, door dik en dun. Dit was geen gemakkelijke taak.

    Net zoals de Oudtestamentische profeten, werden en worden zij dikwijls vervolgd, gemarteld, en gedood. Dit wordt duidelijk vanuit de Bijbelse en kerkhistorische verhalen, vanaf het begin tot op de dag van vandaag. In feite, als je niet vervolgd wordt, dan is dat atypisch; dat is niet de normale gang van zaken.

    In België en de Europese Unie, heb je momenteel het recht het evangelie vrij te verkondigen maar het probleem is dat we te veel met onszelf en onze zogenaamde rechten bezig zijn. Ook is het zo dat we veel bezig zijn met onze veiligheid en de veiligheid van onze familie. Dat is typisch Vlaams! Nochtans moeten we al gekruisigd en morsdood zijn; we behoren al gestorven te zijn aan onze eigen egoïstische wil en we behoren alleen voor de Heer te leven (Romeinen 6). Als de vroege christenen en latere christenen doorheen alle generaties zo aan zichzelf dachten, dan werd het evangelie nooit keer op keer verkondigd over de gehele wereld. Wij behoren de toorts over te nemen en de verkondiging van het evangelie verder te zetten! Het is cruciaal voor de zielen van die vele verlorenen in Mol, Balen en Meerhout!

    ENKELE MOGELIJKE TEGENWERPINGEN:

    • Mensen kunnen zelf naar de kerk komen: Vele mensen hebben geen idee wat een kerk is, of ze hebben alleszins geen idee waarvoor een kerkgebouw dient. Ze hebben geen idee wat er daar gebeurt. Ze hebben geen idee dat het nuttig is om bijvoorbeeld hun zondagvoormiddag te investeren in het naar de kerk komen.
    • Ik ben geen evangelist of ik heb niet de gave van evangelieverkondiging: Jezus beviel al zijn volgelingen te gaan en te verkondigen. “Hij geeft ieder wat Hij nodig vindt. Hij deelt zijn gaven uit zoals Hij wil” (1 Corinthiërs 12:11b, HTB) 1 Corinthiërs 12 kan dus ook gelezen worden als: de Heilige Geest geeft geestelijke gaven of bedieningen (Efeziërs 4) aan iedereen op het moment dat Hij dat nuttig vindt of wilt. Denk je dat de Heilige Geest niet bij jou zou zijn om je te inspireren en moed te geven wanneer je Hem gehoorzaamt? Petrus en Stephanus waren toch ook maar doodgewone mensen zoals jij en ik? Toch sprak God door hen door Zijn Heilige Geest.
    • Bepaalde methoden schrikken mensen af van het evangelie: Dit klopt volgens mij niet. Mensen zijn al tegen het evangelie. Je plant een zaadje. Aan deze tegenwerping hangen de volgende tegenwerpingen aan vast:
    • Wat als niemand positief reageert? Of: ik ben ontmoedigd of: ik ben gekwetst?: Dat is normaal. Mensen hebben dikwijls verharde harten, zijn zelf gekwetst, willen niet tot gehoorzaamheid komen, enzovoort. Jij bent een zaaier. Je bent in deze zin niet verantwoordelijk voor de grond. De grond – de mens met zijn vrije wil – is zélf verantwoordelijk. Mensen hebben steeds een vrije keuze. Jij biedt hen opties aan. Zij zijn niets verplicht. Je zet hen aan het denken en je weet niet wat het uiteindelijk allemaal teweegbrengt.
    • Nog een tegenwerping die ik tegenkom is: ik weet niet wat te vertellen of ik heb niet genoeg bijbelkennis of kennis van theologische zaken: deel gewoon wat je al weet. Deel je getuigenis, deel wat eenvoudige Bijbelverzen met een korte uitleg, enzovoort. Probeer het kort, duidelijk en ter zake te houden. Dwaal niet af naar onnodige speculaties of details. Probeer de toehoorders of gesprekspartners te beantwoorden met korte, duidelijke, beleefde antwoorden (1 Petrus 3:15-16).

    MOGELIJKE METHODEN:

    Elke methode is goed. Ter inspiratie geef ik enkele voorbeelden van evangelisatiemethoden:

    1. Openluchtprediking: ‘Eindelijk is het zover!’ riep Hij [Jezus]. ‘Het Koninkrijk van God is vlakbij. Keer u af van de zonde en geloof het goede nieuws’” (Markus 1:15, HTB). “De twaalf apostelen stonden op en Petrus nam het woord. ‘Mannen van Israël!’ riep hij. ‘Inwoners en bezoekers van Jeruzalem, luister!’” (Handelingen 2:14). Dit werkt. Luister maar: “De mensen die zijn woorden geloofden, lieten zich dopen. Zo sloten zich op die dag ongeveer 3000 mensen bij de gemeente aan” (Handelingen 2:41b). Op YouTube kan je vele video’s van openluchtpredikers bekijken ter inspiratie. Uit deze video’s kan je leren dat dit – zeker op de lange termijn – werkt. Je kan héél véél mensen in één keer bereiken. Ga naar de grote steden en de centra. Paulus deed dit ook. Laat de Heilige Geest je leiden. Vergeet natuurlijk ook niet naar de dorpen te gaan. Dat deden de eerste volgelingen van Jezus ook (Lukas 9:6).
    2. Één op één: “De volgende dag was Johannes op dezelfde plaats met twee van zijn leerlingen. Hij zag Jezus voorbijgaan en zei: ‘Kijk, Hij is het Lam van God!’ Toen zijn twee leerlingen dat hoorden, gingen zij Jezus achterna” (Johannes 1:35-37, HTB). Vlak hierna zien we nog een voorbeeld van één op één evangelisatie: “Een van deze twee mannen was Andreas, de broer van Simon Petrus. Hij ontmoette zijn broer Simon en zei tegen hem: ‘Wij hebben de Messias gevonden.’ (…) En hij bracht Simon bij Jezus” (Johannes 1:40-41, HTB). Laat de Heilige Geest je ook bij het gebruik van deze evangelisatiemethode leiden.
    3. Combinatie: één iemand doet openluchtprediking en iemand anders, die misschien niet durft of die misschien eerder introvert is, kan vragen beantwoorden, zodat de eerste verder kan doen met het preken in de openlucht. Dit lijkt me een zeer efficiënte strategie.
    4. Vriendschapsevangelisatie: dit is een natuurlijke methode maar ze is niet bedoeld als vervanging van de andere methoden. Mensen die niet jouw vriend zijn of willen zijn, behoren namelijk ook het evangelie te horen.
    5. Lectuurverspreiding; “folderen”; evangelisatie door middel van het uitdelen van traktaten: dit is een relatief moderne methode. Je kan heel snel vele foldertjes kwijt in vele brievenbussen. Trouwens, als je een goed gesprek hebt, geef dan zeker een foldertje of laat minstens het adres van deze kerk of de meest dichtstbijzijnde kerk achter.
    6. Een variant hierop is verkondiging door middel van websites, blogs, sociale media, YouTube kanalen, etc.: dit zou weinig bekeringen teweegbrengen en weinig effect hebben maar het is wel mogelijk om mensen wereldwijd bijna gratis te bereiken en het kan leiden tot diepere gesprekken met je vrienden: “Zeg, dat wat je schreef op Facebook, je gelooft dat toch niet echt he?” en zo geraak je aan de babbel.
    7. Het organiseren van concerten, theatervoorstellingen, muziekoptredens, etc.: hiervoor heb je toestemming van de overheid nodig. Misschien krijg je geen toestemming. Of misschien krijg je zelfs gratis reclame voor het evenement.

    Al deze methoden zijn goed. En, en, en. Niet: het één of het ander.
    De verkondiging van het woord heeft kracht.

    PROBLEMEN DIE IK ZIE

    Een probleem dat ik zie onder christenen, is dat ze elkaar uitlachen wanneer het gaat over het thema “evangelisatie”. Ze gebruiken zelfs scheldwoorden voor openluchtpredikers of voor andere methoden die hen persoonlijk niet aanstaan. Dat is niet de bedoeling. We moeten elkaar niet ontmoedigen maar juist aanmoedigen, welke methodes we ook individueel en eventueel als kerk verkiezen! Ik zeg nogmaals: we moeten elkaar niet afschrikken maar juist aanmoedigen.

    Ik zie ook dat sommige ambtenaren van gemeentes of politieagenten soms mensen op een onwettige manier het zwijgen proberen op te leggen. Wijs hen beleefd en geduldig op je rechten en leer dit ook aan andere christenen die vanwege druk of vanwege zogezegde wetten misschien niet durven te evangeliseren (1 Petrus 3:13-17).

    Een ander probleem is dat er te weinig wordt gefocust op discipelschap. Het Bijbelse evangelie is niet dat mensen gewoon Jezus aanvaarden maar dat ze onderwezen worden, dat ze zich bekeren en dat ze zich laten dopen en trouwe volgelingen van hun Heer Jezus Christus blijven (Handelingen 2:12-47). Het kan niet dat we baby’s gewoon in de goot achterlaten. Neen! We moeten hen begeleiden als liefhebbende moeders! Discipelschap is cruciaal. Dit kan via de Alpha cursus of door middel van een eigen methode. Als je geen idee hebt, geef hen door aan een broeder of zuster die hier meer ervaren in is. Dit kan eventueel via de kerkenraad.

    VERDER BOUWEN OP WAT IEMAND AL HEEFT

    Een ander probleem dat ik zie, is dat we soms mensen te veel proberen te veranderen naar óns beeld. Je kan ook gewoon verder bouwen op wat iemand al heeft.

    Als je bijvoorbeeld met een volkskatholiek praat over Jezus, kan je wijzen op het feit dat Maria mensen op Jezus wees. Het is niet nodig, misschien zelfs niet ideaal, dat hij Protestant of Evangelisch wordt. Het doel is dat hij een ware christen wordt. Jezus kwam niet om Protestanten of Evangelischen te redden maar om Zijn (christen)volk te redden uit hun zonden (Mattheüs 1:21b). Het gaat om trouw jegens Jezus Christus. Als je bijvoorbeeld praat met iemand die gelooft in een vals evangelie zonder de noodzaak van gehoorzaamheid, kan je hem wijzen op de verzen waar Jezus wees op de noodzaak van gehoorzaamheid. Als iemand niet gelooft in het bestaan van God, dan heb je daar weer een extra gespreksonderwerp.

    Probeer wel te focussen op de reddende boodschap van trouw en onderwerping aan Jezus Christus Die aan het kruis gestorven is voor de verloren zondaars; specifiek voor de zondaar of zondaars die je op dat moment aan het aanspreken bent.

    OPROEP

    Ik leg de opdracht met urgentie aan jouw voeten: “Ga en verkondig het Evangelie!” Of, met de woorden van Jezus: “‘Trek de wereld in en vertel aan de hele schepping het goede nieuws over Mij. Wie het geloven en gedoopt worden, zullen gered worden. Maar wie het niet geloven, zullen worden gestraft” (Markus 16:15-16, HTB).

    “De vrucht van de rechtvaardige is een levensboom; en hij die zielen wint is wijs” (Spreuken 11:30, KJV) “Want er staat ook: ‘Ieder die de naam van de Here aanroept, zal gered worden.’ Maar als zij niet in Hem geloven, hoe kunnen zij Hem dan aanroepen? En als zij nooit van Hem gehoord hebben, hoe kunnen zij dan in Hem geloven? Als niemand hun over Hem vertelt, hoe kunnen zij het dan horen? Wie zal het hun vertellen, als hij niet gestuurd is? Daarover staat in de Boeken: ‘Wat heerlijk klinkt het geluid van de voeten van de brengers van het goede nieuws!’” (Romeinen 10:13-15, HTB).

    Als christen ben ook jij gezonden. Zo kan jij Gods woord in vervulling brengen: “God zal worden gevonden door mensen die Hem niet zochten. Hij zal Zich bekendmaken aan mensen die geen belangstelling voor Hem hadden” (Romeinen 10:20b, HTB). “Je moet niet alleen luisteren naar Gods woorden, maar ook doen wat God van je vraagt” (Jakobus 1:22a, BGT). Amen!

     

    Deze preek werd gepreekt op 3 december 2023 in de Evangelische kerk van Balen.

    [1] Charles Haddon Spurgeon, Lectures to my Students, Lecture 18: Open-Air Preaching – Remarks Thereon, 322-323 (link).


    Categorie:Preken
    26-11-2023
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De Doop: van Dood in een slechte Wereld onder Demonen of valse Goden naar Levend in Christus

    Vandaag zijn we gekomen tot de feestelijke viering van de doop van X. Graag geef ik een klein beetje uitleg, vanuit de Bijbel, over wat de doop onder andere betekent.

    Wanneer we het over de doop hebben, zijn, onder andere, de volgende passages belangrijk. Laten we allereerst kijken naar de eerste brief van Petrus hoofdstuk 3 verzen 19 tot 22[1]:

    '"Christus heeft ook geleden. Hij is eenmaal voor onze zonden gestorven, als een onschuldige voor de schuldigen. Hij heeft dat gedaan om ons bij God terug te brengen. Maar hoewel Zijn lichaam gestorven is, is het door de Geest weer levend gemaakt [een betere vertaling heeft: wijl hij stierf in het vlees [d.w.z. in Zijn lichaam], leeft hij in de Geest[2] [in de Heilige Geest of, mijns inziens logischer in de context, na gestorven te zijn in zijn vlees dat toen nog niet opgestaan was, tijdelijk in zijn geest; d.w.z. zijn niet-lichamelijke deel, opdat hij de geesten in de onderwereld kon bezoeken[3]]]."[4] "Christus heeft zijn overwinning bekendgemaakt aan de geesten die gevangen zaten. Zij waren in de tijd van Noach ongehoorzaam aan God. God wachtte geduldig af of ze zich beter gingen gedragen, maar dat deden ze niet. Toen liet hij Noach een boot bouwen. In die boot werden alleen Noach en zijn familie gered, acht mensen in totaal. Het water redde Noach en zijn familie uit een slechte wereld. Nu worden jullie ook uit een slechte wereld gered door water. Want door het water van de doop kun je gaan leven zoals God het wil. Het water van de doop wast niet het vuil van je lichaam, maar laat zien dat je bij Christus hoort. Christus is opgestaan uit de dood, en zo heeft hij alle engelen en geesten die over de wereld willen heersen, overwonnen. Nu zit hij in de hemel naast God, aan de rechterkant."[5]

    - 1 Petrus 3:18-22

    De doop gaat er dus over dat je je vereenzelvigd met het lijden, sterven, over de dood triomferen, opstaan en heersen van Christus. Je gaat, met andere woorden, over van een leven onder slavernij van de demonische machten en valse goden naar een nieuw leven in vrijheid onder Christus die de demonische machten en valse goden heeft overwonnen. Jij mag ook hetzelfde soort leven leiden:

    "Christus heeft tijdens zijn leven op aarde veel geleden. Wees bereid om ook te lijden. Want als je lijdt, laat je je zonden achter je. Dan beheersen slechte verlangens je niet langer. Dan kun je voortaan leven zoals God het wil. Jullie hebben lang genoeg meegedaan met alles wat de ongelovigen graag doen: Jullie vereerden afschuwelijke afgoden. Jullie lieten je verleiden tot verboden seks. Jullie dronken te veel, en hielden van wilde feesten met veel drank. De ongelovigen vinden het vreemd dat jullie nu niet meer meedoen met hun slechte gedrag. En daarom vertellen ze slechte dingen over jullie. Maar God zal hun daden beoordelen. Want hij komt om recht te spreken over iedereen, over de levenden en de doden. Daarom is het goede nieuws ook aan de doden verteld. Want ook over hun leven zal God oordelen. Als ze gaan geloven in het goede nieuws, kunnen ze toch nog gered worden."

    - 1 Petrus 4:1-6

    Petrus zegt hier als het ware tegen de toehoorders van zijn brief: jij was een dode vanwege je zondige levensstijl. Jij had jezelf afgesneden van God en leefde per definitie onder de valse goden en demonische machten. Nu krijg je de kans om weer levend te worden voor God. Paulus verwoordt het als volgt:

    "Door Christus is er een einde gekomen aan jullie zondige bestaan. Dat gebeurde toen jullie gedoopt werden. Want de doop is een soort besnijdenis. Het is niet een gewone besnijdenis door mensen, maar het is een teken dat je bij Christus hoort. Jullie zijn gedoopt. Toen zijn jullie eigenlijk samen met Christus begraven. Maar God heeft Christus uit de dood laten opstaan. En omdat jullie geloven in die kracht van God, zijn jullie samen met Christus opgestaan. Vroeger waren jullie eigenlijk dood. Want jullie hoorden niet bij Gods volk, en jullie deden slechte dingen. Maar God heeft al jullie zonden vergeven, en jullie samen met Christus levend gemaakt. Onze zonden waren opgeschreven op een lange lijst. Die lijst was bedoeld om ons te veroordelen. Maar God heeft die lijst weggedaan. Hij heeft hem vernietigd toen Christus stierf aan het kruis. Aan het kruis heeft Christus alle machten overwonnen die over de wereld wilden heersen. Hij heeft aan iedereen laten zien dat die machten verslagen zijn."

    - Kolossenzen 2:11-15

    Als je gedoopt wordt, toon je eigenlijk dat je niet meer verder wil met je oude leven. Je wil niet meer zondigen. Je wil geen slaaf meer zijn van je eigen begeertes en verlangens. Je wil geen slaaf meer zijn van demonie noch afgoderij. Je wil bij Koning Jezus horen. Je wil Zijn slaaf worden. Je wil Hem vanaf nu voor altijd dienen. Is dit wat jij ook wilt, X?

    Paulus gaat verder:

    "Voordat we christenen werden, waren ook wij dwaas en ongehoorzaam. We hadden verkeerde ideeën. We waren in de macht van allerlei slechte verlangens. We waren gemeen en jaloers. We hadden een vreselijke hekel aan elkaar, we haatten elkaar. [Voor ons allen en dan ook voor jou, X, zullen deze volgende mooie woorden gelden:] Maar toen liet God, onze redder, zien hoe goed hij is, en hoeveel hij van mensen houdt. Hij heeft ons gered. Niet omdat wij dat verdienen door onze goede daden, maar omdat hij medelijden met ons had. Door onze doop zijn we een nieuw leven begonnen. Dankzij de heilige Geest leven we als nieuwe mensen. God heeft ons allemaal zijn Geest gegeven, dankzij Jezus Christus, onze redder. We zijn dus gered omdat God goed voor ons is. We zullen het eeuwige leven krijgen. Daar vertrouwen we op."

    - Titus 3:3-7

    "Want kinderen van God zijt gij allen door het geloof [of verbondsvertrouwen] in Christus Jesus; allen hebt gij u met Christus bekleed, omdat gij allen gedoopt zijt tot de gemeenschap met Christus. [We zijn dus gedoopt tot dit verbond.] Thans is er geen jood meer of heiden, geen slaaf en geen vrije, geen man en geen vrouw. Want allen zijt gij één in Christus Jesus; en wanneer gij Christus toebehoort, dan zijt gij ook het kroost van Abraham en erfgenamen volgens Belofte."

    - Galaten 3:26-29[6]

    Ook voor jou en jouw nakomelingen geldt dit:

    'Vandaag gebeurt er iets waarover de profeet Joël al gesproken heeft. In zijn boek staat: "God zegt: Als het einde van de tijd dichtbij is, zal ik mijn Geest geven aan de mensen. Aan mannen en vrouwen, aan oude en jonge mensen. Dan zullen ze dromen krijgen en als profeten spreken. Ja, ik zal mijn Geest geven aan alle mensen die mij dienen. Dan zullen ze mijn boodschap bekendmaken. Petrus zei: 'Jullie moeten allemaal je leven veranderen, en je laten dopen in de naam van Jezus Christus. Dan zal de Heer [Jahweh], onze God, jullie zonden vergeven. En hij zal de heilige Geest aan jullie geven. Want dat heeft hij beloofd aan jullie en aan jullie nakomelingen. En ook aan alle andere mensen, overal op aarde. [Deze belofte geldt dus ook voor jou, X!] Alle mensen die God uitkiest [of beter vertaald: alle mensen die God tot Zich roept via de evangelieverkondigers door de uitnodiging van het evangelie wat kan worden beantwoord door zich te laten dopen in water], zullen worden gered.' [Hier zit dus een belofte in voor je X! God nodigt ook jou uit tot redding en roept je tot de doop in water! In de regel geeft Hij je dan de Heilige Geest!] Petrus zei nog veel meer over Jezus. En hij waarschuwde iedereen met deze woorden: 'Zorg dat je gered wordt! Doe niet mee met de mensen die zich verzetten tegen God.' [Dit bewijst weeral vrije wil, het vorige is dus wel duidelijk jouw keuze of je al dan niet ingaat op de uitnodiging van Jezus]"'

    - Handelingen 2:16-18, 38-40

    Laten wij allen, samen met X, naar de volgende aanmoediging van Paulus luisteren en deze ook op onszelf toepassen. In de Bijbel in Gewone Taal heeft deze aanmoediging als titel: "De zonde heeft geen macht meer":

    "Jullie weten wat de doop betekent. De doop laat zien dat we bij Jezus Christus horen. Door onze doop zijn we eigenlijk samen met hem gestorven en begraven. En door onze doop leven wij nu als nieuwe mensen. Want Christus leeft! Onze machtige Vader heeft hem laten opstaan uit de dood. Dus eigenlijk zijn we gestorven net als Christus. Maar dan zullen we ook opstaan en eeuwig leven, net als Christus. Dit is zeker: ons oude ik is samen met Christus aan het kruis gestorven. Alleen zo kon er een eind komen aan ons zondige bestaan. Nu wordt ons leven niet meer beheerst door de zonde. Want als je gestorven bent, heeft de zonde geen macht meer over je. Dan ben je vrij. Wij zijn gestorven met Christus. En daarom geloven we dat we ook eeuwig zullen leven met Christus. Dit is zeker: Christus is opgestaan uit de dood, en hij zal nooit meer sterven. Want de dood heeft geen macht meer over hem. Door zijn dood heeft Christus voor altijd een eind gemaakt aan de macht van de zonde. Nu leeft hij tot eer van God. Zo is het ook met ons. Ons oude ik is gestorven, dus de zonde heeft geen macht meer over ons. Wij leven tot eer van God, want we horen bij Jezus Christus. We leven nog als sterfelijke mensen met verkeerde verlangens. Maar daar mogen we niet aan toegeven! Want dan zou de zonde opnieuw macht over ons krijgen. Wij zijn vanuit de dood naar het leven gegaan. Doe daarom geen verkeerde dingen meer. Want daarmee leef je in dienst van de zonde. Maar doe het goede, want alleen dan leef je in dienst van God."

    - Romeinen 6:3-13

    In tegenstelling tot de idee dat Jezus sommige mensen uitnodigt en anderen niet, zegt Jezus: "Kom ALLEN naar Mij toe die afgemat en belast zijn, en Ik zal u rust geven. Neem mijn juk op en kom bij Mij in de leer, omdat Ik zachtmoedig ben en eenvoudig van hart, en u zult rust vinden voor uw ziel. [Deze belofte geldt dus ook voor jou, X. "En u zult rust vinden voor uw ziel."] Want mijn juk is zacht en mijn last is licht" (Matteüs 11:28-30)[7], "IEDEREEN die dorst heeft, mag komen. IEDEREEN die wil, mag zomaar komen drinken van het water dat eeuwig leven geeft" (Openbaring 22:17b)[8]. We behoren te vragen naar de oude paden, we behoren te vragen wat de goede weg is en die volgen, dan zullen we rust vinden (naar Jeremia 6:16[9]). De Bijbel spoort ons aan "het geloof dat eens en voorgoed aan de heiligen werd overgeleverd, krachtig te verdedigen"  (Judas 1:3b).[10] Dit is niet het geloof dat slechts enkelen genodigd zijn maar dit is het geloof dat iedereen genodigd is tot het koninkrijk van Christus en tot Christus zelf door middel van de waterdoop.

    X, je bent genodigd tot het Koninkrijk van Christus. Mag ik je dopen in de naam van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest, zoals onze Heer Jezus Christus ons geleerd heeft? Hij leerde ons namelijk: "Jullie moeten naar alle volken gaan, zodat iedereen mijn leerling kan worden. Jullie moeten de mensen dopen in de naam van de Vader en van de Zoon en van de Heilige Geest" (Matteüs 28:19). Zo breken we met de macht van zonde, egoïsme, en de satan, demonie en occultisme. We worden dan overgeplaatst van het koninkrijk van satan; het leven in het donker naar het koninkrijk van Jahweh en Jezus, het leven in het licht (naar Handelingen 26:18). Dan worden al je zonden vergeven en mag je een nieuw leven beginnen samen met Jezus. Wil je dat, X?



    Deze preek werd oorspronkelijk gepreekt op 3 oktober 2021. Hierop werd een andere preek voor een andere doopkandidate gebaseerd en gepreekt op 26 november 2023 in de Evangelische Kerk van Balen. Dit is de aangepaste preek. Deze preek werd voorafgegaan door een algemene catechesatie over doop en avondmaal voor de gehele geloofsgemeenschap ter voorbereiding op deze doop. Deze catechesatie bestond uit vier onderdelen: 1. Het Avondmaal: Verbond in Gemeenschap 2. Bloedverbond 3. Hoe toetreden tot dit Verbond? De laatste catechesatie was de dooppreek: "De Doop: van Dood in een slechte Wereld onder Demonen of valse Goden naar Levend in Christus."

    [1] De bijbeltekst in deze uitgave is ontleend aan de Bijbel in Gewone Taal © Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap 2014. Behalve indien anders aangegeven.

    [2] Holy Bible From the Ancient Eastern Text: George M. Lamsaÿs Translations From the Aramaic of the Peshitta (A. J. Holman Company, 1933), 1214. Vertaling van het Engels naar het Nederlands door mijzelf vertaald.

    [3] Vergelijk met de interpretatie van David Bentley Hart in David Bentley Hart, The New Testament: a Translation (New Haven: Yale University Press, 2017), 467-468, noten d. en e., wat nog wat afwijkt van mijn eigen interpretatie.

    [4] 1 Petrus 3:18 (HET BOEK). Copyright © 1988 International Bible Society. Alle rechten voorbehouden.

    [5] 1 Petrus 3:19-22 (Bijbel in Gewone Taal). De bijbeltekst in deze uitgave is ontleend aan de Bijbel in Gewone Taal © Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap 2014.

    [6] Petrus Canisiusvertaling.

    [7] Willibrord Herziene editie 1995. Nadruk van mijzelf.

    [8] Nadruk van mijzelf.

    [9] Willibrord Herziene editie 1995.

    [10] Willibrord Herziene editie 1995.


    Categorie:Preken
    06-11-2023
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Trouw aan Jezus Christus is Noodzakelijk
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    "Want ik [Paulus] wil niet, broeders, dat u onbekend is, dat onze vaderen allen onder de wolk waren, allen door de zee zijn heengegaan, allen tot Mozes gedoopt zijn in de wolk en in de zee, allen hetzelfde geestelijke voedsel aten en allen dezelfde geestelijke drank dronken. (want zij dronken allen uit een geestelijke steenrots die volgde; de steenrots nu was Christus.) Maar in de meesten van hen had God geen welgevallen, want zij zijn neergeveld in de woestijn. En deze dingen gebeurden tot voorbeelden voor ons, opdat wij geen begeerte in het kwade zouden hebben, zoals ook zij er begeerte in hadden. Wordt ook geen afgodendienaars zoals sommigen van hen, zoals geschreven staat: 'Het volk ging zitten om te eten en te drinken, en zij stonden op om te spelen'. Laten wij ook niet hoereren, zoals sommigen van hen hoereerden en er vielen er op één dag drieëntwintigduizend. Laten wij ook Christus niet verzoeken, zoals sommigen van hen Hem verzochten en door de slangen omkwamen. Moppert ook niet, zoals sommigen van hen mopperden en door de verderver omkwamen. Al deze dingen nu zijn hun overkomen als voorbeelden en zijn beschreven tot waarschuwing voor ons, op wie de einden van de eeuwen zijn gekomen. Daarom, laat hij die meent te staan, uitkijken dat hij niet valt." (1 Korinthiërs 10:1-12, TELOS-vertaling)

    In het kort uitgelegd, gebruikt Paulus hier een verhaal uit het Oude Testament, namelijk het volk van Israël in de tijd van de Exodus, toen ze al in de woestijn waren. Hij gebruikt dit als voorbeeld voor de gedoopte christenen:

    De Israëlieten waren ook gedoopt ("de zee") en bezaten ook de Heilige Geest ("de wolk"). Ze dronken van Christus ("de steenrots", symbool van de Eucharistie, dit is bij ons beter bekend als het avondmaal). In het kort: ze hadden de doop ontvangen, waren vervuld met de Heilige Geest en namen deel aan de Eucharistie / het avondmaal. Ze waren dus typisch leden van de Kerk; het volk van God.

    Toch heeft de overgrote meerderheid van hen het beloofde land niet bereikt. God was niet tevreden met hen omdat ze begeerte in het kwade hadden, van daaruit afgodendienst bedreven, hoererij bedreven, Christus verzochten en mopperden.

    Paulus' conclusie is dus tegen eens-gered-altijd-gered; i.e. ik ben gedoopt en nu is alles in orde. Neen! De doop is een serieuze beslissing en het is de bedoeling dat we niet alleen in de doop trouw zweren aan Christus maar hierna voor altijd trouw aan Hem blijven.

    "Daarom, laat hij die meent te staan, uitkijken dat hij niet valt. U heeft geen verzoeking getroffen dan menselijke; en God is getrouw, die niet zal toelaten dat u verzocht wordt boven wat u kunt verdragen; maar met de verzoeking zal Hij ook de uitkomst geven. zodat u ze kunt verdragen." (1 Korinthiërs 10:12-13, TELOS-vertaling)

    Vat goede moed en strijd door!

    Wees trouw aan Christus en houd je steeds aan dit besluit!


    04-11-2023
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Liturgie van het Avondmaal voor een Evangelische Kerk

    Over het Verbond; de relatie die we met Jezus onze Heer mogen hebben, zei Jezus het volgende:

    “‘Werkelijk, Ik verzeker u, niet Mozes heeft u het brood uit de hemel gegeven, maar mijn Vader; Hij geeft u het ware brood uit de hemel. Het brood van God is het brood dat neerdaalt uit de hemel en dat leven geeft aan de wereld.’ ‘Geef ons altijd dat brood, Heer!’ zeiden ze toen. ‘Ik ben het brood dat leven geeft,’ zei Jezus. ‘Wie bij Mij komt zal geen honger meer hebben, en wie in Mij gelooft zal nooit meer dorst hebben.’”
    - Johannes 6:32-35

    We mogen dus tot Hem komen. Hij heeft Zijn leven al voor ons gegeven aan het kruis, is weer opgestaan, tot de Vader heengegaan en zal van daar wederkomen. Dit mogen we allen samen gedenken:

    “Want wat ik heb ontvangen en aan u heb doorgegeven, gaat terug op de Heer zelf. In de nacht waarin de Heer Jezus werd uitgeleverd nam Hij een brood, sprak het dankgebed uit, brak het brood en zei: ‘Dit is mijn lichaam voor jullie. Doe dit, telkens opnieuw, om Mij te gedenken.’ Zo nam Hij na de maaltijd ook de beker, en Hij zei: ‘Deze beker is het nieuwe verbond, dat door mijn bloed gesloten wordt. Doe dit, telkens als jullie hieruit drinken, om Mij te gedenken.’ Dus altijd wanneer u dit brood eet en uit de beker drinkt, verkondigt u de dood van de Heer, totdat Hij komt.”
    - 1 Korinthe 11:23-26

    [Alles uitdelen]

    Laten we dit nieuwe Verbond samen vieren door samen het brood, symbool van Jezus’ lichaam dat voor ons gebroken is aan het kruis, tot Zijn gedachtenis tot ons te nemen. Amen. [EET.]

    Laten we dit nieuwe Verbond ook samen vieren door samen de wijn, symbool van Jezus’ bloed dat voor ons het nieuwe Verbond bewerkstelligde aan het kruis, te drinken tot Zijn gedachtenis. Amen. [DRINK.]

    Laten we allen dit verbond proberen uit te leven in onze dagdagelijkse levens. Amen.

    De bijbeltekst in deze uitgave is ontleend aan de NBV21, © 2021 Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap, Haarlem/Antwerpen. Alle rechten voorbehouden.


    29-10-2023
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Gods Gezette Tijden en hun Vervullingen in Christus - deel 2

    Voordienst: 1 Korinthiërs 15:12-23 en Romeinen 8:10-11.

    (3) Het volgende feest dat we tegenkomen in Leviticus 23:9-14 is het Eerstelingen feest: “En de HEERE sprak tot Mozes, zeggende: Spreek tot de kinderen Israëls, en zeg tot hen: Als gij in het land zult gekomen zijn, hetwelk Ik u geven zal, en gij zijn oogst zult inoogsten, dan zult gij een garf [schoof] der eerstelingen van uw oogst tot den priester brengen. En hij zal die garf [schoof] voor het aangezicht des HEEREN bewegen, opdat het voor u aangenaam zij; des anderen daags na den sabbat zal de priester die bewegen. Gij zult ook op den dag, als gij die garf [schoof] bewegen zult, bereiden een volkomen lam, dat eenjarig is, ten brandoffer den HEERE; En zijn spijsoffer twee tienden meelbloem, met olie gemengd, ten vuuroffer, den HEERE tot een liefelijken reuk; en zijn drankoffer van wijn, het vierde deel van een hin. En gij zult geen brood, noch geroost koren, noch groene aren eten, tot op dienzelven dag, dat gij de offerande uws Gods zult gebracht hebben; het is een eeuwige inzetting voor uw geslachten, in al uw woningen” (Leviticus 23:9-14 [1]) We zien in deze tekst weeral het symbool van het Lam, het Brood, en de Wijn. Wat is de betekenis van het eerstelingenfeest? Voordat de Joden hun oogst zouden binnenhalen, moesten ze een klein deel van de oogst aan God aanbieden, uit dankbaarheid en als uitdrukking van hun vertrouwen dat Hij de Heer van de oogst is en dat Hij voor de rest van de oogst zou zorgen. De priester heiligde de eersteling, waarna de rest van de oogst ook geheiligd is. Maar wat is nu de specifieke vervulling van de betekenis van de eersteling; het eerste offer? Paulus leert ons dat: “Maar nu, Christus is opgewekt uit de doden, en is de Eersteling geworden dergenen, die ontslapen zijn. Want dewijl de dood door een mens is, zo is ook de opstanding der doden door een Mens. Want gelijk zij allen in Adam sterven, alzo zullen zij ook in Christus allen levend gemaakt worden. Maar een iegelijk in zijn orde: de eersteling Christus, daarna die van Christus zijn, in Zijn toekomst [i.e. bij zijn komst]” (1 Korinthiërs 15:20-23). We zien dus dat Christus de Eersteling is, die door de Geest verheven is uit de dood voor het aangezicht van Zijn Vader en door Zijn opstanding de dood heeft overwonnen (Romeinen 8:11)! Omdat Adam verbannen werd uit het paradijs, zijn wij allen, praktisch gesproken, sterfelijke wezens geworden, aangezien wij geen toegang meer hadden tot het tegengif: de boom des levens (Genesis 3:23). Wij hadden geen toegang meer tot de paradijselijke rust. De weg naar het eeuwige leven was voor ons afgesneden. Maar nu geldt: “En indien de Geest Desgenen, Die Jezus uit de doden opgewekt heeft, in u woont, zo zal Hij, Die Christus uit de doden opgewekt heeft, ook uw sterfelijke lichamen levend maken, door Zijn Geest, Die in u woont” (Romeinen 8:11), “Omdat die kinderen mensen zijn van vlees en bloed, is de Zoon een mens geworden als zij om door zijn dood definitief af te rekenen met de heerser over de dood, de duivel, en zo allen te bevrijden die slaaf waren van hun levenslange angst voor de dood” (Hebreeën 2:14-15, NBV), “Hiertoe is de Zoon van God geopenbaard, opdat Hij de werken des duivels verbreken zou” (1 Johannes 3:8b). Dus, om dit allemaal even kort samen te vatten: Jezus is de Eersteling, de eerste die opstond en bij Zijn Vader in de hemel binnenging. Hij is de representant van al Zijn volgelingen die hierna zullen worden binnengehaald. Dit binnenhalen gebeurde 50 dagen na het Eerstelingenfeest. Dit is allemaal niet toevallig. Kijk maar even met me mee:

    (4) “Daarna zult gij u tellen van den anderen dag na den sabbat, van den dag, dat gij de garf [schoof] des beweegoffers zult gebracht hebben; het zullen zeven volkomen sabbatten zijn; Tot den anderen dag, na den zevenden sabbat, zult gij vijftig dagen tellen” (Leviticus 23:15-16a). Dus stipt vijftig dagen na het Pesachfeest wordt dit feest gevierd. In de oorspronkelijke context was het het Joodse oogstfeest waarin men God bedankte voor het voedsel dat hij hen gegeven had, door verscheidene soorten voorgeschreven voedsel aan Hem terug te geven, zoals u zelf kunt lezen in Leviticus 23:15-22. We zien hier weer de symbolen van brood, lam, en drankoffer terugkeren.

    In de Nieuwtestamentische context gebeurde het volgende: Vijftig dagen na Pasen toen Jezus opstond en 10 dagen na zijn hemelvaart, werd de Heilige Geest over de apostelen uitgestort. Dit staat bij ons beter bekend als Pinksteren. Petrus sprak toen de volgende woorden: “Gij Israëlietische mannen, hoort deze woorden: Jezus den Nazarener, een Man van God, onder ulieden betoond door krachten, en wonderen, en tekenen, die God door Hem gedaan heeft, in het midden van u, gelijk ook gijzelven weet; Dezen, door den bepaalden raad en voorkennis Gods overgegeven zijnde, hebt gij genomen, en door de handen der onrechtvaardigen aan het kruis gehecht en gedood; Welken God opgewekt heeft, de smarten des doods ontbonden hebbende, alzo het niet mogelijk was, dat Hij van denzelven dood zou gehouden worden (…) Dezen Jezus heeft God opgewekt; waarvan wij allen getuigen zijn” (Handelingen 2:22-24, 32). We zijn dus nu al voorbij het eerstelingenfeest, voorbij de opwekking van Christus en nu wordt de rest van de oogst binnengehaald door Petrus: “En Petrus zeide tot hen: Bekeert u, en een iegelijk van u worde gedoopt in den Naam van Jezus Christus, tot vergeving der zonden; en gij zult de gave des Heiligen Geestes ontvangen” (Handelingen 2:38). Toen werden ze als volgt toegevoegd aan de oogst: “Die dan zijn woord gaarne aannamen, werden gedoopt; en er werden op dien dag tot hen toegedaan omtrent drie duizend zielen” (Handelingen 2:41). “En de Heere deed dagelijks tot de Gemeente, die zalig werden” (Handelingen 2:47). We kunnen hier dus spreken van een geestelijke oogst op dit Joodse oogstfeest. Net zoals al de voorgaande feesten, wordt dit feest dus ook vervuld in Christus.

    Een korte samenvatting van de belangrijkste punten van deze preken:

    We mogen absoluut vertrouwen in het Lam en in het bloed van het Lam voor de vergeving van onze zonden. Deze positie van geloven in het bloed is uiterst belangrijk: Christus is daadwerkelijk voor onze zonden gestorven aan het kruis! We moeten niet enkel geloven maar we moeten ook in gehoorzaamheid handelen en wandelen. We moeten Christus volledig tot ons nemen en de zonde bannen uit onze levens.

    Verder moeten we de geestelijke oogst binnenhalen door dezelfde uitnodiging als Petrus te geven, namelijk: “Keer u af van uw huidige leven en laat u dopen onder aanroeping van Jezus Christus om vergeving te krijgen voor uw zonden. Dan zal de heilige Geest u geschonken worden” (Handelingen 2:38b, NBV). Geef je dus op bij X en Y als je hieraan wilt meewerken. ‘Jezus zei tegen hen: "De oogst is wel groot, maar er zijn te weinig arbeiders. Bid daarom tot de Heer van de oogst dat Hij arbeiders stuurt om de oogst binnen te halen.’ (Lukas 10:2, BasisBijbel). Bidden maakt onze harten bewogen en bereid opdat de oogst van de verloren schare binnengehaald zal worden tot Christus. Het zij zo!

     

    Deze preek werd oorspronkelijk gepreekt op 26 augustus 2018. Ze werd op 8 oktober en op 29 oktober 2023 in twee delen gepreekt in de Evangelische kerk van Balen. Dit is deel 2 van de nieuwe versie. Op dezelfde dag werd ook een deel van "Het Avondmaal: Verbond in Gemeenschap" gepreekt, als eerste onderdeel van een algemene catechesatie over doop en avondmaal voor de gehele geloofsgemeenschap ter voorbereiding op een doop. Deze catechesatie bestond uit vier onderdelen: 1. Het Avondmaal: Verbond in Gemeenschap 2. Bloedverbond 3. Hoe toetreden tot dit Verbond? De laatste catechesatie was de dooppreek: "De Doop: van Dood in een slechte Wereld onder Demonen of valse Goden naar Levend in Christus."

    Voetnoot:

    [1] Alle bijbelteksten zijn overgenomen uit de Statenvertaling, behalve indien anders aangeduid.


    Categorie:Preken
    08-10-2023
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Gods Gezette Tijden en hun Vervullingen in Christus - deel 1

    Voordienst: Genesis 1:14 en Leviticus 23:1-3.

    Goedemorgen iedereen. Vandaag ga ik preken vanuit het boek Leviticus, meer bepaald vanuit hoofdstuk 23, dat gaat over Joodse feesten. De titel van mijn preek is “Gods Gezette Tijden en hun Vervullingen in Christus.” Het is mijn bedoeling om een korte schets van enkele van de feesten van Leviticus 23 te geven, een onvolledige uitleg te geven over enkele van deze feesten en uit te leggen hoe hun betekenis vervuld wordt in Christus. Eerst gaan we dus kijken naar de letterlijke betekenis en dan gaan we naar christologische en nieuwtestamentische interpretaties kijken, met andere woorden: hoe deze feesten en hun symbolen zijn vervuld in Christus.

    Leviticus 23 bevat 8 feesten, waarvan 1 een wekelijks feest is en 7 jaarlijkse feesten zijn. We zullen vandaag en tijdens mijn volgende preekbeurt dit wekelijkse feest en de eerste 4 jaarlijkse feesten bespreken tot en met Pinksteren. “De Heer sprak tot Mozes: Zeg tegen de Israëlieten: De feesten ter ere van de HEER, die u voor Mij tot heilige dagen moet uitroepen zijn de volgende” (Leviticus 23:1-2, WB). De Willibrordvertaling gebruikt hier de termen “feesten” en “heilige dagen”. Mijn preferentie gaat hier echter uit naar de Statenvertaling, aangezien zij de termen “hoogtijden” (מוֹעֵד mow`ed) en “heilige samenroepingen” (מִקְרָא miqra') gebruikt. “Daarna sprak de HEERE tot Mozes, zeggende: Spreek tot de kinderen Israels, en zeg tot hen: De gezette hoogtijden des HEEREN, die gij uitroepen zult, zullen heilige samenroepingen zijn; deze zijn Mijn gezette hoogtijden” (Leviticus 23:1-2 [1]). Ditzelfde woord wordt trouwens in Genesis 1:14 in de Statenvertaling correct vertaald als “gezette tijden” (מוֹעֵד mow`ed): “En God zeide: Dat er lichten zijn in het uitspansel des hemels, om scheiding te maken tussen de dag en tussen de nacht; en dat zij zijn tot tekenen en tot gezette tijden, en tot dagen en jaren!” (Genesis 1:14). God vond het dus belangrijk om vanaf het begin tekenen in de hemel te plaatsen voor gezette tijden. De tekenen bepalen niet de gezette tijden, ze geven ze slechts aan. God bepaalt zijn gezette tijden voor wanneer Zijn volk wordt samengeroepen voor zulke heilige vergaderingen.

    (1a) De eerste gezette tijd die wordt aangegeven in Leviticus 23 is de Sabbat: “Zes dagen zal men het werk doen, maar op de zevende dag is de sabbat der rust, een heilige samenroeping; geen werk zult gij doen; het is de sabbat des HEEREN, in al uw woningen” (Leviticus 23:3). Zoals velen van u weten, staat deze uiterst belangrijke rustdag weergegeven in de Tien Geboden als het langste gebod: “Gedenkt de sabbatdag, dat gij die heiligt. Zes dagen zult gij arbeiden en al uw werk doen; Maar de zevende dag is de sabbat van de HEERE uw God; dan zult gij geen werk doen, gij, noch uw zoon, noch uw dochter, noch uw dienstknecht, noch uw dienstmaagd, noch uw vee, noch uw vreemdeling, die in uw poorten is; Want in zes dagen heeft de HEERE de hemel en de aarde gemaakt, de zee en al wat daarin is, en Hij rustte ten zevenden dage; daarom zegende de HEERE de sabbatdag, en heiligde die.” (Exodus 20:8-11). De reden die hier aangegeven wordt voor de sabbat gaat terug op Gods zes-dagen-schepping, die u terug kan vinden in Genesis hoofdstuk 1. We haalden het veertiende vers van dit hoofdstuk zonet al even aan. Een maand wordt aangegeven door de stand van de maan, een jaar wordt aangegeven door 12 manen, indien u het jaar berekent vanuit de stand van de maan of door 1 zon indien u het jaar berekent vanuit de stand van de zon. Maar is er een teken dat de week aangeeft? De enige reden waarom onze week 7 dagen duurt, is omdat God dit zelf heeft ingesteld, aangezien er geen teken aan de hemel is dat ons verteld: “de week is nu om”! Hij schiep de wereld op 6 dagen en rustte 1 dag, als voorbeeld voor ons. Dat is voor de mens het ideale ritme: 6 dagen werken, 1 dag rust, 6 dagen werken, 1 dag rust. Adam en Eva – en dus ook hun nakomelingen – werden uit Gods rust verbannen (Genesis 3:23). Hebreeën hoofdstuk 4 verwijst ook naar de oorspronkelijke sabbatsrust (vers 4) en het leert ons dat Jozua de Israëlieten niet in de uiteindelijke rust binnen bracht (vers 8). In vers 9-11 wordt verder uitgelegd dat de gehoorzamen aan Christus, zij die Christus trouw zijn, die sabbatsrust zullen mogen binnengaan. Die uiteindelijke, paradijselijke rust staat niet toevallig beschreven in de laatste hoofdstukken van het laatste boek van de Bijbel, namelijk Openbaring 21-22. De sabbat is het enige wekelijkse “feest” dat hier in hoofdstuk 23 van Leviticus genoemd wordt. De volgende 7 “feesten” zijn jaarlijkse “feesten”. Het patroon van deze jaarlijkse feesten toont ons hoe ze werkelijkheid worden in Christus en hoe Hij ons allen stap voor stap binnenleidt in zijn Sabbatsrust, zowel geestelijk waarmee ik bedoel in het hiernamaals, als letterlijk in dit leven.

    (1b) Het eerste feest van deze 7 is het Pesachfeest: “In de eerste maand, op den veertienden der maand, tussen twee avonden is des HEEREN pascha”(Leviticus 23:5). (2) Ook het feest van de ongezuurde broden kan met het Pesachfeest in verband gebracht worden: “En op den vijftienden dag der derzelver maand is het feest van de ongezuurde broden des HEEREN; zeven dagen zult gij ongezuurde broden eten” (Leviticus 23:6). Voor wie aan het noteren is: de uitleg van het Pesachfeest en het feest der ongezuurde broden staat beschreven in Numeri 28 en Exodus 12, waar beiden aan elkaar gekoppeld worden. Ook is dit het geval in Markus 14:12. De hedendaagse Joden vieren deze feesten ook als één feest. Deze feesten werd ingesteld toen de Israëlieten nog in Egypte waren. Op de avond van de 14de april moesten de Israëlieten een lam slachten zoals u kunt lezen in Exodus 12:6. Enkele verzen later wordt de uitleg gegeven: “Want Ik zal in dezen nacht door Egypteland gaan, en alle eerstgeborenen in Egypteland slaan, van de mensen af tot de beesten toe; en Ik zal gerichten oefenen aan al de goden der Egyptenaren, Ik, de HEERE! En dat bloed zal ulieden tot een teken zijn aan de huizen, waarin gij zijt; wanneer Ik het bloed zie, zal Ik ulieden voorbijgaan; en er zal geen plaag onder ulieden ten verderve zijn, wanneer Ik Egypteland slaan zal. En deze dag zal ulieden wezen ter gedachtenis, en gij zult hem den HEERE tot een feest vieren; gij zult hem vieren onder uw geslachten tot een eeuwige inzetting” (Exodus 12:12-14). Door deze laatste daad, het doden van de eerstgeborenen en de eerstgeboren zoon van de farao, brak God farao’s verzet, en daarmee farao’s macht over de Israëlieten. Deze Israëlieten waren nu een vrij volk, vrij van hun oude slavenmeester. Hoe ging dit Pesachfeest te werk volgens deze passage? God is aan het woord: “Spreekt tot de ganse vergadering van Israël, zeggende: Aan den tienden dezer maand neme een iegelijk een lam, naar de huizen der vaderen, een lam voor een huis. Maar indien een huis te klein is voor een lam, zo neme hij het en zijn nabuur, de naaste aan zijn huis, naar het getal der zielen, een iegelijk naar dat hij eten kan; gij zult rekening maken naar het lam. Gij zult een volkomen lam hebben, een manneken, een jaar oud; van de schapen of van de geitenbokken zult gij het nemen. En gij zult het in bewaring hebben tot den veertienden dag dezer maand; en de ganse gemeente der vergadering van Israël zal het slachten tussen twee avonden. En zij zullen van het bloed nemen, en strijken het aan de beide zijposten, en aan den bovendorpel, aan de huizen, in welke zij het eten zullen.” (Exodus 12:3-7) Indien ze hun vertrouwen in het Bloed van het Lam stelden zouden ze gered worden van de dood, de straf voor hun zonden (Romeinen 6:23). Zoals Johannes de Doper later zou zeggen: “Zie, het Lam Gods, Dat de zonde der wereld wegneemt!” (Johannes 1:29). Het bloed maakt scheiding tussen de mens en zijn zonden, alsook tussen de mens en het ultieme gevolg van de zonde: Gods rechtvaardige straf, zoals Johannes ook zei: “Die in de Zoon gelooft, die heeft het eeuwige leven; maar die de Zoon ongehoorzaam is, die zal het leven niet zien, maar de toorn Gods blijft op Hem” (Johannes 3:36). Geloven en doen gaan dus hand in hand. De Israëlieten moesten niet gewoon geloven in het bloed maar ze moesten ook de daad bij het woord voegen door het bloed te strijken op hun deurposten. Verder moesten ze ook het vlees van het lam met ongezuurde broden eten (Exodus 12:8). Dit heeft twee implicaties: 1. Ongezuurde broden. 2. Eten. Laten we dit stap per stap bespreken:

    1. Ongezuurde broden: reeds lang voor mij maakte Paulus een christologische verbinding tussen het Pesachmaal en het feest van de ongezuurde broden toen hij schreef: “Zuivert dan den ouden zuurdesem uit, opdat gij een nieuw deeg zijn moogt, gelijk gij ongezuurd zijt. Want ook ons Pascha is voor ons geslacht, namelijk Christus” (1 Korinthiërs 5:7). Wat is de betekenis van de ongezuurde broden? Paulus legt ons uit dat het symbool staat voor zonde: “Zo dan laat ons feest houden, niet in den ouden zuurdesem, noch in den zuurdesem der kwaadheid en der boosheid, maar in de ongezuurde broden der oprechtheid en der waarheid.” (1 Korinthiërs 5:8) Hij dacht misschien aan een oud Joods ritueel waarin de Joodse moeder tien stukjes brood met zuurdesem er in, in het huis verborg, waarna haar man samen met de kinderen deze stukjes zou zoeken en ze buiten het huis zou verbranden. De zuurdesem stond dus voor zonde – slechtheid en boosheid – en het ongezuurde brood stond voor reinheid en waarheid. Nadat we in het Paaslam geloven, en Hem helemaal tot ons hebben genomen, behoren we dus de zonde uit ons leven te doen, en ja zelfs te verbranden. Wij willen ook zo zuiver, rein, en heilig zijn als Christus, het Ongezuurde Brood des Levens.

    2. Eten: zoals ik daarnet al zei, is Jezus het Lam en Hij noemde zichzelf het Brood des Levens (Johannes 6:35). Hij zei het als volgt: “Voorwaar, voorwaar zeg Ik u: Die in Mij gelooft, heeft het eeuwige leven. Ik ben het Brood des levens. Uw vaders hebben het Manna gegeten in de woestijn, en zij zijn gestorven. Dit is het Brood, dat uit den hemel nederdaalt, opdat de mens daarvan ete, en niet sterve. Ik ben dat levende Brood, dat uit den hemel nedergedaald is; zo iemand van dit Brood eet, die zal in der eeuwigheid leven. En het Brood, dat Ik geven zal, is Mijn vlees, hetwelk Ik geven zal voor het leven der wereld. De Joden dan streden onder elkander, zeggende: Hoe kan ons deze Zijn vlees te eten geven? Jezus dan zeide tot hen: Voorwaar, voorwaar zeg Ik ulieden: Tenzij dat gij het vlees des Zoons des mensen eet, en Zijn bloed drinkt, zo hebt gij geen leven in uzelven. Die Mijn vlees eet, en Mijn bloed drinkt, die heeft het eeuwige leven; en Ik zal hem opwekken ten uitersten dage. Want Mijn vlees is waarlijk Spijs, en Mijn bloed is waarlijk Drank. Die Mijn vlees eet, en Mijn bloed drinkt, die blijft in Mij, en Ik in hem. Gelijkerwijs Mij de levende Vader gezonden heeft, en Ik leve door den Vader; alzo die Mij eet, dezelve zal leven door Mij. Dit is het Brood, dat uit den hemel nedergedaald is; niet gelijk uw vaders het Manna gegeten hebben, en zijn gestorven. Die dit Brood eet, zal in der eeuwigheid leven.” (Johannes 6:47-58) Zoals u verder kunt lezen in die passage, hadden velen moeite met onze Heer Jezus Christus nog te geloven vanaf dat Hij zei dat ze zijn vlees moesten eten en zijn bloed moesten drinken en zij volgden Hem niet langer (Johannes 6:60,66). Jezus was geen populist. Hij veranderde niet van gedacht en zei vlak voor ze Hem arresteerden: “dit is mijn lichaam” en “dit is mijn bloed” bij de instelling van het avondmaal, toen Hij het brood en de wijn doorgaf aan zijn discipelen, zoals u kunt lezen in Mattheus 26:26-29, Markus 14:22-25, en Lukas 22:13-20. Zoals we allen weten zou Hij niet slechts zijn lichaam en zijn bloed geven door brood en wijn in het avondmaal maar ook op het kruis. We kunnen hieruit leren dat we niet slechts in Hem moeten geloven, maar dat we Hem volledig tot ons moeten nemen en dat wij onze levens volledig aan Hem moeten geven. Hij heeft zichzelf al volledig voor ons gegeven (Romeinen 8:32).

    ---

    Met deze gedachten in ons achterhoofd zijn we gekomen tot de viering van het avondmaal:

    "Want ik heb van den Heere ontvangen, hetgeen ik ook u overgegeven heb, dat de Heere Jezus in den nacht, in welken Hij verraden werd, het brood nam; En als Hij gedankt had, brak Hij het, en zeide: Neemt, eet, dat is Mijn lichaam, dat voor u gebroken wordt; doet dat tot Mijn gedachtenis." (1 Korinthiërs 11:23-24)

    Laten we samen eten tot Zijn gedachtenis.

    "Desgelijks nam Hij ook den drinkbeker, na het eten des avondmaals, en zeide: Deze drinkbeker is het Nieuwe Testament in Mijn bloed. Doet dat, zo dikwijls als gij dien zult drinken, tot Mijn gedachtenis." (1 Korinthiërs 11:25)

    Laten we samen drinken tot Zijn gedachtenis.

    "Want zo dikwijls als gij dit brood zult eten, en dezen drinkbeker zult drinken, zo verkondigt den dood des Heeren, totdat Hij komt." (1 Korinthiërs 11:26)

     

    Deze preek werd oorspronkelijk gepreekt op 26 augustus 2018. Ze werd op 8 oktober en op 29 oktober 2023 in twee delen gepreekt in de Evangelische kerk van Balen. Dit is deel 1 van de nieuwe versie.

    Voetnoot:

    [1] Alle bijbelteksten zijn overgenomen uit de Statenvertaling, behalve indien anders aangeduid.


    Categorie:Preken
    01-10-2023
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De Stad Gods, Vaderland der Gelovigen - deel 2

    Voordienst: Openbaring 21:2-3.

    Ik eindigde mijn vorige preek met de volgende woorden:

    'Vanaf dat de Hebreeën door deze zee trokken, en hun oude slavenmeester verdronken was, kwamen ze als het ware terecht in een nieuw leven, onder een nieuwe Heer.[11] Natuurlijk moest dit ook een geestelijke realiteit worden in hun hart. Zoals Jozua zei: “Vrees dus de HEER en dien Hem oprecht en trouw. Doe de goden weg die uw voorouders aan de overkant van de Rivier en in Egypte hebben vereerd, en wees dienaren van de Heer. (…) Doe dan de vreemde goden bij u weg en buig uw harten naar de HEER, de God van Israël” (Jozua 24:14,23). Op dezelfde manier als de Hebreeërs gaan de dopelingen door het water, en kiezen ze ervoor om geestelijk te verrijzen in een nieuw leven, bevrijd van de ketenen van de zonde.' Ik heb ook beloofd dat we hier de volgende keer nog wat dieper op in zouden gaan. Bij deze.

    De dopelingen kiezen ervoor om door het water te gaan en op te staan in een nieuw leven, bevrijd van de ketenen der zonde. In dezelfde trant gebruikt Petrus het voorbeeld van de buitenstaander Noach, "dieje rare", en zijn familie en aangetrouwde familie. Volgens Petrus waren zij de enige overlevenden van de zondvloed (1 Petrus 3:20). Bijgevolg schrijft hij: “Dit was een voorafbeelding van het doopwater, waardoor u nu gered wordt. De doop beoogt niet de verwijdering van lichamelijke onreinheid, maar is een verzoek aan God om een zuiver geweten, krachtens de opstanding van Jezus Christus.” (1 Petrus 3:21) We zien hier duidelijk dat Petrus de doop vergelijkt met een graf en met een opstanding tot een nieuw leven waarnaar uitgekeken wordt door de doopkandidaten. En er na beschrijft hij de absolute gehoorzaamheid die vereist is in het nieuwe leven van de gedoopten: "1 Omdat Christus tijdens zijn aardse leven geleden heeft naar het lichaam, moet ook u zich wapenen met diezelfde gedachte, namelijk dat Hij die tijdens zijn aardse leven heeft geleden, met de zonde heeft afgerekend; 2 zo iemand moet zich in de rest van zijn leven laten leiden door Gods wil en niet langer door menselijke begeerten" (1 Petrus 4:1-2).

    Paulus doet ongeveer hetzelfde als Petrus. Hij omschrijft dit als volgt: “3. Weet u niet dat wij door de doop, die ons één heeft gemaakt met Christus Jezus, delen in zijn dood? 4. Door de doop in zijn dood zijn wij met Hem begraven, opdat ook wij, zoals Christus door de macht van zijn Vader uit de doden is opgewekt, een nieuw leven zouden gaan leiden. 5. Want indien wij als het ware vergroeid zijn met zijn dood, moeten wij Hem ook volgen in zijn opstanding.” (Romeinen 6:3-5)

    Om dit concept van dood aan het oude leven en opstanding vanuit de doop tot een nieuw leven te verduidelijken, schreef de in zijn tijd populaire leraar-monnik Morgan van Wales: “Hij [Paulus] toont dat we gedoopt waren op deze manier zodat we door het mysterie begraven zijn met Christus, sterven aan onze overtredingen en afstand hebben gedaan van onze voormalige levens, zodat net zoals de vader is verheerlijkt in de opstanding van de Zoon, zo ook vanwege de nieuwheid van onze manier van leven Hij verheerlijkt is door allen, onder voorbehoud dat zelfs de tekenen van onze oude ik niet meer te herkennen zijn in ons. Want we zouden niet mogen iets te willen of verlangen dat diegenen die nog niet gedoopt zijn, en al diegenen die nog verstrikt zijn in de fouten van het oude leven, willen of verlangen.”[1] U kent Morgan van Wales misschien als de “ketter” Pelagius, uit de geschriften van Augustinus van Hippo. Pelagius was valselijk veroordeeld als ketter in 2 Noord-Afrikaanse synodes, zonder dat hij de mogelijkheid had zich te verdedigen. Dat hij een ketter was is nog steeds de algemeen aanvaarde "orthodoxie" maar zijn herontdekte commentaar op Romeinen, waaruit we zo net een stukje hebben voorgelezen, toont aan dat hij een bijbelgetrouwe leraar was, in lijn met de voorgaande Traditie.

    Het oudere Ambrosiaster document, van de generatie van voor Augustinus en Pelagius, bevat een soortgelijk idee: “Gelukkig vertelt Paulus ons dat we zullen verrijzen indien we verenigd zijn met Christus en de gelijkenis van Zijn dood. Met andere woorden, indien we al onze slechtheid aan de kant hebben gelegd in de doop en, overgebracht zijnde naar een nieuw leven, niet meer zondigen. Op deze manier zullen we zoals Hem [Christus] zijn in Zijn opstanding, omdat de gelijkenis van Zijn dood een soortgelijke opstanding veronderstelt.”[2]

    Op dezelfde manier moeten wij ons oude leven achterlaten, en door het water binnengaan in een nieuw leven, dat gericht is op het komende koninkrijk van God. Dit is een werkelijk transformerende kracht. Diegenen die zich gaan laten dopen moeten bereid zijn al het oude, zondige achter te laten voor hun doop. Ze mogen echt verwachten dat hun leven vernieuwd en gezuiverd zal worden wanneer ze zich door de doop onderwerpen aan Jezus Christus (Mattheüs 28:18-20).[3] Een doop is een volledige onderdompeling, een sterven aan onze oude, zondige zelf. Zo geven we alles over aan Christus. Ons hele leven en onze hele wil. Ook laten we ons onderdompelen in Zijn liefde. Ik herhaal nogmaals dat volgens Paulus het oude leven sterft in de doop en dat diegenen die dus al gestorven zijn aan deze zondige natuur zichzelf moeten beschouwen als dood voor de zonde en opgestaan in een nieuw leven met de opgestane Heer, verenigd met Hem.[4] Want, in Hebreeën 11:16b staat geschreven:

    ‘16b. hun verlangen ging uit naar een beter Vaderland, het hemelse. Daarom schaamt God zich niet om hun God genoemd te worden, want Hij heeft voor hen een stad gebouwd.”’

    Door het verbond met Christus is God nu al onze God. Maar, net zoals de geloofshelden uit Hebreeën 11, de vroege christenen, en de christenen erna, kijken wij uit naar de komst van Jezus Christus en de komst van de stad van onze God:

    “2. Ik zag de heilige stad, het nieuwe Jeruzalem, vanuit God uit de hemel neerdalen, gereed als een bruid die zich voor haar man heeft getooid. 3. Toen hoorde ik een luide stem, die vanaf de troon riep: ‘Dit is de tent van God bij de mensen! Hij zal bij hen wonen. Zij zullen zijn volk zijn, en Hij, God-met-hen, zal hun God zijn. 4. Hij zal alle tranen uit hun ogen wissen, en de dood zal niet meer bestaan; geen rouw, geen geween, geen smart zal er zijn, want al het oude is voorbij.’” (Openbaringen 21:2-4)

    “Want al het oude is voorbij.” In zekere zin gebeurt dit nu al. Alle gedoopte christenen moeten beseffen dat ze al binnengetreden zijn in een nieuw en heilig leven, verwachtende de stad Gods. Ze zijn al ingeschreven als burgers in die stad (Hebreeën 4:16; 12:22-23). We mogen allen beseffen dat we al als individuen; als leden van Christus' universele Kerk in zo een relatie staan met de Godmens Jezus, de Koning van de stad die zal neerdalen uit de hemel. Dit was de hoop van de geloofshelden van de Hebreeënbrief. Hun geloof was gefocust op deze eeuwige stad; hun vaderland (Hebreeën 11:10, 16).[5] Deze stad, in tegenstelling tot Nimrods stad, of de stad van één of andere farao of dictator, zal eeuwig blijven bestaan.[6] Dan zal volledig vervuld worden wat in Jesaja 9:1-7 staat geschreven en wat al ten dele vervuld is:

    “Het volk dat ronddwaalt in het donker, ziet een helder licht. Over hen die wonen in een land vol duisternis gaat een stralend licht op. Uitbundig laat U hen juichen en U overstelpt hen met vreugde; zij verheugen zich voor uw aanschijn zoals er vreugde is bij de oogst en gejuich bij het verdelen van de buit. Want het drukkende juk, de stang op hun schouders, de stok van de drijver, U breekt ze stuk als op de dag van Midjan. Want alle dreunend stampende laarzen en met bloed doordrenkte mantels worden verbrand, en verteerd door het vuur. Want een kind wordt geboren, een zoon wordt ons gegeven. De heerschappij rust op zijn schouders; men noemt hem wonder van beleid, goddelijke held, vader voor eeuwig, vredevorst. Groot is de macht en eindeloos de vrede voor de troon van David, voor zijn koninkrijk; hij zal het stichten en onderhouden door recht en gerechtigheid vanaf nu en voor altijd. De geestdriftige liefde van de HEER van de machten zal dit teweegbrengen.”

    Deze belofte was ook al gegeven aan een afstammeling van Abraham, zoals u kunt lezen in Genesis 49:10: “Van Juda zal de scepter niet wijken, de staf zal niet verdwijnen tussen zijn voeten, totdat hij verschijnt die hem [Juda] leiden mag; hem [Christus] zijn de volken gehoorzaam.”[7]

    Deze belofte duidt volledig op de Leeuw van Juda en zal volledig door Hem worden vervuld.[8] Laten we ons dus nu al volledig onderwerpen aan Christus door gehoorzaam aan Hem te zijn door te geloven, door ons te laten dopen, en door Hem blijvend te vertrouwen. Dan zullen we Zijn licht, Zijn vreugde, en bovenal Zijn liefde ervaren. Er is ruimte voor nieuwe hoop als we onze hoop volledig vestigen op Christus. Er is ruimte voor nieuw, bruisend leven, indien ons leven gebouwd is op het fundament van God; Zijn eeuwige fundament: onze Heer en Redder Jezus Christus. Ik geloof dat de geestelijke verduistering van Europa kan worden teruggedraaid. Ik geloof dat in de heilige Kerk in Europa weer het eeuwige licht van het evangelie kan schijnen. Ik geloof dat wij samen hieraan kunnen beginnen in Mol-Balen-Meerhout, Vlaanderen, België, de Benelux, Europa, en ja, zelfs de hele wereld.[9] Laten we hier samen werk van maken! Het gaat niet om onze koninkrijken maar het gaat om het Eeuwige koninkrijk van God de Vader. Franciscus zei het als volgt: “De Heer van genade gaat beslag leggen op ons hart. Hij wil ons helemaal benutten: onze ogen, onze mond, onze handen en voeten, onze gedachten en gevoelens.”[10] Laten we samen met hem bidden: “Heer, U bent het licht in onze duisternis. U hebt over ons mensen gezegd: ‘Uit het hart komen voort boze gedachten; moord, echtbreuk, ontucht, diefstal, valse getuigenis en godslastering’ (Mt.15,19). Maar u bent tot ons gekomen om onze duisternis te veranderen in uw helderheid. Kom dan, Jezus, met uw licht en laat ons de waarheid zien waaruit wij leven. Eén enkel ogenblik is voor u voldoende.”[11] In uw Naam, Heere Jezus Christus. Amen!

     

    Deze preek werd oorspronkelijk gepreekt op 16 juni 2018. Ze werd op 24 september en op 1 oktober 2023 in twee delen gepreekt in de Evangelische kerk van Balen. Dit is deel 2 van de nieuwe versie.

    Voetnoten:

    [1] Pelagius, Pelagius’ Commentaar op Romeinen, Romeinen 6:4, genomen uit Theodore de Bruyn, Pelagius's Commentary on St. Paul's Epistle to the Romans: Translated with Introduction and Notes (Oxford: Clarendon Press, 1993), 96-97.

    [2] Ambrosiaster, Commentaar op Romeinen, Romeinen 6:5, genomen uit Gerald L. Bray, Commentaries On Romans and 1-2 Corinthians - Ambrosiaster (Downers Grove, Illinois: InterVarsity Press, 2009), 48.

    [3] Voor de doop om een bekeerling te zijn en de vernieuwende werking, al bij de Joden, zie Alfred Edersheim, The Life and Times of Jesus the Messiah , Volume 2 (Grand Rapids, Michigan: Eerdmans, 1947), 745-747. In ons voorbeeld worden ze bekeerlingen van Jezus de Messias.

    [4] Bruce, Romans, 136-137.

    [5] Merrill C. Tenney, Interpreting Revelation (Grand Rapids: Eerdmans, 1957), 92-94, 133. A. J. Visser, De Openbaring van Johannes (Nijkerk: G. F. Callenbach, 1972), 249-250. Grant R. Osborne, Revelation Verse by Verse (Bellingham, Washington: Lexham, 2016), 337-341.

    [6] Francis A. Schaeffer, Basic Bible Studies (Wheaton, Illinois: Tyndale House Publishers), 84.

    [7] Dit stuk is gebaseerd op John Henry Newman, Works of John Henry Newman (Kindle Locations 5031-5038). Kindle Edition.

    [8] Naar ibid., Kindle Locations 40036-40038.

    [9] Zie ook Routledge, Old Testament Theology, 173-174.

    [10] A. van Corstanje, Franciscus, Bijbel der Armen (Haarlem: J. H. Gottmer, 1976), 115.

    [11] Ibid., 155.


    Categorie:Preken
    24-09-2023
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De Stad Gods, Vaderland der Gelovigen - deel 1

    Voordienst: Hebreeën 11:13-16.

    “13. In geloof zijn zij allen gestorven, zonder te hebben ontvangen wat hun beloofd was. Zij hebben het alleen uit de verte gezien en begroet. Zij hebben zichzelf vreemdelingen en voorbijgangers op aarde genoemd. 14. Wie zo spreken, geven duidelijk te kennen dat zij op zoek zijn naar een vaderland. 15. Hadden zij heimwee gehad naar het land van hun herkomst, dan hadden zij gemakkelijk kunnen terugkeren, 16. maar hun verlangen ging uit naar een beter Vaderland, het hemelse. Daarom schaamt God zich niet om hun God genoemd te worden, want Hij heeft voor hen een stad gebouwd” (Hebreeën 11:13-16).

    Onze hoofdtekst, die we net hebben gelezen, komt uit het elfde hoofdstuk van de Hebreeënbrief. Het is een hoofdstuk over geloofshelden. Deze geloofshelden hadden hun vertrouwen vast gesteld op Jahweh, met een vaste hoop op de eeuwige stad Gods die onderbouwd is met eeuwige, blijvende fundamenten en totale rechtvaardigheid. Dit hele hoofdstuk van de Hebreeënbrief geeft ons voorbeelden van zulke vertrouwende en volhardende gelovigen, vanaf Abel. We raken in deze preek slechts enkele voorbeelden aan.

    Een leuk weetje: het woord Hebreeër zou afgeleid kunnen worden van het woord heber wat betekent “iemand van de overkant” of “iemand die oversteekt”. Dit betekent dus dat deze personen zijn overgestoken.[1] De Hebreeënbrief was ook geschreven aan Joodse christenen, die zijn overgestoken tot een nieuw leven in Christus en als buitenstaanders, emigranten, die “van de overkant” worden bekeken door hun vroegere Joodse broeders.

    In onze tekst staat: “Zij hebben zichzelf vreemdelingen en voorbijgangers op aarde genoemd.” – Abraham noemde zich zo in Genesis 23:4. Daar zei hij: “Ik ben een vreemdeling en iemand die tijdelijk verblijft bij u” (vertaling van KJV). Ook zijn nakomeling Jakob zei tegen het einde van zijn leven dat hij zwierf (Genesis 47:9). Deze voorbeelden maken duidelijk dat ze hun vaderland nog niet hadden gevonden en dat ze verlangden, ja, zelfs gelovend uitkeken naar een toekomend vaderland.[2]

    Ons eerste voorbeeld dat we dus bespreken is de persoon Abraham. Hij is uiterst belangrijk omdat hij de vader van ons geloof is. Volgens een Joodse traditie was zijn vader Terach. Terach was de hogepriester in de afgodendienst van Nimrod. Nimrod was de God-hatende dictator die de toren van Babel liet bouwen om te rebelleren tegen Jahweh, de ware God. Abraham kwam dus uit een zeer occulte familie. In feite was iedereen in het occultisme terecht geraakt, met uitzondering van Abrahams voorouders Noach en Shem. Maar later stelde Abraham ook zijn vertrouwen op Jahweh, de ware God die hem riep, en hij verzette zich tegen de afgodendienst van Nimrod.[3] Nimrod zou 360 afgoden hebben gehad, dus eentje voor elke dag indien je met de maankalender telt. Maar de hoofdafgod van die regio was Inlel. Hij werd soms afgebeeld met bokkenpoten in een vakje, alsof hij van een andere dimensie komt en de duivel zelf is. Het kan de duivel niet schelen of je één afgod vereert, of meerdere goden, of zelfs miljoenen goden – zoals de Hindoes doen – en of je hem erkent of niet. Hij wil niet liever dan dat je je eigen toren van Babel bouwt, je eigen afgod, je eigen rebellie tegen God. Hij is tevreden zolang je de ware God maar niet vereert, op Hem bouwt en Hem vertrouwt. Of je deze buiten-Bijbelse traditie gelooft of niet, de Bijbel leert ons: “De HEER zei tegen Abram: ‘Trek weg uit uw land, uw stam en ouderlijk huis, naar het land dat Ik u zal aanwijzen(…)’” (Genesis 12:1).[4] We weten dat dit voor Abraham puur een zaak was van geloof omdat in de tijd van Abraham, de familie, de stam en het land van een persoon uiterst belangrijk waren. Deze dingen gaven je veiligheid en geborgenheid. Abraham wist niet waar hij heen zou gaan. Dit was dus puur een zaak van vertrouwen op God. De Hebreeënbrief stelt het zo voor: “8. Door het geloof heeft Abraham gehoor gegeven aan de roepstem van God en ging hij op weg naar een land dat bestemd was voor hem en zijn erfgenamen; hij vertrok zonder te weten waarheen. 9. Door het geloof verbleef hij als vreemdeling in het land dat hem beloofd was; hij woonde er in tenten, evenals Isaak en Jakob, die dezelfde belofte erfden; 10. want hij zag uit naar de stad met fundamenten, waarvan God de ontwerper en bouwer is.” (Hebreeën 11:8-10) Het is ironisch dat Nimrod een reusachtige toren bouwde met een zeer sterk aards fundament en dat zijn toren door God zelf werd vernietigd, terwijl Abraham in een tent leefde zonder sterk aards fundament. Wat hij bouwde in geloof houdt eeuwig stand. Hoe kan dat toch? Abraham had een relatie met de ware God. Nadat hij de afgoden achter zich liet, was Abrahams vertrouwen gebouwd op Jahweh de Rots. In die zin is Abraham de vader van ons geloof. Door zijn geloof – of vertrouwen, of gehoorzame relatie – heeft God hem gezegend met ontelbare nakomelingen en God beloofde hem dat in zijn nageslacht alle volkeren van de aarde gezegend zouden worden (zie ook Genesis 17:1-4). We mogen beseffen dat Abrahams roeping van godswege een significant keerpunt was. Het opende de weg voor alle natiën, die net getroffen waren door Gods oordeel, om de zegen van God te ontvangen.[5] Abraham zelf leefde als een vreemdeling en hij zag deze belofte nog niet in vervulling geraken. Hij kon enkel vertrouwen op Gods belofte.[6] Zoals we in vers 9 van de Hebreeëntekst zagen, werd deze belofte overgedragen op zijn zonen van generatie op generatie[7] en de belofte werd een duidelijke werkelijkheid toen Jezus Christus, dè zegen van God, naar deze aarde kwam. Wij ontvangen deze werkelijkheid indien wij ons vertrouwen stellen in Jezus Christus de Messias, net zoals de geloofshelden dit al op voorhand deden (Handelingen 3:25-26; Galaten 3:6-9).[8] Deze belofte geldt natuurlijk niet alleen voor ons maar ze geldt ook voor Abraham zelf. Aangezien hij bleef vertrouwen in deze belofte, en God geen leugenaar is, vormt dit een duidelijk bewijs voor het leven na de dood en het uitkijken naar “de stad met fundamenten, waarvan God de ontwerper en bouwer is” (Hebreeën 11:10b).

    Een tweede voorbeeld van een geloofsheld dat ik wil geven uit het boek Genesis is het voorbeeld van Mozes, een fysieke en geestelijke afstammeling van Abraham.[9] Net zoals Abraham werd Mozes geroepen door God (Exodus 3-4). Mozes is een belangrijk voorbeeld voor de Joden omdat hij de Israëlieten leidde uit Egypte, tot een tweede bestaan in vrijheid.[10] Het wordt als volgt naverteld door de schrijver van Hebreeën: “24. Door het geloof heeft Mozes zelf, toen hij groot geworden was, geweigerd om door te gaan voor een zoon van de dochter van de farao. 25. Hij wilde liever mishandeld worden met het volk van God dan voor korte tijd profiteren van de zonde. 26. Voor hem was de smaad van de Messias kostbaarder dan al de schatten van Egypte, want hij hield het oog gericht op de komende beloning. 27. Door het geloof verliet hij Egypte zonder de woede van de koning te vrezen, want hij zette door, als ziende de Onzienlijke” (Hebreeën 11:24-27).

    Egypte is voor de Joden het slavenhuis. Tevens stond Egypte bekend om haar afgoderij. De Joden waren er slaven; letterlijke slaven en slaven van hun zonden. Toen ze uit Egypte, het land der zonden, trokken, kwam hun oude slavenmeester hen achterna. Echter “Door het geloof trokken zij door de Rode Zee als over droog land; toen de Egyptenaren het probeerden, verdronken ze.” (Hebreeën 11:29). Vanaf dat de Hebreeën door deze zee trokken, en hun oude slavenmeester verdronken was, kwamen ze als het ware terecht in een nieuw leven, onder een nieuwe Heer.[11] Natuurlijk moest dit ook een geestelijke realiteit worden in hun hart. Zoals Jozua zei: “Vrees dus de HEER en dien Hem oprecht en trouw. Doe de goden weg die uw voorouders aan de overkant van de Rivier en in Egypte hebben vereerd, en wees dienaren van de Heer. (…) Doe dan de vreemde goden bij u weg en buig uw harten naar de HEER, de God van Israël” (Jozua 24:14,23).

    Op dezelfde manier als de Hebreeërs gaan de dopelingen door het water, en kiezen ze ervoor om geestelijk te verrijzen in een nieuw leven, bevrijd van de ketenen van de zonde.[12] Hier gaan we volgende keer nog dieper op ingaan maar hoe zit dat met ons, gedoopten en doopkandidaten? Laten we deze voorbeelden zo nauwgezet mogelijk navolgen in onze dagelijkse levens en zo de Stad Gods samen bereiken. Amen.

     

    Deze preek werd oorspronkelijk gepreekt op 16 juni 2018. Ze werd op 24 september en op 1 oktober 2023 in twee delen gepreekt in de Evangelische kerk van Balen. Dit is deel 1 van de nieuwe versie.

    Voetnoten:

    [1] In tegenstelling tot apiru, zie Robin Routledge, Old Testament Introduction: Text, Interpretation, Structure, Themes (Nottingham: Inter-Varsity Press, 2016), 81-82.

    [2] Gebaseerd op Bruce, Commentary on the Epistle to the Hebrews, 304-305. Zie ook A. van de Beek, Geschiedenis van Israël in het Oude Testament (Kampen: Kok Voorhoeve, 1993), 17-18.

    [3] Boek van Jasher.

    [4] Lees Routledge, Old Testament Introduction, 238-239 voor de roeping van Abraham als een nieuw begin.

    [5] Ibid., Old Testament Theology: a Thematic Approach (Nottingham: Inter-Varsity Press, 2008), 158(, 165, voetnoot 22), 166-167, 172. Zie ook Theologie van het Oude Testament: De blijvende boodschap van de Hebreeuwse bijbel, ed. Hendrik Koorevaar en Mart-Jan Paul (Zoetermeer: Boekencentrum, 2013), 188, 230-231, 260-261.

    [6] Zie ook van de Beek, Geschiedenis van Israël in het Oude Testament, 16-18.

    [7] Deels gebaseerd op John Henry Newman, Works of John Henry Newman (Kindle Locations 5025-5031). Kindle Edition.

    [8] Het voorgaande is gebaseerd op Herbert Wolf, An Introduction to the Old Testament Pentateuch (Chicago: Moody Publishers, 1991), 129-130. Deze connectie wordt ook gemaakt in Theologie van het Oude Testament, ed. Hendrik Koorevaar en Mart-Jan Paul, 406-408.

    [9] Voor een interessante uitbreiding over Abraham en Mozes, lees Paul Copan, Is God a Moral Monster? Making Sense of the Old Testament God (Grand Rapids, Michigan: Baker Books, 2011), 43-46.

    [10] van de Beek, Geschiedenis van Israël in het Oude Testament, 23. Zie ook Claus Westermann, Hoofdlijnen van een theologie van het Oude Testament (Kampen: J. H. Kok, 1981), 41-42, 77.

    [11] Deze zin is gebaseerd op Routledge, Old Testament Theology, 162. (Zie ook de verwijzingen naar John Bright, Covenant and Promise (London: SCM, 1977), 35, 43. Stephen L. Cook, The Social Roots of Biblical Yahwism, Studies in Biblical Literature 8 (Leiden: Brill, 2004). Walther Eichrodt, Theology of the Old Testament, Volume 1 (London: SCM, 1961), 37.)

    [12] Dit idee komt overeen met F.F. Bruce, The Epistle of Paul to the Romans: An Introduction and Commentary (London: Tyndale Press, 1963), 137.

    [13] Pelagius, Pelagius’ Commentaar op Romeinen, Romeinen 6:4, genomen uit Theodore de Bruyn, Pelagius's Commentary on St. Paul's Epistle to the Romans: Translated with Introduction and Notes (Oxford: Clarendon Press, 1993), 96-97.

    [14] Ambrosiaster, Commentaar op Romeinen, Romeinen 6:5, genomen uit Gerald L. Bray, Commentaries On Romans and 1-2 Corinthians - Ambrosiaster (Downers Grove, Illinois: InterVarsity Press, 2009), 48.

    [15] Voor de doop om een bekeerling te zijn en de vernieuwende werking, al bij de Joden, zie Alfred Edersheim, The Life and Times of Jesus the Messiah , Volume 2 (Grand Rapids, Michigan: Eerdmans, 1947), 745-747. In ons voorbeeld worden ze bekeerlingen van Jezus de Messias.

    [16] Bruce, Romans, 136-137.

    [17] Merrill C. Tenney, Interpreting Revelation (Grand Rapids: Eerdmans, 1957), 92-94, 133. A. J. Visser, De Openbaring van Johannes (Nijkerk: G. F. Callenbach, 1972), 249-250. Grant R. Osborne, Revelation Verse by Verse (Bellingham, Washington: Lexham, 2016), 337-341.

    [18] Francis A. Schaeffer, Basic Bible Studies (Wheaton, Illinois: Tyndale House Publishers), 84.

    [19] Dit stuk is gebaseerd op John Henry Newman, Works of John Henry Newman (Kindle Locations 5031-5038). Kindle Edition.

    [20] Naar ibid., Kindle Locations 40036-40038.

    [21] Zie ook Routledge, Old Testament Theology, 173-174.

    [22] A. van Corstanje, Franciscus, Bijbel der Armen (Haarlem: J. H. Gottmer, 1976), 115.

    [23] Ibid., 155.


    Categorie:Preken
    10-09-2023
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Avondmaalsviering bij "Wie bepaalt jouw agenda?"

    Laten we voor deze avondmaalsviering nog even verder lezen in het evangelie van Lukas; het evangelie dat we tijdens de preek besproken hebben:

    ‘Toen het tijd was voor de maaltijd, ging Hij met de twaalf leerlingen aan tafel.  Hij zei: "Ik heb er heel erg naar uitgekeken om deze paasmaaltijd met jullie te eten voordat Ik lijd. Want Ik zal het paaslam niet meer eten, totdat het werkelijkheid zal zijn geworden in het Koninkrijk van God." Hij nam een beker met wijn en dankte God ervoor. Toen zei Hij: "Drink uit deze beker en geef hem aan elkaar door. Want Ik zeg jullie dat Ik geen wijn meer zal drinken, totdat het Koninkrijk van God is gekomen." En Hij nam een brood en dankte God ervoor. Toen brak Hij het in stukken, gaf die aan hen en zei: "Dit is mijn lichaam dat voor jullie wordt gebroken. Eet hiervan en denk aan Mij." Hetzelfde deed Hij met de beker na de maaltijd, en zei: "Deze wijn is het bloed waarmee God een nieuw verbond sluit met de mensen.  Het is mijn bloed dat voor jullie wordt uitgegoten’ (Lukas 22:14-20, BasisBijbel).

    Kortom, Jezus heeft ons een voorbeeld gegeven door Zijn leven ten volle te gebruiken om het Koninkrijk van God te brengen, door constant gefocust te zijn op de wil van Zijn Vader en door zelfs Zijn leven; Zijn lichaam en Zijn bloed voor ons te geven aan het kruis.

    Jezus wilde dat we in dit nieuwe verbond; deze nieuwe relatie van Godswege zouden stappen en niet meer zouden leven volgens de principes en de plannen van deze wereld maar dat we zouden leven, in navolging van Christus, volgens de principes en de plannen die God met ons heeft. Laten we hier samen aan denken bij het nuttigen van dit avondmaal. Amen.

    ---

    Oorspronkelijk gepreekt op 29 december 2019. Herwerkt en opnieuw gepreekt op 10 september 2023 in Evangelische gemeente Pniël (Balen). De bovenstaande avondmaalsviering werd toegevoegd aan de nieuwe versie.


    Categorie:Preken
    28-05-2023
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Maria, de Apostelen en de Heilige Geest

    Voordienst: Handelingen 1:8-14, Handelingen 2:1-4.

    Mag ik beginnen met jullie allereerst een vrolijk Pinksterfeest te wensen? Bij Pinksteren werd de Heilige Geest door God onze Vader uitgestort over de eerste Kerk. Hiervoor gaan we vandaag lezen uit het evangelie van Lukas en uit het boek Handelingen. Beide boeken zijn geschreven door dezelfde auteur, namelijk Lukas. Laten we even lezen uit Lukas hoofdstuk 1 en Handelingen hoofdstuk 1 en 2.

    We beginnen met Lukas 1:26-38 (NBV):

    26 In de zesde maand zond God de engel Gabriël naar de stad Nazaret in Galilea,  27 naar een meisje dat was uitgehuwelijkt aan een man die Jozef heette, een afstammeling van David. Het meisje heette Maria.  28 Gabriël ging haar huis binnen en zei: 'Gegroet Maria, je bent begenadigd, de Heer is met je.'  29 Ze schrok hevig bij het horen van zijn woorden en vroeg zich af wat die begroeting te betekenen had.  30 Maar de engel zij tegen haar: 'Wees niet bang, Maria, God heeft je zijn gunst geschonken.  31 Luister, je zult zwanger worden en een zoon baren, en je moet hem Jezus noemen.  32 Hij zal een groot man worden en Zoon van de Allerhoogste worden genoemd, en God, de Heer, zal hem de troon van zijn vader David geven.  33 Tot in eeuwigheid zal hij koning zijn over het volk van Jacob, en aan zijn koningschap zal geen einde komen.'  34 Maria vroeg aan de engel: 'Hoe zal dat gebeuren? Ik heb immers nog nooit gemeenschap met een man gehad.'  35 De engel antwoordde: 'De Heilige Geest zal over je komen en de kracht van de Allerhoogste zal je als een schaduw bedekken. Daarom zal het kind dat geboren wordt, heilig worden genoemd en Zoon van God.  36 Luister, ook je familielid Elisabet is zwanger van een zoon, ondanks haar hoge leeftijd. Ze is nu, ook al hield men haar voor onvruchtbaar, in de zesde maand van haar zwangerschap,  37 want voor God is niets onmogelijk.'  38 Maria zei: 'De Heer wil ik dienen: laat er met mij gebeuren wat u hebt gezegd.' Daarna liet de engel haar weer alleen.

    Een kleine overdenking hierbij: we kunnen het leven van Maria beschrijven door 3 M’en; 3 maal de letter “M”: Maria als Maagd: Maagd verwijst naar haar zuiver leven. Ze had geen seks voor het huwelijk en ze was zuiver in ieder ander opzicht: “Maria vroeg aan de engel: ‘Hoe zal dat gebeuren? Ik heb immers nog nooit gemeenschap met een man gehad’” (Lukas 1:34, NBV), Maria als DienstMeid van de Heer: dit verwijst naar haar gehoorzaam, dienstbaar en nederig leven; Maria stond open voor alles wat God met haar wilde doen: “De Heer wil ik dienen: laat er met mij gebeuren wat u hebt gezegd.” (Lukas 1:38b, NBV), Maria als Moeder: dit verwijst naar haar volhardend en verdragend leven: “Zelf zult u [Maria] als door een zwaard doorstoken worden.” (Lukas 2:35a, NBV). Uit deze 3 M’en, Maagd, DienstMeid, en Moeder, kunnen we dus leren dat we rein, gehoorzaam, volhardend en verdragend mogen zijn. Ondanks alles mogen we tegen God zeggen: “Laat het dan gebeuren zoals U het wilt” (Matteüs 26:42, NBV).

    Laten we nu lezen uit Handelingen 1:8-9,12-14 (NBV):

    8 'Maar wanneer de heilige Geest over jullie komt, zullen jullie kracht ontvangen en van mij getuigen in Jeruzalem, in heel Judea en Samaria, tot aan de uiteinden van de aarde.'  9 Toen hij dit gezegd had, werd hij voor hun ogen omhooggeheven en opgenomen in een wolk, zodat ze hem niet meer zagen.  (…)  12 Daarop keerden de apostelen van de Olijfberg terug naar Jeruzalem. Deze berg ligt vlak bij de stad, op een sabbatsreis afstand.  13 Toen gingen ze naar het bovenvertrek waar ze verblijf hielden: Petrus en Johannes, Jacobus en Andreas, Filippus en Tomas, Bartolomeüs en Matteüs, Jacobus, de zoon van Alfeüs, en Simon de IJveraar en Judas, de zoon van Jacobus.  14 Vurig en eensgezind wijdden ze zich aan het gebed, samen met de vrouwen en met Maria, de moeder van Jezus, en met zijn broers.

    En, als laatste, lezen we Handelingen 2:1-4,12,41,47 (NBV):

    1 Toen de dag van het Pinksterfeest aanbrak waren ze allen bij elkaar.  2 Plotseling klonk er uit de hemel een geluid als van een hevige windvlaag, dat het huis waar ze zich bevonden geheel vulde.  3 Er verschenen aan hen een soort vlammen, die zich als vuurtongen verspreidden en zich op ieder van hen neerzetten,  4 en allen werden vervuld van de heilige Geest en begonnen op luide toon te spreken in vreemde talen, zoals hun door de Geest werd ingegeven. 12 Verbijsterd en geheel van hun stuk gebracht vroegen ze aan elkaar: 'Wat heeft dit toch te betekenen?'  41 Degenen die [de woorden van de apostel Petrus] aanvaardden, lieten zich dopen; op die dag breidde het aantal leerlingen zich uit met ongeveer drieduizend. 47 Ze loofden God en stonden in de gunst bij het hele volk. De Heer breidde hun aantal dagelijks uit met mensen die gered wilden worden.

    De eerste passage; de passage uit het evangelie volgens Lukas, gaat over de aankondiging van de zwangerschap van Maria en over de geboorte van Jezus. De passage uit Handelingen gaat over Jezus’ hemelvaart, de discipelen die samen met Maria in eenheid bij elkaar in gebed zijn, en de uitstorting van de Heilige Geest, alsook de groei van de gemeente te Jerusalem. In al deze passages zijn Maria en de Heilige Geest aanwezig.

    Als we deze teksten vergelijken, dan zien we dat er niet-toevallige overeenkomsten zijn tussen deze teksten. Deze parallellen zullen een outline; een structuur, vormen voor onze preek maar we zullen ook andere passages bespreken:

    • 2 maal wordt er een profetie uitgesproken dat de Heilige Geest over Maria en over de apostelen zal komen en dat beide groepen kracht zullen ontvangen:
      • In Lukas 1:35 wordt dit omschreven als: “De Heilige Geest zal op u neerdalen, en de kracht van den Allerhoogste zal u overschaduwen.” (CV)
      • In Handelingen 1:8 staat: “Maar wanneer de heilige Geest over jullie komt, zullen jullie kracht ontvangen en van mij getuigen in Jeruzalem, in heel Judea en Samaria, tot aan de uiteinden van de aarde.” (NBV)
    • 2 maal zien we als reactie complete gehoorzaamheid, het zich volledig overgeven aan de Heer:
      • In Lukas 1:38 staat: “Maria zei: ‘De Heer wil ik dienen: laat er met mij gebeuren wat u hebt gezegd.’” (NBV)
      • In Handelingen 1:12-14 staat: “Daarop keerden de apostelen van de Olijfberg terug naar Jeruzalem. Deze berg ligt vlak bij de stad, op een sabbatsreis afstand. Toen ze in de stad waren aangekomen, gingen ze naar het bovenvertrek waar ze verblijf hielden: Petrus en Johannes, Jakobus en Andreas, Filippus en Tomas, Bartolomeüs en Matteüs, Jakobus, de zoon van Alfeüs, en Simon de IJveraar en Judas, de zoon van Jakobus. Vurig en eensgezind wijdden ze zich aan het gebed, samen met de vrouwen en met Maria, de moeder van Jezus, en met zijn broers.” (NBV)
    • 2 maal komt de Heilige Geest als een reactie op deze toewijding, deze gehoorzaamheid:
      • (Want) we lazen al in Lukas 1:38 dat “Maria zei: ‘De Heer wil ik dienen: laat er met mij gebeuren wat u hebt gezegd.’” (NBV) Als gevolg “bleek ze zwanger te zijn door de heilige Geest” (Matteüs 1:18b, NBV); “het kind dat ze droeg was verwekt door de heilige Geest” (naar Matteüs 1:20b, NBV).
      • In Handelingen 2:1-4 staat: “Toen de dag van het Pinksterfeest aanbrak waren ze allen bij elkaar. Plotseling klonk er uit de hemel een geluid als van een hevige windvlaag, dat het huis waar ze zich bevonden geheel vulde. Er verschenen aan hen een soort vlammen, die zich als vuurtongen verspreidden en zich op ieder van hen neerzetten, en allen werden vervuld van de heilige Geest en begonnen op luide toon te spreken in vreemde talen, zoals hun door de Geest werd ingegeven.” (NBV)
    • 2 maal komt er een negatieve reactie van buitenaf: bespotting (of erger): Maria was zogezegd "onwettelijk" zwanger voor het huwelijk en de apostelen waren zogezegd "dronken vanwege wijn"
      • In Mattheus staat dit duidelijker vermeld dan in Lukas. We lezen in Mattheus 1:18-19a: “De afkomst van Jezus was als volgt. Toen zijn moeder Maria al was uitgehuwelijkt aan Jozef maar nog niet bij hem woonde, bleek ze zwanger te zijn van de heilige Geest. Haar man Jozef, die een rechtschapen man was, wilde haar niet in opspraak brengen.” (NBV)
      • In Handelingen 2:13b staat: “Sommigen zeiden spottend: ‘Ze zullen wel dronken zijn.’” (NBV)

    Vanwege haar zogezegde “onwettelijke” zwangerschap had Maria het risico om van overspel beticht te worden en als ontrouwe hoer uitgescholden te worden en gestenigd te worden. Jozef, haar verloofde, had volgens de Joodse Wet het recht om haar te laten stenigen vanwege haar zogezegde “onwettelijke” zwangerschap (Deuteronomium 22:20-21). Maar, staat er in Mattheus, “Haar man Jozef, die een rechtschapen mens was, wilde haar niet in opspraak brengen [m.a.w. hij wilde niet dat ze gestenigd zou worden] en dacht erover haar in het geheim te verstoten.” (Mattheus 1:29, NBV) Dit toont ons wat een goed man Jozef was, aangezien hij haar genade wou betonen. Maar, buiten steniging, was de kans dus ook heel reëel dat Maria haar verloofde zou verliezen.

    Maria was niet naïef. Zij wist dat al deze pijnlijke dingen mogelijk waren en zelfs zeer waarschijnlijk zouden gebeuren, maar de genade van God, door de Heilige Geest gaf haar de kracht om met moed deze taak van zwangerschap, bespotting, doodsbedreigingen, eenzaamheid en bevalling aan te vatten. Dit alles gebeurde “niet door eigen kracht of macht (…) maar met de hulp van Zijn Geest” (naar Zacharia 4:6, NBV). De Heilige Geest gaf aan haar de kracht.

    Zijn wij, net als Maria, ook zo vervuld door de Heilige Geest dat we geloven dat het onmogelijke zich zal manifesteren in ons leven? Zullen we, in moeilijke tijden, vasthouden aan Gods woord; aan Gods beloftes? Zullen we vasthouden en doorzetten door bespotting heen? Zullen we vasthouden en doorzetten als mensen ons dronken, krankzinnig, raar,... vinden? Dat zijn vragen die ieder van ons zichzelf behoort te stellen. Wij hoeven het niet voor onszelf op te nemen maar God zal dit wel doen. God nam het immers op voor Maria. Jozef dacht dat ze overspel gepleegd had maar een engel kwam naar hem toe en maakte Jozef duidelijk dat het zo niet zat. De engel zei: “Jozef, zoon van David, wees niet bang je vrouw Maria bij je te nemen, want het kind dat ze draagt is verwekt door de heilige Geest.” (Mattheus 1:20, NBV)

    • 2 maal komt er op bovennatuurlijke wijze nageslacht uit voort, namelijk Jezus en geestelijke kinderen:
      • Wat betreft Jezus: “De Heilige Geest zal op u [Maria] neerdalen, en de kracht van den Allerhoogste zal u overschaduwen; daarom ook zal wat uit u wordt geboren, heilig zijn, en de Zoon van God worden genoemd.” (Lukas 1:35, CV) en verder staat er geschreven in Lukas 2:6-7a: “Terwijl ze daar waren, brak de dag van haar bevalling aan, en ze bracht een zoon ter wereld, haar eerstgeborene.” (NBV)
      • Wat betreft geestelijke kinderen: “Degenen die zijn [Petrus’] woorden aanvaardden, lieten zich dopen; op die dag breidde het aantal leerlingen zich uit met ongeveer drieduizend.” (Handelingen 2:41, NBV) en “De Heer breidde hun aantal dagelijks uit met mensen die gered wilden worden.” (Handelingen 2:47, NBV)

    De verwekking van Jezus gebeurde niet door eigen kracht, zoals er geschreven staat in Jesaja 7:14: ‘Daarom geeft de Heer zelf u een teken: Zie, de maagd zal ontvangen, en een zoon baren; zij zal hem noemen: “God-met-ons”’ (CV). Ook werden de geestelijke zonen niet toegevoegd aan de gemeente van Jeruzalem door de kracht van de gemeenteleden, zoals geschreven staat: “De Heer breidde hun aantal dagelijks uit met mensen die gered wilden worden.” (Handelingen 2:47, NBV) en “Wie hem [Jezus] wel ontvingen en in zijn naam geloven, heeft hij het voorrecht gegeven om kinderen van God te worden. Zij zijn niet op natuurlijke wijze geboren, niet uit lichamelijk verlangen of uit de wil van een man, maar uit God.” (Joh 1:12-13, NBV)

    Mag de Heilige Geest ook zo op een vruchtbare wijze in ons wonen? Mag de Heilige Geest vruchtbaar zijn in ons? De bekende Rooms-Katholieke aartsbisschop Fulton Sheen zei het als volgt (ik parafraseer): ‘De Engel Gabriël vroeg aan Maria: "Zal jij God een Man schenken?" Hetzelfde wordt ook aan ons gevraagd bij onze doop: "Zal jij God een man [of vrouw] schenken?". De man [of vrouw] die wij God mogen schenken is onzelf.’ Ik zou nog willen toevoegen bij broeder Sheen dat dit verder ook kan geïnterpreteerd worden als verwijzend naar onze geestelijke kinderen. Zullen wij God vele kinderen schenken? Zijn wij, net zoals Maria, in verwachting? Zijn wij in verwachting van vele geestelijke zonen en dochters?

    Kan de Heilige Geest ons zo gebruiken? Zullen we leven vanuit Zijn kracht? Als wij, zoals Maria, zeggen: “mij geschiedde naar uw woord”, dan zal God het voor ons opnemen. Hij zal ons beschermen als wij ons volledig overgeven aan Zijn wil. Laten wij ons focussen op het doen van Gods wil.

    Dit waren enkele van mijn eenvoudige overdenkingen over het leven van Maria en de apostelen en hoe de Heilige Geest in hen allen werkte. Nu is het aan ons. We kunnen Maria navolgen zoals zij de Heer en haar Zoon navolgde. We kunnen dit doen door ons in gehoorzaamheid open te stellen voor de verrassing van godswege; de plotse werking van de Heilige Geest. Door de Heilige Geest te gehoorzamen, kunnen we Jezus gehoorzamen. Het is zoals Maria, gevuld met de Geest van wijsheid, besloot: “Wat Hij ook zegt, doe dat” (Johannes 2:5).

    God heeft ons allemaal een vrije wil gegeven. Dit leerde Jezus.[1] Dit leerde de vroegste Kerk ook.[2]  Laten we er dus steeds voor kiezen om God altijd lief te hebben, steeds gehoorzaam en bruikbaar te zijn voor Hem en steeds vervuld te zijn met Zijn Heilige Geest! Amen!

    Gepreekt in Evangelische gemeente Pniël (Balen) op 28 mei 2023.

    [1] Matteüs 23:37, Johannes 5:40.

    [2] Een greep uit de vroegere kerkvaders: Ignatius van Antiochië, Aan de Magnesiërs, 5 (langere versie); Justinus de Martelaar, Eerste Apologie, 43; Irenaeus van Lyons, Tegen de Ketterijen, 4.37.2. Een latere bron: Johannes Chrysostomos, Homilieën over Romeinen 10. Samenvattende bronnen: Lyman Beecher, Views in Theology (Cincinnati: Truman and Smith, 1836), 54-57 en Gustav Friedrich Wiggers, An Historical Presentation of Augustinism and Pelagianism (Texas: OpenAirOutreach, 2011), 299-326.


    Categorie:Preken
    14-05-2023
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Over Hulp die we mogen verwachten van de Heilige Geest

    Voordienst: Johannes 3:5-8, Titus 3:4-7, Romeinen 5:5.

     

    [Hier kan u naar de preek luisteren: https://www.mixcloud.com/emmanuelhaacht/2019-07-21-over-hulp-die-we-mogen-verwachten-van-de-heilige-geest-door-tom-torbeyns/]

    De vraag voor vandaag is: “Wat kunnen we, volgens de Bijbel, van de Heilige Geest verwachten?” Met andere woorden: wat dòèt de Heilige Geest in de Bijbel? Zo kunnen we leren uit de Bijbel hoe de Heilige Geest ook ons helpt.

    OUDE TESTAMENT

    Vanaf het begin van het Oude Testament zien we dat de Heilige Geest al getuige was van en intiem verbonden was met de schepping. We lezen namelijk in Genesis 1:2: “Maar de aarde was nog ongeordend en leeg; over de wereldzee heerste duisternis, en Gods Geest zweefde over de wateren” (CV).

    DE HEILIGE GEEST OPENBAART

    In het Oude Testament waren er ook al mensen die verbonden waren met God via Zijn Heilige Geest. Zij werden toegerust door de Heilige Geest. We lezen bijvoorbeeld in Exodus 31:1-5: “Daarna sprak Jahweh tot Moses: Zie, Ik heb Besalel, den zoon van Oeri, zoon van Choer, uit de stam van Juda uitverkoren en hem met Gods geest vervuld: met wijsheid en inzicht, met kennis en vaardigheid: om ontwerpen te maken en uit te voeren in goud, zilver en brons, om edelstenen te graveren en te zetten, om hout te bewerken; kortom voor elk soort van werk.” (Exodus 31:1-5, CV) Door de Heilige Geest kregen ze dus inzicht in handwerk. Verder werden ze door de Heilige Geest bekwaam gemaakt voor bestuursfuncties. Zo lezen we bijvoorbeeld in Rechters 3:9-11: “Maar zodra de Israëlieten tot Jahweh riepen, deed Jahweh een redder opstaan, om hen te bevrijden, namelijk Otoniёl, den zoon van Kenaz, den jongeren broer van Kaleb. De geest van Jahweh rustte op hem en hij was rechter over Israël. En toen hij ten strijde trok, leverde Jahweh Koesjan-Risjatáim, den koning van Edom, in zijn hand, zodat hij Koesjan-Risjatáim overwon. En gedurende veertig jaar genoot het land rust” (CV). Ook konden ze dromen uitleggen en kregen ze zo bestuursfuncties dankzij de Heilige Geest: “En Farao sprak tot zijn hovelingen: Zou er een man zijn te vinden, in wien Gods geest is als in hem? En Farao zeide tot Josef: Nu God u dat alles heeft geopenbaard, is er niemand zo verstandig en kundig als gij. Ge zult dus niet enkel mijn huis besturen, maar heel het volk zal aan uw bevel gehoorzamen, en alleen door mijn troon zal ik boven u staan. En Farao vervolgde tot Josef: Hiermee stel ik u aan over heel het land van Egypte!” (Genesis 41:38-41, CV) en vele jaren later kreeg de profeet Daniël dat hij “bij machte was alle mogelijke visioenen en dromen uit te leggen” (Daniël 1:17b, NBV). Nadat hij een droom had uitgelegd door toedoen van de Heilige Geest: “overlaadde de koning Daniël met eer, gaf hem vele kostbare geschenken, en stelde hem aan tot bestuurder van heel de provincie van Babel, en tot opperste leider van al de wijzen van Babel” (Daniël 2:48b, CV). Wij mogen ook verwachten dat we de juiste uitleg voor openbaringen en visioenen zullen krijgen. We zien dus dat de Heilige Geest vanaf het begin helpt door uitleg te verschaffen voor dromen waarvan de interpretatie boven het menselijke kunnen gaat. Ook in de profetische geschriften lezen we hoe de Heilige Geest individuen met bovennatuurlijke visioenen, openbaringen en profetieën inspireert. Hij doet dit ook nog steeds in het Nieuwe Testament. Bijvoorbeeld in Openbaring 21:10 schrijft Johannes: “In geestverrukking voerde hij mij weg op een grote en hoge berg. En hij toonde mij de heilige Stad, Jerusalem, neerdalend van God uit de hemel” (CV). Al deze verhalen zijn voor òns geschreven als stichtend voorbeeld, bemoediging en inspiratie. Ook wij mogen verwachten dat we openbaringen en visioenen zullen krijgen en de juiste interpretatie van dromen voor specifieke situaties. Dit zou een methode kunnen zijn waardoor de Heer jou wil gebruiken om anderen te bereiken met het goede nieuws van het evangelie. We mogen op een geestelijke gezonde manier openstaan voor Zijn inspiratie.

    NIEUWE TESTAMENT

    DE HEILIGE GEEST LEERT ONS DAT WIJ, HEIDENEN, OOK GERED KUNNEN WORDEN

    Sinds Christus zijn taak volbracht heeft op de aarde geldt: “Het [mysterie van Christus] is onder vorige generaties niet aan de mensen onthuld, maar nu door de Geest geopenbaard aan zijn heilige apostelen en profeten: de heidenen delen door Christus Jezus ook in de erfenis, maken deel uit van hetzelfde lichaam en hebben ook deel aan de belofte, op grond van het evangelie” (Efeziërs 3:5-6, NBV). Nu leert de Heilige Geest ons door Zijn apostelen en profeten dat wij, de heidenen allen gered kunnen worden. Zoals Paulus ook schreef: “Hij heeft mij bestemd voor de heilige dienst van Christus Jezus onder de heidenen, om het evangelie van God te bedienen, om Hem de heidenen aan te bieden als een welkome gave, geheiligd door de heilige Geest” (Romeinen 15:16, WB). We mogen gered en geheiligd worden door de Heilige Geest, want

    DE HEILIGE GEEST IS VAN IN HET BEGIN VAN ONZE BEKERING BIJ ONS

    De Heilige Geest ligt aan de grond van onze wedergeboorte. De Heilige Geest ligt aan de grond van ons christen worden en zonder uit Hem geboren te worden kunnen we zelfs geen christen worden: “Jesus antwoordde: Voorwaar, voorwaar Ik zeg u: Zo iemand niet geboren wordt uit water en Geest, kan hij niet ingaan in het koninkrijk Gods. Wat uit het vlees is geboren, is vlees; en wat uit den Geest is geboren, is geest. – Verwonder u niet, omdat Ik u zeide: Gij moet opnieuw worden geboren. De wind waait, waar hij wil, en ge hoort zijn gesuis; maar ge weet niet, vanwaar hij komt en waarheen hij gaat; zó gaat het iedereen, die uit den Geest is geboren” (Johannes 3:5-8, CV). Bij onze wedergeboorte vernieuwt de Heilige Geest ons helemaal (Titus 3:5b). De Heilige Geest wordt in het begin bij onze bekering door God in ons gelegd: “Dan geef ik u een nieuw hart, en stort een nieuwe geest in uw binnenste, verwijder het stenen hart uit uw lichaam, en geef ik u een hart van vlees” (Ezechiël 36:26, CV) en “In Hem [Jezus] hebt ook u het woord van de waarheid gehoord, het evangelie van uw redding; in Hem bent u ook tot het geloof gekomen; u bent verzegeld met de beloofde heilige Geest” (Efeziërs 1:13, WB). Dus kunnen we met zekerheid stellen dat wij, als wij ons waarlijk bekeerd hebben - en nog steeds bekeerd zijn -, de Heilige Geest in ons wonen hebben. “Welnu, gij zijt niet in het vlees, maar gij zijt in de geest, omdat de Geest van God in u woont; wie toch den Geest van Christus niet heeft, behoort Hem niet toe” (Romeinen 8:9, CV).

    DE HEILIGE GEEST VERBINDT ONS MET GOD EN MET ELKAAR EN GETUIGT VAN ONS

    De Heilige Geest woont dus in ons - als we bekeerd zijn -. Hieruit volgt logischerwijze dat de Heilige Geest ons met God verbindt; de Heilige Geest maakt de verbinding tussen onze geest en Gods Geest en Hij leert ons alle waarheid. Hoe weten we dit? Vanwege de liefde van de Vader die we via de Heilige Geest krijgen en vanwege Zijn getuigenis: “Deze hoop zal niet worden beschaamd, omdat Gods liefde in ons hart is uitgegoten door de heilige Geest, die ons gegeven is” (Romeinen 5:5, NBV). “De Geest zelf getuigt met onze geest, dat we kinderen zijn van God” (Romeinen 8:16, CV). Verder is het ook zo dat de Heilige Geest ons met elkaar verbindt (zoals we kunnen lezen in 2 Korinthe 13:14) en getuigt van elkaar dat we christenen zijn: “De Geest zelf getuigt met onze geest, dat we kinderen zijn van God” (Romeinen 8:16, CV).

    DE HEILIGE GEEST GETUIGT VAN JEZUS

    Belangrijker dan dat de Heilige Geest van ons getuigt is dat de Heilige Geest van Jezus getuigt.

    “Ook de Geest legt getuigenis af; want de Geest is waarheid” (1 Johannes 5:6b, CV).

    “Maar wanneer de Helper komt, dien Ik [= Jezus] u van den Vader zal zenden, de Geest der waarheid, die uitgaat van den Vader, dan zal Hij van Mij [= Jezus] getuigen” (Johannes 15:26, CV).

    Dus

    DE HEILIGE GEEST HELPT ONS OM RECHTSTREEKS OF DOOR WONDEREN TE GETUIGEN OVER JEZUS

    In het volgende vers staat er namelijk dat ook Jezus’ discipelen moeten getuigen: “Maar ook gij moet getuigen, omdat gij van de aanvang af bij Mij zijt geweest” (Johannes 15:27, CV).

    “Maar de Helper, de Heilige Geest, dien de Vader zal zenden in mijn naam, Hij zal u alles leren en alles u in herinnering brengen, wat Ik u heb gezegd” (Johannes 14:26, CV).

    “Wanneer ze jullie voor de synagogen en de autoriteiten en het gerecht slepen, vraag je dan niet bezorgd af hoe of waarmee je je moet verdedigen of wat je moet zeggen, want de heilige Geest zal jullie op dat moment ingeven wat je moet zeggen” (Lukas 12:11-12, NBV).

    De Heilige Geest herinnert ons dus aan de woorden die Jezus gesproken heeft en Hij leert ons wat we moeten weten en wat we moeten zeggen.

    “De Geest des Heren rust op Mij; want Hij heeft Mij gezalfd, Om aan armen de blijde boodschap te brengen. Hij heeft Mij gezonden, Om aan gevangenen verlossing, Aan blinden genezing te verkondigen; Om verdrukten in vrijheid te stellen, Om aan te kondigen het genadejaar van den Heer” (Lukas 4:18-19, CV).

    Dit betekent ook dat de Heilige Geest door ons heen niet alleen woorden wil spreken maar ook concrete wonderen zoals genezing en bevrijding wil bewerkstelligen. Jezus zei bijvoorbeeld zelf: “Maar zo Ik door Gods Geest de duivels uitdrijf, dan is ook het koninkrijk Gods onder u gekomen” (Matteus 12:28, CV). En over ons zei Hij: “Waarachtig, ik verzeker jullie: wie op mij vertrouwt zal hetzelfde doen als ik, en zelfs meer dan dat, ik ga immers naar de Vader. En wat jullie dan in mijn naam vragen, dat zal ik doen, zodat door de Zoon de grootheid van de Vader zichtbaar wordt. Wanneer je iets in mijn naam vraagt, zal ik het doen” (Johannes 14:12-14, NBV). Verder zei Paulus: “Want ons Evangelie is niet tot u gekomen door woord alleen, maar ook met kracht, met den Heiligen Geest, en met grote beslistheid; gij weet toch nog wel, hoe we om uwentwil onder u zijn opgetreden” (1 Tessalonicenzen 1:5, CV).

    DE HEILIGE GEEST LEERT ONS

    “Maar gíj hebt de Zalving [= de Heilige Geest] van den Heilige, en allen bezit gij kennis. Ik schrijf u dan ook niet, omdat gij de waarheid niet kent, maar omdat ge haar wèl kent, en weet, dat geen leugen deel uitmaakt van de waarheid. (…) Wat toch uzelf betreft: in u blijft de Zalving, die gij van Hem ontvangen hebt; gij hebt dus niet nodig, dat iemand u leert. Maar juist zoals zijn Zalving [= Zijn Heilige Geest] het u leert, zó is dat alles ook waar en geen leugen. Blijft in Hem zoals Zij het u heeft geleerd” (1 Johannes 2:20-21, 27-28, CV).

    En zoals ik al eerder aanhaalde:

    “Maar de Helper, de Heilige Geest, dien de Vader zal zenden in mijn naam, Hij zal u alles leren en alles u in herinnering brengen, wat Ik u heb gezegd” (Johannes 14:26, CV). Dus geen nieuwe dwaalleringen, geen leugens maar het betrouwbare fundament van de oorspronkelijke waarheid, leert Hij ons!

    DE HEILIGE GEEST HELPT ONS BIJ HET BIDDEN EN HIJ PLEIT VOOR ONS

    De Heilige Geest helpt ons bij het bidden en wil ons hier zelfs in leiden: “Maar u, geliefde broeders en zusters, moet uw leven bouwen op het fundament van uw zeer heilige geloof. Laat u bij het bidden leiden door de heilige Geest, houdt vast aan Gods liefde, en ziet uit naar de barmhartigheid van onze Heer Jezus Christus, die u het eeuwige leven zal schenken.” (Judas 1:20-21, NBV).

    Hij helpt ons bij het bidden en Hij pleit voor ons naar Gods wil: “Evenzo komt de Geest onze zwakheid te hulp. Want wij weten niet eens hoe wij behoren te bidden, maar de Geest zelf pleit voor ons met onuitsprekelijke verzuchtingen. En Hij die de harten doorgrondt, weet wat de Geest bedoelt, want Hij pleit voor de heiligen naar Gods bedoeling” (Romeinen 8:26-27, WB). Dit is best bemoedigend als we niet het meest creatief zijn en niet weten hoe wij behoren te bidden.

    DE HEILIGE GEEST BRENGT DE GOEDE VRUCHT TEWEEG IN ONS LEVEN:

    “Want het koninkrijk van God is geen zaak van eten en drinken, maar van gerechtigheid, vrede en vreugde door de heilige Geest” (Romeinen 14:17, NBV). Ook leert 1 Tessalonicenzen 1:6 ons dat de heilige Geest ons vreugde geeft.

    “Moge God, die ons hoop geeft, u in het geloof geheel en al vervullen met vreugde en vrede, zodat uw hoop overvloedig zal zijn door de kracht van de heilige Geest” (Romeinen 15:13, NBV).

    “Maar de vrucht van de Geest is liefde, vreugde, vrede, geduld, vriendelijkheid, goedheid, vertrouwen, zachtmoedigheid, zelfbeheersing” (Galaten 6:22-23a, WB).

    Vreugde en vrede zie ik in al deze teksten terugkeren. We mogen dus leven in de vreugde en de vrede die de Heilige Geest ons geeft.

    SLOT

    Zoals ik in het begin al zei: de Heilige Geest wordt in het begin van onze bekering in ons gelegd: “Dan geef ik u een nieuw hart, en stort een nieuwe geest in uw binnenste, verwijder het stenen hart uit uw lichaam, en geef ik u een hart van vlees” (Ezechiël 36:26, CV). Wat we hieruit kunnen leren is dat we de Heilige Geest altijd om hulp mogen vragen en dat Hij ons altijd bijstaat. Voorts staat er: “Mijn geest zal Ik in uw binnenste uitstorten, en maken, dat gij naar mijn wetten leeft, en mijn geboden nauwkeurig onderhoudt” (Ezechiël 36:27, CV). De Heilige Geest zorgt er dus voor dat we God gehoorzamen. Hij staat aan het begin van onze bekering en wedergeboorte van verloren zondaars tot geredde heiligen. Laat ons dus volhouden met op Hem te vertrouwen, ons volledig aan Hem toe te vertrouwen en ons te laten leiden door de Geest. Zo vallen we niet terug in oude zonden. Zoals Paulus schreef: “Ik zeg u dus: laat u leiden door de Geest, dan bent u niet gericht op uw eigen begeerten” (Galaten 5:16, WB).

    Hij sterkt ons vertrouwen, hoop, liefde, vreugde en vrede. Laten we ons dus laten leiden, bemoedigen, vertroosten, leren en gebruiken door de Heilige Geest. “Wanneer de Geest ons leven leidt, laten we dan ook de richting volgen die de Geest ons wijst” (Galaten 5:25, NBV). Focus steeds op de Heilige Geest, verwacht alle hulp van Hem en laat je steeds door Hem leiden, inspireren en vertroosten. Amen!

    Deze preek werd oorspronkelijk gepreekt op 21 juli 2019. Bovenstaande tekst is een vereenvoudigde en verbeterde versie die werd gepreekt in Evangelische gemeente Pniël (Balen) op 14 mei 2023.


    Categorie:Preken
    30-04-2023
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Hoe God de Vrouw Eer geeft: deel 2 – vervolg

    Vorige keer spraken we over het feit dat God de vrouw eer geeft, doorheen het Oude Testament door ons keer op keer te wijzen op het huwelijksideaal. De Heere Jezus wees zijn aanhoorders ook keer op keer op dit ideaal van het huwelijk.

    Om dit te doen, verwees Hij, net zoals ik vorige keer heb gedaan, ook naar het begin van Genesis: “(‘…) Maar vanaf het begin van de schepping heeft Hij hen mannelijk en vrouwelijk gemaakt. Daarom zal een mens [een man] zijn vader en moeder verlaten en zich hechten aan zijn vrouw, en die twee zullen één zijn. Ze zijn dus niet meer twee, maar één. Dus: Wat God heeft verbonden, moet de mens niet scheiden.’ Thuisgekomen vroegen de leerlingen Hem opnieuw hierover. Hij zei hun: ‘Wie zijn vrouw verstoot en met een ander trouwt, pleegt echtbreuk tegenover haar, en als zij haar man verstoot en met een ander trouwt, pleegt zij echtbreuk” (Marcus 10:6-12). Jezus verwijst dus naar het oorspronkelijke “zeer goede” huwelijksbeeld waarin man en vrouw als getrouwd samen door het leven gaan. Beiden moeten zich houden aan het huwelijksverbond dat zij gesloten hebben voor God. Zowel man als vrouw kunnen zich veilig en geborgen voelen in het verbond van het huwelijk. Dit verbond geldt voor het leven. 

    In het Bijbelboek Ruth gaf Boaz de weduwe Ruth eer door met haar te trouwen. God geeft eer aan de vrouw door de man vanwege haar te zegenen: “Wie een vrouw vindt, vindt het geluk en krijgt de gunst van de HEER” (Spreuken 18:22). Boaz werd dus door God gezegend omdat hij met Ruth trouwde.

    Ruth was een Moabietische vrouw. Moab stond bekend als een zeer goddeloos volk van afgodendienaars en seksueel losbandigen. Toch wisten Ruth en Boaz dat Gods ideaal voor de vrouw niet seksuele losbandigheid was maar het huwelijk waarin de vrouw veilig en geborgen bij één man is voor het leven.

    Van wie zou Boaz dit geleerd hebben? Misschien van zijn moeder? Wie was de moeder van Boaz? Weet iemand dit? “Salmon was de vader van Boaz en Rachab was zijn moeder. Boaz was de vader van Obed en Ruth was zijn moeder” (Matteüs 1:5, zie ook 1 Kronieken 2:11-12, Ruth 4:20-21, Lukas 3:32). De moeder van Boaz was dus een zekere Rachab die jullie misschien wel kennen...

    Rachab was een hoer die zich bekeerde van haar hoererij tot verbondstrouw met Jahweh onze God. Zij vluchtte uit de stad Jericho en verbleef bij de Israëlieten in het land Israël (Jozua 6:16-25). Zij wordt beschreven als een vrouw in verbond met [of geloof in] Jahweh, in tegenstelling tot diegenen die geen verbond hadden met [of geloof hadden in] Jahweh (Hebreeën 11:31). Zij behoort dus tot de geloofshelden of de verbondshelden van Hebreeën hoofdstuk 11.

    Rachab was onrechtvaardig maar zij werd gerechtvaardigd door haar verbond met Jahweh en door haar goede daden die overeenkwamen met haar bekering en haar verbond. Als mannen en vrouwen moeten onze daden overeenkomen met een ware bekering van onze zondige levensstijlen naar het houden van onze huwelijksgeloften, net zoals Rachab dit deed. Rachab werd namelijk eerst trouw aan God en daardoor ook trouw aan haar echtgenoot. Zien jullie dat het verbond dat zij had met Jahweh doorvloeide naar de praktijk van haar dagelijks leven of dat dat verbond anders maar lege praat was en geen werkelijkheid?

    Het verbond dat zij beleed was geen lege praat maar het werd omgezet in goede daden waardoor zij gerechtvaardigd werd (Jakobus 2:25). Of zoals Jakobus het zo duidelijk stelde: “Het is duidelijk dat een mens door daden wordt gerechtvaardigd en niet alleen door geloof. Werd ook de hoer Rachab niet gerechtvaardigd vanwege haar daden, omdat zij de spionnen in haar huis opnam en langs een andere weg liet vertrekken? Zoals het lichaam dood is zonder de ziel, zo is ook geloof zonder daden dood” (Jakobus 2:24-25 en vers 26 NBV2007). Of zoals Jakobus nog iets daar voor duidelijk stelde: “Broeders en zusters, wat heeft het voor zin als iemand zegt te geloven, maar hij handelt er niet naar? Zou dat geloof hem soms kunnen redden? (…) Zo is het ook met geloof: als het zich niet daadwerkelijk bewijst, is het dood” (Jakobus 2:14,17 NBV2007).

    Natuurlijk vormde de maagdelijke zwangerschap van Maria de uitzondering want, in tegenstelling tot Rachab, was zij compleet onschuldig; compleet zuiver. Zij had zeker geen seksuele omgang gehad met een man. Maar dit verhaal kunnen wij zelfs breder interpreteren door te zeggen dat God het opneemt voor het zwangere tienermeisje en haar beschermt. Want als voorbeeld voor ons liet Hij in een droom een engel verschijnen aan Jozef die hem waarschuwde om haar niet te verstoten en hem toestond met haar te trouwen (Matteüs 1:20-21). Jonge mannen mogen kiezen om aan meisjes die wél in de fout zijn gegaan, toch de weg van vergeving, verzoening, herstel en geborgenheid aan te bieden.

    Door de maagdelijke zwangerschap van Maria krijgt de vrouw misschien wel de grootste eer en het grootste herstel want waar Eva het menselijke geslacht in het verderf stortte, door de woorden van satan te verwezenlijken, bracht Maria herstel, door Jezus Christus het Woord van God te baren, onze Redder die ons van het verderf redt.

    Hoe geeft God nog eer aan de vrouw? Door de geboorte van Jezus krijgen Zijn menselijke voorouders eer. We zien hier de volgende vrouwen: Tamar die zich voordeed als een hoer en zo haar schoonvader verleidde (vers 2, Genesis 38), Rachab de hoer (vers 5), Ruth de Moabietische weduwe (vers 5) en Batsheba de vrouw van Uria (vers 6). Over deze laatste kunnen we zeggen dat zij een onkuise relatie had met koning David en haar echtgenoot werd door David ter dood gebracht waarna zij de vrouw van David werd. God herstelde haar in ere door haar de koningin-moeder te maken van koning Salomo (2 Samuel 11-13). Deze laatste twee vrouwen: Ruth en Batsheba werden dus naar het huwelijksideaal van God geleid.

    Ook de overspelige vrouw werd door Jezus in eer hersteld nadat Hij de zelfrechtvaardige schriftgeleerden en farizeeërs ten schande had gemaakt: “Jezus keek op en vroeg haar: ‘Waar zijn ze gebleven, vrouw? Heeft niemand u veroordeeld?’ ‘Nee Heer, niemand’, antwoordde ze. Waarop Jezus zei: ‘Ik veroordeel u ook niet. Ga nu maar, en zondig voortaan niet meer’” (Johannes 8:10-11). Wel werd zij dus streng terechtgewezen. Zij werd dus ook gewezen van haar zonde; of van haar overspel tot Gods huwelijksideaal.

    Lukas 7:36-50 beschrijft het verhaal van de zondige vrouw die Jezus kwam zalven. Zij was waarschijnlijk een hoer. De Heere Jezus gaf haar eer en maakte de zelfrechtvaardige farizeeër ten schande: “Daarop keerde Hij zich om naar de vrouw en zei tegen Simon: ‘Ziet u deze vrouw? Ik kwam uw huis binnen. Water voor mijn voeten hebt u Me niet gegeven, maar zij heeft met tranen mijn voeten nat gemaakt en ze met haar haren afgedroogd. Een kus hebt u Me niet gegeven, maar zij heeft sinds Ik hier binnenkwam onophoudelijk mijn voeten gekust. Mijn hoofd hebt u niet met olie gezalfd, maar zij heeft mijn voeten gezalfd met balsem. Daarom zeg Ik u dat haar vele zonden vergeven zijn, getuige haar grote liefde. Maar wie weinig wordt vergeven, heeft weinig liefde. Tegen haar zei Hij: ‘Uw zonden zijn u vergeven.’ De andere gasten zeiden toen onder elkaar: ‘Wie is deze man, die zelfs zonden vergeeft?’ Tegen de vrouw zei Hij: ‘Uw vertrouwen is uw redding. Ga in vrede’” (vers 44-50). Haar zonden werden haar vergeven en ze werd in eer hersteld vanwege haar verbondstrouw aan en liefde voor Jezus. Haar liefde en trouw tegenover Jezus zijn een voorbeeld voor ons allemaal.

    Jezus voegde nog iets toe aan de eer die Hij haar gaf: “Ik verzeker jullie, waar ook ter wereld deze goede boodschap verkondigd wordt, daar zal ook ter herinnering aan haar verteld worden wat zij gedaan heeft” (Matteüs 26:13), zoals ik vandaag aan het doen ben.

    Jezus zei verder: “Voorwaar, Ik zeg u: de tollenaars en de hoeren gaan u voor in het koninkrijk van God. Want Johannes is tot u gekomen in de weg van de gerechtigheid en u hebt hem niet geloofd; de tollenaars en de hoeren echter hebben hem geloofd; hoewel u dit echter hebt gezien, hebt u later ook geen berouw gehad om hem te geloven” (Matteüs 21:31b-32, Telos-vertaling).

    Ook verscheen Jezus als eerste aan Maria van Magdala. Zij was misschien wel deze zondige vrouw of hoer met de balsem maar we weten wel zeker dat zij een voormalig bezetene vrouw was die Jezus financieel onderhield en met Hem en de twaalf meereisde (Lukas 8:1-3). We lezen uit het evangelie van Johannes hoofdstuk 20: “Op de eerste dag van de week ging Maria van Magdala, in alle vroegte, terwijl het nog donker was, naar het graf en zag dat de steen voor de opening van het graf was weggehaald. (…) [We slaan enkele verzen over en lezen verder vanaf vers 11:] Maria echter stond buiten bij het graf te huilen. En terwijl ze zo huilde, wierp ze een blik in het graf en zag daar twee in het wit geklede engelen zitten, de een aan het hoofdeinde, de ander aan het voeteneinde van de plaats waar Jezus had gelegen. Ze spraken haar aan: ‘Waarom huilt u zo?’ Ze antwoordde: ‘Ze hebben mijn Heer weggehaald en ik weet niet waar ze Hem hebben neergelegd!’ Na deze klacht keerde ze zich om en zag Jezus staan, maar ze wist niet dat het Jezus was. Jezus vroeg: ‘Waarom huilt u zo? Zoekt u iemand?’ In de mening dat het de tuinman was zei ze: ‘Heer, als u het bent die Hem hebt weggenomen, zeg me dan waar u Hem hebt neergelegd; dan kan ik Hem laten halen.’ Jezus zei: ‘Maria!’ Ze keerde zich nu naar Hem toe en zei: ‘Rabboeni!’ (Dat is het Hebreeuws voor: meester.) ‘Houd Me niet vast’, zei Jezus. ‘Ik moet nog opstijgen naar de Vader. Ga liever naar mijn broeders en zeg hun: “Ik stijg op naar mijn Vader die ook jullie Vader is, naar mijn God die ook jullie God is.”’ Daarop ging Maria van Magdala aan de leerlingen verkondigen: ‘Ik heb de Heer gezien’, en ze vertelde hun wat Hij tegen haar gezegd had” (Johannes 20:1, 11-18). Zij kreeg dus de grote eer om als eerste getuige te zijn van de opgestane Christus, hierdoor krijgt zij in de latere kerkgeschiedenis de titel “apostel van de apostelen”. Vrouwen kregen de eer om als eerste van Jezus’ opstanding te getuigen (Matteüs 28:1-10). In het kort: Jezus gaf een grote, onverdiende eer aan een voormalig zondige of bezetene vrouw en ook deed Hij het oude Joodse idee dat de getuigenis van een vrouw niets waard was teniet.

    De vrouw krijgt zelfs de eer een beeld van de universele Kerk te zijn in Efeziërs 5:32 en in Openbaringen 19:7-8. Hoewel de universele Kerk vele zonden op haar kerfstok heeft, trouwt Christus toch met haar. Zij gaat dus van een staat van zondigheid naar een staat van herstel; het huwelijk waarin zij als zuiver wordt beschouwd: “(‘…) Laat ons verheugd zijn en juichen en Hem eer bewijzen: de tijd is gekomen voor de bruiloft van het lam, zijn bruid heeft zich al klaargemaakt.’ Haar is het vergund zich te kleden in linnen, wit en smetteloos, want het linnen symboliseert de goede daden van de heiligen” (Openbaring 19:7-8). Zoals bij Rachab zien we hier dus weer: verbondstrouw, goede daden binnen dat verbond, huwelijkstrouw. De duivelse kromme leugens die wij zonden noemen, worden vervangen door het paradijselijke ideaal van verbondstrouw, gehoorzaamheid, huwelijkstrouw en zuiverheid.

    Hoe zien wij naar onze vrouwen? Hoe zien wij naar andere vrouwen? Hoe behandelen wij onze vrouwen? Hoe behandelen wij andere vrouwen? Daten wij met als doel huwelijk of gebruiken wij eigenlijk meisjes maar voor ons eigen plezier? Behandelen wij vrouwen als geschapen naar het beeld van God (Genesis 1:27)? Hebben wij onze vrouwen lief (Efeziërs 5:25, 33a) of zijn wij bitter tegenover hen (Kolossenzen 3:19) en schamen wij ons voor hen (Genesis 2:25)?

    Paulus beveelt ons om, net als Christus, een staat van herstel te bewerkstelligen voor onze vrouwen: “Mannen, heb uw vrouw lief, zoals ook Christus de kerk heeft liefgehad en zich voor haar heeft overgeleverd om haar heilig en rein te maken, door het waterbad en het woord, om haar tot zich te voeren in haar luister, zonder vlek of rimpel of iets dergelijks, maar heilig en onbesmet. Zo moeten ook de mannen hun vrouwen liefhebben, als waren die hun eigen lichaam. Wie zijn vrouw liefheeft, heeft zichzelf lief. Want niemand heeft ooit zijn eigen lichaam gehaat, integendeel: hij voedt en koestert het, zoals Christus de kerk, omdat wij ledematen zijn van zijn lichaam. Daarom zal een man zijn vader en moeder verlaten en zich hechten aan zijn vrouw, en die twee zullen één zijn. Dit geheim is groot. Ikzelf betrek het op Christus en de kerk. Hoe dit ook zij, ieder van u moet zijn vrouw liefhebben als zichzelf” (Efeziërs 5:25-33a).

    Laten we allemaal tot inkeer komen en onze vrouwen liefhebben als onszelf, hun tranen wissen en al het oude voorbij laten zijn (Openbaring 21:4). Laten we alle vrouwen met respect behandelen en hen eer geven zoals God wil dat wij hen eer geven. Of zoals Paulus het ook zo mooi en poëtisch zei: “Ik ijver voor u met de ijver van God, want ik heb u met één man verloofd, met Christus, om u als een zuivere maagd naar Hem te voeren” (2 Korintiërs 11:2).

    Ik stel je weer deze vragen:

    • In welk gebied van jouw leven kan je tot inkeer komen? Waar kan je dit nog beter in de praktijk brengen?
    • Wat doe je met dit ideaalbeeld waarin man en vrouw in een liefdevolle huwelijksrelatie naar elkaar toe staan, een relatie waarin de vrouw haar man respect geeft en hem eert met wie zij is en wat zij doet, de man zijn vrouw liefheeft, herstelt en vergeeft, voor het leven bij haar blijft, haar koestert, waardeert en beschermt en zo haar en haar ouders respecteert?
    • Hoe kun je vanaf vandaag beter handelen in je leven doorheen de week?

    Heb goede moed. Als christenen kunnen we allemaal nog veel bijleren en groeien. Zie dit als een kans om de Heer en je naaste nog meer lief te hebben. Dat ziet je Heer graag. Wees gezegend wanneer je deze woorden in de praktijk brengt! Amen!

    Gepreekt in Evangelische gemeente Pniël (Balen) op 30 april 2023.

    [1] Behalve indien anders aangegeven zijn voor deze preek de bijbelteksten gekopieerd uit de Willibrordvertaling, editie 2012.


    Categorie:Preken
    23-04-2023
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Hoe God de Vrouw Eer geeft: deel 1 – introductie

    Het is goed als we ons afvragen hoe God denkt over bepaalde zaken. Op deze vele vragen die we ons stellen, kunnen we een zeker antwoord vinden in de Bijbel; de Heilige Schrift van God.

    Momenteel bevind ik me in een situatie waarin ik een vrouw, een dochter, nog steeds een moeder en zelfs een schoonmoeder heb. Dan vroeg ik me af: “Hoe denkt God hierover? Hoe behoor ik mijn vrouw, dochter, moeder en schoonmoeder specifiek te behandelen? Hoe denkt God over de vrouw?”

    We horen verschillende winden waaien, we horen verschillende stemmen, verschillende visies, verschillende meningen vanuit menselijke filosofieën, religies en levensbeschouwingen maar hoe denkt God hier nu over?

    Het onderwerp van vandaag is dus: “Hoe God de vrouw eer geeft”. Om een zeker antwoord op onze vraag te krijgen, gaan we niet kijken naar wat mensen ons vertellen maar gaan we kijken naar wat de Bijbel ons wil leren. Staan we hiervoor open?

    In mijn onderzoek begon ik vanuit het begin van de Bijbel[1]. De Bijbel begint al direct met het huwelijk voor te stellen als het ideaalbeeld voor de mens. God zegent zowel de man als de vrouw.

    De tekst zegt het als volgt: “En God zei: ‘Nu gaan Wij de mens maken, als beeld van Ons, op Ons gelijkend; hij zal heersen over de vissen van de zee, over de vogels van de lucht, over de tamme dieren, over alle wilde beesten en over al het gedierte dat over de grond kruipt.’ En God schiep de mens als zijn beeld; als het beeld van God schiep Hij hem; mannelijk en vrouwelijk schiep Hij hen. God zegende hen, en God sprak tot hen: ‘Wees vruchtbaar en word talrijk; bevolk de aarde en onderwerp haar; heers over de vissen van de zee, over de vogels van de lucht, en over al het gedierte dat over de grond kruipt’” (Genesis 1:26-28).

    Merk op dat de man en de vrouw hier als getrouwd worden beschreven. Dit huwelijksbeeld is dus het ideaal voor de mens. En God beschrijft dit als “heel goed” (Genesis 1:31).

    In hoofdstuk 2 wordt deze relatie expliciet een huwelijk genoemd: “Daarom zal een mens [of een man] zijn vader en zijn moeder verlaten en zich hechten aan zijn vrouw, en die twee zullen één zijn. Ze waren beiden naakt, de mens [de man] en zijn vrouw, maar ze voelden geen schaamte voor elkaar” (Genesis 2:24-25).

    Merk op dat als we kijken naar de volgorde waarin de Bijbel is opgesteld, eerst man en vrouw als getrouwd worden beschreven in hoofdstuk 1:26-28, dat dit als zeer goed wordt beschreven, dat dan pas de man als alleen wordt beschreven en dat dit niet goed is: “De HEER God sprak: ‘Het is niet goed dat de mens [de man] alleen blijft. Ik ga een hulp voor hem maken die bij hem past’” (Genesis 2:18), en dat dan de reden voor het huwelijk wordt beschreven: “Daarom zal een mens [of een man] zijn vader en zijn moeder verlaten en zich hechten aan zijn vrouw, en die twee zullen één zijn. Ze waren beiden naakt, de mens en zijn vrouw, maar ze voelden geen schaamte voor elkaar” (Genesis 2:24-25).

    “En God schiep de mens als zijn beeld; als het beeld van God schiep Hij hem; mannelijk en vrouwelijk schiep Hij hen” (Genesis 1:27). “God bekeek alles wat Hij gemaakt had, en Hij zag dat het heel goed was” (Genesis 1:31a). Het huwelijk is dus Gods ideaal voor de mens. Zowel de man als de vrouw is geschapen naar het beeld van God en beiden zijn bedoeld om naar het beeld van God verbonden te zijn in het huwelijk (Genesis 1:27) voor het leven. Hier kunnen zij veilig naakt en onbeschaamd zijn, seksuele betrekkingen hebben, en vruchtbaar zijn (Genesis 1:27, Genesis 2:24-25).

    Dit wil; dus concreet zeggen dat alles wat hiervan afdwaalt, bijvoorbeeld seks voor het huwelijk of overspel, is zonde, is een duivelse leugen, en is niet Gods ideaal. Mensen die die wegen verkiezen boven Gods weg zullen Gods paradijselijk ideaal en paradijselijke rust niet bereiken: “Weet u niet dat zij die onrecht plegen, geen deel zullen hebben aan het koninkrijk van God? Maak uzelf niets wijs! Hoerenlopers, afgodendienaren, echtbrekers, schandknapen, knapenschenders, dieven, uitbuiters, dronkaards, lasteraars, oplichters, zij zullen geen deel hebben aan het koninkrijk van God” (1 Korintiërs 6:9-10). “(…) hun deel is in de poel die brandt van vuur en zwavel” (Openbaring 21:8b).

    Om dit verder concreet te maken gaan we later in deze preek enkele Bijbelse verhalen bekijken waarin mensen dit soort zonden hadden begaan maar zich bekeerd hadden tot Gods ideaal. Of zoals Paulus het zo mooi zei: “Sommigen van u zijn dat wel geweest, maar nu bent u schoongewassen: u bent geheiligd, u bent gerechtvaardigd in de naam van de Heer Jezus Christus en door de Geest van onze God” (1 Korintiërs 6:11).

    Paulus gaf als advies tegen seks voor het huwelijk: “Vlucht weg van ontucht” (1 Korintiërs 6:18a). “Ja, maar met het oog op de gevallen van ontucht is het beter dat iedere man zijn eigen vrouw heeft en iedere vrouw haar eigen man” (1 Korintiërs 7:2). “Tegen de ongehuwden en weduwen zeg ik: het is goed voor hen als zij blijven zoals ik. Maar als zij zich niet kunnen beheersen, laten zij dan trouwen. Het is beter te trouwen dan te branden” (1 Korintiërs 7:8-9). “Als iemand meent dat hij zich onbetamelijk jegens zijn meisje gedraagt, omdat zijn verlangen te heftig wordt en de dingen hun loop moeten hebben, laat hem dan doen wat hij wil: laten zij trouwen, daar steekt geen kwaad in” (1 Korintiërs 7:36). Keer op keer wijst Paulus dus de mensen weg van ontucht naar het ideaal van het huwelijk, waarin geldt: “Een vrouw is aan haar man gebonden zolang hij leeft” (1 Korintiërs 7:39a). Het huwelijk is dus voor het leven. 

    In Gods Wet zit een geniaal systeem om mensen naar dit ideaal van het huwelijk te leiden en om seksuele immoraliteit in te perken. We lezen namelijk in Exodus: “Wanneer iemand een nog niet verloofd meisje verleidt en omgang met haar heeft, dan moet hij haar huwen en de bruidsprijs betalen. Weigert de vader haar aan hem af te staan, dan moet hij toch een bedrag betalen gelijk aan de bruidsprijs voor maagden” (Exodus 22:15-16). Er zijn dus in Gods Wet geen “goedkope” meisjes. Ze zijn allemaal stuk voor stuk kostbaar, ook de meisjes die naïef zijn geweest.

    Waar Gods Wet gold, kon een man niet eens rap profiteren van een meisje laat staan van meerdere meisjes. Hij moest met haar trouwen en voor het leven met haar samenblijven. Hij mocht haar dus niet verstoten (Deuteronomium 22:29).

    Ten eerste moest hij de bruidsprijs betalen. Indien het huwelijk niet werd toegestaan door haar vader moest hij toch de bruidsprijs betalen. Deze wet gold ter bescherming van de waarde van een meisje. Als, in de ogen van haar vader, een slechte man het meisje verleidde, mocht die man niet met het meisje trouwen maar moest hij toch de bruidsprijs betalen. Een goede man die haar dan toch vergevingsgezind was, haar liefhad en met haar wilde trouwen, werd vergoed en bevoordeeld aangezien hij geen bruidsprijs meer zou moeten betalen. Met andere woorden: zijn goedheid werd in Gods Wet beloond. We zien hier dus dat Gods Wet leidt tot de eer van het huwelijk, ook voor het meisje dat een fout heeft begaan.

    Het huwelijk kwam dus tot zijn recht. Ofwel met die oorspronkelijke jongen ofwel met een andere jongen indien die eerste zijn plicht niet nakomt of indien haar vader hem niet goed genoeg voor zijn kostbare dochter vindt en niet wil dat hij met haar trouwt maar naar het huwelijk zou zij idealiter geleid worden. Het huwelijk was waar het meisje zich veilig en geborgen zou kunnen voelen. Zie je hoe God eer geeft aan jonge vrouwen en eer geeft aan het huwelijk?

    In het Oude Testament wordt verder ook nog eer gegeven aan vrouwen en aan het huwelijk: “Liefde en trouw mogen u nimmer verlaten, Hang ze om uw hals, schrijf ze op de tafel van uw hart; Dan zult ge goed en verstandig zijn, in de ogen van God en de mensen. Vertrouw op Jahweh met heel uw hart, Verlaat u niet op eigen inzicht; Denk aan Hem op al uw wegen, Dan zal Hij uw paden effenen” (Spreuken 3:3-6, Canisiusvertaling). God wil niet dat de man zijn vrouw wegzendt. Hij wil verbondstrouw. Hij wil huwelijkstrouw: “Vraagt u waarom? Omdat de HEER getuige is geweest tussen u en de vrouw van uw jeugd, de vrouw, aan wie u ontrouw bent geworden, terwijl ze uw gezellin is en de vrouw van uw verbond. Heeft Hij haar niet voor hem gemaakt als zijn vlees en leven? En wat wil Hij anders dan kinderen van God? Draag dus zorg voor uw leven en wees niet ontrouw aan de vrouw van uw jeugd. Want als een man zijn vrouw uit haat wegzendt – zegt de HEER, de God van Israël – bedekt hij geweld met zijn kleed, zegt de HEER van de machten. Draag dus zorg voor uw leven en wees niet ontrouw” (Maleachi 2:14-16).

    Volgende keer gaan we verder met dit thema maar

    • hoe kunnen we dit nu al in de praktijk brengen?

    Als we weten dat God, doorheen de Bijbel, onder andere doorheen al de verscheidene Bijbelboeken die we hebben aangehaald, ons het ideaalbeeld van het huwelijk duidelijk schetst;

    • wat doen we dan met dit ideaalbeeld waarin man en vrouw in een liefdevolle huwelijksrelatie naar elkaar toe staan, een relatie waarin de vrouw haar man respect geeft en hem eert met wie zij is en wat zij doet, de man zijn vrouw liefheeft, herstelt en vergeeft, voor het leven bij haar blijft, haar koestert, waardeert en beschermt en zo haar ouders respecteert?
    • Hoe kunnen wij dan vanaf vandaag beter handelen in onze levens doorheen de week? Het christelijke geloof mag niet op zondag in de kerken worden geacteerd, als het niet doorheen de week wordt geleefd.

    Gepreekt in Evangelische gemeente Pniël (Balen) op 23 april 2023.

    [1] Behalve indien anders aangegeven zijn voor deze preek de bijbelteksten gekopieerd uit de Willibrordvertaling, editie 2012.


    Categorie:Preken
    09-04-2023
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Als het even niet meer gaat… Een Paaspreek

    Deze ochtend gaan we samen nadenken over enkele elementen van de goede week en vooral over Pasen. Laten we hiervoor allereerst focussen op een Bijbeltekst uit het Oude Testament:

    “En de Here zeide: Ik heb terdege gezien de ellende van mijn volk, dat in Egypte is, en hun gejammer over hun drijvers gehoord, ja, Ik ken hun smarten. Daarom ben Ik nedergedaald om hen uit de macht der Egyptenaren te redden en uit dit land te voeren naar een goed en wijd land, een land vloeiende van melk en honig” (Exodus 3:7-8a)

    In andere wereldgodsdiensten, kunnen mensen ook zeggen: “En de Here zeide: Ik heb terdege gezien de ellende van mijn volk, dat in Egypte is, en hun gejammer over hun drijvers gehoord, ja, Ik ken hun smarten.” Ze geloven ook dat God ziet wat er gebeurt in deze wereld. God is volgens hen alziend en almachtig. Hij slaat het gebeuren vanop afstand gade. Deze ideeën geloven platonisten, deïsten en moslims.

    Het christendom, dat ingaat tegen deze dwaalleren, leert dus meer. Het leert namelijk ook: “ja, Ik ken hun smarten.” Niet alleen kennen als weten: “Ik weet waar ze doorgaan,” maar bovendien ook kennen als het zélf ervaren. In tegenstelling tot die drie voornoemde dwaalleren, namelijk platonisme, deïsme en islam, heeft de ware God wél een Zoon die Mens is geworden. In Jezus is God mens geworden en heeft God met ons en voor ons geleden. Dit is misschien wel het meest geweldige aspect van het christendom. Jezus, de Zoon van smarten, die zelf God is, weet wat het is om vernederd, bespot, geminacht en uitgekleed te worden. Hij weet wat het is om als een slaaf of zogezegde crimineel het klappen van de zweep te voelen. Hij weet wat het is om zijn baardharen uitgerukt te voelen worden en hij weet zélfs wat het is dat een doornenkroon zijn hoofdhuid in werd geperst en de slagen van de hamer zijn handen en voeten met nagels doorboorden. Hij weet zélfs wat het is om lichamelijk onderdrukt te worden, om steeds weer geen adem te kunnen krijgen, om steeds weer zich te moeten optrekken om adem te kunnen halen, Zijn lichaam dat het niet meer aankan, Hij valt neer en Hij moet weer proberen adem te halen door te proberen te steunen op zijn doorboorde voeten, terwijl zijn opengereten rug dan langs het ruwhouten kruis omhoog en weer omlaag schuurde. Steeds weer, opnieuw en opnieuw, en dit urenlang.

    Maar het ging Hem helemaal niet om Zijn lijden. Het ging Hem om ons lijden: “ja, Ik ken hun smarten. Daarom ben Ik nedergedaald om hen uit de macht der Egyptenaren te redden en uit dit land te voeren naar een goed en wijd land, een land vloeiende van melk en honig.” Egypte staat hier symbool voor de wereld vol met afgoden. De macht van de Egyptenaren staat hier symbool voor de demonische machten die er van genieten als mensen ziek, gebroken, afgemat, verslaafd, misleid en gemanipuleerd in cirkeltjes lopen.

    Het was Jezus’ missie, Jezus’ bedoeling om ons door Zijn kruisdood en Zijn opstanding te redden van deze cirkeltjes; van ziekte, gebondenheid en gebrokenheid. Hoe heeft Hij dit gedaan?

    Allereerst door nabij te komen. “Het Woord is vlees geworden en het heeft onder ons gewoond.” (Johannes 1:14a) Hoe? Zo: “in de gestalte Gods zijnde, het Gode gelijk zijn niet als een roof heeft geacht, maar Zichzelf ontledigd heeft, en de gestalte van een dienstknecht heeft aangenomen, en aan de mensen gelijk geworden is.” (Filippenzen 2:6-7).[1]

    Dan door zelf de vernedering, bespottingen, ziektes en alles wat krom is aan deze wereld op Zich te nemen:

    “En in zijn uiterlijk als een mens bevonden, heeft Hij Zich vernederd en is gehoorzaam geworden tot de dood, ja, tot de dood des kruises.” (Filippenzen 2:8) Dit was de zwaarste vernedering die een Jood kon ondergaan (zie Deuteronomium 21:22-23).

    In Zijn vernederde, bespotte, gekruisigde Mens-zijn, heeft God Zijn Vader Hem weer opgewekt:

    “Daarom heeft God Hem ook uitermate verhoogd en Hem de naam boven alle naam geschonken.” (Filippenzen 2:9)

    Zo zit dus die vernederde, bespotte, gekruisigde, gekleineerde Mens Jezus Christus, mede-Mens, mede-Zoon van Adam nu aan de rechterhand van God onze Vader.

    En zo is Gods missie geslaagd:

    “opdat in de naam van Jezus zich alle knie zou buigen van hen, die in de hemel en die op de aarde en die onder de aarde zijn, en alle tong zou belijden: Jezus Christus is Here, tot eer van God, de Vader!” (Filippenzen 2:10-11)

    Want wat was weer het doel?

    “ja, Ik ken hun smarten. Daarom ben Ik nedergedaald om hen uit de macht der Egyptenaren te redden en uit dit land te voeren naar een goed en wijd land, een land vloeiende van melk en honig”

    Jezus wil ons wegvoeren uit de macht van verslavingen, uit het land van afgoderij, het land van ellende, het doolhof waarin je steeds verdwaald geraakt door misleidingen en verslavingen en ons voeren naar Zijn Koninkrijk van licht, vrede en blijdschap. Dit is diepere, innerlijke vrede en blijdschap die we nu al kunnen en mogen ervaren. Dit is nu mogelijk

    “Want wij hebben geen hogepriester, die niet kan medevoelen met onze zwakheden, maar een, die in alle dingen op gelijke wijze (als wij) is verzocht geweest, doch zonder te zondigen. Laten wij daarom met vrijmoedigheid toegaan tot de troon der genade, opdat wij barmhartigheid ontvangen en genade vinden om hulp te verkrijgen te gelegener tijd.” (Hebreeën 4:15-16)

    Niemand kan nu God beschuldigen dat Hij veraf is en dat Hij onverschillig is ten overstaande van onze ellende. Hij was als Mens dichtbij en is als Mens dichtbij, zowel bij God als bij ons. Hij zit aan Gods rechterhand als mede-Mens, als mede-Zoon van Adam, als perfecte Adam en als perfecte Hogepriester. Laten we ons in onze ellende en miserie tot Hem wenden, tot Zijn troon gaan en ons dichtbij en geborgen voelen. Hij staat klaar om ons in Zijn genade te redden:

    “Deze ellendige hier riep en de Here hoorde, Hij verloste hem uit al zijn benauwdheden. De Engel des Heren legert Zich rondom wie Hem vrezen, en redt hen. Smaakt en ziet, dat de Here goed is; welzalig de man die bij Hem schuilt. Vreest de Here, gij, zijn heiligen, want wie Hem vrezen, hebben geen gebrek. De HERE is nabij de gebrokenen van hart en Hij verlost de verslagenen van geest. Talrijk zijn de rampen van de rechtvaardige, maar uit die alle redt hem de HERE” (Psalm 34:7-10, 19-20).

    “Hij vergeeft alles wat ik verkeerd heb gedaan. Hij geneest al mijn ziekten. Hij redt mijn leven van de dood. Hij is altijd liefdevol en goed voor me” (Psalm 103:3-4).

    Jezus is opgestaan. In enkele voorgaande preken heb ik verteld dat Jezus nu Heer is over de dood en dat Hij de macht heeft van vergeving, verzoening en herstel. Jezus de Heer heeft altijd het beste met ons en onze families voor. Laten we ons niet langer van Hem afkeren maar laten we tot Hem komen, laten we ons tot Hem keren, laten we iedereen vergeven die ons iets heeft misdaan en laten we hem smeken om Zijn liefdevolle vergeving, die Hij ons geeft als we berouw hebben van het verdwaald geraken in het doolhof van afgoderij, verslaving en misleiding. De opgestane Jezus is de Vuurtoren voor het schip van ons leven, de opgestane Jezus is het Anker voor onze ziel, de opgestane Jezus is de Rots in de branding. Vanuit de hemel kijkt Hij verwelkomend naar ons. Wij zijn als de verloren zoon. De Vader liep telkens naar buiten en had altijd het plan om een feest voor hem te organiseren; een feestmaaltijd voor hem klaar te maken. Toch blijven we dikwijls zitten in de varkensstront. We blijven eten van voedsel dat niet bedoeld is voor ons mensen. We blijven vasthangen aan onze verslavingen, zelf-misleidingen, eigen trots, valse mediawijsheid, valse wetenschap, valse zogenaamde theologische kennis en andere vormen van misleidingen en afgodendienst, in plaats van ons te bekeren en terug te gaan naar het huis van de Vader. Pasen is een heuglijk feest! Laat ons ons verheugen! Het Lam is geslacht! Het feestmaal van verzoening staat klaar! Het Lam is opgestaan! We mogen vandaag weer vrienden worden met Jezus en met Zijn vader!

    Over ons mensen die soms lui, afgemat, zwak, moe en slapende zijn, besloot Johannes Chrysostomos, mijn favoriete kerkvader, het volgende:

    “Laat alle vrome mensen en allen die God liefhebben zich verheugen in de pracht van dit feest; laat de wijze dienaren verheugd binnengaan in de vreugde van hun Heer; laat degenen die de last van de vasten hebben gedragen nu hun loon ontvangen, en degenen die sinds het eerste uur hebben gezwoegd, laat ze nu hun verdiende beloning ontvangen; laat iedereen die na het derde uur kwam, dankbaar zijn om aan het feestmaal deel te nemen, en degenen die na het zesde uur zijn gekomen, laten ze niet bang zijn om te laat te zijn; want de Heer is genadig en Hij ontvangt de laatste zoals de eerste. Hij geeft rust aan hem die op het elfde uur komt, evenals aan hem die vanaf het eerste uur heeft gezwoegd: ja, Hij heeft medelijden met de laatste en Hij dient de eerste; Hij beloont hem en prijst zijn inspanning.

    Kom allemaal! Ga binnen in de vreugde van uw Heer! Jij de eerste en jij de laatste, ontvang gelijk je beloning; jij rijk en jij arm, dans samen; jullie die standvastig zijn en jullie die zwak zijn, vier vandaag; jij die hebt gevast en jij die dat niet hebt gedaan, verheug je vandaag. De tafel is rijkelijk beladen: geniet van het koninklijk banket. Het kalf is een vetgemest kalf: laat niemand hongerig weggaan. Geniet allemaal van het feestmaal van het geloof; jullie ontvangen allemaal de rijkdommen van zijn goedheid. Laat niemand treuren over zijn armoede, want het universele koninkrijk is geopenbaard; laat niemand huilen over zijn zonden, want vergeving straalde uit het graf; laat niemand bang zijn voor de dood, want de dood van onze Heiland heeft ons bevrijd: Hij heeft de dood vernietigd door het te verdragen en te doorstaan, Hij heeft Hades geplunderd door af te dalen in zijn koninkrijk, Hij heeft het boos gemaakt door het te laten proeven van zijn vlees.

    Toen Jesaja dit alles voorzag, riep hij uit: "O Hades, je bent boos geworden omdat je Hem in de onderwereld hebt ontmoet." Hades is boos omdat het gefrustreerd is, het is boos omdat het is bespot, het is boos omdat het is vernietigd, het is boos omdat het tot niets is gereduceerd, het is boos omdat het nu gevangen zit. Het greep een lichaam, en zie! het ontmoette de hemel; het greep het zichtbare en werd overwonnen door het onzichtbare.”[2]

    Hier schreef de oosters-orthodoxe pastoor Andrew Stephen Damick nog bij:

    “Dus we zien hier een hele scène van geestelijke wezens die verbitterd en verrast zijn door God te ontmoeten in de onderwereld - Hades zelf, de reuzen die over de aarde regeren, de heersers over de naties. Dit zijn geen politici en koningen enzovoort, maar dit zijn geestelijke wezens die de aarde beheersen en in opschudding raken als ze God daar [in de onderwereld] ontmoeten. Waarom? Het is omdat het domein van de dood de laatste plaats was waar ze echt controle hadden. En die "morgenster" die op de aarde viel, was de boze, die naar de onderwereld werd gestuurd en van elke macht werd beroofd behalve van de dood nadat hij de mensheid had verleid om zich bij zijn rebellie in Eden aan te sluiten.

    Maar dan gaat God de dood zelf binnen. De dood was die laatste kracht, dat laatste domein dat aan de boze is overgelaten. En God verslaat de dood. En als we de essentie van dood en Hades begrijpen als (…) het onder de macht zijn van kwaadwillende geestelijke wezens, dan kunnen we beginnen te beseffen wat het betekent dat Hades verbitterd zou kunnen geworden zijn (…) omdat hij werd onttroond en machteloos werd gemaakt. (…)

    Maar hoe heeft Christus de macht van de dood ongedaan gemaakt? Hoe verbitterde Christus Hades en wierp hem omver? Hij deed het door voor Zichzelf zelfs de verbittering van de dood te accepteren. Het was het meest verkeerde, onrechtvaardige en oneerlijke dat ooit is gebeurd, dat de Heer van het Leven zelfs maar voor een moment door de heer van de dood werd gevangengenomen. Maar uiteindelijk was het Hades die voor de gek werd gehouden en ongedaan werd gemaakt. Het was Hades die zijn koninkrijk verloor. Het was Hades die een lichaam nam en [tot zijn verrassing] God ontmoette.”[3] Dit zouden we, in moderne termen, D-Day of the great reset kunnen noemen. De wereldorde of heerschappij van de Dood werd helemaal ongedaan gemaakt en definitief vervangen.

    Johannes Chrysostomos gaat veder en hier eindigen we mee:

    “O dood, waar is uw prikkel? O Hades, waar is uw overwinning? Christus is opgestaan en jij bent tenietgedaan. Christus is opgestaan en de demonen zijn neergeworpen. Christus is verrezen en de engelen verheugen zich. Christus is opgestaan en het leven is bevrijd. Christus is opgestaan en het graf is ontledigd van de doden: want Christus, die uit de doden is opgestaan, is de Leider en Levendmaker geworden van hen die ontslapen waren. Hem zij glorie en kracht voor eeuwig en altijd. Amen.”[4]

    Verheug jullie! Dood, duivel en zonde zijn overwonnen want Jezus Christus is opgestaan!

     

    Gepreekt in Evangelische gemeente Pniël (Balen) op 9 april 2023.

    [1] Zie de commentaar van Theodorus van Mopsuestia op Johannes hoofdstuk 1. In tegenstelling tot Cyrillus van Alexandrië, interpreteert hij dit hoofdstuk juist door rekening te houden met Filippenzen hoofdstuk 2. Hetzelfde idee wordt naar mijn inzicht juist weergegeven door Dr. Jos Keulers: 'Nu echter komt het hoogtepunt: De Logos is vlees geworden. Zijn komen in de wereld was een menswording. "Vlees" is een Hebr. term voor "mens", maar met de bijbetekenis van zwakheid en vergankelijkheid (vgl. Gen. 6, 13; Ps. 56, 5; Is. 66, 23; Mt. 16, 17; 24, 22). De vernedering van de Logos wordt zo veel krachtiger uitgedrukt. Het klinkt zelfs hard: De Logos, die van eeuwigheid bij God was en zelfs de goddelijke natuur bezit, is vlees geworden. Heeft Joa. daardoor willen aantonen dat de Logos overheersend bleef en dat Hij wel de menselijke natuur aannam, maar geen menselijke persoon werd? Of heeft hij willen polemiseren tegen dwaalleraars, die leerden, dat Jesus niet in het vlees is gekomen (1 Joa. 4, 2; 2 Joa. 7)? Dan zou hij zich gericht hebben tegen de z.g. Doketen, die aan Jesus enkel een schijnlichaam toeschreven, of tegen de ketter Cerinthus, die de Christus van de mens Jesus onderscheidde. – Er wordt niet gezegd, dat de Logos in vlees (in een mens) veranderde, maar dat Hij vlees werd. De goddelijke Logos kan zijn wezen niet verliezen. Hij blijft de Logos, maar wordt mens door de menselijke natuur aan te nemen. Sindsdien is Hij dus God en mens tegelijk.' - Jos Keulers, Het Evangelie volgens Joannes (Roermond en Maaseik: J. J. Romen & zonen, 1951), 43.

    [2] Johannes Chrysostomos, Paaspreek.

    [3] Naar https://blogs.ancientfaith.com/asd/2020/04/18/hades-is-embittered/.

    [4] Johannes Chrysostomos, Paaspreek.


    Categorie:Preken
    04-04-2023
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Enkele "Verbannen" Delen van het Evangelie
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Het Evangelie zoals u het waarschijnlijk nog niet gehoord hebt in uw gemeente:

    "God zal over alle mensen rechtspreken
    Maar als jullie een ánder veroordelen, kunnen jullie je eígen slechte gedrag niet goedpraten. Dat geldt voor iedereen, wie je ook bent. Want als jullie vinden dat een ander voor iets streng gestraft moet worden, veroordelen jullie daarmee ook jezelf. Want jullie doen dezelfde dingen als zij!

    Maar wij weten dat God eerlijk zal rechtspreken over álle mensen die zulke dingen doen. Denken jullie soms dat júllie daaraan zullen kunnen ontsnappen? Jullie veroordelen wat andere mensen doen. Maar intussen doen jullie dezelfde dingen als zij! Denken jullie soms dat Gods liefde, vriendelijkheid en geduld zó groot zijn, dat Hij júllie slechtheid wel door de vingers zal zien? Jullie begrijpen niet dat juist Gods liefde jullie leven wil veranderen. Dat jullie juist dankzij Hem willen gaan leven zoals Hij het wil. Dus dan ga je niet door met slechte dingen doen.

    Maar als jullie koppig en ongehoorzaam blijven, en niet van plan zijn om je leven te veranderen, zal jullie schuld steeds groter worden. Op een dag zal God over alle mensen rechtvaardig rechtspreken. Dan zal Hij ook over júllie rechtspreken. Op die dag zal God ieder mens geven wat hij heeft verdiend. Een deel van de mensen zal het eeuwige leven krijgen. Dat zijn de mensen die geduldig het goede hebben gedaan. Zij hebben aldoor hun best gedaan om te leven zoals God het wil. Ze verlangden naar het eeuwige leven. Maar de andere mensen zullen zwaar gestraft worden. Zij hebben alleen maar aan zichzelf gedacht. Ze hebben niet naar de waarheid willen luisteren en hebben kwaad gedaan. Met alle mensen die slechte dingen doen, zal het slecht aflopen. Dat geldt niet alleen voor de Joden, maar ook voor de andere volken. Maar alle mensen die het goede doen, zullen hemelse macht en majesteit, eer en vrede krijgen. Dat geldt niet alleen voor de Joden, maar ook voor de andere volken. Want het maakt voor God niet uit wie of wat je bent. Hij zal over alle mensen op dezelfde manier rechtspreken.

    De rol van de wet van Mozes
    De niet-Joodse volken kennen de wet van Mozes niet. Daarom zullen zij zonder deze wet veroordeeld worden als ze slechte dingen doen. De Joden kennen de wet van Mozes wel. Daarom zullen zij volgens deze wet veroordeeld worden als ze slechte dingen doen. Want niet de mensen die de wet kénnen worden door God vrijgesproken van schuld, maar de mensen die de wet van God dóen. De niet-Joodse volken kennen de wet van Mozes niet. Maar als ze vanzelf doen wat er in de wet staat, laten ze zien dat ze ook zonder de wet van Mozes zélf weten wat goed en wat kwaad is. Ze laten zien dat in hun hart staat geschreven wat de wet van Mozes eist. Hun geweten en hun gedachten vertellen hun of het goed of kwaad is wat ze doen.

    Mijn goede nieuws zegt, dat God op een dag aan Jezus Christus de opdracht zal geven om recht te spreken. Hij zal de mensen dan beoordelen op wat er diep in hun hart verborgen is."
    - Romeinen 2:1-16 (BB)

    Herinner u ook dat dit een deel vormt van het oorspronkelijke evangelie. Iemand die daarvan afstapt is vervloekt:

    "Ik wens u de genade en vrede van God, onze Vader, en van onze Here Jezus Christus.

    Christus heeft Zichzelf voor onze zonden aan de dood overgegeven, om ons te bevrijden uit de macht van deze door het kwaad beheerste wereld. Daarmee deed Hij de wil van God, onze Vader, aan wie alle eer toekomt, voor altijd en eeuwig. Amen.

    Het verbaast me dat u God, die u in zijn genade geroepen heeft door Jezus Christus, zo vlug de rug hebt toegekeerd en een ander evangelie gelooft, dat helemaal geen evangelie is. U bent van de wijs gebracht door bepaalde personen, die een verkeerd beeld van Christus geven. Als iemand iets anders verkondigt dan het goede nieuws dat u van mij gehoord hebt, moet u hem uit de weg gaan als een vervloekte, zelfs al zou ik het zijn of een engel uit de hemel. Ik herhaal het nog maar eens: als iemand u een ander evangelie verkondigt dan het goede nieuws dat u van ons ontvangen hebt, dan is zo iemand een vloek."
    - Galaten 1:3-9 (HTB)

    U heeft waarschijnlijk ook nog nooit gehoord van de oorspronkelijke definitie van genade:

    "De genade van God is bekend geworden, waardoor voor alle mensen eeuwige redding mogelijk werd. En daardoor leren wij dat wij ons van ons slechte leven en onze zondige verlangens moeten afkeren om daarna van dag tot dag verstandig en goed te leven, met ontzag voor God. Wij moeten vol verwachting uitkijken naar de tijd dat wij zijn heerlijkheid zullen zien, de heerlijkheid van onze grote God en Redder, Jezus Christus. Hij is voor onze zonden onder Gods oordeel gestorven om ons te redden. Hij behoedt ons ervoor dat wij telkens weer tot zonde vervallen. Daardoor heeft Hij ons gemaakt tot zijn eigen volk, dat zuiver van hart is en een groot verlangen heeft om goed te doen. Je moet dit onderwijzen en de mensen aanmoedigen en terechtwijzen met al je gezag. Laat niemand op je neerkijken."
    - Titus 2:11-15 (HTB)

    Dit zijn dingen om over na te denken, rechtstreeks vanuit de Bijbel. Als dit Evangelie niet overeenkomt met uw "evangelie", dan heeft u een probleem...


    02-04-2023
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Enkele Overdenkingen bij het Avondmaal

    Deze ochtend wil ik enkele kritische aantekeningen maken bij de Evangelische manier van kijken naar het avondmaal. Dit om jullie denken te verbreden. Ook wil ik kijken naar hoe onze ingesteldheid als christenen behoort te zijn.

    Eerste overdenking:[1] Voor deze eerste overdenking moet ik jullie 500 jaar terugnemen in de tijd. Maarten Luther, die soms de vader van het Protestantisme wordt genoemd, nam de woorden van Christus: ´Dit is mijn Lichaam’ en ´Dit is mijn Bloed’ letterlijk. Hij was dus in brede zin akkoord met alle apostolische kerken wanneer het gaat over de werkelijke tegenwoordigheid van Christus in het heilig avondmaal.

    Huldrych Zwingli was ook akkoord tot in 1523 of 1524, en noemde dit zelfs: ´de meest duidelijke, nauwkeurige uitspraak’. Later, in 1524 of 1525, beweerde hij dat Jezus deze woorden figuurlijk had bedoeld, als in: ´Eet, dit representeert mijn lichaam’ of, eenvoudiger gezegd, ´Eet, dit stelt mijn lichaam voor’. Onze viering werd dus, met andere woorden, een ritueel, een symbool zonder krachtdadigheid. Hierdoor kwam er een splitsing tussen Zwingli en Luther. In de woorden van Luther, geschreven aan zijn vrouw: ´We komen perfect overeen op elk vlak behalve dat onze tegenstanders [dit zijn Zwingli en zijn volgelingen] met nadruk beweren dat er eenvoudig brood en wijn in de maaltijd des Heeren aanwezig is, en dat Christus er enkel in aanwezig is in een geestelijke [of symbolische] manier’. Luther besloot: ´De woorden van Christus, ‘Dit is mijn lichaam, staan nog steeds pal tegenover de fanatici’. Dit bracht de eerste van de zo vele splitsingen teweeg binnen het Protestantisme. De heer Gottlieb Blokland, inspecteur van het Protestants-Evangelisch godsdienstonderwijs, besloot: ´Door dit theologisch verschil ontstonden er twee duidelijke stromingen binnen de hervormingsbeweging, de evangelisch-lutherse en de zwingliaans-gereformeerde’.

    In tegenstelling tot Luther, zou ik hier niet voor splitsen of ruziemaken met mijn broeders en zusters die hier een andere mening over hebben. Mijn persoonlijke mening is dat ik, samen met de kerkvaders en de vroegste christenen, geloof in de werkelijke tegenwoordigheid van Christus in de sacramenten van brood en wijn maar dat ik u deze sacramenten niet kan aanbieden omdat ik geen onderdeel uitmaak van de apostolische successie. Ik ben namelijk niet aangesteld door een bisschop. Vandaar ook mijn voorstel tot het schrappen van deze woorden in het huisreglement van onze gemeente. Een andere reden is dat dit onnodig verdeeldheid versterkt met onze broeders en zusters binnen de apostolische kerken. In deze gemeente kunnen we hoogstens samen herinneren aan wat Christus voor ons heeft gedaan aan het kruis. Wat uw eigen mening hierover ook moge zijn, laten we elkaar niet verbijten met betweterij en laten we volgende week met een rein hart tot Jezus gaan wanneer we met een nederige en oprechte ingesteldheid deelnemen aan de dienst en aan het symbolische avondmaal.

    Tweede overdenking: ik wil jullie even meenemen naar het interieur van de tempel. Wij denken dikwijls dat de tempel vanbinnen een kale ruimte was zoals een typische Protestants-Evangelische gemeente, zoals bijvoorbeeld deze zaal. Maar dat is niet zo. We moeten ons dus even in onze geest verplaatsen naar een andere denkwijze, een andere mentaliteit, een ander soort inrichting van een ruimte. Ik zal even een omschrijving geven van wat je zoal zou kunnen gezien hebben in de tempel. Dit kan wat langdradig aanvoelen maar probeer het je echt voor te stellen:

    Misschien viel je oog op de zuilen met bloemen:

    “Chiram maakte twee bronzen zuilen, elk met een hoogte van achttien el en een omtrek van twaalf el. Voor de bekroning van de zuilen maakte hij twee kapitelen van gegoten brons, allebei vijf el hoog. Die kapitelen op de zuilen versierde hij met vlechtwerk, en om de hals van elk kapiteel legde hij zeven ketens met kwasten. Ook maakte hij granaatappels, die hij in twee rijen aan het vlechtwerk bevestigde waarmee beide kapitelen overtrokken waren. De kapitelen op de zuilen, die bestemd waren voor de voorhal van de tempel, gaf hij de vorm van lotusbloemen. Ze waren vier el hoog. Aan de bovenkant van elk van de kapitelen, aan de zoom van het vlechtwerk, hingen tweehonderd granaatappels in rijen om de uitstulping heen. De zuilen werden opgesteld in de voorhal voor de grote zaal. De rechterzuil kreeg de naam Jachin en de linkerzuil de naam Boaz. Toen de lotusvormige kapitelen boven op de zuilen waren aangebracht, was het werk aan de zuilen voltooid” (1 Koningen 7:15-22).

    Misschien viel je oog op de kandelaar met bloemen:

    “Maak een lampenstandaard van zuiver goud. De voet, de schacht, de kelken, knoppen en bloemen moeten uit één stuk worden gedreven. De schacht moet zes zijarmen hebben: drie aan de ene kant en drie aan de andere kant. Deze armen moeten versierd worden met amandelbloesem; breng op elke arm drie kelken aan met een knop en bloemblaadjes, telkens op dezelfde manier. Ook de schacht moet versierd worden met amandelbloesem; vier kelken, elk met een knop en bloemblaadjes. Waar de armen uit de schacht komen, moeten eveneens knoppen worden aangebracht: één onder het eerste paar armen, één onder het tweede paar en één onder het derde paar. De hele standaard, met de zes armen en de knoppen, moet uit één stuk zuiver goud gedreven worden. (…) Houd je bij het maken ervan aan het ontwerp dat je hier op de berg getoond is” (Exodus 25:31-36,40).

    Misschien viel je oog wel op Aäron met zijn kleren met bloemen en zijn zonen:

    “De efodmantel moet geheel gemaakt zijn van paarse wol. In het midden moet een opening zijn om het hoofd door te steken, met een geweven rand als bij een wapenrok, om inscheuren te voorkomen. Aan de hele zoom moeten granaatappels bevestigd worden van paarse, karmijnrode en scharlaken wol, en tussen die granaatappels gouden klokjes, om en om. Aäron moet deze mantel dragen als hij dienst doet, zodat men hem hoort wanneer hij het heiligdom binnenkomt om voor de HEER te verschijnen en hem ook weer naar buiten hoort gaan. Dan zal hij niet sterven. Maak ook een bloem van zuiver goud en graveer daarin als in een zegel de woorden: Gewijd aan de HEER. Maak haar met een paars koord vast op de voorzijde van het hoofddeksel. Doordat Aäron haar op zijn voorhoofd draagt zal hij de ongerechtigheden wegnemen die aan de gewijde gaven van de Israëlieten zouden kunnen kleven. Hij moet de bloem steeds op zijn voorhoofd dragen, dan zullen ze door de HEER aanvaard worden” (Exodus 28:31-38, Willibrordvertaling, editie 2012). Verder staat er dat zijn zonen lendenschorten van linnen moesten dragen “om hun naaktheid te bedekken” (vers 42, Willibrordvertaling, editie 2012).

    Misschien viel je oog wel op het gordijn met cherubs:

    “Maak een voorhangsel van blauwpurperen, roodpurperen en karmozijnrode wol en getwijnd linnen garen. Het moet vakkundig geweven worden, met een patroon van cherubs” (Exodus 26:31).

    Doet dit jullie niet aan iets denken? Bloemen, besef van naaktheid die bedekt moest worden, een voorhangsel met een patroon van cherubs,...

    Dit doet inderdaad denken aan de geschiedenis van het paradijs en de verbanning uit dit paradijs, zoals opgetekend staat in het boek Genesis.

    De tempel was dus bedoeld om de omgekeerde weg te gaan. Het was geen lege ruimte maar het was een ruimte die moest doen denken aan het paradijs. De tempel was een afbeelding van het paradijs.

    Wat was er gebeurd in het paradijs?

    “Beiden waren ze naakt, de mens en zijn vrouw, maar ze schaamden zich niet voor elkaar. (…) De vrouw keek naar de boom. Zijn vruchten zagen er heerlijk uit, ze waren een lust voor het oog en ze vond het aanlokkelijk dat de boom haar wijsheid zou schenken. Ze plukte een paar vruchten en at ervan. Ze gaf ook wat aan haar man, die bij haar was, en ook hij at ervan. Toen gingen hun beiden de ogen open en merkten ze dat ze naakt waren. Daarom regen ze vijgenbladeren aan elkaar en maakten er lendenschorten van. (…) Toen dacht God, de HEER: Nu is de mens aan ons gelijk geworden, nu heeft hij kennis van goed en kwaad. Nu wil ik voorkomen dat hij ook vruchten van de levensboom plukt, want als hij die zou eten, zou hij eeuwig leven. Daarom stuurde hij de mens weg uit de tuin van Eden om de aarde te gaan bewerken, waaruit hij was genomen. En nadat hij hem had weggejaagd, plaatste hij ten oosten van de tuin van Eden de cherubs en het heen en weer flitsende, vlammende zwaard. Zij moesten de weg naar de levensboom bewaken” (Genesis 2:25;3:6-7,22-24).

    Hun ogen werden geopend, ze beseften dat ze naakt waren, ze werden weggestuurd van God, Die ze voortaan niet meer zouden kunnen zien. Ook werden ze weggestuurd van Gods tempel; het paradijs. Vanaf nu konden ze niet van de Boom van het Leven eten.

    Jezus bood de oplossing: Hij is God, Hij is de Boom van het Leven, Hij geeft aan Zijn discipelen te eten en vanaf dan kunnen zij God zien en terugkeren naar Zijn tempel, hier een afbeelding van het paradijs:

    “Toen hij [Jezus] met hen aan tafel aanlag, nam hij het brood, sprak het zegengebed uit, brak het en gaf het hun. Nu werden hun ogen geopend en herkenden ze hem. (…) De twee leerlingen vertelden wat er onderweg gebeurd was en hoe hij zich aan hen kenbaar had gemaakt door het breken van het brood. (…) Hij nam hen mee de stad uit, tot bij Betanië. Daar hief hij zijn handen op en zegende hen. Terwijl hij hen zegende, ging hij van hen heen en werd opgenomen in de hemel. Ze brachten hem hulde en keerden in grote vreugde terug naar Jeruzalem, waar ze voortdurend in te tempel waren en God loofden” (Lukas 24:30-31a,35,50-53). Hun ogen werden geopend, ze kenden en herkenden God, ze gingen naar de tempel – wat verwijst naar het paradijs – en daar prezen zij God.

    Wat een machtige Heer dienen wij! Jezus geeft ons weer toegang tot Gods paradijs. Laten we hierbij stilstaan in de vreze des Heeren wanneer we volgende week samen het avondmaal gaan herdenken.

    Derde overdenking: Zoals ik jullie al eens heb verteld, zei Jezus na zijn opstanding: “Mij is alle macht gegeven in de hemel en op aarde” (Matteüs 28:18b). Dit in contrast met koning Kores, die over zichzelf zei: “Zo spreekt Kores, de koning van Perzië: Jahwe, de God des hemels, heeft mij alle koninkrijken der aarde geschonken” (2 Kronieken 36:23a).[2]

    Dus niet alleen heeft Jezus alle macht over deze aarde gekregen, ook heeft Hij alle macht in de hemel gekregen, en dit voor eeuwig: “Want een kind wordt ons geboren, een zoon wordt ons gegeven. De heerschappij rust op zijn schouders; men noemt hem: Wonder van beleid, Sterke God, Vader voor eeuwig, Vredevorst. Groot is de macht en eindeloos de vrede voor de troon van David, voor zijn koninkrijk; hij zal het stichten en stutten door recht en gerechtigheid van nu af en voor altijd. De ijverzuchtige liefde van Jahwe der legerscharen zal dit bewerken” (Jesaja 9:5-6). Christus heeft dus werkelijk alle macht. Door Christus mogen wij familie zijn met Hem en met elkaar en mogen we gemeenschap hebben met God onze Vader.[3] Dit is ook waarom Paulus zei: “Zelf heb ik immers van de Heer de overlevering ontvangen die ik u op mijn beurt heb doorgegeven, dat de Heer Jezus in de nacht waarin Hij werd overgeleverd, brood nam, en na gedankt te hebben, het brak en zeide: ‘Dit is mijn lichaam voor u. Doet dit tot mijn gedachtenis.’ Zo ook na de maaltijd de beker, met de woorden: ‘Deze beker is het nieuwe verbond in mijn bloed. Doet dit, elke keer dat gij hem drinkt, tot mijn gedachtenis.’ Telkens als gij dit brood eet en de beker drinkt, verkondigt gij de dood des Heren, totdat Hij komt” (1 Korintiërs 11:23-26). Totdat Hij komt en zijn heerschappij zichtbaar zal vestigen over deze aarde en het verbond dat wij nu al met Hem hebben door Zijn liefde en door de Heilige Geest, zichtbaar zal maken over de ganse aarde. Dan zal in vervulling gaan: “Mijn uitverkorenen zullen zelf genieten van het werk van hun handen. Zij zullen zich niet moe maken voor niets, geen kinderen ter wereld brengen voor de verschrikking. Zij zijn een geslacht dat gezegend is door Jahwe, en hun nakomelingen met hen. Nog vóór zij roepen zal Ik hen antwoorden, terwijl ze nog spreken zal Ik hen verhoren. Dan grazen de wolf en het lam eensgezind, de leeuw eet dan hooi zoals het rund, terwijl de slang zich voeden zal met stof. Niemand zal nog kwaad doen of onheil stichten op geheel mijn heilige berg, zo spreekt Jahwe” (Jesaja 65:22b-25) en “Een twijg ontspruit aan de stronk van Isaï, een telg ontbloeit aan zijn wortel. De geest van Jahwe rust op hem, een geest van wijsheid en inzicht, een geest van beleid en sterkte, een geest van kennis en ontzag voor Jahwe, - hij ademt ontzag voor Jahwe. Niet naar uiterlijke schijn spreekt hij recht en hij doet geen uitspraak op grond van loze geruchten; hij geeft de geringen hun recht en de armen in het land krijgen een eerlijk vonnis. Hij kastijdt de verdrukkers met de roede van zijn mond en de bozen doodt hij met de adem van zijn lippen. Gerechtigheid draagt hij als een gordel om zijn lenden, en trouw als een gordel om zijn heupen. De wolf en het lam wonen samen, de panter vlijt zich neer naast het bokje, het kalf en de leeuw weiden samen: een kleine jongen kan ze hoeden. De koe en de berin sluiten vriendschap, hun jongen liggen bijeen. De leeuw eet haksel als het rund, de zuigeling speelt bij het hol van de adder, het kind strekt zijn hand uit naar het nest van de slang. Niemand doet nog kwaad of handelt nog verderfelijk op heel mijn heilige berg; want de kennis van Jahwe vervult het hele land, zoals het water heel de bodem van de zee bedekt” (Jesaja 11:1-9).

    Wat kunnen we vandaag dus leren en toepassen van deze preek? De avondmaalherdenking behoort ons als gemeente op te roepen tot een eenheid, ondanks theologische verschillen. Hier is geen plaats voor theologische betweterij maar we moeten in eenheid en met reine harten tot Jezus gaan en met een nederige en oprechte ingesteldheid deelnemen aan de dienst en aan het symbolische avondmaal. Het avondmaal doet ons ook denken aan de tempel van God, waar slechts een heilige dienst op zijn plaats was. In navolging van Christus onze Heer, worden we opgeroepen om onszelf als offer op het altaar te leggen. Met andere woorden, telkens wanneer we het avondmaal vieren, worden we opgeroepen om onszelf volledig te geven aan onze Heer. Telkens als we naar het avondmaal gaan, kunnen we dit zien als een oproep om ons volledig tot de dienst aan Christus te wijden. Het avondmaal doet ons ook denken aan teruggaan naar de heilige berg van de Heer; de stad Gods waar geen plaats is voor zonde. Hou dus geen plaats vrij voor zonde in je leven! Het doet ons ook denken aan Gods toekomende paradijs, na de wederkomst van Christus, waar er volledig herstel zal zijn van de zondeval. Kijk dus uit naar dat volledige herstel! Laten we zo denken en laten we zo leven, telkens vanuit de herdenking van het avondmaal! Halleluja! De Heer zij geprezen! Amen!

     

    Gepreekt in Evangelische gemeente Pniël (Balen) op 2 april 2023.

    [1] Voor de primaire bronnen hierover, lees mijn MTh thesis.

    [2] Naar Hendrik J. Koorevaar, “Hoofdstuk 3: Een structureel canonieke benadering voor een theologie van het Oude Testament als geheel” in Hendrik Koorevaar en Mart-Jan Paul, ed., Theologie van het Oude Testament: De blijvende boodschap van de Hebreeuwse Bijbel (Zoetermeer: Boekencentrum, 2013), 115.

    [3] Naar Scott Hahn, “Covenant,” ed. John D. Barry et al., The Lexham Bible Dictionary (Bellingham, WA: Lexham Press, 2016).


    Categorie:Preken
    12-02-2023
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Preek voor de bevestigingsdienst

    Allereerst wil ik iedereen bedanken voor zijn of haar aanwezigheid en eventuele inzet. Bedankt hiervoor!

    Voor de preek[1] van vanmiddag, hernemen we een stuk uit de lezing. Laat ons opnieuw luisteren naar de woorden van de apostel Paulus. Het is goed wanneer de Bijbel rechtstreeks tot onze harten spreekt. Daarom lees ik ook voor uit Efeziërs, meer bepaald lees ik hoofdstuk 4 verzen 11 tot en met 16:

    “En Hij is het die zowel apostelen heeft aangesteld als profeten, zowel verkondigers van het evangelie als herders en leraren, om de heiligen toe te rusten voor het werk in zijn dienst. Zo wordt het lichaam van Christus opgebouwd, totdat wij allen samen door ons geloof en door onze kennis van de Zoon van God een eenheid vormen, de eenheid van de volmaakte mens, van de tot volle wasdom gekomen volheid van Christus. Dan zijn we geen onmondige kinderen meer die stuurloos ronddobberen en met elke wind meewaaien, met wat er maar verkondigd wordt door mensen die tot alles in staat zijn wanneer ze anderen listig en doortrapt op een dwaalspoor willen brengen. Dan zullen we, door ons aan de waarheid te houden en elkaar lief te hebben, samen volledig toegroeien naar Hem die het hoofd is: Christus. Vanuit dat hoofd krijgt het hele lichaam samenhang, en wordt het ondersteund en bijeengehouden door alle gewrichtsbanden. Ieder deel draagt op eigen wijze bij tot de groei van het lichaam, dat zo zichzelf opbouwt door de liefde.”[2]

    Bij de voorbereiding van deze preek vielen me hier onmiddellijk enkele dingen op die ik graag met jullie wil bespreken.

    In het eerste stuk dat John zo mooi voorlas, zien we dat Christus genade en gaven heeft gegeven aan iedere christen. Elke ware christen heeft genade gekregen. Dit is de energie van God om het goede te doen. Elke christen krijgt specifieke gaven van de Heilige Geest om goede vruchten voort te brengen. Op het einde van deze passage zien we dan ook dat Christus het Hoofd van het Lichaam, Zijn Kerk, is, en dat Hij het is Die Zijn Lichaam bijeen houdt. In dit Lichaam, dat enkel van Christus is, is dus geen plaats voor hoogmoed; “Ik ben hier de voorganger of pastoor en hij schenkt maar koffie of kuist maar wc’s.” “Ik ben een doctor in de theologie en ook in de kerkgeschiedenis en dit alles zelfs van de universiteit van Cambridge en ook nog van die van Oxford en hij is niet eens begonnen met zijn theologieopleiding.” Houd geen plaats vrij voor deze hoogmoed want door Zijn Heilige Geest geeft Christus soeverein aan wie Hij wil gaven. Titels en posities zijn slechts bijkomstig. Ze mogen hoogstens een hulpmiddel zijn om te dienen. Wie een basisnotie heeft van kerkgeschiedenis, weet dat de Heer zowel hoogopgeleiden als laagopgeleiden machtig heeft gebruikt. Ook weet hij dat de Heer mensen van verschillende stromingen binnen het christendom machtig heeft gebruikt.

    Verder leer ik uit deze passage dat we mensen nodig hebben die gewrichtsbanden vormen in het Lichaam van Christus; mensen die een brug vormen tussen denominaties, tussen apostolische kerken en protestantse gemeentes. Dit hoeft geen platte oecumene te zijn. Het is een samen toegroeien naar Christus het Hoofd in liefde maar ook in waarheid. Aangezien Christus het Hoofd en het Doel is, is manipulatie hier ook uit den boze; bijvoorbeeld “Jij mag niet naar die of die kerk gaan,” “jij mag bij hen niet deelnemen aan het avondmaal of de eucharistie.” Waarom? Omdat “vanuit dat hoofd [namelijk onze gezamenlijke Heer Jezus Christus] krijgt het hele lichaam samenhang, en wordt het ondersteund en bijeengehouden door alle gewrichtsbanden. Ieder deel draagt op eigen wijze bij tot de groei van het lichaam, dat zo zichzelf opbouwt door de liefde.” [3] Ik wil een gewrichtsband zijn en ik ben vrij om over de grenzen te kijken en deel te nemen. Jij ook. Laat je door niemand manipuleren.

    Voorganger, draag je bij tot de groei van het Lichaam dat samenhang krijgt vanuit het Hoofd of verdeel je liever? Heers niet hardvochtig over de kudde van de Heer. Het is niet onze kudde en we zullen hiervoor rekenschap moeten afleggen!

    Nog iets, dat ik gezien heb, beste collega’s. In naam van de Bijbel of “ik geloof alleen in de Bijbel” wordt veel gemanipuleerd en worden veel valse dogma’s opgeworpen. Geloven we echt in wat er in de Bijbel staat of geloven we in wat we vanuit menselijke traditie voor Bijbels houden?

    Ik geef een voorbeeld: strijden we voor het geloof “dat voor eens en altijd aan de heiligen is overgeleverd”[4], zoals de Bijbel ons leert, of verkondigen we zomaar wat? Zoek steeds naar de vroegste traditie van de vroegste kerkvaders en andere vroegste christenen en probeer deze zo goed mogelijk aan te leren aan andere christenen.

    Mijn wens voor jullie is dat er geen politieke spelletjes of andere vormen van manipulatie meer zullen voorkomen in het brede Lichaam van Christus. “Misbruik de naam van de HEER [Jahweh], uw God, niet, want wie zijn naam misbruikt laat Hij niet vrijuit gaan.”[5]

    Ik had ook een zachter thema kunnen aansnijden maar ik vind dat de woorden die ik tot jullie gesproken heb, jullie op de lange termijn kunnen uitdagen en verrijken. Ons doel is toch te leven voor God en Zijn Lichaam te versterken? Laat ons dit werk met goede moed samen verderzetten, aangevuurd door het woord!

    “Moge de HEER [Jahweh] u zegenen en u beschermen,

    Moge de HEER [Jahweh] het licht van zijn gelaat over u doen schijnen en u genadig zijn,

    Moge de HEER [Jahweh] u zijn gelaat toewenden en u vrede geven.”[6]

     

    [1] De bijbeltekst in deze uitgave is ontleend aan de NBV21, © 2021 Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap, Haarlem/Antwerpen. Alle rechten voorbehouden.

    [2] Efeziërs 4:11-16.

    [3] Efeziërs 4:16.

    [4] Judas 1:3.

    [5] Exodus 20:7.

    [6] Numeri 6:24-26.


    Categorie:Preken
    18-12-2022
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Focus steeds op de Heilige Geest - deel 2 (vereenvoudigd)

    Ignatius van Antiochië beschrijft Jezus als “de nieuwe mens Jezus Christus” (novum hominem Jesum Christum[1]). Deze hebben we volgens Paulus aangetrokken (Galaten 3:27) en behoren we aan te trekken (Romeinen 13:14).[2] “De eerste mens was uit de aarde, aards; de tweede Mens is uit de hemel. Welnu, zoals de aarde was, zo zijn ook de aardsen; zoals de Hemelse was, zo zullen ook de hemelsen zijn; en zoals we de gestalte van den aardsen hebben gedragen, zo moeten we ook de gestalte van den Hemelsen dragen” (1 Korinthe 15:47-49, Petrus Canisiusvertaling).

    Als Christus het [exacte] Beeld is die de onzichtbare God representeert (Kolossenzen 1:15a), hoe kunnen we dan meer op Hem gelijken en hoe kunnen we Hem meer uitdragen naar deze wereld? Hoe kunnen we Hem beter representeren?

    We kunnen Hem zeker beter gaan representeren door ons meer bezig te houden met gebed. De christen die kijkt op het aangezicht van Jezus Christus, zoals Moses keek naar de glorie van God, zal Jezus kunnen weerspiegelen en zal de mensen kunnen verlichten met de kennis van de glorie van God. Met andere woorden: Hij zal geproefd hebben dat de Heer goed is, en dit zal aanstekelijk werken naar hen die hongerig zijn, die op zoek zijn. En zij zullen uiteindelijk verzadigd worden. Vanuit het gebed, vanuit het focussen op de Heilige Geest, mogen we dus de Heilige Geest schijnen uit onze harten zoals mijnwerkers schijnen uit de lamp op hun voorhoofden.[3] We mogen dus de Heilige Geest reflecteren en Hem zo uitschijnen.

    Ik zal een praktisch voorbeeld geven van hoe we verbonden kunnen zijn met de Heilige Geest en Hem kunnen uitschijnen. In Griekenland woonde een christelijke monnik genaamd Paisios. Hij is heel bekend onder de Grieken. Hij ging nog geen 30 jaar geleden het hoekje om. Menselijk gesproken was hij niets bijzonders. Hij was gewoon een oude, aftakelende man op een eiland die bad en ouder werd. Maar geestelijk gezien wandelde en communiceerde hij veel met God. Hij richtte zijn oog dus niet op de dingen die men ziet maar op de dingen die men niet ziet (2 Korinthiërs 4:18a). Hij wandelde door geloof, niet door aanschouwen (2 Korinthiërs 5:7). Zoals ik al had gezegd, bad hij en communiceerde hij met God. Dikwijls als mensen hem kwamen bezoeken wist hij al van tevoren de achtergrond van die mensen, alsook hun namen. God had het hem namelijk al verteld. Zo kwam er ooit een pornograaf bij hem langs. Dit is dus een man die meisjes gebruikt om pornofilms te maken. Menselijk gesproken kon Paisios dit van hem niet weten aangezien niemand hem dit verteld had, maar toen Paisios alle gasten eten gebracht had, nam hij het bord dat bestemd was voor die pornograaf en wierp het op de grond. Toen zei hij “raap het op en eet smakelijk”. Die man was natuurlijk uiterst beledigd. Toen vertelde Paisios hem: “Waarom moeten mensen jouw vuiligheid dan eten?! Bekeer je!” De man bekeerde zich van zijn zonden en werd christen. Had Paisios geen tijd besteed met de Heilige Geest, dan was dit niet mogelijk geweest en dan had die man voortgedaan met zijn zondige leven. Paisios was gericht op de Heilige Geest. Hij had een aandachtig gehoor voor de Heilige Geest. Hij had zijn oren gespitst naar de Heilige Geest. Hij luisterde aandachtig naar de Heilige Geest. Vanuit eigen kracht had hij niets kunnen bereiken maar vanuit de kracht van de Heilige Geest die in hem woonde is dit gelukt. Zoals Paulus ook schreef: “Want de God die gezegd heeft: ‘Uit duisternis zal licht schijnen’, Die heeft geschenen in onze harten tot de lichtglans van de kennis van de heerlijkheid van God in het aangezicht van Jezus Christus. Maar wij hebben deze schat in aarden vaten, opdat de uitnemendheid van de kracht van God is, en niet uit ons” (2 Korinthiërs 4:6-7). “Hij nu die ons hiertoe heeft bereid, is God, die ons het onderpand van de Geest gegeven heeft. Daarom hebben wij altijd goede moed, en weten dat wij, zolang wij in het lichaam wonen, niet bij de Heer wonen (want wij wandelen door geloof, niet door aanschouwen); maar wij hebben goede moed en willen liever ons verblijf in het lichaam verlaten en bij de Heer inwonen” (2 Korinthiërs 5:5-8). Wij hebben dus goede moed omdat God ons het onderpand; de verlovingsring van de Heilige Geest gegeven heeft. Zoals ik al eerder verteld heb is de Heilige Geest een onderpand, een ἀρραβῶνα. Het Griekse woord αρραβων kan in het moderne Grieks verlovingsring betekenen.[4] Toen ik mijn verlovingsring aan mijn vrouw gaf voor het oog en met toestemming en zegen van haar ouders, toen wisten ze dat ik met haar ging trouwen. Ik was nog niet met haar getrouwd maar ze had goede moed dat ik met haar zou trouwen. Op dezelfde manier hebben wij goede moed omdat we Gods Verlovingsring, de Heilige Geest in ons wonen hebben. Dit is al een voorteken van wat gaat komen; het huwelijk met Christus de Bruid. We hebben dus goede moed vanwege de Heilige Geest die in ons woont. Wij hebben goede moed indien wij wandelen door het geloof, niet door aanschouwen, en Hem zo behagen. Een kort bijbels voorbeeld volstaat: “Door het geloof werd Henoch weggenomen opdat hij de dood niet zag, en hij werd niet gevonden, omdat God hem had weggenomen; want vóór zijn wegneming heeft hij getuigenis verkregen dat hij God behaagd had. Zonder geloof echter is het onmogelijk Hem te behagen; want wie tot God nadert; moet geloven dat Hij is en dat Hij een beloner is van hen die Hem zoeken” (Hebreeën 11:5-6). Verder staat er ook in de Bijbel geschreven: “Hij [Jezus] zeide hun nog een gelijkenis over de noodzakelijkheid, om altijd te bidden, en nooit de moed te verliezen.” (Lukas 18:1). We kunnen God dus behagen door te bidden en hierin niet moedeloos te worden (Lukas 18:1) want God zal ons recht verschaffen (v. 7-8), ook al ziet de situatie er moedeloos en hopeloos uit. Herinner u ook de woorden van de apostel Paulus: “Daarom worden wij niet moedeloos; maar al raakt ook onze uiterlijke mens in verval, toch wordt onze innerlijke van dag tot dag vernieuwd” (2 Korinthiërs 4:16). ‘Het is de Geest die ons het gevoel geeft dat de “uiterlijke mens” “aan het vervallen” is en de “innerlijke mens” aan het vernieuwd worden is.’[5] “Want de kortstondige lichtheid van onze verdrukking bewerkt voor ons een uitermate uitnemend, eeuwig gewicht van heerlijkheid.” (2 Korinthiërs 4:17): “De ijver waarmee de apostel spreekt, is voldoende om de meest bedeesde mensen moed te geven. Een leven vol van kruisen, moeiten, vervolgingen, verwondingen et cetera, noemt hij kortstondig en licht, in vergelijking met de eeuwige, immense en onbegrijpelijke glorie die voor ons is voorbereid.”[6]

    “Hij nu die ons hiertoe heeft bereid, is God, die ons het onderpand van de Geest gegeven heeft. Daarom hebben wij altijd goede moed, en weten dat wij, zolang wij in het lichaam wonen, niet bij de Heer wonen” (2 Korinthiërs 5:5-6).

    ‘“Daarom” verwijst naar het vorige vers, naar de gezegende toekomst waarnaar de Heilige geest als “onderpand” wijst. De duidelijke aanwezigheid van de eschatologische Geest [dit is de Heilige Geest die verwijst naar het eeuwige, geweldige leven bij Jezus Christus] is een bron van vrijmoedigheid tijdens de tegenwoordige eeuw.’[7] Richt je dus vrijmoedig op de Heilige Geest.

    “Maar u, geliefden, terwijl u zichzelf opbouwt op uw allerheiligst geloof en bidt in de Heilige Geest, bewaart uzelf in de liefde van God en verwacht de barmhartigheid van onze Heer Jezus Christus tot het eeuwige leven. (…) Hem nu die machtig is u te bewaren zonder dat u struikelt en u onberispelijk voor zijn heerlijkheid te stellen met vreugdegejuich” (Judas 20-21, 24). De Bijbel leert dat God bij machte is u van het struikelen te behoeden. Bid dus veel. Bid ook voor mij.

    We behoren onze blik te veranderen van het tijdelijke naar het eeuwige, van het zichtbare (aftakeling, ouderdom, corona, oorlog, dood) naar het onzichtbare (gebed, de Heilige Geest; Gods liefde, geloof). Iemand zei het als volgt: Nu Christus verrezen is uit de dood, is je afkomst niet meer belangrijk. Lichamelijke zwakten tellen niet meer, en het lijden van de dood maakt ook niet meer uit. Dat Jezus verrezen is uit de dood is niet gebeurd omdat Jezus dit nodig had, want het lot van menselijke zwakten had geen effect op hem, maar omdat wij dat nodig hadden. Dit is ons als voorbeeld gegeven, zo dat, als we in de voetstappen van degene die voor ons gestorven is, wandelen, we ook op de beloofde tijd zullen verrijzen, nadat we dit [aardse] leven achtergelaten hebben, en dan zullen alle zwakten en verdorvenheden ophouden te bestaan. De reden waarom Paulus dit zegt is omdat, in [het feit van] de opstanding van Christus, een voorbeeld van onvergankelijkheid en heerlijkheid is gegeven, opdat het mag erkend worden als gunstig voor iedereen die Christus gehoorzaamt. Tot en met het kruis was er een vermoeden dat Christus zwak was, maar eens hij verrees uit de dood, verdween dit helemaal, en waar men eerder aan twijfelde, werd geloofd, zoals hij zelf gezegd had: Wanneer u de Zoon des mensen verhoogd zult hebben, dan zult u weten dat Ik het ben [Johannes 8:28].[8]

    Ik vat deze en de vorige preek als volgt samen:

    Zoals ik reeds zei behoren we onze blik dus te veranderen van het tijdelijke naar het eeuwige, van het zichtbare (aftakeling, ouderdom, corona, dood, oorlog) naar het onzichtbare (gebed, de Heilige Geest; Gods liefde, geloof). In het begin van mijn vorige preek gaf ik aan dat we niet gefrustreerd moeten zijn dat we misschien nog niet zo veel goede werken hebben kunnen verrichten, maar dat we mogen beseffen dat onze werken enkel nut hebben in Christus en dat we zonder Hem niets kunnen doen. We moeten het feit dat we in Christus zijn goed tot ons laten doordringen. Slechts van hieruit kunnen we goede werken verrichten. In Christus zijn we een nieuwe schepping en hebben we de Heilige Geest als Onderpand; als Verlovingsring gekregen. We moeten onze blik dus eerst richten op Jezus onze Heer en dan op Zijn Heilige Geest. Hierdoor worden we veranderd van heerlijkheid tot heerlijkheid. Dan kunnen we dit ontvangen licht, die ontvangen energie uitschijnen naar anderen. Dit kan een waar verschil maken in het leven van anderen. (Herinner u het verhaal van Paisios en de pornograaf die christen werd.) Deze bovennatuurlijke werken, gedaan vanuit ons geloof in Christus, door de kracht van de Heilige Geest, behagen God. We wandelen dan in geloof. In plaats van onze ogen op de ellende die we rondom ons zien te richten, richten we onze ogen dan op de Heilige Geest. Onze uiterlijke mens takelt dan nog steeds af, maar onze innerlijke mens wordt dag na dag vernieuwd. Als we ons meer focussen op de Heilige Geest, dan worden de dagdagelijkse moeiten en verwondingen maar licht ervaren in vergelijking met Zijn onbegrijpelijke en onvatbare glorie die we hier al ten dele mogen ervaren. De Heilige Geest is onze Verlovingsring, ons Onderpand, onze Voorsmaak van de heerlijkheid die gaat komen. Laten we in dit seizoen dus steeds weer focussen op Hem door te bidden en, als je dat wilt, te vasten. Proef de Heerlijkheid van de Heer door middel van Zijn Heilige Geest. Hij is die heerlijke bron van vrijmoedigheid. Wees bemoedigd! “Maar u, geliefden, terwijl u zichzelf opbouwt op uw allerheiligst geloof en bidt in de Heilige Geest, bewaart uzelf in de liefde van God en verwacht de barmhartigheid van onze Heer Jezus Christus tot het eeuwige leven. (…) Hem nu die machtig is u te bewaren zonder dat u struikelt en u onberispelijk voor zijn heerlijkheid te stellen met vreugdegejuich” (Judas 20-21, 24). Wees bemoedigd! Hij is bij machte u te bewaren en u te bemoedigen en u van het struikelen te behoeden. Bid dus veel. Bid ook voor mij. Laat u steeds weer door de Heilige Geest oprichten en persoonlijk bemoedigen en bemoedig ook elkaar! Focus u altijd op de Heilige Geest en weerkaats altijd vrijmoedig zijn licht! Dan ben je een mooi lichtje in navolging van Jezus Christus, het ware Licht Dat als Mens naar deze wereld kwam! Amen!

    ---

    “Jahweh zegene u, En behoede u;

    Jahweh doe zijn aanschijn over u lichten, En zij u genadig;

    Jahweh wende tot u zijn gelaat, En schenke u de vrede!”

    - Numeri 6:24-26

     

    Gepreekt in Evangelische gemeente Pniël (Balen) op 18 november 2022.

    [1] Ignatius of Antioch, Corpus Ignatianum: Latin Version, Middle Recension, trans. William Cureton (Berlin: Asher and Co., 1849), 38.

    [2] F. F. Bruce, “Commentary on the Epistle to the Colossians: the English text with introduction, exposition and notes,” 273 en vtn. 68.

    [3] Vrij naar A.T. Robertson, Word Pictures in the New Testament (Nashville, TN: Broadman Press, 1933), 2 Corinthians 4:6.

    [4] Murray J. Harris, “2 Corinthians,” in The Expositor’s Bible Commentary: Romans–Galatians (Revised Edition), ed. Tremper Longman III & Garland, David E., vol. 11 (Grand Rapids, MI: Zondervan, 2008), 475.

    [5] Paul Barnett, The Second Epistle to the Corinthians (Grand Rapids, Mich.: W.B. Eerdmans Pub., 1997), 246.

    [6] George Leo Haydock, Haydock’s Catholic Bible Commentary (New York: Edward Dunigan and Brother, 1859), 2 Co 4:17.

    [7] Paul Barnett, The Second Epistle to the Corinthians (Grand Rapids, Mich.: W.B. Eerdmans Pub., 1997), 269.

    [8] Ambrosiaster, Commentaries on Romans and 1-2 Corinthians, ed. Thomas C. Oden and Gerald L. Bray, trans. Gerald L. Bray, Ancient Christian Texts (Downers Grove, IL: IVP Academic: An Imprint of InterVarsity Press, 2009), 226. Commentaar op 2 Korinthe 5:16.


    Categorie:Preken
    11-12-2022
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Focus steeds op de Heilige Geest - deel 1 (vereenvoudigd)

    Soms kunnen we ons moedeloos en hopeloos voelen. We kunnen zelfs angst voor de toekomst hebben. Niet zo lang geleden, werden we geconfronteerd met de coronapandemie, mensen werden ziek, verloren hun jobs en stierven onverwachts zonder familie naast hun bed. Misschien heb je zelf familieleden verloren. Ik verloor onlangs mijn beide nonkels. Nu worden we geconfronteerd met een oorlog op Europese bodem; de oorlog in Oekraïne. De dood; het einde van ons leven op deze aarde staat bij wijze van spreken vlak voor de deur.

    Dan kan je je afvragen: “Waar is God in dit alles?” Dan vraag ik me ook af: “Waar is de Kerk in dit alles?” Tijdens advent kijken we als het ware uit naar de komst van Jezus Christus die het Woord van God is, dat mens geworden is. We kijken samen terug naar de tijd waarin het Joodse volk nog aan het wachten was op hun Messias. En we kijken ook samen vooruit naar de wederkomst van Jezus. In deze tussentijd, zijn wij het Lichaam van Christus op deze aarde. Als leden van de Kerk; als leden van dat Lichaam, behoren wij de taak van Jezus verder te zetten. Dit kunnen we alleen maar doen als Jezus gestalte in ons krijgt, door het werk van de Heilige Geest in ons en door ons heen. Ik kijk uit naar de wederkomst van Jezus maar ik kijk ook uit naar de komst en werking van de Heilige Geest in onze levens. Vandaag heb ik het dus over de advent maar ik heb het vooral over hoe wij, door ons te focussen op de Heilige Geest, Jezus beter kunnen vertegenwoordigen vóór hij weer komt.

    Misschien ben je wel gefrustreerd dat je als christen nog niet zo veel goede werken hebt kunnen doen. Die frustratie begrijp ik. We willen dingen bereiken. Maar de enige nuttige werken die je kan doen, beginnen toch enkel vanuit Christus. Heeft Christus ons niet duidelijk gezegd: “Ik ben de wijnstok, u de ranken; wie in Mij blijft en Ik in hem, die draagt veel vrucht, want zonder Mij [of gescheiden van Mij] kunt u helemaal niets doen” (Johannes 15:5)? En schreef Paulus ook niet “Want wij zijn zijn maaksel, geschapen in Christus Jezus tot goede werken, die God tevoren heeft bereid, opdat wij daarin zouden wandelen” (Efeziërs 2:10)? Eerst zijn we dus door ons geloof[1] [door ons vertrouwen] en door Zijn genade behouden. Deze redding is een geschenk van God. Het is niet op grond van onze werken (Efeziërs 2:8-9). Dus, vóórdat we gewerkt hadden, mochten we door Zijn genade een nieuw maaksel (Efeziërs 2:10); een nieuwe schepping gemaakt worden: “Daarom, als iemand in Christus is, is hij een nieuwe schepping; het oude is voorbijgegaan, zie, het is alles nieuw geworden” (2 Korinthiërs 5:17). Als we verder kijken in de brief van Paulus aan de Efeziërs, dan zien we dat de bewoording “in Christus” de grondtoon van de hele brief slaat. Deze vruchtbare kiem brengt een heel bos voort.[2] De zin “in Christus” is het fundament vanwaaruit we deze brief behoren te lezen. Het “in Christus”-zijn is dus essentieel. Zo lezen we bijvoorbeeld onder andere in Efeze hoofdstuk 1(:3-14): “Gezegend zij de God en Vader van onze Heer Jezus Christus, die ons gezegend heeft met alle geestelijke zegening in de hemelse gewesten in Christus” (Efeziërs 1:3), “zoals Hij ons in Hem heeft uitverkoren vóór de teloorgang der wereld (καταβολῆς κόσμου[3])” (Efeziërs 1:4a), “zijn genade, waarmee Hij ons begenadigd heeft in de Geliefde” (Efeziërs 1:6b), “in Wie wij de verlossing hebben” (Efeziërs 1:7a), “om alles wat in de hemelen en op de aarde is onder één hoofd samen te brengen in Christus” (Efeziërs 1:10b). Het is dus de bedoeling dat we in Christus zouden zijn; onder zijn hoofd samengevat, opgesomd, bijeengebracht, verenigd[4] –, “in Hem, in Wie wij ook erfgenamen zijn geworden” (Efeziërs 1:11a) en, tot slot, “in Wie u ook, toen u geloofd hebt, verzegeld bent met de Heilige Geest van de belofte, het Onderpand onzer erfenis; opdat gij als zijn eigendom moogt worden vrijgekocht, en zijn glorie moogt loven” (Efeziërs 1:13b-14[5]). We zijn verzegeld met de Heilige Geest van de belofte. Dat wil zeggen dat we hier en nu soms al een voorsmaak van gelukzaligheid krijgen; want het leven dat de Heilige Geest in de geredde ziel inplant, heeft deel aan de kwaliteit van dat van de hemel. Dus kunnen we soms genieten van een voorsmaakje van de hemel.[6] Door het geloof, mogen we soms stijgen boven het natuurlijke, alledaagse plateau. (…) Er zijn momenten die voelen alsof de hemel al een beetje op aarde is gekomen, momenten die ons een voorproefje geven van die glorie, momenten waarop we al iets mogen proeven van de hemelse heerlijkheid, waardoor we worden veranderd. Het is alsof we de lucht van de onsterfelijkheid inademen.[7] Met andere woorden, we ervaren iets dat verwijst naar de glorie die we bij God in de hemel zullen krijgen.

    De Heilige Geest zélf is ook zo een voorteken; een verwijzing naar het eeuwige leven bij God en Hij is tevens een onderpand, een ἀρραβών. Het Griekse woord ἀρραβών kan in het moderne Grieks verlovingsring betekenen.[8] Toen ik mijn verlovingsring aan mijn vrouw gaf voor het oog en met toestemming en zegen van haar ouders, wisten ze dat ik met haar ging trouwen. Ik was nog niet met haar getrouwd maar ze had goede moed dat ik met haar zou trouwen. Op dezelfde manier hebben wij goede moed omdat we Gods Verlovingsring; de Heilige Geest, in ons wonen hebben. Dit is al een voorteken van wat gaat komen; het huwelijk met Christus de Bruid. Mijn vrouw kon naar haar verlovingsring kijken als voorteken. Wij kunnen de ogen van ons hart focussen op de Heilige Geest; ons voorteken. Zo hebben we dus goede moed vanwege de Heilige Geest die in ons woont en werkt.

    Een ander voorbeeld van een voorteken dat ik kan geven is het volgende: door de Baby in haar buik te zien groeien, wist Maria dat de Heilige Geest daadwerkelijk over haar heen was gekomen en dat God redding zou brengen. Op dezelfde manier zien we, door het werk van de Heilige Geest in ons, dat God in ons aan het werken is, en redding zal brengen. Laten we onze blik focussen op de Heer en op Zijn Heilige Geest en laten we vertrouwen op Hem en het werk dat de Heilige Geest begonnen is in ons.

    “Wij allen nu, die met onbedekt gezicht de heerlijkheid van de Heer aanschouwen, worden naar hetzelfde beeld veranderd van heerlijkheid tot heerlijkheid, als door de Heer, de Geest” staat geschreven in 2 Korinthe 3:18. Hoe dus goede moed! De Heilige Geest is bezig met ons te transformeren naar het beeld van Christus; het is de bedoeling dat we gaan lijken op Christus (2 Korinthe 3:18; Romeinen 12:2).[9] Laten we hier zelf ook actief aan meewerken. Basilius de Grote, de bekende vroege kerkvader, zegt het eenvoudig als volgt: als we onze blik richten op de Geest dan worden we door de glorie van de Geest op de één of andere manier veranderd in grotere heerlijkheid. Onze harten worden dan, als het ware, verlicht door licht dat van de waarheid van de Geest komt.[10] Een andere vroegchristelijke tekst bevat ook een mooie uitleg over 2 Korinthe 3:18: We zullen worden verheven, door de goedheid van de Heer, van de heerlijkheid van Mozes, waar we niet naar konden kijken vanwege onze zondigheid, en we zullen getransformeerd worden tot een heerlijkheid waarvan we geloven dat die ons is gegeven door de Geest van de Heer. De grootsheid van de komende heerlijkheid zal overeenkomen met wat God passend vindt om ons te geven door zijn Geest. De glorie van Mozes was niet zó geweldig en niet zó eeuwig. Hij ontving heerlijkheid in een vorm die overeenkwam met de wet. Zo zal ook heerlijkheid gegeven worden aan gelovigen op een manier die overeenkomt met de wet van geloof, waarin de Geest van God aanwezig is. Want God heeft zijn Geest geschonken aan zijn getrouwen als een geschenk en een onderpand van de heerlijkheid die hij hun beloofd heeft. In het kort gezegd: we zullen dus worden veranderd in een heerlijkheid waarvan we geloven dat die ons al gegeven is door de Heilige Geest.[11] Een andere theoloog verwoordt het als volgt: de Heer, die het eind is van onze transformatie, is ook haar (…) voorziener [door “de Geest”]. (…) We worden geleidelijk naar dat beeld veranderd door de soevereine Geest.[12] “Dat is de hoop die vóór ons geplaatst is in de opstanding; (…) Jezus is ‘de man van de hemel’; en zoals we het beeld van de oude, vergankelijke mensheid gedragen hebben (zie Genesis 5:3), zo zullen we het beeld van Jezus zelf dragen (zie Romeinen 8:29).”[13]

    ‘Nu is een alles overtreffende openbaring van die eeuwige kracht en goddelijkheid [ons] geschonken: “de lichtglans van het evangelie van de heerlijkheid van Christus, die het beeld (εἰκὼν) van God is,” heeft op ons geschenen; Hij wiens scheppingswoord in het begin licht uit duisternis opriep heeft nu in onze harten geschenen, “tot de lichtglans van de kennis van de heerlijkheid van God in het aangezicht van Jezus Christus” (2 Korinthiërs 4;4,6). De schrijver van Hebreeën verwoordt dezelfde waarheid op een andere manier: voor hem is Christus de “uitstraling” van de heerlijkheid Gods en de ware afdruk van zijn wezen (Hebreeën 1:3).[14] (…) Het beeld van God in de mens is een kopie of reflectie van het archetypische beeld – i.e. Gods geliefde zoon. [Met andere woorden: we zijn al gemaakt naar het beeld van God.] De nieuwe mens wordt vernieuwd naar het Beeld van zijn Schepper (Kolossenzen 3:10). (…) Naast de logische betekenis van gelijkenis bevat het woord εἰκὼν nog twee andere ideeën: vertegenwoordiging en manifestatie.[15] Ik begon deze preek met me af te vragen waar God is in leed en trauma. Daarbij stelde ik me de vraag waar de Kerk is. Is de Kerk, het Lichaam van Christus, een afbeelding van Christus? Hoe zit dat met ons? Vertegenwoordigen wij Gods beeld? Zijn wij een manifestatie van Hem? Hoe zit dit in onze familie? Zijn wij daar een vertegenwoordiging van Hem? Is onze familie een vertegenwoordiging van Hem? Is onze kerk een vertegenwoordiging van Hem? Als mensen zich afvragen: “Waar is God in al dat leed?” Laten wij dan beginnen met ons af te vragen: “Waar zijn wij, afbeeldingen van God, in al dat leed?” Door ons, in nederigheid, meer te focussen op God de Vader, Zijn Zoon en Zijn Heilige Geest, mogen wij meer en meer gaan lijken op Christus, de Zoon en de Afbeelding van God. Zo mogen we Gods Licht meer gaan reflecteren en meer gaan schijnen in deze duistere wereld (zie Numeri 6:24-26*). Focus dus op de Heilige Geest, laat Hem je transformeren naar het beeld van Christus en wees een afbeelding van Christus voor deze wereld, opdat de wereld God moge zien! De Here zegene je hierbij! Amen!

    ---

    *“Jahweh zegene u, En behoede u;

    Jahweh doe zijn aanschijn over u lichten, En zij u genadig;

    Jahweh wende tot u zijn gelaat, En schenke u de vrede!”

    - Numeri 6:24-26

     

    Gepreekt in Evangelische gemeente Pniël (Balen) op 11 november 2022.

    [1] Ga naar https://crosstheology.wordpress.com/faith-is-a-choice/ voor bewijs dat geloof hebben onze keuze is. Het is dus ons geloof.

    [2] Naar E. K. Simpson, “Commentary on the Epistle to the Ephesians: the English text with introduction, exposition and notes,” in ibid. and F. F. Bruce, Commentary on the Epistles to the Ephesians and the Colossians (Grand Rapids, Michigan: Wm. B. Eerdmans Publishing, 1957), 24.

    [3] "This point, indeed, is not to be idly passed by, that the holy Scriptures have called the creation of the world by a new and peculiar name, terming it 'katabole,' which has been very improperly translated into Latin by 'constitution for in Greek 'katabole' signifies rather 'dejicere,' i.e.., to cast downwards,--a word which has been, as we have already remarked, improperly translated into Latin by the phrase 'constitutio mundi.'...From this it follows, that by the use of the word 'katabole,' a descent from a higher to a lower condition, shared by all in common, would seem to be pointed out." - Origen, De Principiis (Concerning The Principles), Book III, Chapter V

    [4] ἀνακεφαλαιόω. Zie ook Kolossenzen 1:15-20.

    [5] Vers 14 ter verduidelijking genomen uit de Petrus Canisiusvertaling.

    [6] Naar E. K. Simpson, “Commentary on the Epistle to the Ephesians: the English text with introduction, exposition and notes,” 36.

    [7] Naar ibid., 25.

    [8] Murray J. Harris, “2 Corinthians,” in The Expositor’s Bible Commentary: Romans–Galatians (Revised Edition), ed. Tremper Longman III & Garland, David E., vol. 11 (Grand Rapids, MI: Zondervan, 2008), 475.

    [9] Naar Gordon D. Fee, The First Epistle to the Corinthians, revised ed., The New International Commentary On the New Testament (Grand Rapids, Michigan: William B. Eerdmans Publishing Company, 2014), 886, vtn. 381.

    [10] Naar Basilius de Grote, Over de Heilige Geest, 21.52.

    [11] Naar Ambrosiaster, Commentaries on Romans and 1-2 Corinthians, ed. Thomas C. Oden and Gerald L. Bray, trans. Gerald L. Bray, Ancient Christian Texts (Downers Grove, IL: IVP Academic: An Imprint of InterVarsity Press, 2009), 219.

    [12] Naar Paul Barnett, The Second Epistle to the Corinthians (Grand Rapids, Mich.: W.B. Eerdmans Pub., 1997), 208-209.

    [13] Tom Wright, Paul for Everyone: 1 Corinthians (London: Society for Promoting Christian Knowledge, 2004), 224.

    [14] F. F. Bruce, “Commentary on the Epistle to the Colossians: the English text with introduction, exposition and notes,” 193.

    [15] Ibid., 194. Zie bronnen aldaar.


    Categorie:Preken
    15-10-2022
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Een huwelijk

    Wat we hier vandaag gaan doen (korte inleiding)

    Hallo, mijn naam is Z en ik mag jullie even kort vertellen wat we hier vandaag eigenlijk gaan doen.

    Vandaag vieren we iets samen. Vandaar deze vrolijke, feestelijke stemming.

    Wat we hier vandaag samen vieren is de vrije keuze van twee mensen: de vrije keuze van Y zowel als de vrije keuze van X.

    X en Y kiezen er alle twee voor om samen verder te gaan in het leven. Ze beloven trouw aan elkaar tot de dood hen scheidt. Dit beloven ze niet alleen aan elkaar, ze beloven dit ook vóór (het aangezicht van) God.

    Als christenen geloven we namelijk dat God het huwelijk bedoeld heeft als een levenslang verbond tussen één man en één vrouw. Hierbij kijken we niet neer op mensen met andere overtuigingen maar we hopen voor hen dat ze ooit ook deze magnifieke mogelijkheid mogen ervaren. Wij geloven dat dit de beste keuze is als je je daartoe geroepen voelt.

    Kortom, we staan achter deze vrije keuze van X en Y, dit positieve antwoord, deze “ja” die ze geven op deze roeping en wensen hen hier veel blijdschap en toch ook wel sterkte bij.

     

    Prediking over het huwelijk

    Als je goed hebt opgelet, dan hoorde je daarstraks dat ik Y en X sterkte toewenste. Waarom heb ik dit gedaan? Omdat het huwelijk niet altijd rozengeur en maneschijn is. Het loopt niet altijd van een leien dakje. Er zullen momenten zijn waarop het even moeilijker of misschien zelfs véél moeilijker gaat. “In goede maar ook in kwade dagen, in gezondheid maar ook in ziekte.” Dit zijn woorden die we ons goed voor ogen moeten houden en die we in ons hoofd behoren te prenten.

    Het huwelijk is niet zoals een romantische film waarin er altijd wordt geleefd op romantische gevoelens en waarop dit op de één of andere manier toevallig altijd goed gaat. Als de man en de vrouw voor elkaar gemaakt zijn, dan begrijpen ze elkaar altijd en blijft deze vlam van romantiek, deze brandende pijl van Cupido, altijd gewoon branden. Als dit niet het geval is, tja, dan zijn ze zogezegd “niet-compatibel” of als de romantische gevoelens ophouden dan zijn ze zogezegd niet “de ware” voor elkaar. Bijgevolg moeten ze maar van elkaar scheiden en verder zoeken naar “de ware” waarmee ze zich compatibel voelen.

    Wat een dwaasheid! Wat een eeuwige zoektocht! Het proberen te verzadigen van een alsmaar groeiende maag of het proberen te vullen van een bodemloze put! Een egoïstisch hart raakt nooit vervuld.

    In tegenstelling tot dramafilms die, wanneer men deze in het echte leven zou proberen na te bootsen, altijd zorgen voor traumas en relaties die op de klippen lopen, is het Bijbelse huwelijk gelukkig een verbond waarbij man en vrouw zich vrijwillig aan elkaar onderwerpen, waarbij ze sterven aan hun eigen egoïstische en kinderachtige verlangens en elkaar liefde, respect en eer geven.

    Emoties zijn dus van secundair belang. Van primair belang is de continue keuze om elkaar keer op keer lief te hebben en op de eerste plaats te zetten, ondanks de moeilijkheden of egoïstische trekken die nog aanwezig zijn in man en vrouw.

    Het huwelijk is véél interessanter dan een dramafilm. Als het huwelijk geen uitdagingen zou bevatten, geen hoogtes en laagtes, zou het maar saai zijn. In tegenstelling tot sommige films, kent het huwelijk wél hoogtes en laagtes, kent het wél boeiende uitdagingen, allereerst uitdagingen vanbinnen in jezelf zodat je je slechte kantjes kan leren kennen en hieraan kan beginnen te werken, alsook avontuurlijke uitdagingen met je partner: leren communiceren met elkaar en elkaar beter leren begrijpen, aanvaarden en lief te hebben mét de kantjes die je er liever niet bijnam maar die je toch na een tijdje ontdekt.

    Huwelijkspartners hebben beiden op elk moment steeds weer de keuze om meer en meer egoïstisch te worden en het huwelijk op de klippen zien te lopen of juist steeds weer te sterven aan zichzelf; aan hun egoïstische verlangens en hun huwelijk te doen slagen en daardoor een toekomst te bouwen voor henzelf alsook (een toekomst te bouwen) voor hun kroost; een warme familie.

    Ziet u, volgens christenen is het huwelijk een afbeelding van iets. Het is een afbeelding van Jezus die kwam, stierf aan Zichzelf en Zijn eigen leven vrijwillig opofferde voor mensen die veraf van Hem waren. Als gevolg kreeg Hij vele geestelijke kinderen die dicht bij Hem leven, namelijk de miljoenen ware christenen die er op deze wereld momenteel zijn en ooit geweest zijn.

    Op dezelfde manier staan X en Y vanaf hun huwelijk voor een missie: komen, zien en zichzelf overwinnen; komen, sterven aan zichzelf, zichzelf overmeesteren, zichzelf vrijwillig opofferen en hierdoor een mooie toekomst voor de ander en voor hun toekomstige kroost maken. Komen: “ja” zeggen. Zien: ze kennen elkaar nog bijna niet maar ze leren elkaar steeds beter en beter kennen alsook hun eigen mindere kantjes en de mindere kantjes van hun huwelijkspartner. Overwinnen: niet elkaar proberen te overwinnen maar zichzelf overwinnen. Zó had God het van in het begin bedoeld.

    Daarom dat in Oosters-Orthodoxe christelijke kerken, bij het huwelijk, aan de gehuwden twee mooie kronen worden gegeven. Deze kronen staan symbool voor hun martelaarsdood: het vrijwillig sterven aan zichzelf, het zichzelf altijd steeds weer opofferen voor de ander. Als beide partners dit doen, komt hieruit als resultaat en als beloning iets moois, iets nieuws tevoorschijn: een voorafbeelding van het perfecte Paradijs waarin zij ooit samen voor eeuwig zullen mogen vertoeven wanneer zij de Heer en elkaar trouw zijn geweest en zo veel mogelijk afgestorven zijn aan hun eigen egoïstische verlangens en zo veel mogelijk op Jezus lijken! Daarom wens ik zowel Y en X als jullie allemaal veel zegen en sterkte toe bij deze heerlijke uitdaging!

    Gepreekt in Pinkstergemeente Christengemeente De Hoeksteen (Zottegem) op 15 oktober 2022.


    Categorie:Preken
    09-10-2022
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Hoe kom ik te weten welk soort boom ik ben en hoe heb ik hoop voor de toekomst? (2b) (korte versie)

    Je vraagt jezelf misschien af: “Staan mijn wortels in de dood of in het eeuwige leven? Hoe kom ik nu te weten welk soort boom ik ben?”

    Welnu, van de jongste tot de oudste, van de minst ervaren tot de meest ervaren theoloog of predikant in deze kerk, we hebben véél méér nederigheid nodig! Verneder je voor de Heer en doe een diep zelfonderzoek. Kijk grondig naar de vruchten die je voortbrengt. Voor een slechte boom geldt:

    “De uitingen van een zondig leven [= het tegenovergestelde van een nederig leven] zijn bekend, zoals ontucht, onreinheid, losbandigheid, afgodendienst, toverij, [en deze kunnen veel voorkomen in onze soort kerken:] vijandschap, twist, afgunst, woede, intriges, ruzies, partijdigheid, jaloersheden, drinkgelagen, orgieën en dergelijke meer. [Dan zegt Paulus weer:] Ik waarschuw u zoals ik u al eerder gewaarschuwd heb: wie zich zo misdragen, zullen het koninkrijk van God niet erven.”

    - Galaten 5:19-21 (WB)

    Ook onze Heer Jezus Christus leert ons:

    “Zo brengt iedere goede boom goede vruchten voort, maar de zieke boom brengt slechte vruchten voort. Een goede boom kan geen slechte vruchten voortbrengen en een zieke boom geen goede. [Net zoals Paulus leert Jezus ons onszelf grondig te onderzoeken en geeft Hij ons een sterke waarschuwing:] Iedere boom die geen goede vrucht voortbrengt, wordt omgehakt en in het vuur gegooid. Aan hun vruchten zul je ze dus kennen.”

    - Mattheus 7:17-20 (WB) Kijk dus eerst naar je eigen vruchten. Dat is de weg van de nederigheid.

    Voor een goede boom geldt:

    “Maar de vrucht van de Geest is liefde, vreugde, vrede, geduld, vriendelijkheid, goedheid, vertrouwen, zachtmoedigheid, zelfbeheersing.”
    - Galaten 5:23 (WB)

    Welke boom ben jij? Een goede boom? Of toch een slechte boom?

    Of je een goede of een slechte boom bent, wordt praktisch door je geuit, ook in de kleine, dagdagelijkse dingen, bijvoorbeeld door de woorden die je spreekt of net niet spreekt uit nederigheid:

    “Wie zijn tong koestert, plukt daarvan de vruchten.”

    - Spreuken 18:21b (NBV)

    Als je bemerkt dat je een slechte boom bent geweest, dat je je hebt laten leiden door al het wereldse afval dat je in je wortels opgeslorpt hebt, en dat je daarom slechte vruchten hebt voortgebracht, wat is daar dan het tegengif voor? Om het tegengif te nemen moet je in nederigheid tot het besef komen dat je vergiftigd bent:

    [Jezus waarschuwde namelijk:] “Ge zegt [bij uzelf]: Ik ben rijk, ik heb overvloed en heb behoefte aan niets; daarom beseft ge ook niet, dat ge ellendig zijt en erbarmelijk, arm, blind en naakt. (…) Ik bestraf en tuchtig al, die Ik liefheb. Doe dus uw best en bekeer u.” - Openbaringen 3:17,19 (CV)

    Deze tekst was oorspronkelijk geschreven aan de kerk van Laodicea, maar zou ze ook niet toepasbaar zijn op andere kerken in België, ja, zelfs op onze kerk? “Ik heb overvloed en heb behoefte aan niets.” Is dit niet de ingesteldheid van vele christenen? We hebben het hier materieel zo goed en in onze hoogmoed denken we geestelijk zo sterk te staan dat we niet beseffen hoe geestelijk “ellendig en erbarmelijk, arm, blind en naakt” we zijn. Zo arm zelfs dat we soms verblind zijn voor het geestelijke leven. Moet je misschien weer nederiger worden en meer tijd spenderen met God om Hem beter te kunnen zien en horen? Heb je jezelf misschien te veel gevoed met theologische hoogmoed en met andere wereldse dingen zodat de “buis” tussen jou en God misschien verstopt is geraakt? Heb je je wortels écht in Hem, de Grond, staan? Of staan je wortels in de grond van deze wereld of in de filosofieën of gedachten van deze wereld?

    Er is goed nieuws. Deze situatie kan hersteld worden, indien we bereid zijn om ons af te keren van onze zonden en onze koppigheid en ons te kleden in nederigheid. Zeg nooit: “Voor mij is het te laat, ik ben te ver afgedwaald, ik heb me te veel laten beïnvloeden door de wereld.” Er is goed nieuws voor u: “Zegt tot de harten in angst: Houdt moed, hebt geen vrees! Ziet, hier is uw God; Hij komt, om de wraak te voltrekken! God zal vergelden; Zelf zal Hij komen, om u te verlossen! Dan worden de ogen der blinden ontsloten, En de oren der doven gaan open; De lamme springt op als een hert, De tong van den stomme zal juichen! Zelfs in de steppe borrelen de wateren omhoog, En de beken in de woestijn; De gloeiende bodem wordt een plas, het dorre land een fontein.” - Jesaja 35:4-7a (CV) Jezus wil je ogen, je oren, en je mond herstellen zodat je reine dingen ziet, hoort, en spreekt. Er zal “een bron ontspringen tegen zonde en onreinheid.” – Zacharia 13:1b (CV) En waarom zouden we nog langer verder drinken van de zonde en van de onreinheid? Zulk werelds water laat ons met als maar meer dorst achter maar het water dat Christus ons wil geven, zorgt er voor dat we geen dorst meer hebben (Johannes 4:13), zodat we geen behoefte meer hebben om onze wortels in ander water, water dat niet goed voor ons is, te plaatsen. Het goede, genezende water, dat voor ons allen beschikbaar is, stroomt van de Vader en van de Zoon tot ons: “ook toonde hij mij een stroom van het water des Levens, helder als kristal, opbruisend uit de Troon van God en het Lam.” – Openbaringen 22:1 (CV) en “Het water dat hen drenkt, stroomt uit het heiligdom.” – Ezechiël 47:12b (CV) Dus heb hoop!

    Predikant, hoe houd ik hoop vast in mijn hart of, stel dat ik geen goede vruchten voortgebracht heb, hoe kan ik dan weer hoopvol worden? Maak het eens meer praktisch, predikant!

    Wel, je kan jezelf een hoopvolle toekomst voor ogen schetsen. De geloofshelden die ons zijn voorgegaan deden dit ook. Ook zij schetsten zichzelf een hoopvolle toekomst voor ogen; ze keken uit naar de Stad Gods. En Jezus deed dit ook:

    “Nu wij door zo’n menigte geloofsgetuigen omringd zijn, moeten ook wij elke last van ons afwerpen, evenals de zonde waarin we steeds weer verstikt raken, en vastberaden de wedstrijd lopen die voor ons ligt. Laten we daarbij de blik gericht houden op Jezus, de grondlegger en voltooier van ons geloof: met de vreugde voor ogen die voor Hem in het verschiet lag, heeft Hij het kruis verdragen en de schande ervan aanvaard, en heeft Hij zijn plaats ingenomen aan de rechterzijde van de troon van God. Laat tot u doordringen hoe Hij standhield toen de zondaars zich zo tegen Hem verzetten, opdat u niet de moed verliest en het opgeeft.” – Hebreeën 12:1-3 (NBV21)

    We zien hier dus dat “Jezus, de grondlegger van ons geloof: met de vreugde voor ogen die voor Hem in het verschiet lag, heeft Hij het kruis verdragen en de schande ervan aanvaard, en heeft Hij zijn plaats ingenomen aan de rechterzijde van de troon van God.” – Hebreeën 11:2b (NBV21)

    Dit stond al in Jesaja: “Het had Jahweh behaagd, Hem door lijden te breken, En als waarachtig zoenoffer Zijn leven te nemen. Nu zal Hij zijn kroost zien in lengte van dagen, Als Hij volbracht heeft wat Jahweh behaagt; Hij zal het leven aanschouwen, van smarten bevrijd, En verzadigd worden van kennis. Zelf rechtvaardig, zal mijn Dienaar velen tot gerechtigheid brengen, Wier ongerechtigheid Hij heeft gedragen; Zo zal Ik Hem velen tot erfdeel schenken, Zal Hij talrijke scharen ontvangen als deel van zijn buit. Daarom geeft Hij zijn leven prijs aan de dood, En laat Zich onder de boosdoeners tellen; Daarom draagt Hij de misdaad van velen, En bidt voor de zondaars!” – Isaias 53:10b-12 (CV)

    Laten wij dus hetzelfde doen net zoals Jezus. Laten we dus vooruitkijken naar de goede vruchten die we zullen mogen dragen in onze eigen levens, alsook in de levens van anderen en laten we, net zoals de geloofshelden, niet vergeten steeds te kijken in onze gedachten naar die toekomst bij de Heer in Zijn hemelse heerlijkheid. Laten we niet kijken naar onze mislukkingen in het verleden, die we niet meer kunnen veranderen, maar laten we kijken naar de vele mogelijkheden in het heden alsook in de toekomst. Zeg tegen jezelf: ik mag en zal goede vruchten voortbrengen! Zeg tegen je buur: jij mag en zal goede vruchten voortbrengen!

    Tot slot vat ik deze tweedelige prekenreeks kort samen: het verschil tussen een boom en een mens is dat een boom geen vrije wil heeft. Een boom kan zich niet verplaatsen. Waar een boom is geplant, daar blijft hij. Wij hebben wel de keuze om onze wortels te verplaatsen.

    De grootste zondaar, zieke, gebrokene,… is welkom om zijn of haar wortels te verplaatsen en te komen drinken van het goede water! Jezus nodigt je uit om gratis en voor niets te drinken van dit water van God en enkel van dit water: “Iedereen die dorst heeft, mag komen. Iedereen die wil, mag zomaar komen drinken van het water dat eeuwig leven geeft.” (Openbaringen 22:17b, BGT) En: “Als je dorst hebt, kom dan bij mij om te drinken!” (Johannes 7:37b, BGT). Plaats je wortels (weer) in Jezus!

    Wat is nu dit water dat stroomt vanuit het heiligdom, vanuit de troon van de Vader en van de Zoon? Zoals je verder kan lezen in het zevende hoofdstuk van het evangelie van Johannes, staat ook hier dit water symbool voor de Heilige Geest (Johannes 7:39). Daarom, geef je zondige, onbevredigende levensstijlen op en kies om te leven vanuit de heilige Geest die je ware vervulling zal geven. Plaats je wortels in Jezus en leef vanuit de Heilige Geest! Kies er voor om nu en in de toekomst goede vruchten voort te brengen! Het aantal vruchten dat je kan voortbrengen is écht quasi ongelimiteerd, dus hou, net zoals Jezus, jouw ogen gericht op die hoopvolle toekomst! Amen!

    Gepreekt in Evangelische gemeente Pniël (Balen) op 9 oktober 2022.


    Categorie:Preken
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Bijdrage aan "Diversi-Date: 'Vredevol samenleven in diversiteit.'"

    Vredewens / groet:

    “Ik wens jullie de vrede van Christus toe!”

     

     “Eigen parels”:

    “Toen zei de Heer tegen Abram: "Vertrek uit je land. Verlaat je familie en het huis van je vader. Ga naar het land dat Ik je zal wijzen. Ik zal een groot volk van je maken. Ik zal je zegenen en je naam zal overal bekend worden. En je zal tot een zegen zijn. Als mensen jou goed behandelen, zal Ik goed voor hén zijn. En als mensen jou slecht behandelen, zal Ik slecht voor hén zijn. En door de zegen die op jou is, zullen alle volken van de aarde gezegend worden."”

    - Genesis 12:1-3 (BasisBijbel)

     

    “De Heer koos 72 leerlingen uit. Hij stuurde hen twee aan twee op weg, naar alle plaatsen waar hij zelf ook heen wilde gaan. Hij zei tegen de leerlingen: ‘Het goede nieuws moet overal verteld worden. Maar er zijn te weinig mensen om dat te doen. Vraag daarom aan God of hij meer mensen stuurt. Dan kan het goede nieuws overal verteld worden. Ga nu op weg! Maar let op, want het zal gevaarlijk zijn voor jullie. Net zo gevaarlijk als het voor lammetjes is om tussen wolven te lopen. Neem geen geld mee, en ook geen tas of schoenen. En groet niemand onderweg.’ Jezus zei verder: ‘Als je een huis binnengaat, zeg dan eerst: ‘Ik wens dit huis vrede.’ Als daar iemand woont die vrede wil, dan komt daar ook vrede. Maar als daar niet zo iemand woont, dan komt daar geen vrede. En ga niet steeds naar een volgend huis, maar blijf in het huis waar je ontvangen wordt. Eet en drink wat de mensen je geven. Daar hebben jullie recht op, want jullie werken hard. Als je in een stad komt waar je welkom bent, kun je eten wat de mensen je geven. Maak daar de zieke mensen beter en zeg tegen hen: ‘Gods nieuwe wereld is dichtbij.’”

    - Lukas 10:1-9 (Bijbel in Gewone Taal)

     

    Slot:

    “Ik wens jullie de vrede in Christus toe!”

    Gepreekt in Rooms-Katholieke O.-L.-Vrouw Onbevlekt Parochiekerk (Mol, Gompel) op 9 oktober 2022.


    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Hoe kom ik te weten welk soort boom ik ben en hoe heb ik hoop voor de toekomst? (2b) (lange versie)

    Je vraagt jezelf misschien af: “Staan mijn wortels in de dood of in het eeuwige leven? Hoe kom ik nu te weten welk soort boom ik ben?”

    Welnu, van de jongste tot de oudste, van de minst ervaren tot de meest ervaren theoloog of predikant in deze kerk, we hebben véél méér nederigheid nodig! Verneder je voor de Heer en doe een diep zelfonderzoek. Kijk grondig naar de vruchten die je voortbrengt. Voor een slechte boom geldt:

    “De uitingen van een zondig leven [= het tegenovergestelde van een nederig leven] zijn bekend, zoals ontucht, onreinheid, losbandigheid, afgodendienst, toverij, [en deze kunnen veel voorkomen in onze soort kerken:] vijandschap, twist, afgunst, woede, intriges, ruzies, partijdigheid, jaloersheden, drinkgelagen, orgieën en dergelijke meer. [Dan zegt Paulus weer:] Ik waarschuw u zoals ik u al eerder gewaarschuwd heb: wie zich zo misdragen, zullen het koninkrijk van God niet erven.”

    - Galaten 5:19-21 (WB)

    Ook onze Heer Jezus Christus leert ons:

    “Zo brengt iedere goede boom goede vruchten voort, maar de zieke boom brengt slechte vruchten voort. Een goede boom kan geen slechte vruchten voortbrengen en een zieke boom geen goede. [Net zoals Paulus leert Jezus ons onszelf grondig te onderzoeken en geeft Hij ons een sterke waarschuwing:] Iedere boom die geen goede vrucht voortbrengt, wordt omgehakt en in het vuur gegooid. Aan hun vruchten zul je ze dus kennen.”

    - Mattheus 7:17-20 (WB) Kijk dus eerst naar je eigen vruchten. Dat is de weg van de nederigheid.

    Voor een goede boom geldt:

    “Maar de vrucht van de Geest is liefde, vreugde, vrede, geduld, vriendelijkheid, goedheid, vertrouwen, zachtmoedigheid, zelfbeheersing.”
    - Galaten 5:23 (WB)

    Welke boom ben jij? Een goede boom? Of toch een slechte boom?

    Of je een goede of een slechte boom bent, wordt praktisch door je geuit, ook in de kleine, dagdagelijkse dingen, bijvoorbeeld door de woorden die je spreekt of net niet spreekt uit nederigheid:

    “Als een mens iets goeds zegt, heeft hij een gevoel van welbehagen, hij voedt zich met de vruchten van zijn mond. Woorden hebben macht over leven en dood, wie zijn tong koestert, plukt daarvan de vruchten.”

    - Spreuken 18:20-21 (NBV)

    Als je bemerkt dat je een slechte boom bent geweest, dat je je hebt laten leiden door al het wereldse afval dat je in je wortels opgeslorpt hebt, en dat je daarom slechte vruchten hebt voortgebracht, wat is daar dan het tegengif voor? Om het tegengif te nemen moet je in nederigheid tot het besef komen dat je vergiftigd bent:

    [Jezus waarschuwde namelijk:] “Ge zegt [bij uzelf]: Ik ben rijk, ik heb overvloed en heb behoefte aan niets; daarom beseft ge ook niet, dat ge ellendig zijt en erbarmelijk, arm, blind en naakt. Ik raad u aan, om goud van Mij te kopen, door vuur gelouterd, opdat ge rijk moogt worden; en witte klederen, om ze aan te trekken, opdat de schande uwer naaktheid niet aan de dag zal komen; en zalf, om uw ogen te zalven, opdat ge moogt zien. Ik bestraf en tuchtig al, die Ik liefheb. Doe dus uw best en bekeer u.” - Openbaringen 3:17-19 (CV)

    Deze tekst was oorspronkelijk geschreven aan de kerk van Laodicea, maar zou ze ook niet toepasbaar zijn op andere kerken in België, ja, zelfs op onze kerk? “Ik heb overvloed en heb behoefte aan niets.” Is dit niet de ingesteldheid van vele christenen? We hebben het hier materieel zo goed en in onze hoogmoed denken we geestelijk zo sterk te staan dat we niet beseffen hoe geestelijk “ellendig en erbarmelijk, arm, blind en naakt” we zijn. Zo arm zelfs dat we soms verblind zijn voor het geestelijke leven. Moet je misschien weer nederiger worden en meer tijd spenderen met God om Hem beter te kunnen zien en horen? Heb je jezelf misschien te veel gevoed met theologische hoogmoed en met andere wereldse dingen zodat de “buis” tussen jou en God misschien verstopt is geraakt? Heb je je wortels écht in Hem, de Grond, staan? Of staan je wortels in de grond van deze wereld of in de filosofieën of gedachten van deze wereld?

    Er is goed nieuws. Deze situatie kan hersteld worden, indien we bereid zijn om ons af te keren van onze zonden en onze koppigheid en ons te kleden in nederigheid. Zeg nooit: “Voor mij is het te laat, ik ben te ver afgedwaald, ik heb me te veel laten beïnvloeden door de wereld.” Er is goed nieuws voor u: “Zegt tot de harten in angst: Houdt moed, hebt geen vrees! Ziet, hier is uw God; Hij komt, om de wraak te voltrekken! God zal vergelden; Zelf zal Hij komen, om u te verlossen! Dan worden de ogen der blinden ontsloten, En de oren der doven gaan open; De lamme springt op als een hert, De tong van den stomme zal juichen! Zelfs in de steppe borrelen de wateren omhoog, En de beken in de woestijn; De gloeiende bodem wordt een plas, het dorre land een fontein.” - Jesaja 35:4-7a (CV) Jezus wil je ogen, je oren, en je mond herstellen zodat je reine dingen ziet, hoort, en spreekt. Er zal “een bron ontspringen tegen zonde en onreinheid.” – Zacharia 13:1b (CV) En waarom zouden we nog langer verder drinken van de zonde en van de onreinheid? Zulk werelds water laat ons met als maar meer dorst achter maar het water dat Christus ons wil geven, zorgt er voor dat we geen dorst meer hebben (Johannes 4:13), zodat we geen behoefte meer hebben om onze wortels in ander water, water dat niet goed voor ons is, te plaatsen. Het goede, genezende water, dat voor ons allen beschikbaar is, stroomt van de Vader en van de Zoon tot ons: “ook toonde hij mij een stroom van het water des Levens, helder als kristal, opbruisend uit de Troon van God en het Lam.” – Openbaringen 22:1 (CV) en “Het water dat hen drenkt, stroomt uit het heiligdom.” – Ezechiël 47:12b (CV) Dus heb hoop!

    Predikant, hoe houd ik hoop vast in mijn hart of, stel dat ik geen goede vruchten voortgebracht heb, hoe kan ik dan weer hoopvol worden? Maak het eens meer praktisch, predikant!

    Wel, je kan jezelf een hoopvolle toekomst voor ogen schetsen. De geloofshelden die ons zijn voorgegaan deden dit ook. Ook zij schetsten zichzelf een hoopvolle toekomst voor ogen; ze keken uit naar de Stad Gods. En Jezus deed dit ook. Laten we bijvoorbeeld kijken naar Hebreeën 11 en 12. Ik lees vanaf hoofdstuk 11 vers 32:

    “Wat valt hier nog aan toe te voegen? De tijd ontbreekt me om te vertellen over Gideon en Barak, Simson en Jefta, David en Samuel, en over de profeten, die door hun geloof koninkrijken overwonnen, gerechtigheid lieten gelden, en kregen wat hun beloofd was; die leeuwen de muil toeklemden, aan vuur de laaiende kracht ontnamen en ontkwamen aan de houw van het zwaard; die in zwakheid kracht ontvingen, in de oorlog machtige helden werden en vijandelijke legers op de vlucht joegen. Vrouwen kregen hun doden terug doordat die uit de dood opstonden. Anderen werden gemarteld tot de dood erop volgde en wilden van geen vrijlating weten, omdat ze uitzagen naar een betere opstanding. Weer anderen kregen te maken met bespotting en geseling, zelfs met arrestatie en gevangenschap. Ze werden gestenigd of doormidden gezaagd, of stierven door een moordend zwaard. Ze zwierven rond in schapenvachten of geitenvellen, berooid, vernederd en mishandeld. Ze doolden door verlaten oorden en berggebieden en verscholen zich in grotten en holen onder de grond. Ze waren voor de wereld te goed. Al deze mensen, die van oudsher om hun geloof geprezen worden, hebben de belofte niet in vervulling zien gaan omdat God voor ons iets beters had voorzien, en Hij hen niet zonder ons de volmaaktheid [of het einddoel, d.i. de hemel of de verheerlijking] wilde laten bereiken. Nu wij door zo’n menigte geloofsgetuigen omringd zijn, moeten ook wij elke last van ons afwerpen, evenals de zonde waarin we steeds weer verstikt raken, en vastberaden de wedstrijd lopen die voor ons ligt. Laten we daarbij de blik gericht houden op Jezus, de grondlegger en voltooier [dus Diegene Die ons tot die verheerlijking zal brengen] van ons geloof: met de vreugde voor ogen die voor Hem in het verschiet lag, heeft Hij het kruis verdragen en de schande ervan aanvaard, en heeft Hij zijn plaats ingenomen aan de rechterzijde van de troon van God. Laat tot u doordringen hoe Hij standhield toen de zondaars zich zo tegen Hem verzetten, opdat u niet de moed verliest en het opgeeft. U hebt in uw strijd tegen de zonde uw leven nog niet op het spel gezet. Kennelijk bent u de bemoediging vergeten die tot u als tot kinderen wordt gericht: ‘Mijn zoon, je mag een vermaning van de Heer nooit terzijde schuiven en nooit opgeven als je door Hem terechtgewezen wordt, want de Heer berispt wie Hij liefheeft, straft elk kind waarvan Hij houd.’ Houd vol, het betreft hier immers een leerschool, God behandelt u als zijn kinderen. Welk kind wordt niet door zijn vader berispt? Maar als u die leerschool niet doorloopt zoals alle anderen vóór u, dan bent u geen kinderen maar bastaards. Daar komt nog bij dat wij voor onze aardse vaders, door wie we werden opgevoed, respect hadden; hoeveel te meer zullen we ons dan niet onderwerpen aan het gezag van de Vader van alle geesten, en dan leven? Onze aardse vaders berispten ons maar voor korte tijd en naar eigen goeddunken, maar Hij berispt ons voor onze eigen bestwil, om ons te laten delen in zijn heiligheid. Een vermaning lijkt op het moment zelf geen vreugde te brengen, slechts verdriet, maar wie erdoor gevormd is plukt er op den duur de vruchten van: een leven in vrede en gerechtigheid. Hef daarom uw slappe handen op, strek uw knikkende knieën, en kies rechte paden, zodat een voet die gekneusd is niet verder ontwricht raakt, maar juist geneest. Streef ernaar in vrede te leven met allen en leid een heilig leven; wie dat niet doet zal de Heer niet zien. Zorg ervoor dat niemand zich de genade van God laat ontgaan, dat er geen giftige kiem [d.i. een slechte vrucht] opschiet die onrust veroorzaakt en met zijn bitterheid velen besmet.” – Hebreeën 11:32-12:15 (NBV21)

    We zien hier dus dat “Jezus, de grondlegger van ons geloof: met de vreugde voor ogen die voor Hem in het verschiet lag, heeft Hij het kruis verdragen en de schande ervan aanvaard, en heeft Hij zijn plaats ingenomen aan de rechterzijde van de troon van God.” – Hebreeën 11:2b (NBV21)

    Dit stond al in Jesaja: “Het had Jahweh behaagd, Hem door lijden te breken, En als waarachtig zoenoffer Zijn leven te nemen. Nu zal Hij zijn kroost zien in lengte van dagen, Als Hij volbracht heeft wat Jahweh behaagt; Hij zal het leven aanschouwen, van smarten bevrijd, En verzadigd worden van kennis. Zelf rechtvaardig, zal mijn Dienaar velen tot gerechtigheid brengen, Wier ongerechtigheid Hij heeft gedragen; Zo zal Ik Hem velen tot erfdeel schenken, Zal Hij talrijke scharen ontvangen als deel van zijn buit. Daarom geeft Hij zijn leven prijs aan de dood, En laat Zich onder de boosdoeners tellen; Daarom draagt Hij de misdaad van velen, En bidt voor de zondaars!” – Isaias 53:10b-12 (CV)

    Laten wij dus hetzelfde doen net zoals Jezus. Laten we dus vooruitkijken naar de goede vruchten die we zullen mogen dragen in onze eigen levens, alsook in de levens van anderen en laten we, net zoals de geloofshelden, niet vergeten steeds te kijken in onze gedachten naar die toekomst bij de Heer in Zijn hemelse heerlijkheid. Laten we niet kijken naar onze mislukkingen in het verleden, die we niet meer kunnen veranderen, maar laten we kijken naar de vele mogelijkheden in het heden alsook in de toekomst. Zeg tegen jezelf: ik mag en zal goede vruchten voortbrengen! Zeg tegen je buur: jij mag en zal goede vruchten voortbrengen!

    Tot slot vat ik deze tweedelige prekenreeks kort samen: het verschil tussen een boom en een mens is dat een boom geen vrije wil heeft. Een boom kan zich niet verplaatsen. Waar een boom is geplant, daar blijft hij. Wij hebben wel de keuze om onze wortels te verplaatsen.

    De grootste zondaar, zieke, gebrokene,… is welkom om zijn of haar wortels te verplaatsen en te komen drinken van het goede water! Jezus nodigt je uit om gratis en voor niets te drinken van dit water van God en enkel van dit water: “Iedereen die dorst heeft, mag komen. Iedereen die wil, mag zomaar komen drinken van het water dat eeuwig leven geeft.” (Openbaringen 22:17b, BGT) En: “Als je dorst hebt, kom dan bij mij om te drinken!” (Johannes 7:37b, BGT). Plaats je wortels (weer) in Jezus!

    Wat is nu dit water dat stroomt vanuit het heiligdom, vanuit de troon van de Vader en van de Zoon? Zoals je verder kan lezen in het zevende hoofdstuk van het evangelie van Johannes, staat ook hier dit water symbool voor de Heilige Geest (Johannes 7:39). Daarom, geef je zondige, onbevredigende levensstijlen op en kies om te leven vanuit de heilige Geest die je ware vervulling zal geven. Plaats je wortels in Jezus en leef vanuit de Heilige Geest! Kies er voor om nu en in de toekomst goede vruchten voort te brengen! Het aantal vruchten dat je kan voortbrengen is écht quasi ongelimiteerd, dus hou, net zoals Jezus, jouw ogen gericht op die hoopvolle toekomst! Amen!

    Gepreekt in Evangelische gemeente Pniël (Balen) op 9 oktober 2022.


    Categorie:Preken
    04-09-2022
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Een Preek over Twee Verschillende Bomen (versie 2a)

    Vandaag zou ik het met jullie willen hebben over twee verschillende bomen. Waarom? Omdat Jezus dit ook deed. Jezus gebruikte deze metafoor ook en dit beeld wordt dikwijls, al dan niet per ongeluk, verkeerd gebruikt.

    Vele mensen geloven dat we óf een goede boom óf een slechte boom zijn en dat dit al vastligt; dat we hierin geen eigen keuze hebben. Volgens deze visie heeft God ons op de ene óf op de andere manier gemaakt en hier kunnen we niets aan veranderen. Óf God heeft ons een goede boom gemaakt óf Hij heeft ons een slechte boom gemaakt. Zo ligt dan ook vast welke “keuzes” we zullen maken. We “kiezen” dan “naar de aard van het beestje”. We “kiezen” dan volgens onze natuur. Dit zijn geen echte keuzes want onze natuur bepaalt dan welke “keuzes” we zullen maken, zoals de Gnostici beweerden. Dit is wat we fatalisme of determinisme noemen: “Ik ben nu eenmaal zo en ik kan dit niet veranderen.” Anderen geloven dat deze natuur en dit lot wordt overgeërfd. Dan zeggen ze: “Mijn vader was ook zo”, “zulke bomen, zulke peren” of “de appel valt niet ver van de boom” of “ik ben nu eenmaal een zondig mens want ik ben een zoon van Adam de zondaar”.

    Weer anderen geloven dat in elk mens zowel een goede boom als een slechte boom zit. Dit heet dan een dualisme van twee naturen: een goede natuur en een slechte of zondige natuur. Dat is wat andere Gnostici alsook de Manicheeërs beweerden. Tegen deze laatsten gebruikte Augustinus toen hij relatief recentelijk katholiek of algemeen of normaal christen was geworden één van zijn meest geliefde bewijsstukken uit de woorden van Jezus. Ik citeer Augustinus: “Goed, de vrije wil. Luister eerst wat de Heer daarover zelf zegt wanneer Hij spreekt over die twee bomen, u verwees er zelf naar. Luister naar zijn woorden: ‘Maak een goede boom, dan zijn de vruchten goed, of maak een slechte, dan zijn de vruchten slecht.’ Als Hij zegt: ‘Maak dit of maak dat’, verwijst Hij dus naar iets wat wij kunnen doen, niet naar een natuur. Niemand kan een boom maken behalve God. Maar het ligt in ieders individuele wil om te kiezen voor wat goed is en een goede boom te zijn, of te kiezen voor wat slecht is en een slechte boom te zijn. (...) Dit is dus wat de Heer zegt: 'Maak dit of maak dat.' Daarmee laat Hij zien dat mensen zelf kunnen beslissen wat zij maken.”[1] Als nieuwe katholieke christen geloofde Augustinus alleszins sterk in de vrije wil. Dit kwam overeen met de algemene consensus van de christenen, zeker tot en met die tijd. Zo zei hij bijvoorbeeld: “de vrije wil, waardoor de ziel zondigt. (…) Door te zondigen waren wij namelijk afgekeerd van God, maar door Christus’ geboden te onderhouden worden wij weer met God verzoend. Wij die in de zonden dood waren komen tot leven door zijn geboden te bewaren en hebben vrede met Hem in één geest. We waren van Hem vervreemd toen we zijn voorschriften niet volgden, zoals ook over de mens die als eerste geschapen is wordt gepreekt in ons geloof.”[2] en “Maar als wij vergeving van zonden krijgen is het evident dat wij vrijwillig hebben gezondigd. Het is nogal dwaas om iemand te vergeven die niets verkeerds heeft gedaan. En wie niets vrijwillig heeft gedaan heeft niets verkeerd gedaan.”[3] Belangrijker voor Evangelische christenen is dat Augustinus dit bewees vanuit de Bijbel: “Maak een goede boom, dan zijn de vruchten goed, of maak een slechte, dan zijn de vruchten slecht” (Matteüs 12:33).[4]

    Voor deze preek moet je dus twee soorten bomen in je gedachten hebben; een goede, gezonde boom, en een slechte, zieke, verdorrende boom. Deze soorten bomen stellen twee soorten mensen voor. Deze mensen hebben, volgens de Bijbel, zélf gekozen welk soort boom ze zijn. De ene boom is geplant in God de Vader en wordt gevoed door de Heilige Geest die in de Bijbel wordt voorgesteld door het levende water, de andere is op zijn minst deels geplant in een andere bodem, en wordt deels gevoed met datgene wat niet van God komt. Welk soort boom ben jij? Welk soort boom zou je graag willen zijn?

    Het verschil tussen een boom en een mens is dat een boom geen vrije wil heeft. Wij, daarentegen, kunnen zélf kiezen welk type boom we zijn en welke vruchten we zullen dragen.

    Ook kan een boom zichzelf niet verplaatsen. Waar een boom is geplant, daar blijft hij. Wij hebben wél de keuze om onze wortels te verplaatsen. Wij kunnen kiezen waar we ons door laten beïnvloeden. Welke keuzes maak jij? Het is de bedoeling dat je tijdens deze prediking biddend je eigen hart onderzoekt en jezelf afvraagt welk soort boom je bent. Indien je een slechte of gewoon een verziekte boom bent, kan je je wortels alsnog verplaatsen. Waar wordt jij door beïnvloed? Door God of toch ook door de slechte dingen van deze wereld?

    Ter illustratie kijken we samen naar een nogal trieste tekst uit Jeremia:

    “Is ooit een volk van goden veranderd? En dat zijn niet eens goden! Maar mijn volk heeft zijn machtige God vervangen door een god die niet helpt. Hemel, schrik hier heftig van, huiver en beef – godsspraak van de HEER – want mijn volk heeft dubbele misdaden begaan. Ze hebben Mij verlaten, de bron van levend water, en ze hebben regenbakken gemaakt, die gebarsten zijn en die geen water kunnen houden. Israël is toch geen knecht; hij is ook niet als slaaf geboren! Hoe is hij dan een prooi geworden waartegen de leeuwen brullen!”
    - Jeremia 2:11-15a (WB)

    Deze tekst gaat niet over bomen maar we kunnen ze verbinden met onze analogie over bomen. Wat een prachtige symboliek komen we toch tegen in deze tekst! God is de bron van levend water, toch verwachten deze “bomen” het benodigde water van ergens anders. Ze kunnen het benodigde water zelfs niet meer opslaan in hun systeem, ja, ze kunnen het zelfs niet verkrijgen van die afgoden. Ze worden hun afstervende slaven, en worden toch nog steeds genadeloos door hen opgejaagd als prooien. Zulke verslavende afgoden kunnen verscheidene dingen zijn waaraan je verhangen bent: pornografie, roken, drinken,… Geven zulke verslavingen voldoening? Een ander voorbeeld dat in me opkwam, was Instagram, Facebook, en soortgelijke apps. Vele mensen zitten op deze apps. De gevolgen hiervan zijn dikwijls dat mensen hun uiterlijk gaan vergelijken met gefotoshopte mannen of vrouwen die er bijgevolg beter uitzien dan henzelf. Hierdoor gaan ze van zichzelf een negatief zelfbeeld krijgen en zullen ze hun wortel niet langer geplant hebben in het feit dat ze door God wonderbaarlijk gemaakt zijn (Psalm 139:14). Hoe staat dit met jou?

    In schril contrast met de boom die zijn water probeert te halen uit de afgoden van deze wereld, uit datgene wat niet van God is, staat de goede boom. Laten we deze boom eens samen grondig onderzoeken:

    “Maar gezegend de man, die op Jahweh vertrouwt, En zijn hoop stelt op Jahweh. Hij is als een boom, aan het water geplant, Die zijn wortels schiet in de beek: Die dreigende hitte niet vreest, En wiens blad niet verwelkt; Die in droge jaren niet kwijnt, Maar altijd vruchten blijft dragen.”

    - Jeremia 17:7-8 (CV)

    Dit is een boom die geplant is in de HEER (Jahweh), en zich voedt met de Heilige Geest. Verder kan je te weten komen over deze boom:

    “Gelukkig is iemand die niet luistert naar slechte mensen, die nee zegt tegen hun verkeerde plannen. Als slechte mensen spotten met God, doet hij niet mee. Maar hij is blij met de wet van de Heer. Daar is hij dag en nacht mee bezig. Het gaat altijd goed met hem. Hij lijkt op een boom aan het water. De boom geeft vruchten, ieder jaar opnieuw, en zijn bladeren blijven altijd groen.”

    - Psalm 1:1-3 (BGT)

    Deze boom heeft zijn wortels niet geplaatst in het advies van slechte mensen, maar in het advies van God, ja, in God zelf. Dáárom is hij gezond en weet hij waarom hij best “Nee!” kan zeggen tegen het advies van slechte mensen; hij weet dat zulk advies zijn gezonde leven en zijn gezonde groei belemmert.

    Het concept van deze twee soorten bomen gaat helemaal terug tot het begin der mensheid, toen Adam in de tuin van Eden aanwezig was; “Midden in de tuin stonden twee bijzondere bomen. Als je van de ene boom gegeten had, bleef je altijd leven. En als je van de andere boom gegeten had, wist je wat goed was en wat kwaad was.”

    - Genesis 2:9b (BGT)

    Dus, de ene boom brengt enkel leven voort, terwijl de andere boom je ook de andere kant; de dood laat zien. Over deze laatste boom stond geschreven: “En Jahweh God gaf den mens het volgend gebod: Van alle bomen uit de tuin moogt ge eten: maar van de boom der kennis van goed en kwaad moogt ge niet eten: want wanneer ge daarvan eet, zult ge sterven.”

    - Genesis 2:16-17 (CV)

    Het was nooit de bedoeling dat de mens zichzelf ook zou voeden vanuit een andere bron met datgene wat niet van God komt. Maar de duivel misleidde de mens en de mens luisterde naar zijn advies. Dit kan u zelf lezen in Genesis hoofdstuk 3. Het gevolg was dat: “De HEER God zei: ‘Nu de mens in de kennis van goed en kwaad als een van Ons is geworden, wil Ik voorkomen dat hij zijn hand uitstrekt en ook van de boom van het leven plukt. Door daarvan te eten, zou hij eeuwig blijven leven!’ Daarom verwees de HEER God hem uit de tuin van Eden, en moest hij de grond gaan bebouwen waaruit hij was genomen. Hij verjoeg dus de mens uit de tuin, en aan de oostkant van de tuin van Eden plaatste Hij de kerubs en de vlam van het wentelend zwaard, om de weg naar de boom van het leven te bewaken.”

    - Genesis 3:22-24 (WB)

    Merk op dat je dus niet zowel van de boom van het kwaad als van de boom van het leven kan eten. Kies welke vrucht je zal eten! Kies in welke grond jij je wortels zal planten! Kies welke vruchten jij zal dragen! Als je voor verslavingen, zonde,… kiest, begin je te verdorren, en dan sluit je jezelf uit van het eeuwige leven; “Weet gij dan niet, dat zij die onrecht doen, geen deel zullen hebben aan het koninkrijk Gods?” – 1 Korintiërs 6:9 (CV) en “Pas op, je kunt God niet bedriegen. Uiteindelijk geeft hij je wat je verdient. Als je je laat leiden door slechte verlangens, blijft er niets van je over. Maar als je je laat leiden door de heilige Geest, krijg je het eeuwige leven.”
    - Galaten 6:7-8 (BGT)

    Je vraagt jezelf misschien af: “Staan mijn wortels in de dood of in het eeuwige leven? Hoe kom ik nu te weten welk soort boom ik ben?” Daar gaan we het volgende keer over hebben.

    Onthoud vandaag dat je een vrije wil hebt en dat je zelf kiest welk soort boom je bent en in welke grond je je wortels plant en dat je zélf verantwoordelijk bent voor de vruchten die je voortbrengt. De Heere zegene je bij het aanvaarden en toepassen van deze waarheid! Wees een goede, gezonde boom die alleen geplant is in Jezus Christus!

    --------------------------------------------------------------------------------------------------------------------

    Ik wens jullie toe dat jullie zullen lijken op bomen die aan het water zijn geplant, waar vruchten aan groeien als het daar de tijd voor is en waarvan de bladeren nooit verdrogen. Ik wens jullie toe dat jullie succes zullen hebben bij al het goede wat jullie zullen ondernemen (naar Psalm 1:3 volgens de BasisBijbel).

    --------------------------------------------------------------------------------------------------------------------

    Gepreekt in Evangelische gemeente Pniël (Balen) op 4 september 2022.

    [1] Aurelius Augustinus, Debatten over God en wereld: Tegen de manicheeërs Fortunatus en Felix, vert. Roald Dijkstra en Vincent Hunink (Eindhoven: Damon, 2017), 133. Verder waarschuwt Jezus in het hoofdstuk van het aangehaalde vers ook voor de dag des oordeels. Dit waarschuwen impliceert dat mensen kunnen veranderen door de juiste (vrije)wilskeuzes te gaan maken.

    [2] Idem., 65.

    [3] Idem., 65-66.

    [4] Vertaling genomen vanuit idem, 133.


    Categorie:Preken
    07-08-2022
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Mattheüs 6: uiterlijke Schijn of innerlijke Vroomheid (korte versie)

    Vandaag gaan we Matteüs 6 behandelen in een iets andere volgorde. Laten we beginnen bij verzen 1 tot 5 en 16 tot 18:

    “1 HEBT acht dat gij uw aalmoes niet doet voor de mensen, om van hen gezien te worden; anders zo hebt gij geen loon bij uw Vader, Die in de hemelen is.

    2 Wanneer gij dan aalmoes doet, zo laat vóór u niet trompetten, gelijk de geveinsden in de synagogen en op de straten doen, opdat zij van de mensen geëerd mogen worden. Voorwaar zeg Ik u: Zij hebben hun loon weg.

    3 Maar als gij aalmoes doet, zo laat uw linkerhand niet weten wat uw rechter doet,

    4 Opdat uw aalmoes in het verborgen zij; en uw Vader, Die in het verborgen ziet, Die zal het u in het openbaar vergelden.

    5 En wanneer gij bidt, zo zult gij niet zijn gelijk de geveinsden; want die plegen gaarne in de synagogen en op de hoeken der straten staande, te bidden, opdat zij van de mensen mogen gezien worden. Voorwaar Ik zeg u, dat zij hun loon weg hebben.

    (…)

    16 En wanneer gij vast, toont geen droevig gezicht, gelijk de geveinsden; want zij mismaken hun aangezichten, opdat zij van de mensen mogen gezien worden als zij vasten. Voorwaar Ik zeg u, dat zij hun loon weg hebben.

    17 Maar gij, als gij vast, zalf uw hoofd en was uw aangezicht,

    18 Opdat het van de mensen niet gezien worde, als gij vast, maar van uw Vader, Die in het verborgen is; en uw Vader, Die in het verborgen ziet, zal het u in het openbaar vergelden.”

    Zie je een patroon? Al deze woorden van Jezus zijn allemaal uitgesproken tegen uiterlijke schijn: doe uw goede werken niet om door de mensen gezien en geëerd te worden; wees niet zoals de farizeeën: ze lijken hun goede werken voor God te doen maar ze doen het eigenlijk voor zichzelf; voor hun eigen roem of eer; om door de mensen gezien en geëerd te worden.
    Volgens Johannes Chrysostomos focust Jezus hier niet op de uiterlijke daad maar op de intentie; het willen gezien worden door mensen.[1] Jezus had namelijk niets tegen dat mensen goede daden deden, of dat sommige farizeeën God perfect probeerden te behagen in hun daden, wat soms in kerkgemeentes verkeerdelijk wordt afgedaan als legalisme. Hij had er iets tegen dat het religieuze hypocrieten (toneelspelers) of geveinsden (fakers) waren die hun “goede” daden uiteindelijk voor zichzelf deden en niet voor God. Ze gebruikten God en de joodse religie om aandacht en aanzien te krijgen. Ze waren zeer “christelijk” religieus maar ze deden het eigenlijk nog steeds voor hunzelf. Hun hart was niet veranderd. Ze leken God als Vader te hebben maar ze leefden voor zichzelf.

    Begrijp me niet verkeerd. Het uiterlijke is oké. Voorganger, vertaler,… zijn is oké en goede werken zijn oké en zijn zelfs nuttig: “Laat uw licht alzo schijnen voor de mensen, dat zij uw goede werken mogen zien, en uw Vader, Die in de hemelen is, verheerlijken” (Mattheüs 5:16). “Laat uw licht alzo schijnen voor de mensen, dat zij uw goede werken mogen zien” Ja, maar het ultieme doel moet zijn dat de mensen “uw Vader, Die in de hemelen is, verheerlijken”, met andere woorden: het ultieme doel van je goede werken moet zijn dat de mensen glorie aan God je Vader in de hemel geven. Het ultieme doel mag niet uiterlijke schijn of glorie zijn. Het gaat om God. Het gaat om Zijn glorie en eer. Als ik preek voor eigen eer, dan is het allemaal niets waard. Als het dus gaat om jouw uiterlijke prestige, dan ben je fout bezig. Je mag niet bezig zijn met jezelf en met wat je allemaal al bereikt hebt: “Maar als gij aalmoes doet, zo laat uw linkerhand niet weten wat uw rechter doet, opdat uw aalmoes in het verborgen zij; en uw Vader, Die in het verborgen ziet, Die zal het u in het openbaar vergelden.” (Mattheüs 6:3-4): God ziet al hetgeen je in het verborgene doet voor de mensen, voor de armen, voor de gevangenen, etc. en Hij zal je in de toekomst belonen! Wat je en publique doet, is al beloond door de mensen:

    “5 En wanneer gij bidt, zo zult gij niet zijn gelijk de geveinsden; want die plegen gaarne in de synagogen en op de hoeken der straten staande, te bidden, opdat zij van de mensen mogen gezien worden. Voorwaar Ik zeg u, dat zij hun loon weg hebben.” Of zoals Chromatius van Aquileia het zei: “Zolang ze de glorie van deze eeuw zoeken, verliezen ze de beloning van de toekomstige belofte.”[2]

    Mattheüs 6:6-13:

    “6 Maar gij, wanneer gij bidt, ga in uw binnenkamer, en uw deur gesloten hebbende, bid uw Vader, Die in het verborgen is; en uw Vader, Die in het verborgen ziet, zal het u in het openbaar vergelden.

    7 En als gij bidt, zo gebruikt geen ijdel verhaal van woorden, gelijk de heidenen; want zij menen dat zij door hun veelheid van woorden zullen verhoord worden.

    8 Wordt dan hun niet gelijk; want uw Vader weet wat gij van node hebt, eer gij Hem bidt.

    9 Gij dan, bidt aldus: Onze Vader, Die in de hemelen zijt, Uw Naam worde geheiligd.

    10 Uw Koninkrijk kome. Uw wil geschiede, gelijk in den hemel, alzo ook op de aarde.

    11 Geef ons heden ons dagelijks brood.

    12 En vergeef ons onze schulden, gelijk ook wij vergeven onzen schuldenaren.

    13 En leid ons niet in verzoeking, maar verlos ons van den boze. Want Uw is het Koninkrijk en de kracht en de heerlijkheid, in der eeuwigheid. Amen.”

    God ziet dus de binnenkamer van uw hart. Eerst behoren we dus God op de eerste plaats te zetten. Hoe doen we dat? Hoe plaatsen we God op de eerste plaats? Dat gebeurt in onze Binnenkamer.[3] Een Rooms-Katholiek bidt bijvoorbeeld altijd een morgengebed en een avondgebed en het Onze Vader. Dit doet hij, als het goed is, doelbewust om de orde; de driehoek te herstellen. Dit is dus nog niet zo een dom idee. Het is het bewust tijd maken om God op de eerste plaats te zetten en daarna pas al de rest: “Uw Naam worde geheiligd, Uw Koninkrijk kome, Uw wil geschiede” (Mattheüs 6:9b-10a); God en Zijn eer, Koninkrijk en wil op de eerste plaats. Of zoals de Grote Catechismus van de Puriteinse Westminster Confessie het stelt: “Vraag: Wat is het voornaamste en hoogste doel van het leven van de mens? Antwoord: Het voornaamste en hoogste doel van het leven van de mens is de verheerlijking van God en het zich in Hem ten volle en eeuwig verheugen.”[4] Wat is dus het doel van de mens? De verheerlijking van God. God bewust op de eerste plaats zetten in je binnenkamer is dus geen slecht idee; “want Uw is het Koninkrijk en de kracht en de heerlijkheid” (Mattheüs 6:13b): ik ben niet de Koning; het Koninkrijk, de kracht en de heerlijkheid behoren mij niet toe. Bij het woord kracht denk ik bijvoorbeeld aan de kracht van de Heilige Geest: wij zijn het vlammetje, Hij is de olie waardoor wij mogen branden. Alle eer aan Hem. We zijn verbonden aan Christus de ware Wijnstok. De Heilige Geest is het sap dat ons de bovennatuurlijke energie geeft, opdat wij krachtdadig en veelvuldig vrucht mogen dragen. Alle eer aan Christus. Heerlijkheid: de glorie komt God toe, niet onszelf. Alle eer aan de Vader. Want, zoals de Grote Catechismus het stelt: “Het voornaamste en hoogste doel van het leven van de mens is de verheerlijking van God.” God de eer geven is dus het hoogste doel. Herinner u ook de driehoek: we plaatsen God bewust bovenaan. Hij is prioriteit numero één.

    Dus niet eerst de bediening, de show, de kerkgemeenschap, dan heb je het helemaal bij het verkeerde eind en dan kan je zeer zwaar teleurgesteld worden in mensen. Kijk bijvoorbeeld maar naar al die misbruikschandalen in Rooms-Katholieke en Protestantse kring. Er zijn natuurlijk wel vele goede Rooms-Katholieke pastoors en Protestantse voorgangers die het nog wel allemaal op een rijtje hebben.

    Voor deze driehoek of dit rijtje kies je eerst bij je doop. Daar heb ik het vorige keer over gehad denk ik. De doop is weliswaar uiterlijk maar begint vanuit een innerlijke beslissing: het kiezen voor de weg naar de kruisiging. Dit is dus eerst jezelf volledig geven vanuit een innerlijke beslissing, dan dit publiekelijk tonen door de doop en dan teruggaan naar het innerlijke leven (niet de show of de spotlights maar de woestijn) en dit innerlijke leven dan nederig uitleven in volledige onderwerping aan je Vader in de hemel. Ga verder in het innerlijke leven door te bidden en te vasten. Leef niet voor de Mammon of voor jezelf; voor je eigen prestige of glorie:

    Waar is uw schat? In de hemel of op aarde?

    Wie is uw schat? God of jezelf?

    Wie plaats jij het hoogst? God of jezelf?

    Maak God je grootste Schat, je enige Schat en ga helemaal voor Hem! Honderd procent! Zonder valse bijbedoelingen!

    24:

    24 Niemand kan twee heren dienen; want of hij zal den enen haten en den anderen liefhebben, of hij zal den enen aanhangen en den anderen verachten; gij kunt niet God dienen en den Mammon.

    Kies dus!

    Over de rest van Mattheüs 6; het bekende stukje over bezorgdheid, heb ik alleen maar dit te zeggen: maak je geen zorgen voor dit leven, ga niet terug zoals "de heidenen" die leven vanuit en voor het uiterlijke. Verander dus je denken, zoals er staat in Romeinen 12, zet God steeds op de eerste plaats in je leven, zoek altijd naar Gods volmaakte wil en voer die ook uit! Ga voor het diepste verlangen van de Geest: “En gij zult den Heere uw God liefhebben uit geheel uw hart en uit geheel uw ziel en uit geheel uw verstand en uit geheel uw kracht” (Markus 12:30). Dit houdt in: God op de eerste plaats zetten en Hem overal voor de volle honderd procent dienen, wat het je ook mag kosten in de wereld of in de Kerk. Als je dat doet, zal de Heer altijd met je zijn. Moge Hij alle glorie ontvangen! Amen!



    De korte versie van deze preek werd gepreekt in het engels (vanuit de New King James Version) in The Lighthouse Fellowship (Antwerpen) op 7 augustus 2022.

    De bijbeltekst in deze preek is ontleend aan een Statenvertaling-bijbel (Dordrecht: Gereformeerde Bijbelstichting, 1973?). © Tekst Statenvertaling: Gereformeerde Bijbelstichting, Leerdam.

    [1] John Chrysostom, The Gospel of Matthew, Homily 19.2.

    [2] Chromatius of Aquileia, Tractate on Matthew 26.4.2.

    [3] cf. Augustine, Sermon on the Mount, 2.3.11.

    [4] De Grote Catechismus, vraag 1, genomen uit G. van Rongen en M.J. Arntzen, De Westminster Confessie: met de Grote en de Kleine Catechismus (Barneveld: De Vuurbaak, 1986), 84.


    Categorie:Preken
    17-07-2022
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Mattheüs 6: uiterlijke Schijn of innerlijke Vroomheid

    Vandaag gaan we Matteüs 6 behandelen in een iets andere volgorde. Laten we beginnen bij verzen 1 tot 5 en 16 tot 18:

    “1 HEBT acht dat gij uw aalmoes niet doet voor de mensen, om van hen gezien te worden; anders zo hebt gij geen loon bij uw Vader, Die in de hemelen is.

    2 Wanneer gij dan aalmoes doet, zo laat vóór u niet trompetten, gelijk de geveinsden in de synagogen en op de straten doen, opdat zij van de mensen geëerd mogen worden. Voorwaar zeg Ik u: Zij hebben hun loon weg.

    3 Maar als gij aalmoes doet, zo laat uw linkerhand niet weten wat uw rechter doet,

    4 Opdat uw aalmoes in het verborgen zij; en uw Vader, Die in het verborgen ziet, Die zal het u in het openbaar vergelden.

    5 En wanneer gij bidt, zo zult gij niet zijn gelijk de geveinsden; want die plegen gaarne in de synagogen en op de hoeken der straten staande, te bidden, opdat zij van de mensen mogen gezien worden. Voorwaar Ik zeg u, dat zij hun loon weg hebben.

    (…)

    16 En wanneer gij vast, toont geen droevig gezicht, gelijk de geveinsden; want zij mismaken hun aangezichten, opdat zij van de mensen mogen gezien worden als zij vasten. Voorwaar Ik zeg u, dat zij hun loon weg hebben.

    17 Maar gij, als gij vast, zalf uw hoofd en was uw aangezicht,

    18 Opdat het van de mensen niet gezien worde, als gij vast, maar van uw Vader, Die in het verborgen is; en uw Vader, Die in het verborgen ziet, zal het u in het openbaar vergelden.”

    Zie je een patroon? Al deze woorden van Jezus zijn allemaal uitgesproken tegen uiterlijke schijn: doe uw goede werken niet om door de mensen gezien en geëerd te worden; wees niet zoals de farizeeën: ze lijken hun goede werken voor God te doen maar ze doen het eigenlijk voor zichzelf; voor hun eigen roem of eer; om door de mensen gezien en geëerd te worden.

    Volgens Johannes Chrysostomos focust Jezus hier niet op de uiterlijke daad maar op de intentie; het willen gezien worden door mensen.[1] Jezus had namelijk niets tegen dat mensen goede daden deden, of dat sommige farizeeën God perfect probeerden te behagen in hun daden, wat soms in kerkgemeentes verkeerdelijk wordt afgedaan als legalisme. Hij had er iets tegen dat het religieuze hypocrieten (toneelspelers) of geveinsden (fakers) waren die hun “goede” daden uiteindelijk voor zichzelf deden en niet voor God. Ze gebruikten God en de joodse religie om aandacht en aanzien te krijgen. Ze waren zeer “christelijk” religieus maar ze deden het eigenlijk nog steeds voor hunzelf. Hun hart was niet veranderd. Ze leken God als Vader te hebben maar ze leefden voor zichzelf.

    Begrijp me niet verkeerd. Het uiterlijke is oké. Voorganger, vertaler,… zijn is oké en goede werken zijn oké en zijn zelfs nuttig: “Laat uw licht alzo schijnen voor de mensen, dat zij uw goede werken mogen zien, en uw Vader, Die in de hemelen is, verheerlijken” (Mattheüs 5:16). “Laat uw licht alzo schijnen voor de mensen, dat zij uw goede werken mogen zien” Ja, maar het ultieme doel moet zijn dat de mensen “uw Vader, Die in de hemelen is, verheerlijken”, met andere woorden: het ultieme doel van je goede werken moet zijn dat de mensen glorie aan God je Vader in de hemel geven. Het ultieme doel mag niet uiterlijke schijn of glorie zijn. Het gaat om God. Het gaat om Zijn glorie en eer. Als ik preek voor eigen eer, dan is het allemaal niets waard. Als het dus gaat om jouw uiterlijke prestige, dan ben je fout bezig. Je mag niet bezig zijn met jezelf en met wat je allemaal al bereikt hebt: “Maar als gij aalmoes doet, zo laat uw linkerhand niet weten wat uw rechter doet, opdat uw aalmoes in het verborgen zij; en uw Vader, Die in het verborgen ziet, Die zal het u in het openbaar vergelden.” (Mattheüs 6:3-4): God ziet al hetgeen je in het verborgene doet voor de mensen, voor de armen, voor de gevangenen, etc. en Hij zal je in de toekomst belonen! Wat je en publique doet, is al beloond door de mensen:

    “5 En wanneer gij bidt, zo zult gij niet zijn gelijk de geveinsden; want die plegen gaarne in de synagogen en op de hoeken der straten staande, te bidden, opdat zij van de mensen mogen gezien worden. Voorwaar Ik zeg u, dat zij hun loon weg hebben.” Of zoals Chromatius van Aquileia het zei: “Zolang ze de glorie van deze eeuw zoeken, verliezen ze de beloning van de toekomstige belofte.”[2]

    Mattheüs 6:6-13:

    “6 Maar gij, wanneer gij bidt, ga in uw binnenkamer, en uw deur gesloten hebbende, bid uw Vader, Die in het verborgen is; en uw Vader, Die in het verborgen ziet, zal het u in het openbaar vergelden.

    7 En als gij bidt, zo gebruikt geen ijdel verhaal van woorden, gelijk de heidenen; want zij menen dat zij door hun veelheid van woorden zullen verhoord worden.

    8 Wordt dan hun niet gelijk; want uw Vader weet wat gij van node hebt, eer gij Hem bidt.

    9 Gij dan, bidt aldus: Onze Vader, Die in de hemelen zijt, Uw Naam worde geheiligd.

    10 Uw Koninkrijk kome. Uw wil geschiede, gelijk in den hemel, alzo ook op de aarde.

    11 Geef ons heden ons dagelijks brood.

    12 En vergeef ons onze schulden, gelijk ook wij vergeven onzen schuldenaren.

    13 En leid ons niet in verzoeking, maar verlos ons van den boze. Want Uw is het Koninkrijk en de kracht en de heerlijkheid, in der eeuwigheid. Amen.”

    “Maar gij, wanneer gij bidt, ga in uw binnenkamer, en uw deur gesloten hebbende, bid uw Vader, Die in het verborgen is; en uw Vader, Die in het verborgen ziet, zal het u in het openbaar vergelden” (Mattheüs 6:6). God ziet dus de binnenkamer van uw hart. Eerst behoren we dus God op de eerste plaats te zetten. Hoe doen we dat? Hoe plaatsen we God op de eerste plaats? Dat gebeurt in onze Binnenkamer.[3] Een Rooms-Katholiek bidt bijvoorbeeld altijd een morgengebed en een avondgebed en het Onze Vader. Dit doet hij, als het goed is, doelbewust om de orde; de driehoek te herstellen. Dit is dus nog niet zo een dom idee. Het is het bewust tijd maken om God op de eerste plaats te zetten en daarna pas al de rest: “Uw Naam worde geheiligd, Uw Koninkrijk kome, Uw wil geschiede” (Mattheüs 6:9b-10a); God en Zijn eer, Koninkrijk en wil op de eerste plaats. Of zoals de Grote Catechismus van de Puriteinse Westminster Confessie het stelt: “Vraag: Wat is het voornaamste en hoogste doel van het leven van de mens? Antwoord: Het voornaamste en hoogste doel van het leven van de mens is de verheerlijking van God en het zich in Hem ten volle en eeuwig verheugen.”[4] Wat is dus het doel van de mens? De verheerlijking van God. God bewust op de eerste plaats zetten in je binnenkamer is dus geen slecht idee; “want Uw is het Koninkrijk en de kracht en de heerlijkheid” (Mattheüs 6:13b): ik ben niet de Koning; het Koninkrijk, de kracht en de heerlijkheid behoren mij niet toe. Bij het woord kracht denk ik bijvoorbeeld aan de kracht van de Heilige Geest: wij zijn het vlammetje, Hij is de olie waardoor wij mogen branden. Alle eer aan Hem. We zijn verbonden aan Christus de ware Wijnstok. De Heilige Geest is het sap dat ons de bovennatuurlijke energie geeft, opdat wij krachtdadig en veelvuldig vrucht mogen dragen. Alle eer aan Christus. Heerlijkheid: de glorie komt God toe, niet onszelf. Alle eer aan de Vader. Want, zoals de Grote Catechismus het stelt: “Het voornaamste en hoogste doel van het leven van de mens is de verheerlijking van God.” God de eer geven is dus het hoogste doel. Herinner u ook de driehoek: we plaatsen God bewust bovenaan. Hij is prioriteit numero één.

    Dus niet eerst de bediening, de show, de kerkgemeenschap, dan heb je het helemaal bij het verkeerde eind en dan kan je zeer zwaar teleurgesteld worden in mensen. Kijk bijvoorbeeld maar naar al die misbruikschandalen in Rooms-Katholieke en Protestantse kring. Er zijn natuurlijk wel vele goede Rooms-Katholieke pastoors en Protestantse voorgangers die het nog wel allemaal op een rijtje hebben.

    Voor deze driehoek of dit rijtje kies je eerst bij je doop. Daar heb ik het vorige keer over gehad denk ik. De doop is weliswaar uiterlijk maar begint vanuit een innerlijke beslissing: het kiezen voor de weg naar de kruisiging. Dit is dus eerst jezelf volledig geven vanuit een innerlijke beslissing, dan dit publiekelijk tonen door de doop en dan teruggaan naar het innerlijke leven (niet de show of de spotlights maar de woestijn) en dit innerlijke leven dan nederig uitleven in volledige onderwerping aan je Vader in de hemel. Ga verder in het innerlijke leven door te bidden en te vasten. Leef niet voor de Mammon of voor jezelf; voor je eigen prestige of glorie:

    19-21:

    19 Vergadert u geen schatten op de aarde, waar ze de mot en roest verderft, en waar de dieven doorgraven en stelen;

    20 Maar vergadert u schatten in den hemel, waar ze noch mot noch roest verderft, en waar de dieven niet doorgraven noch stelen.

    21 Want waar uw schat is, daar zal ook uw hart zijn.

    Waar is uw schat? In de hemel of op aarde?

    Wie is uw schat? God of jezelf?

    Wie plaats jij het hoogst? God of jezelf?

    22-23:

    22 De kaars des lichaams is het oog; indien dan uw oog eenvoudig is, zo zal uw gehele lichaam verlicht wezen;

    23 Maar indien uw oog boos is, zo zal geheel uw lichaam duister zijn. Indien dan het licht dat in u is, duisternis is, hoe groot zal de duisternis zelve zijn!

    Maak God je grootste Schat, je enige Schat en ga helemaal voor Hem! Honderd procent! Zonder valse bijbedoelingen!

    24:

    24 Niemand kan twee heren dienen; want of hij zal den enen haten en den anderen liefhebben, of hij zal den enen aanhangen en den anderen verachten; gij kunt niet God dienen en den Mammon.

    Kies! “Kiest u heden wien gij dienen zult (…) maar aangaande mij en mijn huis, wij zullen den HEERE dienen” (Jozua 24:15b).

    Over de rest van Mattheüs 6; het bekende stukje over bezorgdheid, heb ik alleen maar dit te zeggen: maak je geen zorgen voor dit leven, ga niet terug zoals "de heidenen" die leven vanuit en voor het uiterlijke. Ga voor het diepste verlangen van de Geest: “En gij zult den Heere uw God liefhebben uit geheel uw hart en uit geheel uw ziel en uit geheel uw verstand en uit geheel uw kracht” (Markus 12:30). Dit houdt in: God op de eerste plaats zetten en Hem overal voor de volle honderd procent dienen, wat het je ook mag kosten in de wereld of in de Kerk.

    Romeinen 12:1-2:

    1 IK bid u dan, broeders, door de ontfermingen Gods, dat gij uw lichamen stelt tot een levende, heilige en Gode welbehaaglijke offerande, welke is uw redelijke godsdienst.

    2 En wordt dezer wereld niet gelijkvormig, maar wordt veranderd door de vernieuwing uws gemoeds, opdat gij moogt beproeven welke de goede en welbehagende en volmaakte wil van God is.

    Verander dus je denken, zet God steeds op de eerste plaats in je leven, zoek altijd naar Gods volmaakte wil en voer die ook uit!

    De Heere zij altijd met je als je volledig voor Hem en Zijn welbehagen leeft en dus niet voor eigen prestige, eer of glorie! Hem komt de eer en glorie toe! Amen!



    Deze preek werd gepreekt in Pinkstergemeente Elim (Genk) op 17 juli 2022, in Evangelische gemeente Pniël (Balen) op 24 juli 2022 en in het engels (vanuit de New King James Version) in Evangelische gemeente Bet Av (Laren, Nederland) op 30 juli 2022.

    De bijbeltekst in deze preek is ontleend aan een Statenvertaling-bijbel (Dordrecht: Gereformeerde Bijbelstichting, 1973?). © Tekst Statenvertaling: Gereformeerde Bijbelstichting, Leerdam.

    [1] John Chrysostom, The Gospel of Matthew, Homily 19.2.

    [2] Chromatius of Aquileia, Tractate on Matthew 26.4.2.

    [3] cf. Augustine, Sermon on the Mount, 2.3.11.

    [4] De Grote Catechismus, vraag 1, genomen uit G. van Rongen en M.J. Arntzen, De Westminster Confessie: met de Grote en de Kleine Catechismus (Barneveld: De Vuurbaak, 1986), 84.


    Categorie:Preken
    26-06-2022
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Bijbels Ouderlingschap

    Allereerst zou ik willen beginnen met het bedanken van B. en zijn vrouw K. Zij zijn altijd heel gastvrij voor mensen die hen nodig hebben en zij staan altijd klaar om mensen te helpen en materiële hulp te geven. Zo hielpen zij ons prille gezinnetje ook door het uitlenen van babykleedjes, een buggy en andere dingen en vangen zij vele andere mensen op die (dringend) hulp nodig hebben.

    Gastvrij en vrijgevig is nu ook precies hoe oudsten behoren te zijn. In mijn ogen zijn ook B. en K. onberispelijk, sober, bezonnen, gematigd, gastvrij, oprecht, betrouwbaar en genieten zij een goede reputatie bij alle mensen (naar 1 Timotheüs 3:1-16).

    Johannes schreef in zijn derde brief: “Wees zo goed hen voor de verdere reis toe te rusten op een wijze die God waardig is. Ze zijn immers omwille van de Naam op reis gegaan en accepteren geen steun van de ongelovigen. Daarom horen wij zulke mensen gastvrij te ontvangen en zo mee te werken aan de verkondiging van de waarheid” (3 Johannes 1:6-8). In context gaat het hier om evangelisten die gesteund moeten worden in hun onderhoud. Maar alle christenen hier aanwezig zijn ook op reis gegaan ter wille van Jezus. Ze zijn voor Jezus op een geloofsreis gegaan. Zo ga jij, B., ook samen met deze mensen op reis en je bent persoonlijk verantwoordelijk voor hen.

    Hoe behoor je daar nu mee om te gaan?

    “Ik doe een beroep op de oudsten onder u. Als uw mede-oudste en als ooggetuige van Christus’ lijden, en omdat ik evenals u zal delen in de luister die binnenkort zal worden geopenbaard, vraag ik u: Hoed de kudde van God waarvoor u de verantwoordelijkheid hebt [jij reist met hen mee en bent verantwoordelijk voor je medereizigers], houd goed toezicht – niet gedwongen maar vrijwillig, zoals God dat wil, en niet om er zelf beter van te worden maar met belangeloze toewijding. Stel u niet heerszuchtig op tegenover de kudde die aan u is toevertrouwd, maar geef het goede voorbeeld” (1 Petrus 5:1-3). Daar hoort nog een prachtige belofte bij! Als je met verantwoordelijkheidszin en liefde herderschap betoont jegens je medereizigers en het niet doet om er zelf geld of macht uit te slaan maar het net doet omdat je onzelfzuchtig houdt van je medebroeders en –zusters, “dan zult u wanneer de hoogste herder verschijnt deel krijgen aan zijn luister, de lauwerkrans die nooit verwelkt” (1 Petrus 5:4).

    Hoe doe je dit nu concreet; met liefde en verantwoordelijkheid ouderlingschap uitoefenen? Ik geef nog vier korte adviezen mee:

    1) Blijf bij de Bijbel en blijf bij de Traditie van het oorspronkelijke geloof! (naar 2 Timotheüs 3 en Judas 1): B., zoek en “strijd voor het geloof dat voor eens en altijd aan de heiligen is overgeleverd” (Judas 1:3, zie ook vers 4).

    2) Heers niet over de kudde: “Jezus riep hen bij zich en zei: ‘Jullie weten dat heersers hun volken onderdrukken en dat leiders hun macht misbruiken. Zo mag het bij jullie niet gaan. Wie van jullie de belangrijkste wil zijn, moet dienaar van de anderen zijn, en wie van jullie de eerste wil zijn, moet slaaf van de anderen zijn – zoals de Mensenzoon niet gekomen is om gediend te worden, maar om te dienen en zijn leven te geven als losgeld voor velen’” (Mattheus 20:25-28).

    3) Heb de gemeenteleden lief: “Zorg voor uzelf en voor de hele kudde waarover de heilige Geest u als leiders [NBV2007: herders; ik zou voorstellen: iemand die voor hen uitkijkt en hen begeleid] heeft aangesteld; hoed Gods gemeente, die Hij verworven heeft door het bloed van zijn eigen Zoon.” Ik weet dat er na mijn vertrek woeste wolven bij u zullen binnendringen, die de kudde niet zullen ontzien. Uit uw eigen kring zullen mensen voortkomen die de waarheid verdraaien om de leerlingen voor zich te winnen” (Handelingen 20:28-30). Het zijn narcistische mensen die meer van zichzelf en hun eigen lusten, zoals geld, macht en misbruik houden dan dat zij van God houden. Voor hen is het geloof een methode om macht, geld en aanzien te vergaren. Kijk niet naar hen op, doe hen niet na en word niet zoals hen!

    4) Getuig van Gods genade: “Hecht echter geen enkele waarde aan het behoud van je leven, als je je levenstaak maar kan voltooien en de opdracht kan uitvoeren die je van je Heer ontvangen hebt: getuigen van het evangelie van Gods genade” (naar Handelingen 20:24). Deze genade is trouwens de energie van God die zondaars de mogelijkheid geeft een nieuw leven te beginnen en goede werken te doen (naar Titus 2). Het is niet het toestaan van zonde in onze levens en kerken en leren dat God toch alles toedekt met Zijn zogezegd onvoorwaardelijke genade (naar Romeinen 6). Dit zijn trucjes waardoor valse voorgangers en predikanten de leerlingen van Jezus achter zich proberen te trekken om hen dan te manipuleren, uit te zuigen en te verscheuren (naar e.g. Handelingen 20:30). Dit zijn bedriegers die zichzelf bedriegen (naar 2 Timotheüs 3:13). Gedraag u nooit zoals hen!

    B., hier heb ik je kort advies gegeven als jouw jongere broer. De Heer zij met je bij het aanvaarden en waardig uitleven van deze nieuwe taak! Ik wens je van harte Gods zegen en het grootste succes toe in het uitvoeren van deze voortreffelijke taak!



    Deze preek werd gepreekt in Pinkstergemeente Elim (Genk) op 26 juni 2022.

    De bijbeltekst in deze uitgave is ontleend aan de NBV21, © 2021 Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap, Haarlem/Antwerpen. Alle rechten voorbehouden.


    Categorie:Preken
    12-06-2022
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Avondmaal bij Bijbels Leiderschap

    Graag wil ik dat we nadenken over wat het écht betekent dat we beweren in een goede relatie met God en met elkaar te staan, onder andere tijdens de viering van het avondmaal. Wat doen we ècht met deze mooie woorden? Zijn onze werken dan ècht zo zuiver? Ik herhaal nogmaals:

    ´Wees daarom zachtmoedig en leg alle verdorvenheid en elk denkbaar wangedrag af. En aanvaard zo de boodschap die in u is geplant en die u kan redden. Vergis u niet: alleen horen is niet genoeg, u moet wat u gehoord hebt ook doen. (…) Wie meent dat hij godsdienstig is, terwijl hij zijn tong niet kan beteugelen, zit op een dwaalspoor, en heel zijn godsdienst is vergeefse moeite. Voor God, de Vader, is alleen dit reine, zuivere godsdienst: weduwen en wezen bijstaan in hun nood, en jezelf vrijwaren van de smetten van de wereld¡ (Jakobus 1:21-22, 26-27).

    ´Broeders en zusters, wat heeft het voor zin als iemand zegt te geloven, maar hij handelt er niet naar? Zou dat geloof hem soms kunnen redden? Als een broeder of zuster nauwelijks kleren heeft en elke dag eten tekortkomt, en een van u zegt dan: ‘Het ga je goed! Kleed je warm en eet smakelijk!ÿ zonder de ander te voorzien van de eerste levensbehoeften – wat heeft dat voor zin? Zo is het ook met geloof: als het zich niet daadwerkelijk bewijst, is het dood. Maar iemand zou kunnen zeggen: ‘De een gelooft, de ander doet.ÿ Laat mij maar eens zien dat je kunt geloven zonder daden; ik zal u door mijn daden tonen dat ik geloof. U gelooft dat God de enige is? Daar doet u goed aan. Maar de demonen geloven dat ook, en ze sidderen. Dwaas, wilt u het bewijs dat geloof zonder daden nutteloos is? Werd onze voorvader Abraham niet rechtvaardig verklaard om wat hij deed toen hij zijn zoon Isaak op het altaar wilde offeren? U ziet hoe geloof en handelen daar hand in hand gaan, en hoe het geloof ten volle verwezenlijkt wordt in daden. Zo ging in vervulling wat de Schrift zegt: ‘Abraham vertrouwde op God, en dat werd hem als rechtvaardigheid toegerekend.ÿ Hij wordt zelfs Gods vriend genoemd. U ziet dus dat iemand rechtvaardig wordt verklaard om wat hij doet, en niet alleen om zijn geloof. Werd niet ook Rachab, de hoer, rechtvaardig verklaard om wat ze deed, toen ze de verkenners ontving en langs een andere weg liet vertrekken? Zoals het lichaam dood is zonder geest, zo is ook geloof zonder daden dood¡ (Jakobus 2:14-26).

    Allereerst de oudsten en voorgangers, maar ook jullie, gelovigen, moeten dus niet alleen vroom spreken maar óók zo leven. Als jij persoonlijk nog in iets tekort schiet, dan is dit een strenge maar zeker ook vriendschappelijke uitnodiging tot bekering:

    ´‘God keert zich tegen hoogmoedigen, maar aan nederigen schenkt Hij zijn genade.ÿ Onderwerp u dus aan God, en verzet u tegen de duivel, dan zal die van u wegvluchten. Kom nader tot God, dan komt Hij nader tot u. Reinig uw handen, zondaars; zuiver uw hart, weifelaars. Weeklaag, wees treurig en laat uw tranen vloeien. Laat uw lachen veranderen in droefheid en uw vreugde in somberheid. Verneder u voor de Heer, dan zal Hij u verheffen¡ (Jakobus 4:6b-10).

    Laten we dit overpeinzen met nederigheid en ootmoed en laten we dan, indien we er klaar voor zijn, in gemeenschap eten en drinken.

    De Heer Zèlf hangt hier trouwens nòg een belofte aan vast:

    ´Het offer voor God is een gebroken geest; een gebroken en verbrijzeld hart zult U, God, niet verachten¡ (Psalm 51:19).



    De bijbeltekst in deze uitgave is ontleend aan de NBV21, © 2021 Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap, Haarlem/Antwerpen. Alle rechten voorbehouden.


    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Bijbels Leiderschap

    Wanneer we het hebben over leiderschap in de gemeente, moeten we ons eerst afvragen: ''Wat is Bijbels leiderschap?''. Sommige mensen beweren hier dat de gemeente een fabriek of een leger is, dat autoriteit macht en ingebeeld charisma hebben is, en dat ik uiteindelijk op zulke manier behoor leiding te nemen en dat ik dat op dit moment nog niet doe. Ik zal dit ook nooit doen en ik zal u aantonen dat dit een ´anti-Christus-manier¡ van leiding geven is, en dat Christus dit zelfs ten strengste heeft verboden. Ook zal ik mijn visie op Bijbels leiderschap uit de doeken doen en op het einde geef ik een oproep tot bekering mee.

    Jezus spreekt tot ons door de Bijbel: ''Kom naar mij, jullie die vermoeid zijn en onder lasten gebukt gaan, dan zal ik jullie rust geven. Neem mijn juk op je en leer van mij, want ik ben zachtmoedig en nederig van hart. Dan zullen jullie werkelijk rust vinden, want mijn juk is zacht en mijn last is licht.'' (Matteüs 11:28-30)

    Let op de beloften! Als wij naar Hem komen door Zijn juk op ons te nemen en van Hem te leren, m.a.w. als we zijn discipelen worden, zullen wij werkelijk rust gegeven worden!

    Jezus vertelt ook waarom Hij wil dat we Zijn juk op ons nemen en van Hem leren: want Ik ben zachtmoedig en nederig van hart. Jezus vraagt onderwerping en gehoorzaamheid van ons net omdat Hij zachtmoedig en nederig van hart is. Jezus verplicht ons niets. Hij nodigt ons slechts uit. Hij zegt als het ware: ''Kom alsjeblieft naar Mij en wordt mijn leerlingen want enkel dan kan Ik je ware rust geven.'' In Johannes 15 zegt Hij het als volgt: ''De grootheid van mijn Vader zal zichtbaar worden wanneer jullie veel vrucht dragen en mijn leerlingen zijn. Ik heb jullie liefgehad, zoals de Vader mij heeft liefgehad. [Zie, eerst liefde; een gezonde relatie begint vanuit liefde. Nogmaals:] Blijf in mijn liefde: je blijft in mijn liefde als je je aan mijn geboden houdt, zoals ik me ook aan de geboden van mijn Vader gehouden heb en in zijn liefde blijf. Dit zeg ik tegen jullie om je mijn vreugde te geven, dan zal je vreugde volkomen zijn. [Jezus geeft ons dus geboden opdat onze vreugde volkomen zou zijn.] Mijn gebod [waar jullie vrij op in mogen gaan] is dat jullie elkaar liefhebben zoals ik jullie heb liefgehad. Er is geen grotere liefde dan je leven te geven voor je vrienden. Jullie zijn mijn vrienden wanneer je doet wat ik zeg. Ik noem jullie geen slaven meer, want een slaaf weet niet wat zijn meester doet; vrienden noem ik jullie, omdat ik alles wat ik van de Vader heb gehoord, aan jullie bekendgemaakt heb. Jullie hebben niet mij uitgekozen, maar ik jullie, en ik heb jullie opgedragen om op weg te gaan en vrucht te dragen, blijvende vrucht. Wat je de Vader in mijn naam vraagt, zal hij je geven. Dit draag ik jullie op: heb elkaar lief.'' (Johannes 15:8-17).

    Jezus noemt ons Zijn vrienden. Vrienden kunnen we enkel zijn op vrijwillige basis en uit liefde. We kunnen er voor kiezen ons aan Zijn geboden te houden. Zo tonen we dat we zijn ware vrienden zijn. We kunnen vrij kiezen de smalle weg te betreden en te bewandelen. We kunnen vrij kiezen elkaar lief te hebben, niet zoals de wereld door druk en manipulatie maar écht uit ware, onzelfzuchtige liefde. The Amplified Bible stelt het gebod van Jezus als volgt: ''Dit is wat ik jullie beveel: dat je elkaar liefhebt en onzelfzuchtig het beste voor elkaar zoekt.''[1] Jezus' visie op leiderschap is dus onzelfzuchtig dienen.

    Druk en manipulatie zijn dus duidelijk uit den boze. Zo zei Jezus tegen zijn 12 discipelen: ''Jullie weten dat de volken onderdrukt worden door hun eigen heersers en dat hun leiders hun macht misbruiken [dat heet dan machtsmisbruik of geestelijk misbruik]. Zo mag het bij jullie niet gaan. Wie van jullie de belangrijkste wil zijn, zal de anderen moeten dienen, en wie van jullie de eerste wil zijn, zal ieders dienaar moeten zijn. Want ook de Mensenzoon is niet gekomen om gediend te worden, maar om te dienen en zijn leven te geven als losgeld voor velen.'' (Marcus 10:42b-45). Bijbels leiderschap is dus nièt vooraan de show stelen en je wereldse leiderschapscapaciteiten etaleren opdat je door de mensen gezien mag worden uit nood om je zelfbeeld en trots te bevestigen. Dan heb je je beloning al ontvangen. Bijbels leiderschap is een dienaar zijn, niet in de spotlights willen staan. Enkel dan krijg je een beloning van mijn Vader. Velen die buitengeworpen werden en door ''christenen'' werden geminacht, zullen de beloning van hun Vader niet ontlopen en vele schijnheilige leiders zullen het eeuwige leven niet krijgen en zullen zelfs dubbel gestraft worden in de hel, ook al hadden ze anderen en uiteindelijk ook zichzelf misleid.

    Ook Petrus zei tegen zijn mede-oudsten[2]: ''Hoed Gods kudde waarvoor u de verantwoordelijkheid hebt, houd goed toezicht – niet gedwongen maar vrijwillig [als vriend van God], zoals God dat wil, en niet om er zelf beter van te worden maar met belangeloze toewijding [dus zonder zelfzucht of egoïsme]. Stel u niet heerszuchtig op tegenover de kudde die aan u is toevertrouwd [en toon hen geen verkeerd beeld van Christus als een wereldse leider die heerst, manipuleert en bedriegt, opdat hun liefde voor Christus en hun naaste niet verkilt (als u dit doet, zult u daarvoor ter verantwoording geroepen worden)], maar geef het goede voorbeeld [door te dienen]. Dan zult u wanneer de hoogste herder verschijnt de krans van de luister ontvangen die nooit verwelkt.'' (1 Petrus 5:2-4).

    Wanneer zullen oudsten beloond worden met de krans van de luister die, in tegenstelling tot aardse lauwerkransen,[3] nooit verwelkt? Als al die liefdevolle voorwaarden worden vervuld en er niet wordt geheerst over de kudde.

    Herinner u ook: ''Gelukkig is de mens die in de beproeving staande blijft. Want wie de proef doorstaat, ontvangt als lauwerkrans het leven, zoals God heeft beloofd aan iedereen die hem liefheeft.'' (Jakobus 1:12). Welk leven? Eeuwig leven! Wie de proef doorstaat, krijgt de lauwerkrans van het eeuwige leven die nooit verwelkt! Hebt u Hem zo hard lief dat u de proef doorstaat of houdt u meer van uzelf?

    Gemeenteleiders worden namelijk ook beproefd en kunnen het eeuwige leven mislopen. Ze kunnen toegeven aan zelfzucht, carrièrezucht, manipulatie,… maar als zij blijven het goede voorbeeld geven in onzelfzuchtige liefde, dan doorstaan zij de proef en zijn zij vrienden van God op weg naar het eeuwige leven en dan pas wordt er verwacht: ''En u, jongeren, moet van uw kant het gezag van de oudsten erkennen. Overigens, in de omgang met elkaar moet ieder van u altijd de minste willen zijn, want God keert zich tegen hoogmoedigen, maar aan nederigen schenkt hij zijn genade. Onderwerp u dus nederig aan Gods hoge gezag, dan zal hij u op de bestemde tijd een eervolle plaats geven.'' (1 Petrus 5:5-6). Jezus onderwierp Zichzelf eerst aan de Vader en ging dan pas mensen oproepen om Hem na te volgen.

    Dit zal ik bewijzen aan de hand van vier bijbelpassages:

    1) Matteüs 3:13-17: '''Toen kwam Jezus uit Galilea naar Johannes bij de Jordaan. Hij wilde Zich door hem laten dopen. Maar Johannes probeerde Hem tegen te houden. Hij zei: "Ík heb het nodig om door Ú gedoopt te worden! Ú hoeft toch niet door míj gedoopt te worden?" Maar Jezus zei tegen hem: "Laat Mij mijn gang gaan. Ik wil dat je Me doopt, want zo doen we alles wat God wil." Toen liet Johannes Hem zijn gang gaan en doopte Hem. Op het moment dat Jezus was gedoopt en uit het water kwam, zag Johannes de hemel opengaan. Hij zag de Geest van God als een duif uit de hemel komen en op Hem neerdalen. En een stem uit de hemel zei: "Dit is mijn Zoon. Ik houd heel veel van Hem. Ik geniet van Hem.""' (Matteüs 3:13-17, BasisBijbel).

    2) Na Zijn waterdoop, waarin Hij zich publiekelijk onderwierp aan Zijn Vader, moest Jezus zich ook in privé onderwerpen aan Zijn Vader om zich klaar te maken voor Zijn bediening door middel van vasten en het overwinnen van verscheidene verleidingen. Dat kunnen jullie lezen in Matteüs 4:1-11.

    3) Slechts nadat Hij zich zowel publiekelijk als in privé had onderworpen aan de Vader, zei Jezus in het openbaar: "Kom tot inkeer, want het Koninkrijk van de hemel is nabij!" (Matteüs 4:17). [Kom tot inkeer betekent dat wij ook zijn uitgenodigd om te vasten, om een halt te roepen aan onze lichamelijke lusten en egoïsme. We worden geroepen om nee te zeggen tegen onze lusten, tegen verleidingen, tegen egoïstische gedachten, tegen egoïstische verlangens, tegen egoïstische doeleinden, kortom, om nee te zeggen tegen de duivel net zoals of in navolging van Jezus Christus onze Heer die ons is voorgegaan. Je moet enkel dit doen om binnen te treden in vrede tussen God en jezelf "want het Koninkrijk van de hemel is nabij!"]

    4) Pas na dit alles zei Jezus: "Kom naar mij, jullie die vermoeid zijn en onder lasten gebukt gaan, dan zal ik jullie rust geven. Neem mijn juk op je en leer van mij, want ik ben zachtmoedig en nederig van hart. Dan zullen jullie werkelijk rust vinden, want mijn juk is zacht en mijn last is licht." (Matteüs 11:28-30)

    Éérst onderwierp Jezus dus Zichzelf aan de Vader en dán pas ging Hij mensen oproepen om Hem na te volgen in die vrede en rust die voortvloeit uit gehoorzaamheid en onderwerping aan de Vader. Dit zagen we aan de hand van de voorgaande vier passages in het Matteüsevangelie.

    Volgens Jezus mogen gemeenteleiders nooit heersen over gemeenteleden. Ze mogen geen absolute gehoorzaamheid zonder tegenspraak verwachten. Als er weinig ruimte is voor tegenspraak, loopt het dikwijls zeer verkeerd. Zelfs tot hedendaagse voorbeelden van seksueel en geestelijk misbruik toe.[4]

    Gemeenteleiders moeten gezeglijk zijn. Johannes schreef over dit onderwerp: "Ik heb hierover al aan de gemeente geschreven, maar Diotrefes, die daar de dienst wil uitmaken, trekt zich niets van ons aan. [Hij regelt de dingen graag zonder overleg en verheft zich zoals Lucifer, de wereldse leider, boven alles en iedereen.] Als ik kom, zal ik zijn gedrag ter sprake brengen. Die man verspreidt laster over ons [bijvoorbeeld door middel van roddel- en lastercampagnes binnen de gemeente en in andere gemeenten], en daar laat hij het niet bij: hij weigert de broeders te ontvangen [bijvoorbeeld door onschuldige christenbroeders en -zusters buiten te gooien], en houdt degenen tegen die dat wel willen en verjaagt hen uit de gemeente [bijvoorbeeld door mensen stilletjes weg te werken en te vervangen]. Geliefde broeder, volg niet het kwade na maar het goede. [Met andere woorden, volg niet de wereld en zulk soort sluwe, valse, hypocriete en dictatoriale leiders na. Volg Jezus na. Volg Zijn voorbeeld van leiderschap na.] Wie goed doet komt uit God voort; wie kwaad doet heeft God niet gezien [dat wil zeggen: is geen echte christen ondanks zijn zogenaamde autoriteit]." (3 Johannes 1:9-11).

    Ook Paulus bekent met ironie aan de Korintiërs: "U, die zo verstandig bent, verdraagt dwazen toch met het grootste gemak. Tenslotte verdraagt u het ook dat men u tiranniseert, uitzuigt, onderwerpt, zich boven u verheft en u beledigt. Nu, ik moet tot mijn schande bekennen dat wij daarvoor te zwak zijn geweest." (2 Korintiërs 11:19-21). Die "zwakte" in leiderschap is dus eigenlijk een Bijbelse sterkte die we in de levens van Jezus en Paulus terugvinden. Maar over het andere soort leiders zei hij: "Ze wilden slaven van ons maken. Maar we zijn geen moment voor hen gezwicht." (Galaten 2:4b-5a).

    Paulus en Johannes hielden vast aan het evangelie van Jezus waarin niet werd geheerst over anderen maar waarin leiderschap werd voorgedaan en uitgeleefd in onzelfzuchtige naastenliefde jegens alle broeders en zusters in de Heer.

    Laten we dit in ons achterhoofd houden en dit dan ook toepassen. Amen.

    U wordt vriendelijk verzocht u te bekeren van heerszucht, manipulatiedrang, verkeerde denkpatronen en zondige gedragingen omtrent leiderschap.

    Leiders, voorgangers, oudsten en anderen, bekeer u, opdat uw ziel niet meedwale met deze ontaarde, verdorven generatie want "voor allen die de leugen hebben gediend: hun deel is de vuurpoel met brandende zwavel, dat is de tweede dood" (Openbaring 21:8b).

    "Broeders en zusters, als een van u afdwaalt van de waarheid en een ander laat hem daarheen terugkeren, dan mag hij weten: wie een zondaar van het dwaalspoor terugbrengt, redt hem van de dood [hun geestelijke dood en de tweede dood in de hel] en wist tal van zonden uit" (Jakobus 5:19-20).

    "Wees daarom zachtmoedig en leg alle verdorvenheid en elk denkbaar wangedrag af. En aanvaard zo de boodschap die in u is geplant en die u kan redden. Vergis u niet: alleen horen is niet genoeg, u moet wat u gehoord hebt ook doen" (Jakobus 1:21-22).

    Amen! Het zij zo!



    Deze preek werd ook gepreekt in Evangelische gemeente Pniël (Balen) op 24 april 2022.

    De Bijbeltekst in deze preek is ontleend aan De Nieuwe Bijbelvertaling, © Nederlands Bijbelgenootschap 2004/2007, behalve indien anders aangegeven.

    [1] ´This [is what] I command you: that you love and unselfishly seek the best for one another.¡ Vertaling van Johannes 15:17 in The Amplified Holy Bible Large Print (La Habra, CA: Zondervan / The Lockman Foundation, 2015), 1655.

    [2] CSB Everyday Study Bible (Nashville: Holman Bible Publishers, 2018), 1600, n. bij 1 Petrus 5:1-4.

    [3] The Expanded Bible (Nashville: Thomas Nelson, 2011), 1857.

    [4] Lees bijvoorbeeld Miranda Klaver in Marina de Haan, ´Brian Houston van megakerk Hillsong neemt ontslag te midden van schandalen,¡ 23 maart 2022, https://www.nd.nl/geloof/geloof/1115716/brian-houston-van-megakerk-hillsong-neemt-ontslag-te-midden-van.


    Categorie:Preken
    22-05-2022
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Waarom herdenken we de Dood van de levende Christus?: een korte Overdenking bij het Avondmaal

    Waarom herdenken we de dood van een weer levend Persoon waarmee we een levende relatie hebben? Dat is toch bizar?

    Soms denken we aan de goede of slechte dingen die mensen herhaaldelijk hebben gedaan. Daaruit weten we of die mensen goed of slecht zijn.

    Bij het avondmaal herdenken we dat Jezus zelfs Zijn leven voor ons gegeven heeft. Jezus heeft Zijn leven voor ons geleefd en is Zijn kruisdood voor ons gestorven. Paulus verwoordt het als volgt; luister alsjeblieft aandachtig:

    "Toen wij nog hulpeloos waren is Christus immers voor ons, die op dat moment nog schuldig waren, gestorven. Er is bijna niemand die voor een rechtvaardig mens wil sterven; slechts een enkeling durft voor een goed mens zijn leven te geven. Maar God bewees ons zijn liefde doordat Christus voor ons gestorven is toen wij nog zondaars waren. Des te zekerder is het dus dat wij, nu we door zijn dood zijn vrijgesproken, dankzij hem zullen worden gered en niet veroordeeld. Werden we in de tijd dat we nog Gods vijanden waren al met hem verzoend door de dood van zijn Zoon, des te zekerder is het dat wij, nu we met hem zijn verzoend, worden gered door diens leven. En meer nog, dat wij God prijzen danken we aan onze Heer Jezus Christus, door wie we nu al met God zijn verzoend." (Romeinen 5:6-11, NBV2007)

    Zo énorm was die liefde van Jezus! Laten we hieraan denken en laten we samen blijmoedig nadenken over de continue goedheid en liefde van de levende Jezus! Iedereen is uitgenodigd!


    De Bijbeltekst in deze preek is ontleend aan De Nieuwe Bijbelvertaling, © Nederlands Bijbelgenootschap 2004/2007.


    08-05-2022
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De Kroon van Volharding

    De hoofdpassage waar ik vandaag op wil focussen, is Jakobus 1 vers 2 tot 4 en vers 12. Ik gebruik de Nieuwe Bijbelvertaling editie 2007.[1] Ik lees dus samen met jullie Jakobus 1 vers 2 tot 4 en vers 12:

    ´Het moet u tot grote blijdschap stemmen, broeders en zusters, als u allerlei beproevingen ondergaat. Want u weet: wanneer uw geloof op de proef wordt gesteld, leidt dat tot standvastigheid. Als die standvastigheid ook daadwerkelijk blijkt, zult u volmaakt en volkomen zijn, zonder enige tekortkoming. (…) Gelukkig is de mens die in de beproeving staande blijft. Want wie de proef doorstaat, ontvangt als lauwerkrans het leven, zoals God [of ´de Heer¡[2]] heeft beloofd aan iedereen die hem liefheeft.¡ (Jakobus 1:2-4,12)

    De kroon van overwinning is dus het eeuwige leven dat je krijgt als je ondanks beproevingen, die in deze context van buiten jezelf komen,[3] tóch staande blijft.[4]

    Hierover schrijft William Barclay, voormalig predikant van de Kerk van Schotland en voormalig docent Nieuw Testament:

    ‘Jakobus heeft nooit aan zijn lezers voorgesteld dat het christendom voor hen een gemakkelijke weg zou zijn. Hij waarschuwt hen dat ze zich zullen bevinden in ´allerlei beproevingen¡.ÿ[5] Deze beproevingen zijn geen verlokkingen tot zonde maar het zijn beproevingen om er sterker en zuiverder uit tevoorschijn te komen.[6]

    Later schrijft hij ook: ´Voor zij die beproevingen tegemoet gaan op de juiste manier, is er vreugde hier en hierna.

    (1)            In dit leven, worden zij mannen en vrouwen van uitstekende waarde. Het [Griekse] woord wat hiervoor wordt gebruikt in vers 12 is dokimos: ze zijn als metaal waarvan al het bijmengsel is gereinigd. De zwaktes van hun persoonlijkheid zijn verwijderd; en ze komen sterk en puur tevoorschijn.

    (2)            In het leven hierna, ontvangen ze de lauwerkrans van het leven. De lauwerkrans van het leven bevat verschillende ideeën. In de oude wereld, als je dacht aan een kroon (stephanos), dan dacht je aan minstens vier dingen:

    a.     De kroon van bloemen die werd gedragen in tijden van vreugde, bij bruiloften en op feesten. De kroon was het teken van feestvreugde.

    b.    De kroon was het teken van koninklijkheid. Het werd gedragen door koningen en door mensen met autoriteit. Soms was dit de kroon van goud; soms was het de band van linnen, of hoofdband, die gedragen werd rond het voorhoofd.

    c.     De kroon van lauwerbladeren was de overwinnaarskroon tijdens de spelen, de prijs waar de atleten bovenal naar verlangden. Het gaf hen eer en roem.

    d.    De kroon stond symbool voor eer en waardigheid. Het werd namelijk ook als spreekwoord gebruikt. Zo kunnen de geboden van ouders een sierlijke krans geven aan zij die er naar luisteren; wijsheid verstrekt een kroon van luister; in een tijd van onheil en oneer kan er gezegd worden: ‘de kroon is van ons hoofd gevallenÿ.

    We moeten niet kiezen tussen al deze betekenissen. Ze zijn allemaal inbegrepen. Christenen hebben een vreugde die anderen nooit kunnen hebben. Het leven is voor hen als altijd aanwezig zijn op een feest. Ze hebben een koninklijkheid die anderen nooit hebben bereikt, want, hoe nederig ook hun aardse omstandigheden mogen zijn, ze zijn kinderen van God. Zij hebben een overwinning die anderen nooit kunnen behalen, want ze gaan het leven en al haar verantwoordelijkheden tegemoet in de overwinnende kracht van de aanwezigheid van Jezus Christus. Zij hebben een nieuwe waardigheid, want ze zijn zich altijd bewust dat God hen het leven en de dood van Jezus Christus waard vond. Ja, jij bent zo kostbaar in Gods ogen, dat Hij Zijn Zoon stuurde om Zijn lichaam en Zijn bloed voor jou te geven aan het kruis.

    Wat is de kroon? Het is de kroon van het leven, en die uitdrukking betekent dat het de kroon die bestaat uit leven is. De christelijke kroon is een nieuwe manier van leven die werkelijk leven is; door Jezus Christus, zijn christenen toegetreden tot een leven dat rijker en overvloediger is.¡[7]

    Dat is een hele boterham. Zware theologische kost maar ó zó heerlijk! Ook voor ons heeft Hij deze kroon met al haar prachtige eigenschappen klaarliggen, indien wij volharden in trouw jegens Jezus Christus! Hij ziet de beproevingen die van buitenaf komen[8] en ik geloof dat Hij ons door de Heilige Schrift wil vertellen:

    ´‘Houd vast aan wat u hebt, totdat ik kom.ÿ Wie overwint en mij navolgt tot het einde, zal ik macht geven over alle volken.¡ (Openbaring 2:25-26)

    Ook voor jullie ligt deze kroon klaar! Houd vol! Houd goede moed!

    Ik weet niet welke beproevingen we nog zullen doorstaan maar om af te sluiten zou ik nog even het volgende citaat van William Barclay bij u willen neerleggen: ‘F. J. A. Hort, de nieuwtestamenticus, schrijft: ´De christen moet verwachten gestoten te worden door allerlei verleidingen op de christelijke weg.¡[9] [Dan gaat Barclay weer verder:] Verscheidene soorten ervaringen zullen op ons pad komen. Er zullen beproevingen van verdriet en ontgoochelingen komen die proberen ons van ons geloof te beroven. Er zullen beproevingen van verlokkingen komen die ons van de rechte weg proberen te lokken. Er zullen beproevingen van gevaren, offers en geringe populariteit zijn. Deze beproevingen maken een groot deel uit van de christelijke weg. Maar ze dienen [uiteindelijk] niet om ons te doen vallen; ze dienen om ons te verheffen. Ze dienen [uiteindelijk] niet om ons te verslagen; de bedoeling is dat wij deze beproevingen verslagen. [Uiteindelijk] dienen ze niet om ons zwakker te maken; ze dienen om ons sterker te maken. Daarom moeten we niet om deze beproevingen klagen; we moeten vreugde in hen vinden. Christenen zijn zoals atleten. Zoveel te zwaarder de training die ze doorstaan, zoveel te blijer zijn ze, want ze weten dat het hen beter klaarmaakt voor een zegevierende inspanning.¡[10] ´Het effect van beproevingen op de juiste manier doorstaan geeft kracht om nog meer te verdragen en te overwinnen in nog zwaardere gevechten.¡[11] Standvastigheid maakt ons wanneer we beproefd worden uiteindelijk drie dingen: 1) het maakt ieder van ons volmaakt om de taak te doen waarvoor we in deze wereld gezonden werden. Dus de manier waarop we omgaan met elke gebeurtenis in ons leven, zorgt er voor dat we onszelf ofwel geschikt ofwel ongeschikt maken voor de taak waarvoor God ons bestemd heeft. 2) Het maakt ons compleet, zonder smet. Deze onwankelbare standvastigheid verwijdert namelijk de zwaktes en imperfecties van onze persoonlijkheden. Zo worden we geheel geschikt om God en elkaar te dienen. 3) Het zorgt er voor dat we in niets tekortschieten. Anders gezegd: we komen dus dichter bij de levensstandaard van Jezus Christus zélf.[12] Lijken op Jezus en geschikt zijn voor het dienen van God en onze naaste, hangt dus af van onze standvastigheid als individuen én als groep.

    ´Het moet u tot grote blijdschap stemmen, broeders en zusters, als u allerlei beproevingen ondergaat. Want u weet: wanneer uw geloof op de proef wordt gesteld, leidt dat tot standvastigheid. Als die standvastigheid ook daadwerkelijk blijkt, zult u volmaakt en volkomen zijn, zonder enige tekortkoming. (…) Gelukkig is de mens die in de beproeving staande blijft. Want wie de proef doorstaat, ontvangt als lauwerkrans het leven, zoals [´de Heer¡[13]] heeft beloofd aan iedereen die hem liefheeft.¡ (Jakobus 1:2-4,12)

    Houden we dit alstublieft in ons achterhoofd? En passen we dit alstublieft toe? Dan wens ik jullie alvast Gods rijkelijke zegen toe. Houd goede moed! Strijd de goede strijd! Amen?



    Deze preek werd ook gepreekt in Evangelische gemeente Pniël (Balen) op 24 april 2022.

    [1] De Bijbeltekst in deze preek is ontleend aan De Nieuwe Bijbelvertaling, © Nederlands Bijbelgenootschap 2004/2007, behalve indien anders aangegeven.

    [2] CSB Everyday Study Bible (Nashville: Holman Bible Publishers, 2018), 1589, n. D; NET Bible, Full Notes Edition (Nashville: Thomas Nelson, 2019), 2302, n. N. NET staat voor New English Translation.

    [3] NBV Studiebijbel (Haarlem: Nederlands Bijbelgenootschap, 2019), 2147, n. bij Jakobus 1:2.

    [4] The Expanded Bible (Nashville: Thomas Nelson, 2011), 1844-1845.

    [5] William Barclay, The New Daily Study Bible: The Letters of James and Peter (Louisville, Kentucky: Westminster John Knox Press, 2003), 47.

    [6] Ibid., 47-48.

    [7] Ibid., 55-56.

    [8] NBV Studiebijbel, 2147, n. bij Jakobus 1:2.

    [9] F. J. A. Hort in Barclay, The New Daily Study Bible: The Letters of James and Peter, 48.

    [10] Barclay, The New Daily Study Bible: The Letters of James and Peter, 48.

    [11] Ibid., 49.

    [12] Ibid., 49-50.

    [13] CSB Everyday Study Bible (Nashville: Holman Bible Publishers, 2018), 1589, n. D; NET Bible, Full Notes Edition (Nashville: Thomas Nelson, 2019), 2302, n. N. NET staat voor New English Translation.


    Categorie:Preken
    17-04-2022
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De Tempel, het Paradijs en het Avondmaal

    Voor deze avondmaalherdenking wil ik jullie even terugnemen naar de inrichting van de tempel. Wij denken dikwijls dat de tempel een kale ruimte was zoals een typische Protestants-Evangelische gemeente, zoals bijvoorbeeld dit zaaltje dat we huren. Maar dat is niet zo. Ik zal even een omschrijving geven van wat je zoal zou kunnen gezien hebben in de tempel:

    Misschien viel je oog op de zuilen met bloemen:

    “Chiram maakte twee bronzen zuilen, elk met een hoogte van achttien el en een omtrek van twaalf el. Voor de bekroning van de zuilen maakte hij twee kapitelen van gegoten brons, allebei vijf el hoog. Die kapitelen op de zuilen versierde hij met vlechtwerk, en om de hals van elk kapiteel legde hij zeven ketens met kwasten. Ook maakte hij granaatappels, die hij in twee rijen aan het vlechtwerk bevestigde waarmee beide kapitelen overtrokken waren. De kapitelen op de zuilen, die bestemd waren voor de voorhal van de tempel, gaf hij de vorm van lotusbloemen. Ze waren vier el hoog. Aan de bovenkant van elk van de kapitelen, aan de zoom van het vlechtwerk, hingen tweehonderd granaatappels in rijen om de uitstulping heen. De zuilen werden opgesteld in de voorhal voor de grote zaal. De rechterzuil kreeg de naam Jachin en de linkerzuil de naam Boaz. Toen de lotusvormige kapitelen boven op de zuilen waren aangebracht, was het werk aan de zuilen voltooid” (1 Koningen 7:15-22).

    Misschien viel je oog op de kandelaar met bloemen:

    “Maak een lampenstandaard van zuiver goud. De voet, de schacht, de kelken, knoppen en bloemen moeten uit één stuk worden gedreven. De schacht moet zes zijarmen hebben: drie aan de ene kant en drie aan de andere kant. Deze armen moeten versierd worden met amandelbloesem; breng op elke arm drie kelken aan met een knop en bloemblaadjes, telkens op dezelfde manier. Ook de schacht moet versierd worden met amandelbloesem; vier kelken, elk met een knop en bloemblaadjes. Waar de armen uit de schacht komen, moeten eveneens knoppen worden aangebracht: één onder het eerste paar armen, één onder het tweede paar en één onder het derde paar. De hele standaard, met de zes armen en de knoppen, moet uit één stuk zuiver goud gedreven worden. (…) Houd je bij het maken ervan aan het ontwerp dat je hier op de berg getoond is” (Exodus 25:31-36,40).

    Misschien viel je oog wel op Aäron met zijn kleren met bloemen en zijn zonen:

    “De efodmantel moet geheel gemaakt zijn van paarse wol. In het midden moet een opening zijn om het hoofd door te steken, met een geweven rand als bij een wapenrok, om inscheuren te voorkomen. Aan de hele zoom moeten granaatappels bevestigd worden van paarse, karmijnrode en scharlaken wol, en tussen die granaatappels gouden klokjes, om en om. Aäron moet deze mantel dragen als hij dienst doet, zodat men hem hoort wanneer hij het heiligdom binnenkomt om voor de HEER te verschijnen en hem ook weer naar buiten hoort gaan. Dan zal hij niet sterven. Maak ook een bloem van zuiver goud en graveer daarin als in een zegel de woorden: Gewijd aan de HEER. Maak haar met een paars koord vast op de voorzijde van het hoofddeksel. Doordat Aäron haar op zijn voorhoofd draagt zal hij de ongerechtigheden wegnemen die aan de gewijde gaven van de Israëlieten zouden kunnen kleven. Hij moet de bloem steeds op zijn voorhoofd dragen, dan zullen ze door de HEER aanvaard worden” (Exodus 28:31-38, Willibrordvertaling, editie 2012). Verder staat er dat zijn zonen lendenschorten van linnen moesten dragen “om hun naaktheid te bedekken” (vers 42, Willibrordvertaling, editie 2012).

    Misschien viel je oog wel op het gordijn met cherubs:

    “Maak een voorhangsel van blauwpurperen, roodpurperen en karmozijnrode wol en getwijnd linnen garen. Het moet vakkundig geweven worden, met een patroon van cherubs” (Exodus 26:31).

    Doet dit jullie niet aan iets denken? Bloemen, besef van naaktheid die bedekt moest worden, cherubs,...

    Dit doet inderdaad denken aan het paradijs en de verbanning uit dit paradijs.

    De tempel was dus bedoeld om de omgekeerde weg te gaan. Het was geen lege ruimte maar het was een ruimte die moest doen denken aan het paradijs. De tempel was een afbeelding van het paradijs.

    Wat was er gebeurd in het paradijs?

    “Beiden waren ze naakt, de mens en zijn vrouw, maar ze schaamden zich niet voor elkaar. (…) De vrouw keek naar de boom. Zijn vruchten zagen er heerlijk uit, ze waren een lust voor het oog en ze vond het aanlokkelijk dat de boom haar wijsheid zou schenken. Ze plukte een paar vruchten en at ervan. Ze gaf ook wat aan haar man, die bij haar was, en ook hij at ervan. Toen gingen hun beiden de ogen open en merkten ze dat ze naakt waren. Daarom regen ze vijgenbladeren aan elkaar en maakten er lendenschorten van. (…) Toen dacht God, de HEER: Nu is de mens aan ons gelijk geworden, nu heeft hij kennis van goed en kwaad. Nu wil ik voorkomen dat hij ook vruchten van de levensboom plukt, want als hij die zou eten, zou hij eeuwig leven. Daarom stuurde hij de mens weg uit de tuin van Eden om de aarde te gaan bewerken, waaruit hij was genomen. En nadat hij hem had weggejaagd, plaatste hij ten oosten van de tuin van Eden de cherubs en het heen en weer flitsende, vlammende zwaard. Zij moesten de weg naar de levensboom bewaken” (Genesis 2:25;3:6-7,22-24).

    Hun ogen werden geopend, ze beseften dat ze naakt waren, ze werden weggestuurd van God, Die ze voortaan niet meer zouden kunnen zien. Ook werden ze weggestuurd van Gods tempel; het paradijs. Vanaf nu konden ze niet van de Boom van het Leven eten.

    Jezus bood de oplossing: Hij is God, Hij is de Boom van het Leven, Hij geeft aan Zijn discipelen te eten en vanaf dan kunnen zij God zien en terugkeren naar Zijn tempel, hier een afbeelding van het paradijs:

    “Toen hij [Jezus] met hen aan tafel aanlag, nam hij het brood, sprak het zegengebed uit, brak het en gaf het hun. Nu werden hun ogen geopend en herkenden ze hem. (…) De twee leerlingen vertelden wat er onderweg gebeurd was en hoe hij zich aan hen kenbaar had gemaakt door het breken van het brood. (…) Hij nam hen mee de stad uit, tot bij Betanië. Daar hief hij zijn handen op en zegende hen. Terwijl hij hen zegende, ging hij van hen heen en werd opgenomen in de hemel. Ze brachten hem hulde en keerden in grote vreugde terug naar Jeruzalem, waar ze voortdurend in te tempel waren en God loofden” (Lukas 24:30-31a,35,50-53). Hun ogen werden geopend, ze kenden en herkenden God, ze gingen naar de tempel – wat verwijst naar het paradijs – en daar prezen zij God.

    Wat een machtige Heer dienen wij! Jezus geeft ons weer toegang tot Gods paradijs. Laten we hierbij stilstaan in de vreze des Heeren wanneer we nu samen het avondmaal herdenken. Amen.

    Behalve indien anders aangegeven is de bijbeltekst in deze uitgave ontleend aan De Nieuwe Bijbelvertaling, © Nederlands Bijbelgenootschap 2004.


    03-04-2022
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Over helden die ons een voorbeeld geven om na te volgen

    Goedemorgen iedereen. Vandaag gaan we het hebben over helden die ons een voorbeeld geven om na te volgen.

    In het nieuwe testament lezen we in de Hebreeënbrief:

    “Vrouwen kregen hun doden terug door opstanding uit de dood. Anderen werden ten dode gefolterd en wezen hun vrijlating af, om een betere opstanding te verwerven. Weer anderen hadden spot en slagen te verduren, en boeien en opsluiting. Zij werden gestenigd, doormidden gezaagd, terechtgesteld met het zwaard. Zij zwierven rond in schapevachten en geitevellen, ten prooi aan ontbering, vervolging, mishandeling. Zij waren te goed voor deze wereld. Ze vluchtten in woestijnen en op de bergen, ze verborgen zich in spelonken en holen in de grond. Ook dezen hebben zich allen een naam verworven door hun geloof” (Hebreeën 11:35-39a).

    Met dit thema wil ik jullie enkele voorbeelden van martelaren van de tijd vóórdat Jezus mens werd, voorschotelen. De verhalen waarmee ik jullie vandaag wil sterken, vind je in 2 Makkabeeën 6 en 2 Makkabeeën 7:

    Het was de Joden verboden door de zotte en dwaze koning Antiochus IV die zichzelf Epiphanès noemde, wat “verschenen god” betekent, om de Sabbat, de dag des Heeren, te vieren.

    “Het was niet langer geoorloofd de sabbat te onderhouden, de voorvaderlijke feesten te vieren, in één woord een belijdend jood te zijn. (…) Anderen waren in dichtbij de stad gelegen grotten samengekomen om in het geheim de sabbat te vieren. Ze werden aan Filippus verraden en deze liet ze levend verbranden; uit eerbied voor de heiligheid van de sabbat durfden ze zich niet te verdedigen” (2 Makkabeeën 6:6,11).

    Klaar voor het tweede verhaal over martelaren?:

    Er was ook een godsvrezende schriftgeleerde, genaamd Eleazer, die werd aangeboden te doen alsof hij onrein vlees zou eten. Dit was een smoesje van zijn vrienden: “Degenen die belast waren met de leiding bij dat afschuwelijke offermaal, namen Eleazar, die een oude bekende van hen was, ter zijde en spoorden hem aan vlees te halen dat hij eten mocht; hij zou het zelf klaar kunnen maken, als hij maar deed alsof hij at van het offervlees, dat door de koning was voorgeschreven. Deed hij dat, dan zou hij niet gedood worden, maar op grond van hun oude vriendschap vriendelijk worden bejegend.” Eleazer verklaarde vervolgens “zonder enige aarzeling dat men hem maar naar het dodenrijk moest sturen. Want, zo zei hij, op onze leeftijd past het niet te huichelen. Veel jonge mannen zouden dan geloven dat de negentigjarige Eleazar de zeden van de heidenen had aangenomen; en door mijn huichelarij, waardoor ik mijn leven een heel klein beetje kan verlengen, zouden zij op een dwaalspoor worden gebracht en daar ik voor die dwaling verantwoordelijk zou zijn, zou ik schande en smaad brengen over mijn oude dag. En al ontkom ik voor het ogenblik aan een bestraffing door de mensen, nooit, het zij levend of dood, ontkom ik aan de hand van de Almachtige. Daarom geef ik er de voorkeur aan nu moedig van dit leven afscheid te nemen; dan toon ik mij mijn ouderdom waardig en laat ik de jongeren een edel voorbeeld na van hoe men vrijwillig en fier kan sterven voor de eerbiedwaardige en heilige wet.' Na deze woorden ging hij naar de pijnbank. Degenen die hem zo juist nog welwillend gezind waren, voerden hem nu vol haat naar de folterplaats, daar wat hij gezegd had in hun ogen krankzinnig was. Voordat Eleazar onder de slagen bezweek, verzuchtte hij: 'De Heer weet in zijn heilige wijsheid, dat ik aan de dood kon ontkomen; en al lijd ik in mijn lichaam door de geseling gruwelijke pijnen, in mijn ziel voel ik vreugde dit alles uit eerbied voor Hem te ondergaan.' Zo stierf hij en liet door zijn dood niet alleen aan de jongeren, maar ook aan het grootste deel van het volk een voorbeeld na van edele gezindheid en onvergetelijke deugd” (2 Makkabeeën 6:18-31).

    Oké? Dan het derde verhaal over martelaren:

    “Ook zeven broers werden met hun moeder aangehouden en op bevel van de koning sloeg men ze met roeden en riemen om ze zo te dwingen het verboden varkensvlees te eten. Een van hen vroeg de koning in aller naam: 'Wat verlangt u van ons en wat wilt u van ons weten? We sterven liever dan de wet van onze voorvaderen te overtreden.' In woede ontstoken gaf de koning bevel om pannen en ketels heet te stoken. Zodra die gloeiend waren, liet hij hun woordvoerder de tong afsnijden, de huid van het hoofd afstropen en handen en voeten afhakken voor de ogen van zijn broers en zijn moeder. Toen liet hij hem, geheel verminkt maar nog levend, naar het vuur brengen en in de pan braden. Terwijl de walm uit de pan zich ver verspreidde, moedigden de overige broers en hun moeder elkaar aan om heldhaftig te sterven. Ze zeiden: 'God de Heer ziet neer op ons en zal zich zeker over ons ontfermen, zoals Mozes het verklaard heeft in het lied waarin hij openlijk tegen Israël getuigt: Hij zal zich over zijn dienaren ontfermen.' Toen de eerste zo gestorven was, ging men de tweede folteren. Zij stroopten hem de huid met haren en al van het hoofd en vroegen hem: 'Wil je eten in plaats van lid voor lid over heel je lichaam gepijnigd te worden?' Hij antwoordde in zijn moedertaal: 'Neen!' Daarom kreeg ook hij achtereenvolgens dezelfde martelingen te verduren. Alvorens te sterven zei hij nog: 'Jij, ontaarde booswicht, ontneemt ons nu wel het leven, maar de Koning van de wereld zal ons, die voor zijn wet sterven, opwekken tot een eeuwig leven.' Na hem werd de derde gemarteld. Op verzoek van de beul stak hij onmiddellijk zijn tong uit en onverschrokken bood hij ook zijn handen aan. Fier zei hij: 'Van de hemel heb ik ze gekregen, maar omwille van Gods wet doe ik er gaarne afstand van, in de hoop ze eens van Hem terug te krijgen.' Zelfs de koning en zijn gevolg waren verbaasd over de moed van de jonge man, die zich om de pijnen niet bekreunde. Toen deze gestorven was, pijnigden en folterden ze de vierde op dezelfde wijze. De dood nabij zei hij: 'De dood door de handen van mensen wordt begerenswaardig door de hoop die God ons geeft, dat Hij ons weer doet opstaan; maar voor u zal er geen verrijzenis ten leven zijn.' Vervolgens haalde men de vijfde en martelde hem. Hij vestigde zijn ogen op de koning en zei: 'Ofschoon u een sterfelijk mens bent, hebt u de macht om met de mensen te doen wat u wilt. Maar denk niet dat God ons volk in de steek laat. Heb maar geduld, dan zult u getuige zijn hoe zijn geweldige kracht u en uw nakomelingen zal kastijden.' Na hem bracht men de zesde. Stervende zei die: 'Maak u geen illusies; wijzelf zijn de oorzaak van ons lijden; omdat wij tegen onze God hebben gezondigd, gebeuren deze verbijsterende dingen. Maar verbeeld u niet, dat u ongestraft blijft, nu u het gewaagd hebt de strijd met God aan te binden.' Buitengewoon bewonderenswaardig was de moeder en haar nagedachtenis verdient in ere te blijven. Zij zag haar zeven zonen op een dag sterven, maar hield moedig stand, omdat zij op de Heer vertrouwde. Bezield met edele gevoelens moedigde zij ieder van hen in hun moedertaal aan. Haar vrouwelijke gevoeligheid hardde ze met mannelijke moed en sprak tot hen: 'Ik weet niet hoe jullie in mijn schoot gevormd zijn; niet ik heb jullie de levensadem geschonken, niet ik heb de bestanddelen waaruit ieder van jullie bestaat, tot een harmonisch geheel geordend, maar de schepper van de wereld: Hij bewerkt het ontstaan van de mens, zoals Hij van alles de oorsprong is. Hij zal jullie in zijn barmhartigheid de levensadem teruggeven, omdat jullie omwille van zijn wet jezelf nu niet spaart.' Antiochus meende dat de vrouw op hem smaalde en hij verdacht haar van beledigende taal. Daarom trachtte hij haar jongste zoon, de enige die nog in leven was, niet alleen met vermanende woorden over te halen de voorvaderlijke zeden te verloochenen, maar hij beloofde ook onder ede, dat hij hem rijk en gelukkig zou maken, dat hij hem zou opnemen onder zijn vrienden en hem het beheer van staatszaken zou toevertrouwen. Toen de jongen daar in het geheel geen aandacht aan schonk, riep de koning de moeder en spoorde haar aan het ventje aan zijn verstand te brengen, dat het om zijn welzijn ging. Daar hij er bij haar met klem op aandrong, stemde zij er tenslotte in toe haar zoon te overtuigen. Zij boog zich naar hem toe en de spot drijvend met de wrede despoot, zei ze tot hem in hun moedertaal: 'Kind, heb medelijden met mij. Ik heb je negen maanden in mijn schoot gedragen, je drie jaar gevoed en je gekoesterd en opgevoed tot de jongen die je nu bent. Ik smeek je, mijn kind, beschouw de hemel en de aarde met al wat ze bevatten en bedenk dat God dit alles uit het niet gemaakt heeft en dat ook het menselijk geslacht op dezelfde wijze is ontstaan. Wees niet bang voor die beul, maar toon je je broers waardig en aanvaard de dood, dan zal ik je met je broers terugkrijgen op de dag dat God zich over ons ontfermt.' Nauwelijks had zij dit gezegd, of de jongen riep uit: 'Waar wacht u op? Ik gehoorzaam niet aan het bevel van de koning: ik gehoorzaam aan wat de wet beveelt, die door Mozes aan onze voorvaderen gegeven is. U bent de oorzaak van heel de rampspoed die de Hebreeërs treft, maar u zult niet ontkomen aan de hand van God. Het is waar dat we door onze eigen zonden ons dit lijden op de hals hebben gehaald; maar al toont de levende God een ogenblik zijn toorn door ons te tuchtigen en terecht te wijzen, toch zal Hij zich weer met zijn dienaars verzoenen. Maar jij, gemene schurk, hebt geen reden om trots te zijn en je te vleien met ijdele verwachtingen, nu je de hand slaat aan Gods dienaars; je bent het oordeel van de almachtige en alziende God nog niet ontlopen! Na een kortstondig lijden is aan mijn broers krachtens Gods verbond het eeuwig leven ten deel gevallen; maar jij zult voor je hoogmoed bij het oordeel van God je verdiende straf ontvangen. Evenals mijn broers geef ik mijn lichaam en leven prijs uit eerbied voor de wet van onze voorvaderen en ik smeek God, dat Hij zich spoedig over ons volk ontfermt en dat Hij jou door kwellingen en plagen dwingt te bekennen, dat Hij alleen God is. Moge door mij en mijn broers de toorn van de Almachtige, die terecht tegen heel ons volk is ontbrand, bedaren.' In woede ontstoken en gegriefd door de hoon hem aangedaan, liet de koning de jongen nog wreder martelen dan de anderen. Zo stierf ook hij met een rein geweten en in groot vertrouwen op de Heer. Na haar zonen stierf tenslotte ook de moeder. Hiermee is genoeg gezegd over de offermaaltijden en de buitensporige wreedheden” (2 Makkabeeën 7:1-42).

    Vooral over deze laatste maar ook onrechtstreeks over het verhaal daarvóór heeft Augustinus 2 preken gegeven, namelijk Sermo 300 en Sermo 301.

    In het kort gezegd preekt hij in Sermo 300 over deze vrouw en haar zeven zonen. Augustinus vertelt ons dat er al christenen waren vóórdat Jezus mens werd. Volgens hem had Christus al, vanaf de tijd van Abraham, mensen die Hem toebehoorden, niet slechts vanaf de tijd van Zijn lijden. De uitdaging die deze Makkabeese belijders; deze vóórchristenen hadden, was om ondanks vervolging de wet van Mozes te blijven belijden, net zoals christenen de naam van Christus moeten blijven belijden ondanks vervolging. Aan de Joden die hun Messias Jezus Christus ontkennen, maakt Augustinus duidelijk dat ze niet tot de lijn van de gelovige Joden behoren die geloofden terwijl het Oude Testament nog versluierd was; een sluier die werd weggenomen in het Nieuwe Testament zoals afgebeeld in het scheuren van het voorhangsel vanwege het mysterie van het kruis. Door Zijn vrijwillige kruisiging vervulde Christus uit eigen beweging alle profetieën uit het Oude Testament. Na de kruisiging stierven christelijke martelaren voor de geopenbaarde Christus van het Nieuwe Testament, vóór de kruisiging stierven Joodse martelaren voor dezelfde verborgen Christus van het Oude Testament.

    Augustinus roept zijn christelijke toehoorders op om die joodse martelaren na te volgen en hij roept de vrouwen op om die moeder van die zeven joodse martelaren, na te volgen, om hun zonen aan Christus toe te vertrouwen en hen niet aan te moedigen het martelaarschap te vermijden. Integendeel, ze moeten aangemoedigd worden om het martelaarschap te ondergaan ter wille van Christus. Dit gaat geheel in tegen het moederinstinct. Laten we als moeders en vaders onze kinderen niet leren om maar rijkdommen te vergaren en hun hoop op dit leven te stellen, maar laat ons onze kinderen leren om éérst hun hoop op Christus en Zijn koninkrijk te stellen.

    In Sermo 301 vangt Augustinus aan bij het moment waarin deze Judese moeder zojuist haar zonen had vooruitgestuurd naar het martelaarschap en dus vooruit het eeuwige leven in. Augustinus ziet in haar een afbeelding van de kerk die haar zonen aanmoedigt om de marteldood te sterven. Voortbouwend op Tertullianus' idee dat het bloed van de martelaren het zaad van de kerk is, zegt Augustinus hier dat hun bloed "de oogst van de kerk heeft opgeleverd". Dit komt overeen met Paulus: “Hij [Jezus Christus] is ook het hoofd van het lichaam dat de kerk is. Hij is de oorsprong, de eerste die van de dood is opgestaan, om in alles de eerste te zijn, Hij alleen. Want in Hem heeft God willen wonen in heel zijn volheid, om door Hem het heelal met zich te verzoenen en vrede te stichten door het bloed aan het kruis vergoten, om alles in de hemelen en op de aarde te verzoenen, door Hem alleen.  (…) Op het ogenblik verheug ik mij dat ik voor u mag lijden en in mijn lichaam aanvullen wat nog ontbreekt aan de verdrukkingen van de Christus, ten bate van zijn lichaam, dat is de kerk” (Kolossenzen 1:18-20,24). Dus ook wij kunnen toevoegen aan het lijden van Christus en ónze levens geven opdat de Kerk van Christus groeit! Laten we elkaar aanmoedigen om daarvan niet terug te deinzen, om in woord en daad, in evangelisatie, levenswijze en zélfs marteldood het evangelie te verkondigen, want Augustinus vergelijkt later in diezelfde preek de vreugde van dit leven met het geluk van het hiernamaals. De vreugde van de goddelozen duurt maar een moment, dus zijn gemeenteleden hoeven niet bang te zijn iets te missen. Dit geldt ook voor ons! Het is niet mogelijk dat het de goddeloze in het hiernamaals beter zal vergaan dan de rechtvaardige. Daarom moet de gemeente ervoor zorgen dat ze niet langer gebonden is aan dit huidige leven. Christus heeft volgens Augustinus geen plaats voor de goddelozen in het hiernamaals, terwijl Hij, omgekeerd, zeker een laatste, blijvende, vreugdevolle plaats heeft voor de rechtvaardigen. Dit is de reden waarom de goddelozen, met hun tijdelijke vreugde, eigenlijk zouden moeten wenen en bedroefd zijn. Hij sluit af met een oproep aan de gelovigen om zichzelf te beschouwen als buitenlanders, die over zullen gaan van dit korte, eindige leven [naar het eeuwige leven met Jezus Christus hun Heer].

    Dit komt overeen met wat er staat in het boek Wijsheid:

    “Zij [de goddelozen] redeneerden onjuist, toen zij onder elkaar zeiden: `Kort is ons leven en vol verdriet; er is geen remedie als de mens doodgaat en het is nooit vertoond, dat iemand uit de onderwereld terugkwam. Wij zijn immers maar toevallig ontstaan en later zullen wij zijn als waren wij er nooit geweest, want damp is de adem in onze neus en het denken is een vonk die springt bij het kloppen van ons hart. Is zij uitgedoofd, dan vergaat het lichaam tot as en de geest vervliegt als ijle lucht. Onze naam wordt op den duur vergeten en niemand denkt dan nog aan wat wij gedaan hebben. Ons leven gaat voorbij als de laatste sporen van een wolk, het lost zich op als een nevel, die verdreven wordt door de stralen van de zon en bezwijkt voor haar gloed. Een vluchtige schaduw zijn onze dagen en ons einde is onherroepelijk, want het is bezegeld en niemand keert terug. (…) Laten wij de rechtschapen arme tiranniseren en de weduwe niet ontzien en ons niet storen aan de grijze haren van de hoogbejaarde. Onze kracht moet de maatstaf zijn van het recht, want wat zwak is dient kennelijk tot niets. Laten wij de rechtschapene belagen, want hij is ons tot last en hij verzet zich tegen wat wij doen. Hij verwijt ons overtredingen van de wet en hij beschuldigt ons ervan dat wij afwijken van wat wij geleerd hebben. Hij beroemt er zich op God te kennen en noemt zich een dienaar van de Heer. Hij is een aanklacht tegen onze opvattingen geworden; het valt ons al zwaar hem te zien, want zijn levenswijze is niet die van de anderen en zijn gedragingen zijn zonderling. Hij ziet ons aan voor valse broeders en mijdt onze wegen alsof ze onrein waren. Het einde van de rechtvaardigen prijst hij zalig en hij pocht dat God zijn vader is. Wij willen wel eens zien of zijn woorden waar zijn en ons ervan vergewissen wat er bij zijn heen gaan gebeurt. Want als de rechtvaardige een zoon van God is, dan zal die het voor hem opnemen en hem redden uit de hand van zijn tegenstanders. Laten wij hem maar eens op de proef stellen met niets-ontziende folteringen, om zijn zachtmoedigheid te leren kennen en zijn geduld te toetsen. Laten wij hem veroordelen tot een smadelijke dood: er wordt toch over hem gewaakt, zoals hij beweert.' Zo redeneren zij, maar zij vergissen zich, want hun boosheid maakt hen blind. Zij hebben geen besef van Gods geheimenissen; zij verwachten niet dat de vroomheid beloond wordt en zij geloven niet dat op een onberispelijk leven een bekroning volgt. God heeft immers de mens geschapen voor een onvergankelijk leven en Hij heeft hem gemaakt tot een beeld van zijn eigen eeuwigheid, maar door de afgunst van de duivel is de dood in de wereld gekomen en hij wordt ondergaan door diens aanhangers. De zielen van de rechtvaardigen echter zijn in Gods hand en geen foltering zal hen deren. In de ogen van de dwazen schenen zij dood te zijn en hun heengaan werd als een onheil beschouwd, hun verdwijnen uit ons midden als een vernietiging. Zij zijn echter in vrede. Ook al worden zij naar de mening van de mensen gestraft, zij zijn vervuld van één hoop, de onsterfelijkheid; na een korte tuchtiging zullen zij een grote weldaad ontvangen, omdat God hen op de proef heeft gesteld en bevonden heeft, dat zij Hem waardig zijn. Als goud in de smeltkroes heeft Hij hen gekeurd; als een brandoffer heeft Hij hen aanvaard. Wanneer dan de tijd van hun oordeel komt, zullen zij ontbranden en als vlammen door een stoppelveld jagen. Zij zullen rechtspreken over de naties en heersen over de volkeren en de Heer zal hun koning zijn, in eeuwigheid Zij die op Hem vertrouwen zullen de waarheid verstaan en zij die trouw zijn zullen in liefde bij Hem verblijven, want genade en barmhartigheid vallen zijn uitverkorenen ten deel. De goddelozen echter zullen de straf krijgen, die zij met hun redeneringen verdiend hebben, want zij hebben de rechtvaardige veracht en zijn van de Heer afvallig geworden. Hij immers die wijsheid en tucht geringschat is een ongelukkig mens: ijdel is hun hoop en hun moeite vergeefs en nutteloos zijn hun werken. (…) De rechtvaardige echter vindt rust, al sterft hij ook voor zijn tijd. Want het aanzien van de ouderdom berust niet op een lang leven en wordt niet afgemeten naar het aantal jaren. Neen, een mens is een grijsaard door zijn verstandigheid en hij is bejaard door zijn onbesproken leven. Hij was welgevallig aan God en werd door Hem bemind; hij leefde te midden van zondaars en werd [door de marteldood] weggenomen. Hij werd weggerukt [door de marteldood], opdat geen boosheid zijn inzicht zou vertroebelen en geen bedrog zijn ziel zou verleiden. Want de betovering van de ondeugd verduistert het goede en de roes van de hartstocht verderft een onschuldig gemoed. In korte tijd tot voleinding gekomen heeft hij de volheid van vele jaren bereikt, want zijn ziel was welgevallig aan de Heer: daarom ging hij spoedig heen uit de slechte wereld. De mensen zien dat wel, maar begrijpen het niet; in hun gedachten komt zoiets niet eens op, dat genade en barmhartigheid zijn uitverkorenen ten deel vallen en dat er over zijn heiligen gewaakt wordt. Een rechtvaardige die sterft zal een veroordeling zijn van de goddelozen die leven en een jongeman die vroeg tot volmaaktheid komt zal de hoogbejaarde zondaar veroordelen. Zij zullen immers het sterven van de wijze zien zonder te begrijpen wat de Heer met hem voorhad en waarom Hij hem in veiligheid heeft gebracht. Zij zullen het zien, vol verachting, maar de Heer zal hen uitlachen. En tenslotte worden zij smadelijke kadavers en een voorwerp van spot onder de doden, voor eeuwig, want Hij zal hen breken en hen sprakeloos voorover laten vallen en hen van hun grondvesten losrukken; zij zullen totaal verwoest worden en kwellingen verduren, en de herinnering aan hen zal vergaan. Zij zullen vol angst verschijnen, wanneer de rekening van hun zonden wordt opgemaakt, en hun ongerechtigheden zullen dan als aanklagers tegen hen optreden. Dan zal de rechtvaardige daar met grote vrijmoedigheid staan tegenover degenen die hem verdrukt hebben en die zijn inspanningen waardeloos vonden. Als zij dat zien, zullen ze verbijsterd worden door hevige schrik en versteld staan om die onvoorziene redding. Vol spijt zullen zij tot elkaar zeggen en in hun benauwdheid zullen zij zuchten: `Dat was nu de man, om wie wij eens gelachen hebben en op wie wij onze spotlust hebben botgevierd, wij dwazen! Zijn leven beschouwden wij als waanzin en zijn dood als smadelijk. Hoe bestaat het: nu wordt hij onder Gods zonen gerekend en heeft hij zijn aandeel onder de heiligen! Wij zijn dus afgedwaald van de weg der waarheid en het licht van de gerechtigheid heeft niet voor ons geschenen en de zon is voor ons niet opgegaan. Wij hebben ons moegelopen op de paden van de ongerechtigheid en het verderf en wij zijn onbegaanbare woestijnen doorgetrokken, maar de weg van de Heer hebben wij niet gekend. Wat heeft onze overmoed ons gebaat en wat heeft rijkdom en bluf ons opgeleverd? Dat alles is voorbijgegaan als een schaduw en als een vluchtig bericht, (…) zo zijn ook wij geboren en weer verdwenen en wij hebben geen blijk van deugd kunnen tonen, maar zijn in onze boosheid ten onder gegaan.' Ja, de hoop van de goddeloze is als kaf dat door de wind wordt meegevoerd, als lichte rijp die door een storm wordt weggeblazen, als rook die door de wind wordt verspreid en als de vluchtige herinnering aan een gast die één dag is gebleven. De rechtvaardigen echter leven tot in eeuwigheid; zij vinden hun loon bij de Heer en de Allerhoogste draagt zorg voor hen. Daarom zullen zij de heerlijke kroon en de schone diadeem uit de hand van de Heer ontvangen: Hij zal hen met zijn rechterhand behoeden en met zijn arm beschutten” (Wijsheid 2:1-5,10-24; 3:11; 4:7-5:9,13-16).

    Hoe komt het dat de goddeloze eigenlijk niets voorheeft op de rechtvaardige? Hoe komt het dat de goddeloze uiteindelijk niet wint over de rechtvaardige? Het verschil wordt gemaakt door Jezus Christus en Zijn opstanding. Voor de gelovige heeft Jezus de dood en daarmee de eindigheid, de onrechtvaardigheid alsook andere limieten van dit aardse leven overwonnen. Dan zal uiteindelijk gelden:

    “Door toedoen van een mens begon de dood te heersen, als gevolg van de val van die mens. Zoveel heerlijker zullen zij die de overvloed der genade en de gave der gerechtigheid ontvangen, leven en heersen, dankzij de ene mens Jezus Christus. Dit betekent: één fout leidde tot veroordeling van allen, maar één goede daad leidde tot vrijspraak en leven voor allen. En zoals door de ongehoorzaamheid van één mens allen zondaars werden, zo zullen door de gehoorzaamheid van Een allen worden gerechtvaardigd. Weliswaar is de wet erbij gekomen, waardoor de overtredingen zich hebben vermeerderd. Maar waar de zonde heeft gewoekerd, werd de genade mateloos. Zo heeft de zonde haar heerschappij uitgeoefend door de dood, maar de genade zal heersen door de gerechtigheid, en leiden tot eeuwig leven, dankzij Jezus Christus onze Heer” (Romeinen 5:17-21).

    “Maar al degenen van je volk, die in het boek [van God] staan opgetekend, zullen in die tijd worden gered.  En velen van hen die slapen in het land van het stof, zullen ontwaken, sommigen om eeuwig te leven, anderen om de smaad van een eeuwige schande te ondervinden.  Dan zullen de wijzen stralen als de glans van het uitspansel en degenen die de mensen tot gerechtigheid hebben gebracht zullen schitteren als de sterren voor eeuwig en immer.” (Daniel 12:1b-3).

    Petrus besloot: “Daarom moeten ook zij die onschuldig te lijden hebben, omdat God het zo toelaat, hun ziel aan hun Schepper toevertrouwen door te doen wat goed is: Hij zal hen niet in de steek laten” (1 Petrus 4:19).

    “Hij [een engel] zei nog: 'Verzegel de profetieën van dit boek niet, want de tijd is nabij. Laat de zondaar nog meer zondigen en de onreine zich nog meer verontreinigen; laat de vrome volharden in zijn deugd en de heilige nog heiliger worden.' 'Zie, Ik [Jezus Christus] kom spoedig, en mijn loon breng Ik mee, om ieder te vergelden naar zijn werk. Ik ben de Alfa en de Omega, de eerste en de laatste, de oorsprong en het einde. Zalig zij die hun kleren rein wassen. Zij zullen recht krijgen op de boom des levens en door de poorten mogen ingaan in de stad. Buiten blijven de honden, de tovenaars, de hoereerders, de moordenaars, de afgodendienaars: eenieder die de leugen liefheeft en doet” (Openbaring 22:10-15).

    We hebben naar deze geloofshelden en hun eeuwige nalatenschap gekeken en we hebben ook gekeken naar de leegte en de vernietiging die de anti-christenen achterlieten. Daarom behoren we elkaar aan te moedigen om nooit (meer) voor de verlokkingen van deze wereld te buigen maar om in het dagelijkse leven steeds onze ogen op de eeuwigheid gericht te houden en te leven voor Jezus, Zijn koninkrijk en de eeuwigheid. Misschien word jij geen martelaar. Maar misschien kun je God en je naasten diezelfde zelfopofferende liefde betonen. Wat behoor je te laten met het oog op de eindigheid van dit leven en de oneindigheid van het leven hierna? Misschien een bepaalde zonde of iets anders dat egoïstisch is? Misschien weet je niet wat je roeping is. Maar hoe kan jij in je dagdagelijkse leven de martelaren navolgen? Hoe kan jij Christus die Zijn leven gegeven heeft navolgen? Wat kan je doen voor iemand anders? Hoe kan jij de zelfopofferende liefde van Jezus laten schijnen door je eigen wil aan de kant te zetten en iets te doen voor iemand anders? Kan je misschien wat tijd maken voor je buur? Kan je haar helpen met haar afwas? Kan je wat tijd vrijmaken voor je buur, voor je vriend, voor je moeder of voor je zoon of dochter? Tijd vrijmaken, moeilijke gesprekken voeren, iemand bijstaan in woord en daad, kan levens veranderen voor de eeuwigheid. Kan je een andere christen helpen die in financiële nood zit? Kan je een bediening steunen? Kan je je talenten gebruiken voor je omgeving, voor de kerk of voor missiewerk of evangelisatie? Zijn onze ogen gericht op dit leven of op het leven hierna? Hoe behoren we onze levens aan te passen of te zuiveren met het oog op het eeuwige leven hierna? Kunnen wij als christenen alsjeblieft tonen dat wij geheel anders zijn en dat wij niet langer zullen meelopen met deze boze wereld en haar ontaard geslacht? Het is misschien niet altijd gemakkelijk maar ik vraag je toch om weer opnieuw te gaan leven als vriend van God en als iemand die zijn of haar naaste liefheeft in onzelfzuchtige liefde én waarheid. En in dit alles wens ik je alvast veel zegen. Denk alsjeblieft goed na over minstens één ding dat je kan veranderen en leef dan ook zo vanaf vandaag! Amen!



    Voor deze preek zijn de bijbelteksten genomen uit de Willibrordvertaling (’s-Hertogenbosch: Katholieke Bijbelstichting, 1975).


    Categorie:Preken
    27-03-2022
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Over de Doop en het Vasten van Jezus onze Heer

    Vandaag gaan we kijken naar een stuk uit het leven van Jezus en we gaan onderzoeken hoe wij Hem als ware christenen kunnen navolgen. We gaan beginnen vanaf de doop van Jezus. Laten we samen Mattheüs 3:13-17 lezen:

    ‘Toen kwam Jezus uit Galilea naar Johannes bij de Jordaan. Hij wilde Zich door hem laten dopen. Maar Johannes probeerde Hem tegen te houden. Hij zei: "Ík heb het nodig om door Ú gedoopt te worden! Ú hoeft toch niet door míj gedoopt te worden?" Maar Jezus zei tegen hem: "Laat Mij mijn gang gaan. Ik wil dat je Me doopt, want zo doen we alles wat God wil." Toen liet Johannes Hem zijn gang gaan en doopte Hem. Op het moment dat Jezus was gedoopt en uit het water kwam, zag Johannes de hemel opengaan. Hij zag de Geest van God als een duif uit de hemel komen en op Hem neerdalen. En een stem uit de hemel zei: "Dit is mijn Zoon. Ik houd heel veel van Hem. Ik geniet van Hem."’

    Jezus had besloten om aan Zijn bediening onder de Vader te beginnen en zo behaagde Hij de Vader. De Vader zalfde Hem met de Heilige Geest. Op dezelfde manier, als wij ons laten dopen of als we ons later bekeren om ons te laten wassen van onze voormalige zonden, en als we beslissen de wil van de Vader te gaan doen, dan behagen wij de Vader. Dan zijn we Zijn kinderen. Hilarius van Poitiers zei het als volgt: “We weten van diegenen die ondergedompeld waren in Christus [hiermee bedoelt hij de christendoop; de doop in water], dat na de doop in water [dus na het zichzelf publiek vernederen, na het bekennen van gezondigd te hebben en na het zich onderwerpen aan de Vader] de Heilige Geest tot ons zou nederdalen van de hemelse poorten. Bijgevolg worden we gevuld met de zalving van hemelse glorie en worden we kinderen van God door de adoptie die de stem van de Vader aankondigt.”[1] Johannes de Evangelist zei dit ook: “Maar allen die Hem wel aanvaard hebben en geloven in zijn Naam, heeft Hij het recht gegeven kinderen van God te worden. Zij worden opnieuw geboren, niet op natuurlijke wijze of vanuit menselijk verlangen of omdat een mens dat wil, maar zij zijn uit God geboren” (Johannes 1:12-13, Het Boek). En Paulus zei ook: “Als u zich door uw eigen zin laat leiden, zult u sterven. Maar als u zich laat leiden door de Heilige Geest en uw eigen zin prijsgeeft, zult u leven. Want allen die door de Geest van God geleid worden, zijn kinderen van God. Wij hoeven dus geen slaven van de angst meer te zijn. Nee, God heeft ons een andere geest gegeven. Wij zijn door Hem aangenomen als kinderen. En doordat zijn Geest in ons woont, roepen wij: ‘Abba! Vader!’ Want in ons diepste wezen overtuigt Gods Geest ons ervan dat wij kinderen van God zijn. En als wij Gods kinderen zijn, krijgen wij ook wat ons, als zijn kinderen, toekomt. Wat God aan zijn Zoon Jezus Christus geeft, zal Hij ook ons geven. Als wij hetzelfde lijden doormaken als Hij [door de wil van onze Vader te doen, door Christus na te volgen in het lijden dat Hij geleden heeft tijdens Zijn leven en op het einde van Zijn leven] zullen wij ook dezelfde heerlijkheid krijgen als Hij” (Romeinen 8:13-17, Het Boek).

    Na Zijn waterdoop, waarin Hij zich publiekelijk onderwierp aan Zijn Vader, moest Jezus zich ook in privé onderwerpen aan Zijn Vader om zich klaar te maken voor zijn bediening door middel van vasten en het overwinnen van verscheidene verleidingen: ‘Daarna stuurde de Heilige Geest Jezus naar de woestijn. Daar moest Jezus door de duivel op de proef worden gesteld. Hij bleef 40 dagen in de woestijn. Al die tijd at Jezus niets. Tenslotte kreeg Hij honger. Toen kwam de duivel. Hij zei tegen Hem: "Als U Gods Zoon bent, zeg dan tegen deze stenen dat ze in broden moeten veranderen." Maar Jezus antwoordde: "In de Boeken staat: 'Je kan niet alleen van brood leven. Alles wat God zegt, heb je óók nodig om te leven.'" Toen nam de duivel Hem mee naar Jeruzalem. Daar zette hij Hem op de rand van het dak van de tempel. En hij zei tegen Jezus: "Als U Gods Zoon bent, spring dan naar beneden. Er staat toch in de Boeken: 'God zal zijn engelen de opdracht geven dat ze U op hun handen moeten dragen. Dan zult U uw voeten niet aan een steen stoten.' "Jezus antwoordde: "Maar er staat ook in de Boeken: 'Je mag je Heer God niet uitdagen.' " Daarna nam de duivel Jezus mee naar een hoge berg. Vanaf die berg liet hij Jezus alle koninkrijken van de wereld zien, met al hun macht en rijkdom. En hij zei tegen Jezus: "Dat geef ik allemaal aan U, als U voor mij neerknielt en mij aanbidt!" Toen zei Jezus: "Ga weg, duivel! Er staat toch ook in de Boeken: 'Aanbid je Heer God en dien alleen Hém.'" Toen liet de duivel Hem met rust. En er kwamen engelen om Hem te dienen’ (Matthew 4:1-11). Ook wij worden uitgenodigd om te vasten, om een halt te roepen aan onze lichamelijke (eet)lusten en egoïsme en we worden geroepen om nee te zeggen aan verleidingen, egoïstische doeleinden, kortom, om nee te zeggen tegen de duivel: “Aangezien Adam luxe ontmoette in het paradijs en, door misleiding, verviel naar wat slechter is, was het noodzakelijk dat de Heilige Geest Christus naar de woestijn leidde om de kracht van de duivel te verzwakken door iemand die sterker is. Dus vastte Hij 40 dagen en nachten.”[2]

    Vervolgens maakte Jezus discipelen: ‘Van toen af begon Jezus de mensen in het openbaar toe te spreken. ‘Bekeer u, want het Koninkrijk van de hemelen is vlakbij,’ zei Hij. [Bekeer u: wij zijn ook genodigd om te vasten, om een halt te roepen aan onze lichamelijke lusten en egoïsme en we worden geroepen om nee te zeggen aan onze lusten, aan verleidingen, aan egoïstische gedachten, aan egoïstische verlangens, aan egoïstische doeleinden, kortom, om nee te zeggen tegen de duivel | want het Koninkrijk van de hemelen is vlakbij: je moet enkel dit doen om binnen te treden in vrede tussen God en jezelf.] Op een dag liep Hij langs het meer van Galilea en zag twee vissers hun net in het water gooien. Het waren twee broers: Simon, die ook wel Petrus wordt genoemd, en zijn broer Andreas. Jezus zei tegen hen: ‘Ga met mij mee. Dan zal ik een ander soort vissers van jullie maken. Vissers die mensen voor Mij vangen.’ Zij lieten meteen hun netten liggen en gingen met Hem mee. Iets verderop zag Jezus nog twee broers: Jakobus en Johannes, de zonen van Zebedeüs. Zij zaten bij hun vader in de boot netten te repareren. Hen riep Hij ook. Zij lieten direct de boot en hun vader achter en gingen met Jezus mee’ (Mattheüs 4:17-22, Het Boek) (prediken + Zijn discipels roepen). Hier worden wij ook toe geroepen zoals we zullen lezen in Mattheüs 28 maar hebben we al ja gezegd tegen de Vader Die ons roept, hebben we al nee gezegd tegen onze lichamelijke (eet)lusten, tegen ons egoïsme, tegen verleidingen, tegen egoïstische doeleinden en tegen de duivel en hebben we al ja gezegd tegen de bediening om ware volgelingen van Jezus te maken? Ware volgelingen zijn zij die nee tegen de lusten en ja tegen God of Jezus dienen zeggen. ‘De elf leerlingen vertrokken naar Galilea. Ze gingen naar de berg die Jezus hun genoemd had. Toen ze Hem daar zagen, vielen ze voor Hem op hun knieën en aanbaden Hem. Maar sommigen twijfelden nog. Jezus kwam naar hen toe en zei: "Ik heb alle macht in de hemel en op de aarde gekregen. Ga nu op pad en maak alle volken tot leerlingen van Mij. Doop hen in de naam van de Vader en de Zoon en de Heilige Geest. En leer hen om alles te doen wat Ik ook aan jullie heb geleerd. En IK BEN alle dagen met jullie, totdat de tijd van de wereld om is"’ (Mattheüs 28:16-20).

    “En leer hen om alles te doen wat Ik ook aan jullie heb geleerd.” Door Zijn voorbeeld leerde Jezus ons ons te laten dopen (of ons te bekeren), te vasten en onze eigen interne lusten, uiterlijke verleidingen en de duivel te overwinnen. Laat ons hetzelfde leren en doen. In de Naam van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest. Amen.



    [2] Hilarius van Poitiers, Commentaar op Mattheüs 2:6.

    [3] Theodorus van Mopsuestia, Fragment 17.

    Behalve indien anders aangegeven zijn de bijbelteksten genomen uit de BasisBijbel © 2013 Stichting BasisBijbel.


    Categorie:Preken
    06-03-2022
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Galaten hoofdstuk 6: hoe behoren we onszelf te gedragen en hoe behoren we elkaar te behandelen?

    Voordienst: Galaten 6:1-5.

    Vers 1: “Broeders, zelfs als iemand op een misstap wordt betrapt, moet gij, geestelijke mensen, hem in een geest van zachtmoedigheid terechthelpen; en let daarbij op uzelf, anders zoudt ook gij in verzoeking kunnen komen.”[1]

    Het woord dat Paulus hier gebruikt voor het Nederlandse “misstap” is het Griekse “paraptōma”; het was niet expres, het is geen doodszonde die expres gebeurt waarvoor iemand buitengeworpen behoort te worden (zoals we bijvoorbeeld lezen in 1 Korintiërs 5) en als dood behoort beschouwd te worden indien hij zich niet bekeert (zoals we lezen in, onder andere, Matteüs 18:15-18 en 1 Johannes 5:16-19).
    Hij is gewoon per ongeluk in de fout gegaan; per ongeluk verkeerd gelopen en behoort hersteld te worden of weer perfect gemaakt te worden (καταρτίζετε). “Wanneer uw broeder gezondigd heeft, wijs hem dan onder vier ogen terecht. Luistert hij naar u, dan hebt gij uw broeder gewonnen” (Matte
    üs 18:15). Wel behoort dit herstellen of perfect maken te gebeuren door “geestelijke mensen”, niet door hoogmoedige mensen die denken geestelijk te zijn maar door nederige mensen met een zachtmoedige geest. Dit behoren mensen te zijn die noch valse nederigheid, noch valse zachtmoedigheid of naïviteit hebben zodat ze niet op zichzelf zouden kunnen letten en daarom het risico zouden lopen mee te gaan lopen vanuit valse liefde of valse zachtmoedigheid. Er moet dus voldoende volwassenheid en stabiliteit zijn om de persoon die per ongeluk in zonde is gevallen weer recht te helpen. Het gaat hier dus niet om een persoon die zich niet wil bekeren: zulk soort persoon is gevaarlijk en behoort van de gemeente uitgesloten te worden, zoals we zien in de woorden van Jezus onze Heer: “Wil hij ook naar de Kerk niet luisteren, beschouw hem dan als een heiden of tollenaar” (Matteüs 18:17b). Ik weet dat dit heel sterk indruist tegen de moderne geest van tollerantie en wetteloosheid. Maar dat is valse liefde en geen ware liefde. Let op uzelf. Zorg er voor dat gij niet in verzoeking komt door valse of afvallige christenen en daardoor meeloopt met hen om te leven als deze tegenwoordige slechte wereld.

    Vers 2: “Draagt elkanders lasten, daardoor zult gij de Wet van Christus vervullen.”

    Maar let niet alleen op uzelf. Kijk ook naar uw medebroeder of -zuster, plaats u in zijn of haar schoenen en probeer dan daadwerkelijk uw steentje bij te dragen. Zorg voor de ander. Zorgt voor elkander. Eendracht maakt macht. Als je voor elkaar zorgt zonder veinzen of eer of winstbejag, dan bemin je je naaste als jezelf. Dat is de Wet van Christus vervullen.

    Vers 3 en 4: “Wie meent iets te zijn, terwijl hij niets is, misleidt zichzelf. Laat ieder zijn eigen gedrag onderzoeken. Dan zal hij zijn roem wel voor zich houden en niet uitspelen tegen anderen,”

    “Wie meent iets te zijn, terwijl hij niets is, misleidt zichzelf.” Ik heb al gezegd dat we geen hoogmoedige mensen die denken geestelijk te zijn behoren te zijn maar dat we nederige mensen met een zachtmoedige geest behoren te zijn. Mensen met zelfs geen schijn van valse nederigheid of valse zachtmoedigheid. “Laat ieder zijn eigen gedrag onderzoeken.” Echt nauwgezet onderzoeken zoals een goudsmid nauwkeurig onderzoekt of het wel zuiver goud is: “Ben ik wel zuiver?” “Ben ik wel goed bezig?” “Is mijn gedrag in dit of dat aspect wel goed?”

    Als je je daar mee bezig houdt, dan heb je tijd noch wil om tegen de ander te bluffen over je ingebeelde nederigheid.

    Vers 5: “want ieder zal zijn eigen vracht moeten dragen.”

    Iedereen heeft zijn eigen issues te dragen. Iedereen heeft zijn eigen leven te verbeteren; zijn eigen rommel op te kuisen. Laten we dit nauwgezet en met volle geweld of inzet doen want er staat geschreven: “Van de dagen van Johannes de Doper tot nu toe wordt het Rijk der hemelen geweld aangedaan en geweldenaars roven het.” (Matteüs 11:12), “streeft naar heiligheid, zonder welke niemand de Heer zal aanschouwen.” (Hebreeën 12:14b), “Wie dus een van die voorschriften, zelfs het geringste, opheft en zo de mensen leert, zal de geringste geacht worden in het Rijk der hemelen, maar wie ze onderhoudt en leert, zal groot geacht worden in het Rijk der hemelen. Ik zeg u: Als uw gerechtigheid niet uitgaat boven die van de schriftgeleerden en Farizeeën, zult gij zeker niet binnengaan in het Rijk der hemelen” (Matteüs 5:19-20).

    Verzen 6 tot 10: “Wie onderricht wordt in het Woord, moet zijn leermeester laten delen in alle goeds dat hij bezit. Bedriegt u niet, God laat niet met zich spotten. Wat een mens zaait, zal hij oogsten. Wie zaait op de akker van zijn zelfzucht, zal verderf oogsten. Wie zaait op de akker van de Geest, zal van de Geest eeuwig leven oogsten. Laten wij niet moede worden het goede te doen. Als wij niet verslappen, zullen wij te rechter tijd oogsten. Laat ons dus, zolang wij tijd hebben, goed doen aan allen, en vooral aan de geloofsgenoten.”

    Sommige mensen hebben als taak en job het woord leren. Dit zijn voorgangers, priesters, leraren, predikanten,… Zij steken hier hun tijd in. Zij behoren hiervoor vergoed te worden. “De presbyters die zich goede bestuurders tonen, moeten dubbele eer waardig worden geacht, vooral zij die zich belasten met prediking en onderricht. De Schrift zegt immers: Gij zult een dorsende os niet muilbanden, en: De arbeider is zijn loon waard” (1 Timóteüs 5:17-18). Het is goed dat voorgangers, priesters, leraren, predikanten,… vergoed worden als zij hard hun best doen. Voor hen geldt: “Wie onderricht wordt in het Woord, moet zijn leermeester laten delen in alle goeds dat hij bezit.” Maar voor ons geldt ook: “Laten wij niet moede worden het goede te doen. Als wij niet verslappen, zullen wij te rechter tijd oogsten. Laat ons dus, zolang wij tijd hebben, goed doen aan allen, en vooral aan de geloofsgenoten.”

    Paulus geeft ons hier ook nog een waarschuwing bij: “Bedriegt u niet, God laat niet met zich spotten. Wat een mens zaait, zal hij oogsten. Wie zaait op de akker van zijn zelfzucht, zal verderf oogsten. Wie zaait op de akker van de Geest, zal van de Geest eeuwig leven oogsten.” Wij hebben dus de keuze zelfzuchtig of vrijgevig te zijn. Wat we zaaien zullen we oogsten. De keuzes die we maken zullen gevolgen hebben. Zelfzucht leidt tot verderf en vrijgevigheid jegens minderbedeelden, vooral minderbedeelde christenen, zal er ook voor zorgen dat de Heer vrijgeviger jegens ons, arme zondaars, zal optreden. De Here Jezus leerde ons namelijk zo bidden: “En vergeef ons onze schulden, zoals ook wij vergeven hebben aan onze schuldenaren” (Matteüs 6:12). Dus: zoals ook wij kwijtgescholden hebben aan zij die ons iets schuldig zijn. Neem die woorden maar letterlijk! Pas ze letterlijk toe! Jakobus schrijft het als volgt: “Wat baat het, broeders, of iemand al beweert het geloof te hebben, maar hij heeft de werken niet? Kan het geloof hem soms redden? Stel dat een broeder of zuster kleding en voedsel ontbeert, en iemand van u  zegt hem: ‘Gaat in vrede, verwarmt u, verzadigt u’, zonder evenwel te geven wat zij voor hun lichaam nodig hebben, - wat heeft dat voor waarde? Zo is ook het geloof, op zichzelf genomen, zonder de werken, dood” (Jakobus 2:14-17). “Zuivere en onbevlekte vroomheid in de ogen van onze God en Vader is dit: wezen en weduwen opzoeken in hun nood en zichzelf onbesmet van de wereld bewaren.” (Jakobus 1:27). “Laten wij niet moede worden het goede te doen. Als wij niet verslappen, zullen wij te rechter tijd oogsten. Laat ons dus, zolang wij tijd hebben, goed doen aan allen, en vooral aan de geloofsgenoten.”

    Verzen 11 tot 13: “Lees de volgende woorden goed. Ik schrijf ze jullie zelf, met grote letters! Alle mensen die zo graag willen dat jullie je laten besnijden, proberen daarmee een goede indruk [op de Joden] te maken. Dat doen ze alleen maar omdat ze zelf niet vervolgd willen worden voor [hun geloof in] de gekruisigde Christus. De mensen die zich hebben laten besnijden, houden zich zelf niet eens aan de wet van Mozes. Maar ze willen wél dat jullie je laten besnijden. Want dan kunnen zij er over opscheppen [dat jullie hebben gedaan wat zij zeiden].”

    Galaten 6 verzen 11 tot 13, ditmaal uit de BasisBijbel, geeft duidelijk weer waarom sommige van de Messias-belijdende Joden wilden dat de heidenen die zich tot Jezus bekeerd hadden zich moesten laten besnijden. Ze waren namelijk bang voor vervolging. “De Romeinen erkenden de Joodse religie en stonden Joden toe deze uit te leven. De besnijdenis was het onbetwijfelbaar teken dat iemand Joods was; dus zagen diegenen die wilden dat de Galaten zichzelf zouden laten besnijden hierin een paspoort tot veiligheid indien vervolging zou plaatsvinden. Besnijdenis zou hen vrijwaren van zowel de haat van de Joden als van de wet van Rome.”[2] Angst voor vervolging zorgt ervoor dat we compromissen sluiten. Laten we proberen ons daartegen te wapenen. Ons doel mag niet zijn ons vrijwaren van vervolging. Ons doel moet ten allen tijden zijn: het ware geloof geloven, belijden en in de praktijk brengen en niet bezwijken voor druk. “Zij die wilden dat de Galaten besneden zouden worden, hielden zelf niet elk onderdeel van de wet. Niemand kon dit. Maar ze wilden bluffen over de Galaten als hun laatste veroveringen. Zij wilden trots zijn in hun macht over mensen die zij gereduceerd hadden tot hun eigen legalistische slavernij. Dus stelt Paulus wederom met alle mogelijke intensiteit dat de besnijdenis of het onbesneden zijn niet uitmaken.”[3]

    Zo staat namelijk geschreven in verzen 14 tot 15[4]: “God beware mij ervoor op iets anders te roemen dan op het Kruis van onze Heer Jezus Christus, waardoor de wereld voor mij is gekruisigd en ik voor de wereld. Besneden zijn betekent niets en onbesneden zijn betekent niets; het gaat er alleen om een nieuw schepsel te zijn.”

    Om het in een modern jasje te gieten: of mensen ervoor kiezen om gevaccineerd te worden of niet heeft niets met de  boodschap van het evangelie te maken. Het is geen hoofdzaak. De hoofdzaak is dat we een nieuw schepsel zijn omdat we door het geloof en de waterdoop in het verbond met Christus zijn gestapt en gehoorzaam hierin staan, al dan niet gevaccineerd. Elke nieuwe generatie van christenen moet hoofdzaken van bijzaken die onnodige tweespalt brengen kunnen scheiden.

    Vers 16: “Vrede en barmhartigheid kome over allen die deze regel zullen volgen, en over het Israël van God.”

    Paulus wenst dat vrede en barmhartigheid komt over allen die zich aan deze regel; aan deze hoofdzaak houden. Johannes waarschuwde ons ook voor huichelachtige lieden die zulke bijzaken gebruiken om onrust te stoken: “Alwie verder wil gaan en niet blijft in de leer van Christus, heeft God niet. Wie in de leer blijft, hij heeft zowel de Vader als de Zoon. Als iemand tot u komt en deze leer niet brengt, ontvangt hem niet in uw huis en heet hem niet welkom. Want wie hem welkom heet, deelt in zijn boze werken” (2 Johannes 1:9-11). “Vrede en barmhartigheid kome over allen die deze regel zullen volgen, en over het Israël van God.” “Het Israël van God” zijn de ware christenen in tegenstelling tot valse christenen, vrijmetselaars en andere geheime genootschappen die verder gaan en die bijvoorbeeld vaccinatie of soortgelijke dingen gebruiken om mensen onder druk te zetten, te manipuleren en te vervolgen: “Ik ken uw verdrukking en armoede – ofschoon gij rijk zijt – en de laster van hen die zich Joden noemen en het niet zijn, maar een synagoge van de Satan. Vrees niet het lijden dat u wacht. Zie, de duivel zal sommigen van u in de gevangenis werpen om u te beproeven, en gij zult een verdrukking verduren van tien dagen. Wees getrouw tot de dood en Ik zal u de kroon des levens geven. Wie oren heeft, hore wat de Geest tot de kerken zegt: Wie overwint, zal van de tweede dood geen schade lijden” (Apokalyps 2:9-11).

    Vers 17: “Laat voortaan niemand het mij lastig maken want ik draag de merktekenen van Jesus in mijn lichaam.”

    “Laat voortaan niemand het mij lastig maken”: Paulus roept nogmaals dit soort manipulatieve en valse christenen op er mee te stoppen. Zij moeten stoppen met mensen te manipuleren en onder druk te zetten. Laten we mensen niet manipuleren en onder druk zetten om een vaccin of iets anders te nemen en laten we mensen niet manipuleren en onder druk zetten voor andere zaken.

    “want ik draag de merktekenen van Jesus in mijn lichaam.”: Paulus had zichzelf al bewezen. Hij had al bewezen een ware christen te zijn. “Dikwijls merkte een meester zijn slaven met een teken dat aantoonde dat hij van hem was. Wat Paulus hoogstwaarschijnlijk bedoelt is dat de littekens van de dingen die hij geleden had voor Christus de merktekenen zijn die aantonen dat hij slaaf van Christus is. Uiteindelijk is het niet zijn apostolische autoriteit die hij gebruikt als de basis waarop hij zich beroept; het zijn de wonden die hij heeft verduurd ter wille van Christus.”[5] Hij had zichzelf al bewezen, niet vanwege een zogenaamde carrièrepositie in de Kerk, maar vanwege wat hij al had meegemaakt en geleden voor Zijn Heer Jezus Christus. Menselijkerwijs kon hij werkelijk zeggen: “Zijn zij dienaren van Christus? Het lijkt waanzin, ik nog méér! Ik heb harder gezwoegd, ik heb langer gevangen gezeten, ik had veel meer slagen te verduren en doodsgevaren zonder tal. Vijfmaal kreeg ik van de Joden de veertig-min-één. Driemaal ben ik met de roede gegeseld, éénmaal gestenigd. Driemaal heb ik schipbreuk geleden, eens een heel etmaal doorgebracht in volle zee. Altijd op reis, gevaren van rivieren en gevaren van rovers, gevaren van de kant van mijn eigen volk en van de heidenen, gevaren in steden en in de woestijn, gevaren op zee, gevaren te midden van valse broeders [hier hebben we daarnet uitgebreid over gesproken], met zwoegen en tobben, veel slapeloze nachten, honger en dorst, vaak zonder eten, in koude en naaktheid. En afgezien van al het vorige: dag in dag uit drukt mij de zorg voor al de gemeenten. Niemand is zwak of ik ben het ook. Niemand komt ten val of het grijpt me in de ziel” (2 Korintiërs 11:23-29). In tegenstelling tot schijnchristenen en schijnapostelen die het hem en andere christenen lastig maakten, gaf Paulus echt met hart en ziel en alle inzet om zijn broeders en zusters in de Heer. Volg jij Paulus na? Hij schreef verder onrechtstreeks aan jullie: “Gij die zo verstandig zijt, duldt gaarne de dwaasheid van anderen. Gij verdraagt het immers, dat men u tiranniseert, dat men u uitzuigt en uitbuit, dat men u hooghartig behandelt en in het gezicht slaat” (2 Korintiërs 11:19-20). In tegenstelling tot dit soort mensen beloof ik u dat ik u nooit zal manipuleren of dwingen tot het nemen van een vaccin of dergelijke zaken en dat ik u nooit zal uitzuigen, uitbuiten of hooghartig zal behandelen. Mocht ik dit toch aan het doen zijn en u kan dit daadwerkelijk aantonen, dan zal ik me aanpassen. Paulus gaf werkelijk met onzelfzuchtige liefde om zijn mensen in tegenstelling tot zij die hun mensen uit zelfzuchtige redenen gebruiken om zich te vrijwaren van vervolging van overheid en andere schijnchristenen. Paulus had slechts ware liefde voor zijn mensen en daarom schreef hij hen:

    Vers 18: “Broeders, de genade van onze Heer Jesus Christus zij met uw geest. Amen.” Moge de genade van Jezus Christus bij jou zijn in dit leven en het volgende als je de Heer in al deze instructies gehoorzaamt.

    Laten we geestelijke, zachtmoedige en liefdevolle christenen zijn. Laten we, indien broeders of zusters gestruikeld zijn, hen weer rechtop helpen. Laten we dit doen vanuit een geestelijk gezonde en stabiele positie en laten we hypocrisie noch manipulatie dulden. Laten we vooral niet ophouden met het goede te doen en elkaar liefde te betonen. Moedig elkaar aan! Amen.



    Oorspronkelijk gepreekt op 6 maart 2022. Herwerkt en opnieuw gepreekt op 3 september 2023 in Evangelische gemeente Pniël (Balen). De bovenstaande uitgeschreven tekst is de langere, oudere versie met uitzondering van enkele zinnen.

    [1] De bijbelteksten die in deze preek zijn neergeschreven zijn genomen uit Het Nieuwe Testament van onze Heer Jesus Christus editie 1961 (Boxtel: Katholieke Bijbelstichting Sint Willibrord, 1961). Behalve Galaten 6:11-13 wat ter verduidelijking genomen is uit de BasisBijbel: De Bijbel in makkelijk Nederlands (Oosterbeek: Stichting Basisbijbel, 2013).

    [2] William Barclay, The New Daily Study Bible: The Letters to the Galatians and Ephesians (Louisville, Kentucky: Westminster John Knox Press, 2002), 67.

    [3] Ibid.

    [4] Weer uit de oude Willibrordvertaling.

    [5] Barclay, The Letters to the Galatians and Ephesians, 68.


    Categorie:Preken
    16-01-2022
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Galaten hoofdstuk 5: bouw op je fundament!

    Voordienst: Galaten 5:1-11.

    Het argument dat Paulus maakt in Galaten hoofdstuk 5 van vers 1 tot en met vers 12, is dat we niet terugkeren tot het Jodendom maar dat we ons bekeren tot het Christendom. We bekeren ons niet tot de besnijdeniswet van de Joden, maar we bekeren ons tot het kruis van Jezus Christus. Laten we dit stapje per stapje op een vereenvoudigde manier bekijken:

    "Voor de vrijheid heeft Christus ons vrijgemaakt; staat dan vast en laat u niet weer onder een slavenjuk binden. Zie, ik, Paulus zeg u, dat als u zich laat besnijden, Christus u niets zal baten. En nogmaals betuig ik aan ieder mens die zich laat besnijden, dat hij verplicht is de hele wet te houden. U bent van elke zegen in Christus beroofd, u die door de wet gerechtvaardigd wilt worden; u bent van de genade vervallen" (Galaten 5:1-4).[1]

    Paulus vraagt hier aan de Galaten en ook aan ons: Wat is uw beginpunt? Begint u vanuit de genade van Christus en het kruis; "Want uit genade bent u behouden, door het geloof; en dat niet uit u, het is de gave van God; niet op grond van werken, opdat niemand roemt" (Efeziërs 2:8-9)? Of wilt u nu opeens gaan zeggen dat God u gered heeft omdat u zo goed de Joodse Wet onderhoudt? Dan kan Christus je niets meer baten want dan ontken je de noodzaak van Zijn verlossing. Dan zeg je als het ware: "Ik had Gods verlossing niet nodig. Ik red mezelf omdat ik een goed mens ben en daarom moet God me bijgevolg redden." Dan heb je niet begrepen dat het dankzij pure, onverdiende genade is dat jij gered bent. Jij was vies, vuil, je stonk naar je zonden. Je was schuldig. Maar "naar de rijkdom van zijn genade, waarmee Hij jegens ons overvloedig is geweest" zijn wij in "zijn genade, waarmee Hij ons begenadigd heeft in de Geliefde [Jezus Christus], in Wie wij de verlossing hebben door zijn bloed, de vergeving van de overtredingen" (Efeziërs 1:6b-8a). Maar! We zijn niet meer in de Geliefde; in Christus als we nu overlopen van het fundament van de onverdiende genade, die ons gegeven werd in ons verbond met Christus, naar een legalistisch fundament van verdiende genade op grond van onze goede werken, het onderhouden van de Joodse wetten,… Dan hebben we Christus en Zijn genade verspeeld: "Zie, ik, Paulus zeg u, dat als u zich laat besnijden, Christus u niets zal baten. En nogmaals betuig ik aan ieder mens die zich laat besnijden, dat hij verplicht is de hele wet te houden. U bent van elke zegen in Christus beroofd, u die door de wet gerechtvaardigd wilt worden; u bent van de genade vervallen" (Galaten 5:2-4).

    Paulus heeft hier dus gesproken over ons fundament; ons beginpunt: de onverdiende genade die ons werd gegeven toen we ons vertrouwen stelden op Jezus Christus en ons toewijdden aan Hem. Dit is mijn eerste punt.

    Nu spreekt Paulus over het vervolg; hoe we behoren te bouwen op dit fundament of beginpunt. Om duidelijk te maken wat hij bedoelt, zegt hij dit tweemaal maar dan in andere woorden: 1) "Want wij verwachten door de Geest op grond van geloof de hoop van de gerechtigheid" (Galaten 5:5). En: 2) "Want in Christus Jezus heeft noch besnijdenis enige kracht, noch onbesneden zijn, maar geloof dat door liefde werkt" (Galaten 5:6).

    Laten we samen kijken naar het eerste vers dat ik zonet aanhaalde: "Want wij verwachten door de Geest op grond van geloof de hoop van de gerechtigheid" (Galaten 5:5).

    Bemerk de woorden: "want wij verwachten". Als ik iets verwacht, heb ik dit dan al? Nee! "Wij verwachten" ligt dus in de toekomst. Het is dus niet het fundament dat we in het verleden gelegd hebben. Paulus verwacht dat zijn hoop van gerechtigheid werkelijkheid zal worden. Hoe? "Door de Geest", dus niet door onszelf alleen; door onze eigen kracht, maar in samenwerking met, en in de kracht van de Heilige Geest in wat Hij zal bewerkstelligen in ons, "op grond van geloof", op grond van het verbondsvertrouwen waarin de onverdiende genade van Christus ons toebedeeld werd. In de kracht van de Heilige Geest in wat Hij zal bewerkstelligen in ons, is onze hoop; onze verwachting gegrondvest op het vertrouwen in Jezus Christus!

    "De hoop van de gerechtigheid" of "de gehoopte gerechtigheid" (Petrus Canisiusvertaling). Ook dit wijst naar de toekomst. Als we samenwerken met de Heilige Geest, als we Hem gehoorzamen, als we ons door Hem laten leiden, en als we blijven staan op dit fundament dat God ons, ondanks onze zonden, gered heeft èn redt door Zijn onverdiende genade, dus met andere woorden, de combinatie van Gods onverdiende genade die ons zomaar gratis en voor niets ten deel is gevallen toen we ingingen op de uitnodiging om bij Christus Jezus te horen èn ons hierna rechtvaardig wandelen en handelen naar de Heilige Geest, zorgt er voor dat we door God zullen worden gezien als gerechtvaardigden èn rechtvaardigen die deel zullen mogen hebben aan een rechtvaardige wereld waar gerechtigheid heerst.

    Laten we kijken naar het tweede vers dat ik zonet aanhaalde: "Want in Christus Jezus heeft noch besnijdenis enige kracht, noch onbesneden zijn, maar geloof dat door liefde werkt" (Galaten 5:6).:

    Als je in het verbond met Christus Jezus bent, door de waterdoop; de nieuwe besnijdenis, dan helpt fysieke besnijdenis je helemaal niets. Fysieke besnijdenis dient om toe te treden tot het Joodse verbond. De waterdoop dient om toe te treden tot Christus. Daar mag je geen besnijdenis aan toevoegen. Dat heeft helemaal geen nut. "Maar geloof dat door liefde werkt". Wat wel helpt, is een momenteel aanwezig, actief vertrouwen dat wèrkt omdat liefde aanwezig is. Dat vertrouwen moet in het heden aanwezig en actief (of wèrkend) zijn, want "zo is ook het geloof, als het geen werken heeft, op zichzelf dood" (Jakobus 2:17) en het moet werken, het heeft de drang om te werken, omdat de oprechte, onzelfzuchtige liefde van God voor de naaste aanwezig is: "Al heb ik het volle geloof, dat bergen verzet: Zonder liefde ben ik niets. Al schenk ik weg al wat ik heb, Al geef ik mijn lichaam, om mij te laten verbranden: Zo ik de liefde niet heb, Het dient mij tot niets" (1 Korintiers 13:2b-3, Petrus Canisiusvertaling). Dit is ook waar Paulus op doelt wanneer hij zegt: "Want u bent geroepen om vrij te zijn, broeders; gebruikt echter de vrijheid niet als een aanleiding voor het vlees, maar dient elkaar door de liefde. Want de hele wet wordt in één woord vervuld, in dit: 'U zult uw naaste liefhebben als uzelf'" (Galaten 5:13-14).

    Paulus schrijft hier vlak voor in dit hoofdstuk van Galaten: "U liep goed; wie heeft u tegengehouden, dat u de waarheid niet zou gehoorzamen? Die overreding is niet uit Hem die u roept. Een beetje zuurdeeg doorzuurt het hele deeg. Ik vertrouw van u in de Heer, dat u niet anders gezind zult zijn; maar hij die u in verwarring brengt, zal het oordeel dragen, wie hij ook is. Maar ik, broeders, als ik nog de besnijdenis predik, waarom word ik dan nog vervolgd? Dan is immers het struikelblok[; de aanleiding tot vallen] van het kruis tenietgedaan. Och, lieten zij die u opstoken zich maar verminken!" (Galaten 5:7-12). Je was goed bezig, wandelend in een actief-werkende liefde gestoeld op het fundament van de onverdiende genade van Christus vanwege Zijn kruisdood. Wat is er gebeurd? Wie heeft je in verwarring gebracht? Waarom ben je daarmee gestopt? Werd je onzeker omdat bepaalde Messias-belijdende Joodse extremisten beweerden dat ook jij besneden moet worden? Dat hebben de apostelen mij niet opgelegd toen ze mijn bekering en bediening in de Heilige Geest erkenden (herinner je wat ik hierover schreef in Galaten hoofdstuk 2 [2:6-10]). Dat de heidenen zich moeten laten besnijden, vormt geen onderdeel van de oorspronkelijk vooral uit Joden bestaande Kerk. In tegenstelling tot deze Joods-extremistische dwaalleraars besloten de apostelen dat de christenen uit de heidenen gered worden door het verbondsvertrouwen in hun harten, waarna zij gedoopt zouden worden; de doop is de nieuwe besnijdenis en dan pas, in de regel, de Heilige Geest zouden ontvangen. De oude, fysieke besnijdenis werd hen niet opgelegd (zie Handelingen 15:1-21).

    Het enige wat hen, christenen uit de heidenen, werd opgelegd is "zich te onthouden van de verontreinigingen van de afgoden, van de hoererij, van het verstikte en van het bloed" (Handelingen 15:20b). Deze wet werd de heidenen al gegeven bij Noach; de vader van ons allemaal.

    Paulus, die zelf een Joods christen is, verbindt de heidenen weer met de wet van Noach, met andere woorden, hij legt hen deze wet weer op, net zoals de apostelen dit al deden (zie Handelingen 15:1-21): "Maar ik zeg: wandelt door de Geest, en u zult de begeerte van het vlees geenszins volbrengen. Want het vlees begeert tegen de Geest, en de Geest tegen het vlees; want deze staan tegenover elkaar, opdat u niet doet wat u wilt. Maar als u door de Geest geleid wordt, dan bent u niet onder de wet. Nu is het duidelijk wat de werken van het vlees zijn: hoererij, onreinheid, losbandigheid, afgodendienst, toverij, vijandschappen, twist, jaloersheid, toorn, partijzucht, tweedracht, sekten, afgunst, moorden, dronkenschappen, zwelgpartijen en dergelijke; waarvan ik u tevoren zeg, zoals ik ook tevoren heb gezegd, dat wie zulke dingen bedrijven, Gods koninkrijk niet zullen beërven." (Galaten 5:16-21).

    Paulus kan theoretisch overkomen, vooral in deze naar alle waarschijnlijkheid eerste brief van zijn hand aan de christengemeenten. Maar hij geeft ons ook nog heel praktisch advies: "Als u echter elkaar bijt en opeet, kijkt dan uit dat u niet door elkaar verslonden wordt" (Galaten 5:15), "Laten wij niet streven naar ijdele eer, terwijl wij elkaar tergen en afgunstig zijn op elkaar" (Galaten 5:26). Wat is het medicijn hiertegen? "Dient elkaar door de liefde" (vers 13b), "heb uw naaste lief als uzelf" (14b), "wandel in de geest" (16a +25), "laat u leiden door de Geest" (18a), "dood je eigen hartstochten en begeerten" (24), met andere woorden, alles wat je verlangt moet komen van de Geest: "leef door de Geest" (25a). Laten we dit altijd doen. Laten we de vrucht van de Geest uitoefenen: "Maar de vrucht van de Geest is: liefde, blijdschap, vrede, lankmoedigheid, goedertierenheid, goedheid, trouw, zachtmoedigheid, zelfbeheersing. Tegen zulke dingen is geen wet. Maar zij die van Christus Jezus zijn, hebben het vlees met de hartstochten en de begeerten gekruisigd. Als wij door de Geest leven, laten wij ook door de Geest wandelen. Laten wij niet streven naar ijdele eer, terwijl wij elkaar tergen en afgunstig zijn op elkaar" (Galaten 5:22-26). Laten we dit werkelijk voor altijd doen. Amen.

     

    Deze preek kan als volgt schematisch worden weergegeven:

     

    1. Beginpunt = het fundament van Gods onverdiende genade
    in ons verbond met Christus

    2. Hoe bouwen op dit fundament?

    a.     Op grond van geloof, in samenwerking met de Geest wandelen en handelen in rechtvaardigheid

    =

    b.    Geloof dat door liefde werkt

                                                                 i.      Actief geloof dat wèrkt

                                                               ii.      Omdat liefde voor God en de naaste aanwezig is

    c.

        i.      De besnijdenis is geen geldige vervanging voor het fundament – de besnijdenis geldt niet voor ons, christenen uit de heidenen

                                                    ii.      wel geldt de wet van Noach nog steeds voor ons, christenen uit de heidenen.
    Dus niet alle wetten zijn afgeschaft, wij vallen gewoon niet onder het verbond van de besnijdenis.

    3.    Nog wat praktisch advies:

    a.     laten we niet in de begeerten van het vlees wandelen;

     

    b.    laten we wandelen in de Geest

     

    Toon je geloof uit je werken,
    dan wordt de vrucht van de Geest zichtbaar!


    Oorspronkelijk gepreekt op 16 januari 2022. Herwerkt en opnieuw gepreekt op 27 augustus 2023 in Evangelische gemeente Pniël (Balen). De bovenstaande uitgeschreven tekst is de herwerkte, iets kortere versie.

    [1] Voor deze preek maken we uitsluitend gebruik van de TELOS-vertaling (Rhenen: Grace Publishing House, 2018) behalve indien anders aangegeven.


    Categorie:Preken
    19-12-2021
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Jezus Christus: de voorafgebeelde Vervuller van het Oude Testament en de gegeven Liefde van God: een overdenking bij de menswording van het Woord van God

    In het nieuwe testament zien we dat de Heilige Geest van God tot Maria zegt: "Gij zijt gezegend onder de vrouwen en gezegend is de vrucht van uw schoot." (Lukas 1:42, WB 1961)

    In het Oude Testament zien we de volgende belofte voor de rechtvaardigen:

    Als Israël er voor zou kiezen Jahweh te gehoorzamen, dan zou hen het volgende ten dele vallen:

    "En omdat u hem gehoorzaamt, zullen u deze zegeningen toevallen: (…) Gezegend is de vrucht van uw schoot." (Deuteronomium 28:2,4a, NBV 2007)

    En hierop gebaseerd schreef koning Salomo, de zoon van koning David:

    "Kinderen zijn een geschenk van de HEER, de vrucht van de schoot is een beloning van God." (Psalm 127:3, NBV 2007)

    In het Oude Testament zien we dus een patroon: wanneer Israël God gehoorzaamt, zal de vrucht van hun schoot door God gezegend worden. Met andere woorden, dan zullen ze dus veel kinderen krijgen en die kinderen zullen gezegend worden.

    Die gezegende Israëlitische vrouwen met hun vele kinderen waren een archetype; een voorafbeelding.

    Maria was zulk een rechtvaardige vrouw. Dit blijkt uit de woorden van de engel Gabriёl tot haar gericht: "Gegroet, begenadigde, de Heer is met u, u bent gezegend onder de vrouwen." (Lukas 1:28, TELOS) Of misschien nog veel duidelijker uit de woorden van de Heilige Geest die voortkwamen uit de mond van haar nicht Elizabeth: "Gij zijt gezegend onder de vrouwen en gezegend is de vrucht van uw schoot." (Lukas 1:42, WB 1961) Ze wist al van zichzelf dat zij een dienstmaagd van de Heer was en ze maakte weer opnieuw die keuze om de Heer te dienen: "zie de dienstmaagd des Heren, mij geschiede naar uw woord." (Lukas 1:38b, WB 1961) Zij was dus de vervulling van de Oudtestamentische voorafbeelding.

    Jezus als archetypische vervulling van het Oude Testament:

    Wij hebben dus net gezien dat "Gezegend is de vrucht van uw schoot." (Deuteronomium 28:4a, NBV 2007) finaal werd vervuld in Maria in Lukas 1:42: "Gij zijt gezegend onder de vrouwen en gezegend is de vrucht van uw schoot." (WB 1961) Jezus is DE Vrucht van DE gehoorzame Israëlitische dienstmaagd. Het Oude Testament zegt bijvoorbeeld ook: "Kinderen zijn een geschenk van de HEER, de vrucht van de schoot is een beloning van God." (Psalm 127:3, NBV 2007) Jezus is HET Kind; DE Vrucht van DE schoot.

    Dat Jezus de vervulling is van wat in het Oude Testament werd voorspeld, zien we ook in bijvoorbeeld de volgende woorden van Paulus:

    "Nu is het zo, dat God zijn belofte deed aan Abraham en aan zijn kind. God zei niet: ‘kinderen,' in het meervoud. Maar: ‘Kind', in het enkelvoud. Met dat kind bedoelde Hij Christus." (Galaten 3:16, BasisBijbel)

    Jezus is dus het langverwachte Kind van de vrouw. DIT is wat we vieren met Kerst. De komst van Christus. HET Kind van DE vrouw.

    Dit is ook wat Jesaja al honderden jaren voor de komst van Christus voorspeld had:

    "U wil God niet om een teken vragen. Daarom zal de Heer u ongevraagd een teken geven: het meisje dat nog maagd is, zal in verwachting raken en een zoon krijgen. Ze zal hem Immanuёl (= ‘God met onsÿ) noemen." (Jesaja 7:14, BasisBijbel)

    Dit is natuurlijk vervuld in de maagd Maria en haar Zoon Jezus Christus:

    "Want God houdt zoveel van de mensen, dat Hij zijn enige Zoon aan hen heeft gegeven. Iedereen die in Hem gelooft, zal niet verloren gaan, maar zal het eeuwige leven hebben" (Johannes 3:16, BasisBijbel).

    Dit geven van de Zoon gebeurde door de menswording van de Zoon in de maagd Maria. DAT is wat we vieren met Kerst.

    Verder had Jesaja al lang voor de conceptie en de geboorte van het Kind Jezus de volgende profetische voorspelling uitgesproken: "Want er is een Kind geboren: we hebben een Koningszoon gekregen. Hij zal als Koning heersen. Hij wordt Wijze Raadgever, Sterke God, Eeuwige Vader en Vredekoning genoemd. Hij zal voor eeuwig regeren en in zijn koninkrijk zal het eeuwig vrede zijn. Hij zal eerlijk en rechtvaardig over het koninkrijk van koning David regeren, voor eeuwig. De Heer van de hemelse legers zal dit doen omdat Hij zo ontzettend veel van zijn volk houdt." (Jesaja 9:5-6, BasisBijbel)

    De reden is de liefde van God de Vader, zoals Johannes ook schreef. (We zagen in de verzen over de profetie van Jesaja die ik zonet aanhaalde trouwens nog enkele voorafbeeldingen die vervuld zijn in Jezus: David is de voorafbeelding van Jezus en zijn koninkrijk is de voorafbeelding van het hemelse Koninkrijk van Jezus. De Bijbel staat vol van dit soort voorafbeeldingen die allemaal vervuld zijn in Jezus Christus.)

    Wat kan Jezus voor jou concreet betekenen?

    God de Vader gaf dus Zijn Zoon uit liefde voor ons (Jesaja 9:5-6, Johannes 3:16). Maar niet alleen de Vader gaf Zijn Zoon, de Zoon gaf ook zichzelf. Hij zei:

    "Niemand neemt mijn leven, ik geef het zelf. Ik ben vrij om het te geven en om het weer terug te nemen – dat is de opdracht die ik van mijn Vader heb gekregen."  (Johannes 10:18, NBV 2007)

    Dit is ook wat wij volgens Jezus onder andere vieren in het avondmaal:

    "Toen ze verder aten nam Jezus een brood, sprak het zegengebed uit, brak het brood en gaf de leerlingen ervan met de woorden: ‘Neem, eet, dit is mijn lichaam.' En hij nam een beker, sprak het dankgebed uit en gaf hun de beker met de woorden: ‘Drink allen hieruit, dit is mijn bloed, het bloed van het verbond, dat voor velen wordt vergoten tot vergeving van zonden.'" (Matteüs 26:26-28, NBV 2007)

    Wat een wonderlijk mysterie! De Vader gaf Zijn Zoon en de Zoon gaf Zichzelf! Wat een liefde vanwege de goddelijke Drie-eenheid!

    Omdat Hij Zichzelf gaf, kwam: "Hij zal zijn volk verlossen van hun zonden." (Mattheüs 1:21, Petrus Canisiusvertaling) uit en gold: "En als ik boven de aarde ben opgeheven, zal ik alle mensen naar Mij toe trekken." (Johannes 12:32, BasisBijbel) Hetzelfde legde Jezus al in meer details uit: "Er is nog nooit iemand naar de hemel geweest behalve Ik, de Mensenzoon. Ik ben er vandaan gekomen. En net zoals Mozes in de woestijn de slang hoog opgeheven heeft,  zo moet ook de Mensenzoon hoog opgeheven worden. Iedereen die in Hem gelooft zal dan niet sterven, maar het eeuwige leven hebben. Want God houdt zoveel van de mensen, dat Hij zijn enige Zoon aan hen heeft gegeven. Iedereen die in Hem gelooft, zal niet verloren gaan, maar zal het eeuwige leven hebben. Want God heeft zijn Zoon niet naar de wereld gestuurd om de mensen te veroordelen, maar om door Hem de mensen te redden. Iedereen die in Hem gelooft, wordt niet veroordeeld. Maar iedereen die níet gelooft, ís al veroordeeld. Want hij heeft niet geloofd in de enige Zoon van God. Die mensen zullen worden veroordeeld omdat het Licht in de wereld is gekomen, en ze liever het donker hadden dan het Licht. Dat is omdat ze slechte dingen doen. Want mensen die slechte dingen doen, hebben een hekel aan het licht. Ze gaan er niet naartoe. Want in het licht zullen hun slechte daden zichtbaar worden. En dan zullen ze gestraft worden. Maar mensen die leven zoals God het wil, gaan wel naar het licht toe. Want dan kan iedereen zien dat ze alles wat ze hebben gedaan, met God hebben gedaan." (Johannes 3:13-21, BasisBijbel) Vanwege de vrijwillige menswording van het Woord van God alsook vanwege de vrijwillige kruisdood van de Godmens Jezus Christus is er werkelijk vrede en redding vrijelijk beschikbaar voor ieder mens van de gehele wereld die van goede wil is en gered wil worden.

    Zoals we vandaag al gezien hebben: God de Vader gaf Zijn Zoon en God de Zoon heeft Zichzelf vrijwillig gegeven. Dit vieren we in het Avondmaal. God is een gevende- en vrijgevige God die aan ons nieuw Leven gaf en dit ook aan jou wil geven. Wil jij nieuw leven? Wil jij nieuw Leven in Jezus de Zoon die Zijn leven, Zijn Lichaam en Zijn Bloed voor jou gegeven heeft? Wil jij ook jezelf geven aan Hem Die het Leven is? Dit is Jezus Christus! Ik vraag het op een net iets andere manier: Wil je je dit kerstseizoen laten redden? Wil je overgaan van duisternis naar licht? Er is ook redding en vrede met God beschikbaar voor jou, beste aanwezige, bezoeker, kijker of luisteraar. Om gered te worden behoor je het volgende te doen: keer je af van je zonden en heb er een afkeer van, vraag vergiffenis aan Jezus Christus. Vertrouw op Zijn lijden en sterven aan het kruis, vertrouw op Zijn opstanding en vertrouw op Zijn vergevingsgezindheid en laat je daarom dopen in water. De Heer vergeeft je graag. Hij wil weer een nieuwe / vernieuwde, herstelde relatie met je aangaan. Neem je Zijn uitnodiging aan? De vrije keuze is aan jou! Ga hier alsjeblieft op in! Mocht je nog vragen hebben, mag je zeker contact met ons opnemen. Een alternatief is dat je gewoon een kerk die voor jou bereikbaar is, binnenloopt en de voorganger of priester hierover aanspreekt.

    Ter afsluiting zou ik nog een punt willen aanhalen: We mogen ook naar de "na-afbeeldingen" kijken en hen waarderen. We mogen in elk gezin een "na-afbeelding" van Jezus, Maria en Jozef zien. Elke vader is als Jozef en mag aangespoord worden om beschermend en godvrezend als Jozef te leven in die vaderrol. Elke moeder is als Maria en mag aangespoord worden om nederig en godvrezend als Maria te leven in die moeder- en dochterrol. Elk kind is als Jezus en mag worden beschouwd als waardevol. Elk kind is namelijk een geschenk van de Heer. We mogen het wonder van het leven van God in deze "na-afbeeldingen" zien. We mogen hen zien als zonen en dochters van God met het potentieel om ook door geloof en de waterdoop tot de adoptie van zonen en dochters van God, in relatie met Hem, te komen. Alsook met het potentieel om rechtvaardig te leven zoals Jozef, Maria of Jezus en we mogen hen daartoe dan ook aansporen.

    Wil je komen tot een waardering van de menswording van Jezus en bijgevolg meer gaan houden van God? En wil je komen tot een waardering van elk ander mens en meer van hen gaan houden? Jezus zei dat het voornaamste gebod is: van God boven al en onze naaste als onszelf te houden. Laten we dat vooral doen tijdens dit kerstseizoen. Voor volgende week, wens ik jullie alvast allemaal een zeer gezegende Kerst toe!


    Categorie:Preken
    07-11-2021
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Galaten hoofdstuk 4B: laat u niet weer manipuleren en tot slaven maken

    Op het einde van mijn vorige preek stelde ik eigenlijk de volgende twee vragen: Denken we dat we nog slaven zijn? Wat moet er dan gebeuren opdat we in ware vrijheid zouden wandelen?

    Paulus legt dit ook uit in zijn Kolossenzenbrief [1]:

    “Laat dan niemand u oordelen inzake eten en drinken of op het punt van een feest of nieuwe maan of sabbatten, die een schaduw zijn van wat zou komen, maar het lichaam is van Christus. Laat niemand u de prijs ontzeggen, doordat hij behagen schept in nederigheid en engelenverering, ingewijd in wat hij gezien heeft [of indringend in wat hij niet gezien heeft], zonder reden opgeblazen door het denken van zijn vlees, terwijl hij niet vasthoudt aan het hoofd, uit Wie het hele lichaam, door zijn gewrichten en banden ondersteund en verbonden, opgroeit met de groei van God. Als u met Christus aan de elementen van de wereld bent afgestorven, waarom onderwerpt u zich, alsof u in de wereld leeft, aan de inzettingen: raak niet en smaak niet en roer niet aan? (dingen die alle door het gebruik tenietgaan), naar de geboden en leringen van de mensen, (dingen die wel een schijn [of een woord of bewering] van wijsheid hebben in eigenwillige verering en nederigheid door gestrengheid tegen het lichaam, daaraan geen enkele eer bewijzend) tot bevrediging van het vlees.” (Kolossenzen 2:16-23).

    In het kort samengevat betekent dit concreet: laat u geen slaven maken door angst van kwade machten, demonen, wereldgeesten, afgoden, wereldheersers met “absolute” macht en voor deze kerk: laat u ook geen Protestants juk opleggen.

    1) Laat u geen slaven maken door angst van kwade machten, demonen, wereldgeesten, afgoden en wereldheersers met absolute macht.

    Wereldheersers met “absolute” macht komen meerdere keren voor in de Bijbel, ook bijvoorbeeld in de Openbaring van Johannes:

    “En ik zag een ander beest opstijgen uit de aarde; en het had twee horens, aan die van een lam gelijk, en het sprak als de draak. En het oefent al het gezag van het eerste beest uit in diens tegenwoordigheid; en het maakt dat de aarde en zij die erop wonen, het eerste beest aanbidden, van wie de dodelijke wond genezen was. En het doet grote tekenen, zodat het zelfs vuur uit de hemel laat neerdalen op de aarde ten aanschouwen van de mensen. En het misleidt hen die op de aarde wonen, door de tekenen die hem gegeven zijn te doen in tegenwoordigheid van het beest, en het zegt tot hen die op de aarde wonen, dat zij voor het beest dat de wond van het zwaard had en weer leefde, een beeld moesten maken. En het werd hem gegeven aan het beeld van het beest adem te geven, opdat het beeld van het beest ook zou spreken en maken dat allen die het beeld van het beest niet aanbaden, gedood zouden worden. En het maakt dat men aan allen, de kleinen en de groten, de rijken en de armen, de vrijen en de slaven, een merkteken geeft op hun rechterhand of op hun voorhoofd [in het Grieks staat er: een stempel gedrukt op of in de hand en op of in het voorhoofd]; en dat niemand kan kopen of verkopen dan wie het merkteken heeft: de naam van het beest of het getal van zijn naam.” (Openbaring 13:11-17).

    Deze profetie kan misschien heel spoedig tot vervulling komen in de vorm van microchips, nanotatoos en artificiële intelligentie. De computer, hier in Openbaring hoofdstuk 13 beschreven als “het beeld” weet wie niet gechipt of getatood is, en die mensen zullen ter dood gebracht worden. Zij zijn zogezegd rebels.

    Deze technologie bestaat trouwens al. Ze ligt niet meer in de toekomst, ze ligt in het heden. In grote Chinese, Koreaanse en Britse steden gebruikt men bijvoorbeeld al camera’s om via artificiële intelligentie mensen op te sporen die niet in het plaatje thuishoren. Ook kan men in Europa bijvoorbeeld al weten of je gevaccineerd bent of niet via het scannen van je coronapaspoort met een smartphone of scanner.

    Dit slechts als voorbeeld. Ik beweer niet dat de coronavaccinatie het teken van het beest is. Maar zo iets kan in de nabije toekomst gemakkelijk uitgroeien tot: je kan niet werken noch kopen als je de stempel of tattoo van het beest niet ontvangen hebt.

    Amazon experimenteert bijvoorbeeld al met “Amazon Go!”. Dat zijn winkels waar je enkel met een zendertje kan kopen door de dingen die je wilt kopen rechtstreeks in je broekzak te steken. Als je het zendertje niet hebt, of later de microchip of nanotatoo, kan je dus absoluut niets kopen, net zoals het in de Bijbel voorspeld staat.

    Zij die dan ware christenen zullen zijn, zullen zich niet laten manipuleren door de “almachtige” wereldheersers. Zij zullen geen microchip of nanotatoo in hun hoofd of hand laten steken. Zij hebben hun hoop op de Heer en de opstanding gesteld en weten dat zij eeuwig zullen leven. “En ik zag tronen, en zij gingen daarop zitten, en het oordeel werd hun gegeven; en ik zag de zielen van hen die om het getuigenis van Jezus en om het woord van God onthoofd waren, en die het beest of zijn beeld niet hadden aangebeden en niet het merkteken aan hun voorhoofd en aan hun hand ontvangen hadden; en zij werden levend en regeerden met Christus duizend jaren” (Openbaring 20:4-6). Zij lieten zich niet manipuleren door de “almachtige” wereldheersers om op deze aarde rijkdom en geluk te zoeken.

    Ik weet dat velen van jullie naar deze kerk komen om geëntertaind te worden; de preek, de muziek moet voor jullie aangenaam zijn. Dat is vleselijk. Zo worden jullie gemakkelijk manipuleerbare prooien ten tijde van vervolging. De Heer wil dit niet. Onderzoek jezelf. Zou je wel staande blijven?

    Ware christenen zoeken hun rijkdom en geluk ècht in Christus en het eeuwige leven. Herinner u bijvoorbeeld die Joden die zich tijdens de onderdrukking door de Grieken, toch niet weg lieten manipuleren van de Wet van Jahweh, onze God, en door vreselijke foltering en dood het koninkrijk van God binnengingen. Laten ook wij het voorbeeld van deze godsvruchtige Joden navolgen. Zij hadden hun hoop duidelijk op Gods herstellende rechtvaardigheid en de opstanding ten eeuwigen leven gezet. Wees dus aangemoedigd: “Wie overwint, zal deze dingen beërven, en Ik zal hem een God zijn en hij zal Mij een zoon zijn” (Openbaring 21:7).

    2) Laat u geen Protestants juk opleggen en laat u niet overheersen.

    De kerkenraad noch ik heersen over u of uw levens: “Want u bent geroepen om vrij te zijn, broeders; gebruikt echter de vrijheid niet als een aanleiding voor het vlees, maar dient elkaar door de liefde. Want  de hele wet wordt in één woord vervuld, in dit: ‘U zult uw naaste liefhebben als uzelf’. Als u echter elkaar bijt en opeet, kijkt dan uit dat u niet door elkaar verslonden wordt” (Galaten 5:13-15).

    Paulus zegt hier dat we de vrijheid niet behoren te gebruiken als een aanleiding voor het vlees, dus als een excuus om wetteloosheid of zondigheid te bedrijven, maar dat we behoren ware liefde te beoefenen; we behoren elkaar te dienen in ware liefde. Theodorus van Mopsuestia zegt het als volgt: “Wanneer we door Jezus zullen worden geleid, zullen we in geen geval zondigen.”[2] In ware liefde is dus geen ruimte om tegen elkaar te zondigen.

    Paulus spreekt ook zo zwart-wit vóór de ware liefde en tégen de wetteloosheid en valse liefde: “Nu is het duidelijk wat de werken van het vlees zijn: hoererij, onreinheid, losbandigheid, afgodendienst, toverij, vijandschapen, twist, jaloersheid, toorn, partijzucht, tweedracht, sekten, afgunst, moorden, dronkenschappen, zwelgpartijen en dergelijke; waarvan ik u tevoren zeg, zoals ik ook tevoren heb gezegd, dat wie zulke dingen bedrijven, Gods koninkrijk niet zullen beërven. Maar de vrucht van de Geest is: liefde, blijdschap, vrede, lankmoedigheid, goedertierenheid, goedheid, trouw, zachtmoedigheid, zelfbeheersing. Tegen zulke dingen is geen wet” (Galaten 5:19-23).

    Is het mogelijk om deze zonden niet te begaan? Ja, natuurlijk! Ik ben misschien jong maar ik ben zeker niet naïef. Ik heb diepe duisternis gekend in mijn leven maar ik ken ook het Licht dat overwint! Is het noodzakelijk om deze zonden niet te begaan? Ja! We hebben daarnet gelezen: “wie zulke dingen bedrijven, zullen Gods koninkrijk niet beërven”. Tom, de Bijbel leert dit wel, maar ik geloof niet dat dit mogelijk is. Hoe doe ik dit dan? Laat Paulus je een handje helpen:

    “Doodt dan uw leden die op de aarde zijn: hoererij, onreinheid, hartstocht, boze begeerte en de hebzucht, die afgodendienst is, om welke dingen de toorn van God komt over de zonen van de ongehoorzaamheid. Ook u hebt vroeger daarin gewandeld, toen u daarin leefde. Maar nu, legt ook u dit alles af: toorn, kwaadheid, boosheid, laster, vuile taal uit uw mond. Liegt niet tegen elkaar, daar u de oude mens met zijn daden hebt uitgedaan en de nieuwe hebt aangedaan, die vernieuwd wordt tot kennis, naar het beeld van Hem die hem geschapen heeft. Daarin is niet Griek en Jood, besnijdenis en onbesnedenheid, barbaar, Scyth, slaaf, vrije; maar Christus is alles en in allen. Doet dan aan als uitverkorenen van God, heiligen en geliefden: innige ontferming, goedertierenheid, nederigheid, zachtmoedigheid, lankmoedigheid, elkaar verdragend en elkaar vergevend, als de één tegen de ander een verwijt heeft; zoals ook Christus u vergeven heeft, zo ook u. En boven dit alles de liefde, dat is de band van de volmaaktheid.” (Kolossenzen 3:5-14). Ik kan je ènkel bemoedigen om zo verder te doen als je dit alles beoefent. Anders zou ik je bemoedigen in zonde. Het is écht zo zwart-wit.

    Jezus Christus zei dit: “U weet, dat zij die beschouwd worden als oversten van de volken, over hen heersen en hun groten gezag over hen voeren. Zo is het echter niet onder u; maar wie onder u groot wil worden, zal uw dienstknecht zijn, en wie onder u de eerste wil zijn, zal slaaf van allen zijn. Want ook de Zoon des mensen is niet gekomen om gediend te worden, maar om te dienen en zijn leven te geven tot een losprijs voor velen” (Markus 10:42b-45). Het gaat er hier dus niet om dat jij geëntertaind of gediend wordt op zondag. Nee! Vraag jezelf af: hoe kan ik God en mijn broeder of zuster dienen? Hoe kan ik er zijn voor mijn medemens?

    Ter conclusie kunnen we stellen dat je je geen slaven mag laten maken door angst van kwade machten, demonen, wereldgeesten, afgoden en wereldheersers met absolute macht. Je mag je niet laten manipuleren door “almachtige” wereldheersers of door je eigen, zondige lusten, om op deze aarde rijkdom en geluk te zoeken. Je moet je rijkdom en je geluk zoeken in Jezus Christus en het eeuwige leven. Het gaat om bij Christus te horen en blijvend trouw aan Hem te zijn.

    Laat u dus geen Protestants juk opleggen en laat u niet overheersen door ons of door andere voorgangers of door schijnchristenen met charisma of welbespraaktheid.

    Wij voorgangers en oudsten mogen er slechts zijn om jullie te dienen en dagelijks tot heiligheid aan te sporen en te bemoedigen, niet om over jullie te heersen. Laten we zo allemaal met elkaar verdergaan. Amen.


    Oorspronkelijk gepreekt op 7 november 2021. Herwerkt en opnieuw gepreekt op 13 augustus 2023 in Evangelische gemeente Pniël (Balen). De bovenstaande uitgeschreven tekst is de herwerkte, kortere versie.

    [1] Voor deze preek maken we uitsluitend gebruik van de TELOS-vertaling (Rhenen: Grace Publishing House, 2018).

    [2] Theodore of Mopsuestia, Theodore of Mopsuestia: The Commentaries on the Minor Epistles of Paul: Introduction and Translation, trans. Rowan A. Greer (Atlanta, GA: Society of Biblical Literature, 2010), 119.


    Categorie:Preken
    03-10-2021
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Een Overdenking over het Avondmaal aan de hand van Psalm 104

    In Psalm 104 staat dat God ons reeds het graan en de druiven als elementen van het brood en de wijn heeft gegeven. Dat is niet alles. Ook werd al profetisch voorspeld door koning David, de schrijver van de meesten Psalmen in de Bijbel, dat God ons zou voeden in het Avondmaal, via Brood en Wijn:

    “God voorziet de bergen van water. De aarde kan alleen maar vrucht dragen dank zij U. God laat het gras groeien als voedsel voor het vee. Ook andere gewassen voor de mensen, zodat zij brood kunnen eten. Ook de wijn komt zo uit de aarde voort. Die doet de mensen goed. Ja, door brood en wijn worden de mensen gezond en sterk. De ceders in de Libanon zijn van de HERE. Ook zij ontvangen ruim voldoende water” (Psalm 104:13-16, HET BOEK).

    In de Bijbel in Gewone Taal staat er: “Heer, uw bomen zijn altijd groen, de hoge bomen die u geplant hebt” (Psalm 104:16). Groenblijvende bomen, in het Engels evergreens, zoals sparren, dennen en lorken, stonden vroeger symbool voor het eeuwige leven, aangezien ze nooit verdorren. Vandaar ook de kerstboom waarvoor een spar gebruikt wordt. Wij zijn als “de ceders in de Libanon”, dragers van het eeuwige leven. Wij ontvangen ruim voldoende water. Dit Water staat symbool voor de Heilige Geest. Over Hem geldt: “Wie dorst heeft, mag voor niets het levenswater komen drinken, als hij dat wil” (Openbaring 22:17b, HET BOEK). De Heer komt met Zijn Heilige Geest en Hij geeft dit “Water” voor niets, aan diegenen die dit willen ontvangen.

    “Allen zien naar U uit, Om voedsel, elk op zijn tijd. Geeft Gij het: ze eten het op; Gij opent uw hand: ze worden van het goede verzadigd. Maar verbergt Gij uw aanschijn: ze verstarren van schrik. Gij ontneemt hun de adem: Ze sterven, en keren terug tot hun stof. Maar Gij zendt weer uw geest: en ze worden geschapen, En Gij vernieuwt het aanschijn der aarde!” (Psalm 104:27-30, Petrus Canisiusvertaling). Willen we weer vernieuwd worden door de Heilige Geest? Wilen we dat Hij ons volledig herschept? Geven we ons volledig over aan Hem opdat er niets van onze slechte levenswijzen overblijft? Laten we de Heer ons voeden door brood en wijn? Hij heeft dit zo ingesteld! Het is Zijn uitdrukkelijke wens!


    12-09-2021
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De Eerste Protestantse Splitsing: de Letterlijke Tegenwoordigheid van Jezus Christus in Brood en Wijn of een Representatie? Wat met Andersdenkenden? (Een Overdenking bij het Avondmaal)
    [Dit is het tweede deel. Je kan het hier bekijken. Het eerste deel zal later volgen. Voor de primaire bronnen, zie mijn MTh thesis.]

    Luther, die soms de vader van het Protestantisme wordt genoemd, nam de woorden van Christus: ´Dit is mijn Lichaam¡ en ´Dit is mijn Bloed¡ letterlijk. Hij was dus akkoord met de Rooms-Katholieke kerk alsook met de andere apostolische kerken wanneer het gaat over de werkelijke tegenwoordigheid van Christus in het heilig avondmaal.

    Zwingli was ook akkoord tot in 1523 of 1524, en noemde dit zelfs: ´de meest duidelijke, nauwkeurige uitspraak¡. Later, in 1524 of 1525, beweerde hij dat Jezus deze woorden figuurlijk had bedoeld, als in: ´Eet, dit representeert mijn lichaam¡. Onze viering werd dus, met andere woorden, een ritueel, een symbool zonder krachtdadigheid. Hierdoor kwam er een splitsing tussen Zwingli en Luther. In de woorden van Luther, geschreven aan zijn vrouw: ´We komen perfect overeen op elk vlak behalve dat onze tegenstanders met nadruk beweren dat er eenvoudig brood en wijn in de maaltijd des Heeren aanwezig is, en dat Christus er enkel in aanwezig is in een geestelijke [of symbolische] manier¡. Luther besloot: ´De woorden van Christus, ‘Dit is mijn lichaamÿ, staan nog steeds pal tegenover de fanatici¡. Dit bracht de eerste van de zo vele splitsingen teweeg binnen het Protestantisme. De heer Gottlieb Blokland, inspecteur van het Protestants-Evangelisch godsdienstonderwijs, besloot: ´Door dit theologisch verschil ontstonden er twee duidelijke stromingen binnen de hervormingsbeweging, de evangelisch-lutherse en de zwingliaans-gereformeerde¡.

    In tegenstelling tot Luther, zou ik hier niet voor splitsen met mijn broeders en zusters die hier een andere mening over hebben. Wat uw eigen mening hieromtrent ook moge zijn, laten we met een rein hart tot Jezus gaan, die ons beloofde: ´Als u het lichaam van de Mensenzoon niet eet en zijn bloed niet drinkt, hebt u geen leven in u. Wie mijn lichaam eet en mijn bloed drinkt, heeft eeuwig leven en hem zal ik op de laatste dag uit de dood opwekken. Mijn lichaam is het ware voedsel en mijn bloed is de ware drank. Wie mijn lichaam eet en mijn bloed drinkt, blijft in mij en ik blijf in hem. De levende Vader heeft mij gezonden, en ik leef door de Vader; zo zal wie mij eet, leven door mij.¡ (Johannes 6:53-57, NBV2004) en met een nederige en oprechte ingesteldheid deelnemen aan deze heilige maaltijd.


    29-08-2021
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Een Overdenking over het Avondmaal aan de hand van Psalm 23

    [Je kan deze overdenking hier bekijken.]

    Welke dingen wil God ons nu al geven? Laten we hierover het woord van God proeven, voor we deelnemen aan de Maaltijd des Heeren. In Psalm 23[1] lezen we:

    DE HEERE IS MIJN HERDER,

    Jezus is onze Herder geworden. Hij is geen manipulerende slavendrijver. Hij is de Herder die ons liefheeft.

    God de Vader had namelijk al beloofd door Zijn Heilige Geest:

    ´Ik zal over hen één Herder doen opstaan en Die zal ze weiden:
    Hij zal ze weiden en Hij zal een Herder voor ze zijn¡ (Ezechiël 34:23).

    ´Als een herder zal Hij Zijn kudde weiden:
    Hij zal de lammetjes in Zijn armen bijeenbrengen
    en in Zijn schoot dragen;
    de zogenden zal Hij zachtjes leiden.¡                      (Jesaja 40:11)

    MIJ ONTBREEKT NIETS.

    ´Werp al uw zorgen op Hem, want Hij zorgt voor u.¡    (1 Petrus 5:7)

    ´Wie heb ik behalve U in de hemel?
    Naast U vind ik nergens vreugde in op de aarde.
    Bezwijkt mijn lichaam en mijn hart,
    dan is God de rots van mijn hart
    en voor eeuwig mijn deel.¡                             (Psalm 73:25-26)

    ´Want met één offer heeft Hij hen die geheiligd worden, tot in eeuwigheid volmaakt. En de Heilige Geest getuigt het ons ook. Want na eerst gezegd te hebben: Dit is het verbond, dat Ik met hen na die dagen zal sluiten, zegt de Heere: Ik zal Mijn wetten in hun hart geven en Ik zal die in hun verstand schrijven, en aan hun zonden en hun wetteloze daden zal Ik beslist niet meer denken. Waar er nu vergeving voor is, is er geen offer voor de zonde meer nodig.¡ (Hebreeën 10:14-18)

    HIJ DOET MIJ NEERLIGGEN IN GRAZIGE WEIDEN,

    ´Maar laat verblijd zijn allen die tot U de toevlucht nemen,
    laat hen voor eeuwig juichen
    omdat U hen beschut;
    laat in U van vreugde opspringen
    wie Uw Naam liefhebben.
    U immers zegent de rechtvaardige, HEERE;
    U omringt hem met goedgunstigheid als met een schild.¡ (Psalm 5:12-13)

    HIJ LEIDT MIJ ZACHTJES NAAR STILLE WATEREN.

    ´Zij zullen geen honger of dorst meer hebben, en geen zonnesteek of enige hitte zal hen treffen. Want het Lam, Dat in het midden van de troon is, zal hen weiden en zal hen geleiden naar de levende waterbronnen. En God zal alle tranen van hun ogen afwissen.¡ (Openbaring 7:16-17)

    HIJ VERKWIKT MIJN ZIEL,

    ´Ik lag neer en sliep; ik ontwaakte,
    want de HEERE ondersteunde mij.¡ (Psalm 3:6)

    ´Welzalig is hij die de God van Jakob tot zijn hulp heeft,
    die zijn verwachting stelt op de HEERE, zijn God.¡ (Psalm 146:5)

    ´Door Zijn striemen bent u genezen.¡ (1 Petrus 2:24b)

    ´Voorwaar, onze ziekten heeft Hij op Zich genomen,
    ons leed heeft Hij gedragen.
    (…)
    De straf die ons de vrede aanbrengt, was op Hem,
    en door Zijn striemen is er voor ons genezing gekomen.¡
    (Jesaja 53:4a,5b)

    HIJ LEIDT MIJ IN HET SPOOR VAN ZIJN GERECHTIGHEID,

    OMWILLE VAN ZIJN NAAM.

    ´Goed en waarachtig is de HEERE,
    daarom onderwijst Hij zondaars in de weg.
    Hij leidt zachtmoedigen in het recht,
    Hij leert zachtmoedigen Zijn weg.
    Alle paden van de HEERE zijn goedertierenheid en trouw
    voor wie Zijn verbond en Zijn getuigenissen in acht nemen.
    Omwille van Uw Naam, HEERE,
    vergeef mijn ongerechtigheid, want die is groot.¡ (Psalm 25:8-11)

    AL GING IK OOK DOOR EEN DAL VOL SCHADUW VAN DE DOOD,

    IK ZOU GEEN KWAAD VREZEN, WANT U BENT MET MIJ;

    ´HEERE, hoe talrijk zijn mijn tegenstanders;
    velen staan tegen mij op.
    Velen zeggen van mijn ziel:
    Hij heeft geen heil bij God.
    (…)
    Ik lag neer en sliep; ik ontwaakte,
    want de HEERE ondersteunde mij.
    Ik vrees niet voor tienduizenden van het volk,
    die zoch aan alle kanten tegen mij opstellen.¡       (Psalm 3:2-3,6-7)

    UW STOK EN UW STAF

    DIE VERTROOSTEN MIJ.

    Is het toevallig dat twee stokken of een stok en een staf een kruis kunnen vormen of was dit profetisch? Het Kruis vertroost inderdaad: ´Die Zelf onze zonden in Zijn lichaam gedragen heeft op het hout, opdat wij, voor de zonden dood, voor de gerechtigheid zouden leven. Door zijn striemen bent u genezen. Want u was als dwalende schapen; maar u bent nu bekeerd tot de Herder en Opziener van uw zielen¡ (1 Petrus 2:24-25).

    U MAAKT VOOR MIJ DE TAFEL GEREED

    Jezus is het kalf dat vrijwillig werd geslacht voor de verloren zoon (Lukas 15). Hij maakt de tafel gereed en Hij is Zelf de maaltijd (Hebreeën 7:27). We herdenken dat Hij Zijn lichaam (het brood) en Zijn bloed (de wijn) vrijwillig gaf aan het kruis om ons te redden van onze zonden en te bevrijden van de demonie. Ik herinner je aan de volgende tekst die ik ook tijdens mijn preek heb aangehaald: ´De schuldbrief die tegen ons getuigde door zijn inzettingen en die onze tegenstander was, heeft Hij uitgewist en die uit de weg geruimd door deze aan het kruis te nagelen. En hij heeft de overheden en de machten ontwapend en openlijk tentoongesteld en door het kruis over hen getriomfeerd¡ (Kolossenzen 2:14-15, NBV).

    VOOR DE OGEN VAN MIJN TEGENSTANDERS;

    ´Uit de benauwdheid heb ik tot de HEERE geroepen,
    de HEERE heeft mij verhoord en in de ruimte gezet.
    De HEERE is bij mij, ik ben niet bevreesd.
    Wat kan een mens mij doen?
    De HEERE is bij mij, te midden van wie mij helpen,
    daarom zie ík neer op wie mij haten.¡                    (Psalm 118:5-7)

    U ZALFT MIJN HOOFD MET OLIE,

    Zoals olie een genezende en zuiverende werking heeft, geneest en zuivert de Heilige Geest het verstand.

    ´Is iemand onder u ziek? Laat hij dan de ouderlingen van de gemeente bij zich roepen en laten die voor hem bidden en hem met olie zalven in de Naam van de Heere. En het gelovig gebed zal de zieke behouden en de Heere zal hem weer oprichten. En als hij zonden gedaan heeft, zal hem dat vergeven worden.¡                                 (Jakobus 5:14-15)

    MIJN BEKER VLOEIT OVER.

    De Heer Jezus gaf Zijn bloed in overvloed om jou van jouw zonden te reinigen en te bevrijden. DIT gaan we sevens ook samen vieren tijdens het heilig avondmaal. ´In Hem hebben wij de verlossing, door Zijn bloed, namelijk de vergeving van de zonden.¡ (Kolossenzen 1:14)

    JA, GOEDHEID EN GOEDERTIERENHEID ZULLEN MIJ VOLGEN

    AL DE DAGEN VAN MIJN LEVEN.

    ´Want God, de HEERE,
    is een zon en een schild,
    de HEERE zal genade en eer geven,
    Hij zal het goede niet onthouden
    aan wie in oprechtheid zijn weg gaat.
    HEERE van de legermachten,
    welzalig de mens die op U vertrouwt.¡ (Psalm 84:12-13)

    ´U hebt mij meer blijdschap in het hart gegeven
    dan ten tijde dat zij hun koren en hun nieuwe wijn in overvloed hadden.¡                                                                         (Psalm 4:8)

    ´Hiertoe is de Zoon van God geopenbaard,
    dat Hij de werken van de duivel verbreken zou.¡ (1 Johannes 3:8b)

    Je mag écht vrij zijn! Al de dagen van je leven als je bij Christus blijft! Zijn liefdevolle bescherming blijft je hele leven lang over jou!

    IK ZAL IN HET HUIS VAN DE HEERE BLIJVEN

    TOT IN LENGTE VAN DAGEN.

    ´Maar ik zal zijn als een bladerrijke olijfboom in het huis van God;
    ik vertrouw op Gods goedertierenheid, eeuwig en altijd.¡(Psalm 52:10)

    ´Hoe lieflijk zijn Uw woningen,
    HEERE van de legermachten.
    Mijn ziel verlangt, ja, bezwijkt zelfs van verlangen
    naar de voorhoven van de HEERE;
    mijn hart en mijn lichaam
    roepen het uit tot de levende God.
    (…)
    HEERE van de legermachten,
    mijn Koning en mijn God.
    Welzalig zijn zij die in Uw huis wonen,
    zij loven U voortdurend.
    (…)
    O God, ons schild, zie en aanschouw het aangezicht van Uw gezalfde. Want één dag in Uw voorhoven is beter dan duizend elders;
    ik verkoos liever te staan op de drempel van het huis van mijn God
    dan lang te wonen in de tenten van de goddeloosheid.¡
    (Psalm 84:2-3,4b-5,10-11)

    Je mag Hem trouw blijven en bij Hem blijven wonen vanwege Zijn trouwe liefde. Dit mogen we elke week vieren tijdens het Heilig Avondmaal. Ook mogen we al vooruitblikken op het leven in de toekomst:

    ´Daarom zijn zij vóór de troon van God, en dienen Hem dag en nacht in Zijn tempel. En Hij Die op de troon zit, zal Zijn tent over hen uitspreiden.¡ (Openbaring 7:15)

    ´En geen enkele vervloeking zal er meer zijn. En de troon van God en van het Lam zal daar zijn, en Zijn dienstknechten zullen Hem dienen,
    en zullen Zijn aangezicht zien, en Zijn Naam zal op hun voorhoofd zijn.
    En daar zal geen nacht zijn, en zij hebben geen lamp en ook geen zonlicht nodig, want de Heere God verlicht hen. En zij zullen als koningen regeren in alle eeuwigheid.¡ (Openbaring 22:3-5)

    Laten we deze beloften voor zijn getrouwen samen vieren en er samen van genieten tijdens het Heilig Avondmaal!



    [1] De bijbelverzen uit deze overdenking zijn genomen uit de Herziene Statenvertaling (Heerenveen: Jongbloed, 2010). Tekst © 2010 Stichting HSV.


    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Galaten hoofdstuk 4A: van Slavernij tot Vrijheid

    We gaan deze ochtend verder met onze reeks over Galaten. Vandaag ga ik een interpretatie geven van Galaten 4 en ik ga wat spelen met de volgorde om dit duidelijker te maken. Ik preek weer in twee delen. Vandaag gaan we dus slechts enkele verzen van dit hoofdstuk bespreken. Volgende keer bespreken we er meer.

    We beginnen bij Galaten 4:1-3[1]: "Maar ik[, Paulus,] zeg: zolang de erfgenaam onmondig is, verschilt hij in niets van een slaaf, hoewel hij heer is van alles; maar hij staat onder voogden en rentmeesters tot op de tijd door de vader vooraf bepaald. Zo waren ook wij, toen wij onmondig waren, in slavernij onder de elementen van de wereld."

    Soms stel ik mezelf de volgende vraag: Wie zijn wij als mensen? Slaven van het lot? Slechts dieren of toch hogere wezens? Wat zegt de Bijbel over ons?

    Wij werden geschapen als "een beetje minder dan de Elohim; de goddelijke [of hemelse] wezens" (Psalm 8:5).

    Wie zijn nu toch die Elohim? Elohim, het meervoud van El (God of een god), is in de Bijbel dikwijls een verzamelnaam voor hemelse wezens (de zogenaamde "goden").[2] Het was de bedoeling dat de Elohim; de hemelse wezens ons, die in tijdelijke bewaring onder hun leermeestershap waren, zouden leiden in de elementaire beginselen tot geestelijke volwassenheid. Maar zij deden dit niet en werden afgunstig. Zij wilden namelijk niet dat wij tot volwassen zoonschap zouden komen.

    Over de satan, die misschien wel geschapen werd met muziekinstrumenten (een mogelijke vertaling van Ezechiël 28:13) om ons te leren Jahweh te aanbidden, staat het zo geschreven: "Je was een [gezalfde] cherub [Satan had dus een taak van God gekregen, namelijk:] / je was een cherub, je vleugels beschermend uitgespreid, je was door mij[, Jahweh,] neergezet op de heilige berg van God / godenberg / de berg van de Elohim / de berg van de goddelijke wezens, waar je wandelde tussen vurige stenen. Je was onberispelijk in alles wat je deed, vanaf de dag dat je was geschapen tot het moment dat het kwaad vat op je kreeg. Door al het handeldrijven raakte je verstrikt in onrecht en geweld, en je zondigde; daarom, beschermende cherub, verbande ik je van de berg van God / godenberg / de berg van de Elohim / de berg van de goddelijke wezens en verdreef ik je van je plaats tussen de vurige stenen. Je schoonheid had je hoogmoedig gemaakt, je had je wijsheid en luister verkwanseld. Daarom heb ik je op de aarde neergeworpen, als een schouwspel voor andere koningen" (Ezechiël 28:14-17). '"Je pracht en praal, en de klank van je harpen, ze worden dit dodenrijk binnengebracht. Wormen zijn je bed, maden je deken." O morgenster, zoon van de dageraad, hoe diep ben je uit de hemel gevallen. Overwinnaar van alle volken, hoe smadelijk lig je daar geveld. Je zei bij jezelf: Ik stijg op naar de hemel, boven Gods sterren plaats ik mijn troon. Ik zetel op de toppen van de Safon, de berg waar de goden bijeenkomen. Ik stijg op tot boven de wolken, ik evenaar de Allerhoogste. Nee! Je daalt af in het dodenrijk, in de allerdiepste put. Ze zien je, ze kijken naar je en kijken nog eens goed naar je: "Is dit de man die de aarde deed beven en koninkrijken deed sidderen? Die het land tot verval bracht en steden verwoestte? Die zijn gevangenen nooit liet gaan?" Andere koningen worden eervol begraven, ieder in een eigen praalgraf. Maar jij bent, ver van je graf, weggegooid als een afgekeurde twijg; je ligt bedolven onder de lijken van hen die door het zwaard zijn gedood, die afgedaald zijn in de put en door stenen zijn bedekt; je bent verschopt als een kadaver. Jij wordt niet bij vorsten te ruste gelegd, want jij hebt je land verwoest en je volk vermoord. Het nageslacht van een schurk als jij zal voorgoed getekend zijn"' (Jesaja 14:11-20).

    In de toekomst zal satan in de diepste put en de diepste schande geworpen worden. Hij zal de schande van het universum zijn maar momenteel geldt dat hij zijn eigen mensen; zijn eigen dienaren kapotmaakt. Hij is dus geen goede heer om te dienen.

    In plaats van ons te onderwijzen in de verheerlijking van Jahweh, zoals een leerkracht zijn studenten liefdevol en met bekommernis onderwijst, werd hij afgunstig en maakte hij ons tot slaven: ´Zo waren ook wij, toen wij onmondig waren, in slavernij onder de elementen van de wereld" (Galaten 4:3). Satan zou zijn misleide gevangenen nooit laten gaan. Hij wilde verafgood worden; naam voor zichzelf maken.

    Wanneer Paulus deze befaamde brief aan de Galaten schrijft, is hij bang dat de Galaten weer misleid zullen worden door satan en zijn trawanten die willen verafgood worden en op een valse wijze naam voor zichzelf willen maken:

    "Maar destijds, toen u God niet kende, hebt u hen [als slaven] gediend die van nature geen goden zijn; en thans, nu u God kent, ja nog meer, nu u door God gekend bent, hoe wendt u zich weer tot de zwakke en arme elementen, die u weer opnieuw wilt dienen? U onderhoudt dagen en maanden, tijden en jaren. Ik ben bang voor u, dat ik misschien tevergeefs aan u heb gearbeid" (Galaten 4:8-11).

    Ook waarschuwde Paulus de Kolossenzen voor dit soort misleiding die van de satan komt en die werd overgeleverd door mensen:

    "Kijkt u uit, dat er niemand zal zijn die u tot prooi maakt door de wijsbegeerte [pas dus op voor de wijsheid van de wereld; niet de wijsheid volgens God] en door ijdel bedrog volgens de overlevering van de mensen, volgens de elementen [dit zijn die hemelse wezens die zich tegen God hebben verzet] van de wereld [het systeem dat ervoor kiest om tegen of zonder God te zijn], en niet volgens Christus" (Kolossenzen 2:8).

    Met andere woorden, Paulus zegt in dit vers dat zij eer willen voor zichzelf en daarom willen zij ons van Christus weg-wijzen omdat ze niet willen dat wij "bene Elohim"; "zonen van God" zouden worden. "Ijdel bedrog (...) volgens de Elementen van de wereld" staat hier voor manipulatie die leidt tot slavernij; iets wat satan al van in het begin probeert te doen via politiek, religie, godsdiensten, occultisme, sterenbeelden met daaraan verbonden fatalisme,...

    Ziet u, satan had het plan om zijn gevangenen nooit meer te laten gaan maar, volgens wat Paulus verder schrijft aan de Galaten, ging Christus door met zijn plan:

    "Maar toen de volheid van de tijd gekomen was, [met andere woorden, de tijd waartegen de Elementen ons eigenlijk al tot volwassenheid zouden moeten hebben gebracht] zond God zijn Zoon, geboren uit een vrouw, [werkelijk, geworden uit een vrouw, in deze zin: niet slechts geboren uit een vrouw maar werkelijk mens geworden,] geboren onder de wet, opdat Hij hen die onder de wet waren, vrijkocht, opdat wij het zoonschap zouden ontvangen. En omdat u zonen bent, heeft God de Geest van zijn Zoon in onze harten uitgezonden, die roept: Abba, Vader! U bent dus niet meer slaaf, maar zoon; en bent u zoon, dan ook erfgenaam door God" (Galaten 4:4-7).

    Vrijkocht van wat? Van die slavernij! Van slavernij worden wij geadopteerd tot zoonschap! Halleluja!

    Door onze adoptie tot zonen geldt voor satan en zijn trawanten: "Het is gedaan met die slavendrijver, gedaan met zijn dwingelandij. Jahweh heeft de stok van de goddelozen gebroken, de scepter van de heersers, die de volken sloeg met woedende slagen, zonder eind, die hen belaagde met zijn toorn, zonder maat. Overal op aarde is rust en vrede, vrolijk gejubel weerklinkt" (Jesaja 14:4b-7).

    Inderdaad, voor ons christenen, zelfs voor de meest nieuw-gedoopte christenen geldt: "Met de stemmen van kinderen en zuigelingen bouwt u[, Jahweh,] een macht op tegen uw vijanden om hun wraak en verzet te breken" (Psalm 8:3).

    Hoe worden wij kinderen van God? Paulus schrijft dit duidelijk aan de Kolossenzen: "Want in Hem woont de hele volheid van de Godheid lichamelijk, en u bent voleindigd in Hem, die het hoofd is van alle overheid en gezag. In Hem bent u ook besneden met een besnijdenis, niet met handen verricht, in het uittrekken van het lichaam van het vlees, in de besnijdenis van Christus, met Hem begraven in de doop. [Daarin [in de doop] en] in Hem [in Christus] bent u ook mee opgewekt door het geloof in de werking van God, die Hem uit de doden heeft opgewekt. En u, toen u dood was in de overtredingen en in de onbesnedenheid van uw vlees, u heeft Hij mee levend gemaakt met Hem [Dit beschrijft het opstaan vanuit de doop in water tot een nieuw leven. De waterdoop in de Naam van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest is dus essentieel.], terwijl Hij ons alle overtredingen vergeven heeft; de schuldbrief die tegen ons getuigde door zijn inzettingen en die onze tegenstander was, heeft Hij uitgewist en die uit de weg geruimd door deze aan het kruis te nagelen" (Kolossenzen 2:9-14). En wat die duivelse tegenstanders van God niet willen weten is het volgende vers: "En hij heeft de overheden en de machten ontwapend en openlijk tentoongesteld en door het kruis over hen getriomfeerd" (Kolossenzen 2:15). De Canisiusvertaling verwoordt dit ook zó mooi: "Hij heeft de Heerschappijen en Machten [dit zijn dus de rebelse hemelse wezens] ontmaskerd en openlijk ten toon gesteld, hen door het Kruis overwonnen". Hij heeft dus, met andere woorden, het slavenjuk van ons afgeworpen.

    Enkele vragen die ik je vandaag bij deze overdenking zou willen stellen, zijn:

    1.    In welk gebied ben jij nog een slaaf van de zonde?

    2.    Ben je nog een slaaf van je verleden, je schuld, je schaamte?

    3.    Hoe kan jij andere mensen uit slavernij van schaamte, zonde, schuld, lust, drank, drugs, hebzucht, angsten, enzovoort helpen? Ga jij naar de verlorenen om hen het goede nieuws te vertellen opdat ze vrij zouden zijn?

    4.    Ben je nog bang van demonen / afgoden / vreemde goden? Hecht je misschien waarde aan astrologie wat een vorm van fatalisme is waardoor de sterren zogezegd de toekomst al voor je bepaald hebben? Of gebruik je misschien magie of occultisme om je lot proberen te veranderen? Er is geen lot. Ook God heeft je toekomst niet in de sterren geschreven. Je bent afhankelijk van ster noch demon noch boze geest als je in Christus bent. Ik ga nog wat voorbeelden geven: Heb je een drang naar ruzie of onvrede? Twijfel je constant aan het christelijke geloof? Ben je altijd skeptisch en geraak je niet over je ongeloof? Heb je een onweerstaanbare drang om te ruziën, te roddelen of onvrede te stoken? Ben je trots of hoogmoedig? Dien jij nog maraboe, toverdokters,… Gebruik je nog voodoo, tarotkaarten, oujaborden, zwarte of valselijk-genaamde witte magie? Astrologie? Wicka? Heb je ontzag voor andere elementen zoals vuur, aarde, water, lucht, ether,…? Ben je bijgelovig? Draag of heb je "ongeluksbrengers"? Heb je bijvoorbeeld ontzag voor het boze oog? Doe je aan handpalmlezen of heb je je handpalmen laten lezen? Voel je je onder een juk van depressie, zelfdoding of constante vermoeidheid? Heb je last van een juk van bitterheid, jaloezie, geldzucht, egoïsme of verwarring? Heb je een ongezonde controledrang, onzekerheid, nervositeit? Heb je last van angsten, waanbeelden, hallucinaties, obsessies met perfectionisme? Heb je narcistische trekjes? Zoek je altijd naar bevestiging en ongezonde aandacht? Als dat zo is, als je iets hiervan erkent in je eigen leven, of je denkt nog aan iets anders, en je wilt bevrijding, dan wil ik gerust na de dienst voor je bidden.

    Paulus waarschuwde en bemoedigde ons: "Voor de vrijheid heeft Christus ons vrijgemaakt; staat dan vast en laat u niet weer onder een slavenjuk binden" (Galaten 5:1). Een slavenjuk zoals bijvoorbeeld fatalisme, "De sterren bepalen alles.", "God heeft al voorbestemd dat ik verloren zal gaan.",... Neen! In Christus ben je zowel vrij als zelf verantwoordelijk voor jouw toekomst! Jezus beloofde ons: "Wie overwint, zal deze dingen beërven, en Ik zal hem een God zijn en hij zal Mij een zoon zijn" (Openbaring 21:7). Daarom zou ik na de dienst willen bidden voor mensen die bevrijding nodig hebben. Jezus beloofde ons: "Wie overwint, zal deze dingen beërven, en Ik zal hem een God zijn en hij zal Mij een zoon zijn" (Openbaring 21:7). Amen.



    Oorspronkelijk gepreekt op 29 augustus 2021. Herwerkt en opnieuw gepreekt op 6 augustus 2023 in Evangelische gemeente Pniël (Balen). De bovenstaande uitgeschreven tekst is de herwerkte versie.

    [1] Voor deze preek maken we, behalve indien anders aangegeven, gebruik van de TELOS-vertaling (Rhenen: Grace Publishing House, 2018) voor het Nieuwe Testament en van de Nieuwe Bijbelvertaling (Haarlem: Nederlands Bijbelgenootschap, 2004) voor het Oude Testament.

    [2] Voor meer informatie, lees de de werken van Michael Heiser ter introductie.


    Categorie:Preken
    08-08-2021
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Onze Vader en het Avondmaal
    [Deze overdenking kan u hier bekijken.]

    Laten we onze aandacht vandaag vestigen op het gebed[1] dat de Heere Jezus ons geleerd heeft:

    Onze Vader in de hemel, wij eren uw heilige naam: Wij komen samen om u te eren, Vader, niet uit religiositeit of godsdienstigheid maar uit ware dienst voor God. Wij komen samen om Uw Naam te eren. Ook dit Avondmaal vieren we samen om uw Naam te eren.

    Laat Uw koninkrijk spoedig komen. Laat Uw wil op aarde worden gedaan, net zoals in de hemel: door Zijn leven te geven aan het Kruis en zo er voor te kiezen om Uw wil te doen, Vader, liet Jezus het Koninkrijk komen. Op dezelfde manier, willen wij ook ons leven aan U toeweiden en, als het nodig is, zelfs geven voor U.

    Geef ons vandaag het eten dat wij nodig hebben: U voorziet het, o Heer, wij hoeven ons geen zorgen te maken over het voedsel dat we morgen zullen eten, noch moeten we snode plannen smeden om toch maar voor elkaar te krijgen dat we genoeg te eten zullen hebben. Neen! Als christenen ligt ons vertrouwen in de Heer! U geeft ons vandaag het eten dat wij nodig hebben. En het eten dat wij nodig hebben, is niet alleen ons dagelijks brood, maar ook het Brood des Levens.

    Vergeef ons onze zonden, zoals wij anderen hun zonden vergeven: in dat vertrouwen dat wij in U stellen, dat U het Brood bent dat eeuwig leven geeft, help ons om vergevingsgezind te zijn.

    Laat ons niet in verleiding komen, maar verlos ons van de kwade machten: help ons om ons vertrouwen in U te behouden, Heer, en om niet op onze eigen krachten te vertrouwen en verlos ons ook van satan, de misleider, en van wie dan ook die ons, ondanks onze vergevingsgezindheid, toch nog steeds kwaad wilt berokkenen.

    Want het Koninkrijk is van U en alle kracht en glorie tot in de eeuwigheid. Amen.: Op U stellen wij ons vertrouwen en wij willen een onderdeel uitmaken van Uw Koninkrijk, hier al op deze aarde wanneer wij Uw wil volbrengen door, onder andere, het avondmaal, ingesteld door onze Heer Jezus Christus, samen te vieren, maar ook later in de toekomst wanneer uw Koninkrijk zich ten volle zal manifesteren en openbaren op deze aarde.

    Naar dit Koninkrijk kijken wij reikhalzend uit en vanuit het feit dat we willen leven zoals het Onze Vader ons voorschrijft, gaan we vandaag, samen, al biddend naar het Avondmaal.



    [1] De tekst van het Onze Vader naar het evangelie volgens Mattheüs is genomen uit Het Boek, Copyright © 1988 International Bible Society.


    25-07-2021
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Het Avondmaal: Verbond in Gemeenschap
    Het avondmaal:

    Op verzoek van onze seniorvoorganger, ga ik het vandaag hebben over het avondmaal. Hij vond dat het goed zou zijn als ik daar eens een preek aan zou wijden.

    In mijn vorige overdenking over het avondmaal had ik het over het tegengif waardoor we weer in gemeenschap met de Heer Jezus kunnen treden. Ik besloot dat hij dit onder andere deed door met  ons het Brood te breken, door ons Zijn Bloed te geven, door met ons maaltijd te houden. Vandaag zou ik verder willen spreken over wat dit verbond en deze gemeenschap juist inhoudt. Straks wil ik ook nog kort bespreken hoe de doop betrekking heeft tot het verbond en de geloofsgemeenschap, wat belangrijk is voor onze doopkandidaten. Maar eerst ga ik bespreken wat het verbond en de gemeenschap juist inhouden in verband met het heilig avondmaal, wat belangrijk is voor de gedoopte christenen.

    Verbond - Wat is een verbond?

    Een verbond is een overeenkomst tussen twee partijen waarbij er trouw aan elkaar wordt gezworen en er op elkaar wordt vertrouwd. Zo hebben mijn vrouw en ik elkaar trouw beloofd tot de dood ons scheidt. Dit is een huwelijksverbond. Een verbond bindt je voor het leven: "Aan de gehuwden beveel niet ik, maar de Heer, dat de vrouw zich niet mag scheiden van den man; en zo ze toch gescheiden is, dat ze dan ongehuwd moet blijven, of zich met den man moet verzoenen; ook dat de man de vrouw niet mag verstoten. (…) Een vrouw is gebonden, zolang haar man leeft. Maar wanneer de man is ontslapen, dan is ze vrij te trouwen met wien ze wil, mits in den Heer" (1 Korintiers 7:10-11,39). "Of weet gij niet broeders, - ik spreek immers tot mensen, die wetgeving verstaan, - dat de wet gezag heeft over den mens, zolang deze leeft? De gehuwde vrouw is door de wet aan haar man gebonden, zolang hij leeft; maar is de man gestorven, dan is ze vrij van de huwelijkswet [of: "de wet die haar aan de man bond"[1]]. Wanneer ze dus bij het leven van haar man zich geeft aan een anderen man, dan wordt ze echtbreekster [Grieks: overspeelster] genoemd; maar is haar man gestorven, dan is ze vrij van de wet, en is ze geen echtbreekster [Grieks: overspeelster], als ze zich met een anderen man verbindt" (Romeinen 7:1-3). Een verbond geldt dus voor het leven.* Je kan bijvoorbeeld ook trouw zweren voor het leven aan een koning, een familie, enzovoort. Zo had het Romeinse Rijk bijvoorbeeld de gewoonte om de koninkrijken die vriendschap met hen sloten, te beschermen van vijandelijke aanvallen en ook bescherming van hen te verwachten. Zo ontstaat er een gemeenschap van trouw aan en vertrouwen in elkaar.

    In Matteus 26:26-28 staat het volgende: "Terwijl zij nu aten, nam Jesus het brood, zegende het, brak het, gaf het zijn leerlingen en sprak: Neemt en eet, dit is mijn lichaam. Daarna nam Hij de kelk, sprak een dankgebed uit, gaf hun de kelk, en zeide: Drinkt allen hieruit; want dit is mijn bloed van het Nieuwe Verbond, dat wordt vergoten voor velen tot vergiffenis der zonden."

    Dit is verbondstaal. Jezus verwees toen naar de toekomst. Hij maakt een verbond met Zijn volgelingen. Hij voorspelt en belooft dat Hij zijn lichaam zal geven en dat Hij zijn bloed zal geven tot vergiffenis der zonden.

    Hij doet hier zelfs nog een schep bovenop. Hij koppelt er nog een belofte aan vast:

    "En Ik zeg u: Van nu af aan zal Ik deze vrucht van de wijnstok niet meer drinken, tot op de dag, waarop Ik ze hernieuwd met u zal drinken in het rijk van mijn Vader" (Matteus 26:29).

    Hij zegt: totdat ik jullie in het koninkrijk van God heb gekregen, zal Ik geen brood en wijn meer tot mij nemen.

    Ook in het Evangelie van Lukas komt dit duidelijk naar voren:

    "Op de vastgestelde tijd ging Hij aanliggen aan tafel, en de twaalf apostelen met Hem. En Hij sprak tot hen: Vurig heb Ik verlangd, eer Ik ga lijden, dit paasmaal met u te eten. Want Ik zeg u, dat Ik het niet meer zal eten, vóór het zijn vervulling bereikt in het koninkrijk Gods. Toen nam Hij een kelk, sprak het dankgebed uit, en zeide: Neemt en verdeelt onder elkander. Want Ik zeg u: Van nu af aan zal Ik de vrucht van de wijnstok niet meer drinken, totdat het koninkrijk Gods is gekomen. Toen nam Hij brood, sprak een dankgebed uit, brak het, gaf het hun, en sprak: Dit is mijn lichaam, dat voor u wordt overgeleverd; doet dit tot mijne gedachtenis. Zo ook de kelk, na het avondmaal; en Hij sprak: Deze kelk is het Nieuwe Verbond in mijn bloed, dat voor u wordt vergoten" (Lukas 22:14-20).

    Met andere woorden: Jezus stelt hier een verbond met een belofte in. Hij heeft de toegang tot het Koninkrijk verleend door zijn kruisdood en opstanding, door het geven van Zijn lichaam en bloed. Zo werdt hij "den groten Herder der schapen door [Lett. 'in', d.i. in de kracht van[2]] het bloed van een eeuwig verbond" (Hebreeën 13:20b). Dit geldt voor iedereen die deel uitmaakt van dit verbond.

    Een verbond gaat altijd om twee kanten. Jezus heeft Zijn lichaam en Zijn bloed al gegeven. Hij heeft Zijn trouw al betoond. Geven wij ook aan Hem ons lichaam en ons bloed, kortom ons leven, zelfs tot de dood toe? Betonen we Hem onze trouw?

    Voor diegenen die trouw in dit verbond blijven, tot op het einde, geldt:

    "Gij zijt Mij trouw gebleven bij mijn beproevingen. Daarom verleen Ik u het koninkrijk, zoals mijn Vader het Mij heeft verleend: dat gij in mijn koninkrijk aan tafel moogt eten en drinken, en op tronen moogt zetelen, om de twaalf stammen van Israël te oordelen" (Lukas 22:28-30).

    Maar wee diegene die uit dit verbond zal stappen door verraad:

    "Zie, de hand van hem, die Mij verraadt, is met Mij op de tafel. De Mensenzoon gaat wel heen, zoals het is vastgesteld; maar wee dien mens, door wien Hij wordt verraden" (Lukas 22:21-22).

    Sommigen braken dit verbond en gingen uit de gemeenschap, zoals bijvoorbeeld (tijdelijk) Petrus: "Ik zeg u, Petrus, de haan zal heden niet kraaien, voordat ge driemaal geloochend hebt, Mij te kennen." (Lukas 22:34) en Judas (permanent): "Zie, de hand van hem, die Mij verraadt, is met Mij op de tafel. De Mensenzoon gaat wel heen, zoals het is vastgesteld; maar wee dien mens, door wien Hij wordt verraden" (Lukas 22:21-22). Het gaat dus om voor Jezus uit te komen, Hem niet te verloochenen, en een heilig leven te leven overeenkomstig dit verbond, overeenkomstig de wil van de Vader, Zoon en Heilige Geest.

     

    Nog een woord over deze verbondsgemeenschap: we hebben daarnet besproken wat een verbond inhoudt. Laten we nu luisteren naar wat er wordt bedoeld met

    Gemeenschap:

    De vroege Kerk had gemeenschap rond dit verbond ingesteld door Jezus, rond dit herdenken van het feit dat Jezus Zijn lichaam en Zijn bloed al gegeven had om dit verbond in te stellen met de mensen die in Hem geloven. Ook had dit het uitkijken naar en leven in het Koninkrijk Gods als doel. De volgelingen van Jezus braken samen het brood en dronken samen de wijn. Door dit verbond ontstond er een diepere gemeenschap van trouw aan en vertrouwen in elkaar:

    "Is de kelk der zegening, die wij zegenen, geen deelgenootschap aan het Bloed van Christus; is het brood, dat wij breken, geen deelgenootschap aan het Lichaam van Christus? Omdat het één Brood is, daarom zijn wij, hoe talrijk ook, één lichaam; want allen hebben wij deel aan het éne Brood" (1 Korintiers 10:16-17).

    Het is een verbond waardoor de ware christenen één lichaam met elkaar vormen. Door het huwelijksverbond met mijn vrouw, vormde ik niet alleen een verbond met haar, hierbij werd ik ook automatisch een deel van haar familie. Dit is een familieverbond. Op dezelfde manier staan de ware christenen niet enkel in een verbond met Christus. Ze staan ook automatisch in een verbond met elkaar. Dit verbond behoren we dus samen in gemeenschap te vieren:

    "Verwaarloost het gemeenschapsleven niet, zoals sommigen plegen te doen; maar vermaant elkander, te meer, daar gij de Dag ziet naderen" (Hebreeën 10:25).

    Dit gemeenschaps-en-verbondsleven is wat de eerste christenen daadwerkelijk leefden:

    "En zij, die zijn woord aanvaardden, ontvingen het doopsel; die dag traden er ongeveer drie duizend mensen toe. Ze bleven volharden in de leer der apostelen en de onderlinge gemeenschap, in het breken des broods en in het gebed. Allen leefden in vrees [dit wil zeggen: ontzag voor God]. De apostelen verrichtten vele wonderen en tekenen. En al de gelovigen waren ten nauwste vereend, en bezaten alles in gemeenschap. Ze verkochten have en goed, en verdeelden het onder elkander, naar ieders behoefte. Iedere dag bezochten ze eendrachtig de tempel, en thuis braken ze het brood [weeral: ze kwamen samen én ze vierden dit verbond door het Brood; het Lichaam van Jezus]. Ze genoten hun voedsel in opgeruimdheid [= verheuging] en eenvoud van hart. Ze loofden God, en stonden in gunst bij heel het volk. En de Heer bracht iedere dag meer geredden bijeen" (Handelingen 2:41-47).

    De nadruk moet dus liggen op het verbond dat we met Christus én met elkaar hebben en altijd samen vieren alsook op dit vieren gedurende het heilig avondmaal in brood (symbool van het Lichaam van Jezus) en wijn (symbool van het Bloed van Christus) vergoten voor ons ter afwassing van onze zonden. Van daaruit leven in liefde en gemeenschap met elkaar is een essentieel onderdeel van het christelijke geloof. Blijf dit altijd toepassen!

    Hoe toetreden tot deze gemeenschap van heiligen / dit verbond met Jahweh?

    Door de doop:

    We treden toe tot dit verbond door de doop. In de vroege Kerk was er niet zo iets als een niet-gedoopte christen.[3] Doop en bekering waren – in de regel – intrinsiek met elkaar verbonden: "Bekeert u allen, en laat u dopen in de naam van Jesus Christus [= kom onder gezag van Christus (dit is verbondstaal)], tot vergiffenis uwer zonden; dan zult gij de gave ontvangen van den Heiligen Geest. Want voor u is de belofte; ook voor uw kinderen, en voor allen, die de Heer onze God zich zal roepen. Met nog veel andere woorden legde hij getuigenis af; ook vermaande hij hen en sprak: Redt u toch uit dit bedorven geslacht. En zij, die zijn woord aanvaardden, ontvingen het doopsel; die dag traden er ongeveer drie duizend mensen toe [= verbondstaal; ze traden toe tot dit verbond en de gemeenschap]. Ze bleven volharden in de leer der apostelen en de onderlinge gemeenschap [= door de doop waren ze deelgeworden van de gemeenschap en hieraan bleven ze trouw], in het breken des broods [= hierna namen ze deel aan het avondmaal] en in het gebed" (Handelingen 2:38-42). In de vroege Kerk was er niet zo iets als een niet-gedoopte christen.[4] Je bekeerde je van je zondige leven, je stelde je vertrouwen in Christus als Heer en Verlosser en je maakte duidelijk dat Hij vanaf nu jouw Heer is. Dit deed je door je te laten dopen in Christus tot een nieuw leven in gemeenschap met Hem; dood voor de zonde, levend voor God door het verbond met Jezus Christus, dat je publiekelijk bekendmaakt: "Of weet gij niet, dat wij allen, die gedoopt zijn tot de gemeenschap met Christus Jesus, dat we gedoopt zijn tot de gemeenschap met zijn Dood? In die gemeenschap met zijn Dood zijn we dus begraven met Hem door het Doopsel, opdat ook wij een nieuwe leven zouden leiden, zoals Christus door de glorie van den Vader uit de doden is opgewekt. Want wanneer wij met Hem zijn saamgegroeid door het beeld van zijn Dood, dan zullen we het ook wezen door dat van zijn Verrijzenis. Dit weten we: onze oude mens is gekruisigd met Hem, opdat het zondige lichaam ten onder zou worden gebracht, en wij niet langer slaven der zonde zouden zijn; want wie dood is, is vrijgemaakt van de zonde. – Welnu, zijn we met Christus gestorven, dan geloven we ook, dat we met Hem zullen leven. We weten, dat Christus, opgewekt uit de doden, niet meer sterft, en dat de dood geen macht meer over Hem heeft; want zijn sterven was een sterven voor de zonde ééns en voor al, maar zijn leven is een leven voor God. – Zo ook moet gij u beschouwen als dood voor de zonde, maar als levend voor God in Christus Jezus" (Romeinen 6:3-11). Zoals Petrus het al had samengevat: "Bekeert u allen, en laat u dopen in de naam van Jesus Christus, tot vergiffenis uwer zonden" (Handelingen 2:38). Of zoals hij het op nog een andere plaats stelde: "Immers ook Christus is éénmaal voor de zonden gestorven – een Rechtvaardige voor ongerechten – om u te brengen tot God. Maar ter dood gebracht naar het vlees, is Hij ten leven gewekt naar den Geest. (…) Als voorafgebeeld Doopsel redt thans dit water ook u; niet als een afwassing van de onreinheid naar het vlees, maar als een bede tot God om een goed geweten [= een nieuw begin in een nieuw verbond], door de opstanding van Jesus Christus. Hij is opgestegen ten hemel, en is gezeten aan de rechterhand Gods, terwijl engelen en machten en krachten aan Hem zijn onderworpen" (1 Petrus 3:18,21-22). Met andere woorden, het gaat niet om het water dat je lichaam wast (uiterlijk), het gaat om het willen sterven aan je zondig leven en je volledig te onderwerpen aan Christus. Door de waterdoop maken we een beslissing dat we werkelijk in onderwerping aan Jezus als Heer willen leven. We sterven dan aan onze egoïstische wil en laten Hem vanaf dan Heer zijn van ons leven. Sinds enkele maanden zijn er al enkele mensen naar mij toegekomen die zich hier willen laten dopen in onze gemeente. Zijn er misschien nog mensen die deze beslissing willen nemen? De keuze is aan iedereen. Als je dat wilt, spreek me na de dienst zeker aan!

    Het algemene patroon dat we zien vanuit de Bijbel is dat er eerst bekering is van alle zonden: "Bekeert u allen", dan het zich laten dopen: "en laat u dopen in de naam van Jesus Christus", dan het vergeven worden van je zonden: "tot vergiffenis uwer zonden" en dan het ontvangen van de Heilige Geest: "dan zult gij de gave ontvangen van den Heiligen Geest" (Handelingen 2:38). Zo wordt je lid van de gemeenschap der heiligen: "En zij, die zijn woord aanvaardden, ontvingen het doopsel; die dag traden er ongeveer drieduizend mensen toe" (Handelingen 2:41). Dan wordt het avondmaal pas binnen deze gemeenschap gedeeld: "Ze bleven volharden in de leer der apostelen en de onderlinge gemeenschap, in het breken des broods en in het gebed" (Handelingen 2:42).

    Samenvatting:

    Dus om kort samen te vatten wat we vandaag besproken hebben: we maken een verbond door bekering en door dan deze bekering uit te drukken in de waterdoop. Dan ontvangen we de Heilige Geest en treden we toe tot de gemeenschap van ware christenen. Deze gemeenschap onderhouden we door altijd weer samen te komen en door het verbond dat Jezus met ons gemaakt heeft, met Hem en met elkaar te vieren. Laten we mensen uitnodigen tot dit verbond, tot deze gemeenschap door bekering en de waterdoop en laten we dit verbond wekelijks samen vieren en direct hierna, na het slotlied en de zegen, overgaan tot de agapé; het liefdemaal. Amen!



    Deze preek werd oorspronkelijk gepreekt op 25 juli 2021. Ze werd op 29 oktober en op 5 november 2023 in twee delen gepreekt in de Evangelische kerk van Balen, voorafgegaan door "Gods Gezette Tijden en hun Vervullingen in Christus - deel 2" ter afsluiting van het vorige thema. Deel 2 begon vanaf "Hoe toetreden tot deze gemeenschap van heiligen / dit verbond met Jahweh?" maar werd op dezelfde dag voorafgegaan door "Bloedverbond", dit als respectievelijk tweede en derde onderdeel van een algemene catechesatie over doop en avondmaal voor de gehele geloofsgemeenschap ter voorbereiding op een doop. Deze catechesatie bestond dus in totaal uit vier onderdelen: 1. Het Avondmaal: Verbond in Gemeenschap 2. Bloedverbond 3. Hoe toetreden tot dit Verbond? De laatste catechesatie was de dooppreek: "De Doop: van Dood in een slechte Wereld onder Demonen of valse Goden naar Levend in Christus." Ik heb besloten de preek hier in haar oorspronkelijke totaliteit te laten staan.

    Behalve indien anders aangegeven zijn de bijbelteksten genomen uit de Petrus Canisius vertaling (Brussel: het Spectrum, 1948).

    [1] TELOS-vertaling (Rhenen: Grace Publishing House, 2018).

    [2] TELOS-vertaling.

    [3] Frederick Fyvie Bruce, Commentary on the Book of the Acts (1954; repr. London: Marshall, Morgan & Scott, 1970), 77.

    [4] Bruce, Commentary on the Book of the Acts, 77.


    Categorie:Preken
    18-07-2021
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Het Tegengif – Een Overdenking bij het Avondmaal
    [Deze overdenking bij het avondmaal kunt u hier bekijken.]

    Deze week was ik de Bijbel aan het lezen en viel me er een patroon op.

    In het simpel gezegd: wanneer we zondigen, krijgen we kennis van wat goed is, in vergelijking met onze zonde, en vooral van wat kwaad is, vanwege het ervaren van die zonde. Dit zei satan, de sluwe slang, in een halve leugen: ´‘Jullie zullen helemaal niet sterven,[ÿ zei de slang.] Integendeel, God weet dat jullie de ogen zullen opengaan zodra je daarvan eet, dat jullie dan als goden zullen zijn en kennis zullen hebben van goed en kwaadÿ (Genesis 3:4-5[1]).

    Onze ogen gaan dan inderdaad open voor de zonde maar dicht voor het ervaren van God: ´Toen gingen hun beiden de ogen open en merkten ze dat ze naakt waren. (…) Toen de mens en zijn vrouw God, de HEER, in de koelte van de avondwind door de tuin hoorden wandelen, verborgen zij zich voor hem tussen de bomen¡ (Genesis 3:7a,8). Geestelijk gezien waren ze aan het sterven, ze raakten de gemeenschap met God kwijt, zoals Hij had gezegd: ´Van alle bomen in de tuin mag je eten, maar niet van de boom van de kennis van goed en kwaad; wanneer je daarvan eet, zul je onherroepelijk sterven¡ (Genesis 2:16b-17). ´Toen dacht God, de HEER: Nu is de mens aan ons gelijk geworden, nu heeft hij kennis van goed en kwaad. Nu wil ik voorkomen dat hij ook vruchten van de levensboom plukt, want als hij die zou eten, zou hij eeuwig leven. Daarom stuurde hij de mens weg uit de tuin van Eden om de aarde te gaan bewerken, waaruit hij was genomen. En nadat hij hem had weggejaagd, plaatste hij ten oosten van de tuin van Eden de cherubs en het heen en weer flitsende, vlammende zwaard. Zij moesten de weg naar de levensboom bewaken¡ (Genesis 3:22-24).

    Het tegengif is iets wat de katholieken meer inzien en waar wij Protestanten blind voor geworden zijn.

    De oplossing voor onze zonden is: ´En hij [Jezus] nam een beker, sprak het dankgebed uit en gaf hun de beker met de woorden: ‘Drink allen hieruit, dit is mijn bloed, het bloed van het verbond, dat voor velen wordt vergoten tot vergeving van zonden¡ (Matteüs 26:27-28). Onze ogen zullen, wanneer we van het Bloed van Jezus drinken, weer gesloten worden voor de kennis van kwaad.

    Ze zullen weer geopend worden om God te ervaren, om gemeenschap met God te hebben: ´Wie mijn [Jezusÿ] lichaam eet en mijn [Jezusÿ] bloed drinkt, heeft eeuwig leven en hem zal ik op de laatste dag uit de dood opwekken. Mijn lichaam is het ware voedsel en mijn bloed is de ware drank. Wie mijn lichaam eet en mijn bloed drinkt, blijft in mij en ik blijf in hem¡ (Johannes 6:54-56). En, misschien nog een duidelijkere passage: ´Toen hij met hen aan tafel aanlag, nam hij het brood, sprak het zegengebed uit, brak het en gaf het hun. Nu werden hun ogen geopend en herkenden ze hem. Maar hij werd onttrokken aan hun blik. (…) De twee leerlingen vertelden wat er onderweg gebeurd was en hoe hij zich aan hen kenbaar had gemaakt door het breken van het brood. Terwijl ze nog aan het vertellen waren, kwam Jezus zelf in hun midden staan en zei: ‘Vrede zij met jullieÿ¡ (Lucas 24:30-31,35-36).

    Laten we in die vrede met Hem, in die gemeenschap met Hem, in dat verbond met Hem stappen door ons van onze zonden te bekeren en ze laten afwassen door Zijn Bloed tot ons te nemen en door Jezus te ontmoeten in het Brood. Laten we de zonden afleggen en in Hem ons vertrouwen stellen door Zijn vergoten bloed: ´In hem zijn wij door zijn bloed verlost en zijn onze zonden vergeven¡ (Efeziërs 1:7a).

    [2] De bijbeltekst in deze uitgave is ontleend aan De Nieuwe Bijbelvertaling, © Nederlands Bijbelgenootschap 2004/2007.


    27-06-2021
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Galaten hoofdstuk 3: De Kar vóór het Paard – de Juiste Volgorde van het Evangelie

    Voordienst 1: Galaten 3:24-29.

    Galaten 3:1-9[1]: "O onverstandige Galaten, wie heeft u betoverd, u wie Jezus Christus als gekruisigd voor ogen werd geschilderd? Dit alleen wil ik van u vernemen: hebt u de Geest ontvangen op grond van werken van de wet of op grond van de prediking van het geloof? Bent u zó onverstandig? U bent in de Geest begonnen, wilt u nu in het vlees volmaakt worden? Hebt u tevergeefs zoveel geleden? Als het tenminste ook tevergeefs was! Hij dan die u de Geest verleent en krachten onder u werkt, doet Hij dat op grond van werken van de wet of op grond van de prediking van het geloof? Zoals Abraham God geloofde en het werd hem tot gerechtigheid gerekend. Erkent dan, dat zij die op grond van geloof zijn, zonen van Abraham zijn. De Schrift nu, die voorzag dat God de volken op grond van geloof zou rechtvaardigen, verkondigde tevoren aan Abraham de blijde boodschap: 'In u zullen alle volken gezegend worden'. Zij die op grond van geloof zijn, worden dus met de gelovige Abraham gezegend."

    Paulus zegt op de meest eenvoudige manier tegen de Galaten dat ze de kar niet voor het paard mogen spannen. Met andere woorden: eerst moeten ze hun vertrouwen in Christus en de genade van God stellen en dan pas mogen ze Hem welbevallige werken aanbieden. Hetzelfde zegt Paulus in zijn brief aan de Romeinen: "Wat zullen wij dan zeggen dat Abraham, onze voorvader naar het vlees gevonden heeft? Want als Abraham op grond van werken gerechtvaardigd is, dan heeft hij roem, maar niet bij God. Want wat zegt de Schrift? 'En Abraham geloofde God en het werd hem tot gerechtigheid gerekend'. Hem nu die werkt, wordt het loon niet toegerekend uit genade, maar als verschuldigd. Maar hem die niet werkt, maar gelooft in Hem die de goddeloze rechtvaardigt, wordt zijn geloof gerekend tot gerechtigheid; zoals ook David de mens gelukkig noemt wie God gerechtigheid toerekent, zonder werken: 'Gelukkig zij van wie de wetteloosheden vergeven en van wie de zonden bedekt zijn. Gelukkig de man van wie de Heer de zonde geenszins toerekent'." (Romeinen 4:1-8). Dus ja, we beginnen vanuit geloof (of vertrouwen) en genade alleen en dan komen pas onze werken aan bod. Paulus gebruikt hier in Galaten hoofdstuk drie ècht kleutertaal om dit duidelijk te maken: het vlees bewerkt niets, de Geest wel (vers 3), de Vader verleent de Geest op grond van het vertrouwen dat we in Hem stellen, niet op grond van onze werken (vers 5), vanuit hetzelfde verbondsvertrouwen als Abraham (vers 9). Hij probeert het dus voor de Galaten echt op de meest eenvoudige wijze duidelijk te maken, alsof hij tegen kleuters spreekt. Op onze eigen werken, zonder genade, kunnen we niet steunen. We behoren te beginnen vanuit de Geest van God; vanuit de genade van God. God maakte namelijk eerst een verbond met Abraham waar Abraham niets voor moest doen, alleen maar vertrouwen, alleen maar het verbond accepteren. Daarna werd hij pas gerechtvaardigd door de werken. Dat hij eerst alleen maar op God moest vertrouwen en op het feit dat God een relatie; een verbond met hem kon teweegbrengen, wordt duidelijk aan de hand van de volgende twee verhalen uit het Oude Testament die als voorbeeld voor ons gelden: 1) het eerste verhaal loopt van Genesis hoofdstuk 15 verzen 1 tot 6: "Na deze gebeurtenissen klonk het woord van de HEER in een visioen tot Abram: 'Vrees niet, Abram, Ik zal uw schild zijn. Uw loon zal zeer groot zijn!' Toen zei Abram: 'Heer GOD, wat heb ik aan uw gaven? Want ik blijf maar kinderloos en de Damascener Eliёzer zal de bezitter van mijn huis worden.' Abram zei: 'U hebt mij geen nakomelingen geschonken, en een ondergeschikte zal mijn erfgenaam zijn.' Toen werd het woord van de HEER tot hem gericht: 'Niet hij wordt uw erfgenaam; uw erfgenaam zal iemand zijn die u zult verwekken.' Hij leidde hem naar buiten en zei: 'Kijk naar de hemel en tel de sterren, als u kunt.' En Hij verzekerde hem: 'Zo talrijk zal uw nageslacht zijn.' Abram heeft de HEER geloofd en dat geloof is hem aangerekend als gerechtigheid". Abraham heeft de Heer dus vertrouwd en daardoor, niet door de werken, werd hij allereerst gerechtvaardigd door God. 2) Het tweede verhaal bevindt zich direct hierachter in Genesis 15:7-21: "Toen zei Hij tegen hem: 'Ik ben de HEER, die u uit Ur in Kasdim, leidde om u dit land in bezit te geven.' Abram vroeg: 'Ach Heer GOD, hoe kan ik weten dat ik het inderdaad zal krijgen?' Hij zei tegen hem: 'Haal een driejarige koe, een driejarige bok, een driejarige ram, een tortel en een jonge duif.' Hij haalde dit alles, sneed de dieren doormidden en legde de stukken tegenover elkaar; alleen de vogels sneed hij niet door. Er kwamen roofvogels op de dode dieren af, maar Abram joeg ze weg. Bij zonsondergang viel Abram in een diepe slaap; hevige angst en duisternis overvielen hem. EN de HEER zei tegen Abram: 'U moet goed weten dat uw nakomelingen als vreemden zullen wonen in een land dat niet van hen is. Zij zullen hen als slaven dienen en men zal hen onderdrukken, vierhonderd jaar lang. Maar het volk dat zij moeten dienen zal Ik vonnissen, en daarna zullen zij wegtrekken met rijke bezittingen. U zult zelf in vrede tot uw vaderen gaan; pas in gezegende ouderdom zult u begraven worden. De vierde generatie zal hier terugkeren, want dan is de maat van de schuld van de Amorieten pas vol.' Toen de zon was ondergegaan en het helemaal donker was geworden, zag Abram een rokende oven en een vurige fakkel, die tussen de doormidden gesneden stukken door gingen. Op die dag sloot de HEER een verbond met Abram. Hij zei: 'Aan uw nakomelingen schenk Ik dit land, vanaf de beek van Egypte tot aan de Grote Rivier, de Eufraat, het gebied van de Kenieten, Kenizzieten, Kadmonieten, Hethieten, Perizzieten, Refaïeten, Amorieten, Kanaänieten, Girgasieten en Jebusieten'". God liet Abraham dus eerst een verbond met Hem aangaan en leerde hem op Hem te vertrouwen. Dat hij daarna pas werd gerechtvaardigd door de werken, die duidelijk óók noodzakelijk zijn, iets waar vele Protestanten graag blind voor zijn, wordt duidelijk uit de brief van Jakobus: "Maar wilt u weten, nietig mens, dat het geloof zonder de werken dood is? Is onze vader Abraham niet op grond van werken gerechtvaardigd, toen hij zijn zoon Izaäk op het altaar geofferd had? U ziet dat het geloof samenwerkte met zijn werken en het geloofuit de werkenvolmaakt werd. En de Schrift werd vervuld die zegt: 'En Abraham geloofde God en het werd hem tot gerechtigheid gerekend', en hij werd een vriend van God genoemd. U ziet dat een mens op grond van werken gerechtvaardigd wordt en niet alleen op grond van geloof. (…) Want zoals het lichaam zonder geest dood is, zo is ook het geloof zonder werken dood" (Jakobus 2:20-24,26). Met andere woorden, een vertrouwen waaruit geen goede werken voortvloeien is een dood vertrouwen. Het is met andere woorden een onbestaand vertrouwen. Het is helemaal geen vertrouwen. Als je niet doet wat Jezus zegt, vertrouw je Hem niet. Als je doet wat Jezus vraagt, vertrouw je Hem. Als je niet doet wat Jezus zegt, kan je nog met zovele woorden zeggen dat je Hem vertrouwt en liefhebt, maar in werkelijkheid is dit niet zo. Met andere woorden: het is lege, hypocriete praat en je hebt een dood, leeg, nutteloos en waardeloos geloof, je vertrouwt niet op Jezus, en Jezus is niet jouw vriend, wat je je ook inbeeldt. Als je doet wat Jezus zegt, toont dit aan en bewijst dit dat je Hem werkelijk vertrouwt en rechtvaardigt dit je. Natuurlijk moet je Hem eerst vertrouwen om daarna te doen wat Hij van je vraagt. Dàt is de volgorde en ook het punt dat Paulus wil benadrukken in Galaten hoofdstuk 3.

     

    Vanaag hebben we geleerd wat geloof en werken met elkaar te maken hebben en wat hierin de juiste volgorde is. Volgende keer gaan we leren wat Verbond en Wet met elkaar te maken hebben. Laten we alvast toepassen wat we vandaag geleerd hebben.

     

    Voordienst 2: Galaten 3:1-9.

    Ik zie dat er veel bezoekers zijn. Bedankt voor uw opkomst. Laten we eerst de vorige preek even samenvattend herhalen en tevens een brug vormen naar deze preek: [de eerste samenvatting is hier weggelaten, het vervolg wat tevens de brug naar deze preek vormt, kan u hier lezen:]

    Galaten hoofdstuk 3 vers 10: "Want allen die op grond van werken van de wet zijn, zijn onder de vloek; want er staat geschreven: 'Vervloekt is ieder die niet volhardt in alles wat geschreven staat in het boek van de wet, om dat te doen'". Onder de Wet moesten we dus, met andere woorden, alles perfect doen om te leven. Anders stonden we buiten het leven dus onder de vloek. Een hedendaags voorbeeld: stel dat ik me altijd keurig aan de verkeersregels hou, maar één keer rijd ik te snel, dan zal ik toch een boete moeten betalen. De wet kijkt niet naar wat je goed hebt gedaan, het kijkt slechts naar wat je verkeerd hebt gedaan. Denk ook aan het voorbeeld van Mozes: Mozes werd boos en sloeg eenmaal op de rots. Daarom mocht hij het beloofde land niet binnengaan. Als je de kar voor het paard spant, kàn je niet gezegend worden door God. God gaat jou, zondaar, niet binnenlaten omdat je goed je best doet terwijl je eigenlijk niets met Hem wilt te maken hebben en al zeker niet op Hem wilt vertrouwen. Dat is toch logisch? Je moet dus nog steeds een verbond met Hem aangaan; vriendschap met Hem sluiten: "Want uit genade bent u behouden, door het geloof (door jouw geloof / door jouw vertrouwen); en dat (jouw behoudenis; jouw intrede in het verbond is) niet uit u, het is de gave van God; niet op grond van werken, opdat niemand roemt ["roeme" in de NBG51]" (Efeze 2:8-9) en hierna mag je werken: "Want wij zijn zijn maaksel, geschapen in Christus Jezus tot goede werken, die God tevoren heeft bereid, opdat wij daarin zouden wandelen" (Efeze 2:10).

     

    Gal 3:11: "En dat door de wet niemand voor God gerechtvaardigd wordt, is duidelijk, want 'de rechtvaardige zal op grond van geloof leven'." Zelfs Paulus niet. Zelfs Paulus werd niet door de wet voor God gerechtvaardigd. In zijn brief aan de Filippenzen zei hij nochtans van zichzelf dat hij rechtvaardig was voor de wet; dat hij de gerechtigheid die in de wet is, bereikt had: "wat de gerechtigheid betreft die in de wet is, onberispelijk" (Filippenzen 3:6b). Maar zelfs deze man van dit kaliber beseft dat hij gerechtvaardigd moet worden door het geloof, door in het verbondsvertrouwen met Christus te stappen: "Maar wat winst voor mij was, heb ik om Christusÿ wil schade geacht. Jazeker, ik acht ook alles schade te zijn om de uitnemendheid van de kennis van Christus Jezus, mijn Heer, om Wie ik de schade van alles heb geleden en het als vuilnis acht, opdat ik Christus mag winnen en in Hem bevonden word, niet in het bezit van mijn gerechtigheid die uit de wet is, maar van die welke door het geloof in Christus is, de gerechtigheid die uit God is, gegrond op het geloof" (Filippenzen 3:7-9). Dus ik bouw verder op het verbond met Christus, niet op mijn werken onder de wet.

    Hetzelfde herhaalt Paulus in Galaten: "Maar de wet is niet op grond van geloof, maar 'hij die deze dingen gedaan zal hebben, zal door [of: in (in de kracht van)] die dingen leven'. Christus heeft ons vrijgekocht van de vloek van de wet door voor ons een vloek te worden (want er staat geschreven: 'Vervloekt is ieder die aan een hout hangt'), opdat de zegen van Abraham in Christus Jezus [dus hetzelfde verbond door het geloof] tot de volken zou komen, opdat wij de belofte van de Geest zouden ontvangen door geloof [dus niet door de wet maar door verbondsvertrouwen]" (Galaten 3:12-14). Ik heb u al verteld dat we onder de Wet alles perfect moesten doen om te leven. Anders stonden we buiten het leven dus onder de vloek. Bij iedereen is wel een duidelijke fout te vinden: "Want wie de hele wet houdt, maar in één gebod struikelt, is schuldig geworden aan alle. Want Hij die gezegd heeft: 'U zult geen overspel plegen', heeft ook gezegd: 'U zult niet doden'. Als u nu geen overspel pleegt, maar wel doodt, dan bent u een overtreder van de wet geworden" (Jakobus 2:10-11).

    Als we nog eens kijken naar Galaten 3:12: "Maar de wet is niet op grond van geloof, maar 'hij die deze dingen gedaan zal hebben, zal door [of: in (in de kracht van)] die dingen leven'." En we vergelijken dit met Leviticus 18:1-5: "De HEER sprak tot Mozes: 'Zeg tegen de Israëlieten: Ik ben de HEER uw God. Leef niet naar de gebruiken van Egypte, waar u gewoond hebt, noch naar die van Kanaän, waar Ik u heen breng. Richt uw leven niet in volgens hun gewoonten, maar houd u aan mijn wetten en richt uw leven naar mijn voorschriften. Ik ben de HEER, uw God. Onderhoud mijn voorschriften en wetten: de mens die ze volbrengt, vindt daardoor het leven. Ik ben de HEER.'" Dan valt ons ook op dat we deze regels pas behoren te volgen nadat Jahweh onze (verbonds)God, "de HEER onze God", is geworden. Daarom is het eerste gebod bij de Joden simpelweg: "Ik ben de HERE, uw God..." (Exodus 20:2a). Op deze volgorde hamert Paulus en hij herhaalt dit keer op keer. Bijvoorbeeld: EERST komt het geloof/verbond bij Abraham, DAN pas de wet 430 jaar later: "En dit zeg ik: een verbond dat vroeger door God bekrachtigd is, [- Dat verbond met Abraham op basis van vertrouwen, dat ook voor ons geldt. -] maakt de wet die vierhonderddertig jaar later is gekomen [- De wet van Mozes die als extra kwam -], niet krachteloos om de belofte teniet te doen" (Galaten 3:17). De Wet van Mozes doet het oudere Verbond van bij Abraham dus niet teniet. Het is dus niet de Wet die rechtvaardigt, maar het Verbond met Jahweh. Eens we, door vertrouwen, in dit Verbond zijn, behoren we Jahwehs instructies te volgen. Paulus zegt ook in ons hoofdstuk in Galaten:

     

    Galaten 3:19a: "Waartoe dan de wet? Ter wille van de overtredingen werd zij er bijgevoegd, totdat het zaad zou komen waaraan de belofte was gedaan" Zo sprak hij ook in Romeinen 5:20-21: "Maar de wet is daarbij [Of 'daarnaast', d.i. als een bijzaak naast de hoofdzaak.] gekomen, opdat de overtreding zou toenemen; maar waar de zonde toenam, is de genade veel overvloediger geworden; opdat, zoals de zonde heeft geregeerd door [of ´in de kracht van¡] de dood, zo ook de genade zou regeren door gerechtigheid tot het eeuwige leven, door Jezus Christus onze Heer [onze Heer is weer die verbondstaal]". De Wet maakt dus voor ons concreter of specifieker duidelijker wat zonde is. Er voor hadden we enkel een geweten, nu hebben we ook een Bijbel en de Wet van God om meer concreet te weten wat fout is. Niet alleen maakte de Wet ons overduidelijk wat nu juist zonde is, ze hield ook de belofte van de beloofde Verlosser in. "Is dan de wet in strijd met de beloften van God? Volstrekt niet! Want als er een wet gegeven was die levend kon maken, dan zou de gerechtigheid inderdaad op grond van de wet zijn" (Galaten 3:21). Maar dat is niet zo! De Wet is dus niet in strijd met de beloften van God en de Wet van God is niet in strijd met de beloofde Messias. De beloften van God en de beloofde Messias staan in die Wet!

    Galaten 3:22: "Maar de Schrift heeft alles onder de zonde besloten, opdat de belofte op grond van geloof [verbondsvertrouwen] in Jezus Christus gegeven zou worden aan hen die geloven [aan hen die vertrouwen]". De Wet heeft zonde dus meer gepreciseerd en zo konden we bij iedereen wel een duidelijke fout vinden. Maar door ons vertrouwen op Christus te stellen, kunnen we nu TOCH gerechtvaardigd worden. "Maar voordat het geloof kwam, waren wij als gevangenen onder de wet, in verzekerde bewaring tot op het geloof dat [op het punt stond] geopenbaard [te] worden. De wet is dus onze tuchtmeester geweest tot op Christus, opdat wij op grond van geloof gerechtvaardigd zouden worden" (Galaten 3:23-24).

     

    Galaten 3:25-29: "Maar nu het geloof gekomen is, zijn wij niet meer onder een tuchtmeester; want u bent allen zonen van God door het geloof [vertrouwen] in Christus Jezus. Want u allen die tot Christus bent gedoopt, hebt Christus aangedaan. [Je komt dus in dat rechtvaardigende verbond door je vertrouwen te stellen in Christus en je in Christus te laten dopen in water. Dan ben je in Christus.] Daar is geen Jood of Griek, daar is geen slaaf of vrije, daar is geen man of vrouw; want u bent allen één in Christus Jezus. [Weet je nog dat ik onlangs hamerde op eenheid?] En als u van Christus bent, dan bent u Abrahams nageslacht en volgens belofte erfgenamen."

    Hoe passen we dit nu praktisch toe? Hoe groeien we samen verder in eenheid? Laten we hiervoor kijken naar Jakobus 2:12-13: "Spreekt zó en doet zó als zij die door de wet van de vrijheid geoordeeld zullen worden. Want het oordeel zal onbarmhartig zijn over hem die geen barmhartigheid gedaan heeft; barmhartigheid roemt tegen [of triomfeert over] oordeel". Het Verbond met Yahweh door Christus leert ons dat we niet zo streng moeten zijn als de Wet, waarbij inderdaad "het loon van de zonde de dood is" (Romeinen 6:23a) maar nu geldt voor zij die zich bekeren: "maar de genadegave van God is het eeuwige leven in Christus Jezus onze Heer" (Romeinen 6:23b). Laten wij dus hetzelfde doen: "Spreekt zo en doet zo als zij die door de wet van de vrijheid geoordeeld zullen worden. [Niet zoals de Wet oordelen maar zoals het Verbond.] Want het oordeel zal onbarmhartig zijn over hem die geen barmhartigheid gedaan heeft; barmhartigheid triomfeert over oordeel" (Jakobus 2:12-13). Dus laten we vergevingsgezind en barmhartig zijn, in plaats van verhard, niet vergevingsgezind en onbarmhartig te zijn. Geef je broeder of zuster die al zeven maal zeventig maal gevallen is maar zich weer bekeerd heeft, toch weer een nieuwe kans. Kijk naar jezelf! Ben je zelf niet meer dan vierhonderdnegentig maal gevallen? Ik alleszins wel! Vergeef! En wandel in eenheid, heiligheid en barmhartigheid! Kortom, wandel weer in de royale Wet van de naastenliefde (naar Jakobus 2:8). Amen!



    Oorspronkelijk gepreekt op 27 juni 2021. Herwerkt en opnieuw gepreekt (in twee delen) op 16 en 23 juli 2023 in Evangelische gemeente Pniël (Balen). De bovenstaande uitgeschreven tekst is de herwerkte versie.

    [1] Voor deze preek maken we uitsluitend gebruik van de TELOS-vertaling (Rhenen: Grace Publishing House, 2018) voor het Nieuwe Testament en van de Willibrordvertaling, Geheel herziene uitgave 1995 ('s-Hertogenbosch: Katholieke Bijbelstichting, 1999).


    Categorie:Preken
    16-05-2021
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Galaten hoofdstuk 2: Verdedig de Waarheid van het Evangelie

    [Deze preek kan u hier bekijken.]

    Voordienst 1: Handelingen 1:1-18.

    Galaten 2:1-10[1]: "Daarna ging ik na verloop van veertien jaar weer op naar Jeruzalem met Barnabas en nam ook Titus mee. En ik ging op grond van een openbaring op, en ik stelde hun het evangelie voor dat ik onder de volken predik, en afzonderlijk aan hen die in aanzien waren, opdat ik niet misschien tevergeefs loop of gelopen heb; (maar ook werd Titus, die bij mij was, hoewel hij een Griek was niet genoodzaakt zich te laten besnijden;) en dat vanwege de binnengeslopen valse broeders, die zich hadden binnengedrongen om onze vrijheid te bespieden die wij in Christus Jezus hebben, met het doel ons tot slavernij te brengen. Voor hen zijn wij ook geen uur geweken door ons te onderwerpen, opdat de waarheid van het evangelie bij u blijft. Maar van heb die geacht werden iets te zijn – wat zij ook ooit waren, doet er voor mij niets toe: God neemt de persoon van de mens niet aan, - want zij die in aanzien waren, hebben mij verder niets meegedeeld; integendeel echter, toen zij zagen dat aan mij het evangelie van de onbesnedenen was toevertrouwd, zoals aan Petrus dat van de besnedenen (want Hij die in Petrus werkte tot het apostelschap van de besnedenen, werkte ook in mij onder de volken), en toen zij de genade die mij gegeven is, erkenden, gaven Jakobus, Kefas en Johannes, die geacht werden steunpilaren te zijn, mij en Barnabas de rechterhand van gemeenschap, opdat wij naar de volken en zij naar de besnedenen gingen; alleen moesten wij de armen gedenken, wat ik mij daarom ook beijverd heb te doen." 

    Paulus legt hier nadruk op zijn eigen waardigheid onder het gezag van Christus. Pas na drie jaar bezocht hij Petrus en Jakobus, zoals we vorige keer al zagen in Galaten 1:18-19, en hier in hoofdstuk 2 zien we dat hij pas na 14 jaar terugging naar Jeruzalem met Barnabas en Titus (Galaten 2:1). "Dit was nadat hij al lang floreerde als een apostel zoals de feiten en zijn daden van hem getuigden" zei Theodorus van Mopsuestia[2] op wie ik deze preek baseer maar niet altijd met hem meega in elke interpretatie van elk vers. Paulus ging naar de apostelen om aan hen te rapporteren en de leer die hij aan de heidenen had verkondigd uit te leggen. Paulus ging niet uit twijfel naar de apostelen maar omdat hij hiervoor een openbaring had ontvangen. Dit alles opdat niet van hem gedacht zou worden dat hij zo maar zijn eigen weg volgt en niet in harmonie of overeenstemming is met de andere apostelen.[3] Het evangelie mag van geen kant worden verengd, want het is dezelfde God die een groep aan Petrus toevertrouwde en de andere aan Paulus.[4]

     

    Jakobus, die in vers 9 wordt vernoemd, was een van de mannen van aanzien, zoals we lazen in vers 2. Hij was het hoofd van de gemeente te Jerusalem. Samen met Petrus en Johannes besloot hij dat het evangelie van Paulus orthodox; dit wil zeggen: juist qua leer, en begenadigd was, en dat er niets aan veranderd moest worden. Dit zien we in verzen 6 tot 10. "Jakobus, Johannes en Kefas [= Petrus] waren de apostelen die het hoogst in aanzien stonden. Niet enkel veroordeelden ze de overtuigingen van Paulus niet, ze gaven zelfs hun goedkeuring aan zijn leer en ze kozen ervoor om van nu af aan in gemeenschap met Paulus en Barnabas te wandelen. Het was de bedoeling dat ze door één van mening- en door één gemeenschappelijk doel te hebben, alle mensen door [hun] geloof in Christus aan God zouden kunnen aanbieden, hoewel Paulus en Barnabas tot de heidenen zouden gaan preken maar Petrus, Jakobus en Johannes tot de besnedenen. Omdat ze niet mochten omgaan met heidenen zouden de Joden via de gezegende Petrus worden toegelaten in het geloof in Christus en de heidenen via de gezegende Paulus. Hierna zouden ze echter weer samengebracht worden door het gemeenschappelijk karakter van het geloof. Ja, ze werkten allen samen als zijnde één. Dit tonen de feiten duidelijk aan: Paulus riep zoveel mogelijk Jòden op tot het geloof, bijvoorbeeld in Korinthe in Handelingen 18 waar hij zelfs de leider van de synagoge overtuigde om in Christus te geloven. En het is duidelijk dat hij op vele plaatsen met de Joden in de synagogen discussieerde. Ook probeerde Paulus te zorgen voor de vervolgde Joodse christenen die arm waren vanwege de tirannieke vervolging der Joden. Ook Petrus ging zoveel mogelijk als hij kon naar de heidenen en minachtte dit niet. Dit gebeurde het eerste tussen Petrus en Cornelius (zie Handelingen 10). Eerst zei Petrus dat de heidenen buitengesloten zijn en toen leerde God hem dat dit fout is [zie Handelingen 10:9-19, (25-)28-29a, 34-36(-48)]."[5] Dit feit gaan we straks nog verder bespreken.

     

    Maar Petrus erkende dat Paulus begenadigd was in het feit dat hij het evangelie aan de heidenen mocht brengen. Petrus en diegenen die met hem waren, verheerlijkten God met Paulus, want ook zij hadden ingezien dat de heidenen óók gedoopt mochten worden tot Christus, zonder besneden te hoeven worden. In Handelingen 10:44-48a staat namelijk: "Terwijl Petrus deze woorden nog sprak, viel de Heilige Geest op allen die het woord hoorden. En de gelovigen uit de besnijdenis [dit zijn Messias-belijdende Joden], allen die met Petrus waren meegekomen, waren buiten zichzelf dat ook op de volken [dit zijn: de heidenen / de niet-Joden] de gave van de Heilige Geest werd uitgestort; want zij hoorden hen spreken in talen en God grootmaken. Toen antwoordde Petrus: Kan iemand soms het water weren, dat dezen niet zouden worden gedoopt, die de Heilige Geest hebben ontvangen evenals ook wij? En hij beval hen te dopen in de naam van Jezus Christus." Zoals ik al eerder zei, erkende Petrus dat Paulus begenadigd was in het feit dat hij het evangelie aan de heidenen mocht brengen, terwijl Petrus, dit aan de Joden mocht doen. Wel had Petrus, in tussentijd, niets meer tegen met heidenen eten, in tegenstelling tot de niet-tot-Christus-bekeerde Joden. Petrus had namelijk een visioen van God tegen zijn racistisch-nationalistische houding ontvangen: "De volgende dag nu, terwijl dezen onderweg waren en de stad naderden, klom Petrus omstreeks het zesde uur op het dak om te bidden. En hij werd hongerig en wenste te eten. En terwijl zij het gereedmaakten, raakte hij in geestvervoering. En hij zag de hemel geopend en een voorwerp neerdalen als een groot laken, dat aan de vier hoeken op de aarde werd neergelaten; daarin waren alle viervoetige en kruipende dieren van de aarde en vogels van de hemel. En er klonk een stem tot hem: Sta op, Petrus, slacht en eet! Petrus echter zei: In geen geval, Heer, want nooit heb ik iets onheiligs of onreins gegeten. En weer klonk een stem tot hem, voor de tweede keer: Wat God gereinigd heeft, moet jij niet als onheilig blijven beschouwen. En dit gebeurde tot driemaal, en terstond werd het voorwerp opgenomen in de hemel¡ (Handelingen 10:9-16). Petrus besloot uiteindelijk uit dit visioen van godswege dat heidenen niet onrein zijn maar dat ze ook gemaakt zijn door en voor Jahweh, de God van de Israëlieten die God over Zijn ganse schepping is: "Petrus nu opende zijn mond en zei: In waarheid merk ik dat er bij God geen aanzien des persoons is, maar dat in ieder volk degene die Hem vreest en gerechtigheid werkt, Hem aangenaam is. Het woord dat Hij aan de zonen van Israël heeft gezonden, toen Hij vrede verkondigde door Jezus Christus – Deze is aller Heer –" (Handelingen 10:34-36). Petrus mag dus ook bij hen binnengaan om het evangelie te verkondigen: "Terwijl Petrus nu over het gezicht nadacht, zei de Geest tot hem: Zie, drie mannen zoeken u; maar sta op, ga naar beneden en reis met hen mee zonder te twijfelen, want Ik heb hen gezonden" (Handelingen 10:19-20).

     

    De Joodse gelovigen die nog de Joodse gebruiken hielden kwamen van Jakobus. Spijtig genoeg lieten ze Petrus terugkomen op zijn nieuwe door-de-Heilige-Geest-geïnspireerde overtuiging dat hij met heidenen mag eten, en hij zonderde zich weer van hen af en ook Barnabas deed dit: "Maar toen Kefas in Antiochië kwam, weerstond ik hem in zijn gezicht, omdat hij te veroordelen was. Want voordat er enigen van Jakobus kwamen, at hij met die uit de volken [dit zijn de heidenen]; maar toen zij gekomen waren, onttrok hij zich en zonderde zich af uit vrees voor die uit de besnijdenis [dit zijn de Messias-belijdende Joden]; en met hem huichelden ook de overige Joden [- Messias-belijdende Joden bedoelt hij hier -], zodat zelfs Barnabas door hun huichelarij werd meegesleept" (Galaten 2:11-13). Eerst deed Petrus moedig tegen deze Messias-belijdende Joden die de besnijdenis aan heidense bekeerlingen wilden opdringen: "De apostelen nu en de broeders die in Judéa waren, hoorden dat ook de volken het woord van God hadden aangenomen. Toen nu Petrus was opgegaan naar Jeruzalem, twistten die [Messias-belijdende Joden] uit de besnijdenis met hem en zeiden: U bent binnengegaan bij onbesneden [heidense] mannen en hebt met hen gegeten. Petrus echter begon en legde het hun ordelijk uit door te zeggen: Ik was in de stad Joppe in gebed en zag in geestvervoering een gezicht: een voorwerp als een groot laken, dat neerdaalde, aan de vier hoeken neergelaten uit de hemel, en het kwam tot bij mij; en terwijl ik er aandachtig naar keek, bemerkte en zag ik de viervoetige dieren van de aarde, de wilde en de kruipende dieren en de vogels van de hemel. En ik hoorde ook een stem, die tot mij zei: Sta op, Petrus, slacht en eet! Ik echter zei: In geen geval, Heer, want iets onheiligs of onreins is nooit in mijn mond gekomen. En een stem antwoordde voor de tweede keer uit de hemel: Wat God gereinigd heeft, zul jij niet voor onheilig houden. En dit gebeurde tot driemaal, en alles werd weer opgetrokken in de hemel. En zie, onmiddellijk kwamen er bij het huis waar wij waren, drie mannen staan, die uit Caesaréa naar mij toe waren gezonden. En de Geest zei mij met hen mee te gaan zonder te twijfelen. Met mij nu gingen ook deze zes broeders, en wij zijn het huis van die man binnengegaan. En hij berichtte ons, hoe hij in zijn huis de engel had gezien, die daar stond en zei: Zend naar Joppe en nodig Simon uit, die bijgenaamd is Petrus, die woorden tot u zal spreken waardoor u zult behouden worden, en u en uw hele huis. Toen ik nu begon te spreken, viel de Heilige Geest op hen, evenals ook op ons in het begin. En ik herinnerde mij het woord van de Heer, hoe Hij zei: Johannes doopte wel met water, maar u zult met [of in] de Heilige Geest worden gedoopt. Als dan God dezelfde gave aan hen heeft gegeven als ook aan ons, toen wij tot geloof in de Heer Jezus Christus kwamen, wie was ik dat ik God kon weren? Toen zij nu dit hoorden, hielden zij zich stil, en zij verheerlijkten God en zeiden: Dus ook aan de volken heeft God de bekering tot het leven gegeven" (Handelingen 11:1-18). - Dit is trouwens een voorbeeld van goede, gewillige Messias-belijdende Joden die zich bekeerden van de ketterij die zegt dat heidenen ook besneden moeten worden. –

    Voordienst 2: Romeinen 6:1-4, 15-22 en de preek begonnen met een korte herhaling vanuit Galaten 2:11-14.

    Waar zonde tegen het evangelie komt, moet er openbaar terechtgewezen worden. Dit gebeurt veel te weinig in kerken. Christus zei zo ook (toen de heidense Christenen de wet van Noach in verband met het eten van offervlees en het bedrijven van seksuele ontucht of hoererij verbraken – zie Openbaring 2:14-15 –): ´Bekeer u dan; maar zo niet, Ik kom spoedig naar u toe en Ik zal oorlog tegen hen voeren met het zwaard van mijn mond¡ (Openbaring 2:16). "Oorlog tegen hen voeren met het zwaard van mijn mond" is hen openbaar terechtwijzen door openbaar de waarheid te vertellen. Dit moest Paulus hier ook doen. Aanzien des persoons maakt voor God niet uit, zoals we al lazen in Galaten 2:6. Dit kwam trouwens ook al voor in hoofdstuk 1. Johannes Chrysostomos zei: 'Paulus was niet slechts een discipel van de apostelen, zoals diegenen die zijn reputatie wilden ondermijnen, beweerden. Paulus was een "apostel, niet vanwege mensen, ook niet door een mens, maar door Jezus Christus en God de Vader, die Hem uit de doden heeft opgewekt" (Galaten 1:1).'[6] '"Niet vanwege mensen" gaat over alle mensen omdat de wortel en oorsprong van het evangelie goddelijk is, maar "niet door een mens" gaat specifiek over de apostelen, want Christus riep hen niet door toedoen van mensen maar door zijn eigen toedoen."[7] Volgens Theodorus van Mopsuestia betekenen beide zaken hetzelfde.[8] Paulus was dus met andere woorden rechtstreeks geroepen door God, niet door mensen. Chrysostomos zegt verder: "Paulus' doel was niet zichzelf te verheffen maar het fundament van de dwaling van zijn tegenstanders omver te werpen."[9] Door te schrijven "en al de broeders die bij mij zijn" (Galaten 1:2), stelt Paulus (volgens Theodorus van Mopsuestia) dat het niet juist is dat ze hem niet als gelijkwaardig; met gelijke eer beschouwen.[10] Theodorus gaat verder door Galaten 1 te citeren en hier per onderdeeltje commentaar op te geven: "Maar zelfs als wij..." (Galaten 1:8). "Hij zegt dit om aan te tonen dat hij zichzelf niet eert maar de waarheid die boven hen staat; zonder de waarheid vond hij zichzelf van geen belang."[11] "Of een engel van de hemel" (Galaten 1:8) "zodat zelfs over de betrouwbare waardigheid van een positie niet gedacht moet worden dat die dezelfde waarde als de waarheid heeft".[12] Paulus kon bluffen over het feit dat een sterk licht aan hem was verschenen maar dit deed hij niet.[13] Dit trouwens in tegenstelling tot Gnostici [valse leraren die beweren geheime, reddende kennis te hebben], Boeddhisten, enzovoort... Ook al waren de anderen de oudere broers van Paulus, zij waren aan het dwalen en dus moest Paulus hen terechtwijzen. Paulus kon niet tegen hypocrisie. En hij had gelijk want hypocrisie doet de waarheid van het evangelie tekort. Ze waren niet meer Orthodox, ze gingen niet meer recht op de waarheid van het evangelie af. Daarom wees Paulus hen openlijk terecht, zoals hij zelf schreef: "Maar toen ik zag dat zij niet recht wandelden naar de waarheid van het evangelie, zei ik tot Kefas in het bijzijn van allen:…" (Galaten 2:14a). We zagen al dat hier het specifieke probleem was dat Petrus en anderen, vanwege de slechte invloed van bepaalde Messias-belijdende Joden, niet meer aten met Christus-belijdende heidenen (zie Galaten 2:12-13). Een interessant omgekeerd verschijnsel waar het volgens Paulus niet toegestaan is om met iemand te eten, is indien deze persoon een schijnbroeder is. Paulus schreef hierover: "Maar nu heb ik u geschreven, dat als iemand die broeder genoemd wordt, een hoereerder is, of een hebzuchtige, afgodendienaar, lasteraar, dronkaard of rover, u met hem geen omgang moet hebben, dat u met zo iemand zelfs niet moet eten" (1 Korinthiërs 5:11). Want tevens in dit geval doen ook deze mensen de waarheid van het evangelie geweld aan.

     

    We kunnen ons dus afvragen: zijn we niet tolerant genoeg naar Christenen die misschien buiten onze groep of buiten het patroon dat we verwachten, vallen of voor christenen van een andere afkomst (zoals de heidenen voor Petrus)? Of, langs de andere kant, zijn we misschien tè tolerant naar schijnchristenen die de waarheid van het evangelie geweld aandoen door daden die niet overeenkomen met een waar geloof? Ik denk dat dit laatstgenoemde véél méér gebeurt in onze tijd. Paulus stond dus op tègen de schijn en vóór de waarheid. Paulus wees Petrus openlijk terecht vanwege de hypocrisie waarin hij gevallen was: "Maar toen ik zag dat zij niet recht wandelden naar de waarheid van het evangelie, zei ik tot Kefas in het bijzijn van allen: Als u, die een Jood bent, leeft als de volken en niet als de Joden, waarom dwingt u de volken naar joodse wijze te leven?" (Galaten 2:14).

     

    (Net als Theodorus van Mopsuestia, waarop ik delen van deze preek heb gebaseerd, lijkt de TELOS-vertaling te denken dat) de terechtwijzing van Paulus jegens Petrus stopt vóór vers 15[14]. Nu begint Paulus met zijn eigen leer onderzoekend uit te leggen[15]:

     

    "Wij, van nature Joden en geen zondaars uit de volken, die echter weten dat een mens niet gerechtvaardigd wordt op grond van werken van de wet, maar alleen door het geloof in Jezus Christus, ook wij hebben in Christus Jezus geloofd, opdat wij gerechtvaardigd zouden worden op grond van geloof in Jezus Christus en niet op grond van werken van de wet, want op grond van werken van de wet zal geen vlees gerechtvaardigd worden" (Galaten 2:15-16). Hierover schreef Theodorus in de persoon van Paulus: '"Inderdaad, we stemden niet in met de wet zoals een heiden dit zou doen. Maar, we stemden van nature af van het ras der Joden. Niettemin, omdat we tot het besef kwamen dat het onmogelijk is voor wie dan ook om gerechtvaardigd te worden door de werken der wet, stelden we ons vertrouwen in Christus, terzelvertijd verwachtende dat door dat vertrouwen in Christus ook wij gerechtvaardigd zouden worden, omdat we niet gerechtvaardigd konden worden door de werken der wet." Paulus schrijft diezelfde mening in de brief die hij schreef aan de Romeinen (e.g. Romeinen 3:20: "Daarom zal op grond van werken van de wet geen enkel vlees voor Hem gerechtvaardigd worden; want door de wet komt de kennis van zonde."), namelijk, dat het onmogelijk is om door de werken der wet gerechtvaardigd te worden. Tegelijkertijd, gaf hij het contrast aan tussen de rechtvaardigheid die gebaseerd is op vertrouwen en de rechtvaardigheid die gebaseerd is op de wet en hij legde het belang van de rechtvaardigheid die gebaseerd is op vertrouwen publiekelijk uit op velerlei wijzen. Hij doet hetzelfde in deze passage [in Galaten], waar de grootste noodzaak hem voortdrijft."[16]  Theodorus gaat verder door te stellen dat hij het verschil wil aantonen tussen de rechtvaardigheid die gebaseerd is op de werken der wet – die onmogelijk is om te verkrijgen – en de rechtvaardigheid die gebaseerd is op vertrouwen.[17]

     

    "Maar als wij, terwijl wij trachten in Christus gerechtvaardigd te worden, ook zelf zijn gebleken zondaars te zijn, is dan Christus een dienaar van de zonde? Volstrekt niet!" (Galaten 2:17).

     

    Dit lijkt duidelijk te spreken over het feit dat als we eens we door bekering in Christus zijn gekomen en dus naar de rechtvaardigheid streven, toch weer hervallen in de zonde en dus weer zondaars worden, hieruit niet volgt dat Christus een dienaar is van zonde of wetteloosheid. Zoals Paulus ook zegt in Romeinen: ´Wat zullen wij dan zeggen? Zouden wij in de zonde blijven opdat de genade toeneemt? Volstrekt niet! Hoe zouden wij, die ten opzichte van de zonde gestorven zijn, nog daarin leven? Of weet u niet, dat wij allen die tot Christus Jezus gedoopt zijn, tot zijn dood gedoopt zijn? Wij zijn dan met Hem begraven door de doop tot de dood, opdat, zoals Christus uit de doden is opgewekt door de heerlijkheid van de Vader, zo ook wij in nieuwheid van leven zouden wandelen. (…) Wat dan? Zouden wij zondigen, omdat wij niet onder de wet maar onder de genade zijn? Volstrekt niet! Weet u niet, dat voor wie u zich als slaven stelt om te gehoorzamen, u slaven bent van hem die u gehoorzaamt, óf van de zonde tot de dood, óf van de gehoorzaamheid tot gerechtigheid? Maar God zij dank dat u slaven van de zonde was, maar van harte gehoorzaam bent geworden aan de inhoud van de leer waarin u onderwezen bent. En vrijgemaakt van de zonde bent u slaven van de gerechtigheid geworden. (Ik spreek menselijkerwijs, om de zwakheid van uw vlees.) Want zoals u uw leden hebt gesteld in slavernij van de onreinheid en de wetteloosheid tot de wetteloosheid, stelt nu zo uw leden in slavernij van de gerechtigheid tot heiliging. Want toen u slaven van de zonde was, was u vrij ten opzichte van de gerechtigheid. Welke vrucht had u dan toen van de dingen waarover u zich nu schaamt? Immers, het einde daarvan is de dood. Maar nu, van de zonde vrijgemaakt en slaven van God geworden, hebt u uw vrucht tot heiliging, en het einde het eeuwige leven¡ (Romeinen 6:1-4, 15-22). Dus, ik zeg weeral: als we ware christenen zijn geworden, dan zijn we in Christus, strevende naar gerechtigheid, maar, als we dit streven niet aanhoudend betrachten en ons niet hoeden voor de zonde, kunnen we weer in de zonde vallen. Dit betekent niet dat Christus ons een vrijgeleide geeft opdat we mogen zondigen, zodat hij ons steunt om weer zondaars te worden. Volstrekt niet! ´Als nu de waarheid van God door mijn leugen overvloediger is geworden tot zijn heerlijkheid, waarom wordt ik dan nog als zondaar geoordeeld? En waarom niet, zoals van ons gelasterd wordt, en zoals sommigen beweren dat wij zeggen: Laten wij het kwade doen, opdat het goede eruit voortkomt? Het oordeel over hen is rechtvaardig¡ (Romeinen 3:7-8).

     

    Galaten 2:18-21: "Want als ik wat ik heb afgebroken, weer opbouw, dan betoon ik mijzelf een overtreder. [Dan ga ik, na in Christus gekomen te zijn, weer terug naar de lege, menselijke tradities van het Rabbijns Jodendom.] Want ik ben door de wet aan de wet gestorven om voor God te leven [; om rechtvaardig en heilig te leven voor God!]. Ik ben met Christus gekruisigd en ik leef niet meer, maar Christus leeft in mij; en wat ik nu leef in het vlees, leef ik door [of: in de kracht van[18]] het geloof [of het vertrouwen] in de Zoon van God, die mij heeft liefgehad en Zichzelf voor mij heeft overgegeven. Ik stel de genade van God niet terzijde; want als de gerechtigheid door de wet is, dan is Christus zonder reden gestorven."

     

    Hier maakt Paulus een dichotomie; een tweesnijding: hij stelt langs één kant zijn leven onder de wet. Hij moest zich daar perfect aan de Wet houden om er door gerechtvaardigd te worden, maar die kans had hij al verkeken. Theodorus schrijft het als volgt: "Want Paulus weet dat zonde, wanneer het tot leven komt, rechtvaardigheid vernietigt, aangezien de wet diegenen veroordeelt die een overtreding begaan en geen rekening houdt met of ze slechts op een kleine wijze overtreden hebben, hoewel ze op velerlei wijzen recht gehandeld hebben. Zij weet slechts dat diegenen die haar op eender welke wijze overtreden hebben, straf worden toegewezen. Dit is de aard van de wet, dat het de zondaar, zonder uitzondering, onderwerpt aan straf."[19] Het zou dus dwaas zijn voor Paulus om weer op zijn eigen rechtvaardigheid voor de Wet te willen bouwen. Maar, beter is om die rechtvaardigheid als een al vernietigd, niet-meer-op-te-bouwen bouwwerk te beschouwen en te bouwen op Christus, die ons, ondanks onze vele zonden, een nieuw leven schonk en altijd weer wil schenken. Laten wij blijven in Christus, onze levens verderbouwen op Hem en laten we ook gevallen christenen weer oprichten. Laten wij de waarheid van het evangelie blijven zoeken en blijven verdedigen. Amen.



    Oorspronkelijk gepreekt op 16 mei 2021. Herwerkt en opnieuw gepreekt (in twee delen) op 2 en 9 juli 2023 in Evangelische gemeente Pniël (Balen). De bovenstaande uitgeschreven tekst is de herwerkte versie.

    [1] Voor deze preek maken we uitsluitend gebruik van de TELOS-vertaling (Rhenen: Grace Publishing House, 2018).

    [2] Theodorus van Mopsuestia, Commentaar op Galaten 2:1.

    [3] Theodorus van Mopsuestia, Commentaar op Galaten 2:2b.

    [4] Theodorus van Mopsuestia, Commentaar op Galaten 2:8.

    [5] Naar Theodorus van Mopsuestia, Commentaar op Galaten 2:8.

    [6] John Chrysostom, Commentary on the Epistle of St. Paul to the Galatians, p.2.

    [7] Ibid.

    [8] Theodorus van Mopsuestia, Commentaar op Galaten, hoofdstuk 1.

    [9] John Chrysostom, Commentary on the Epistle of St. Paul to the Galatians, p.2.

    [10] Theodorus van Mopsuestia, Commentaar op Galaten, hoofdstuk 1.

    [11] Ibid.

    [12] Ibid.

    [13] Theodorus van Mopsuestia, Commentaar op Galaten, Galaten 1:15.

    [14] TELOS-vertaling, 367.

    [15] Theodore of Mopsuestia, The Commentaries on the Minor Epistles of Paul: Introduction and Translation, trans. Rowan A. Greer (Atlanta, GA: Society of Biblical Literature, 2010), 37.

    [16] Ibid., 39. ´Indeed, we did not assent to the law as a Gentile. Rather, we were descended from the race of the Jews to begin with. Nevertheless, because we came to know that it is impossible for anyone to be justified by the works of the law, we believed in Christ, at the same time expecting that by that faith in Christ we should also be justified ourselves, because we could not be justified by the works of the law.¡ He put this same opinion in the letter he wrote to the Romans (Rom 3:20), namely, that it is impossible to be justified by the works of the law. At the same time, he also contrasted the righteousness based on faith with the righteousness based on the law and also hastened to explain its worth publicly in many ways. He does the same thing also in this passage, where the greatest necessity urges him on. But in order to demonstrate his meaning clearly, I wish to expand more broadly my discussion of what he meant by that righteousness that is based on faith, as well as by that righteousness based on the works of the law, which is impossible for anyone to acquire.¡

    [17] Ibid. Zie het citaat in de vorige voetnoot.

    [18] TELOS-vertaling, 368.

    [19] Theodore of Mopsuestia, The Commentaries on the Minor Epistles of Paul: Introduction and Translation, trans. Rowan A. Greer (Atlanta, GA: Society of Biblical Literature, 2010), 49. ´For Paul knows that sin, when it springs to life, destroys righteousness, since the law condemns those who transgress and does not consider whether they have transgressed in small ways, though acting rightly in many ways. Rather, he knows that those who have transgressed in any way are consigned to punishment. This is the nature of law, that it subjects the sinner to punishment without any excuse.¡


    Categorie:Preken
    11-04-2021
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Galaten hoofdstuk 1: Trachten wij Schijnbroeders te behagen?

    [Deze preek kan u hier bekijken.]

    Voordienst: Galaten 1:6-10.

    Vandaag gaan we beginnen aan een reeks preken over de brief van Paulus aan de Galaten.[1] Het is allereerst goed om in ons achterhoofd te houden dat: "Wanneer we de brieven van Paulus lezen, dan lezen we geen dingen die bedoeld zijn als geleerde oefeningen en theologische verhandelingen, maar menselijke documenten geschreven door een vriend aan zijn vrienden".[2] Wanneer we spreken over zijn brief aan de Galaten, kunnen we zeggen dat het opvalt "dat de gebruikelijke dankzegging of zegen [aan het begin] ontbreekt. Paulus schijnt zo verontrust te zijn over de ontwikkelingen in Galatië, dat hij abrupt met zijn visie komt".[3] Paulus valt dus direct met de deur in huis, zoals ik deze ochtend doe, luister maar!

    Galaten hoofdstuk 1:

    1-5: "Paulus, apostel, niet vanwege mensen, ook niet door een mens, maar door Jezus Christus en God de Vader, die Hem uit de doden heeft opgewekt, en al de broeders die bij mij zijn, aan de gemeenten van Galatië: genade zij u en vrede van God de Vader en van onze Heer Jezus Christus, die Zichzelf heeft gegeven voor onze zonden, opdat Hij ons zou trekken uit de tegenwoordige boze eeuw, naar de wil van onze God en Vader, Wie de heerlijkheid zij tot in alle eeuwigheid! Amen."

    Jezus is opgestaan uit de dood. Over dit wonderbaar en historisch feit, dat we vieren tijdens Pasen, sprak ik onlangs enkele keren. Zonder de opstanding van Jezus en Zijn verschijning aan Paulus, zou er geen christelijke bekering en christelijke bediening van Paulus geweest zijn en dan zou Paulus niet naar de heidenen zijn gegaan (Romeinen 11:13; 1 Timotheüs 2:7; 2 Timotheüs 1:11) en dan zouden we ons misschien allemaal hebben moeten laten besnijden. Hierom werd Paulus vervolgd; hij zei dat heidenen zich niet hoeven te laten besnijden om bij Jezus te horen. Hierover zullen we het later nog hebben.

    Paulus schreef dat Jezus "zichzelf heeft gegeven voor onze zonden, opdat Hij ons zou trekken uit de tegenwoordige boze eeuw." Jezus gaf zichzelf en leed voor ons uit liefde voor ons. Deze liefde redde ons van onze zonden en ze redde ons van deze tegenwoordige boze wereld. Dit plan was goed aan het lukken. De christelijke Galaten werden steeds verder getrokken uit deze boze wereld... Maar toen gebeurde er iets verschrikkelijks...

    6-10: "Ik verwonder mij, dat u zo snel van Hem die u door de genade van Christus heeft geroepen, overgaat naar een ander evangelie, dat geen ander is; maar er zijn sommigen die u in verwarring brengen en het evangelie van Christus willen verdraaien. Maar zelfs als wij, of een engel uit de hemel, u een evangelie verkondigen naast dat wat wij u als evangelie verkondigd hebben, die zij vervloekt! [Met andere woorden, die zij buiten Gods vriendschap, zegen en ware gemeenschap!] Zoals wij vroeger hebben gezegd, zo zeg ik ook nu weer: als iemand u een evangelie verkondigt naast dat wat u ontvangen hebt, die zij vervloekt! [Met andere woorden, die zij buiten Gods vriendschap, zegen en ware Kerk!] Want probeer ik nu mensen tevreden te stellen of God? Of tracht ik mensen te behagen? Als ik nog mensen behaagde, zou ik geen slaaf van Christus zijn."

    Zoals ik al eerder vertelde valt het op "dat de gebruikelijke dankzegging of zegen [aan het begin] ontbreekt. Paulus schijnt zo verontrust te zijn over de ontwikkelingen in Galatië, dat hij abrupt met zijn visie komt. Daarbij benadrukt hij dat er maar één evangelie is. Elk ander evangelie is geen evangelie. Paulus wil geen betweter of hoogmoedig zijn. Jezus Christus zelf heeft hem het evangelie geopenbaard, dat hij aan de niet-joden moet verkondigen. Er blijkt dus ook een gezagscrisis te bestaan rond de persoon van Paulus. Als er over zijn gezag geen zekerheid kon bestaan, zou ook het conflict in Galatië niet opgelost kunnen worden".[4] A ja, dan is het namelijk woord tegen woord.

    Paulus had namelijk vele joodse vijanden die de besnijdenis predikten en hem zelfs naar het leven stonden omdat Paulus tegen de heidenbesnijdenis predikte (Handelingen 13:45-14:1-5,19, 17:1-9). In het volgende hoofdstuk noemt hij deze joodse vijanden die de besnijdenis predikten "de binnengeslopen valse broeders, die zich hadden binnengedrongen om onze vrijheid te bespieden die wij in Christus Jezus hebben, met het doel ons tot slavernij te brengen" (2:4). Voor Paulus was het het veiligst om hen te behagen. Toch weigerde Paulus dit en was hij bereid zijn leven voor hen; voor zijn vijanden, en zelfs voor hun redding (zie Romeinen 9:3-4), te geven. Paulus benadrukt keer op keer dat wie een ander evangelie verkondigt; een evangelie dat mensen behaagt, vervloekt is (1:8-10), en hij besluit dan ook: "Voor hen zijn wij ook geen uur geweken door ons te onderwerpen, opdat de waarheid van het evangelie bij u blijft" (2:5). Paulus streed voor de Waarheid van het Evangelie, hij streed niet voor mensen te behagen, zo behoor ook ik èn zo behoren ook jullie te doen! Johannes Chrysostomos zei in diezelfde trant: "Allereerst zeg ik dat we geen rekening moeten houden met het beledigen van mensen, wanneer als we hen eren we hierdoor God beledigen. En tegen hen die hierdoor misnoegd zijn, zeg ik dat het niet veilig is zich door deze dingen beledigt te voelen, maar dat het hen veel kwaad berokkend. Want ik denk dat diegenen die op God vertrouwen en slechts op Hem kijken, een godsdienstige neiging moeten hebben, om zo iets niet als een belediging te beschouwen, zelfs als ze hierdoor duizend maal op hun tenen getrapt waren".[5] Dit doet me denken aan iets heel lelijks dat ik tegenkom onder mijn generatie christenen. Ze zouden me misschien wel als valse christen veroordelen maar, wat veel erger is, is dat velen van hen wegkruipen als slangen onder een vals-religieus matje. Velen geloven namelijk in zulke vals-religieuze stereotypen als "oordeel niet", terwijl Jezus duidelijk zei: "Oordeelt niet naar het aanzien, maar velt een rechtvaardig oordeel." (Johannes 7:24), "U zult hen dus aan hun vruchten kennen" (Matteüs 7:20) en "En dan zal Ik openlijk tot hen zeggen: Ik heb u nooit gekend; gaat weg van Mij, werkers van de wetteloosheid!" (Matteüs 7:23). Jezus oordeelt mensen naar hun werken / vruchten. Wij mogen ook mensen oordelen naar hun vruchten. Een ander vals-religieus stereotyp is: "niemand is perfect", terwijl Jezus zei: "Weest u dan volmaakt zoals uw hemelse Vader volmaakt is" (Matteüs 5:48). Of zoals de traditionele Engelse bijbels het verwoorden: "Wees perfect zoals je Vader in de hemel perfect is", "we zondigen omdat we als zondaars geboren zijn" of  "we kunnen niet anders dan zondigen, dat zit namelijk in onze natuur", terwijl Gods profeet Ezechiël zegt: 'Het woord van Jahweh werd tot mij gericht: Hoe komt gij er toe, bij u op Israëls grond dit puntdicht aan te halen: "De vaders eten zure druiven, maar de kinderen krijgen er stroeve tanden van?" Zowaar Ik leef: spreekt Jahweh, de Heer: laat niemand van u dit spotwoord nog ooit in Israël gebruiken! Zie, alle mensen zijn voor Mij gelijk; vader en zoon zijn voor Mij gelijk: alleen de mens die zondigt, zal sterven!' (Ezekiel 18:1-4, Canisiusvertaling), "God vergeeft toch alles" terwijl de profeet Jeremia schreef: "Dat wij ons gedrag onderzoeken en toetsen, En ons tot Jahweh bekeren; (…) Wij bleven zondigen, en waren opstandig: Gij kondt geen vergiffenis schenken!" (Klaagliederen 3:40,42, Canisiusvertaling). Is er iets dat God niet kan doen? Ja! Blijvend-opstandige mensen vergiffenis schenken! Ezechiël schreef: 'De Israëlieten zeggen: "De wegen van de Heer zijn onrechtvaardig!" Ben ik onrechtvaardig, Israëlieten? Zijn júllie het niet die onrechtvaardig zijn? Ik zal iedereen beoordelen naar de weg die hij gegaan is – spreekt God, de HEER. Kom tot inkeer, bega geen misdaden meer, anders brengt jullie schuld je ten val. Breek met het zondige leven dat jullie hebben geleid, en vernieuw je hart en je geest. Dan hoeven jullie niet te sterven, Israëlieten! Want de dood van een mens geeft me geen vreugde – spreekt God, de HEER. Kom tot inkeer en leef!' (Ezechiël 18:29-32, NBV 2004). "We zijn slechts mensen", hiertegen schreef een Koreaans-Amerikaanse christelijke dame: 'We horen Gods diepe, vaderlijke stem van liefde in het begin van Genesis en we zien daar dat we geschapen waren voor het goede in wie we zijn als mensen. Een wijze professor in de theologie zei ooit ongeduldig tegen me: "Ik haat het wanneer christenen zuchten en zeggen, <<Ach, we zijn slechts mensen.>> Mens zijn betekent geschapen zijn naar het beeld van God. Zonde is het ding dat ons on-menselijk maakt [vergelijk met Romeinen 1:26-27]; het maakt het beeld van God dat in ons DNA was geplaatst, ongedaan. Enkel Jezus kan ons weer brengen naar onze bedoelde menselijkheid." Als mens geschapen zijn, betekent mooi geschapen zijn, naar het beeld van God'.[6] Of zoals Irenaeus van Lyon dit zovele eeuwen geleden al zo prachtig verwoordde: "De glorie van God is de levende mens, en de levende mens is het beeld van God".[7] "Alleen, zie toch: ik heb ontdekt, dat God de mensen recht gemaakt heeft, maar zij zoeken vele bedenkselen" (Prediker 7:29, NBG 1951). Deze generatie van de jeugd maar ook de verstokte generatie van ouderlingen, heeft geen oor naar terechtwijzingen. Ze hebben vele eigen maaksels, eigen afgoden gemaakt en achternagelopen. "Alleen dit heb ik gevonden: God heeft de mensen rechtschapen gemaakt, Maar zelf zoeken zij allerlei slechtheid" (Prediker 7:29, Canisiusvertaling). Ze denken dat een schijn van religieuze vroomheid en een zondaarsgebedje, lang geleden gebeden, hen zal redden, terwijl hun harten momenteel niet bekeerd zijn. 'Zo ontkracht u het woord van God uit eerbied voor uw eigen traditie. Huichelaars, wat is Jesajaÿs profetie toch toepasselijk op u: "Dit volk eert mij met de lippen, maar hun hart is ver van mij; tevergeefs vereren ze mij, want ze onderwijzen hun eigen leer, voorschriften van mensen"' (Matteüs 15:6b-9, NBV 2004).

    We moeten dus zeer sterk oppassen dat we onze eigen tradities niet onderwijzen ten koste van de oorspronkelijke Traditie van het ware Evangelie of, misschien eenvoudiger gezegd, we mogen niet het ware Evangelie vervangen door onze eigen ideeën of ideeën of tradities van onze denominaties. – Dit gebeurt al te vaak en ik heb hier al ideeën van aangehaald, zoals de idee dat we God heel ons leven lang ongehoorzaam moeten blijven door te zondigen omdat we niet anders kunnen. Dit zijn duivelse ideeën van gemakzucht en wetteloosheid, die al voorkwamen bij de tegenstanders van de vroegste Kerk, zoals bijvoorbeeld bij de Gnostici (in de idee van het zondige vlees) of bij de Manicheeërs (in de idee van een demon van lust die in ieder van ons zou huizen). – Voor zijn bekering tot Jezus, onderwees Paulus de rabbijns-joodse traditie ten koste van de oorspronkelijke Traditie; de oorspronkelijke; zuivere Boodschap van God. Daarom schreef Paulus de rest van dit hoofdstuk:

    11-24: "Want ik maak u bekend, broeders, dat het evangelie dat door mij verkondigd is, niet is naar de mens. Want ik heb het ook niet van een mens ontvangen of geleerd, maar door openbaring van Jezus Christus. U hebt immers gehoord van mijn vroegere wandel in het jodendom: dat ik de gemeente van God uitermate vervolgde en haar verwoestte, en in het jodendom meer toenam dan vele leeftijdgenoten in mijn geslacht, daar ik een nog groter ijveraar was voor de overleveringen van mijn vaderen [die niet-oorspronkelijke rabbijns-joodse traditie]. Maar toen het God, die mij vanaf de schoot van mijn moeder afgezonderd en door zijn genade geroepen heeft, behaagde zijn Zoon in mij te openbaren, opdat ik Hem onder de volken verkondigde, ging ik terstond niet te rade met vlees en bloed en ging ook niet op naar Jeruzalem, tot hen die vóór mij apostelen waren; maar ik ging weg naar Arabië en keerde weer terug naar Damaskus. Daarna, na drie jaren, ging ik op naar Jeruzalem om met Kefas [Petrus] kennis te maken, en ik bleef vijftien dagen bij hem; ik zag echter niemand anders van de apostelen dan Jakobus, de broer van de Heer. Wat ik u schrijf, zie, voor God, ik lieg niet. Daarna kwam ik in de streken van Syrië en Cilicië. En ik was van gezicht onbekend aan de gemeenten van Judéa die in Christus zijn, en zij hoorden alleen: hij die ons vroeger vervolgde, verkondigt [of "evangeliseert" –εὐαγγελίζεται–[8]] nu het geloof dat hij vroeger verwoestte. En zij verheerlijkten God in mij."

    Paulus ging direct vanuit Christus' verschijning en overtuiging evangeliseren omdat hij zeer enthousiast was (Handelingen 9:20-21) maar hiervóór was hij wel al gedoopt en was hij enkele dagen bij de discipelen in Damaskus (Handelingen 9:17-19) en drie jaar later verbleef hij vijftien dagen bij Petrus (Galaten 1:18) en ontmoette hij ook Jakobus (Galaten 1:19). Paulus was dus zeker geen loner of schismatiek man. Aan de vruchten kent men de boom (Matteüs 7:20). Zijn vruchten waren vruchten van eenheid met de leiders van de oorspronkelijke Kerk (wat we ook gaan zien in Galaten 2:7-9) en vruchten van liefde jegens Jezus in de harten van miljarden mensen, waaronder waarschijnlijk ook wij hier vandaag.

    We hoorden in het begin van deze preek al de vraag van Paulus: "Want probeer ik nu mensen tevreden te stellen of God? Of tracht ik mensen te behagen? Als ik nog mensen behaagde, zou ik geen slaaf van Christus zijn." Paulus wilde niet langer de religieuze joden behagen. Hoe zit het met ons? Proberen wij nog religieuze schijnchristenen te behagen? Lopen wij nog mee met zondige-mensen-behagende, leugenachtige leuzen als "je mag niet oordelen", "niemand is perfect want we zijn allemaal maar mensen", "we zijn allemaal zondaars totdat we sterven", "we kunnen niet anders dan heel ons leven lang te zondigen", "wat je ook doet, God vergeeft je toch, het is allemaal genade dus doe wat je wilt". Als ik dàt evangelie verkondigde en de mensen naar de mond praatte, dan zou ik door God vervloekt zijn en dus buiten Gods vriendschap, zegen en ware Kerk zijn. Met Paulus zeg ik: "Ik roep je dringend op, ten overstaan van God en van Christus Jezus, die zal oordelen over de levenden en de doden, ik bezweer je bij zijn komst en heerschappij: Verkondig de boodschap, blijf aandringen of het nu uitkomt of niet, wijs terecht, straf en vermaan met alle geduld dat het onderricht vereist. Want er komt een tijd, dat de mensen de gezonde [of heilzame, reddende] leer niet meer zullen verdragen, maar omdat hun gehoor verwend is, naar hun eigen begeerte zich tal van leraars zullen bijeenhalen [die aan hun verlangens tegemoetkomen en hen naar de mond praten], dat zij hun oor van de waarheid zullen afkeren en zich naar de verdichtsels [= verzinsels] keren. Blijf gij echter nuchter onder dit alles, aanvaard het lijden, doe het werk van een evangelist, verricht uw dienst ten volle" (2 Timoteüs 4:1-5, mengeling van NBG 1951 en NBV 2004). Laten we in deze slechte, verwarrende tijden, waarin de waarheid met de leugen wordt vermengd, vasthouden en "strijden voor het [oorspronkelijke, zuivere, ware en perfecte] geloof dat eenmaal aan de heiligen is overgeleverd" (Judas 1:3b). Amen!



    Oorspronkelijk gepreekt op 11 april 2021. Herwerkt en opnieuw gepreekt op 25 juni 2023 in Evangelische gemeente Pniël (Balen). De bovenstaande uitgeschreven tekst is de herwerkte versie.

    [1] Behalve indien anders aangegeven, gebruiken we voor deze reeks preken over de brief van Paulus aan de Galaten de TELOS-vertaling (Rhenen: Grace Publishing House, 2018).

    [2] William Barclay, The Letters to the Galatians and Ephesians, 3rd ed. (Louisville: Westminster John Knox Press, 2002), xxvi. "When we read Paul's letters, we are reading things which were meant to be not academic exercises and theological treatises, but human documents written by a friend to his friends."

    [3] Secretariaat voor Dagelijkse Bijbelstudie van het Kerkgenootschap der Zevende-dags Adventisten, Galaten (Brussel: Veritas, 1990), 19.

    [4] Ibid.

    [5] John Chrysostom, "Treatise Concerning the Christian Priesthood," in Saint Chrysostom: On the Priesthood, Ascetic Treatises, Select Homilies and Letters, Homilies on the Statues, ed. Philip Schaff, trans. W. R. W. Stephens, vol. 9, A Select Library of the Nicene and Post-Nicene Fathers of the Christian Church, First Series (New York: Christian Literature Company, 1889), 44. "Now in the first place I say that no account should be taken of the insult shown to men, seeing that by paying honor to them I should be compelled to offend God. And I should say to those who are displeased that it is not safe to take offence at these things, but does them much harm. For I think that those who stay themselves on God and look to Him alone, ought to be so religiously disposed as not to account such a thing an insult, even if they happened to be a thousand times dishonored."

    [6] Sarah Shin, Beyond Colorblind: Redeeming Our Ethnic Journey (Westmont, IL: IVP Books, 2017). 'We hear God's deep, fatherly voice of love in the beginning of Genesis and see that we were created for good in who we are as humans. A wise seminary professor once said to me with impatience, "I hate when Christians sigh and say, ‘Well, we're only human.' To be human is to be made in the image of God. Sin is the thing that makes us un-human; it undoes the image of God that was placed in our DNA. Only Jesus can restore us back to our intended humanity." To be made human is to be made beautiful, in the image of God.'

    [7] John Saward, vert., The Scandal of the Incarnation: Irenaeus Against the Heresies (San Francisco: Ignatius Press, 1990), 44.

    [8] Strong's G2097: "εὐαγγελίζω" (euaggelizo).


    Categorie:Preken
    04-04-2021
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Overdenking bij het Avondmaal / Pasen
    [Deze overdenking bij het avondmaal kan je hier bekijken.]

    In het artikel van de maandelijkse nieuwsbrief voor onze christengemeente sprak ik over de almacht en soevereiniteit van Jezus vanuit het feit dat Hij is opgestaan. Op het feit dat Jezus is opgestaan, zou ik vandaag willen verdergaan tijdens deze korte overdenking.

    Jezus zei: “Mij is alle macht gegeven in de hemel en op aarde” (Matteüs 28:18b[1]). Dit in contrast met koning Kores, die over zichzelf zei: “Zo spreekt Kores, de koning van Perzië: Jahwe, de God des hemels, heeft mij alle koninkrijken der aarde geschonken” (2 Kronieken 36:23a).[2]

    Dus niet alleen heeft Jezus alle macht over deze aarde gekregen, ook heeft Hij alle macht in de hemel gekregen, en dit voor eeuwig: “Want een kind wordt ons geboren, een zoon wordt ons gegeven. De heerschappij rust op zijn schouders; men noemt hem: Wonder van beleid, Sterke God, Vader voor eeuwig, Vredevorst. Groot is de macht en eindeloos de vrede voor de troon van David, voor zijn koninkrijk; hij zal het stichten en stutten door recht en gerechtigheid van nu af en voor altijd. De ijverzuchtige liefde van Jahwe der legerscharen zal dit bewerken” (Jesaja 9:5-6). Christus heeft dus werkelijk alle macht: “Hij is het beeld van de onzichtbare God, de eerstgeborene van heel de schepping. Want in Hem is alles geschapen in de hemelen en op de aarde, het zichtbare en het onzichtbare, tronen en hoogheden, heerschappijen en machten. Het heelal is geschapen door Hem en voor Hem. Hij bestaat vóór alles en alles bestaat in Hem. Hij is ook het hoofd van het lichaam dat de kerk is. Hij is de oorsprong, de eerste die van de dood is opgestaan, om in alles de eerste te zijn, Hij alleen. Want in Hem heeft God willen wonen in heel zijn volheid, om door Hem het heelal met zich te verzoenen en vrede te stichten door het bloed aan het kruis vergoten, om alles in de hemelen en op de aarde te verzoenen, door Hem alleen” (Kolossenzen 1:15-20). In het kort gezegd: “Want Hij heeft ons zijn geheim raadsbesluit doen kennen, de beslissing die Hij in Christus had genomen ter verwezenlijking van de volheid der tijden: het heelal in Christus onder één hoofd te brengen, alle wezens in de hemelen en alle wezens op aarde, in Hem” (Efeziërs 1:9-10). Dus: “De taal van goddelijk verwantschap (bijvoorbeeld: “vader”, “zoon”) komt tevoorschijn in het Nieuwe Testament, omdat Christus’ vervulling van het Oude Verbond familiebonden van goddelijke gemeenschap smeedt met de gehele mensheid.”[3] Dit is ook waarom Paulus zei: “Zelf heb ik immers van de Heer de overlevering ontvangen die ik u op mijn beurt heb doorgegeven, dat de Heer Jezus in de nacht waarin Hij werd overgeleverd, brood nam, en na gedankt te hebben, het brak en zeide: ‘Dit is mijn lichaam voor u. Doet dit tot mijn gedachtenis.’ Zo ook na de maaltijd de beker, met de woorden: ‘Deze beker is het nieuwe verbond in mijn bloed. Doet dit, elke keer dat gij hem drinkt, tot mijn gedachtenis.’ Telkens als gij dit brood eet en de beker drinkt, verkondigt gij de dood des Heren, totdat Hij komt” (1 Korintiërs 11:23-26). Totdat Hij komt en zijn heerschappij zichtbaar zal vestigen over deze aarde en het verbond dat wij nu al met Hem hebben door de liefde en door de Heilige Geest, zichtbaar zal maken over de ganse aarde. Dan zal in vervulling gaan: “Mijn uitverkorenen zullen zelf genieten van het werk van hun handen. Zij zullen zich niet moe maken voor niets, geen kinderen ter wereld brengen voor de verschrikking. Zij zijn een geslacht dat gezegend is door Jahwe, en hun nakomelingen met hen. Nog vóór zij roepen zal Ik hen antwoorden, terwijl ze nog spreken zal Ik hen verhoren. Dan grazen de wolf en het lam eensgezind, de leeuw eet dan hooi zoals het rund, terwijl de slang zich voeden zal met stof. Niemand zal nog kwaad doen of onheil stichten op geheel mijn heilige berg, zo spreekt Jahwe” (Jesaja 65:22b-25) en “Een twijg ontspruit aan de stronk van Isaï, een telg ontbloeit aan zijn wortel. De geest van Jahwe rust op hem, een geest van wijsheid en inzicht, een geest van beleid en sterkte, een geest van kennis en ontzag voor Jahwe, - hij ademt ontzag voor Jahwe. Niet naar uiterlijke schijn spreekt hij recht en hij doet geen uitspraak op grond van loze geruchten; hij geeft de geringen hun recht en de armen in het land krijgen een eerlijk vonnis. Hij kastijdt de verdrukkers met de roede van zijn mond en de bozen doodt hij met de adem van zijn lippen. Gerechtigheid draagt hij als een gordel om zijn lenden, en trouw als een gordel om zijn heupen. De wolf en het lam wonen samen, de panter vlijt zich neer naast het bokje, het kalf en de leeuw weiden samen: een kleine jongen kan ze hoeden. De koe en de berin sluiten vriendschap, hun jongen liggen bijeen. De leeuw eet haksel als het rund, de zuigeling speelt bij het hol van de adder, het kind strekt zijn hand uit naar het nest van de slang. Niemand doet nog kwaad of handelt nog verderfelijk op heel mijn heilige berg; want de kennis van Jahwe vervult het hele land, zoals het water heel de bodem van de zee bedekt” (Jesaja 11:1-9). De Heer zij geprezen voor al deze woorden die wij nu al mogen voorproeven tijdens de herdenking van het avondmaal! Halleluja! Amen!



    [1] Alle verzen zijn gekopieerd uit de Willibrordvertaling (‘s-Hertogenbosch: Katholieke Bijbelstichting, 1993).

    [2] Naar Hendrik J. Koorevaar, “Hoofdstuk 3: Een structureel canonieke benadering voor een theologie van het Oude Testament als geheel” in Hendrik Koorevaar en Mart-Jan Paul, ed., Theologie van het Oude Testament: De blijvende boodschap van de Hebreeuwse Bijbel (Zoetermeer: Boekencentrum, 2013), 115.

    [3] Scott Hahn, “Covenant,” ed. John D. Barry et al., The Lexham Bible Dictionary (Bellingham, WA: Lexham Press, 2016).


    28-02-2021
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Volg het Woord, wees een woord

    [1]

    Adam was het geschapen beeld van God (Genesis 2:7). Zowel Adam en Eva waren geschapen beelden van God (Genesis 1:27). Zij werden gemaakt om de glorie van God te verspreiden en te verkondigen over de hele aarde, onder andere door zich voort te planten en zo meer beelden van God op deze aarde te plaatsen (Genesis 1:28). Het Woord, Die het Beeld van God is (2 Korintiërs 4:4b), wandelde in de Tuin van Eden (Genesis 3:8a) met hen die naar Zijn Beeld waren geschapen.[2]

    Niet alleen wandelde het Woord met het eerste mensenkoppel. Het wandelde ook met andere mensen die behoorden de glorie van God te verspreiden en te verkondigen. Zo wandelde het woord met Henoch (Genesis 5:22, 24) die waarschuwend profeteerde: ´Zie de Heer komt met zijn tienduizenden heiligen, om gericht te houden over allen, en om alle goddelozen te straffen voor al hun goddeloze werken, die ze verrichten, en voor al de vermetele woorden, die de goddeloze zondaars tegen Hem spreken¡ (Judas 1:14b-15).[3] Het wandelde met Noach (Genesis 6:9) die ook ´de heraut van de gerechtigheid¡ (2 Petrus 2:5) wordt genoemd. Over hem staat ook geschreven: ´Door geloof heeft Noë, toen hij een godsspraak ontvangen had over hetgeen nog niet was te zien, met eerbiedige zorg een ark gebouwd tot redding van zijn gezin; hierdoor heeft hij de wereld veroordeeld en de gerechtigheid  verworven die berust op geloof¡ (Hebreeën 11:7).[4] Het Woord kwam dus tot Noach en hij waarschuwde de mensen door zowel zijn strenge woorden als zijn consequente daden. Het kwam bijvoorbeeld ook tot Abraham: ´Na deze gebeurtenissen klonk het woord van de HEER in een visioen tot Abram: ‘Vrees niet, Abram, Ik zal uw schild zijn. Uw loon zal zeer groot zijn!ÿ Toen zei Abram: ‘Heer GOD, wat heb ik aan uw gaven? Want ik blijf maar kinderloos en de Damascener Eliëzer zal de bezitter van mijn huis worden.ÿ Abram zei: ‘U hebt mij geen nakomelingen geschonken, en een ondergeschikte zal mijn erfgenaam zijn.ÿ Toen werd het woord van de HEER tot hem gericht: ‘Niet hij wordt uw erfgenaam; uw erfgenaam zal iemand zijn die u zult verwekken.ÿ Hij leidde hem naar buiten en zei: ‘Kijk naar de hemel en tel de sterren, als u kunt.ÿ En Hij verzekerde hem: ‘Zo talrijk zal uw nageslacht zijn.ÿ Abram heeft de HEER geloofd en dat geloof is hem aangerekend als gerechtigheid¡ (Genesis 15:1-6). Als gevolg dat Abraham de woorden die het Woord tot hem sprak, geloofde, voegde hij de daad bij het Woord: ´Door het geloof ging Abraham, toen hij geroepen werd, gehoorzaam uit naar de plaats, die hij tot erfdeel zou ontvangen; hij vertrok, zonder te weten, waarheen hij ging. Door geloof vestigde hij zich in het land der beloften als in den vreemde, en woonde daar in tenten tezamen met Isaäk en Jakob, de mede-erfgenamen derzelfde belofte; want hij wachtte op de stad met grondslagen, wier kunstenaar en bouwheer God is¡ (Hebreeën 11:8-10).[5] Het Woord kwam dus tot Abraham en door zijn daden getuigde hij dat hij vertrouwde in het Woord alsook in de belofte van het Woord. Voordat het Woord vlees werd, kwam het ook in glorie tot de profeten. Zo lezen we bijvoorbeeld over Jeremia: ´Tot hem kwam het woord van de HEER¡ (Jeremia 1:2a). Zelf zegt hij: ´Het woord van de HEER kwam tot mij¡ (Jeremia 1:4, 11a,…). Het gevolg hiervan was dat hij profeet werd: ´Voordat Ik u in de moederschoot vormde, koos Ik u uit; voordat u geboren werd, bestemde Ik u voor Mij; als profeet voor de volken heb Ik u aangewezen¡ (Jeremia 1:5). Hij werd dus een profeet; een boodschapper van God voor de volkeren. Het Woord, de Tweede Persoon van de Drie-Eenheid stak zijn hand uit, raakte zijn mond aan en sprak tot hem, zeggende: ´Ik leg hiermee mijn woorden in uw mond¡ (Jeremia 1:9b). We zien steeds weer hetzelfde patroon terugkomen: het Woord komt tot een persoon en geeft die persoon een opdracht, waarna die persoon niet meer dezelfde is maar ervoor kiest om het Woord te gehoorzamen.

    Datzelfde glorieuze woord is vlees geworden! Jezus zond namelijk zichzelf: ´Hij die bestond in goddelijke majesteit heeft zich niet willen vastklampen aan de gelijkheid met God. Hij heeft zichzelf ontledigd door het bestaan van een dienstknecht op zich te nemen en aan de mensen gelijk te worden. En als mens verschenen heeft Hij zich vernederd door gehoorzaam te worden tot de dood, tot de dood op het kruis¡ (Filippenzen 2:6-8).[6] ´Ja, het woord is vlees geworden! Hij is onder ons zijn tent komen opslaan en we hebben zijn heerlijkheid gezien, de heerlijkheid die Hij als eniggeboren Zoon aan de Vader ontleende, vervuld als Hij was van genade en waarheid¡ (Johannes 1:14).

    Jezus werd door God de Vader gezonden: ´Want zo lief heeft God [de Vader] de wereld gehad, dat Hij zijn eengeboren Zoon heeft gegeven; opdat allen, die in Hem geloven, niet verloren zouden gaan, maar het eeuwige leven zouden hebben¡ (Johannes 3:16).[7]

    Jezus werd ook gezonden door de Heilige Geest en door de Vader: ´De engel antwoorde haar [Maria]: ÿHeilige Geest zal op u komen en kracht van de Allerhoogste zal u overdekken. Daarom zal het kind heilig genoemd worden, Zoon van Godÿ¡ (Lucas 1:35).

    Jezus werd ook gezonden door de Heilige Geest vanuit de Vader bij zijn doop toen de Heilige Geest op Hem neerdaalde: ´Het gehele volk liet zich dopen, en zo ook Jezus. Tijdens zijn gebed opende zich de hemel en daalde de heilige Geest in lijfelijke gedaante als een duif op hem neer; er klonk een stem uit de hemel: ‘Jij bent mijn geliefde Zoon, in wie Ik vreugde vindÿ¡ (Lucas 3:21-22). Dit was de ontsteking van zijn publieke bediening zoals we kunnen lezen in het volgende vers: ´Aan het begin van zijn optreden [was Jezus ongeveer dertig jaar]¡ (Lucas 3:23a). We kunnen dus stellen dat het Woord waarmee de gelovigen die ons voorgegaan zijn in aanraking kwamen en waardoor ze veranderden en hun bediening of roeping opnamen, nu, bij Zijn waterdoop, als Mens Zijnde, Zèlf een aanraking kreeg met de Heilige Geest, de Derde Persoon van de Drie-eenheid, waardoor Hij werd ´gemissied¡ (gezonden op Gods missie) om God bovenal lief te hebben en te leven voor Hem – dit deed hij onder andere vlak hierna door de beproevingen van de duivel te weerstaan – en om Gods glorie te verspreiden en te verkondigen over de hele aarde, en om te leven voor Zijn naasten en zelfs Zijn leven te geven voor Zijn naasten (zie onder andere Johannes 3:16).

    De Heilige Geest zond ook de apostelen toen Hij als met vuur op hen neerdaalde: ´Toen de dag van Pinksteren aanbrak, waren zij allen op één plaats bijeen. Plotseling kwam er uit de hemel een geraas alsof er een hevige wind opstak, en het vulde heel het huis waar zij waren. Er verschenen hun vurige tongen, die zich verspreidden en zich op ieder van hen neerzetten. Zij raakten allen vol van heilige Geest en begonnen te spreken in vreemde talen, zoals de Geest hun ingaf¡ (Handelingen 2:1-4). Vuur is ook en typisch kenmerk in het Oude Testament bij de verschijning van het Woord van God bij de aanstelling van profeten. Zo lezen we bijvoorbeeld dat het Woord van God als volgt verscheen toen Moses door Hem aangesteld zou worden: ´Toen verscheen hem de engel van de HEER, in een vuur dat opvlamde uit een doornstruik. Mozes keek toe en zag dat de doornstruik in lichterlaaie stond en toch niet verbrandde¡ (Exodus 3:2). Moses onderzoekt dit verschijnsel en hoort de stem van de Heer. Hij antwoordt de Heer met ´Hier ben ik¡ (Exodus 3:3-4). Of zo lezen we bijvoorbeeld ook in de autobiografie van Jesaja: ´Maar één van de serafs vloog op mij af met een gloeiende kool, die hij met een tang van het altaar had genomen, hij raakte er mijn mond mee en sprak: ‘Zie, nu dit uw lippen heeft aangeraakt, is uw zonde verdwenen, en uw schuld bedekt.ÿ Daarop hoorde ik de stem van de Heer: ‘Wie zal Ik zenden, wie zal in onze naam gaan?ÿ Ik antwoordde: ‘Hier ben ik, zend mijÿ¡ (Jesaja 6:6-8).

     

    Ook aan Paulus verscheen het Woord in vlees. Zo werd Paulus ook een boodschapper van God: ´Saulus ging nog altijd fel te keer en bedreigde de leerlingen van de Heer met de dood. Hij wendde zich tot de hogepriester en vroeg hem brieven voor de synagogen in Damascus, zodat hij aanhangers van de weg die hij daar zou vinden, mannen zowel als vrouwen, gevangen kon nemen en naar Jeruzalem overbrengen. Hij was op weg en naderde Damascus al, toen hem plotseling een hemels licht omstraalde. Hij viel op de grond en hoorde een stem tegen hem zeggen: ‘Saul, Saul, waarom vervolg je Mij?ÿ Hij zei: ‘Wie bent U dan, Heer?ÿ Deze antwoordde: ‘Ik ben Jezus die jij vervolgt. Kom, sta op en ga de stad binnen. Daar zal je gezegd worden wat je doen moet.ÿ Zijn reisgenoten stonden sprakeloos; ze hoorden de stem wel, maar zagen niemand. Saulus stond op van de grond, maar hoewel hij zijn ogen open had kon hij niets zien. Ze namen hem dus bij de hand en brachten hem zo Damascus binnen. En het duurde drie dagen dat hij niet kon zien en niet at of dronk. Nu was er in Damascus een leerling die Ananias heette. De Heer zei in een visioen tegen hem: ‘Ananias!ÿ en hij antwoordde: ‘Hier ben ik, Heer.ÿ [Merk op dat Ananias ook een visioen krijgt van het Woord en antwoordt zoals Mozes of Jesaja. Mozes zei: ´Hier ben ik¡ en Jesaja zei: ´Hier ben ik, zend mij¡. De ´hier ben ik, Heer¡ van Ananias is de korte versie. ´Zend mij¡ wordt verondersteld. Hierop wordt ook Ananias aangesteld als boodschapper of verkondiger van God.] Daarop zei de Heer tegen hem: ‘Sta op en ga naar de Rechte Straat en vraag in het huis van Judas naar iemand uit Tarsus die Saulus heet. Hij is nu juist in gebed en heeft in een visioen gezien hoe iemand met de naam Ananias binnenkomt en hem de handen oplegt, zodat hij weer kan zien.ÿ Hierop zei Ananias: ‘Heer, ik heb al van veel kanten gehoord hoeveel kwaad deze man uw heiligen in Jeruzalem heeft aangedaan. Ook hier beschikt hij over een machtiging van de hogepriesters om ieder die uw naam aanroept gevangen te nemen.ÿ Maar de heer zei tegen hem: ‘Ga, want deze man is het instrument dat Ik gekozen heb om mijn naam hoog te houden onder de volken [Dus, net zoals Adam en de anderen die ik in deze preek al genoemd heb, wordt Paulus aangesteld om Gods glorie te verspreiden en te verkondigen over de hele aarde] en hun koningen en onder de Israëlieten. Ik zal hem namelijk laten zien hoeveel hij moet lijden omwille van mijn naam.ÿ Ananias vertrok, ging het huis binnen en legde hem de handen op. ‘Saul, broeder,ÿ zei hij, ‘de Heer heeft mij gestuurd – Jezus, die je onderweg hierheen is verschenen – opdat je weer kunt zien en vervuld wordt van heilige Geest.ÿ Meteen vielen hem als het ware de schellen van de ogen. Hij kon weer zien, stond op en liet zich dopen. Hij at iets om weer op krachten te komen. Hij was enkele dagen bij de leerlingen in Damascus en meteen al verkondigde hij in de synagogen dat Jezus de Zoon van God is¡ (Handelingen 9:1-20). Hij veranderde dus ook vanwege een ontmoeting met het Woord en als gevolg hiervan werd hij een apostel; een boodschapper van God voor de volkeren. Het Woord, Jezus, zei tegen hem: ´Ga want Ik stuur je ver weg, naar de heidenen¡ (Handelingen 22:21b). Jezus zond hem dus.

    Paulus zond ook zichzelf. Hij veranderde zich. Hij bekeerde zich. Hij vroeg namelijk aan Jezus: ´Wat moet ik doen, Heer?¡ (Handelingen 22:10a). Dit was zijn vrijewilsbesluit. En hij koos er hierna ook voor om verre reizen te maken ter wille van het Evangelie. Ieder christen is gezonden ter wille van het Evangelie. Wij zijn allen gezondenen. Wij worden allen gezonden door het Woord dat vlees is geworden: ´Jezus trad nader en sprak tot hen: ‘Mij is alle macht gegeven in de hemel en op aarde. Gaat dus en maakt alle volkeren tot mijn leerlingen en doopt hen in de naam van de Vader en de Zoon en de heilige Geest en leert hen te onderhouden alles wat Ik u bevolen heb. Ziet, Ik ben met u alle dagen tot aan de voleinding der wereldÿ¡ (Matteüs 28:18-20).[8]

    Net als in de vorige voorbeelden kunnen wij en behoren wij christenen er ook voor kiezen om onszelf te zenden. Kiezen wij er vanaf vandaag voor om te gaan en Jezus Christus, het Woord van God, en Zijn evangelie te verkondigen? Kiezen wij ervoor om te leven als een ´gezonden woord van God¡ voor de mensen? Kiezen we er voor om het beeld van God uit te dragen in onze daden alsook in onze woorden? De opdracht van Jezus aan jou is nog steeds: ´Ga en verkondig het evangelie!¡



    [1] Deze preek is gebaseerd op Michael S. Heiser, ´Standing in the Council,¡ in ibid., I Dare You Not to Bore Me with the Bible (Washington, St. Bellingham: Lexham Press, 2014), 91-94. De bijbelvertaling die voor deze preek gebruikt wordt, behalve indien anders weergegeven, is de Willibrordvertaling geheel herziene uitgave 1995 ('s-Hertogenbosch: Katholieke Bijbelstichting, 1999).

    [2] Irenaeus van Lyons vermeldt dezelfde overtuiging in zijn Tegen de Ketterijen. Irenaeus was een discipel van Polycarpus die een discipel van Johannes de Evangelist, de schrijver van het Johannesevangelie was.

    [3] De versie van deze passage is genomen uit de Petrus Canisiusvertaling (Utrecht / Brussel: Uitgeverij het Spectrum, 1948).

    [4] De versie van deze  passage is genomen uit Het Nieuwe Testament van onze Heer Jesus Christus editie 1961 (Boxtel: Katholieke Bijbelstichting Sint Willibrord, 1963).

    [5] De versie van deze passage is genomen uit de Petrus Canisiusvertaling (Utrecht / Brussel: Uitgeverij het Spectrum, 1948).

    [6] De versie van deze  passage is genomen uit Het Nieuwe Testament van onze Heer Jesus Christus editie 1961 (Boxtel: Katholieke Bijbelstichting Sint Willibrord, 1963).

    [7] De versie van deze passage is genomen uit de Petrus Canisiusvertaling (Utrecht / Brussel: Uitgeverij het Spectrum, 1948).

    [8] De versie van deze  passage is genomen uit Het Nieuwe Testament van onze Heer Jesus Christus editie 1961 (Boxtel: Katholieke Bijbelstichting Sint Willibrord, 1963).


    Categorie:Preken
    14-02-2021
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Een preek over de liefde ter gelegenheid van het feest van St. Valentijn
    Deze preek kan u hier beluisteren:


    De geschreven versie zal misschien later volledig worden uitgewerkt voor u, beste lezer.

    Categorie:Preken
    31-01-2021
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Kleine maar grote verschillen: vergelijkingen tussen Judas Isakriot en Simon Petrus, Martha en Maria Magdalena en Maria Magdalena en Simon Petrus

    [1]

    In deze preek gaan we enkele mensen uit de Bijbel met elkaar vergelijken. Om het overzichtelijk te houden, kunnen we deze vergelijkingen als volgt kort samenvatten:

    Eerst gaan we Judas en Petrus vergelijken vanuit Mattheus 26 en 27 en Johannes 20 en 21.

    Dan gaan we Martha en Maria Magdalena vergelijken vanuit Johannes 11.

    Ten slotte gaan we Maria Magdalena en Petrus vergelijken vanuit Johannes 18, 19 en 20.

    =========================================================================================

    Om Petrus en Judas te vergelijken, kunnen we allereerst best naar een passage in Mattheus gaan, namelijk Mattheus 26:31-35: ´Toen zeide Jezus tot hen: Gij zult allen aan Mij aanstoot nemen in deze nacht. Want er staat geschreven: Ik zal de herder slaan en de schapen der kudde zullen verstrooid worden. Doch nadat Ik zal zijn opgewekt, zal Ik u voorgaan naar Galilea. Petrus antwoordde en zeide tot Hem: Al zouden allen aanstoot aan U nemen, ik nooit! Jezus zeide tot hem: Voorwaar, Ik zeg u, in deze nacht, eer de haan kraait, zult gij Mij driemaal verloochenen. Petrus zeide tot Hem: Zelfs al moest ik met U sterven, ik zal U voorzeker niet verloochenen. Zo spraken ook al de discipelen.¡ Hier zien we dus dat Petrus zichzelf echt had voorgenomen Jezus niet te verraden. Niet zo met Judas. Hij had Jezus al verraden. We lezen namelijk hiervoor al in Mattheus 26:14-16: ´Toen ging één van de twaalven, genaamd Judas Iskariot, naar de overpriesters, en hij zeide: Wat wilt gij mij geven? Dan zal ik Hem u overleveren. En zij stelden hem dertig zilverlingen ter hand. En van toen af zocht hij een goede gelegenheid om Hem over te leveren.¡ Dus, ik herhaal nogmaals: Petrus wou Jezus echt niet verraden en had dit zichzelf sterk voorgenomen, terwijl Judas dit slechts veinsde. Toch lezen we over Petrus dat hij Jezus zou verraden: ´Jezus zeide tot hem: Voorwaar, Ik zeg u, in deze nacht, eer de haan kraait, zult gij Mij driemaal verloochenen.¡ Petrus ontkent dit ten stelligste: ´Petrus zeide tot Hem: Zelfs al moest ik met U sterven, ik zal U voorzeker niet verloochenen.¡ Toch lezen we over Petrus in Mattheus 26:69-75: ´Petrus zat buiten in de hof en er kwam een slavin naar hem toe, die zeide: Ook gij waart bij Jezus, de Galileeër. Maar hij loochende het ten aanhoren van allen en zeide: Ik weet niet, wat gij zegt. Toen hij naar het portaal ging, zag een andere hem en zij zeide tot hen, die daar waren: Die man was bij Jezus, de Nazoreeër. En wederom loochende hij het met een eed: Ik ken de mens niet. Even later kwamen zij, die daar stonden, naar Petrus toe en zeiden: Waarlijk, ook gij behoort tot hen, want ook uw uitspraak verraadt u. Toen begon hij zich te vervloeken en te zweren: Ik ken de mens niet. En terstond kraaide een haan. En Petrus herinnerde zich het woord, dat Jezus gesproken had: Eer de haan kraait, zult gij Mij driemaal verloochenen. En hij ging naar buiten en weende bitter¡. Petrus had zich echt voorgenomen Jezus niet te verloochenen, Judas niet. Dit verraad van Petrus was dus misschien psychologisch of mentaal nog zwaarder dan het verraad van Judas, getuige zijn bittere tranen. Toch wanhoopte Petrus uiteindelijk niet maar hij hoopte op een herstelde relatie met de Heer. Deze hoop op een herstelde relatie kwam uit liefde voor de Heer, zoals Petrus zei tot Zijn Heer toen Die hem had gevraagd of hij Hem liefheeft: ´Here, Gij weet alles, Gij weet, dat ik U liefheb¡ (Johannes 21:17b).

    Niet zo met Judas. Na Jezus verraden te hebben, ging hij niet naar Jezus maar hij ging naar hypocriete voorgangers die Jezus haatten en Judas niet zouden helpen. We lezen namelijk in Mattheus 27:3-5: ´Toen kreeg Judas, die Hem verraden had, berouw, daar hij zag, dat Hij veroordeeld was, en hij bracht de dertig zilverlingen aan de overpriesters en oudsten terug, en hij sprak: Ik heb gezondigd, onschuldig bloed verraden! Maar zij zeiden: Wat gaat ons dit aan? Gij moet zelf maar zien wat ervan komt! En de zilverlingen in de tempel werpende, verwijderde hij zich; daarop ging hij heen en verhing zich¡. Hier was dus geen pastorale counseling te bespeuren: ´Wat gaat ons dit aan?¡ of: ´Het is niet onze zaak¡ – we moeten trouwens voor elkaar zorgen in deze coronatijden –. Had Judas naar Jezus gegaan, dan had hij beseft dat Jezus met ons kan meevoelen en dat we, wanneer we dit nodig hebben, altijd naar Zijn troon van genade mogen gaan, zoals staat in de Hebreeёnbrief (Hebreeën 4:14-16). Of zoals Petrus zelf getuigde toen hij schreef in 1 Petrus 5:7: ´Werpt al uw bekommernis op Hem, want Hij zorgt voor u¡. De farizeeën hadden geen relatie met Jezus. Hoewel onze voorgangers en oudsten wel een relatie met Jezus hebben, kunnen zij je niet ten volle helpen als je niet in een relatie met Jezus stapt. Natuurlijk zijn we er voor jullie, maar het gaat allereerst om jouw persoonlijke relatie met de Here Jezus. Wanhoop dus niet, maar herneem je relatie met Jezus.

    Petrus was eerst een symbool van eigen trots, een nutteloos geloof in eigen werken zonder genade, het zelf willen regelen, louter logisch willen denken, ongeloof, wanhoop, geen juiste relatie met de Heer en vrees en wanhoop voor de toekomst. Maar dan wordt hij een symbool van onverdiende genade, en hoop voor de toekomst in Jezus door middel van een herstelde relatie met de Heer. Judas is een symbool van wanhoop vanwege het niet vinden van de oplossing voor de zonden van je verleden en jouw traumaÿs in Jezus Christus.

    Hebben we onze hoop in Jezus? Hebben we relatie en vertrouwen of zijn we wanhopig vanwege de coronasituatie of misschien vanwege onze zonden uit het verleden? Kiezen we er ieder persoonlijk voor om onze relatie met de Heer te herstellen?

    =========================================================================================

    Laten we voor de tweede vergelijking Johannes 11:1-44 lezen:[2]

    ´Er was iemand ziek, Lazarus van Betaniё, het dorp van Maria en haar zuster Marta. Maria was het, die de Here gezalfd had met mirre en zijn voeten met haar haren had afgedroogd. En haar broeder Lazarus was ziek. De zusters dan zonden Hem bericht: Here, zie, die Gij liefhebt, is ziek. Toen Jezus het hoorde, zei Hij: Deze ziekte is niet ten dode, maar ter ere Gods, opdat de Zoon van God erdoor verheerlijkt worde. Jezus nu had Marta en haar zuster en Lazarus lief. Toen Hij dan hoorde, dat hij ziek was, bleef Hij daarop nog twee dagen ter plaatse, waar Hij was; daarna echter zeide Hij tot zijn discipelen: Laten wij weder naar Judea gaan. (…) Toen Jezus dan aankwam, bevond Hij, dat hij reeds vier dagen in het graf lag. Betaniё nu was dicht bij Jeruzalem gelegen, op een afstand van ongeveer vijftien stadiën. Vele uit de Joden waren tot Marta en Maria gekomen om haar te troosten over haar broeder. Toen nu Marta hoorde, dat Jezus kwam, ging zij Hem tegemoet [zij roept zichzelf], doch Maria bleef in huis zitten [zij kent haar plaats en roept zichzelf niet]. Marta dan zeide tot Jezus: Here, indien gij hier geweest waart, zou mijn broeder niet gestorven zijn [ze is wat onbeschoft]. Ook nu weet ik, dat God U geven zal al wat Gij van God begeert. Jezus zeide tot haar: Uw broeder zal opstaan. Marta zeide tot Hem: Ik weet, dat hij zal opstaan bij de opstanding ten jongsten dage. Jezus zeide tot haar: Ik ben de opstanding en het leven; wie in Mij gelooft, zal in eeuwigheid niet sterven; gelooft gij dat? Zij zeide tot Hem: Ja, Here, ik heb geloofd, dat Gij zijt de Christus, de Zoon van God, die in de wereld komen zou [ze gelooft in de opstanding op de dag des oordeels maar ze gelooft nog niet dat jezus lazarus kan opwekken]. En na deze woorden ging zij heen en riep haar zuster Maria in stilte en zeide: Daar is de Meester en Hij roept u [de meester roept haar, zij roept niet zichzelf]. En toen zij dat hoorde, stond zij ijlings op en ging tot Hem [volledige verbondstrouw]; Jezus echter was nog niet in het dorp gekomen, maar bevond Zich nog op de plaats, waar Marta Hem ontmoet had. De Joden dan, die met haar in het huis waren en haar troostten, zagen Maria ijlings opstaan en naar buiten gaan [je zou kunnen zeggen dat ze dacht bij zichzelf: ´ik ga naar jezus en het kan me niet schelen wat de anderen van me denken¡] en zij volgden haar, vermoedende dat zij naar het graf ging om daar te wenen. Toen Maria dan kwam, waar Jezus was en Hem zag, viel zij Hem te voet en zeide tot Hem: Here, indien Gij hier geweest waart, zou mijn broeder niet gestorven zijn [nederigheid, volledige onderwerping, en volledig geloof].

    Toen Jezus haar dan zag wenen en ook de Joden, die met haar meegekomen waren, zag wenen, werd Hij verbolgen in de geest en diep ontroerd, en Hij zeide: Waar hebt gij hem gelegd? Zij zeiden tot Hem: Here, kom en zie. Jezus weende. De Joden dan zeiden: Zie, hoe lief Hij hem had! Maar sommigen van hen zeiden: Had Hij, die de ogen van de blinde heeft geopend, niet kunnen maken, dat ook deze niet stierf? Jezus dan, wederom bij Zichzelf verbolgen, ging naar het graf; dit nu was een spelonk en er lag een steen tegenaan. Jezus zeide: Neemt de steen weg! Marta, de zuster van de gestorvene, zeide tot Hem: Here er is reeds een lijklucht, want het is al de vierde dag. [ongeloof, ze gelooft nog niet dat jezus lazarus kan opwekken voor de dag des oordeels. jezus gaat hierop in:] Jezus zeide tot haar: Heb Ik u niet gezegd, dat gij, indien gij gelooft [indien gij verbondstrouw hebt jegens mij, zij had dus geen geloof / verbondstrouw], de heerlijkheid Gods zien zult? Zij namen dan de steen weg. En Jezus sloeg de ogen opwaarts en zeide: Vader, Ik dank U, dat Gij Mij verhoord hebt. Zelf wist Ik, dat Gij Mij altijd verhoort, maar ter wille van de schare, die rondom Mij staat, heb Ik gesproken, opdat zij geloven, dat Gij Mij gezonden hebt. En na dit gezegd te hebben, riep Hij met luider stem: Lazarus, kom naar buiten! De gestorvene kwam naar buiten, de voeten en de handen gebonden met grafdoeken, en er was een zweetdoek om zijn gelaat gebonden. Jezus zeide tot hen: Maakt hem los en laat hem heengaan.¡

    Marta roept zichzelf. Ze is onbeschoft. Maria wordt geroepen door Meester Jezus en haast zich dan naar haar Meester en valt onmiddellijk, nederig en in volle onderwerping aan Zijn voeten. Onthoud haar verbondstrouw jegens Jezus. Hier komen we later nog op terug. Maria Magdalena is dus hier een symbool van het besef van het nodig hebben van onverdiende genade, relatie met en vertrouwen in Jezus, terwijl Martha een symbool is van trots, een nutteloos geloof in eigen werken zonder genade, het zelf willen regelen, louter logisch willen denken, ongeloof, wanhoop, geen juiste relatie met de Heer en vrees en wanhoop voor de toekomst.

    Straks gaan we nog spreken over het zondige verleden van Maria Magdalena, maar ondanks haar zondige verleden stelde zij haar vertrouwen in Jezus, zoals we nog zullen zien. Net zoals ik u al vroeg bij Judas en Petrus, vraag ik u nu weer: Hebben we onze hoop in Jezus? Hebben we relatie en vertrouwen of zijn we wanhopig vanwege de coronasituatie of misschien vanwege onze zonden uit het verleden?

    =========================================================================================

    We kunnen namelijk nog een derde vergelijking maken; een vergelijking tussen Petrus en Maria Magdalena.

    Maria Magdalena dacht waarschijnlijk bij zichzelf: ´ik ga naar jezus en daarom kan het me nu niet schelen wat ik allemaal voor slechte dingen heb gedaan en wat anderen van me denken¡. Bij haar eerste ontmoeting met Jezus kon het haar niet schelen dat de mensen van haar wisten dat ze een zondares was, en dat ze nergens kon komen onder de mensen zonder veel publieke schande te dragen – ze stond namelijk in de stad als zondares bekend (Lukas 7:37a) – ze moest en zou bij Jezus zijn en haar trouw aan Hem betonen en maakte dit publiekelijk duidelijk; ´En zij bracht een albasten kruik met mirre, en zij ging wenende achter Hem staan [ze wou dicht bij Jezus zijn], bij zijn voeten, en begon met haar tranen zijn voeten nat te maken en droogde ze af met haar hoofdhaar, en kuste zijn voeten en zalfde ze met de mirre¡ (Lukas 7:37b-38). Jezus zei over haar: ´Voorwaar, Ik zeg u, overal waar dit evangelie verkondigd zal worden in de gehele wereld, zal ook tot haar gedachtenis gesproken worden van wat zij gedaan heeft¡ (Matteus 26:13). Jezus merkte ook haar verbondstrouw op en zei over haar: ´zij betoonde veel liefde¡ (Lukas 7:47b), en Hij zei tot haar: ´Uw verbondstrouw heeft u behouden¡ (Lukas 7:50b). Haar verbondstrouw jegens Christus werd ook duidelijk vóór de opwekking van Lazarus, want er staat: ´De Joden dan, die met haar in het huis waren en haar troostten, zagen Maria ijlings opstaan en naar buiten gaan en zij volgden haar, vermoedende dat zij naar het graf ging om daar te wenen. Toen Maria dan kwam, waar Jezus was en Hem zag, viel zij Hem te voet en zeide tot Hem: Here (…)¡ (Johannes 11:31-32). Het kon haar dus niet schelen want anderen van haar dachten, ze wou dicht bij Jezus zijn. Ook bij de kruisiging van Jezus, toen Petrus Hem verloochend had, hield zij haar trouw aan Jezus stevig vast en wou dicht bij Hem zijn: ´En bij het kruis van Jezus stonden zijn moeder en de zuster zijner moeder, Maria van Klopas en Maria van Magdala¡ (Johannes 19:25). Zo ook bij het graf en bij de opstanding. Zij wou dicht bij Jezus zijn, zelfs toen Hij lichamelijk maar een lijk was, en ze haastte zich als eerste naar het graf: ´En op de eerste dag der week ging Maria van Magdala vroeg, terwijl het nog donker was, naar het graf en zij zag de steen van het graf weggenomen. IJlings kwam zij dan bij Simon Petrus en bij de andere discipel, dien Jezus liefhad, en zeide tot hen: Zij hebben de Here [ze is nog steeds trouw aan haar Here] weggenomen uit het graf en wij weten niet, waar zij Hem hebben neergelegd. Petrus dan ging [toen pas] op weg en ook de andere discipel en zij begaven zich naar het graf¡ (Johannes 20:1-3). Maria haastte zich uit trouw aan haar Heer als eerste naar Zijn graf.

    Het verhaal gaat verder: ´En Maria stond buiten dicht bij het graf, wenende¡ (Johannes 20:11). Ze staat dicht bij het graf; ze wil dicht bij het graf zijn waar Jezus was, maar ze is verward want het lichaam van haar Heer was gestolen.

    Engelen verschijnen aan haar en tegen deze hemelse wezens noemt ze Jezus nog steeds ´mijn Here¡ (Johannes 20:13b). Dit spreekt van de hoge positie en zelfs van de goddelijkheid van Christus.

    Na Zijn opstanding verschijnt de Heer eerst aan haar, nog voor Hij verscheen aan Petrus, maar zij herkent Hem eerst niet. Ze denkt dat Hij de hovenier is (Johannes 20:14-15). Wanneer zij Jezus uiteindelijk herkent en spreekt met Hem, is zij nog steeds trouw aan haar verbond met Hem en noemt Hem ´Rabbouni!¡ Wat ´Leraar¡ of ´Meester¡ betekent (Johannes 20:15-16). Zij houdt zoveel van Hem en zij is zo trouw aan Hem dat zij Hem wilt blijven vasthouden maar zij moet loslaten want, vanwege het feit dat Jezus eerst aan haar verscheen, krijgt zij de eer Proto-apostel te zijn; de eerste verkondiger van het goede nieuws van de opstanding van onze Heer, nog voor de apostelen dit konden doen (Johannes 20:16-17).

    Na Zijn opstanding verschijnt de Heer eerst aan haar, nog voor Hij verscheen aan Petrus.

    Petrus had woorden maar geen volhardend geloof. Maria Magdalena had geen woorden maar een volhardend geloof. Ondanks haar verleden, door schaamte en bespotting heen (Lukas 7) en door fysiek gevaar van vervolging door de Romeinen heen (Johannes 19vv) behield zij trouw haar geloofsvertrouwen. Dus: je traumaÿs of zonden uit het verleden of het heden bepalen niet hoe sterk jouw geloof of jouw verbondsvertrouwen zal zijn in de toekomst. Maria Magdalena, die een zondige hoer was geweest, werd de eerste apostel (boodschapper) van de opstanding en later werd ze, volgens de overlevering, een groot profetes en apostel (in de zin van evangelist) in de richting van Syrië en ze bereikte vele mensen met het Evangelie. Haar broer Lazarus die het dodenrijk al gezien had vluchtte, volgens de traditie, voor de Joden die hem dood wilden omdat hij een levend bewijs was voor de heerschappij en opstandingskracht van Jezus. Hij ging naar Cyprus en werd daar de eerste kerkleider. Petrus, die Jezus had verloochend nadat hij al een volgeling van Jezus was geworden, werd ook een belangrijk leidinggevend figuur in de vroege Kerk, getuige hiervan de woorden van Jezus in de evangeliën, het evangelie van Markus – wat eigenlijk het evangelie van Petrus zou moeten heten aangezien hij het dicteerde aan Markus – zijn verdere evangelisatie en leidinggevende positie onder de Joodse christenen zoals opgetekend in Handelingen en zijn brieven.

    In het kort gezegd: je traumaÿs of zonden uit het verleden of het heden bepalen niet hoe sterk jouw geloof of jouw verbondsvertrouwen zal zijn in de toekomst.  waar je ook doorgaat, wat je ook hebt gedaan of aan het doen bent, vandaag kan je je bekeren en rechtstreeks tot Jezus gaan in volledige bekering. God kan veel met jou bereiken. Misschien wordt jij wel de volgende Lazarus, Petrus, of Maria Magdalena. Maak niet dezelfde fout als Judas Iskariot door zonde, trauma en wanhoop het laatste woord te geven maar maak dezelfde beslissing als Petrus en Maria Magdalena, door Jezus het laatste woord te geven. Laat je redden uit je zonden en wees trouw en gehoorzaam aan Jezus Christus onze Heer.



    [1] Alle bijbelteksten zijn genomen uit de vertaling van 1951 van het Nederlands Bijbelgenootschap (NBG1951).

    [2] Deze vergelijking, alsook een deel van de ideeën die ik hier bespreek, zijn geïnspireerd door een bijbelstudie over Maria [Magdalena] en Martha, gegeven voor de jeugdvereniging van de Assyrische Kerk van het Oosten op 19 januari 2021 door Mar Awraham Youkhanis, de bisschop van het bisdom van West Europa van de Assyrische Kerk van het Oosten, via Zoom. Hij baseerde zich op zijn beurt op de kerkvaders Johannes Chrysostomos en vooral Origenes.


    Categorie:Preken
    06-12-2020
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Focus niet op angst

    In[1] mijn vorige preek sprak ik over het feit dat we steeds moeten focussen op de Heilige Geest. Vandaag wil ik als vervolg zeggen: ´focus niet op angst¡.

    We lezen uit 1 Koningen 12. Het gaat hier eenvoudig gezegd over een periode toen Israël verdeeld was in twee koninkrijken. Het gebeurde namelijk als volgt: koning Rechabeam van het koningshuis van koning David was hardvochtig en wreed voor zijn volk. Dus splitsten de provincies van het noorden zich af en stelden zij hun eigen koning aan. Dit was koning Jerobeam. Dit alles kan u terugvinden in 1 Koningen 12:1-20.

    Laten we lezen uit 1 Koningen 12:20,25-30. We slaan dus even verzen 21 tot 24 over.

    ´De Israëlieten, die hadden gehoord dat Jerobeam was teruggekeerd, lieten hem vragen om voor de volksvergadering te verschijnen. Daar werd hij uitgeroepen tot koning van heel Israël. Er was niemand meer die het koningshuis van David steunde, behalve de stam Juda. (…) Jerobeam vestigde zich in Sichem, in het bergland van Efraïm, nadat hij de stad eerst had versterkt. Later trok hij daar weg en versterkte hij Penuel. Hij bedacht dat er alle kans was dat het koningschap weer zou terugvallen aan het huis van David en overlegde bij zichzelf: Wanneer het volk naar Jeruzalem blijft gaan om daar offers op te dragen in de tempel van JHWH, zullen ze mij vermoorden en zich weer bij Rechabeam aansluiten. Na rijp beraad besloot hij om twee gouden beelden te laten maken in de vorm van een stierkalf. Daarop zei hij tegen het volk: ‘U bent nu vaak genoeg ter bedevaart naar Jeruzalem gegaan! Israël, dit is uw god die u uit Egypte heeft geleid.ÿ Het ene beeld liet hij in Betel plaatsen, en het andere in Dan, waar het door de Israëlieten in optocht naartoe werd gebracht. Zo verviel het volk tot zonde¡ (1 Koningen 12:20,25-30).

    Wat zien we in deze passage? De koning van het noorderrijk Israël werd zelf aangesteld door de Israëlieten. Het volk had hem graag en had hem duidelijk verkozen boven hun oorspronkelijke koning Rechabeam van het zuidderrijk Judea, die zij al verworpen hadden. Hij had dus geen objectieve reden om bij zichzelf te zeggen: ´Wanneer het volk naar Jeruzalem blijft gaan om daar offers op te dragen in de tempel van JHWH, zullen ze mij vermoorden en zich weer bij Rechabeam aansluiten.¡ Dit was een niet-reëele (niet-werkelijke) angst die slechts in zijn eigen hoofd zat. Hier gold: ´Het hart is het meest listig van alle, Vol boosheid: wie kan het kennen?¡ (Jeremia 17:9, Canisiusvertaling) of, in een andere vertaling: ´Arglistig is het hart, meer dan enig ding, ja, dodelijk is het, wie zal het kennen?¡ (Jeremia 17:9, Statenvertaling). Inderdaad, angst of andere onzuiverheden in het hart kunnen overslaan in zonde die kunnen leiden tot de dood. Zo liet David Uria de man van Batsheba vermoorden (2 Samuël 12:9). Jakobus vat het samen als volgt: ´Wie in verleiding komt, moet niet beweren: ‘Die verleiding komt van God.ÿ Want God stelt niemand aan verleiding bloot, zoals hij zelf ook niet door iets slechts in verleiding kan worden gebracht. Iedereen komt in verleiding door zijn eigen begeerte, die hem lokt en meesleept. Is de begeerte bevrucht, dan baart ze zonde; en is de zonde volgroeid, dan brengt ze de dood voort¡ (Jakobus 1:13-15). Angst of onzekerheid laat u rare dingen doen en anderen meeslepen in afgoderij en / of zonde. In ons verhaal zien we het gevolg van de angst van koning Jerobeam. Deze angst zei tegen hem dat ze hem zouden vermoorden en verraden (1 Koningen 12:27). Dus: ´Na rijp beraad besloot hij om twee gouden beelden te laten maken in de vorm van een stierkalf. Daarop zei hij tegen het volk: ‘U bent nu vaak genoeg ter bedevaart naar Jeruzalem gegaan! Israël, dit is uw god die u uit Egypte heeft geleid.ÿ Het ene beeld liet hij in Betel plaatsen, en het andere in Dan, waar het door de Israëlieten in optocht naartoe werd gebracht. Zo verviel het volk tot zonde¡ (1 Koningen 12:28-30). Het gevolg van de angst van koning Jerobeam was dus dat hij het volk de eerste geboden van de tien geboden van God liet breken. Waar Jerobeam twee gouden stierkalven liet maken en over deze zei: ´dit is uw god die u uit Egypte heeft geleid¡ (1 Koningen 12:28), had God namelijk al gezegd: ´Ik ben JHWH, uw God, die u uit Egypte, uit de slavernij, heeft bevrijd. Vereer naast mij geen andere goden. Maak geen godenbeelden, geen enkele afbeelding van iets dat in de hemel hier boven is of van iets beneden op de aarde of in het water onder de aarde. Kniel voor zulke beelden niet neer, vereer ze niet, want ik, JHWH, uw God, duld geen andere goden naast mij¡ (Exodus 20:2-5a). Door zijn angst liet Jerobeam Israël dus 1. Godenbeelden maken 2. Andere goden vereren. 3. Jahweh, de ware God, verzaken. Door zijn angst had hij dus zijn eigen hart van Jahweh afgekeerd en leerde hij zijn volk hetzelfde te doen. We behoren dus goed op te passen dat we onze harten zuiver houden en ons niet laten meeslepen door onze angsten. Iemand zei dat moed niet de afwezigheid is van angst, maar het verstouten van het hart dat oog in oog is komen te staan met eigen angsten. ´Van alles waarover je waakt, waak vooral over je hart, het is de bron van je leven¡ (Spreuken 4:23).

    Maar angst was eigenlijk allang niet meer nodig. De God die later zou verraden worden door Jerobeam had namelijk zijn probleem al opgelost: <> (1 Koningen 12:21-24). Dit wordt nogmaals vermeld in 2 Kronieken: <> (2 Kronieken 11:1-4). Er wordt dus tweemaal in de Bijbel vermeld dat God hier dus al een werkelijk-mogelijke invasie onmogelijk had gemaakt. Er was dus helemaal geen externe dreiging vanuit het zuiderrijk Juda meer. We zagen reeds dat Jerobeam, de koning van het noorderrijk Israël, zelf werd aangesteld door de Israëlieten. Het volk had hem graag en had hem duidelijk verkozen boven hun oorspronkelijke koning van het zuidderrijk Judea die zij al verworpen hadden. Er was dus ook geen interne dreiging vanuit het Noorderrijk Israël zelf. Had Jerobeam een persoonlijke en levende relatie gehad met Jahweh, dan had hij geweten dat er helemaal geen interne of externe dreigingen waren. In feite, het was Jahweh zelf die zei over de splitsing van het noorderrijk van het zuiderrijk: ´dit alles is van mij uitgegaan¡ (1 Koningen 12:24b). Welke angsten zouden we kunnen laten varen indien we meer vertrouwen op Jahweh? Zoals X in haar vorige preek aanhaalde: ´Gezegend wie op de HEER vertrouwt, wiens toeverlaat de HEER is. Hij is als een boom geplant aan water, zijn wortels reiken tot in de rivier. Hij merkt de komst van de hitte niet op, zijn bladeren blijven altijd groen. Tijden van droogte deren hem niet, steeds weer draagt hij vrucht¡ (Jeremia 17:7-8). ´Hij merkt de komst van de hitte niet op¡ en ´tijden van droogte deren hem niet¡. Hij kijkt dus niet naar angst. Hij is niet bezorgd als het wat moeilijker gaat of als hij misschien even geen vruchten draagt. Hij weet dat hij weldra weer vruchten zal dragen. Waarom? Omdat hij weet, zoals X het zo mooi verwoorde, dat zijn leven in de beek van God is. Dit water is een symbool van de Heilige Geest. De Heilige Geest is ´de bron met water dat leven geeft¡ (Openbaring 21:6b). Als we focussen op Hem, als onze ´wortels reiken tot in de rivier¡, dan geldt voor ons: ´steeds weer draagt hij vrucht¡.

    In zijn vorige preek sprak Y ook over het feit dat de toekomst soms zo uitzichtloos kan lijken dat het lijkt alsof je als ratten in de val zit. Het verleden kan je achtervolgen en je tot slaaf maken. Dit is precies wat er aan het gebeuren was met koning Jerobeam toen hij verder en verder begon te prakkeseren. Hij was zijn eigen raadgever in zijn arglistige hart (Jeremia 17:9). In plaats van te vertrouwen op de Heer, Hem zijn toeverlaat te maken, en Hem zijn hart te laten doorgronden en zijn nieren te laten toetsen (Jeremia 17:7,10a), ging hij in overleg met zijn boze raadgevers (1 Koningen 12:28). Hij zat dus in de kring der bozen, stond in hun raad en wandelde er in (Psalm 1:1). Daarom bracht hij slechte vruchten voort. Het had beter geweest als hij een sterke en levende relatie met Jahweh gehad zou hebben. Dan zou hij goede vruchten voort hebben kunnen brengen. Welke angsten en welke angstvallige adviezen zouden we kunnen laten varen indien we meer vertrouwen op Jahweh?

    Zoals we leren uit het verhaal van Jerobeam: zijn er misschien situaties of personen waar wij nog bang voor zijn, terwijl de situatie al lang veranderd is? Rechabeam vormde al lang geen bedreiging meer maar toch had Jerobeam nog angst voor hem met alle gevolgen vandien. Heeft God al iets nieuw gedaan maar zitten we nog vast in het verleden? Hebben we een krachtige relatie met Jahweh of hangen we vast aan en worden we belemmerd door onze angsten? ´De liefde laat geen ruimte voor angst; volmaakte liefde sluit angst uit, want angst veronderstelt straf. In iemand die angst kent, is de liefde geen werkelijkheid geworden¡ (1 Johannes 4:18). ‘God heeft ons geen Geest gegeven van vreesachtigheid (Statenvertaling, Leidse vertaling, vert. prof. Brouwer, Petrus Canisiusvertaling), geest der vrees (Lutherse vertaling), lafhartigheid (NBG/NBV), bangheid (TELOS). ´maar [een Geest] van kracht, van liefde en zelfbeheersing¡ÿ (2 Timotheüs 1:7, Canisiusvertaling). De Heilige Geest is dus geen Geest van angst maar een Geest van kracht; kracht in plaats van belemmerd te worden door angst.

    Zoals we zagen in het verhaal over koning Jerobeam kan onze angst ons parten spelen en ons leiden tot het bedrijven van zonde. We kunnen, door invloed van onze angsten, zelfs anderen tot zonde brengen. Van welke angst moeten wij ons bekeren? Welke angst heeft ons geleid? Laten we niet focussen op angst, laten we ons niet laten leiden door angst, maar laten we focussen op de Heilige Geest en laten we ons laten leiden door Hem.



    De bijbeltekst in deze uitgave is ontleend aan De Nieuwe Bijbelvertaling, © Nederlands Bijbelgenootschap 2004/2007. Indien andere Bijbelvertalingen worden gebruikt, zal dit steeds worden aangeduid.


    Categorie:Preken
    08-11-2020
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Focus steeds op de Heilige Geest

    Vanwege corona kunnen we ons soms moedeloos en hopeloos voelen. We kunnen zelfs angst voor de toekomst hebben. Zo las ik op LinkedIn een artikel waarin 2020 werd omschreven als “the year of anxiety” (het jaar van angst voor de toekomst). Er is werkonzekerheid. Mensen verliezen hun jobs, mensen sterven onverwachts, de dood en het einde van ons leven op deze aarde staat bij wijze van spreken vlak voor de deur.

    Door middel van deze preek wil ik je bemoedigen en een andere zienswijze vanwaaruit een andere strategie vloeit, aanreiken. Ik ga vooral werken vanuit enkele brieven van Paulus en ik ga ook rekening houden met de bewoordingen van andere theologen.

    Misschien ben je gefrustreerd dat je als christen niet zo veel goede werken meer kan doen. Maar de enige nuttige werken die je kan doen, beginnen toch enkel vanuit Christus. Heeft Christus ons niet duidelijk gezegd: “Ik ben de wijnstok, u de ranken; wie in Mij blijft en Ik in hem, die draagt veel vrucht, want zonder Mij [of gescheiden van Mij] kunt u helemaal niets doen” (Johannes 15:5)? En schreef Paulus ook niet “Want wij zijn zijn maaksel, geschapen in Christus Jezus tot goede werken, die God tevoren heeft bereid, opdat wij daarin zouden wandelen” (Efeziërs 2:10)? Eerst zijn we dus door ons geloof[1] [verbondsvertrouwen] en door Zijn genade behouden. Deze redding is een geschenk van God. Het is niet op grond van onze werken (Efeziërs 2:8-9). Dus, vóórdat we gewerkt hadden, mochten we door Zijn genade een nieuw maaksel (Efeziërs 2:10); een nieuwe schepping gemaakt worden: “Daarom, als iemand in Christus is, is hij een nieuwe schepping; het oude is voorbijgegaan, zie, het is alles nieuw geworden” (2 Korinthiërs 5:17). Als we verder kijken in de brief van Paulus aan de Efeziërs, dan zien we het volgende: De theoloog E. K. Simpson verwoordt het zo: “Die bewoording in Christus slaat de grondtoon van de hele brief; van deze vruchtbare kiem vertakt de vertakkende eik van het bos.”[2] In het Nederlands klinkt dit misschien een beetje grappig, maar wat hij dus eigenlijk zegt is dat deze zin het fundament is vanwaaruit we deze brief behoren te lezen. Het “in Christus”-zijn is dus – weeral – essentieel. Zo lezen we bijvoorbeeld onder andere in Efeze hoofdstuk 1(:3-14): “Gezegend zij de God en Vader van onze Heer Jezus Christus, die ons gezegend heeft met alle geestelijke zegening in de hemelse gewesten in Christus” (Efeziërs 1:3), “zoals Hij ons in Hem heeft uitverkoren vóór de teloorgang der wereld (καταβολῆς κόσμου[3])” (Efeziërs 1:4a), “zijn genade, waarmee Hij ons begenadigd heeft in de Geliefde” (Efeziërs 1:6b), “in Wie wij de verlossing hebben” (Efeziërs 1:7a), “om alles wat in de hemelen en op de aarde is onder één hoofd samen te brengen in Christus” (Efeziërs 1:10b) - het is dus de bedoeling dat we in Christus zouden zijn; onder zijn hoofd samengevat, opgesomd, bijeengebracht, verenigd (ἀνακεφαλαιόω)[4] –, “in Hem, in Wie wij ook erfgenamen zijn geworden” (Efeziërs 1:11a) en, tot slot, “in Wie u ook, toen u geloofd hebt, verzegeld bent met de Heilige Geest van de belofte, het Onderpand onzer erfenis; opdat gij als zijn eigendom moogt worden vrijgekocht, en zijn glorie moogt loven” (Efeziërs 1:13b-14[5]). We zijn verzegeld met de Heilige Geest van de belofte. Hierover schrijft Simpson: “De tussenkomst van de Heilige Geest verschaft een voorsmaak van gelukzaligheid; want het leven dat Hij implanteert in de geredde ziel heeft deel aan de kwaliteit van dat van de hemel. In uren waarin de vleugelen der geloof hem omhoog heffen, geniet de heilige van een voorsmaakje van de hemel.”[6] En: “Geloof heeft het voorrecht om te mogen stijgen boven het natuurlijke, alledaagse plateau. (…) Er zijn tijden van hemel op aarde die ons een voorproefje geven van glorie, wanneer we transfigurerende glimpen binnen de sluier verkrijgen en de lucht van onsterfelijkheid inademen.”[7] De Heilige Geest is tevens een onderpand, een ἀρραβών. Het Griekse woord αρραβων kan in het moderne Grieks verlovingsring betekenen.[8] Toen ik mijn verlovingsring aan X gaf voor het oog en met toestemming en zegen van haar ouders, wisten ze dat ik met haar ging trouwen. Ik was nog niet met haar getrouwd maar ze had goede moed dat ik met haar zou trouwen. Op dezelfde manier hebben wij goede moed omdat we Gods Verlovingsring, de Heilige Geest, in ons wonen hebben. Dit is al een voorteken van wat gaat komen; het huwelijk met Christus de Bruid. We hebben dus goede moed vanwege de Heilige Geest die in ons woont. Laten we onze blik focussen op de Heer en op Zijn Heilige Geest. Laten we hiervoor nog verder kijken naar enkele passages in 2 Korinthe 3, 4 en 5.

    “Wij allen nu, die met onbedekt gezicht de heerlijkheid van de Heer aanschouwen, worden naar hetzelfde beeld veranderd van heerlijkheid tot heerlijkheid, als door de Heer, de Geest” (2 Korinthe 3:18). Net als Jezus van gedaante veranderde (μετεμορφώθη; Matteus 17:2; Markus 9:2 - μετεμορφώθη: μετά verandering van, μορφή ‘the abiding form.’[9]) behoren we ons leven te transformeren en door God te laten transformeren (μεταμορφούμεθα* | μεταμορφοῦσθε**) naar het beeld / de gelijkenis van Christus (*2 Korinthe 3:18; **Romeinen 12:2).[10] Basil de Grote zegt het in het eenvoudig als volgt: Als we onze blik richten op de Geest dan worden we door de glorie van de Geest op de één of andere manier veranderd in grotere heerlijkheid, onze harten worden dan als het ware door licht dat van de waarheid van de Geest komt, verlicht.[11] De Ambrosiastercommentaar bevat een mooie uitleg over 2 Korinthe 3:18: “We zullen worden verheven door de goedheid van de Heer van de heerlijkheid van Mozes, waar we niet naar konden kijken vanwege onze zondigheid, en we zullen getransformeerd worden tot een heerlijkheid waarvan we geloven dat die ons is gegeven door de Geest van de Heer. De grootsheid van de komende heerlijkheid zal proportioneel zijn naar wat passend is voor God om ons te geven door zijn Geest. De glorie van Mozes was noch zo geweldig en noch zo eeuwig. Hij ontving heerlijkheid in een vorm die overeenkomstig was met de wet. Zo zal ook heerlijkheid gegeven worden aan gelovigen op een manier die overeenkomt met de wet van geloof, in dewelke de Geest van God aanwezig is. Want God heeft zijn Geest geschonken aan zijn getrouwen als een geschenk en een onderpand van de heerlijkheid die hij hun beloofd heeft.” In het kort gezegd: we zullen dus worden getransformeerd in een heerlijkheid waarvan we geloven dat die ons al gegeven is door de Geest van de Heer. Want God heeft Zijn Geest gegeven aan Zijn getrouwen als een geschenk en onderpand van de glorie die Hij hen beloofd heeft.[12] ‘Degene die het eind is van onze transformatie (“de Heer”) is ook haar middel en voorziener (door “de Geest”). (…) Of het nu expres is of niet, in deze samenvattende opmerking over het nieuwe verbond, heeft Paulus zijn lezers gegeven wat één van zijn krachtigste verklaringen zal blijken te zijn. Het omvat verbonden, wat blindheid onder het oude verbond impliceert terwijl het de helderheid van zicht bevestigd van zij die in het nieuwe verbond zijn. Bovendien omvat het de schepping van de mens als imago dei [beeld van God] en de val met haar rebellie en dood, tot bekering-verlichting en van daar door gedaanteverandering tot verheerlijking. Het leert dat “wij allen” in wie het beeld van God is geschonden, door het evangelie het beeld in haar perfectie kunnen “zien”, in het aangezicht van Jezus Christus. En het wordt ons niet enkel mogelijk gemaakt dit beeld te zien maar we worden geleidelijk naar dat beeld veranderd door de soevereine Geest.’[13] “Dat is de hoop die voor ons geplaatst is in de opstanding; en dit is allemaal natuurlijk gebaseerd op het feit dat Jezus zelf, de Messias, dit nieuwe soort lichaam al bezit. Hij is ‘de man van de hemel’; en zoals we het beeld van de oude, vergankelijke mensheid gedragen hebben (zie Genesis 5:3), zo zullen we het beeld van Jezus zelf dragen (zie Romeinen 8:29).[14] Over dit onsterfelijke lichaam schrijft Ambrosiaster: “(…) wiens vorm al duidelijk is in het hemelse lichaam van onze Heer.”[15]

    ‘Maar nu is een alles overtreffende openbaring van die eeuwige kracht en goddelijkheid geschonken: “de lichtglans van het evangelie van de heerlijkheid van Christus, die het beeld (εἰκὼν) van God is,” heeft op ons geschenen; Hij wiens scheppingswoord in het begin licht uit duisternis opriep heeft nu in onze harten geschenen, “tot de lichtglans van de kennis van de heerlijkheid van God in het aangezicht van Jezus Christus” (2 Korinthiërs 4;4,6). En de schrijver van Hebreeën verwoordt dezelfde waarheid op een andere manier: voor hem is Christus de “uitstraling” van de heerlijkheid Gods en de ware afdruk van zijn wezen (Hebreeën 1:3).[16] Uitstraling is het Griekse woord ἀπαύγασμα net zoals de zon licht uitstraalt. “Dit woord wordt ook gebruikt voor wijsheid in Wijsheid 7:26 waar zij beschreven wordt als “een uitstraling van eeuwig licht, en een vlekkeloze spiegel van het werk van God, en een beeld (εἰκὼν) van zijn goedheid.”[17] Het beeld van God in de mens is een kopie of reflectie van het archetypische beeld – i.e. Gods geliefde zoon. De nieuwe mens wordt vernieuwd naar het Beeld van zijn Schepper (Kolossenzen 3:10). Volgens J. B. Lightfoot gebruikte de voorchristelijke Alexandrijnse Jood Philo het woord εἰκὼν herhaaldelijk as een omschrijving van de λόγος. Naast de logische betekenis van gelijkenis bevat het woord εἰκὼν nog twee andere ideeën: vertegenwoordiging en manifestatie.[18] Vertegenwoordigen wij Gods beeld? Zijn wij een manifestatie van Hem? Hoe zit dit in onze familie? Zijn wij daar een vertegenwoordiging van Hem? Is onze familie een vertegenwoordiging van Hem? Is onze kerk een vertegenwoordiging van Hem?

    Philo zei dat de eerste mens het beeld van het Beeld (εἰκὼν εἰκόνος) is.[19] ‘Door te zeggen dat het geestelijke niet eerst was, maar het natuurlijk, en dan het geestelijke, kon het zijn dat Paulus gewoon zei dat in de tijd Adam voor Christus kwam. Maar dit zou vanzelfsprekend zijn voor de Korinthiërs. Het lijkt er eerder op dat Paulus zinspeelt op een idee dat je kan vinden in Philo, een idee dat is geleend uit het Platonische gedachtegoed, dat God eerst de perfecte mens schiep, een “hemelse man” of geestelijke man naar Gods beeld, en dan van de aarde de aardse man genaamd Adam in Genesis 2:7. Neen, zegt Paulus, de aards man, Adam, kwam eerst, en de perfecte, hemelse man, het ware “beeld van God” (2 Korinthiërs 4:4), kwam als laatste: dit is Christus. De eerste man was genomen uit de aarde, aards, zoals in Genesis 2:7. De tweede man kwam uit de hemel.’[20] Ignatius van Antiochië beschrijft Jezus als “de nieuwe mens Jezus Christus” (novum hominem Jesum Christum[21]). Deze hebben we volgens Paulus aangetrokken (Galaten 3:27) en behoren we aan te trekken (Romeinen 13:14).[22] “De eerste mens was uit de aarde, aards; de tweede Mens is uit de hemel. Welnu, zoals de aarde was, zo zijn ook de aardsen; zoals de Hemelse was, zo zullen ook de hemelsen zijn; en zoals we de gestalte van den aardsen hebben gedragen, zo moeten we ook de gestalte van den Hemelsen dragen” (1 Korinthe 15:47-49, Petrus Canisiusvertaling). Ambrosiaster merkt op dat “net zoals diegenen die niet geloven al geoordeeld zijn [Johannes 3:18], zo worden diegenen die geloven al hemels genoemd”.[23]

    ‘Een resultaat van het aantrekken van de nieuwe mens is een nieuwe en ware kennis. De “kennis” die werd voorgehouden aan de Kolossenzen door hen pseudo-leraren was een verdraaid en imperfect ding in vergelijking met de volledige kennis beschikbaar voor hen die, door hun eenheid met Christus, getransformeerd waren door de vernieuwing van hun verstand. Deze volledige kennis was, in het kort, niets minder dan de kennis van God in Christus, de hoogste kennis die beschikbaar is voor de mens.’[24]

    Als Christus het [exacte] Beeld is die de onzichtbare God representeert (Kolossenzen 1:15a), gaan wij dan meer naar Hem kijken en gaan we Hem dan ook meer representeren?

    We kunnen Hem zeker meer gaan representeren door middel van ons meer bezig te houden met gebed in deze coronatijden. De christen die kijkt op het aangezicht van Jezus Christus, zoals Moses keek naar de glorie van God, zal de verlichting van de kennis van de glorie van God kunnen geven. Van hieruit mogen we dan de Heilige Geest schijnen uit onze harten zoals mijnwerkers schijnen uit de lamp op hun voorhoofden.[25] Ik zal een praktisch voorbeeld geven van hoe we verbonden kunnen zijn met de Heilige Geest en Hem uitschijnen. In Griekenland woonde een christelijke monnik genaamd Paisios. Hij is heel bekend onder de Grieken. Hij ging nog geen 30 jaar geleden het hoekje om. Menselijk gesproken was hij niets bijzonders. Hij was gewoon een oude, aftakelende man op een eiland die bad en ouder werd. Maar geestelijk gezien bad hij veel en wandelde en communiceerde hij met God. Hij richtte zijn oog dus niet op de dingen die men ziet maar op de dingen die men niet ziet (2 Korinthiërs 4:18a). Hij wandelde door geloof, niet door aanschouwen (2 Korinthiërs 5:7). Zoals ik al had gezegd, bad hij en communiceerde hij met God. Dikwijls als mensen hem kwamen bezoeken wist hij al van tevoren de achtergrond van die mensen, alsook hun namen. God had het hem al verteld. Zo kwam er ooit een pornograaf bij hem langs. Dit is dus een man die meisjes gebruikt om pornofilms te maken. Menselijk gesproken kon Paisios dit van hem niet weten aangezien niemand hem dit verteld had, maar toen Paisios alle gasten eten gebracht had, nam hij het bord dat bestemd was voor die pornograaf en wierp het op de grond. Toen zei hij “raap het op en eet smakelijk”. Die man was natuurlijk uiterst beledigd. Toen vertelde Paisios hem: “Waarom moeten mensen jouw vuiligheid dan eten? Bekeer je!” De man bekeerde zich van zijn zonden en werd een christen. Had Paisios geen tijd besteed met de Heilige Geest, dan was dit niet mogelijk geweest en dan had die man voortgedaan met zijn zondige leven. Paisios was gericht op de Heilige Geest. Hij had een aandachtig gehoor voor de Heilige Geest. Hij had zijn oren gespitst naar de Heilige Geest. Vanuit eigen kracht had hij niets kunnen bereiken maar vanuit de kracht van de Heilige Geest die in hem woonde is dit gelukt. Zoals Paulus ook schreef: “Want de God die gezegd heeft: ‘Uit duisternis zal licht schijnen’, Die heeft geschenen in onze harten tot de lichtglans van de kennis van de heerlijkheid van God in het aangezicht van Jezus Christus. Maar wij hebben deze schat in aarden vaten, opdat de uitnemendheid van de kracht van God is, en niet uit ons” (2 Korinthiërs 4:6-7). “Hij nu die ons hiertoe heeft bereid, is God, die ons het onderpand van de Geest gegeven heeft. Daarom hebben wij altijd goede moed, en weten dat wij, zolang wij in het lichaam wonen, niet bij de Heer wonen (want wij wandelen door geloof, niet door aanschouwen); maar wij hebben goede moed en willen liever ons verblijf in het lichaam verlaten en bij de Heer inwonen” (2 Korinthiërs 5:5-8). Wij hebben dus goede moed omdat God ons het onderpand; de verlovingsring van de Heilige Geest gegeven heeft. Zoals ik al eerder verteld heb is de Heilige Geest een onderpand, een ἀρραβῶνα. Het Griekse woord αρραβων kan in het moderne Grieks verlovingsring betekenen.[26] Toen ik mijn verlovingsring aan X gaf voor het oog en met toestemming en zegen van haar ouders, toen wisten ze dat ik met haar ging trouwen. Ik was nog niet met haar getrouwd maar ze had goede moed dat ik met haar zou trouwen. Op dezelfde manier hebben wij goede moet omdat we Gods Verlovingsring, de Heilige Geest in ons wonen hebben. Dit is al een voorteken van wat gaat komen; het huwelijk met Christus de Bruid. We hebben dus goede moed vanwege de Heilige Geest die in ons woont. Wij hebben goede moed indien wij wandelen door het geloof, niet door aanschouwen, en Hem zo behagen: “Door het geloof werd Henoch weggenomen opdat hij de dood niet zag, en hij werd niet gevonden, omdat God hem had weggenomen; want vóór zijn wegneming heeft hij getuigenis verkregen dat hij God behaagd had. Zonder geloof echter is het onmogelijk Hem te behagen; want wie tot God nadert; moet geloven dat Hij is en dat Hij een beloner is van hen die Hem zoeken” (Hebreeën 11:5-6). “Hij [Jezus] zeide hun nog een gelijkenis over de noodzakelijkheid, om altijd te bidden, en nooit de moed te verliezen [of “zonder zich door teleurstelling te laten afhouden”[27]]. (…) En zou God dan aan zijn uitverkorenen geen recht doen, die dag en nacht tot Hem roepen? Of zou Hij ze lang laten wachten? Ik zeg u: Hij zal hun recht doen met spoed. Maar zal de Mensenzoon bij zijn komst wel geloof op aarde vinden?” (Lukas 18:1,7-8). We kunnen God dus behagen door te bidden en hierin niet moedeloos te worden (Lukas 18:1) want God zal ons recht verschaffen (v. 7-8), ook al ziet de situatie er moedeloos en hopeloos uit. “Daarom worden wij niet moedeloos; maar al raakt ook onze uiterlijke mens in verval, toch wordt onze innerlijke van dag tot dag vernieuwd” (2 Korinthiërs 4:16). ‘Hier kunnen we spreken van een dualisme wat de mens betreft. De uiterlijke mens (ἔξω ἄνθρωπος), die behoort aan de tegenwoordige eeuw, is in verval aan het raken, terwijl de innerlijke mens (ἔσω ἄνθρωπος), die behoort aan de toekomstige eeuw, vernieuwd aan het worden is. (…) Het dualisme wat de mens betreft is gemaakt door de eschatologische Geest [i.e. de Geest aangaande de laatste dingen], die God nu geeft als een “onderpand, die garandeert wat er gaat komen” (5:5). Het is de Geest die ons het gevoel geeft dat de “uiterlijke mens” “aan het vervallen” is en de “innerlijke mens” aan het vernieuwd worden is.’[28] “Want de kortstondige lichtheid van onze verdrukking bewerkt voor ons een uitermate uitnemend, eeuwig gewicht van heerlijkheid.” (2 Korinthiërs 4:17): “De ijver waarmee de apostel spreekt, is voldoende om de meest bedeesde mensen moed te geven. Een leven vol van kruisen, moeiten, vervolgingen, verwondingen et cetera, noemt hij kortstondig en licht, in vergelijking met de eeuwige, immense en onbegrijpelijke glorie die voor ons is voorbereid.”[29]

    “Hij nu die ons hiertoe heeft bereid, is God, die ons het onderpand van de Geest gegeven heeft. Daarom hebben wij altijd goede moed, en weten dat wij, zolang wij in het lichaam wonen, niet bij de Heer wonen” (2 Korinthiërs 5:5-6).

    ‘“Daarom” verwijst naar het vorige vers, naar de gezegende toekomst naar dewelke de Heilige geest als “onderpand” wijst. De duidelijke aanwezigheid van de eschatologische Geest [i.e. de Geest aangaande de laatste dingen] is een bron van vrijmoedigheid tijdens de tegenwoordige eeuw.’[30]

    Richt je dus op de Heilige Geest.

    “Maar u, geliefden, terwijl u zichzelf opbouwt op uw allerheiligst geloof en bidt in de Heilige Geest, bewaart uzelf in de liefde van God en verwacht de barmhartigheid van onze Heer Jezus Christus tot het eeuwige leven. (…) Hem nu die machtig is u te bewaren zonder dat u struikelt en u onberispelijk voor zijn heerlijkheid te stellen met vreugdegejuich” (Judas 20-21, 24). Hij is bij machte u van het struikelen te behoeden. Bid dus veel. Bid ook voor mij.

    We behoren onze blik te veranderen van het tijdelijke naar het eeuwige, van het zichtbare (aftakeling, ouderdom, corona, dood) naar het onzichtbare (gebed, de Heilige Geest; Gods liefde, geloof). Ambrosiaster zei het als volgt: “Nu Christus verrezen is uit de dood, verliest geboorte naar het vlees haar belang, lichamelijke zwakten tellen niet meer, en het lijden van de dood maakt ook niet meer uit. Dit is het geval, zeker niet om Christus’ wil, want het lot van menselijke zwakten had geen effect op hem, maar om onzentwil, aan wie dit voorbeeld is gegeven, zo dat als we in de voetstappen van degene die voor ons gestorven is, wandelen, we ook op de beloofde tijd zullen verrijzen, nadat we dit leven verlaten hebben, en dan zullen alle zwakten en verdorvenheden ophouden te bestaan. De reden waarom Paulus dit zegt is omdat, in de opstanding van Christus, een voorbeeld van onvergankelijkheid en heerlijkheid gegeven is, opdat het mag erkend worden als gunstig voor iedereen die Christus gehoorzaamt. Tot en met het kruis was er een vermoeden dat Christus zwak was, maar eens hij verrees uit de dood, verdween dit helemaal, en waar men eerder aan twijfelde, werd geloofd, zoals hij zelf gezegd had: Wanneer u de Zoon des mensen verhoogd zult hebben, dan zult u weten dat Ik het ben [Johannes 8:28].”[31]

    Het volgende is mijn samenvattende conclusie:

    Zoals ik reeds zei behoren we onze blik dus te veranderen van het tijdelijke naar het eeuwige, van het zichtbare (aftakeling, ouderdom, corona, dood) naar het onzichtbare (gebed, de Heilige Geest; Gods liefde, geloof). In het begin van mijn preek gaf ik aan dat we niet gefrustreerd moeten zijn dat we nu misschien minder veel goede werken kunnen verrichten, maar dat we mogen beseffen dat onze werken enkel nut hebben in Christus en dat we zonder Hem niets kunnen doen. We moeten het feit dat we in Christus zijn goed tot ons laten doordringen. Slechts van hieruit kunnen we goede werken verrichten. In Christus zijn we een nieuwe schepping en we hebben de Heilige Geest als Onderpand; als Verlovingsring gekregen. We moeten – zeker in deze periode – onze blik richten op Jezus onze Heer en op Zijn Heilige Geest. Hierdoor worden we veranderd van heerlijkheid tot heerlijkheid. Dan kunnen we dit ontvangen licht, die ontvangen energie uitschijnen naar anderen. Dit kan een waar verschil maken in het leven van anderen. Met deze bovennatuurlijke werken, door het geloof, in Christus, door de kracht van de Heilige Geest, is God behaagt. We wandelen dan in geloof. In plaats van onze ogen op de ellende die we zien te richten, richten we onze ogen dan op de Heilige Geest. Onze uiterlijke mens takelt dan nog steeds af, maar onze innerlijke mens wordt dag na dag vernieuwd. Als we focussen op de Heilige Geest, dan worden de dagdagelijkse moeiten en verwondingen maar licht in vergelijking met Zijn onbegrijpelijke en onvatbare glorie. De Heilige Geest is onze Verlovingsring, ons Onderpand, onze Voorsmaak van de heerlijkheid die gaat komen. Laten we in dit seizoen dus steeds weer focussen op Hem door te bidden en te vasten. Proef de Heerlijkheid van de Heer door middel van Zijn Heilige Geest. Hij is die heerlijke bron van vrijmoedigheid. Wees bemoedigd! “Maar u, geliefden, terwijl u zichzelf opbouwt op uw allerheiligst geloof en bidt in de Heilige Geest, bewaart uzelf in de liefde van God en verwacht de barmhartigheid van onze Heer Jezus Christus tot het eeuwige leven. (…) Hem nu die machtig is u te bewaren zonder dat u struikelt en u onberispelijk voor zijn heerlijkheid te stellen met vreugdegejuich” (Judas 20-21, 24). Wees bemoedigd! Hij is bij machte u te bewaren en u te bemoedigen en u van het struikelen te behoeden. Bid dus veel. Bid ook voor mij. Laat u steeds weer door de Heilige Geest oprichten en persoonlijk bemoedigen en bemoedig ook elkaar!



    Behalve indien anders aangegeven zijn voor deze preek de bijbelteksten genomen uit de TELOS-vertaling (Rhenen: Grace Publishing House, 2018).

    [1] Ga naar https://crosstheology.wordpress.com/faith-is-a-choice/ voor een bewijs dat geloof hebben onze keuze is. Het is dus ons geloof.

    [2] E. K. Simpson, “Commentary on the Epistle to the Ephesians: the English text with introduction, exposition and notes,” in ibid. and F. F. Bruce, Commentary on the Epistles to the Ephesians and the Colossians (Grand Rapids, Michigan: Wm. B. Eerdmans Publishing, 1957), 24.

    [3] Contra Simpson. "This point, indeed, is not to be idly passed by, that the holy Scriptures have called the creation of the world by a new and peculiar name, terming it 'katabole,' which has been very improperly translated into Latin by 'constitution for in Greek 'katabole' signifies rather 'dejicere,' i.e.., to cast downwards,--a word which has been, as we have already remarked, improperly translated into Latin by the phrase 'constitutio mundi.'...From this it follows, that by the use of the word 'katabole,' a descent from a higher to a lower condition, shared by all in common, would seem to be pointed out."

    - Origen, De Principiis (Concerning The Principles), Book III, Chapter V

    [4] Zie ook Kolossenzen 1:15-20.

    [5] Vers 14 ter verduidelijking genomen uit de Petrus Canisiusvertaling.

    [6] E. K. Simpson, “Commentary on the Epistle to the Ephesians: the English text with introduction, exposition and notes,” 36.

    [7] Ibid., 25.

    [8] Murray J. Harris, “2 Corinthians,” in The Expositor’s Bible Commentary: Romans–Galatians (Revised Edition), ed. Tremper Longman III & Garland, David E., vol. 11 (Grand Rapids, MI: Zondervan, 2008), 475.

    [9] James Hastings, John A. Selbie, and John C. Lambert, eds., A Dictionary of Christ and the Gospels: Aaron–Zion (Edinburgh; New York: T&T Clark; Charles Scribner’s Sons, 1906), 743.

    [10] Gordon D. Fee, The First Epistle to the Corinthians, revised ed., The New International Commentary On the New Testament (Grand Rapids, Michigan: William B. Eerdmans Publishing Company, 2014), 886, vtn. 381.

    [11] Basil de Grote, Over de Heilige Geest, 21.52.

    [12] Ambrosiaster, Commentaries on Romans and 1-2 Corinthians, ed. Thomas C. Oden and Gerald L. Bray, trans. Gerald L. Bray, Ancient Christian Texts (Downers Grove, IL: IVP Academic: An Imprint of InterVarsity Press, 2009), 219.

    [13] Paul Barnett, The Second Epistle to the Corinthians (Grand Rapids, Mich.: W.B. Eerdmans Pub., 1997), 208-209.

    [14] Tom Wright, Paul for Everyone: 1 Corinthians (London: Society for Promoting Christian Knowledge, 2004), 224.

    [15] Ambrosiaster, Commentaries on Romans and 1-2 Corinthians, ed. Thomas C. Oden and Gerald L. Bray, trans. Gerald L. Bray, Ancient Christian Texts (Downers Grove, IL: IVP Academic: An Imprint of InterVarsity Press, 2009), 223. Commentaar op 2 Korinthe 5:1.

    [16] F. F. Bruce, “Commentary on the Epistle to the Colossians: the English text with introduction, exposition and notes,” 193.

    [17] Ibid., vtn. 59.

    [18] Ibid., 194. Zie bronnen aldaar.

    [19] Philo, On the Making of the World, 6. F. F. Bruce, “Commentary on the Epistle to the Colossians: the English text with introduction, exposition and notes,” 273, vtn. 66.

    [20] George T. Montague, First Corinthians, Catholic Commentary on Sacred Scripture (Grand Rapids, MI: Baker Academic, 2011), 281.

    [21] Ignatius of Antioch, Corpus Ignatianum: Latin Version, Middle Recension, trans. William Cureton (Berlin: Asher and Co., 1849), 38.

    [22] F. F. Bruce, “Commentary on the Epistle to the Colossians: the English text with introduction, exposition and notes,” 273 en vtn. 68.

    [23] Ambrosiaster, Commentaries On Romans and 1-2 Corinthians, ed. and trans. Gerald Lewis Bray, Ancient Christian Texts (Downers Grove, Ill.: InterVarsity Press, 2009), 200.

    [24] F. F. Bruce, “Commentary on the Epistle to the Colossians: the English text with introduction, exposition and notes,” 274.

    [25] Vrij naar A.T. Robertson, Word Pictures in the New Testament (Nashville, TN: Broadman Press, 1933), 2 Corinthians 4:6.

    [26] Murray J. Harris, “2 Corinthians,” in The Expositor’s Bible Commentary: Romans–Galatians (Revised Edition), ed. Tremper Longman III & Garland, David E., vol. 11 (Grand Rapids, MI: Zondervan, 2008), 475.

    [27] E. Smilde, “Het Evangelie naar Lucas,” in Bijbel in de nieuwe vertaling van het Nederlands Bijbelgenootschap met verklarende kanttekeningen (Baarn: Bosch & Keuning n.v., 1956?), 244.

    [28] Paul Barnett, The Second Epistle to the Corinthians (Grand Rapids, Mich.: W.B. Eerdmans Pub., 1997), 246.

    [29] George Leo Haydock, Haydock’s Catholic Bible Commentary (New York: Edward Dunigan and Brother, 1859), 2 Co 4:17.

    [30] Paul Barnett, The Second Epistle to the Corinthians (Grand Rapids, Mich.: W.B. Eerdmans Pub., 1997), 269.

    [31] Ambrosiaster, Commentaries on Romans and 1-2 Corinthians, ed. Thomas C. Oden and Gerald L. Bray, trans. Gerald L. Bray, Ancient Christian Texts (Downers Grove, IL: IVP Academic: An Imprint of InterVarsity Press, 2009), 226. Commentaar op 2 Korinthe 5:16.


    Categorie:Preken
    18-10-2020
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Geniet van het leven

    X gaf vorige week een steengoede en boeiende preek die me echt heeft geraakt. Op de preek van X wil ik nog verder gaan en ik wil dit nog preciezer uitleggen en uitdiepen vanuit het boek Prediker. Ze sprak vorige week onder andere over het feit dat we het verleden achter mogen laten. En inderdaad, het verleden komt niet meer terug. Alles van ons aardse leven zal worden vergeten dus kunnen we het verleden relativeren en kunnen we in het heden genieten en leven voor de eeuwigheid.

    De prediker zegt het als volgt in Prediker 1:11:

    "Er is geen herinnering aan vroegere dingen; noch zal er enige herinnering zijn aan dingen die zullen komen door degenen die daarna zullen komen."

    - Prediker 1:11 (KJV naar het Nederlands gezet)

    Dus niets zal toch blijven van wat we gedaan hebben. KJV zegt dingen. Vele Nederlandstalige vertalingen zeggen personen maar dingen is het algemeen gebruik in het Hebreeuws. Binnen 200 jaar weet niemand meer wie je bent of of je gisteren ruzie met je vrouw of kinderen had. De prediker zegt het als volgt:

    "De levenden weten tenminste nog, dat zij eens zullen sterven, Maar de doden weten helemaal niets. Voor hen bestaat er geen loon, Want hun aandenken wordt vergeten; Ook hun liefde, haat en afgunst zijn reeds lang voorbij. Zij hebben voor eeuwig geen deel meer, Aan al wat er onder de zon geschiedt.”

    - Prediker 9:5-6 (Canisius)

    Maak het dus vandaag weer goed met bijvoorbeeld je vrouw en “geniet van het leven met de vrouw, die ge liefhebt” (Prediker 9:9a). Maar over 200 jaar of, laat ons stellen, 1000 jaar zijn we toch door die latere generaties vergeten, zelfs wie we waren, en of we goed of slecht waren, wordt vergeten door de mensen. Zo staat er in Prediker 2:16:

    "Want de wijze blijft evenmin in herinnering als de dwaas; Op de duur raakt in de toekomst alles vergeten. Moet immers de wijze niet sterven juist als de dwaas?"

    - Prediker 2:16 (Canisius)

    Dit aardse leven is zo voorbij en dan laten we leegte, ons niet-bestaan op deze aardbodem, achter:

    “Wanneer een mens lang leeft, laat hij dan van elke dag genieten en bedenken dat de dagen van de duisternis ontelbaar zullen zijn. De toekomst is niets dan leegte.”

    - Prediker 11:8 (NBV)

    In dit leven kunnen we enkel in het heden genieten van het leven en van het werk dat we verrichten.

    "Nooit heb ik mijn ogen geweigerd, wat zij verlangden; Ik ontzegde mijn hart geen enkele vreugd. Mijn hart kon genieten van al mijn zwoegen; Maar dat was ook àl, wat ik had van mijn werken."

    - Prediker 2:10 (Canisius)

    Dit wil zeggen dat er enkel plezier is in het werk zelf, en zelfs niet in de beloning ervan. Alleszins lijkt het me zo dat we snel beu worden wat we hebben bereikt. We kunnen zelfs niet genieten van wat er na ons leven komt:

    "Zo heb ik ingezien, dat er niets beters is dan dat de mens zich verheugt in zijn werken, want dat is zijn deel: wie zal hem ertoe brengen zich te verlustigen in wat na hem zijn zal?"

    - Prediker 3:22 (NBG51)

    Zelfs onze werken zelf zullen worden vergeten, zo schrijft een zekere Jezus de kleinzoon van Sirach in de tweede eeuw voor Christus in dezelfde trant:

    “Mijn zoon, zo ge wat hebt, doe uzelf dan te goed, En geniet ervan naar vermogen; Denk er aan, dat de dood niet draalt, Dat de tijd, die u rest, u niet wordt gemeld. Voordat ge sterft, doe wel aan uw naaste, Geef hem, zoveel ge maar kunt; Maar ontzeg ook uzelf geen gelukkige dag, Laat uw deel van het genot u niet ontsnappen [/ zorg, dat uw deel van het geluk u niet voorbijgaat (WB78)]. Moet ge niet uw bezit aan anderen achterlaten; Zullen zij uw vermogen niet verdelen door het lot? Geef dus uw naaste, en vertroetel uzelf, Want in het dodenrijk is geen vreugde meer te vinden; Alle vlees wordt oud als een kleed, Want van ouds luidt de wet: Het moet sterven! Zoals de bloesem ontspruit aan de groene boom, En het ene verwelkt, als het andere ontluikt, Zo ook het geslacht van vlees en bloed: Het ene sterft uit, het andere komt op; Al zijn werken zullen vergaan, Want het werk van zijn handen komt achter hem aan.”
    - Ecclesiasticus / Wijsheid van Jezus Sirach 14:11-19 (Canisius).

    Met andere woorden, niet alleen zullen de mensen vergaan, maar zelfs hun werken zullen na hun levens vergaan en worden vergeten.

    In prediker las ik daarnet al:

    "De levenden weten tenminste nog, dat zij eens zullen sterven, Maar de doden weten helemaal niets. Voor hen bestaat er geen loon, Want hun aandenken wordt vergeten; Ook hun liefde, haat en afgunst zijn reeds lang voorbij. Zij hebben voor eeuwig geen deel meer, Aan al wat er onder de zon geschiedt.”

    - Prediker 9:5-6 (Canisius)

     

    Wat behoren we dan te doen nu we weten dat wij en onze werken ten einde gaan komen en vergeten zullen worden? De prediker vertelt het ons:

    “Eet daarom je brood met vreugde en drink je wijn met een opgewekt hart. Dat heeft bij voorbaat Gods zegen.”

    - Prediker 9:7 (WB93)

    De prediker leert ons dus dat we mogen genieten van en ècht leven in het heden. Daar is niets mis mee. Dit zijn gaven van God. We mogen dus leven vanuit dit diepe besef dat God ons liefheeft en we mogen beseffen dat we in dit kortstondige aardse leven mogen genieten.

    Zo schrijft hij weer op een andere plaats:

    "Het is daarom, zo heb ik ingezien, goed en weldadig voor een mens wanneer hij zich aan eten en drinken te goed doet, en geniet van alles wat hij heeft verworven. Daar zwoegt hij voor onder de zon gedurende het luttel aantal levensdagen dat hij van God gekregen heeft; dat is wat hem is toebedeeld. Wanneer een mens geniet van rijkdom en bezit, wanneer hem dat door God wordt toegestaan als zijn rechtmatig deel en hij zich verheugt in alles wat hij moeizaam heeft verworven, is dat een geschenk van God. Dan piekert hij tenminste niet zo veel over het luttel aantal dagen van zijn leven, maar gaat hij van ganser harte op in de vreugde die God hem toebedeelt."

    - Prediker 5:17-19 (NBV)

    En nogmaals:

    "Daarom prijs ik de vreugde, want er is onder de zon niets beters voor de mens dan dat hij zich aan eten en drinken te goed doet en geniet. De vreugde is zijn metgezel wanneer hij zwoegt op elke levensdag onder de zon die God hem heeft gegeven."

    - Prediker 8:15 (NBV)

    En nogmaals:

    "Hij heeft ieder ding schoon gemaakt op zijn tijd; ook heeft Hij de eeuw in hun hart gelegd, zonder dat een mens het werk, dat God gemaakt heeft, kan uitvinden, van het begin tot het einde toe. Ik heb gemerkt, dat er niets beters voor henlieden is, dan zich te verblijden, en goed te doen in zijn leven. Ja ook, dat ieder mens ete en drinke, en het goede geniete van al zijn arbeid, Dit is een gave Gods. Ik weet, dat al wat God doet, dat zal in der eeuwigheid zijn, en er is niet toe te doen, noch is er af te doen; en God doet dat, opdat men vreze voor Zijn aangezicht. Hetgeen geweest is, dat is nu, en wat wezen zal, dat is alrede geweest; en God zoekt het weggedrevene;"

    - Prediker 3:11-15 (SV)

    En hoe zoekt God het weggedrevene? Als volgt:

    “Toen zag ik een grote witte troon en hem die daarop zat. De aarde en de hemel vluchtten van hem weg en verdwenen in het niets. Ik zag de doden, jong en oud, voor de troon staan. Er werden boeken geopend. Toen werd er nog een geopend: het boek van het leven. De doden werden op grond van wat in de boeken stond geoordeeld naar hun daden. De zee stond de doden die ze in zich had af, en ook de dood en het dodenrijk stonden hun doden af. En iedereen werd geoordeeld naar zijn daden.”

    - Openbaring 20:11-13 (NBV)

    God roept dus de mensen tot het oordeel. Zo zal Hij het weggedrevene zoeken en de weggedrevenen zullen worden geoordeeld door God al naargelang hun daden in dit leven onder de zon zoals dezen opgetekend staan in de hemelse boeken.

    Dit zei ook de prediker al als we verder lezen:

    "Nog iets anders zag ik onder de zon: op de plaats van het recht heerst onrecht, op de stoel van de rechter zit de schuldige. Ik zei tegen mezelf: God oordeelt over goeden en slechten, want elk ding, elk werk heeft zijn tijd."

    - Prediker 3:16-17 (WB95 herz. ed.)

    De prediker zag dus in dat we niet constant hoeven te piekeren over het leven na de dood, maar Hij zag ook in dat in dit leven zich soms kromme, onrechtvaardige situaties voordoen. Daarom zal God rechtvaardig oordelen in het hiernamaals. De prediker kijkt dus verder dan dit leven, naar het leven na de dood. Hij leert ons hetzelfde te doen:

    "Een goede naam is beter dan goed parfum, een sterfdag is beter dan een geboortedag. Je kunt beter gaan naar een huis waar gerouwd wordt dan naar een feest. Want de begrafenis is het einde van ieder mens en de levenden doen er goed aan dat te bedenken."

    - Prediker 7:1-2 (WB95 herz. ed.)

    We behoren het goede nu te doen. Het verleden kunnen we niet veranderen maar hiervoor zal er wel rekenschap van ons gevraagd worden, alsook van onze toekomstige slechte daden. Zoals ik al zei, kunnen we het verleden niet veranderen maar behoren we nu het goede te doen. Daarom behoren we niet alleen te focussen op het heden maar ook behoren we te focussen op de toekomstige eeuwigheid en God voor ogen te houden. Dan kunnen we ècht genieten van het leven en heeft ons werk eeuwigheidswaarde. | Laten we – ter onderbouwing van deze feiten – eerst enkele andere Bijbelse personen aan het woord komen, te beginnen met de apostel Paulus:

    “Daarom stellen wij er een eer in, hetzij thuis, hetzij in den vreemde, Hem [God] welgevallig te zijn. Want wij moeten allen voor de rechterstoel van Christus openbaar worden, opdat een ieder wegdrage wat hij in zijn lichaam verricht heeft, naardat hij gedaan heeft, hetzij goed, hetzij kwaad.”

    - 2 Korintiërs 5:9-11 (NBG51)

    Nog een citaat van de apostel Paulus:

    “Maar Gode zij dank, die ons de overwinning geeft door onzen Here Jezus Christus. Daarom, mijn geliefde broeders, weest standvastig, onwankelbaar, te allen tijde overvloedig in het werk des Heren, wetende, dat uw arbeid niet vergeefs is in den Here.”
    - 1 Korintiërs 15:57-58 (NBG51)

    Onze Heere Jezus:

    <<Iemand uit de menigte zei tegen hem: ‘Meester, zeg tegen mijn broer dat hij de erfenis met mij moet delen!’ Maar Jezus antwoordde: ‘Wie heeft mij als rechter of bemiddelaar over jullie aangesteld?’ Hij zei tegen hen: ‘Pas op, hoed je voor iedere vorm van hebzucht, want iemands leven hangt niet af van zijn bezittingen, zelfs niet wanneer hij die in overvloed heeft.’ En hij vertelde hun de volgende gelijkenis: ‘Het landgoed van een rijke man had veel opgebracht, en daarom vroeg hij zich af: Wat moet ik doen? Ik heb geen ruimte om mijn voorraden op te slaan. Toen zei hij bij zichzelf: Wat ik zal doen is dit: ik breek mijn schuren af en bouw grotere, waar ik al mijn graan en goederen kan opslaan, en dan zal ik tegen mezelf zeggen: Je hebt veel goederen in voorraad, genoeg voor vele jaren! Neem rust, eet, drink en vermaak je. Maar God zei tegen hem: “Dwaas, nog deze nacht zal je leven van je worden teruggevorderd. Voor wie zijn dan de schatten die je hebt opgeslagen?” Zo vergaat het iemand die schatten verzamelt voor zichzelf, maar niet rijk is bij God.’>>
    - Lucas 12:13-21 (NBV) |

    Volgens Prediker zijn uw levensdagen en de vreugde die u krijgt in uw werken en in het samen zijn met uw vrouw die u liefhebt gaven van God. Prediker leert ons dus dat we mogen genieten van het heden. Daar is niets mis mee. Dit zijn gaven van God. We mogen dus leven vanuit dit diepe besef dat God ons liefheeft en we mogen beseffen dat we in dit kortstondige aardse leven mogen genieten.

    “Wanneer een mens lang leeft, laat hij dan van elke dag genieten en bedenken dat de dagen van de duisternis ontelbaar zullen zijn. De toekomst is niets dan leegte.”

    - Prediker 11:8 (NBV)

    Wel leert Hij ons ook dat, hoewel we alle morele of zelfs immorele keuzes in onze jeugd mogen maken, aangezien de vrije wil ook een gave van God is, we de gevolgen van onze daden en het oordeel van God hierover zullen dragen en dat we dit voor ogen behoren te houden:

    “Geniet dus, beste vriend, van je jonge jaren, haal je hart op aan de dagen van je jeugd. Volg de wegen die je hart wil gaan, gun je ogen wat ze wensen. En [of maar] onthoud bij alles wat je doet dat God je aan zijn oordeel onderwerpt.”

    - Prediker 11:10-11 (NBV)

    Zoals Paulus ook al zei:

    “Indien er geen doden worden opgewekt, laten wij eten en drinken, want morgen sterven wij. Misleidt uzelf niet; slechte omgang bederft goede zeden. Komt tot de rechte nuchterheid en zondigt niet langer, want sommigen hebben geen besef van God. Tot uw beschaming moet ik dit zeggen.”

    - 1 Korintiërs 15:32b-34 (NBG51)

    “Daarom stellen wij er een eer in, hetzij thuis, hetzij in den vreemde, Hem [God] welgevallig te zijn. Want wij moeten allen voor de rechterstoel van Christus openbaar worden, opdat een ieder wegdrage wat hij in zijn lichaam verricht heeft, naardat hij gedaan heeft, hetzij goed, hetzij kwaad.”

    - 2 Korintiërs 5:9-11 (NBG51)

    De prediker besluit zijn boek en ook zijn boodschap door te stellen:

    "Alles wat je hebt gehoord komt hierop neer: heb ontzag voor God [ook in alles wat je doet] en leef zijn geboden na. Dat geldt voor ieder mens [dus niet alleen voor de jeugd], want God oordeelt over elke daad, ook over de verborgen daden, zowel over de goede als de slechte."

    - Prediker 12:13-14 (NBV)


    Categorie:Preken
    20-09-2020
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De boze wijngaardeniers

    Mattheüs 21:33-46 [Marcus 12:1-12; Lucas 20:9-19]

    ’33 Luistert naar een andere gelijkenis: Er was een huisvader, die een wijngaard plantte; hij omringde hem met een muur, groef er een wijnpers in, en bouwde er een toren op. Daarna verpachtte hij hem aan landbouwers, en vertrok naar het buitenland. 34 Toen nu de tijd van de oogst was gekomen, zond hij zijn dienaars naar de landbouwers, om de hem verschuldigde vruchten in ontvangst te nemen. 35 Maar de landbouwers grepen zijn dienaars vast; den een sloegen ze, een ander doodden, een derde stenigden ze. 36 Weer zond hij andere dienaars, talrijker nog dan de vorige; en ze behandelden hen op dezelfde wijze. 37 Ten laatste zond hij zijn zoon tot hen; want hij sprak: Voor mijn zoon zullen ze wel ontzag hebben. 38 Maar toen de landbouwers den zoon zagen komen; zeiden ze onder elkaar: Dat is de erfgenaam; komt, laat ons hem doden; dan zullen wij zijn erfenis krijgen. 39 Ze grepen hem vast, wierpen hem buiten de wijngaard, en doodden hem. 40 Wanneer nu de heer van de wijngaard terugkomt, wat zal hij dan met die landbouwers doen? 41 Ze zeiden: Hij zal de booswichten een schrikkelijke dood doen sterven, en zijn wijngaard aan andere landbouwers verpachten, die hem te rechter tijd de vruchten brengen. 42 Jesus sprak tot hen: Hebt gij niet in de Schriften gelezen: “De steen, die de bouwlieden hebben verworpen, Is de hoeksteen geworden; De Heer heeft het gedaan: Een wonder is het in onze ogen.” 43 Daarom zeg Ik u: Het rijk Gods zal u ontnomen worden, en aan een volk worden gegeven, dat er de vruchten van opbrengt. 44 En wie valt op deze steen, zal worden verbrijzeld; en op wien hij valt, dien zal hij verpletteren. 45 Toen de opperpriesters en de farizeën zijn gelijkenissen hoorden, begrepen ze, dat Hij hèn had bedoeld. 46 Ze zochten zich van Hem meester te maken, maar waren bang voor het volk; want men hield Hem voor een profeet.’

    Deze parabel kan samengevat worden met de woorden van de gereformeerde predikant Dr. Smilde: “Jezus tekent hier Israëls houding in verleden en heden tegenover de eis Gods om in het verbond zijn eer te ontvangen. Israël verwierp die eis en vervolgde de profeten. Straks zullen de leiders des volks tot de hoogste openbaring der zonde komen door Hem te doden, die Zoon Gods en Heer aller dingen is. Als straf zal het verbond van Israel op de heidenen overgaan. Jezus zelf zal naar Ps. 118 in de opstanding eerherstel ontvangen van God en die Hem verwierpen zullen Gods oordeel ondergaan. Ook deze laatste waarschuwing van Jezus werd door de leiders in de wind geslagen. Zij wilden Hem doden.”[1]

    We gaan deze parabel verder ontleden, vooral aan de hand van wat andere theologen hebben gevonden. Dan kunnen jullie hun stemmen ook horen. Dat vind ik belangrijk. Om tijd te winnen, ga ik hen niet altijd vernoemen, maar als je een digitale versie van deze preek wilt met bronnen, dan kom je na de dienst maar naar mij.

    vers 33: “Bij de aanleg van deze wijngaard was aan alles gedacht.”[2] De wijngaardeniers staan symbool voor “de Joodse leiders aan wie de zorg voor het volk was toevertrouwd”.[3] ‘“En vertrok naar een ver land.” God was geduldig met hen. Hij hield niet steeds een nauwkeurig verslag van al hun zonden. De betekenis van “naar een ver land trekken” is Gods groot geduld,’[4] leert Johannes Chrysostomos ons.

    vers 34: “De dienaars die gezonden waren om de hem verschuldigde vruchten in ontvangst te nemen representeren de verscheidene profeten en andere boodschappers van God in de tijd van het Oude Testament die van tijd tot tijd naar het Joodse volk werden gestuurd en die maar al te vaak slecht behandeld en afgewezen werden door de Joodse leiders.”[5] De oogsttijd is een Bijbels symbool voor de dag des oordeels waarop er rekenschap zal gevraagd worden van onze vruchten. “De gedachte is hier dat God recht heeft op onze dienst.”[6]

    vers 35: “den een sloegen ze, een ander doodden, een derde stenigden ze” In het kort gezegd: hun geweten was door hen getriggerd in de wetenschap dat ze God goede vruchten schuldig waren en ze wilden koste wat het kost dat stemmetje doen zwijgen. Zo was ik eens met Tim die jullie enkele weken geleden hebben horen preken, op een bepaalde “christelijke” plaats waar hij zei dat iedereen de kans kreeg om zich te bekeren van hun zonden. Later hebben ze vooral hem onrechtvaardig behandeld. Op een ander moment zei ik tegen iemand die nog niet zo lang christen was geworden dat hij ècht vrij kan zijn van zonden. Hij werd zo boos dat hij een bord tegen de muur wierp. Hij was getriggerd.

    Vers 36: God werd ontgoocheld. Hij bouwde hen als het ware een kasteel met een muur en een uitkijktoren. Dit wil dus zeggen dat ze toevertrouwd werden met deze wijngaard maar dat ze hun Baas verraden en hun positie totaal misbruikten. God gaf aan de Joden, die geen stad hadden, een stad en Hij was als de muur voor hen. Hij beschermde deze stad. Toch doodden ze Zijn boodschappers; de profeten.

    Vers 37: Nochtans was Hij zo genadig en geduldig met hen dat Hij zijn eigen, unieke, geliefde Zoon stuurde. Hij verwachtte dat ze uiteindelijk respect zouden hebben voor Zijn Zoon maar ook dit was zelfs niet het geval! Ze doodden Zijn Zoon buiten de stad om de stad voor henzelf te claimen (eisen). “De gelijkenis maakt duidelijk dat God vandaag, van dag tot dag, geloof en gehoorzaamheid vraagt.”[7] God heeft ons ook waarschuwende profeten gegeven. Luisteren we naar hen of zijn ze als dood voor ons? God heeft ons Zijn Zoon gegeven. Doen we alsof Hij dood is of gehoorzamen we Hem? Denken we dat we op de aarde, de stad van ons allen, kunnen leven alsof Gods Zoon niet bestaat of gehoorzamen wij Hem? Met welke relaties zijn wij toevertrouwd? Gebruiken we deze relaties ten goede of ten slechte? Doen we in onze relaties alsof God niet bestaat of hebben we en leven we vanuit ontzag voor God in onze relaties? God heeft mij bijvoorbeeld onlangs toevertrouwd met een vrouw. Hoe behandel ik haar? Wat heb ik gedaan met mijn wijngaard; met mijn relaties? Hoe heb ik gewerkt voor God?

    Het is niet dat de wijngaardeniers enkel niets doen. Ze doen ook slecht. Het kan maar één zijn. Of doornen of goede vruchten. Of we brengen doornen voort of we brengen goede vruchten voort. We moeten nadenken over hoe we in onze relaties met andere mensen omgaan. Theophanus de kluizenaar, een Russisch Orthodoxe christen die leefde in de 19de eeuw, zei: “God zorgt er voor dat we bepaalde andere mensen ontmoeten zo dat we het goede dat God ons heeft gegeven aan hen kunnen doorgeven en elkanders zielen verrijken. De duivel wil er alles aan doen opdat deze ontmoetingen nutteloos en zelfs schadelijk worden. Hou dit voor ogen!” Er zit veel wijsheid in deze bekende uitspraak van hem. Denk goed na over je relaties in het licht van deze wijsheid!

    vers 38: “dit is de erfgenaam”: “De huurders waren zich dus wel terdege bewust dat zij thans de zoon voor zich hadden.”[8] “dan krijgen wij de erfenis”: ‘Het is de bedoeling van Jezus om aandacht te trekken naar de dwaasheid van het gedrag van de Joodse leiders jegens Hem door als voorbeeld de dwaze redeneringen van de wijngaardeniers te gebruiken. “Ze beelden zich in dat ze maar moeten afrekenen met Jezus, en dat dan hun geestelijke tirannie over het volk permanent zal gevestigd zijn” (Van Leeuwen, over Markus xii. 7). Ze letten enkel op de gezondene maar ze letten niet op Hem die Hem gezonden heeft.’[9] “Gods Koninkrijk is niet het onze. Dat vergaten de leiders.”[10]

    vers 41: Efrem de Syriër zegt dat Jezus zijn aanhoorders er toe bracht zichzelf te oordelen door te vragen: “Wat verdienen die landbouwers?” Zij oordeelden zichzelf door te zeggen “Laat hem de booswichten verdelgen door het kwaad tegen hen te gebruiken.”[11] Of zoals de NBV Studiebijbelhet verwoordt: “In hun reactie op de gelijkenis aan het einde ontmaskeren de religieuze verantwoordelijken zichzelf als de moordenaars.”[12] De NBV volgt hier de Griekse woordspeling: “De onmensen! Laat hij ze op een mensonwaardige manier ombrengen…”.[13] Ook de NBG doet dit: “Een kwaden dood zal hij die kwaden doen sterven…”. Lukas herinnert zich dit verhaal ietsjes anders. In de versie van Lukas zegt Jezus zelf – en niet de farizeeën en de schriftgeleerden – ‘“Hij zal die landbouwers komen verdelgen, en de wijngaard aan anderen geven.” Toen de schriftgeleerden en farizeeën dit hoorden, zeiden ze: Dat nooit!’ De Joodse leiders willen de altijd uitverkorenen zijn maar “God blijft niet werkeloos tegenover de zonde. Het Koninkrijk wordt gegeven aan de heidenen, die in Israëls plaats delen in de weldaden van Gods heilverbond”.[14] Hoe dit ook zij, voor ons geldt dat als wij niet luisteren naar de Bijbel, de voorgangers en profeten van God die ons waarschuwen en als we de talenten en relaties die wij hebben ten slechte gebruiken, zal God ook niet meer naar ons luisteren en zal Hij deze relaties niet zegenen en zal Hij ons ook straffen in het hiernamaals.

    vers 42: De Zoon is die steen. Zoals een voetnoot in de Canisius vertaling zo mooi zegt: “Die zich tegen Christus, de hoeksteen der Kerk, verzet, zal ten laatste ondergaan. Zijn schuld zal op zijn eigen hoofd terugvallen.”[15] Of zoals de NBV Studiebijbel dit zegt: “De psalmverzen moeten illustreren dat God zelf zich mengt in de strijd en dat de tegenstanders van Jezus zullen verliezen. Dit komt ook naar voren in 21:44. Waar het beeld van de steen opnieuw wordt gebruikt.”[16]

    vers 43: Hierover zegt Robert Mounce: “Jezus citeert de passage over de steen die verworpen is door de bouwlieden en de hoeksteen is geworden uit Psalm 118 en concludeert dat het koninkrijk van God van hen weg zal worden genomen en zal gegeven worden aan mensen die haar vruchten zullen voortbrengen. Dit is het hoofdpunt van de parabel. Door de boodschap van de profeten en uiteindelijk de Zoon te verwerpen, heeft Israël getoond dat het niet capabel is om het soort gedrag en leven dat geschikt is in Gods koninkrijk voort te brengen. Het koninkrijk is afgenomen van Israël en gegeven aan de heidenen.”[17] Herinner je de versie van Lukas: ‘“Hij zal die landbouwers komen verdelgen, en de wijngaard aan anderen geven.” Toen ze dit hoorden, zeiden ze: Dat nooit!’ De Joodse leiders wilden de altijd uitverkorenen zijn maar het koninkrijk is van hen afgenomen en gegeven aan de heidenen. Dus we moeten goed oppassen dat met ons niet hetzelfde zal gebeuren. Jezus werd vermoord maar dat Jezus de hoeksteen is betekent dat Hij nu Hoofd en Heer is geworden over het ware Israël, het eeuwige rijk, aangezien Hij de dood overwonnen heeft en door de vader is verheven.[18] “Zo zou de opstanding een wending brengen in Jezus’ lot, wegens de eer Hem door God gegeven.”[19] Of wij een deel zullen blijven van dit koninkrijk, hangt van ons af. De wijngaard, het koninkrijk van God is ontnomen van het Joodse volk en gegeven aan de heidenen in die zin dat het zeker ontnomen is van de Joodse religieuze leiders die Jezus niet gehoorzaam werden en gegeven aan het deel van het volk en zelfs aan de heidenen die Jezus wel gehoorzaam werden. Zo zegt bijvoorbeeld de Egyptenaar Cyrillus van Alexandrië: ‘De wijngaard was dus geschonken aan andere wijngaardeniers. Wie zijn deze wijngaardeniers? Ik antwoord dat het de heilige apostelen, de predikers van de geboden van het goede nieuws, de dienstknechten van het nieuwe verbond zijn. Het waren de leraars van een geestelijke dienst, en ze wisten hoe de mensen juist en onberispelijk te onderrichten en hen uitstekend te leiden naar alles dat God behaagt. (…) De God van allen openbaart duidelijk dat de wijngaard gegeven is (…) niet alleen aan de heilige apostelen maar ook aan diegenen die na hen komen, hoewel ze niet van Joodse afkomst zijn. Door de stem van Jesaja zegt God tegen de kerk van de heidenen en tegen het overblijfsel van Israël: “Vreemden zullen uw kudden weiden, Buitenlanders uw akker en wijngaard bewerken” (Jesaja 61:5). Velen van de heidenen werden geroepen, en uit hen werden heilige mensen leraren en onderwijzers. Zelfs tot op heden ten dage, bekleden mensen van heidense komaf hoge posities in de kerken. Ze zaaien zaden van vroomheid tot Christus in de harten van gelovigen en ze maken van landen die hun toevertrouwd zijn mooie wijngaarden in het oog van God.’[20] De Zuid-Afrikaanse Nederlands Hervormde predikant, voorganger en theoloog Norval Geldenhuys zegt in diezelfde trend: “De Joodse leiders (en met hen het ongelovige deel van het volk) zullen bezocht worden door de oordelen van God en zullen niet langer het voorrecht hebben om als de geestelijke leiders van Gods volk te handelen. Gelovigen in Jezus (van eender welk land) zullen het nieuwe, ware Israël; Gods wijngaard zijn, en andere leiders zullen de arbeiders in zijn wijngaard zijn – namelijk, de apostelen, en na hen allen die geroepen zijn om geestelijk Zijn kerk op deze aarde de dienen (dit strekt zich uiteindelijk uit tot elke gewone gelovige).”[21] Voorgangers, oudsten, en gelovigen, laten we de wijngaard, het koninkrijk dat we in bruikleen hebben gekregen dus goed gebruiken. Dat we een volk zullen zijn “dat er de vruchten van opbrengt” en niet een volk waar het rijk Gods zal ontnomen van worden.[22] Voor alle duidelijkheid, God is niet klaar met het Joodse volk en door Zijn koninkrijk aan de heidenen te geven wil Hij hen jaloers maken, zoals Paulus schrijft: “De volgende vraag is: hebben zij zich dan zo gestoten, dat zij ten val zijn gekomen? Volstrekt niet, maar als gevolg van hun misstap werden de heidenen gered, om hen jaloers te maken. Als hun misstap de wereld verrijkt heeft en hun falen voor de heidenen rijkdom betekent, wat mogen wij dan niet verwachten, als zij hun tekort zullen aanvullen!” (Romeinen 11:11-12, Willibrordvertaling 1995, Herziene Editie). Ook is het zo dat “het rijk Gods zal u ontnomen worden, en aan een volk worden gegeven, dat er de vruchten van opbrengt” ook “slaat op de kerk als volk Gods, waarvoor het oordeel over Israël een waarschuwend teken is”.[23]

    Vers 44: “En wie valt op deze steen zal worden verbrijzeld” Eén uitleg is: “Want zij die vallen op deze steen (Jezus), zullen in hun vernedering misschien hun zonden en nood voor vergiffenis zien. Ze zullen zich dan bekeren.”[24] Een andere uitleg is: “Zoals een blinde die struikelt en valt over een steen en zichzelf hieraan kwetst, zo zullen diegenen die door hun ongeloof en valsheid van hart geestelijk blind zijn Jezus, als het ware, ervaren als een struikelblok op hun pad en dus in geestelijke zin zullen ze vallen en in moeilijkheden geraken. Zelfs in de normale levensloop zal dit gebeuren met diegenen die niet geloven in Jezus. Maar zij die zullen blijven volharden in deze staat van ongeloof totdat de tijd van genade voorbij is zullen compleet vermorzeld worden door het oordeel van God, uitgevoerd door de Zoon – en zij zullen verpulverd worden als iemand waarop een reusachtige rots valt.

    Toen de vreselijke oordelen van God de Joodse leiders en het ongelovige deel van de mensen in Palestina tijdens de Romeins-Joodse oorlog bezochten, kwamen de woorden van Jezus in Lukas 20:17-18 uit. Maar slechts aan Zijn tweede komst zal hun uiteindelijke vervulling plaatsvinden – en dat voor iedereen (van welke ras of stand hij ook moge zijn) die hem geen geloof en gehoorzaamheid als Zoon van God geschonken heeft.”[25]

    Vers 46: De opperpriesters en de farizeeën wisten dat het volk ook wist dat Jezus over hen een waarschuwende profetie aan het uitspreken was. Waarschuwend in de zin dat een profetie meestal niet gaat over een vaste toekomst maar over de te vermijden toekomst. Toch bleven de Joodse religieuze leiders koppig. Spijtig genoeg vreesden ze het volk en niet God. Anders hadden zij hun ondergang kunnen vermijden. Of, in de woorden van Hiëronymus: ‘Hoewel de opperpriesters en de farizeeën verharde harten hadden en vanwege hun ongeloof en slechtheid afgestompt waren in hun begrip ten overstaande van de Zoon van God, nochtans konden ze de rechtdoorzee statements van Jezus niet ontkennen en begrepen ze dat al de oordelen van de Heer op hen gericht waren. Dus hadden ze het henzelf voorgenomen om Jezus te vermoorden maar ze vreesden “het volk; want men hield Hem voor een profeet”.’[26] Ze sloegen de waarschuwing van Jezus dus gewoon puur in de wind.[27] Nochtans beantwoordt deze parabel volgens Geldenhuys duidelijk de vraag van de farizeeën “Zeg ons, met wat recht doet Gij dit alles; of wie heeft U dit recht gegeven?” (Lukas 20:2). Het antwoord is dat Jezus alles doet vanuit de autoriteit van de Vader die Hem gezonden heeft.[28] Ze zouden zijn waarschuwing dus beter niet in de wind slaan. Op dezelfde manier behoren wij God en Zijn Woord te vrezen in al onze relaties en zo te handelen.


    Behalve indien anders aangegeven zijn de bijbelteksten genomen uit de Petrus Canisius vertaling (Brussel: het Spectrum, 1948).

    [1] E. Smilde, “Het Evangelie naar Lucas,” in Bijbel in de nieuwe vertaling van het Nederlands Bijbelgenootschap met verklarende kanttekeningen(Baarn: Bosch & Keuning n.v., 1956?), 252.

    [2] W. Lodder en J. H. Semmelink, “Het Evangelie naar Marcus,” in ibid., 148, vtn. 3.

    [3] Norval Geldenhuys, Commentary on the Gospel of Luke (Grand Rapids, Michigan: Wm. B. Eerdmans Publishing Company, 1951; repr. 1960), 498.

    [4] Johannes Chrysostomos, Het Evangelie van Mattheus, Homilie 68.1.

    [5] Geldenhuys, Luke, 498.

    [6] E. Smilde, “Het Evangelie naar Lucas,” 252, vtn. 4.

    [7] W. S. van Leeuwen, “Het Evangelie naar Mattheüs,” in ibid., 71.

    [8] W. Lodder en J. H. Semmelink, “Het Evangelie naar Marcus,” 148, vtn. 12.

    [9] Geldenhuys, Luke, 500, ftn. 5.

    [10] E. Smilde, “Het Evangelie naar Lucas,” 252, vtn. 9.

    [11] Efrem de Syriër, Commentaar op de Diatessaron van Tatian, 16.20.

    [12] NBV Studiebijbel, Het evangelie volgens Marcus, 1837, vtn. bij vers 1.

    [13] NBV Studiebijbel, Het evangelie volgens Matteüs, 1799, vtn. bij vers 41.

    [14] E. Smilde, “Het Evangelie naar Lucas,” 252, vtn. 12.

    [15] Vertaling Petrus Canisius, Het evangelie van Jesus Christus volgens Matteus, 32, vtn. 10.

    [16] NBV Studiebijbel, Het evangelie volgens Matteüs, 1799, vtn. bij vers 42.

    [17] Robert H. Mounce, Matthew (Peabody, Massachusetts: Hendrickson Publishers, 1991), 201.

    [18] Naar Geldenhuys, Luke, 498-499.

    [19] E. Smilde, “Het Evangelie naar Lucas,” 252, vtn. 16.

    [20] Cyrillus van Alexandrië, Commentaar op Lukas, Homilie 134.

    [21] Geldenhuys, Luke, 498.

    [22] Dit is volgens Hiëronymus ook de betekenis van de voorgaande parabel over de twee zoons. Hiëronymus, Commentaar op Mattheus 3.21.27.

    [23] W. S. van Leeuwen, “Het Evangelie naar Mattheüs,” in Bijbel in de nieuwe vertaling van het Nederlands Bijbelgenootschap met verklarende kanttekeningen, 72, vtn. 12.

    [24] The Complete Jewish Study Bible, The Good News of Yeshua the Messiah, as reported by Luke, 1507.

    [25] Geldenhuys, Luke, 499.

    [26] Hiëronymus, Commentaar op Mattheus, 3.21.46.

    [27] Naar E. Smilde, “Het Evangelie naar Lucas,” 252, vtn. 19.

    [28] Geldenhuys, Luke, 497.


    Categorie:Preken
    02-02-2020
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Psalm 25:1-11

    Vandaag sta ik even met u stil bij de eerste helft van Psalm 25.[1] Hopelijk zitten hier voor uw persoonlijke leven  nuttige waarheden in waaraan u zich kan vastklampen en van waaruit u kan en zal leven.

    Vers 1: “Van David. Tot U, HERE, hef ik mijn ziel op;”

    “Tot U, HERE, hef ik mijn ziel op.” Drie andere psalmen leren ons dat onze ziel, ons hele wezen, zich stil kan keren tot God (Psalm 62:6) en kan dorsten naar God (Psalm 63:2) en door God kan worden verkwikt (Psalm 23:3). Maar, vanuit onze Psalm 25 vers 1 leren we dat we onze nefesh, onze ziel, ons hele wezen kunnen opheffen tot God. Zeker nu we vrijmoedig mogen naderen tot de troon van God waartoe Christus vrijmoedig “de hemelen is doorgegaan (…) opdat wij barmhartigheid ontvangen en genade vinden om hulp te verkrijgen te gelegener tijd” (Hebreeën 4:14-16). Omdat we onze ziel mogen verheffen tot God, als dienaren van de Heer, kan en mag onze ziel zich ook verheugen (Psalm 86:4). We mogen niet alleen dorsten naar God, onze ziel verheffen tot God, maar we mogen zelfs met de Psalmist zeggen: mijn ziel is aan U verkleefd (Psalm 63:9a). Dit gaat om verbond met Jahweh onze Heer en God want de Psalm gaat verder: “uw rechterhand houdt mij vast” (Psalm 63:9b).

     Bemerk ook dat de Psalm begint met “Van David.” David is niet beschaamd om te bekennen dat hij zijn ziel opheft tot de HERE. Hoe zit het met ons? Zijn wij beschaamd dat wij onze ziel opheffen tot onze HERE, dat wij onze hoop in Hem stellen? Weten mensen dit van ons? Verkondigen wij dit?

    Vers 2: “mijn God, op U vertrouw ik; laat mij niet beschaamd worden, laten mijn vijanden niet over mij juichen.”

    “Mijn God, op U vertrouw ik.” Dit is een goede positie. Want, ik citeer vanuit een andere Psalm: “HERE der heerscharen, welzalig de mens die op U vertrouwt” (Psalm 84:13). Inderdaad, als je de HEER als jouw Herder hebt, dan ontbreekt je niets en dan zullen heil en goedertierenheid je volgen (Psalmen 23:1,6). Heil (Engels: Health) kan je als de Germaanse equivalent van het Hebreeuwse shaloom begrijpen. Dit is heelheid, redding, volledigheid, geen gebrek. Dit kan een innerlijke staat van zijn zijn maar het kan ook zo zijn dat we bijvoorbeeld door kanker of zelfs moord overmand worden. Dus “laat mij niet beschaamd worden, laat mijn vijanden niet over mij juichen”, in de lange termijn is dit het geval, want wanneer we sterven zullen we de paradijselijke heelheid bereiken als Jahweh hier op aarde onze Verbondsgod gebleven is door onze persoonlijke keuze en standvastigheid doorheen dit leven.

    Vers 3: “Ja, allen die U verwachten, worden niet beschaamd, beschaamd worden wie trouweloos handelen zonder oorzaak.”

    Er is hier dus een tegenstelling tussen diegenen die trouw zijn aan het verbond met de Heer, die hun voorbereiden voor het huwelijk (Openbaring 19:7-9), die hun olielampen vol hebben (Matteüs 25:7) en zij die trouweloos zijn, dus diegenen die niet trouw zijn aan hun verbond met God, en die dus niet wachten omdat ze spotten zo van “waar blijft de Heer nu?” (2 Petrus 3:3-6) en omdat ze er maar op los leven zonder te luisteren naar de knechten van de Baas (Matteüs 21:33-41). Ze trokken hun juiste kleren niet aan (Matteüs 22:11-13). Ze vullen hun olielampen niet (Matteüs 25: 8-13).

    Verzen 4-5: “HERE, maak mij uw wegen bekend, leer mij uw paden, leid mij in uw waarheid en leer mij, want gij zijt de God mijns heils, U verwacht ik de ganse dag.”

    “HERE, maak mij uw wegen bekend, leer mij uw paden,”

    Natuurlijk mogen we God voor leiding vragen voor specifieke situaties maar Zijn wegen zijn meestal niet een specifieke roeping of een letterlijke weg maar eerder een manier van leven, een morele karaktereigenschap zoals God en uw naasten beminnen (Matteüs 22:34-40), gerechtigheid (In de zin van een rechtvaardig oordeel van keuzes, rechtvaardig oordelen tussen goed en kwaad, tussen rechtvaardigheid en onrechtvaardigheid), genade, en trouw (Matteüs 23:23). Of zoals de profeet  Micha het zo mooi schreef onder leiding van de Heilige Geest: “Hij heeft u bekendgemaakt, o mens, wat goed is en wat de HERE van u vraagt: niet anders dan recht te doen en getrouwheid lief te hebben, en ootmoedig [nederig] te wandelen met uw God” (Micha 6:8).

    “leid mij in uw waarheid en leer mij, want gij zijt de God mijns heils, U verwacht ik de ganse dag.”

    “Leid mij in uw waarheid en leer mij”

    Dit is een goede ingesteldheid. “Leid mij in uw waarheid en leer mij”. Dit gaat dus om van de Heer te willen leren hoe we nu juist het bovenstaande behoren te volbrengen. Hoe precies rechtvaardige keuzes maken, rechtvaardig oordelen, nederig te zijn, trouw te zijn, God en onze naasten lief te hebben,… We behoren in de waarheid te wandelen (3 Johannes 1:3-4). Dit alles wordt samengevat in de woorden van de apostel Paulus: “Want gij waart vroeger duisternis, maar thans zijt gij licht in de HERE; wandelt als kinderen des lichts, - want de vrucht des lichts bestaat in louter goedheid en gerechtigheid en waarheid – en toetst wat de HERE welbehaaglijk is” (Efeziërs 5:8-10).

    Dus waarom behoren wij zo te wandelen in datgene wat de HERE welbehaaglijk is? Vanuit het volgende grote besef:

    “want gij zijt de God mijns heils, U verwacht ik de ganse dag.” Soms lijkt een situatie hopeloos en dan lijkt het alsof God niet antwoord. Dan kunnen de woorden van Maleachi énorm bemoedigen: “Dan spreken zij die de HERE vrezen, onder elkander, ieder tot zijn naaste: De HERE bemerkte het toch en hoorde het en er werd een gedenkboek voor zijn aangezicht geschreven, ten goede van hen die de HERE vrezen en zijn naam in ere houden. Zij zullen Mij ten eigendom zijn, zegt de HERE der heerscharen, op de dag die Ik bereiden zal. En ik zal hen sparen, zoals iemand zijn zoon spaart, die hem dient. Dan zult gij tot inkeer komen en het onderscheid zien tussen de rechtvaardige en de goddeloze; tussen wie God dient, en wie Hem niet dient” (Maleachi 3:16-18). Ook al lijkt de situatie duister, onduidelijk of verwarrend, verlies de hoop niet. God zal een duidelijk onderscheid maken tussen diegenen die trouwe zonen en dochters zijn en diegenen die hypocrieten zijn. Hier komen we later nog op terug. Op een dag begon het te regenen (Genesis 6:5-24, 2 Petrus 2:5) en op een andere dag begon het zwavel en vuur te regenen (Genesis 19:24-29, Judas 1:7, 2 Petrus 2:6-9). [Ik verwijs hier dus naar de zondvloed en naar Sodom en Gomorra.] Maar God zal, net zoals toen, zijn getrouwen zeker niet vergeten. “maar de rechtvaardige Lot, die zwaar te lijden had onder de losbandige wandel dier zedelozen, heeft [God] behouden – want deze rechtvaardige heeft, onder hen wonende, dag aan dag zijn rechtvaardige ziel gekweld door het zien en horen van hun tegen alle wet ingaande werken – dan weet de HERE de godvruchtigen uit de verzoeking te verlossen en de onrechtvaardigen te bewaren om hen op de dag des oordeels te straffen” (2 Petrus 2:7-9). “Uw hand zal verheven zijn boven uw tegenstanders, en al uw vijanden zullen worden uitgeroeid” (Micha 5:8). “Maar plotseling treft God hen met een pijl; daar zijn nu hun wonden. Hun tong doet hen over zichzelf struikelen; al wie naar hen ziet, schudt het hoofd. Dan vrezen alle mensen en verkondigen Gods daad, en slaan acht op zijn werk. De rechtvaardige zal zich in de HERE verheugen en bij Hem schuilen, alle oprechten van hart zullen zich beroemen” (Psalm 64:8-11). De Psalmist zegt ook over hoe onze ingesteldheid als gemeente behoort te zijn: “Waarlijk, mijn ziel, keer u stil tot God, want van Hem is mijn verwachting; waarlijk, Hij is mijn rots en mijn heil, mijn burcht, ik zal niet wankelen. Op God rust mijn heil en mijn eer, mijn sterke rots, mijn schuilplaats is in God. Vertrouwt op Hem te allen tijde, o volk, story uw hart uit voor zijn aangezicht; God is ons een schuilplaats” (Psalm 62:6-9). Dit mogen we zeker geloven, belijden, en proclameren als kerk, als volk van God.

    Vers 6-7: “Gedenk uw barmhartigheid, HERE, en uw gunstbewijzen, want die zijn van eeuwigheid; gedenk niet de zonden van mijn jeugd, noch mijn overtredingen, gedenk mijner naar uw goedertierenheid, om uwer goedheid wil, HERE.”

    Denk niet aan mijn zonden. “Ik, Ik ben het, die uw overtredingen uitdelg om Mijentwil en Ik gedenk uw zonden niet” (Jesaja 43:25). “Want ik zal genadig zijn over hun ongerechtigheden, en hun zonden zal Ik niet meer gedenken” (Hebreeën 8:12). Hij zal dit ook doen volgens Psalm 103. “Hij doet ons niet naar onze zonden en vergeldt ons niet naar onze ongerechtigheden; maar zo hoog de hemel is boven de aarde, zo machtig is zijn goedertierenheid over wie Hem vrezen. Zover het oosten is van het westen, zover doet Hij onze overtredingen van ons; gelijk zich een vader ontfermt over zijn kinderen, ontfermt Zich de HERE over wie Hem vrezen” (Psalm 103:10-13). Het is zoals een liefdevolle vader die altijd zijn kinderen zal vergeven wanneer zij tot hem komen met ware spijt en bekering. “Ik wil horen wat God, de HERE, spreekt; want Hij zal van vrede spreken tot zijn volk en tot zijn gunstgenoten; maar laten zij niet terugkeren tot dwaasheid” (Psalm 85:9). Net zoals een aardse vader is God de Vader niet iemand die naïef is en met zich laat rammelen als de zoon of dochter zich voordoet als spijt hebbend of zich bekerend. We hoorden daarnet al dat Jahweh zich ontfermt over wie Hem vrezen. Dit zijn dus diegenen die niet willen “terugkeren tot dwaasheid”, die niet willen terugkeren tot hun zonden. Voorts staat er geschreven in Psalm 103 dat diegenen die Hem vrezen diegenen zijn die Zijn verbond onderhouden, denken aan Zijn bevelen, en ze ook uitvoeren: “Maar de goedertierenheid des HEREN is van eeuwigheid tot eeuwigheid over wie Hem vrezen, en zijn gerechtigheid over kindskinderen, over hen die zijn verbond onderhouden, en aan zijn bevelen denken om die te doen” (Psalm 103:17-18). Dus niet enkel verbond met de lippen maar ook met de daden, zoals we vorige keer zagen met Rachab die niet enkel zei dat ze een verbond met Jahweh aanging maar ook er naar handelde door van hoererij naar rechtvaardige daden over te schakelen. Of Ruth die alles achterliet om te wandelen naar en met Jahweh de Verbondsgod.

    Vers 8-9: “Goed en waarachtig is de HERE; daarom onderwijst Hij de zondaars aangaande de weg. Ootmoedigen [nederigen] doet Hij wandelen in het recht, en Hij leert ootmoedigen [nederigen] zijn weg.”

    John Piper citeerde verzen 8 tot 9 en zei dat deze Psalm “geweldige beloften van leiding” bevatten.[2]

    Vers 8 leert “… daarom onderwijst Hij de zondaars aangaande de weg.” Maar vers 12 leert: “Wie is de man die de HERE vreest? Hij onderwijst hem aangaande de weg die hij moet kiezen.” Is hier sprake van een tegenstelling? Ik denk van niet. Vers 8 spreekt over zondaars, vers 9 spreekt over nederigen en verzen 12 en 14 spreken over diegenen die de HEER vrezen. God houdt van zondaars en wil dat ze zich in alle nederigheid bekeren tot de vreze des HEEREN. Het feit dat er hier over zondaars wordt gesproken vormt dus geen tegenstelling. De zondaar kan God in alle nederigheid komen te vrezen en dan zal God antwoorden. Let wel, God zal niet antwoorden als er geen bekering van zonde is. “De weg die hij moet kiezen” is naar Gods wil leven. Dit is de weg van de rechtvaardigheid. Met God is er altijd een weg voorwaarts wanneer er iemand zich waarlijk bekeert.

    Want iedereen is welkom tot het Verbond met Jahweh: Vers 10: “Alle paden des HEREN zijn goedertierenheid en trouw voor wie zijn verbond en zijn getuigenissen bewaren.”

    Vers 11: “Om uws naams wil, HERE, vergeef mij mijn ongerechtigheid, want die is groot.”

    Misschien denk je dat je vele en grote zonden hebt begaan maar God kan er nog iets van maken voor zijn eer. Maar deins niet terug of denk niet dat de Heer je toch niet kan vergeven of toch niets van jou kan maken, want er staat geschreven: “Want Gij, o Here, zijt goed en gaarne vergevend, rijk in goedertierenheid voor allen die U aanroepen” (Psalm 86:5). De King James Version zegt niet “gaarne vergevend” maar “klaar om te vergeven”. God staat letterlijk klaar om diegenen te vergeven die Hem aanroepen met oprechte bekering en spijt en daar moet je niet aan twijfelen. God wil namelijk niet dat sommigen verloren gaan maar Hij wil dat allen tot bekering komen (2 Petrus 3:9b). “En dit is de vrijmoedigheid, die wij tegenover Hem hebben, dat Hij, indien wij iets bidden naar zijn wil, ons verhoort. En indien wij weten, dat Hij ons verhoort, wat wij ook bidden, weten wij, dat wij de beden verkregen hebben, die wij van Hem hebben gebeden” (1 Johannes 5:14-15). “Ik schrijf u, kinderkens, want de zonden zijn u vergeven om zijn naams wil” (1 Johannes 2:12). “Indien wij onze zonden belijden, Hij is getrouw en rechtvaardig, om ons de zonden te vergeven en ons te reinigen van alle ongerechtigheid” (1 Johannes 1:9). “Mijn kinderkens, dit schrijf ik u, opdat gij niet tot zonde komt. En als iemand gezondigd heeft, wij hebben een voorspraak bij de Vader, Jezus Christus, de rechtvaardige; en Hij is een verzoening voor onze zonden en niet alleen voor de onze, maar ook voor die der gehele wereld” (1 Johannes 2:1-2). Hij heeft al tweemaal “kinderkens” gezegd. Dit is voor nieuwe gelovigen, kinderen, opdat ze dit feit mogen vatten dat hun vergiffenis een feit is. God wordt omschreven als Diegene “die al uw ongerechtigheden vergeeft” (Psalm 103:3a) en als Diegene “die uw leven verlost van de groeve” (Psalm 103:4a) “Want het loon, dat de zonde geeft, is de dood, maar de genade, die God schenkt is het eeuwige leven in Christus Jezus, onze Here” (Romeinen 6:23). “God echter bewijst zijn liefde jegens ons, doordat Christus, toen wij nog zondaren waren, voor ons gestorven is. Veel meer zullen wij derhalve, thans door zijn bloed gerechtvaardigd, door Hem behouden worden van de toorn. Want als wij, toen wij vijanden waren, met God verzoend zijn door de dood zijns Zoons, zullen wij veel meer, nu wij verzoend zijn, behouden worden, doordat Hij leeft; en dát niet alleen, maar wij roemen zelfs in God door onze Here Jezus Christus, door wie wij nu de verzoening ontvangen hebben” (Romeinen 5:8-12). “Opdat een ieder, die gelooft, in Hem eeuwig leven hebbe. Want alzo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat een ieder, die in Hem gelooft, niet verloren ga, maar eeuwig leven hebbe. Want God heeft zijn Zoon niet in de wereld gezonden, opdat Hij de wereld veroordele, maar opdat de wereld door Hem behouden worde. [Dit is zijn wil.] Wie in Hem gelooft; wordt niet veroordeeld; wie niet gelooft, is reeds veroordeeld, omdat hij niet heeft geloofd in de naam van de eniggeboren Zoon van God” (Johannes 3:15-18). Er zijn er hier velen onder u, waaronder ikzelf, die de tel zijt kwijtgeraakt van het aantal zonden die zij vroeger bedreven hadden. Wij hadden er een zooitje van gemaakt maar de Heer maakte toch iets moois van ons en van onze levens vanwege zijn genade en goedheid (Psalm 25:7, KJV) en ter wille van Zijn Naam (Psalm 25:11), “Ik, Ik ben het, die uw overtredingen uitdelg om Mijentwil en Ik gedenk uw zonden niet” (Jesaja 43:25) en “Hij leidt mij in de rechte sporen om zijns naams wil” (Psalm 23:3) dus tot zijn propaganda, promotie, reclame,... Hij kan ons getuigenis en onze vernieuwde interacties met onze medemensen vanuit ons nieuwe leven gebruiken. “Want vroeger waren ook wij verdwaasd, ongehoorzaam, dwalende, verslaafd aan velerlei begeerten en zingenot, levende in boosheid en nijd, hatelijk en elkander hatende. Maar toen de goedertierenheid en mensenliefde van onze Heiland en God verscheen, heeft Hij, niet om werken der gerechtigheid, die wij zouden gedaan hebben, doch naar zijn ontferming ons gered door het bad van wedergeboorte [een herschepping, het scheppen van een nieuw leven toegewijd aan God, het herstel naar zijn oorspronkelijke, ongerepte, zuivere staat] en der vernieuwing [of verandering voor het beste] door de heilige Geest, die Hij rijkelijk over ons heeft uitgestort door Jezus Christus, onze Heiland, opdat wij, gerechtvaardigd door zijn genade, erfgenamen zouden worden overeenkomstig de hope des eeuwigen levens. Dit is een getrouw woord en ik wil, dat gij op dit punt een krachtig getuigenis geeft, opdat zij, die hun vertrouwen [, we kunnen zeggen: verbondsvertrouwen,] op God gebouwd hebben, ervoor zorgen vooraan te staan in goede werken. Die zijn schoon en voor de mensen nuttig” (Titus 3:3-8). “Hiertoe is de Zoon van God geopenbaard, opdat Hij de werken des duivels verbreken zou” (1 Johannes 3:8b). Dus van slechte werken naar goede werken. “En zij hebben hem overwonnen door het bloed van het Lam en door het woord van hun getuigenis” (Openbaring 12:11a). Als we ons oprecht bekeren van het slechte pad en oprecht vergiffenis vragen, dan worden we vergeven en dan worden we op het goede pad geplaatst. Laten we dus alle zonden, alle slechte werken afleggen en ons toeleggen op goede werken waaronder ook de verkondiging van het goede nieuws van Jezus Christus waardoor wij vanuit onze zondige levens tot God zijn verzoend tot levens van goede werken.


    [1] Ik baseer me op de KJV en de NBG1951 omdat ze hier dicht bij elkaar aanleunen.

    [2] “If I Could Start All Over: Six Lessons for Your Twenties – John Piper (Audio)” https://www.youtube.com/watch?v=mLRDqUfXeng.


    Categorie:Preken
    26-01-2020
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Hoe God de vrouw eer geeft - oude versie

    [Hier kan u naar de preek luisteren: https://www.mixcloud.com/emmanuelhaacht/2020-01-26-hoe-god-de-vrouw-eer-geeft-door-tom-torbeyns/. Dit is de oude versie van deze preek. De nieuwe 2-delige versie kan u op deze website lezen (23 april en 30 april 2023).]

    Het onderwerp van vandaag is “Hoe God de vrouw eer geeft”. We beginnen vanuit het begin van de Bijbel[1]. De Bijbel begint al direct met het huwelijk voor te stellen als het ideaalbeeld voor de mens. God zegent zowel de man als de vrouw. De tekst zegt het als volgt: “En God zei: ‘Nu gaan Wij de mens maken, als beeld van Ons, op Ons gelijkend; hij zal heersen over de vissen van de zee, over de vogels van de lucht, over de tamme dieren, over alle wilde beesten en over al het gedierte dat over de grond kruipt.’ En God schiep de mens als zijn beeld; als het beeld van God schiep Hij hem; mannelijk en vrouwelijk schiep Hij hen. God zegende hen, en God sprak tot hen: ‘Wees vruchtbaar en word talrijk; bevolk de aarde en onderwerp haar; heers over de vissen van de zee, over de vogels van de lucht, en over al het gedierte dat over de grond kruipt’” (Genesis 1:26-28). Merk op dat de man en de vrouw hier als getrouwd worden beschreven. Dit huwelijksbeeld is dus het ideaal voor de mens. Dit wordt beschreven als “heel goed” (Genesis 1:31). In hoofdstuk 2 wordt dit expliciet een huwelijk genoemd: “Daarom zal een mens [of een man] zijn vader en zijn moeder verlaten en zich hechten aan zijn vrouw, en die twee zullen één zijn. Ze waren beiden naakt, de mens [de man] en zijn vrouw, maar ze voelden geen schaamte voor elkaar” (Genesis 2:24-25). Merk op dat eerst man en vrouw als getrouwd worden beschreven in hoofdstuk 1:26-28, dat dit als zeer goed wordt beschreven, dat dan pas de man als alleen wordt beschreven en dat dit niet goed is: “De HEER God sprak: ‘Het is niet goed dat de mens [de man] alleen blijft. Ik ga een hulp voor hem maken die bij hem past’” (Genesis 2:18), en dat dan de reden voor het huwelijk wordt beschreven: “Daarom zal een mens [of een man] zijn vader en zijn moeder verlaten en zich hechten aan zijn vrouw, en die twee zullen één zijn. Ze waren beiden naakt, de mens en zijn vrouw, maar ze voelden geen schaamte voor elkaar” (Genesis 2:24-25). “En God schiep de mens als zijn beeld; als het beeld van God schiep Hij hem; mannelijk en vrouwelijk schiep Hij hen” (Genesis 1:27). “God bekeek alles wat Hij gemaakt had, en Hij zag dat het heel goed was” (Genesis 1:31a). Het huwelijk is dus Gods ideaal voor de mens. Zowel de man als de vrouw zijn geschapen naar het beeld van God en beiden zijn bedoeld om naar het beeld van God verbonden te zijn in het huwelijk (Genesis 1:27) voor het leven. Hier kunnen zij veilig naakt en onbeschaamd zijn, seksuele betrekkingen hebben, en vruchtbaar zijn (Genesis 1:27, Genesis 2:24-25). Met andere woorden, alles wat hiervan afdwaalt zoals bijvoorbeeld seks voor het huwelijk of overspel is zonde, is een duivelse leugen, en is niet Gods ideaal. Mensen die die wegen verkiezen boven Gods weg zullen niet Gods paradijselijk ideaal en paradijselijke rust bereiken: “Weet u niet dat zij die onrecht plegen, geen deel zullen hebben aan het koninkrijk van God? Maak uzelf niets wijs! Hoerenlopers, afgodendienaren, echtbrekers, schandknapen, knapenschenders, dieven, uitbuiters, dronkaards, lasteraars, oplichters, zij zullen geen deel hebben aan het koninkrijk van God” (1 Korintiërs 6:9-10). “(…) hun deel is in de poel die brandt van vuur en zwavel” (Openbaring 21:8b). Om dit verder concreet te maken gaan we later in deze preek enkele Bijbelse verhalen bekijken waarin mensen dit soort zonden hadden begaan maar zich bekeerd hadden tot Gods ideaal. Of zoals Paulus het zo mooi zei: “Sommigen van u zijn dat wel geweest, maar nu bent u schoongewassen: u bent geheiligd, u bent gerechtvaardigd in de naam van de Heer Jezus Christus en door de Geest van onze God” (1 Korintiërs 6:11). Paulus gaf als advies tegen seks voor het huwelijk: “Vlucht weg van ontucht” (1 Korintiërs 6:18a). “Ja, maar met het oog op de gevallen van ontucht is het beter dat iedere man zijn eigen vrouw heeft en iedere vrouw haar eigen man” (1 Korintiërs 7:2). “Tegen de ongehuwden en weduwen zeg ik: het is goed voor hen als zij blijven zoals ik. Maar als zij zich niet kunnen beheersen, laten zij dan trouwen. Het is beter te trouwen dan te branden” (1 Korintiërs 7:8-9). “Als iemand meent dat hij zich onbetamelijk jegens zijn meisje gedraagt, omdat zijn verlangen te heftig wordt en de dingen hun loop moeten hebben, laat hem dan doen wat hij wil: laten zij trouwen, daar steekt geen kwaad in” (1 Korintiërs 7:36). Keer op keer wijst Paulus dus de mensen weg van ontucht naar het ideaal van het huwelijk, waarin geldt: “Een vrouw is aan haar man gebonden zolang hij leeft” (1 Korintiërs 7:39a). Het huwelijk is dus voor het leven.

     

    In Gods Wet zit een geniaal systeem om mensen naar dit ideaal van het huwelijk te leiden en om seksuele immoraliteit in te perken. We lezen namelijk in Exodus: “Wanneer iemand een nog niet verloofd meisje verleidt en omgang met haar heeft, dan moet hij haar huwen en de bruidsprijs betalen. Weigert de vader haar aan hem af te staan, dan moet hij toch een bedrag betalen gelijk aan de bruidsprijs voor maagden” (Exodus 22:15-16). Er zijn dus in Gods Wet geen “goedkope” meisjes. Ze zijn allemaal stuk voor stuk kostbaar, ook de meisjes die naïef zijn geweest. Waar Gods Wet gold, kon een man niet eens rap profiteren van een meisje laat staan meerdere meisjes. Hij moest haar trouwen, moest voor het leven met haar samenblijven; mocht haar dus niet verstoten (Deuteronomium 22:29), en moest de bruidsprijs betalen. Indien het huwelijk niet werd toegestaan door haar vader moest hij toch de bruidsprijs betalen. Deze wet gold ter bescherming van de waarde van een meisje. Als, in de ogen van haar vader, een slechte man het meisje verleidde, mocht die man niet met het meisje trouwen maar moest hij toch de bruidsprijs betalen. Een goede man die haar dan toch vergevingsgezind was en haar liefhad en met haar wilde trouwen, werd vergoed en bevoordeeld aangezien hij geen bruidsprijs meer zou moeten betalen. Met andere woorden: zijn goedheid werd in Gods Wet beloond. We zien hier dus dat Gods Wet leidt tot de eer van het huwelijk, ook voor het meisje dat een fout heeft begaan. Ofwel met die oorspronkelijke jongen ofwel met een andere jongen indien die eerste zijn plicht niet nakomt of indien haar vader hem niet goed genoeg voor zijn kostbare dochter vindt en niet wil dat hij met haar trouwt maar naar het huwelijk zou zij idealiter geleid worden. Het huwelijk was waar het meisje zich veilig en geborgen zou voelen.

     

    “Liefde en trouw mogen u nimmer verlaten, Hang ze om uw hals, schrijf ze op de tafel van uw hart; Dan zult ge goed en verstandig zijn, in de ogen van God en de mensen. Vertrouw op Jahweh met heel uw hart, Verlaat u niet op eigen inzicht; Denk aan Hem op al uw wegen, Dan zal Hij uw paden effenen” (Spreuken 3:3-6, Canisiusvertaling). God wil niet dat de man zijn vrouw wegzend. Hij wil verbondstrouw. Hij wil huwelijkstrouw: “Vraagt u waarom? Omdat de HEER getuige is geweest tussen u en de vrouw van uw jeugd, de vrouw, aan wie u ontrouw bent geworden, terwijl ze uw gezellin is en de vrouw van uw verbond. Heeft Hij haar niet voor hem gemaakt als zijn vlees en leven? En wat wil Hij anders dan kinderen van God? Draag dus zorg voor uw leven en wees niet ontrouw aan de vrouw van uw jeugd. Want als een man zijn vrouw uit haat wegzendt – zegt de HEER, de God van Israël – bedekt hij geweld met zijn kleed, zegt de HEER van de machten. Draag dus zorg voor uw leven en wees niet ontrouw” (Maleachi 2:14-16).

     

    De Heere Jezus zei dit ook en hij verwees ook naar het begin van Genesis: “(‘…) Maar vanaf het begin van de schepping heeft Hij hen mannelijk en vrouwelijk gemaakt. Daarom zal een mens [een man] zijn vader en moeder verlaten en zich hechten aan zijn vrouw, en die twee zullen één zijn. Ze zijn dus niet meer twee, maar één. Dus: Wat God heeft verbonden, moet de mens niet scheiden.’ Thuisgekomen vroegen de leerlingen Hem opnieuw hierover. Hij zei hun: ‘Wie zijn vrouw verstoot en met een ander trouwt, pleegt echtbreuk tegenover haar, en als zij haar man verstoot en met een ander trouwt, pleegt zij echtbreuk” (Marcus 10:6-12). Jezus verwijst dus naar het oorspronkelijke “zeer goede” huwelijksbeeld waarin man en vrouw als getrouwd door het leven gaan. Beiden moeten zich houden aan het huwelijksverbond dat zij gesloten hebben voor God. Zowel man als vrouw kunnen zich veilig en geborgen voelen in het verbond van het huwelijk.

     

    Een tijdje geleden preekte ik over Ruth. Toen leerden we dat Boaz Ruth eer gaf door met haar te trouwen. God geeft eer aan de vrouw door de man vanwege haar te zegenen: “Wie een vrouw vindt, vindt het geluk en krijgt de gunst van de HEER” (Spreuken 18:22). Boaz werd dus door God gezegend omdat hij met Ruth trouwde. Ruth was een Moabietische vrouw. Moab stond bekend als een zeer goddeloos volk van afgodenoffers en seksuele ontucht. Wie weet wat Ruth allemaal al op haar kerfstok had. Toch wist Boaz dat Gods ideaal voor de vrouw niet seksuele losbandigheid was maar het huwelijk waarin de vrouw veilig en geborgen bij één man is voor het leven. Van wie zou hij dit geleerd hebben? Wie was de vader en moeder van Boaz? Weet iemand dit? “Salmon was de vader van Boaz en Rachab was zijn moeder. Boaz was de vader van Obed en Ruth was zijn moeder” (Matteüs 1:5, zie ook 1 Kronieken 2:11-12, Ruth 4:20-21, Lukas 3:32). De vader van Boaz was dus een zekere Salmon en zijn moeder was Rachab. Rachab was een hoer die zich bekeerde van haar hoererij tot verbondstrouw met Jahweh onze God. Zij vluchtte uit de stad Jericho en verbleef bij de Israëlieten in het land Israël (Jozua 6:16-25). Zij wordt beschreven als een vrouw in verbond met [of geloof in] Jahweh, in tegenstelling tot diegenen die geen verbond hadden met [of geloof hadden in] Jahweh (Hebreeën 11:31). Zij behoort dus tot de geloofshelden of de verbondshelden van Hebreeën hoofdstuk 11. Het verbond dat zij beleed was geen lege praat maar het werd omgezet in goede daden waardoor zij gerechtvaardigd werd (Jakobus 2:25). Of zoals Jakobus het zo duidelijk stelde: “Het is duidelijk dat een mens door daden wordt gerechtvaardigd en niet alleen door geloof [dit is: het verbond zonder daden]. Werd ook de hoer Rachab niet gerechtvaardigd vanwege haar daden, omdat zij de spionnen in haar huis opnam en langs een andere weg liet vertrekken?” (Jakobus 2:24-25). Rachab was onrechtvaardig maar zij werd gerechtvaardigd door haar verbond met Jahweh en door haar goede daden die overeenkwamen met haar bekering en haar verbond. Als mannen en vrouwen moeten onze daden overeenkomen met een ware bekering van onze zondige levensstijlen naar het houden van onze huwelijksgeloften.

     

    Natuurlijk vormde de maagdelijke zwangerschap van Maria de uitzondering maar ook in dit verhaal kunnen wij zeggen dat God het opneemt voor het zwangere tienermeisje en haar beschermt door aan Jozef in een droom een engel te laten verschijnen die hem waarschuwt om haar niet te verstoten en hem toestaat met haar te trouwen (Matteüs 1:20-21). Door de maagdelijke zwangerschap krijgt de vrouw eer. Door de geboorte van Jezus krijgen de vrouwen in de geslachtsregister die tot Hem leiden eer. We zien hier: Tamar die zich voordeed als een hoer en zo haar schoonvader verleidde (vers 2, Genesis 38), Rachab de hoer (vers 5), Ruth de Moabietische weduwe (vers 5) en Batsheba de vrouw van Uria (vers 6). Over deze laatste kunnen we zeggen dat zij een onkuise relatie had met koning David en haar echtgenoot werd door David ter dood gebracht waarna zij de vrouw van David werd. God herstelde haar in ere door haar de koningin-moeder te maken van koning Salomo (2 Samuel 11-13).

     

    Ook de overspelige vrouw werd door Jezus in eer hersteld nadat Hij de zelfrechtvaardige schriftgeleerden en farizeeërs ten schande had gemaakt: “Jezus keek op en vroeg haar: ‘Waar zijn ze gebleven, vrouw? Heeft niemand u veroordeeld?’ ‘Nee Heer, niemand’, antwoordde ze. Waarop Jezus zei: ‘Ik veroordeel u ook niet. Ga nu maar, en zondig voortaan niet meer’” (Johannes 8:10-11). Wel werd zij dus streng terechtgewezen. Zij werd gewezen van haar zonde; of van haar overspel tot Gods huwelijksideaal.

     

    Lukas 7:36-50 beschrijft het verhaal van de zondige vrouw die Jezus kwam zalven. Zij was waarschijnlijk een hoer. De Heere Jezus gaf haar eer en maakte de zelfrechtvaardige farizeeër ten schande: “Daarop keerde Hij zich om naar de vrouw en zei tegen Simon: ‘Ziet u deze vrouw? Ik kwam uw huis binnen. Water voor mijn voeten hebt u Me niet gegeven, maar zij heeft met tranen mijn voeten nat gemaakt en ze met haar haren afgedroogd. Een kus hebt u Me niet gegeven, maar zij heeft sinds Ik hier binnenkwam onophoudelijk mijn voeten gekust. Mijn hoofd hebt u niet met olie gezalfd, maar zij heeft mijn voeten gezalfd met balsem. Daarom zeg Ik u dat haar vele zonden vergeven zijn, getuige haar grote liefde. Maar wie weinig wordt vergeven, heeft weinig liefde. Tegen haar zei Hij: ‘Uw zonden zijn u vergeven.’ De andere gasten zeiden toen onder elkaar: ‘Wie is deze man, die zelfs zonden vergeeft?’ Tegen de vrouw zei Hij: ‘Uw vertrouwen is uw redding. Ga in vrede’” (vers 44-50). Haar zonden werden haar vergeven vanwege haar verbondstrouw aan en liefde voor Jezus. Haar liefde en trouw jegens Jezus zijn een voorbeeld voor ons allen. Jezus voegde nog iets toe aan de eer die Hij haar gaf: “Ik verzeker jullie, waar ook ter wereld deze goede boodschap verkondigd wordt, daar zal ook ter herinnering aan haar verteld worden wat zij gedaan heeft” (Matteüs 26:13), zoals ik vandaag aan het doen ben. Jezus zei verder: “Voorwaar, Ik zeg u: de tollenaars en de hoeren gaan u voor in het koninkrijk van God. Want Johannes is tot u gekomen in de weg van de gerechtigheid en u hebt hem niet geloofd; de tollenaars en de hoeren echter hebben hem geloofd; hoewel u dit echter hebt gezien, hebt u later ook geen berouw gehad om hem te geloven” (Matteüs 21:31b-32, Telos-vertaling). Ook verscheen Jezus als eerste aan Maria van Magdala. Zij was misschien wel deze zondige vrouw of hoer met de balsem maar we weten wel zeker dat zij een voormalig bezetene vrouw was die Jezus financieel onderhield en met Hem en de twaalf meereisde (Lukas 8:1-3). We lezen uit het evangelie van Johannes hoofdstuk 20: “Op de eerste dag van de week ging Maria van Magdala, in alle vroegte, terwijl het nog donker was, naar het graf en zag dat de steen voor de opening van het graf was weggehaald. (…) [We slaan enkele verzen over en lezen verder vanaf vers 11:] Maria echter stond buiten bij het graf te huilen. En terwijl ze zo huilde, wierp ze een blik in het graf en zag daar twee in het wit geklede engelen zitten, de een aan het hoofdeinde, de ander aan het voeteneinde van de plaats waar Jezus had gelegen. Ze spraken haar aan: ‘Waarom huilt u zo?’ Ze antwoordde: ‘Ze hebben mijn Heer weggehaald en ik weet niet waar ze Hem hebben neergelegd!’ Na deze klacht keerde ze zich om en zag Jezus staan, maar ze wist niet dat het Jezus was. Jezus vroeg: ‘Waarom huilt u zo? Zoekt u iemand?’ In de mening dat het de tuinman was zei ze: ‘Heer, als u het bent die Hem hebt weggenomen, zeg me dan waar u Hem hebt neergelegd; dan kan ik Hem laten halen.’ Jezus zei: ‘Maria!’ Ze keerde zich nu naar Hem toe en zei: ‘Rabboeni!’ (Dat is het Hebreeuws voor: meester.) ‘Houd Me niet vast’, zei Jezus. ‘Ik moet nog opstijgen naar de Vader. Ga liever naar mijn broeders en zeg hun: “Ik stijg op naar mijn Vader die ook jullie Vader is, naar mijn God die ook jullie God is.”’ Daarop ging Maria van Magdala aan de leerlingen verkondigen: ‘Ik heb de Heer gezien’, en ze vertelde hun wat Hij tegen haar gezegd had” (Johannes 20:1, 11-18). Zij kreeg dus de grote eer om als eerste getuige te zijn van de opgestane Christus, hierdoor krijgt zij in de latere kerkgeschiedenis de titel “apostel van de apostelen”. Vrouwen kregen de eer om als eerste van Jezus’ opstanding te getuigen (Matteüs 28:1-10). In het kort: Jezus gaf een grote, onverdiende eer aan een voormalig zondige of bezetene vrouw en ook deed Hij het oude Joodse idee dat de getuigenis van een vrouw niets waard was teniet.

     

    De vrouw krijgt zelfs de eer een beeld van de universele Kerk te zijn in Efeziërs 5:32 en in Openbaringen 19:7-8. Hoewel de universele Kerk vele zonden op haar kerfstok heeft, trouwt Christus toch met haar. Zij gaat dus van een staat van zonden naar een staat van het huwelijk waarin zij als zuiver wordt beschouwd: “(‘…) Laat ons verheugd zijn en juichen en Hem eer bewijzen: de tijd is gekomen voor de bruiloft van het lam, zijn bruid heeft zich al klaargemaakt.’ Haar is het vergund zich te kleden in linnen, wit en smetteloos, want het linnen symboliseert de goede daden van de heiligen” (Openbaring 19:7-8). Zoals bij Rachab zien we hier dus weer: verbondstrouw, huwelijkstrouw, goede daden. De duivelse leugen van seks buiten het huwelijk wordt vervangen door het paradijselijke ideaal van huwelijkstrouw.

     

    Hoe zien wij naar onze vrouwen? Hoe zien wij naar andere vrouwen? Hoe behandelen wij onze vrouwen? Hoe behandelen wij andere vrouwen? Daten wij met als doel huwelijk of gebruiken wij eigenlijk meisjes maar voor ons eigen plezier? Behandelen wij vrouwen als geschapen naar het beeld van God (Genesis 1:27)? Hebben wij onze vrouwen lief (Efeziërs 5:25, 33a) of zijn wij bitter jegens hen (Kolossenzen 3:19) en schamen wij ons voor hen (Genesis 2:25)? Paulus beveelt ons: “Mannen, heb uw vrouw lief, zoals ook Christus de kerk heeft liefgehad en zich voor haar heeft overgeleverd om haar heilig en rein te maken, door het waterbad en het woord, om haar tot zich te voeren in haar luister, zonder vlek of rimpel of iets dergelijks, maar heilig en onbesmet. Zo moeten ook de mannen hun vrouwen liefhebben, als waren die hun eigen lichaam. Wie zijn vrouw liefheeft, heeft zichzelf lief. Want niemand heeft ooit zijn eigen lichaam gehaat, integendeel: hij voedt en koestert het, zoals Christus de kerk, omdat wij ledematen zijn van zijn lichaam. Daarom zal een man zijn vader en moeder verlaten en zich hechten aan zijn vrouw, en die twee zullen één zijn. Dit geheim is groot. Ikzelf betrek het op Christus en de kerk. Hoe dit ook zij, ieder van u moet zijn vrouw liefhebben als zichzelf” (Efeziërs 5:25-33a). Laat ons allen tot inkeer komen indien dit nodig is en onze vrouwen liefhebben als onszelf, hun tranen wissen en al het oude voorbij laten zijn (Openbaring 21:4), en vrouwen met respect behandelen en hen eer geven zoals God wil dat wij hen eer geven. Zoals Johannes Chrysostomos het zo mooi zei: “Dus laten we niet vrezen en beven. Laten we tot inkeer komen nu we de kans nog hebben. Laat ons opstaan uit onze zonden. Dit is mogelijk dankzij Gods genade, indien we gewillig zijn” (Johannes Chrysostomos, Het Evangelie van Matteüs, Homilie 90.2.). Of zoals Paulus het ook zo mooi zei: “Ik ijver voor u met de ijver van God, want ik heb u met één man verloofd, met Christus, om u als een zuivere maagd naar Hem te voeren” (2 Korintiërs 11:2).


    [1] Behalve indien anders aangegeven zijn voor deze preek de bijbelteksten gekopieerd uit de Willibrordvertaling, editie 2012.


    Categorie:Preken
    29-12-2019
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Wie bepaalt jouw agenda?

    Voordienst: Lukas 4:23-27.

    Deze maand was ik het evangelie van Lukas aan het bestuderen en wat mij enorm opviel was het verschil tussen de tactiek van de duivel of andere mensen en de tactiek van God. De duivel of anderen willen je agenda bepalen door middel van valse logica. De duivel zegt dikwijls INDIEN je die of die bent, doe dan dit of dat om dit te bewijzen. Zo probeert hij je te manipuleren of je naar zijn hand te zetten om je weg te leiden van Gods plan. Ik zal dit aantonen met enkele voorbeelden uit het evangelie van Lukas[1]:

    ·       “Jezus nu, vol van de Heilige Geest, keerde terug van de Jordaan en werd door de Geest geleid in de woestijn, veertig dagen verzocht door de duivel. En Hij at helemaal niets in die dagen, en toen zij waren geëindigd had Hij honger. De duivel nu zei tot Hem: Als U Gods Zoon bent, zeg dan tot deze steen dat hij brood moet worden” (Lukas 4:1-3). De logica lijkt goed: Jezus had honger, als Hij de Zoon van God was, waarom zou Hij dan niet nu direct kunnen en mogen eten in plaats van op Gods hulp te wachten (Markus 1:13)? Zo probeerde de duivel Jezus naar zijn hand te zetten.

    ·       Van deze binnenweg probeerde de duivel ook Jezus te overtuigen met een groter resultaat of beloning in Lukas 4:5-7: “En hij voerde Hem omhoog en toonde Hem alle koninkrijken van het aardrijk in een ogenblik tijds. En de duivel zei tot Hem: U zal ik al deze macht en hun heerlijkheid geven, want zij is mij overgegeven en aan wie ik wil geef ik ze; als U dan voor mij geknield zult aanbidden, zal zij geheel van U zijn”. Maar we weten dat Jezus na zijn lijden en opstaan echt alle glorie kreeg nadat Hij God had gehoorzaamd doorheen het lijden (Hebreeën 12:2, Lukas 24:4).

    ·       “Hij nu voerde Hem naar Jeruzalem en liet Hem op de dakrand van de tempel staan en zei tot Hem: Als U Gods Zoon bent, werp Uzelf dan van hier naar beneden; want er staat geschreven: ‘Zijn engelen zal Hij bevel geven aangaande u om u te bewaren, en zij zullen u op de handen dragen, opdat u niet misschien uw voet aan een steen stoot’” (Lukas 4:9-11). De duivel gebruikt zelfs de Bijbel en de idee van Gods bescherming om Jezus naar zijn hand proberen te zetten.

    Ook werkt de duivel soms door de gedachten van mensen heen met dezelfde tactiek:

    ·       “Eén van de farizeeën nu vroeg Hem bij zich te eten; en Hij ging in het huis van de farizeeër en lag aan. En zie, een vrouw die in de stad een zondares was en die merkte dat Hij in het huis van de farizeeër aanlag, bracht een albasten fles met balsem, ging wenend achter Hem staan, bij zijn voeten, en begon zijn voeten met haar tranen nat te maken en droogde ze af met de haren van haar hoofd, en zij kuste zijn voeten innig en zalfde ze met de balsem. Toen nu de farizeeër die Hem had genodigd dit zag, zei hij bij zichzelf: Als Deze een profeet was, zou Hij wel weten wie en wat voor een vrouw het is die Hem aanraakt, want zij is een zondares” (Lukas 7:36-39). We zien hier dus dat de duivel de gedachten van mensen beïnvloed.

    Hij beïnvloedde misschien zelfs de innige familieleden van Jezus die Zijn waarlijke identiteit kenden:

    ·       “Kind, waarom heb Je ons dit aangedaan? Zie, je vader en ik hebben Je met smart gezocht” (Lukas 2:48b). Deze uitspraak van Maria bevat misschien wel onbewust emotionele manipulatie, een vals schuldgevoel, en het is een leugen. Jozef was niet de vader van Jezus. God is Zijn Vader. Dit is ook het antwoord dat Jezus hen geeft: “Waarom hebt u Mij gezocht? Wist u niet dat Ik in de dingen van mijn Vader moet zijn? En zij beseften het woord niet dat Hij tot hen sprak” (Lukas 2:49b-50). Jezus moest bezig zijn met de dingen van God Zijn Vader. Dezelfde leugen werd ook gebruikt in Lukas 8:20: “Uw moeder en uw broers staan buiten en willen U zien.” Maar Jezus reageert: “Mijn moeder en mijn broers zijn dezen die het woord van God horen en doen” (Lukas 8:21). Het gaat dus om Gods wil en niet de wil van zijn aardse ouders boven de wil van God. Een subtielere variant: “Het gebeurde nu, toen Hij dit zei, dat een vrouw uit de menigte haar stem verhief en tot Hem zei: Gelukkig de schoot die U heeft gedragen en de borsten die U hebt gezogen. Hij echter zei: “Jawel, maar veeleer gelukkig zij die het woord van God horen en bewaren” (Lukas 11:27-28). Het gaat dus om Gods wil doen.

    Vooral naar het kruis toe werden de geestelijke aanvallen zeer intens en volgden ze zeer kort opeen:

    ·       Als U de Christus bent, zeg het ons” (Lukas 22:67b).

    ·       Bent U de koning der Joden?” (Lukas 23:3b).

    ·       “Anderen heeft Hij verlost, laat Hij Zichzelf verlossen als Deze de Christus van God is, de Uitverkorene” (Lukas 23:35b).

    ·       Als U de koning der Joden bent, verlos Uzelf!” (Lukas 23:37b).

    ·       Bent U niet de Christus? Verlos Uzelf en ons” (Lukas 23:39b).

    Dit zijn allemaal voorbeelden van hoe mensen de Zoon van God naar hun hand willen zetten. Indien u de Zoon van God bent, toon dan dit of doe dan dat. Jezus had dit al voorspeld. Hij sprak namelijk de woorden die u al in de voordienst hebt gehoord: “Zeker zult u deze vergelijking tot Mij zeggen: Dokter, genees Uzelf; alles wat wij hebben gehoord dat in Kapernaüm is gebeurd, doe dat ook hier in uw vaderstad” (Lukas 4:23b).

    Achter al deze menselijke of duivelse logica, dit bewijzen wie je bent, steekt het duivelse plan van je ongehoorzaam te maken jegens God. Gods systeem, alleszins in dit evangelie, werkt anders. God begint vanuit “JE BENT, doe daarom dit of dat vanuit die identiteit.” Dit zal ik ook bewijzen aan de hand van enkele voorbeelden uit de Bijbel. Als we naar het vorige voorbeeld kijken: “Zeker zult u deze vergelijking tot Mij zeggen: Dokter, genees Uzelf; alles wat wij hebben gehoord dat in Kapernaüm is gebeurd, doe dat ook hier in uw vaderstad” (Lukas 4:23b), dan hoorden we al in de voordienst dat Jezus helemaal anders reageert: “Hij nu zei: Voorwaar, Ik zeg u, dat geen enkele profeet aangenaam is in zijn vaderstad. Ik zeg u echter naar waarheid: er waren vele weduwen in de dagen van Elia in Israël, toen de hemel drie jaar en zes maanden gesloten was, zodat er grote hongersnood was over het hele land, en tot niemand van hen werd Elia gezonden maar wel naar Sarepta bij Sidon, tot een vrouw, een weduwe, En er waren vele melaatsen in Israël ten tijde van de profeet Elisa, en niemand van hen werd gereinigd, maar wel Naäman de Syriër” (Lukas 4:24-27). Zijn voorbeelden tonen aan dat, net zoals de profeten, Jezus dus niet doet wat de mensen willen maar dat Hij Gods leiding volgt. Dan worden de mensen zo woedend dat ze Hem willen vermoorden (Lukas 4:28-29). Tja, dat heb je soms. Jezus trok er zich niets van aan. Hij was koppig. Hij volgde Gods plan; “Hij echter ging midden tussen hen door en vertrok” (Lukas 4:30). Ook toen Hij zeer populair werd, koos Hij toch om Gods wil te doen, in plaats van te rusten op populariteit: “Toen het nu dag werd, ging Hij naar buiten en ging weg naar een woeste plaats; en de menigten zochten Hem op en kwamen naar Hem toe, en zij hielden Hem tegen, opdat Hij niet van hen zou weggaan. Hij zei echter tot hen: Ook aan de andere steden moet Ik het evangelie van het koninkrijk van God verkondigen, want daartoe ben Ik uitgezonden” (Lukas 4:42-43). Een ander voorbeeld: “Het woord over Hem verbreidde zich echter des te meer; en vele menigten kwamen samen om Hem te horen en van hun ziekten genezen te worden. Hij trok Zich echter terug in de woestijnen en bad” (Lukas 5:15-16). Er zijn zo vele voorbeelden in het evangelie van Lukas van deze goddelijke koppigheid. Van waar kwam die koppigheid? Van een besef van Zijn identiteit en van Zijn taak. De Vader had namelijk gezegd: “U bent mijn geliefde Zoon, in U heb Ik welbehagen gevonden” (Lukas 3:22b). Dat dit echt zo was, had de Vader aangetoond door Christus' doop van gehoorzaamheid te beantwoorden met de Heilige Geest op Hem neer te doen dalen (Lukas 3:21-22). Van hieruit kon Jezus zeggen: “De Geest van de Heer is op Mij, doordat Hij Mij heeft gezalfd…” (Lukas 4:18a) en Hij kon zichzelf de geliefde Zoon (Lukas 20:13), de Zoon van God (22:70), de Mensenzoon (Lukas 21:27; 22:22,48,69; 24:7) die Heer is van de Sabbat (Lukas 6:5), de Zoon van de Vader (Lukas 10:22) enzovoort noemen. Zijn identiteit wordt nog verder bevestigd door God: 1) via omstandigheden waar Hij doorheen werkt: “Nu was er ook een opschrift boven Hem: Deze is de koning der Joden.” (Lukas 23:38) en 2) door mensen door wie God heen werkt: “Hij nu zei tot hen: U echter, Wie zegt u dat ik ben? Petrus nu antwoordde en zei: De Christus van God” (Lukas 9:20).

    Mijn vraag aan jou is dus: wie bepaalt jouw identiteit? En wie bepaalt jouw agenda? God of de mensen? Besef je dat jouw identiteit zoon of dochter van God de Vader is en dat je daarom uiteindelijk aan Hem verantwoordelijkheid hebt af te leggen, en niet aan mensen die willen dat je hun agenda of hun plan volgt in plaats van Gods plan met jou? Wie zal je in dit nieuwe school- of werkjaar volgen? Mensen? Of God? Laten we allemaal God volgen ongeacht de subtiele aanvallen van mensen of van de duivel door die mensen heen. Laten we allen Gods plan volgen. In Hem moeten we onze identiteit, onze wortel, onze eigenwaarde, onze eer hebben en Zijn plan behoren we te volgen. Zijn wil geschiede. Ik wens jullie allemaal een gezegend nieuwe school- of werkjaar toe! Amen!



    Oorspronkelijk gepreekt op 29 december 2019. Herwerkt en opnieuw gepreekt op 10 september 2023 in Evangelische gemeente Pniël (Balen). De bovenstaande uitgeschreven tekst is de nieuwe versie.

    [1] Ditmaal gebruiken we de TELOS-vertaling (Rhenen: Grace Publishing House, 2018).


    Categorie:Preken
    28-12-2019
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Een Vreugdevol Nieuwjaar

    “Maakt dan mijn vreugde volkomen door eensgezind te zijn, de onderlinge liefde te bewaren, en eenstemmig hetzelfde na te streven; door niets uit partijzucht of ijdele glorie te doen, maar ootmoedig een ander hoger te achten dan uzelf; door niet alleen op uw eigen belang te letten, maar ook op dat van anderen bedacht te zijn.” – Filippenzen 2:3-4 (Vertaling Petrus Canisius)

    De apostel Paulus rijkt ons hier een aantal principes aan voor onze gemeente. Willen we vreugde ervaren, dan behoren we het volgende te doen: 1. We moeten “eensgezind zijn”. Dit betekent dat we ons niet beter mogen voelen dan de ander, en dat we ook niet hoogdravend onze eigen mening mogen opleggen. Maar we moeten gefocust zijn op onderlinge eenheid. 2. We moeten “de onderlinge liefde bewaren”. Dit is de agapé-liefde. In de Latijnse Vulgaat verwijst dit naar het woord charitas vanwaar het Engelse woord charity komt. Dit is liefdadigheid, “liefde-dadigheid”, liefde geuit in daden, liefde in actie, liefde voor de ander, voor het welzijn van de ander, zonder aan jezelf te denken. Deze liefde is een vereiste naar elkaar toe. 3. “Eenstemmig hetzelfde na te streven”: we moeten hetzelfde doel hebben. Persoonlijke doelen of denkpatronen moeten zich niet boven de nederigheid verheffen, maar we moeten altijd onze gemeenschappelijke doelen voor ogen houden. 4.  We mogen “niets uit partijzucht doen”. Dit woord “partijzucht” heeft te maken met het proberen grijpen naar macht, het zichzelf naar voor schuiven zonder het gebruiken van lage praktijken zoals omkoping, corruptie, afpersing, manipulatie, bedreigingen, etc. te schuwen. Dit was in die tijd in de politiek het geval. De kerk is geen politiek systeem van “heersen over” en machtspelletjes, samenzweringen en intriges maar in het koninkrijk van God geldt een ander systeem: wie de ander dient is de grootste en wie zelfs zijn leven geeft voor de ander is de allergrootste  (Mattheus 20:25-28). Het Griekse woord dat voor partijzucht wordt gebruikt is eritheia. Hiervan krijgen wij het Nederlandse woord irritatie. Hoe snel vinden we wel dat er ons iets of iemand irriteert, en proberen we vervolgens onszelf boven datgene of diegene die ons (dikwijls zogezegd) irriteert te verheffen? Als we ons focussen op onze irritaties, dan zijn we egoïsten. We zijn dan niet bezig met de ander lief te hebben en dan zijn we zeker niet gefocust op onze gemeenschappelijke doelen. Dit heeft niets te maken met de geest van Christus, een geest van nederigheid, liefde en zelfverloochening. 5. We mogen ook niets doen uit “ijdele glorie”. Dit heeft te maken met een hoge eigendunk, pronkzucht, ijdelheid, blufferigheid, opgeblazenheid.  Het is het zoeken naar eigen glorie vanwege een verdraaid zelfbeeld dat meer op dat van lucifer – die zichzelf ook probeerde te verheffen boven iedereen – lijkt dan dat het op Christus – die Zichzelf vrijwillig vernederde onder de criminelen, de zondaars, het tuig of het uitschot om hen te redden – lijkt. 6. In tegenstelling tot het zoeken naar eigen glorie vanwege een verdraaid zelfbeeld, reikt Paulus ons twee goede ingesteldheden aan: het eerste is “ootmoed”. In het modern Nederlands is dit nederigheid. 7. Het tweede is “een ander hoger achten dan jezelf”. Vanuit de nederigheid kijken we op naar de ander zijn of haar goede kwaliteiten en eigenschappen in plaats van ons boven hem of haar te verheffen. 8. “Door niet alleen op uw eigen belang te letten.” We mogen wel soms op ons eigen belang letten. In de psychologie spreekt men van “zorgen voor jezelf”. Dit is een vereiste wil men onzelfzuchtige liefde (agapé-liefde) blijven geven aan de ander. Zorg dus goed voor jezelf en verwaarloos jezelf niet. Maar de focus is: 9. “Maar ook op dat van anderen bedacht te zijn.” Liefde voor de ander. Liefde is gericht naar de ander, het is niet gericht naar jezelf.

    We krijgen hier dus een aantal handvaten aangereikt van eensgezindheid en van onzelfzuchtige liefde voor de ander. Laat dit ons kenmerken in het nieuwe jaar. Laten wij focussen op onze gemeenschappelijke doelen. Laten wij elke vorm van eigenwilligheid, ongezeglijkheid, egoïsme, irritaties, en rebellie afleggen.

    Een vreugdevol nieuwjaar!


    10-11-2019
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De Kracht van het spreken in Tongen voor Evangelisatie

    [Hier kan u naar de preek luisteren: https://www.mixcloud.com/emmanuelhaacht/2019-11-10-de-kracht-van-het-spreken-in-tongen-voor-evangelisatie-door-tom-torbeyns/]

    Vorige maand sprak ik over Mensen uitnodigen tot Jezus of evangelisatie en vorige week waren voorgangers Chris en Liz Sarno hier en spraken ze over vervuld zijn met de Heilige Geest, spreken in tongen, enzovoort enzoverder. Liz Sarno had het over de gevolgen van het spreken in tongen, zoals bijvoorbeeld dat het jezelf sticht (of opbouwt), dat het je helpt om voor andere gelovigen te bidden, et cetera. Kortom, ze gaf een overzichtelijke lijst van de voordelen van het spreken in tongen. Tijdens de Bijbelstudie bij Harry overliep Corrie haar notities die ze toen schreef. Ik wil verdergaan op mijn thema van evangelisatie en hun thema van het spreken in tongen, vooral de voordelen van het spreken in tongen wat Liz aankaartte. Ik wil namelijk nog een voordeel noemen dat volgens mij nog niet vernoemd werd, en ik wil hierop verder ingaan, namelijk De Kracht van het spreken in Tongen voor Evangelisatie. Dit is ook de titel van mijn preek.

    Laten we lezen in Lukas 24:46-49 waar Jezus aan het woord was: “Hij [Jezus] zei: ‘Er staat geschreven dat de Messias zou lijden en op de derde dag uit de doden zou opstaan, en dat in zijn naam de bekering zou worden verkondigd aan alle volken, tot vergeving van zonden. Jullie zullen hiervan getuigen, te beginnen in Jeruzalem. Ik zend jullie wat mijn Vader heeft beloofd. Jullie moeten in de stad blijven totdat je wordt toegerust met kracht van boven” (Lukas 24:46-49, WB). Deze lezing werd genomen uit de Willibrordvertaling. In de Bijbel in Gewone Taal wordt dit laatste wat eenvoudiger geparafraseerd en uitgelegd: “Blijf daar [dus in Jeruzalem] totdat de heilige Geest komt. Hij is de hemelse kracht die in jullie zal komen. Ik zal hem naar jullie toe sturen, zoals mijn Vader jullie beloofd heeft” (Lukas 24:49, BGT). De “kracht van boven” wordt hier in deze vertaling uitgelegd als “de heilige Geest”. We kunnen lezen in het boek Handelingen dat de “kracht van boven” eigenlijk de doop in de heilige Geest is. Zo lezen we in Handelingen 1:4-5: “Toen Hij bij hen was, drukte Hij hun op het hart: ‘Ga niet uit Jeruzalem weg, maar blijf wachten op de belofte van de Vader die jullie van Mij hebben gehoord; immers, Johannes doopte met water, maar jullie zullen gedoopt worden in heilige Geest, binnen enkele dagen’” (WB). Ook lezen we in Handelingen 1:8: “Maar wanneer de heilige Geest over jullie komt, zullen jullie kracht ontvangen en mijn getuigen zijn in Jeruzalem, in heel Judea en Samaria, en tot het uiteinde van de aarde” (WB).

    Hoe kwamen de leerlingen van Jezus aan het ontvangen van de doop in de Heilige Geest? “Vurig en eensgezind wijdden ze zich aan het gebed, samen met de vrouwen en met Maria, de moeder van Jezus, en met zijn broers” (Handelingen 1:14). Vurig gebed vanuit een vurig verlangen. De King James Version heeft namelijk “supplication”. Ze brachten hun verzoek bij God met passie en een vurig verlangen. Dit vurig gebed met passie vanuit het hart alsook de eenheid en de eensgezindheid leidde tot de pinksteropwekking te Jeruzalem: “En toen de dag van het pinksterfeest werd vervuld, waren zij allen gemeenschappelijk bijeen” (Handelingen 2:1, TELOS) of “eensgezind bijeen” (zoals in de King James Version: “They were all with one accord in one place).

    Wat is die kracht van de doop in de Heilige Geest nu concreet? Dit is het spreken in tongen, zoals we kunnen lezen in Handelingen 2:1-4: “Toen de dag van het pinksterfeest was aangebroken, waren ze allen op één plaats bijeen. Eensklaps kwam er een geruis uit de hemel als van een hevige windvlaag, en vulde het hele huis, waar ze waren vergaderd. Vurige tongen verschenen hun, spreidden zich rond, en zetten zich op ieder van hen neer. Allen werden vervuld van den Heiligen Geest, en begonnen verschillende talen te spreken, naar gelang de Geest hen liet spreken” (CV). “Allen werden vervuld van den Heiligen Geest” is vaag maar “en begonnen verschillende talen te spreken, naar gelang de Geest hen liet spreken” is concreet.

    Ik zei dus dat de concrete kracht van de doop in de Heilige Geest het spreken in tongen is. Bemerk hieromtrent ook de parallel: “jullie zullen kracht ontvangen en mijn getuigen zijn” (Handelingen 1:8) en in Handelingen 2:1-4 worden ze vervuld van de Heilige Geest en spreken ze in tongen wat er voor zorgt dat de massa bijeenkomt: “En allen werden vervuld van de heilige Geest en begonnen op luide toon te spreken in vreemde talen, zoals hun door de Geest werd ingegeven. In Jeruzalem woonden destijds vrome Joden, die afkomstig waren uit ieder volk op aarde. Toen het geluid weerklonk, dromden ze samen en ze raakten geheel in verwarring omdat ieder de apostelen en de andere leerlingen in zijn eigen taal hoorde spreken” (Handelingen 2:4-6, NBV). De massa kwam dus door het spreken in tongen bijeen en dit zorgde er voor dat de leerlingen hierna konden getuigen van Jezus door het spreken in gewone talen, zoals we verder kunnen lezen: “Ze waren buiten zichzelf van verbazing en zeiden: ‘Het zijn toch allemaal Galileeërs die daar spreken? Hoe kan het dan dat wij hen allemaal in onze eigen moedertaal horen?’” (Handelingen 2:7-8, NBV). Als je wat verder leest, lees je dat het spreken in tongen resulteert in dat Petrus de menigte krachtig en profetisch toespreekt. Vanuit het Oude Testament weten we dat profetie meestal weinig te maken heeft met de toekomst voorspellen maar het heeft alles te maken met een vrijmoedig “maar als jullie niet tot inkeer komen, zul je allemaal net zo sterven als zij” (Lukas 13:5b, NBV). Het heeft dus te maken met een sterke waarschuwing die hopelijk leidt tot bekering en berouw. Het spreken in tongen leidde Petrus dus tot het profeteren; het waarschuwen van de menigte toehoorders. Hetzelfde patroon zullen we bij Paulus tegenkomen in 1 Korinthe. Net zoals Petrus en de anderen in tongen spraken en dit de menigte bijeenbracht, zien we dat Paulus ook leert dat: “De talen zijn dus tot een teken, niet voor de gelovigen, maar voor de ongelovigen” (1 Korinthiërs 14:22a, TELOS). Maar, Paulus leert ook dat de bedoeling is dat dit leidt tot de profetie of de uitleg van deze tongen zoals bij Petrus het geval was: “Jaagt naar de liefde en streeft naar de geestelijke uitingen, maar vooral, dat u mag profeteren. Want wie in een taal spreekt, spreekt niet voor mensen, maar voor God; want niemand verstaat het, maar in de Geest spreekt hij verborgenheden. Maar wie profeteert, spreekt voor mensen tot opbouwing, vermaning en vertroosting. Wie in een taal spreekt, bouwt zichzelf op; maar wie profeteert, bouwt de gemeente op. En ik wilde wel dat u allen in talen sprak, maar nog meer dat u profeteerde. En wie profeteert, is meer dan wie in talen spreekt, tenzij hij het uitlegt, opdat de gemeente opbouwing ontvangt” (1 Korinthiërs 14:1-5, TELOS). Het spreken in tongen is dus op zich al een teken tot de ongelovigen maar de bedoeling is dat dit leidt tot de opbouw of stichting van de gemeente door middel van uitleg of profetie: “Als dan de hele gemeente op één plaats samenkomt en allen spreken in talen, en er komen onkundigen of ongelovigen binnen, zullen zij niet zeggen dat u wartaal spreekt? Maar als allen profeteren en er komt een ongelovige of een onkundige binnen, dan wordt hij door allen overtuigd, door allen beoordeeld; het verborgene van zijn hart wordt openbaar, en dus zal hij op zijn aangezicht neervallen en God aanbidden en verkondigen dat God werkelijk onder u is” (1 Korinthiërs 14:23-25, TELOS). Zo zien we dat spreken in tongen bedoeld is om via uitleg of profetie te leiden tot de opbouw of stichting van de gemeente. De opbouw of stichting van de gemeente houdt ook in dat zielen worden toegevoegd. Immers, toen Petrus gedaan had met profeteren vanuit de Heilige Geest lezen we dat: “Zij dan die zijn woord aannamen, werden gedoopt, en er werden op die dag ongeveer drieduizend zielen toegevoegd” (Handelingen 2:41, TELOS).

    Dat het spreken in tongen niet het doel op zich is maar wel de opbouw of stichting van de gemeente, kunnen we leren uit de volgende feiten: 1 Korinthiërs is geschreven volgens een bepaalde Joodse stijlfiguur waarbij het centrale gedeelte van een brief het belangrijkste is. Het centrale gedeelte van de brief is 1 Korinthe 13, wat gaat over de liefde tot de naaste.[1] Paulus leidt dit in door te schrijven: “Gij hunkert naar de hoogste gaven? Ik wijs u een weg, die nog veel hoger ligt” (1 Korintiërs 12:31, CV). De weg van de liefde is dus belangrijker dan de gaven zelf. De gaven moeten ingezet worden uit liefde voor de naaste en uit liefde voor de gemeente. Zo ook met het spreken in tongen. De kern van het spreken in tongen is niet jezelf stichten of opbouwen (1 Korinthe 14:4a) maar wel: “maar wie profeteert, bouwt de gemeente op. En ik wilde wel dat u allen in talen sprak, maar nog meer dat u profeteerde. En wie profeteert, is meer dan wie in talen spreekt, tenzij hij het uitlegt, opdat de gemeente opbouwing ontvangt.” (1 Korinthe 14:4b-5, TELOS). Dus het gaat helemaal niet om jezelf en het gaat helemaal niet om de gaven: “Al heb ik de gave der profetie, al bezit ik alle geheimen en kennis, al heb ik het volle geloof, dat bergen verzet; zonder liefde ben ik niets. (…) De liefde: zij vergaat nimmer! Maar profetieën: zíj houden op, en talen: zíj zullen verstommen, en kennis: zíj zal vergaan (…) Thans blijven ze alle drie bestaan: geloof, hoop en liefde; maar de grootste daarvan is de liefde” (1 Korinthe 13:2, 8-9, 13, CV). Ter conclusie van een gezonde balans: “jaagt de liefde na, en streeft dan naar de Geestesgaven, doch naar het profeteren het meest” (1 Korinthe 14:1, CV). Dus eerst moet je liefhebben en vanuit die liefde spreken in tongen, en vooral profeteren. De gezonde, bijbelse balans is: Spreek in tongen, maar vraag vooral om uitleg en profetie om te verkondigen, en boven dit alles: Heb lief.



    [1] Kenneth E. Bailey, Paul Through Mediterranean Eyes: Cultural Studies in 1 Corinthians (Downers Grove, Illinois: IVP Academic, 2011).


    Categorie:Preken
    13-10-2019
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Mensen Uitnodigen tot Jezus

    [Hier kan u naar de preek luisteren: https://www.mixcloud.com/emmanuelhaacht/2019-10-13-mensen-uitnodigen-tot-jezus-door-tom-torbeyns/]

    Als we de volgende passages bekijken, zien we de kracht en de noodzaak van een uitnodiging tot Jezus. We beginnen bij Johannes 1:35-47, waarvan we enkele stukken gaan lezen:

     

    “De volgende dag stond Johannes daar weer, en twee van zijn discipelen. En toen hij op Jezus zag, die daar wandelde, zei hij: Zie, het Lam van God. En de twee discipelen hoorden hem spreken en volgden Jezus. (…) Andréas, de broer van Simon Petrus, was één van de twee die het van Johannes gehoord hadden en Hem gevolgd waren. Deze vond eerst zijn eigen broer Simon en zei tot hem: Wij hebben de Messias gevonden – wat vertaald is: Christus. Hij leidde hem tot Jezus. (…) De volgende dag wilde Hij [Jezus] naar Galiléa vertrekken en Hij vond Filippus; en Jezus zei tot hem: Volg Mij. Filippus nu was van Bethsaïda, uit de stad van Andréas en Petrus. Filippus vond Nathanaël en zei tot hem: Wij hebben Hem gevonden van Wie Mozes in de wet geschreven heeft, en de profeten: Jezus, de Zoon van Jozef, van Nazareth. En Nathanaël zei tot hem: Kan uit Nazareth iets goeds zijn? Filippus zei tot hem: Kom en zie.”

    - Johannes 1:35-37, 41-43a, 44-47 (Telos)

     

    We zien dat er verschillende soorten mensen verschillende soorten mensen tot Jezus brengen. Johannes die preekt tot zijn discipelen, Andréas die zijn eigen broer Simon Petrus tot Jezus leidt, Jezus die Filippus zelf uitnodigt, Filippus die Nathanaël uitnodigt. Dit gaat slechts om enkele individuen, dit gaat slechts om enkele personen. Maar onderschat nooit de kracht van een uitnodiging aan een enkel individu of persoon.

     

    “Petrus antwoordde: ‘Keer u af van uw huidige leven en laat u dopen onder aanroeping van Jezus Christus om vergeving te krijgen voor uw zonden. Dan zal de heilige Geest u geschonken worden, want voor u geldt deze belofte, evenals voor uw kinderen en voor allen die ver weg zijn en die de Heer, onze God, tot zich zal roepen.’ Ook op nog andere wijze legde hij getuigenis af, waarbij hij een dringend beroep op zijn toehoorders deed met de woorden: ‘Laat u redden uit dit verdorven mensengeslacht!’ Degenen die zijn woorden aanvaardden, lieten zich dopen; op die dag breidde het aantal leerlingen zich uit met ongeveer drieduizend.”

    - Handelingen 2:38-41 (NBV)

     

    Er kan dus een grote opwekking voortkomen uit het uitnodigen van één persoon. Deze persoon kan de volgende Billy Graham of de volgende Petrus zijn. Billy Graham was een boerenzoon en Petrus was maar een visser. Onderschat dus nooit de waarde van de persoon die je uitnodigt vanwege zijn maatschappelijke klasse.

     

    Het principe van mensen uitnodigen tot God is een principe uit het Oude Testament. Daar lezen we bijvoorbeeld:

     

    “Kom dan en luister naar mijn verhaal, iedereen die ontzag kent voor God, luister naar wat Hij gedaan heeft voor mij (…) mijn gebed heeft Hij niet afgewezen en zijn liefde heeft Hij mij niet ontzegd.”

    - Psalm 66:16, 20b (WB)

    “De vrucht van de rechtvaardige is een levensboom; en hij die zielen wint is wijs.”

    - Spreuken 11:30 (naar de Engelstalige KJV)

    In de Evangeliën nodigde Jezus ook mensen uit en Hij zag dit als zijn taak:

    “De mensenzoon is gekomen om te zoeken en te redden wat verloren was. Wat denken jullie? Als iemand honderd schapen bezit en een daarvan dwaalt af, zal hij er dan niet negenennegentig in de bergen achterlaten en op weg gaan om het afgedwaalde dier te zoeken? Als het hem lukt het te vinden, dan zal hij zich, dat verzeker ik jullie over dat ene meer verheugen dan over de negenennegentig andere die niet afgedwaald waren. Zo is het ook bij jullie Vader in de hemel: hij wil niet dat een van deze geringen verloren gaat.”

    - Matteüs 18:11-14 (NBV)

    “Maar nadat Johannes overgeleverd was, kwam Jezus in Galilea de goede boodschap van God verkondigen en zei: ‘De tijd is rijp en het koninkrijk van God is ophanden. Bekeer u! Heb geloof in de goede boodschap.’”

    - Markus 1:14-15 (WB)

    “Ik [Jezus] ben geboren en naar de wereld gekomen om van de waarheid te getuigen.”

    - Johannes 18:37b (NBV)

    In de Evangeliën gaf Jezus ons dit bevel:

    “Jezus sprak hen aan: ‘Kom achter Mij aan, en Ik zal jullie tot vissers van mensen maken.’”

    - Markus 1:17 (WB)

    ‘(…) zei de heer tegen hem: “Ga naar de wegen en de akkers buiten de stad en nodig iedereen met klem uit [Lutherse vertaling: noodzaak hen], want mijn huis moet vol zijn. (…)”’

    - Lukas 14:23 (NBV)

    “Jezus kwam op hen toe en zei: ‘Mij is alle macht gegeven in de hemel en op de aarde. Ga dus op weg en maak alle volken tot mijn leerlingen, door hen te dopen in de naam van de Vader en de Zoon en de heilige Geest, en hun te leren dat ze zich moeten houden aan alles wat ik jullie opgedragen heb. En houdt dit voor ogen: ik ben met jullie alle dagen, tot aan de voltooiing van deze wereld.”

    - Matteüs 28:18-20 (NBV)

    U vraagt zich misschien af: “Wat is mijn roeping?” Wel nu, dit is uw roeping. Het staat hier zwart op wit. U zoekt een doel? Dit is uw doel. Ik zat in een meeting waar er werd gesproken over of we het nu zus of zo zouden moeten doen, of we zus of zo zouden moeten uitnodigen, verkondigen,… Jezus zei: “Ga! Ga en verkondig!” Dit is een daad van gehoorzaamheid. De rest volgt wel! Verkondigen is gewoon je mond opendoen en spreken over Jezus. Hierover zou ik graag een korte anekdote van T.L. Osborn delen vanuit een boek dat X me heeft gegeven en van waaruit ik inspiratie voor deze preek heb opgedaan: [pagina 10: “Hebt u niet tot haar gesproken?”] Jezus zei niet: “Blijf thuis en bid!” Hij zei: “Ga en verkondig!”

     

    Nogmaals:

    “Hij [Jezus] zei tegen hen: ‘Er staat geschreven dat de messias zal lijden en sterven, maar dat hij op de derde dag zal opstaan uit de dood, en dat in zijn naam alle volken opgeroepen zullen worden om tot inkeer te komen, opdat hun zonden worden vergeven. Jullie zullen hiervan getuigenis afleggen, te beginnen in Jeruzalem.”

    - Lukas 24:46-48 (NBV)

    Leg hiervan getuigenis af! Nodig hen uit! Deze uitnodiging zien we Petrus aan een massa geven, zoals we al gezien hadden in Handelingen:

    “Petrus antwoordde: ‘Keer u af van uw huidige leven en laat u dopen onder aanroeping van Jezus Christus om vergeving te krijgen voor uw zonden. Dan zal de heilige Geest u geschonken worden, want voor u geldt deze belofte, evenals voor uw kinderen en voor allen die ver weg zijn en die de Heer, onze God, tot zich zal roepen.’ Ook op nog andere wijze legde hij getuigenis af, waarbij hij een dringend beroep op zijn toehoorders deed met de woorden: ‘Laat u redden uit dit verdorven mensengeslacht!’ Degenen die zijn woorden aanvaardden, lieten zich dopen; op die dag breidde het aantal leerlingen zich uit met ongeveer drieduizend.”

    - handelingen 2:38-41 (NBV)

     

    Maar het houdt niet op bij deze ene keer tot de massa te prediken.

     

    “en zonder ophouden, iederen dag, leerden zij in den tempel en aan huis, en verkondigden het evangelie [het goede nieuws (NBV), de vreugdeboodschap (Brouwer)], dat de Christus Jezus is.”

    - Handelingen 5:42 (NBG)

    Zonder ophouden. Iedere dag. Ze brachten de boodschap van Jezus, zonder ophouden en iedere dag, naar de mensen en zo sloten de mensen zich aan bij de gemeente. Wat is onze boodschap? Dat Christus Jezus is. Dat Christus de Messias is. Hij is degene die de mensen kan verlossen van hun zonden (Mattheus 1:19).

    Zoals ik al zei, brachten deze eerste discipelen van Jezus de boodschap van Jezus, zonder ophouden en iedere dag, naar de mensen en zo sloten de mensen zich aan bij de gemeente. Wat was het resultaat van dit verkondigen? Over de verkondiging van Paulus staat op een bepaald moment geschreven: “Dit nu geschiedde twee jaren lang, zoodat al de bewoners van Asiё, Joden zoowel als Grieken, het woord des Heeren hoorden.” (Handelingen 19:10b, Brouwer) Dit is niet onrealistisch als we iedere dag en zonder ophouden zouden verkondigen. Op het einde van het boek Handelingen zit Paulus in Rome en hij doet nog steeds hetzelfde: hen trachten te overtuigen aangaande Jezus (Handelingen 28:23, TELOS), willen laten zien dat Jezus de messias is (BGT), mensen voor Jezus proberen te winnen (NBV). Hij verkondigde frank en verzekerd over Jezus (Handelingen 28:31). De kracht van Paulus was dat hij dit verlangen had en dat hij besefte waar het om ging. Voor hij daar in Rome was, schreef hij namelijk:

    “Vandaar bij mij het verlangen, om ook u, die in Rome zijt, het evangelie te brengen. Immers, ik schaam mij het evangelie niet; want het is een kracht Gods tot behoudenis [of “shalom”; heelheid, bevrijding, redding, behoud, bescherming, veiligheid, bewaring] voor een ieder die gelooft, éérst voor den Jood, maar ook voor den Griek. Want daarin openbaart zich de gerechtigheid Gods, uitgaande van geloof en leidende tot geloof, gelijk geschreven staat: de rechtvaardige zal leven uit geloof.”

    - Romeinen 1:15-17 (Brouwer)

    Vanwege zijn verkondiging en / of de verkondiging van andere christenen kwam het evangelie ook bij ons. Dankzij hen zijn wij christenen. Dankzij deze boodschap zijn wij gered uit onze zonden en zijn wij verzoend met God. Hij besefte dat deze verkondiging ook onze taak is:

    “Hij [God] heeft ons door Christus met zich verzoend en ons de verkondiging daarover toevertrouwd. Het is God die door Christus de wereld met zich heeft verzoend: hij heeft de wereld haar overtredingen niet aangerekend. En ons heeft hij de verkondiging van de verzoening toevertrouwd. Wij zijn gezanten van Christus, God doet door ons zijn oproep. Namens Christus vragen wij: laat u met God verzoenen. God heeft hem die de zonde niet kende voor ons één gemaakt met de zonde, zodat wij door hem rechtvaardig voor God konden worden.”

    - 2 Korintiërs 5:18b-21 (NBV)

    Zelfs tot in Openbaringen, het laatste boek van de Bijbel, zien we de kracht van dit soort uitnodiging. Daar zien we dat het de duivel overwint:

     

    “En zij hebben hem [de duivel] overwonnen, door het bloed des Lams en door het woord van hun getuigenis; en zij hebben de liefde tot het leven ten doode toe verloochend.”

    - Openbaring 12:11 (Brouwer)

    Waarom? Omdat Jezus mensen van hun zonden wil redden (Mattheus 1:19, 1 Johannes 1:9-2:2) door zijn bloed (Efeze 1:7, Hebreeën 9:22, 1 Johannes 1:7), Hij wil de werken van de duivel verbreken (1 Johannes 3:8), Hij wil de slavernij, de gebondenheid, voor de angst voor de dood doorbreken (Hebreeën 2:15).

    Een mooie belofte in de schrift is: “Immers het Schriftwoord zegt: Een ieder die op hem zijn geloof stelt, zal niet beschaamd worden. Want er is geen onderscheid tusschen Jood en Griek: een en dezelfde is Heer over allen, zijn rijkdom uitstortende over allen die hem aanroepen; want: een ieder, die den naam des HEEREN aanroept, zal behouden worden.” (Romeinen 10:11-13, Brouwer, de NBV stelt hier duidelijker: “Ieder die de naam van de Heer aanroept, zal worden gered.”).

    Maar, Paulus vervolgt: “Maar hoe kunnen ze hem aanroepen als ze niet in hem geloven? En hoe kunnen ze in hem geloven als ze niet over hem hebben gehoord? En hoe kunnen ze over hem horen als hij niet verkondigd wordt? En hoe kan iemand verkondigen als hij niet is uitgezonden? Het is zoals geschreven staat: ‘Welkom zijn zij die goed nieuws verkondigen.’” (Romeinen 10:14-15, NBV). Ziet u de noodzaak van mensen te vertellen over Jezus? Jezus wil tot Zijn verloren schapen spreken, Hij wil zijn stem laten horen door jou aan diegenen die nog niet in zijn Kerk binnengegaan zijn (Johannes 10:16) of, anders gezegd, die nog niet tot Hem gekomen zijn.

    Jij, jij het individu hier aanwezig, moet vertellen over Jezus! Jij bent verantwoordelijk voor de zielen van de wereld! Je zal niet kunnen zeggen: “Heer, mijn voorganger zal voor mij spreken, ik ben een trouw lid van de gemeente.” Hij woont in jou omdat hij door jou wil spreken.[1] Jij bent het licht in de duisternis, de hoop voor jouw omgeving. Jij kan de mensen in jouw dorp of stad bereiken.

    Als u straks naar de supermarkt gaat, spreek eens iemand aan over de Heer. Als u morgen naar uw werk gaat, spreek eens iemand aan over de Heer,…

    Ga en vertel de mensen over Jezus. Nodig hen uit zodat ze naar Jezus komen.



    [1] Naar T.L. Osborn, Zielen Winnen: daar waar de zondaars zijn.


    Categorie:Preken
    15-09-2019
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Ruth

    [Hier kan u naar deel één van de preek luisteren: https://www.mixcloud.com/emmanuelhaacht/2019-08-18-een-daad-van-geloof-door-tom-torbeyns/

    Hier kan u naar deel twee van de preek luisteren: https://www.mixcloud.com/emmanuelhaacht/een-daad-van-geloof-boek-ruth-deel-2-door-tom-torbeyns/]

    Vandaag gaan we het Bijbelboek Ruth bespreken. De bedoeling is niet dat ik een eigen uitleg ga geven. Wel is de bedoeling dat we het boek voor zichzelf laten spreken en een beetje uitleg geven in verband met wat je gemist kan hebben. Op het einde zullen we dan enkele conclusies vormen. Ter introductie lezen we samen de eerste 13 verzen. We zien hier een familie die veel ellende heeft meegemaakt en dus onder veel ellende gebukt gaat. God geeft om onze persoonlijke levens en de levens van onze families ook wanneer het moeilijker gaat. Het Bijbelboek Ruth is geschreven vanuit het perspectief van vrouwen, weduwen, en een vrouw van vreemde origine. Vrouwen, weduwen, en buitenlandse vrouwen zijn dus voor God óók belangrijk. In tegenstelling tot wat je soms hoort van bepaalde personen dat de God van de Bijbel niet geeft om vrouwen, personen van vreemde origine,… is dit klaarblijkelijk niet het geval.

    Één van de hoofdrolspelers van het Boek Ruth is namelijk Ruth, waarnaar het boek vernoemd is. Ruth was niet van Joodse afkomst. Zij was een Moabietische vrouw, zoals we in vers 4 lazen. Maar er gebeurt iets bijzonders in de volgende verzen. Laten we lezen van verzen 14 tot  18.  Naomi weet dat het leven van vreemde weduwen in Israël zeer hard kan zijn, dus verplicht ze haar schoondochters die inmiddels weduwen zijn geworden om achter te blijven. Terwijl Orpa niet trouw aan Naomi’s zijde blijft, doet Ruth dit wel. Zowel Ruth als Orpa waren beiden Moabietische schoondochters van Naomi met dezelfde kansen om bij haar te blijven. De éné doet dit niet, de andere doet dit wel. Rut werd Joodse door dit verbond dat ze uitsprak maar Orpa deed dit niet. Orpa hield vast aan “haar volk en haar god” (zoals we lazen in vers 15). Ze wou haar afgod en haar volk niet achterlaten om bij het volk van God te horen. Om bij het volk van God te horen, moeten we niet ons eigen volk, land, staat,… op de eerste plaats stellen, maar we moeten onze afgoden en ons verleden achterlaten en niet leven voor de goedkeuring van ons volk. Orpa wou niet alles achterlaten, ze wou haar verleden en haar afgoden niet achterlaten [vers 14-15], terwijl Ruth dit wel deed. Ruth was, net zoals Orpa, niet van Joods afkomst maar – in tegenstelling tot Orpa – werd Ruth deel van de Joden door verbond [vers 16-18]. We zien dus dat buitenlandse vrouwen (of mannen) die onze God wilden vereren toen al welkom waren om toe te treden tot Gods volk, ongeacht hun achtergrond of hun verleden. Het verleden van een persoon die zich waarlijk wil bekeren van zijn of haar zonden en afgoden tot de ware God, maakt dan niet meer uit. Dit betreft natuurlijk enkel die personen die ware Joden wilden worden door hun afgoden achter te laten en zich te (be)keren tot Jahweh, de ware God. Anders was je niet welkom om deel te worden van Gods volk, zoals we lezen in de Wet van God in bijvoorbeeld Exodus 23:31-33: “Dan zal Ik [Jahweh] uw grenzen trekken van de Rode Zee tot aan de zee der Filistijnen; en van de woestijn tot aan de Rivier, en alle bewoners van het land aan u overleveren. Ge moet hen verjagen, en moogt geen verbond met hen sluiten, noch met hun goden; ze mogen zelfs niet in uw land blijven wonen. Want anders verleiden ze u tot zonde tegen Mij; zodat ge hun goden zoudt gaan dienen, en die een valstrik voor u zouden worden”. Verder kunnen we uit hetzelfde hoofdstuk van Gods Wet leren dat op buitenlandse vrouwen (of mannen) niet mag neergekeken worden vanwege hun afkomst: “Eveneens moogt ge den vreemdeling niet verdrukken; want gij weet, hoe een vreemdeling zich moet voelen, daar gij zelf vreemdeling zijt geweest in het land van Egypte” (Exodus 23:9).

    Welke elementen zien we nu in het verbond van Ruth? [15-17] We zien dat Ruth stapt in een verbondstrouw tot in de dood. (Denk terug aan wat we leerden over verbonden in mijn vorige bespreking over het avondmaal. Daar zagen we ook verbondstrouw tot in de dood.) Ruth zegt eigenlijk: indien ik deze belofte van trouw niet volbreng, moge Jahweh God me doen sterven. Dit is een zeer serieuze zaak. Dit verbond betreft een eed met serieuze gevolgen indien deze verbroken wordt. Naomi ziet ook dat Ruth bloedserieus is. [18] Door deze eed ziet Naomi dat Ruth vastbesloten is en bijgevolg is er geen discussie meer.

    [19-22]: Rouw, verdriet, ondankbaarheid, en bitterheid naar God toe maken je blind. Naomi had namelijk Ruth, haar schoondochter die altijd goed voor haar is geweest, aan haar zijde. Ruth had dit zelf gezegd: [8]. En we zien dat dit waar is. [2:1-3a]: Ruth gaat direct werken voor haar schoonmoeder en ze vraagt zelfs op voorhand uit nederigheid of ze dit mag doen. Het werk dat ze zal doen is een vernederend werk. Het toont dat je arm bent. Op die manier brengt het schande op je. Toch is Ruth niet te hoogmoedig om deze vernedering en schande te ondergaan.

    [2:3b-4:] Boaz zegent in de Naam van de Heer. Hij heeft ontzag voor de Heer.

    [5:] Hij toont interesse in haar maar begeert haar niet. Hij wil weten of ze al getrouwd is want Boaz weet dat de Wet van God hem leert dat “Ge zult de vrouw van uw naaste niet begeren” (Exodus 20:17). Was Boaz zelf een weduwnaar? Was hij zelf nog single gebleven? Vond hij geen goede, eerbare vrouw? Een Bijbelse spreuk zegt: “Een sterke vrouw, wie zal haar vinden? Haar waarde gaat die van koralen ver te boven!” (Spreuken 31:10, WB). In de Canisiusvertaling staat hier: “Een flinke vrouw! Men vindt haar niet licht 

    [6-7:] Weeral zien we dat Ruth hard werkt, ja zelfs zonder ophouden. Ze is werkelijk een zeer goede schoondochter voor Naomi.

    [8-9:] Bemerk dat Boaz niet op haar neerkijkt en haar niet verdrukt omdat ze een vreemde is. Hij gehoorzaamt de Wet van God die, zoals we al zagen, leert dat “Eveneens moogt ge den vreemdeling niet verdrukken; want gij weet, hoe een vreemdeling zich moet voelen, daar gij zelf vreemdeling zijt geweest in het land van Egypte” (Exodus 23:9). [8-9:] Verder leren we in deze verzen dat Boaz dubbel uitkijkt voor haar veiligheid. Hij plaatst haar bij zijn vrouwelijke knechten die voor haar moeten zorgen (dus plaatst hij haar bijgevolg weg van zijn mannelijke knechten) en hij beveelt zijn mannelijke knechten van haar af te blijven.

    [10:] Deze buiging ter aarde is een teken van respect voor de autoriteit, onverdiende gunst, en goedheid van Boaz. We zien ook dat Ruth zich maar een vreemdelinge voelt.

    [11:] Boaz weet dat ze weduwe is maar hij is niet bijgelovig en neemt haar dit niet kwalijk. Boaz is hierin rechtvaardig want Jakobus schreef: “Voor God, de Vader, is alleen dit reine, zuivere godsdienst: weduwen en wezen bijstaan in hun nood, en je in acht nemen voor de wereld en onberispelijk blijven” (Jakobus 1:27, NBV). Boaz neemt haar ook niet kwalijk dat ze geen maagd meer is. Hij heeft een zeer groot hart. Terwijl Ruth haarzelf verweet van vreemde origine te zijn, zit hij haar mannelijke heldhaftigheid te benadrukken. Boaz zegt namelijk: [11]. Dit verwijst naar Genesis 2:24 waar over de man geschreven staat: “Daarom verlaat de man zijn vader en moeder; en hecht zich geheel aan zijn vrouw; en zij worden één vlees.” Ruth heeft mannelijke heldhaftigheid want zij doet wat bijbels gesproken van een man verwacht wordt. Dit is geen eenvoudige zaak voor een vrouw en verdient het grootste respect. “Om naar een volk te gaan; dat u vóór die tijd onbekend was.” Dit is een geloofsdaad zoals de geloofsdaad van Abraham zoals we in de preek van Len hoorden. Dit doet me denken aan onze Filipijnse zusters die zichzelf opofferen door naar België te komen, hard te werken, om voor hun familie in de Filipijnen te zorgen. Boaz benadrukt dus ook, samen met haar mannelijke heldhaftigheid, de moed en zelfopoffering van Ruth.

    [12]: Hij wenst haar hiervoor Gods zegen toe en hij erkent dat zij ook een ware Jodin [christin] is, aangezien zij in verbond staat met Jahweh [Christus]. Hij kijkt niet op haar neer als een minder goede Jodin [christin] maar als zijn gelijke in het geloof. Dezelfde toevlucht heeft  ook hij moeten zoeken in de Heer en hij heeft dezelfde genade ontvangen. Dit beseft hij maar al te goed.

    [13]: Zij heeft nog steeds een laag zelfbeeld, een minderwaardigheidscomplex, maar zijn woorden bemoedigen haar en spreken haar aan tot diep in haar hart.

    [14-17]: Hij is overvloedig goed voor haar. Hij is een uiterst eervol; edel, en vrijgevig persoon. Er is een gebod uit de Wet dat zegt: “Wanneer ge op uw akker aan het oogsten zet, en een schoof op de akker vergeet, moogt gij niet terugkeren, om die te gaan halen. Zij komt den vreemdeling, den wees en de weduwe toe, opdat Jahweh uw God, u zegene, bij al wat ge doet” (Deuteronomium 24:19). Maar Boaz is nog meer vrijgevig.

    [18-20]: Naomi wordt weer dankbaar en zegent. Ze beseft dat Boaz en/of Jahweh (dit hangt af van je vertaling) toch eer heeft betoond aan de levende en dode familieleden en hen dus niet is vergeten. Ze gelooft dat door de voorziening van God haar schande zal worden weggenomen, haar eer en de eer van haar familie zal worden hersteld, en ze ziet in dat ze in een leugen geloofde, namelijk [1:20-22]. Ze heeft door dat Ruth met opzet overvloedig en onverdiend gezegend geweest is door Boaz en ze hoopt dat Boaz met Ruth zal trouwen. Indien Boaz en Ruth trouwen, zou dit de familie en het nageslacht beschermen. Dit zal haar schande wegnemen en haar eer en de eer van haar familie herstellen.

    [21-23]: Naomi beseft maar al te goed wat een gevaarlijk werk Ruth ondernomen had. Naomi beseft namelijk maar al te goed dat Ruth had verkracht kunnen geweest zijn. Na het seizoen van werken op het veld houdt Naomi haar dan ook thuis uit veiligheid en Ruth blijft trouw zorgen voor haar schoonmoeder.

    [3:1-4]: Naomi vertrouwt Boaz. Ruth moet zich kleden op zo een manier dat ze duidelijk aangeeft dat ze niet meer een rouwende weduwe is maar beschikbaar is om te trouwen. Naomi wil dat Rut geen last voor hem zal zijn bij het eten en drinken, want anders zou hij wellicht zijn eten delen of helemaal weggeven aan Rut. Hij is zo’n goed man. Rut moet aan zijn voeten gaan liggen als teken van onderwerping. Denk maar aan hoe koningen zich vroeger onderwierpen als ze overwonnen werden. Ze werden de voetbank van de koning die overwon. Zo kunnen we stellen dat wij, de bruid van Christus die zich liet overwinnen door Hem, allereerst aan zijn voeten behoren te liggen in totale onderwerping. Dan zal Hij ons oprichten.

    [5-6]: Ruth zegt dat ze zal gehoorzamen en ze gehoorzaamt ook.

    [7-9]: Het is typisch Aziatisch om door kleine daden liefde te betonen. Merk op dat dit zeer deftig is. Enkel zijn voeten worden ontbloot. Zoals ik al gezegd had was dit een teken van onderwerping.

    Eigenlijk vroeg zij hem ten huwelijk. De mantel over haar spreiden zou betekenen dat hij met haar wil trouwen. ’s Nachts vraagt Ruth dus aan Boaz of hij haar familie wil verlossen van de schande door met haar te trouwen. Ze kon waarschijnlijk alleen ’s nachts gaan om Boaz niet ten schande te maken voor alle mensen en zodat hij dus in alle vrijheid en eerlijkheid zou kunnen kiezen en niet uit verplichting of schijn tegen zijn goesting zou moeten handelen. Merk op: ze zijn nog niet getrouwd en hebben geen seks voor het huwelijk. Hier was compleet vertrouwen op  dit gebied tussen één man en twee vrouwen. Deze strategie van zomaar naar een man te gaan is in onze cultuur zeker niet aan te raden en is veel te riskant. Wees een goede christen en doe dit niet.

    [10]: Wat Ruth hier doet is zoals Jezus: “Niet mijn wil geschiede, maar de uwe” (Lukas 22:42b). Ze heeft haar vrije keuze opgeofferd door te stappen in een huwelijk dat de eer van haar overleden man zal herstellen omdat de eerste zoon van Ruth en Boaz als de zoon van haar overleden man zal aanzien worden. Dan is het alsof de eerste man niet kinderloos was gestorven. Dit was zo in hun tijd en in hun cultuur. Kinderloos sterven was namelijk een schande en dit – het zogezegde niet kinderloos sterven – zou de eer van de overleden man herstellen. Ook zal dit huwelijk Naomi’s standing en eer herstellen, aangezien zij dan verder deel zal uitmaken van de familie van haar overleden man. Dit komt overeen met de Joodse Wet van God in verband met het zwagerhuwelijk: “Wanneer broers tezamen wonen en een van hen sterft, zonder een zoon na te laten, dan zal de vrouw van den overledene geen vreemden man buiten de familie huwen; haar zwager moet gemeenschap met haar houden, haar tot vrouw nemen, en zijn zwagerplicht aan haar vervullen. De eerste zoon, dien zij baart, zal de naam van zijn gestorven broer dragen, om diens naam in Israël niet te laten uitsterven” (Deuteronomium 25:5-6).

    [11:] deugdzame vrouw: haar roem was al voor haar uitgegaan. De Willibrordvertaling heeft hier: een bekwame vrouw. Dit kan dan aan haar hard werken liggen. De Canisiusvertaling en de NBG hebben hier: een deugdzame vrouw. Dit heeft dan te maken met haar moraliteit. Ze was altijd trouw geweest aan haar overleden echtgenoot. Hoe het ook zij, ze heeft zichzelf op beide vlakken bewezen als een bekwame, deugdzame Spreuken 31 vrouw om mee te trouwen. En iedereen weet dit. Wie eerlijk is kan haar niet betichten. Haar gedrag maakt haar niet verdacht van immoreel te zijn.

    [12-13]: Er is nog iemand die eventueel de losser van Ruth kan zijn en meer recht heeft om met haar te trouwen volgens het zwagerhuwelijk dat we daarnet al zagen in Deuteronomium 25:5-6. Toch zweert Boaz al dat hij met haar zal trouwen indien die andere man niet met haar trouwt.

    [14]: Hij waakt over haar maar om haar eer – en de eer van haar familie – te bewaren laat hij haar vertrekken voor iemand haar kan herkennen.

    [15-18]: In Azië is een geschenk een teken dat je de ander apprecieert, liefhebt, en respecteert. Boaz is wijs. Hij weet dat hij best zijn toekomstige schoonmoeder aan zijn kant krijgt. Dit is wereldwijd belangrijk. En, indien ge wilt trouwen met een meisje uit Azië, ziet dan dat ge geschenken meeneemt, vooral voor de toekomstige schoonmoeder. Naomi, de schoonmoeder, weet nu dat Boaz met Ruth wil trouwen. Ze weet dat Boaz dit zo sterk verlangt dat hij het vandaag nog zelf gaat regelen. Ruth is natuurlijk totaal energetisch over haar toeren dus maant haar schoonmoeder haar aan om even rustig te zitten.

    [4:1]: stadspoort: hier werden dit soort huwelijken geregeld.

    [2-6]: Deze eventuele losser die een zwagerhuwelijk met haar kan aangaan is een egoïst. Hij wil alleen met haar trouwen als het hem winst oplevert, niet als hij hierdoor verlies zal maken. Hij geeft niets om haar. Hij denkt enkel aan zichzelf. Dit is niet de manier van doen. Dit is geen liefde. Hij apprecieert niet hoeveel deze vrouw waard is. Hij liet zijn keus varen. Volgens Deuteronomium 25:7-10 respecteerde hij Gods wet niet en was hij geen goed man: ‘Zo de man niet genegen is, om zijn schoonzuster te huwen, moet zijn schoonzuster naar de poort tot de oudsten gaan en zeggen: Mijn zwager weigert, de naam van zijn broer in Israël in stand te houden; hij wil zijn zwagerplicht aan mij niet vervullen. Dan zullen de oudsten van zijn stad hem laten roepen, en een onderhoud met hem hebben. Wanneer hij volhoudt en zegt: “Ik ben niet van zins, haar te huwen”, dan moet zijn schoonzuster in tegenwoordigheid van de oudsten op hem toetreden, hem de schoen van zijn voet trekken, in het gezicht spuwen, en zegen: “Zo doet men den man, die het huis van zijn broeder niet opbouwt”. En voortaan zal men hem in Israël noemen: barrevoetersgespuis.’ In vers 7 van ons hoofdstuk in Ruth zien we dat hij zichzelf van zijn verdiende schande spaart door zelf zijn eigen schoen uit te trekken. Maar we kunnen wel stellen dat ook voor hem geldt dat egoïsme leidt tot het verderf en het worden vergeten in de hel zoals we kunnen lezen in Psalm 9:15-17: “De heidenen zinken weg in de kuil, die ze groeven, Hun voet is gevangen in het net, dat ze spanden; Jahweh heeft Zich doen kennen, en vonnis gewezen: de goddeloze ligt in zijn eigen daden verstrikt. Zó mogen ook de zondaars naar het dodenrijk varen; Alle heidenen, die God niet gedenken.” Er zijn genoeg mensen zoals hem die leven als heidenen, als goddeloze egoïsten; die niet een man of een vrouw naar waarde schatten en dus rechtvaardig gedoemd zin om eenzaam en alleen te leven en te sterven. Denk maar aan al die uiterlijk mooie feministische meisjes die denken dat ze elke jongen kunnen krijgen, die alle goede mensen afwijzen met hun narcistische eigenwaan die ervoor zorgt dat ze zich naïef verbeelden dat ze de perfecte zullen tegenkomen omdat ze dat individu zogezegd verdienen. Ze worden 30, 40, en al die tijd blijven ze dit verwachten. Het gevolg is dat ze dus rechtmatig eenzaam en alleen sterven. Ik hoop dat ze tot het besef komen dat dit hun eigen straf is die ze op hunzelf hebben gebracht en dat ze de volgende generatie meisjes zullen waarschuwen. Misschien onderging die man die Ruth niet loste ook de schande van kinderloos te sterven. Dit wordt in het Midden-Oosten nog steeds als een vloek en een schande beschouwd. Het volgende vers van Psalm 9, dus het 18de vers, leert: “Maar de arme worde niet eeuwig vergeten, De hoop der verdrukten niet altijd beschaamd.” Dit gebeurde inderdaad met Ruth en Naomi. God dacht aan Ruth en Boaz in Zijn liefde en Hij bracht de rechtvaardige Ruth en de rechtvaardige Boaz samen; Hij maakte hun huwelijk mogelijk.

    9-11a: Boaz schat Ruth en haar familie wel naar waarde. Net zoals Ruth trouw was aan Naomi is Boaz ook trouw aan Ruth en aan Naomi’s familie. Boaz huwt Ruth onder getuigen.

    11-12: Iedereen is tevreden met het huwelijk tussen Boaz en Ruth en zij worden gezegend. In die tijd, alsook in het begin van het christendom bestond een kerkelijk huwelijk nog niet. Het ging veeleer om een huwelijk met getuigen zoals oudsten en/of familie. Een heel duidelijk voorbeeld kan je lezen in het boek dat volgt op Ruth in de katholieke Bijbel, namelijk het boek Tobit, meer bepaald in Tobit 7:1-17. Of je nu gelooft of dit boek door God geïnspireerd is of niet, het kan je een mooi zicht op het oude huwelijksgebruik geven.

    13-17: God zegende Ruth en Boaz, en dus ook Naomi met een zoon. Hij is zogenaamd de zoon van Naomi en haar overleden man alsook de zoon van Rut en haar overleden man. Hij zal later hun erfenis alsook de erfenis van Boaz overerven. Zo krijgen deze twee vrouwen en ook Boaz de eer van nageslacht te hebben en niet kinderloos te zullen sterven. God begrijpt zulke en andere culturele waarden en Hij weet ook dat de eer voor Aziatische vrouwen belangrijker is dan hun eigen levens. De Amerikaans-Aziatische dramaturg en professor David Henry Hwang schreef bijvoorbeeld: “Dood met eer is beter dan het leven… het leven met schande” (Hwang, “Madama Butterfly” (1988), p. 17). Misschien is dit wat extreem maar inderdaad “een goede naam is meer waard dan een groot vermogen” (Spreuken 22:1a). Naomi, Ruth, en Boaz krijgen alle drie eer en een goede naam. Het verhaal begon vanuit een familietragedie van dood en eindigde in het herstel van de eer en blijdschap van de familie vanwege een huwelijk en de daaropvolgende geboorte van een kind. God dacht aan de trouw van Ruth alsook aan de trouw van Boaz. Daarom kunnen we vanuit hun verhaal besluiten dat geldt: “Liefde en trouw mogen u nimmer verlaten, Hang ze om uw hals, schrijf ze op de tafel van uw hart; Dan zult ge goed en verstandig zijn, in de ogen van God en de mensen. Vertrouw op Jahweh met heel uw hart, Verlaat u niet op eigen inzicht; Denk aan Hem op al uw wegen, Dan zal Hij uw paden effenen” (Spreuken 3:3-6). Boaz krijgt eer vanwege Ruth. Van Ruth leren we dat het waar is dat “een lieve vrouw dwingt eerbied af” (Spreuken 11:16a) en “een flinke vrouw is de kroon van haar man” (Spreuken 12:4a). Laten de vrouwen hier deze eerbare vrouw als voorbeeld volgen. Dit zal ook eer op hun man brengen.

    17-22: We zien dat Boaz de overgrootvader van koning David is. De zoon van Rut en Boaz is dus de grootvader van koning David van wie onze Koning Jezus afstamt. God gebruikt dus dagdagelijkse voorvallen of gebeurtenissen. God komt weinig voor in dit verhaal maar achter de schermen brengt Hij de omstandigheden en de keuzes van al deze personen samen door zijn voorziening. Naomi denkt dat God haar strafte maar het hele verhaal verhaalt van Gods missie om haar en haar familie te herstellen. Hij doet dit door door de moed en trouw van Rut heen genezing in Naomi’s leven te brengen maar niet zonder Boaz die vrijgevig en trouw is… Zijn integriteit en de moed van Ruth redden Naomi en haar familie. Dit verhaal leert ons het tussenspel tussen Gods doel en wil en menselijke wilsbeslissingen. God verweeft de loyale trouw van Zijn mensen om Zijn reddende doelen in de wereld te verwezenlijken. Dit leidt tot het ware einde van het verhaal: een geslachtslijst. Deze geslachtslijst verhaalt dat Obed, de zoon van Boaz en Ruth, de opa van koning David was uit wien de Messias kwam. Wat alledaagse en ordinaire gebeurtenissen lijken zijn verweven in Gods grote verhaal van redding voor de hele wereld. Hoe zal jouw leven en de dingen die jij doet deel uitmaken van Gods reddingsplan?

    Categorie:Preken
    16-06-2019
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Een Hoofd vol Vrede in plaats van een Hoofd vol Zorgen

    Voordienst: Matteüs 6:25-34 en Filippenzen 4:6-8.

    Ik zou graag willen beginnen door een stukje voor te lezen uit The Way of the Thorn, een fictieverhaal van Dr. David Trementozzi. Dr. Trementozzi is de decaan van de masterstudenten aan het Continental Theological Seminary waar ik gestudeerd heb:

    ‘jack bemerkte niet dat de hemel bewolkt en donker en duister was geworden omdat hij zo afgeleid werd door zijn gedachten. Terwijl de duisternis toenam, werd hij zo gefixeerd op zijn bezorgde gedachten die door zijn hoofd gingen dat hij geen aandacht meer besteedde aan waarheen hij naar aan het wandelen was. Onbewust week hij af van de Weg van het Geloof en begon hij te wandelen op een breder zijpad. Hij zag nooit de wegwijzer die aangaf dat hij op weg was naar het Moeras van Obsessieve Zelfreflectie. Hij liep gewoon door op dit pad terwijl hij dacht aan al de onopgeloste problemen van zijn leven en oplossingen probeerde te bedenken voor zijn thuissituatie. Jack bleef zijn emoties onderzoeken, en probeerde te weten te komen hoe hij echt voelde, alsof hij de antwoorden zou kunnen vinden in zijn gevoelens. Maar geen antwoorden kwamen hem tegemoet en dus voelde hij zich nog meer verward dan voordien. Zijn ogen waren nu nog enkel op hemzelf gericht en niet op waar hij naartoe wandelde.” [het verhaal gaat verder en spreekt over een diepe modder waarin hij verzakt en waar hij niet meer uit geraakt, net zoals zijn gedachtes hem vasthouden in dezelfde positie].  “Uiteindelijk besloot Jack niet meer verder te gaan totdat hij zou hebben uitgedokterd wat hij zou doen met zijn leven en dus zonk hij dieper in het moeras. (…) [De modder werd dieper en dieper en hij werd er zich nog steeds niet bewust van.] “De modder kwam tot aan de nek van Jack toen de regen eindelijk ophield. Nu kon Azarel [dit is een verzonnen engel die in dienst staat van God] een lied van redding over Jack zingen. Des te meer Jack luisterde, des te meer het hem omhulde. Het lied kwam krachtig doorheen de lucht tot hem en het doordrong alles. Zeven maal werd het gezongen, telkenmale luider dan de vorige maal met grote energiestoten.

    Kijk omhoog, staar naar boven;
    De Schepper wenkt je,
    Kijk omhoog naar de  hemel!
    Houding, ontspannen.
    Sta recht, sta rechtop,
    Wees geworteld in Hem!

    Strek je uit in Zijn naam
    en je zal redding zien.
    Beleid en proclameer,
    grijp de sleutel!

    De zevende maal, op het moment dat Jack één van de laatste woorden hoorde, “grijp!” stootte hij zijn hand met alle kracht uit de vuiligheid, strekte hij zijn lichaam zo goed als hij kon, en strekte hij zijn hand uit naar de hemel. Hij riep uit: “Vader! Schepper! Help me!”

    Onmiddellijk verscheen er een onzichtbaar touw, wat zo licht als de wind voelde, en het sloot zich rond de polsen van Jack waarna het hem omhoog trok uit het moeras en het hem op vaste grond plaatste. Onmiddellijk brak er luide donder los die een regenvloed op hem neer deed komen die Jack compleet nat maakte en elk deeltje modder van zijn lichaam en kleren afspoelde. Toen ontplofte het wind-touw dat rond zijn polsen was opeens en werd een kolkende massa die hem compleet droogde. Toen werd het als de vorm van een tornado die steeds hoger en hoger opsteeg. Deze tornado bestreed als het ware de donkere wolken en dreef hen uit elkaar totdat ze nergens meer te bespeuren waren. Uiteindelijk verdween deze tornado in de hemel en wat overbleef was de helderheid en het licht van de zon.

    Alles werd rustig en stil. Jack stond op, hij keek naar het moeras van waaruit hij was bevrijd. Het enige wat hij nog kon horen was zijn eigen adem. Een lach verspreidde zich over zijn gezicht.’

    Bron: David Trementozzi, The Way of the Thorn (Alabama: Evergreen Press, 2002), 35-39.

    Dit doet me denken aan een ietwat onbekende tekst uit het boek Jesaja:

    “Op die dag zal men dit lied In het land van Juda zingen: Wij hebben een sterke stad, Hij [God] bouwt de beschermende muren en wallen! Opent de poorten: een vroom volk gaat er binnen, Dat de trouw heeft bewaard, standvastig van hart. Gij schenkt het een heerlijke vrede, Omdat het op U heeft gehoopt. Ja, blijf altoos op Jahweh vertrouwen: Want Jahweh is de eeuwige Rots.”

    - Jesaja 26:1-4 (CV)

    We zien hier dat wie zijn vertrouwen in onze God stelt en trouw aan Hem is vanuit een standvastig hart innerlijke vrede krijgt. Bovennatuurlijke vrede van onze God. Verder stelt de profeet Jesaja:

    “Want zo heeft Jahweh gesproken, De Heer, Israëls Heilige: In bekering en berusting Ligt uw redding; In stilte en vertrouwen Ligt uw kracht.”
    - Jesaja 30:15a (CV)

    In een parabel verbiedt onze Heer Jezus ons om ons zorgen te maken over de toekomst en Hij leert ons hoe we moeten omgaan met deze zorgen:

    ‘Daarom zeg ik jullie: maak je geen zorgen over jezelf en over wat je zult eten of drinken, noch over je lichaam en over wat je zult aantrekken. Is het leven niet meer dan voedsel en het lichaam niet meer dan kleding? Kijk naar de vogels in de lucht: ze zaaien niet en oogsten niet en vullen geen voorraadschuren, het is jullie hemelse Vader die ze voedt. Zijn jullie niet meer waard dan zij? Wie van jullie kan door zich zorgen te maken ook maar één el aan zijn levensduur toevoegen? En wat maken jullie je zorgen over kleding? Kijk eens naar de lelies, kijk hoe ze groeien in het veld. Ze werken niet en weven niet. Ik zeg jullie: zelfs Salomo ging in al zijn luister niet gekleed als een van hen. Als God het groen dat vandaag nog op het veld staat en morgen in de oven gegooid wordt al met zo veel zorg kleedt, met hoeveel meer zorg zal hij jullie dan niet kleden, kleingelovigen? Vraag je dus niet bezorgd af: “Wat zullen we eten?” of: “Wat zullen we drinken?” of: “Waarmee zullen we ons kleden?” – dat zijn allemaal dingen die de heidenen najagen. Jullie hemelse Vader weet wel dat jullie dat alles nodig hebben. Zoek liever eerst het koninkrijk van God en zijn gerechtigheid, en dan zullen al die andere dingen je erbij gegeven worden. Maak je dus geen zorgen voor de dag van morgen, want de dag van morgen zorgt wel voor zichzelf. Elke dag heeft genoeg aan zijn eigen last.’

    - Matteüs 6:25-34 (NBV).

    Natuurlijk kan het zijn dat we zorgen of angsten hebben maar dit is slechts een illusie in het hoofd. Wat ik hiermee bedoel is het volgende: wat in ons hoofd zit is niet echt: “Wat als dit verkeerd loopt? Wat als dit…? Wat als?” Neen! Het kan zijn dat er angsten of zorgen op ons af zullen komen van dingen waar we ons werkelijk zorgen over moeten maken maar zorgen hebben voor dingen die in de toekomst zouden kunnen gebeuren heeft geen nut. Het is tijdverspilling.

    We behoren te luisteren naar het liefdevolle bevel van onze Heer: “Maak je dus geen zorgen voor de dag van morgen, want de dag van morgen zorgt wel voor zichzelf. Elke dag heeft genoeg aan zijn eigen last” (Matteüs 6:34, NBV). Wat me persoonlijk enorm heeft bemoedigd is dat ik een patroon begon te zien in deze Bijbelteksten en ook in de volgende Bijbelteksten. God lijkt sterk te willen benadrukken doorheen de Bijbel dat we ons geen zorgen hoeven te maken.

    We mogen écht onze zorgen aan de Heer geven want in de Bijbel staat er geschreven: “Leg al uw zorgen bij Hem neer, want Hij heeft hart voor u” (1 Petrus 5:7, WB). Verder staat er: “Maakt u over niets bezorgd, doch maakt aan God al uw wensen bekend door bidden en smeken en danken. En de vrede Gods, die alle begrip te boven gaat, zal uw harten en zinnen [gedachten] bewaren in Christus Jesus” (Filippenzen 4:6-7, CV).

    In de Willibrordvertaling 1995 herziene editie staat hier: “Wees niet bezorgt.” Het patroon dat we zien is dus: stap 1: maak je geen zorgen. Stap 2: maak al je wensen bekend door bidden en smeken en danken. Hieruit volgt: bovennatuurlijke vrede zal je hart en je gedachten bewaren. Bewaren van wat? Zorgen. Dit is hetzelfde dat Jesaja schreef, namelijk dat als onze gedachten op de Heer gefocust blijven en als we op Hem blijven vertrouwen, Hij ons dan die heerlijke vrede zal geven.

    Ik wou dat ik dit al vroeger toegepast had. Het zou me veel kopzorgen bespaard hebben. In plaats van ons hoofd met zorgen te vullen, waar moeten we ons hoofd dan wel mee vullen?

    “Ten slotte, broeders, houdt uw aandacht gevestigd op al wat waar, op al wat edel, rechtvaardig, rein, liefelijk en welgevallig is, op al wat deugd heet en lof verdient.”

    - Filippenzen 4:8 (CV)

    Laten we dus een hoofd vol vrede hebben vanuit ons vertrouwen in onze God en vanuit een juiste mindset, gefocust op hemelse zaken, in plaats van een hoofd vol onnodige, wereldse zorgen omdat we misschien nog niet genoeg op Hem vertrouwen… Dit is een uitdaging maar ook een bemoediging. De Heer zegene je wanneer je stapje per stapje deze daad van geloof in de praktijk brengt! Amen!

     

    Oorspronkelijk gepreekt op 16 juni 2019. Een vernieuwde, uitgebreide versie werd gepreekt op 16 december 2023 in de Evangelische Kerk van Balen. Dit is de vernieuwde versie, zonder de extra introductie.


    Categorie:Preken
    19-05-2019
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De Macht van Jezus: Vergeving, Verzoening, en Herstel

    [Hier kan u naar de preek luisteren: https://www.mixcloud.com/emmanuelhaacht/2019-05-19-deel-iii-de-macht-van-jezus-vergeving-verzoening-en-herstel-door-tom-torbeyns/]

    In mijn vorige preek heb ik streng tot jullie gesproken. Soms is strengheid nodig om mensen tot inzicht, berouw, en bekering van zonden te brengen maar met het doel om hen te verzoenen. Dus ik geloof zeker dat vergiffenis belangrijker is dan strengheid. Soms moeten we, net als God, zijn als strenge vaders die met pijn in het hart streng zijn. Het einddoel hiervan is natuurlijk niet die strengheid zelf maar het resultaat, namelijk, bekering en verzoening. Laten we kijken naar een voorbeeld in verband met strengheid in het leven van Paulus. Dit voorbeeld vinden we in Handelingen 9:1-6: “Intussen bedreigde Saulus de leerlingen van de Heer nog steeds met de dood. Hij ging naar de hogepriester met het verzoek hem aanbevelingsbrieven mee te geven voor de synagogen in Damascus, opdat hij de aanhangers van de Weg die hij daar zou aantreffen, mannen zowel als vrouwen, gevangen kon nemen en kon meevoeren naar Jeruzalem. Toen hij onderweg was en Damascus naderde, werd hij plotseling omstraald door een licht uit de hemel. Hij viel op de grond en hoorde een stem tegen hem zeggen: ‘Saul, Saul, waarom vervolg je mij?’ Hij vroeg: ‘Wie bent u, Heer?’ Het antwoord was: ‘Ik ben Jezus, die jij vervolgt. Maar sta nu op en ga de stad in, daar zal je gezegd worden wat je moet doen.’” Ik weet niet of je nog strenger kan zijn dan iemand van zijn paard gooien en hem dan te zeggen: “Doe dit, doe dat, en dan zul je onrechtstreeks nog wat meer opdrachten krijgen.” Maar het gevolg in Paulus’ leven was dat hij een verzoener werd. In zijn eigen woorden: ‘Indertijd vond ik dat ik de verspreiding van de naam van Jezus van Nazaret met kracht moest tegengaan, en daarvoor heb ik me in Jeruzalem dan ook ingezet. Met toestemming van de hogepriesters heb ik een groot aantal heiligen in de gevangenis laten opsluiten, en als ze ter dood gebracht werden gebeurde dat met mijn instemming. In de synagogen probeerde ik keer op keer hen door strafmaatregelen te dwingen hun geloof af te zweren; ik bestreed hen zo vurig dat ik hen zelfs in de steden buiten onze grenzen vervolgde. Zo was ik eens, met een volmacht van de hogepriesters en in hun opdracht, op weg naar Damascus, toen ik midden op de dag zag hoe een licht uit de hemel, feller dan de zon, mij en mijn reisgenoten omstraalde. We vielen allen op de grond en ik hoorde een stem in het Hebreeuws tegen me zeggen: “Saul, Saul, waarom vervolg je mij? Je kwelt jezelf door je zinloze halsstarrigheid!” Ik vroeg: ”Wie bent u, Heer?” De Heer antwoordde: “Ik ben Jezus, die jij vervolgt. Maar kom nu overeind, sta op, want ik ben aan je verschenen om je aan te stellen als mijn dienaar opdat je bekend zult maken dat je mij hebt gezien en zult getuigen van alles wat ik je nog zal laten zien. Ik zal je daarbij beschermen tegen je eigen volk en tegen de heidenen, naar wie ik je uitzend om hun de ogen te openen, zodat ze zich van de duisternis naar het licht keren, en van de macht van Satan naar God. Door het geloof in mij zullen ze vergeving krijgen voor hun zonden, en samen met allen die mij toebehoren zullen ze deel krijgen aan mijn koninkrijk”’ (Handelingen 26:9-18). Paulus wordt dus veranderd van een religieuze betweter die andersdenkenden wil vernietigen tot iemand die hen wil verzoenen onder de vergiffenis van Christus. Deze vergiffenis brengt hen vanuit de duisternis (dus eenzaamheid, haat,…) tot verzoening in het licht (dus vergiffenis waaruit eenheid, liefde, verzoening, en herstel voortvloeien. Deze verzoening, eenheid, en herstel omschrijft hij als volgt: “Breng dus met vreugde dank aan de Vader. Hij stelt u in staat om te delen in de erfenis die alle heiligen wacht in het licht. Hij heeft ons gered uit de macht van de duisternis en ons overgebracht naar het rijk van zijn geliefde Zoon, die ons de verlossing heeft gebracht, de vergeving van onze zonden. [Hier wordt het Griekse woord aphesis gebruikt wat wij vertalen als “vergeving”. Het kan hier ook betekenen dat we worden verlost vanuit de [eenzame] gevangenis tot de liefdevolle eenheid in Christus zoals we verder lezen vanaf vers 15:] Beeld van God, de onzichtbare, is hij, eerstgeborene van heel de schepping: in hem is alles geschapen, alles in de hemel en alles op aarde, het zichtbare en het onzichtbare, vorsten en heersers, machten en krachten, alles is door hem en voor hem geschapen. Hij bestaat vóór alles en alles bestaat in hem. Hij is het hoofd van het lichaam, de kerk. Oorsprong is hij, eerstgeborene van de doden, om in alles de eerste te zijn: in hem heeft heel de volheid willen wonen en door hem en voor hem alles met zich willen verzoenen, alles op aarde en alles in de hemel, door vrede te brengen met zijn bloed aan het kruis.” (Kolossenzen 1:12-22). We zien dus dat we allen verzoend zijn met elkaar omdat we dankzij het kruis één lichaam vormen. Of zoals Paulus het zegt: “In hem zijn wij door zijn bloed verlost en zijn onze zonden vergeven, dankzij de rijke genade die God ons in overvloed heeft geschonken. Hij heeft ons in al zijn wijsheid en inzicht dit mysterie onthuld: zijn voornemen om met Christus de voltooiing van de tijd te verwezenlijken en zijn besluit om alles in de hemel en op aarde onder één hoofd bijeen te brengen onder Christus” (Efeze 1:7-10). Vers 7 gebruikte weeral het Griekse woord aphesis voor het woord “vergiffenis”. Zoals eerder gezegd kan het ook betekenen dat we worden verlost of vrijgezet vanuit de [eenzame] gevangenis tot de liefdevolle eenheid in Christus. Het laatste vers gebruikt het Griekse woord anakephalaiomai wat samenvatten betekent. We worden dus werkelijk tot eenheid verzameld.

    Wat kunnen we uit dit alles leren? Wat moeten we nu zelf doen om de eenheid te bewerkstelligen? Hoe moeten wij vergeven of vrijuit laten gaan [aphesis]? Laten we naar het meest duidelijke verhaal luisteren in Matteus 18:21-35: <<Daarop kwam Petrus bij hem [Jezus] staan en vroeg: ‘heer, als mijn broeder of zuster tegen mij zondigt, hoe vaak moet ik dan vergeving schenken? Tot zevenmaal toe?’ Jezus antwoordde: ‘Niet tot zevenmaal toe, zeg ik je, maar tot zeventig maal zeven. Daarom is het met het koninkrijk van de hemel als met een koning die rekenschap wilde vragen van zijn dienaren. Toen hij daarmee begonnen was, bracht men iemand bij hem die hem tienduizend talent schuldig was [dit is heel veel geld]. Omdat hij niets kon terugbetalen, gaf zijn heer bevel dat de man samen met zijn vrouw en kinderen en alles wat hij bezat verkocht moest worden, zodat de schuld kon worden ingelost. Toen wierp de dienaar zich aan de voeten van zijn heer en smeekte hem: “Heb geduld met mij, ik zal u alles terugbetalen.” Zijn heer kreeg medelijden, hij liet hem vrij en schold hem de geleende som kwijt. Toen deze dienaar naar buiten ging, trof hij daar een van de andere dienaren, die hem honderd denarie schuldig was [dit is heel weinig geld]. Hij nam hem in een wurggreep [in het Grieks staat er: verstikte hem] en beet hem toe: “Betaal me alles wat je me schuldig bent!” Toen wierp deze zich voor hem neer en smeekte hem: “Heb geduld met mij, ik zal je betalen.” Maar hij wilde daar niet van weten, integendeel, hij liet hem gevangenzetten tot hij de hele schuld zou hebben afbetaald. Toen de andere dienaren begrepen wat er gebeurd was, waren ze zeer ontdaan, en gingen ze naar hun heer om hem alles te vertellen. Daarop liet zijn heer hem bij zich roepen en hij zei tegen hem: “Je bent een slechte dienaar. Heel die schuld heb ik je kwijtgescholden, omdat je me erom smeekte. Dan had jij toch zeker ook medelijden moeten hebben met die andere dienaar, zoals ik medelijden heb gehad met jou?” En zijn heer was zo kwaad dat hij hem in handen van de gerechtsbeulen gaf tot hij de hele schuld zou hebben terugbetaald. Zo zal mijn hemelse Vader ook ieder van jullie behandelen die zijn broeder of zuster niet van harte vergeeft.’>> Je moet beseffen dat de eerste som onbetaalbaar veel was en dat de tweede som slechts een kleine som geld betrof. Hierom heeft de Petrus Canisius vertaling een zeer interessante voetnoot ter conclusie: “Dus wat wij aan onzen evennaaste hebben te vergeven, is niets, vergeleken met wat God ons vergeeft.” God doet zoals in het eerste stukje van de parabel. Hij doet echte aphesis. Je vrij laten gaan alsof je geen zonde had begaan. Als zijn kinderen moeten wij dit ook doen. Laten we iedereen vergeven die we nog niet vergeven hebben.


    Categorie:Preken
    28-04-2019
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De Macht van Jezus over onze Levens

    [Hier kan u naar de preek luisteren: https://www.mixcloud.com/emmanuelhaacht/2019-04-28-de-macht-van-jezus-over-onze-levens-door-tom-torbeyns/]

    In mijn vorige preek hadden we het over hoe Jezus de macht, ja, de absolute autoriteit heeft over het kwade, alle boze machten, de dood, enzovoort, en dat Hij zal oordelen over alle demonen en over alle mensen. Een van de vragen waarmee ik eindigde was: “In welk gebied van jouw leven zou Jezus nog meer koning moeten worden?”. Vandaag wil ik dus spreken over welke autoriteit Jezus heeft, of zou moeten hebben in onze levens. Ik sprak over het feit dat Jezus zei: “Mij is alle macht gegeven in de hemel en op de aarde. Ga dus op weg en maak alle volken tot mijn leerlingen, door hen te dopen in de naam van de Vader en de Zoon en de heilige Geest, en hun te leren dat ze zich moeten houden aan alles wat ik jullie opgedragen heb” (Matteus 28:18b-20a, NBV). Ziet u, mensen moeten kiezen om gehoorzame leerlingen van Jezus te worden. Deze keuze wordt Bijbels gesproken uitgedrukt door middel van de waterdoop. Dan behoren ze tot Zijn leerlingen; tot Zijn volk en dan geldt er voor hen: “Maar aan allen, die Hem ontvingen, Gaf Hij de macht, Gods kinderen te worden: Aan allen, die in zijn Naam geloven” (Johannes 1:12, CV). De keuze om Hem te ontvangen, in zijn Naam te geloven, en zich te laten dopen ligt bij de mens maar de wedergeboorte zelf is het resultaat dat God heeft beslist om aan iedereen te geven die zich volledig aan Hem toewijdt. Zoals er geschreven staat: “Maar aan allen, die Hem ontvingen, Gaf Hij de macht, Gods kinderen te worden: Aan allen, die in zijn Naam geloven, Die niet uit bloed, Noch uit de wil van vlees of man, Maar die uit God zijn geboren.” (Johannes 1:12-13, CV) en “Waarachtig, ik verzeker u: niemand kan het koninkrijk van God binnengaan, tenzij hij geboren wordt uit water en geest. Wat geboren is uit een mens is menselijk, en wat geboren is uit de Geest is geestelijk. Wees daarom niet verbaasd dat ik zei dat jullie allemaal opnieuw geboren moeten worden” (Johannes 3:5-7, NBV). Deze wedergeboorte zorgt er voor dat diegenen die zich toewijden aan Jezus Christus totaal nieuwe personen worden: “Zo is dus iemand die in Christus is, een nieuwe schepping: het oude is voorbij, het nieuwe is er al” (2 Korintiërs 5:17, WB). Dit betekent dat ze helemaal opnieuw mogen beginnen, ze zijn opnieuw geboren en verlost van al hun zonden en dus geldt er ook voor hen: “Hij [Jezus] zal zijn volk verlossen van hun zonden” (Matteus 1:21b, CV). Laat je niet misleiden! Dit is niet zomaar een theoretisch aspect maar een werkelijke realiteit!: “Welnu, gij weet, dat Hij [Christus] is verschenen, om de zonden weg te nemen; en in Hem is geen zonde. Wie in Hem blijft, zondigt niet; wie zondigt, heeft Hem gezien, noch gekend. Kinderkens, laat u door niemand misleiden! Wie de gerechtigheid beoefent is een gerechtige, zoals Hij Gerechtig is. Maar wie zonde bedrijft, is uit den duivel, want de duivel zondigt van de aanvang af; en daartoe juist is Gods Zoon verschenen, om de werken van den duivel te vernietigen. – Wie uit God is geboren, bedrijft geen zonde, want zijn Zaad is in hem; hij kan zelfs niet zondigen, omdat hij uit God is geboren” (1 Johannes 3:5-9, CV). Leef je al in deze werkelijke realiteit van zondeloosheid? Christus heeft dit recht! In de week las ik een artikel waarin de schrijver argumenteert dat Gods geschenk van de Heere Jezus in onze levens, een gratis geschenk is maar dat het niet “zuiver” gratis is omdat het ons uitnodigt tot gemeenschap met God en omdat er ook verplichtingen aan vasthangen, waardoor we niet meer onverschillig mogen zijn.[1] Misschien een meer concreet voorbeeld van zulke onverschilligheid ten overstaande van de verplichtingen die wij als christenen hebben naar God toe is dat ik eens ergens mocht spreken tijdens een dienst. Ik knielde neer samen met de aanwezigen om met onze lichamen uit te beelden dat we ons onderwierpen aan God. Later zag ik over een langere tijd geen verandering in de levens van de aanwezigen. Dit is dus een duidelijk voorbeeld van onverschilligheid en een valse bekering vanuit hypocrisie. In het Oude Testament zien we al dat God “een valse tong” haat (Spreuken 6:17b) en Jezus zei ook: ‘Huichelaars, terecht heeft Isaias van u geprofeteerd: “Dit volk eert Mij met de lippen, maar hun hart is verre van Mij”’ (Matteus 15:7-8, CV). We zien dit ook in de parabel die Jezus gaf: ‘Iemand had twee zonen. Hij ging naar den eerste en sprak: Mijn zoon, ga vandaag in mijn wijngaard werken. Deze antwoordde: Ik ga, heer; maar hij ging niet. Hij kwam bij den ander, en zei hetzelfde. Deze antwoordde: Ik wil niet; maar later kwam hij tot inkeer en ging. Wie van de twee heeft de wil van zijn vader volbracht? Ze zeiden: De laatste.’ (Matteus 21:28a-31a, CV). Luister goed! Uit al het vorige kunnen we besluiten dat Christus dus het recht heeft om helemaal over jouw leven te heersen! Je bent helemaal van Hem en je moet Zijn wil doen! Laat je niet misleiden door de duivel die je wil wijsmaken dat je nog een stukje van hem bent, dat je Christus niet volledig kan gehoorzamen, dat je nog steeds moet zondigen, enzovoort. Hij is slechts een leugenaar. Een cruciaal moment in mijn leven was toen ik begon te beseffen dat God me een vrije wil heeft gegeven en dat ik niet moet zondigen en uit oude, zondige gewoontes mag lopen, zoals Paulus schreef: “U hebt geen beproevingen te doorstaan die niet voor mensen te dragen zijn. God is trouw en zal niet toestaan dat u boven uw krachten wordt beproefd: hij geeft u mét de beproeving ook de uitweg, zodat u haar kunt doorstaan” (1 Korintiërs 10:13, NBV). Ik zou nog wat dieper willen ingaan op de heerschappij van Christus over jouw leven als christen, in tegenstelling tot de zogezegde heerschappij van de duivel over jouw leven vanuit de Brief van Paulus aan de Romeinen, hoofdstuk 6. Hier spreekt Paulus verschillende malen over het feit dat wij die in Christus zijn moeten dood zijn voor- en vrij zijn van alle zonden en een nieuw leven onder de heerschappij van Christus moeten leiden. Paulus stelt hier: “Hoe zouden wij nog in zonde leven, WIJ DIE DOOD ZIJN VOOR DE ZONDE? Weet u niet dat wij door de doop, die ons één heeft gemaakt met Christus Jezus, delen in zijn dood? Door de doop in zijn dood zijn wij met Hem begraven, opdat ook wij, zoals Christus door de macht van zijn Vader uit de doden is opgewekt, EEN NIEUW LEVEN ZOUDEN GAAN LEIDEN. Want indien wij als het ware vergroeid zijn met zijn dood, moeten wij Hem ook volgen in zijn opstanding. In de overtuiging dat onze oude mens met Hem gekruisigd is. Daardoor is aan het bestaan in de zonde EEN EINDE GEKOMEN, ZODAT WIJ NIET LANGER DIENSTBAAR ZIJN AAN DE ZONDE. Want wie gestorven is, is rechtens VRIJ VAN DE ZONDE. Indien wij met Christus gestorven zijn [in de doop], geloven wij dat wij ook met Hem zullen leven [als gevolg van het opstaan uit de doop]. Want wij weten dat Christus, eenmaal uit de doden opgewekt, niet meer sterft: DE DOOD HEEFT GEEN MACHT MEER OVER HEM. Door de dood die Hij is gestorven, heeft Hij AFGEREKEND MET DE ZONDE, EENS EN VOORGOED; het leven dat Hij leeft, HEEFT ALLEEN MET GOD VAN DOEN. ZO MOET U OOK UZELF BESCHOUWEN: als DOOD VOOR DE ZONDE en LEVEND VOOR GOD in Christus Jezus. LAAT DUS DE ZONDE NIET HEERSEN IN UW STERFELIJK LICHAAM, gehoorzaam zijn begeerten niet, stel uw ledematen NIET als werktuigen van ongerechtigheid in dienst van de zonde. BIED UZELF AAN GOD AAN, ALS MENSEN DIE UIT DE DOOD TEN LEVEN ZIJN OPGESTAAN. OFFER HEM UW LEDEMATEN ALS WERKTUIGEN IN DIENST VAN DE GERECHTIGHEID. DE ZONDE MAG NIET OVER U HEERSEN, want u staat niet onder de wet, maar onder de genade. Betekent dit dat het ons vrij staat te zondigen, omdat wij niet meer onder de wet leven, maar onder de genade? Dat verhoede God! Het is immers duidelijk dat men dié meester ALS SLAAF MOET GEHOORZAMEN in wiens dienst men zich stelt: OFWEL u dient de zonde – en dit loopt uit op de dood – OFWEL de gehoorzaamheid – en die leidt tot gerechtigheid. Maar u bent, God zij dank, GEEN SLAVEN MEER VAN DE ZONDE: u hebt zich van harte onderworpen aan de beginselen van de leer die u is overgeleverd. U BENT BEVRIJD VAN DE ZONDE EN DIENAREN GEWORDEN VAN DE GERECHTIGHEID.” (Romeinen 6:2b-7-18, WB). In welk gebied van jouw leven zou Jezus nog meer koning moeten worden? Waar moet je vergiffenis aan iemand vragen? Welke zonde moet je nog achter je laten? Waar kan je Hem nog meer gaan gehoorzamen? Als je geen vrede hebt, als je geen goed geweten hebt, luister dan naar de stem van de Heilige Geest en bekeer je! Volg Zijn stem! Ik herinner je er aan dat de Israëlieten geen victorie hadden toen ze het verbond hadden geschonden dat God hen had opgelegd. Dit kan je zelf lezen in Jozua 7:11-23. Als de Heilige Geest je overtuigt, verhard je geweten dan niet maar bekeer je volledig van elke zonde en “wandel in het licht van God. Groter is Hij die in jou is dan die in de wereld is,” zoals het lied zegt.

    [1] D. F. Sebastian, “The economy is a spirit world: Spirit of scarcity, spirit of god,” Journal of the European Pentecostal Theological Association 39, no. 1 (April 2019): 74, https://doi.org/10.1080/18124461.2018.1543789.


    Categorie:Preken
    24-03-2019
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De Macht van Jezus

    [Hier kan u naar de preek luisteren: https://www.mixcloud.com/emmanuelhaacht/2019-03-24-de-macht-van-jezus-door-tom-torbeyns/]

    Vandaag gaan we samen stilstaan bij de macht of autoriteit van Jezus.

    Laat ons beginnen met te praten over de macht of de autoriteit van Jezus over het kwade:

    * Mattheüs 8:23-27: “Hij [Jezus] stapte in de boot en zijn leerlingen volgden hem. Plotseling begon het meer enorm te kolken, zodat de boot bijna door de golven werd verzwolgen. Maar Jezus sliep. Ze maakten hem wakker en riepen: ‘Heer, red ons toch, we vergaan!' Hij zei tegen hen: ‘Waarom hebben jullie zo weinig moed, kleingelovigen?’ Toen stond hij op en sprak de wind en het water bestraffend toe, en het meer kwam geheel tot rust. De mensen zeiden vol verbazing: ‘Wat is dit toch voor iemand, dat zelfs de wind en het water hem gehoorzamen?’.” Het weer, of het nu natuurlijk, schrikwekkend, of zelfs demonisch is, gehoorzaamt Hem.

    * Hierop volgend lezen we van verzen 28 tot 34: “Toen hij [Jezus] aan de overkant in het gebied van de Gadarenen kwam, liepen hem vanuit de grafspelonken twee bezetenen tegemoet. Ze waren zo gevaarlijk dat niemand daar langs durfde te gaan. Ze begonnen te schreeuwen en te roepen: ‘Wat hebben wij met jou te maken, Zoon van God? Ben je hier gekomen om ons pijn te doen nog voordat de tijd daarvoor is aangebroken?’ een eind verderop liep een grote kudde varkens te grazen. De demonen smeekten hem: ‘Als je ons uitdrijft, stuur ons dan naar die kudde varkens.’ Hij antwoordde hun: ‘Vooruit!’ Ze verlieten de twee mannen en trokken in de varkens. Toen stormde de hele kudde van de steile helling af het meer in, en de dieren kwamen om in de golven. De varkenshoeders sloegen op de vlucht, en toen ze in de stad kwamen vertelden ze het overal rond, ook wat er met de bezetenen was gebeurd. Nu trok de hele stad uit, Jezus tegemoet. Toen ze hem gevonden hadden, verzochten ze hem dringend hun gebied te verlaten.” Jezus kan demonen gemakkelijk met de duizenden uitdrijven uit bezetenen.

    * Lukas 10:17-22: “De tweeënzeventig keerden vol vreugde terug en zeiden: ‘Heer, zelfs de demonen onderwerpen zich aan ons bij het horen van uw naam. Hij [Jezus] zei tegen hen: ‘Ik heb Satan als een lichtflits uit de hemel zien vallen! Bedenk wel: ik heb jullie de macht gegeven om slangen en schorpioenen te vertrappen en om de kracht van de vijand te breken, zodat niets jullie kan schaden. Verheug je er echter niet over dat de geesten zich aan jullie onderwerpen, maar verheug je omdat jullie naam in de hemel opgetekend is.’ Op dat moment begon hij vervuld van de heilige Geest te juichen en zei: ‘Ik loof u, Vader, Heer van hemel en aarde, omdat u deze dingen voor wijzen en verstandigen hebt verborgen, maar ze aan eenvoudige mensen hebt onthuld. Ja, Vader, zo hebt u het gewild. Alles is mij toevertrouwd door mijn Vader, en niemand dan de Vader weet wie de Zoon is, en wie de Vader is weet alleen de Zoon en iedereen aan wie de Zoon het wil openbaren.’” Jezus heeft de absolute macht over de demonen. Ook gaf Jezus aan zijn discipelen “macht en gezag over alle demonen” (Lukas 9:1). Via zijn volgelingen worden ze uitgedreven in Zijn Naam of autoriteit. Maar wat nog sterker is, zoals we daarnet al lazen, is dat de namen van al Zijn ware volgelingen opgeschreven staan in de hemel en dat Hij heerst over het dodenrijk en over de dood! “Toen brak er oorlog uit in de hemel. Michaël en zijn engelen bonden de strijd aan met de draak. De draak en zijn engelen boden tegenstand maar werden verslagen; sindsdien is er voor hen in de hemel geen plaats meer. De grote draak werd op de aarde gegooid. Hij is de slang van weleer, die duivel of Satan wordt genoemd en die de hele wereld misleidt. Samen met zijn engelen werd hij op de aarde gegooid. Toen hoorde ik een luide stem in de hemel zeggen: ‘Nu zijn redding, de macht en het koningschap van onze God werkelijkheid geworden, en de heerschappij van zijn messias. Want de aanklager van onze broeders en zusters, die hen dag en nacht bij onze God aanklaagde, is ten val gebracht. Zij hebben hem dankzij het bloed van het lam en dankzij hun getuigenis overwonnen. Zij waren niet aan het leven gehecht en hebben hun dood aanvaard” (Openbaring 12:7-11). We kunnen weten dat Jezus heerst met absolute autoriteit over de dood en het dodenrijk, aangezien Hij de sleutels heeft van deze plaatsen. Zoals Hij het zelf zo mooi zei: “Wees niet bang. Ik ben de eerste en de laatste. Ik ben degene die leeft; ik was dood, maar ik leef, nu en tot in eeuwigheid. Ik heb de sleutels van de dood en van het dodenrijk” (Openbaring 1:17b-18). Inderdaad, Hij was dood maar Hij toonde Zijn macht door op te staan in drie dagen en te overwinnen over de dood, zoals Hij zelf voorspeld had. We lezen namelijk in Johannes 2:19-22: “Jezus antwoordde hun: ‘Breek deze tempel maar af, en ik zal hem in drie dagen weer opbouwen.’ ‘Zesenveertig jaar heeft de bouw van deze tempel geduurd,’ zeiden de Joden, ‘en u wilt hem in drie dagen weer opbouwen?’ Maar hij sprak over de tempel van zijn lichaam. Na zijn opstanding uit de dood herinnerden zijn leerlingen zich dat hij dit gezegd had, en zij geloofden de Schrift en alles wat Jezus gezegd had” (Johannes 2:19b). Jezus heeft dus de sleutels (dit is: de macht en de autoriteit) over de dood en het dodenrijk en Hij kan en zal de duivel straffen als de grootste loser van alle losers: “Wanneer de duizend jaar voorbij zijn, zal Satan uit zijn gevangenis worden losgelaten. Dan gaat hij eropuit om de volken aan de vier hoeken van de aarde, Gog en Magog, te misleiden. Hij brengt hen voor de strijd bijeen, een menigte zo talrijk als zandkorrels aan de zee. Ze trekken op, over de hele breedte van de aarde, en omsingelen het kamp van de heiligen en de geliefde stad. Maar vuur daalt neer uit de hemel en verteert hen. En de duivel, die hen misleidde, wordt in de poel van vuur en zwavel gegooid, bij het beest en de valse profeet. Daar zullen ze dag en nacht worden gepijnigd, tot in eeuwigheid” (Openbaring 20:7-10). Jezus zal oordelen over alle mensen. Hoe komt het dat Jezus mag oordelen? We weten dat het oordeel aan God de Vader toekomt want over Hem werd er al geschreven in het Oude Testament: “Heer, God van onze voorouders, u bent God in de hemel en u heerst over de koninkrijken van alle volken. In uw hand liggen macht en kracht besloten, niemand kan zich tegen u verzetten” (2 Kronieken 20:6b). Maar we lezen in Johannes 5:27-30 dat Jezus dit recht tot oordelen gekregen heeft van de Vader. Over dit oordeel staat er geschreven: “Toen zag ik een grote witte troon en hem die daarop zat. De aarde en de hemel vluchtten van hem weg en verdwenen in het niets. Ik zag de doden, jong en oud, voor de troon staan. Er werden boeken geopend. Toen werd er nog een geopend: het boek van het leven. De doden werden op grond van wat in de boeken stond geoordeeld naar hun daden. De zee stond de doden die ze in zich had af, en ook de dood en het dodenrijk stonden hun doden af. En iedereen werd geoordeeld naar zijn daden. Toen werden de dood en het dodenrijk in de vuurpoel gegooid. Dit is de tweede dood: de vuurpoel. Wie niet in het boek van het leven bleek te staan werd in de vuurpoel gegooid” (Openbaring 20:11-15). Jezus is de Albeheerser. “‘Ik ben de alfa en de omega,’ zegt God, de Heer, ‘ik ben het die is, die was en die komt, de Almachtige’” (Openbaring 1:8). In het Grieks staat hier het woord: pantokrator: Jezus is de panto: alles – krator: heerser. In eenvoudig Nederlands betekent dit dat Hij heerst over alles en iedereen. De duivel en zijn volgelingen (een deel van de engelen en een deel van de mensen) zijn rebellen. Zoals ik al eerder zei, is Jezus de Albeheerser die heerst over alles en iedereen of ze er nu voor kiezen om te rebelleren of niet. Laat ons nog eventjes stilstaan bij het feit dat elk schepsel onder de autoriteit van Jezus valt. Zo lezen we dat Jezus “het begin van Gods schepping” is (Openbaring 3:14b) en dat “in hem is alles geschapen, alles in de hemel en alles op aarde, het zichtbare en het onzichtbare, vorsten en heersers, machten en krachten, alles is door hem en voor hem geschapen. Hij bestaat vóór alles en alles bestaat in hem” (Kolossenzen 1:16-17).

    Zoals ik al eerder zei zal Jezus oordelen. Ja, laat ons echt beseffen dat we voor zijn rechterstoel zullen staan “Want wij moeten allen voor de rechterstoel van Christus verschijnen, zodat ieder van ons krijgt wat hij verdient voor wat hij in zijn leven heeft gedaan, of het nu goed is of slecht” (2 Korintiërs 5:10). Daarom: “Alles wat je hebt gehoord komt hierop neer: heb ontzag voor God en leef zijn geboden na. Dat geldt voor ieder mens, want God oordeelt over elke daad, ook over de verborgen daden, zowel over de goede als de slechte” (Prediker 12:13-14). Laat ons niet beschaamd zijn over Jezus want anders zal Hij zich schamen voor ons, zoals Hij zelf heeft gezegd: “Wie zich schaamt voor mij en mijn woorden, zal merken dat de Mensenzoon zich ook voor hem schaamt, wanneer hij komt in de stralende luister die hemzelf, de Vader en de heilige engelen omgeeft” (Lukas 9:26). Verder lezen we: “Jezus kwam op hen toe en zei: ‘Mij is alle macht gegeven in de hemel en op de aarde. Ga dus op weg en maak alle volken tot mijn leerlingen, door hen te dopen in de naam van de Vader en de Zoon en de heilige Geest, en hun te leren dat ze zich moeten houden aan alles wat ik jullie opgedragen heb. En houd dit voor ogen: ik ben met jullie, alle dagen, tot aan de voltooiing van deze wereld” (Matteüs 28:18-20). Waarom zouden we ons schamen voor de Koning die Heerst over alles en iedereen? Waarom zouden we zijn woorden uit de Bijbel ongehoorzaam zijn? Waarom zouden we Jezus, de bron van leven en liefde, toestoppen in onze eigen levens in plaats van haar uit te dragen naar anderen? Onze gehele levens en de levens van alle personen hier in de kerk en buiten de kerk zouden onder de heerschappij van de meest liefdevolle Koning Jezus moeten staan. Vlaanderen behoort aan koning Jezus, België behoort aan koning Jezus, Europa behoort aan koning Jezus, heel de wereld komt toe aan koning Jezus! Halleluja!

    Ik heb 3 overdenkingsvragen voor jullie:

    1. In welk gebied van jouw leven zou Jezus nog meer koning moeten worden?
    2. In welk gebied van onze kerk zou Jezus nog meer koning moeten worden?
    3. Hoe wordt Jezus meer koning in Haacht en omstreken?

    Categorie:Preken
    24-02-2019
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De Geest en de Eucharistie

    Het volgende is een overdenking van Amos Yong, uit zijn boek Who Is the Holy Spirit? A Walk with the Apostles (In het Nederlands: “Wie is de Heilige Geest? Een wandeltocht met de apostelen”). Ik heb het voor jullie vertaald en ik wil het graag met jullie delen ter overdenking voordat we deelnemen aan het avondmaal.

    ‘In de avond op de dag van hun schipbreuk, “nam Paulus een stuk brood, dankte God in de aanwezigheid van allen, brak het brood en begon te eten” (Handelingen 27:35). Dit is een redelijk traditionele vorm van gebed dat vóór maaltijden werd gebeden door vrome Joden. Ook roept dit ritueel herinneringen op aan wat Jezus deed rond de maaltijden in de evangeliën. Daar worden ons drie gebeurtenissen verhaald – namelijk het voeden van de 5000, het Laatste Avondmaal, en het verhaal van de Emmaüsgangers – waar ons wordt verteld dat Jezus ook brood nam, het zegende of er voor dankte, het brak, en het gaf aan anderen (Lukas 9:16; 22:19; 24:30). Het brood op het schip was een teken van hoop en redding, zoals het brood in de evangeliën een symbool is van hoop en leven dat beschikbaar is door Jezus. Om het belang van het brood als een leven-gevende realiteit op de weg naar Emmaüs te begrijpen, moeten we de ervaringen van de discipelen volgen op die reis. De twee discipelen op de weg naar Emmaüs waren duidelijk moedeloos vanwege de dood van Jezus (24:17-21). En terwijl Jezus hen onderwees vanuit de Schrift terwijl zij aan het wandelen waren, hadden zij niet door dat Hij bij hen aanwezig was totdat Hij neerzat om met hen te eten. Hoewel Hij een gast was in hun midden, deed Jezus zich voor als de gastheer want Hij ging hen voor in het gebed om de maaltijd te zegenen. Later vertelden zij aan de andere discipelen over hoe Jezus “zich aan hen kenbaar had gemaakt door het breken van het brood” (24:35). De levende aanwezigheid van Jezus had hen kracht gegeven en had hen aangemoedigd tot hoop. Aan de Pesachmaaltijd, had Jezus al gezegd dat Zijn Leven en Lichaam door wijn en brood zouden worden gerepresenteerd. Wijn en brood zijn namelijk de hoofdelementen van de maaltijd. Nadat Hij een stuk brood had genomen, dankte Hij, brak het en verdeelde het, en zei: “Dit is mijn lichaam dat voor jullie gegeven wordt. Doe dit, telkens opnieuw, om mij te gedenken” (22:19). Er zijn enkele aspecten in verband met hoe een christelijke viering van deze maaltijd een gedenken aan Jezus is. Ten eerste, het gebroken brood en de uitgegoten beker zijn symbolen van het verwonde Lichaam van Jezus en het vergoten Bloed en zij dienen als herinnering aan dat Hij Zijn Leven heeft gegeven als een zegel van het nieuwe verbond en een vooruitbetaling in verwachting van het koninkrijk van God (22:18, 20). Ten tweede, “her-inneren” (in het Engels: “re-member”) zou ook kunnen betekenen dat de viering van de maaltijd door de volgelingen van Jezus in feite de delen van Zijn gebroken Lichaam weer samenbrengt. Het resultaat zou dan zijn dat de Jezus die wordt herinnerd ook de Jezus zou zijn die aanwezig is te midden van diegenen die het uitgieten van Zijn Leven voor anderen vieren. Maar vanuit het voeden van de 5000 mannen, plus vrouwen en kinderen, wordt er verwacht dat het Zichzelf geven van Jezus aan anderen een voorbeeld is voor Zijn volgelingen. We mogen natuurlijk niet het miraculeuze van het voeden van de 5000 minder laten lijken dan wat het werkelijk is, maar de zegen van Jezus, het breken, en het geven van brood en vis is slechts een deel van een grotere volgorde van gebeurtenissen waarin de discipelen betrokken zijn bij het dienen van de menigte. In het begin hadden de discipelen gevraagd aan Jezus om de menigte weg te sturen, mogelijkerwijs terug naar de stad Betsaïda (9:10), om een slaapplaats en voedsel te vinden. Maar aangezien Jezus hen specifiek had gezegd om noch voedsel noch geld mee te nemen voor hun missie (9:3), bekrachtigde Hij nu de voorziening van God en betrok Hij de discipelen hierbij. Zij moesten de menigte indelen, waarna Jezus hen deze menigte liet dienen, en tenslotte moesten ze de overgebleven stukken brood ophalen (9:14-17). Het voeden van dit groot aantal mensen toont ons de allesomvattende tafel die Jezus voor de menigte plaatst. Hoewel de Joodse zuiverheidswetten zich druk maakten over eten met de niet-zuiveren (voor welke reden dan ook), lezen we niet in deze tekst dat Jezus of de discipelen zich druk maakten over eten met niet-zuiveren en met vrouwen (die dikwijls apart aten tijdens publieke maaltijden). Dit geeft ons een beeld van de eetgewoonten van Jezus zoals ze ons worden verteld in de rest van de evangeliën. Jezus at niet alleen met zijn discipelen en de farizeeën maar ook met tollenaars en zondaars. Wat meer is, de open tafel van Jezus is een verwachting van het uiteindelijke en grote feestmaal van het koninkrijk dat Hij verwachtte om zowel te vieren met zijn discipelen (22:15) alsook met de armen, de kreupelen, de blinden, en de lammen (14:13,21). Met andere woorden, toen Jezus het laatste Pascha at met slechts Zijn twaalf discipelen (waaronder ook Judas de verrader), gaf Hij ook een voorbeeld van verwelkomende eetgewoonten van waaruit diegenen die normaalgesproken niet zouden uitgenodigd worden voor een maaltijd ook omarmd worden. We zien vanuit Handelingen dat de vroegste volgelingen van Jezus dit gebruik van open gemeenschap voortzetten. Ze bleven het brood samen breken, en herinnerden zich Jezus terwijl ze dit deden (Handelingen 2:42, 46; 20:7). Dat de tafel van de Heer ook open moest zijn zelfs naar de heidenen toe was bevestigd in een visioen dat Petrus ontving, van waaruit hij geleid werd om bij Cornelius binnen te stappen en met hem te eten (10:48). En zo werd Paulus, een apostel naar de heidenen, op zijn gemak met het breken van het brood en het eten met heidenen op die noodlottige bootreis. Maar de verlossende kracht die gesymboliseerd wordt in het samen eten wordt nog versterkt als we er bij stil staan dat de beker en het brood een vieren is van het gebroken, leven-gevende Lichaam van Jezus dat uitgegoten is ter wille van de wereld. Zodoende is de open tafel niet alleen een gelegenheid om de dood van Jezus te herinneren maar ook om dat Leven geleefd voor anderen zelf weer na te leven. De maaltijd is mogelijk vanwege de dienst die het samen eten mogelijk maakt. Zoals de discipelen de menigte op het platteland dienden, zo ook dienden zij de Joden van de diaspora (of de verstrooiing van de Joden over de ganse wereld) die verzameld waren in Jeruzalem na de dag van Pinksteren. Dit hebben ook andere leiders gedaan zoals de Griekstalige Joodse diakenen (6:3-6) die het grote aantal weduwen en andere meest kwetsbaren dienden in de prille gemeenschap. Het samen breken van het brood was een hoogtepunt dat mogelijk werd gemaakt door daden van dienstbaarheid voor en na de maaltijd. Dit dienen werd uitgevoerd door diegenen die toegewijd waren aan het volgen in de voetsporen van Jezus, Die Zichzelf volledig gaf aan anderen in de kracht van de Heilige Geest. En Diezelfde Geest blijft aanwezig en actief in diegenen die in Jezus geloven. Deze Geest maakt dat Jezus nu aanwezig is en Deze Geest zorgt er voor dat we Hem kunnen herkennen in elke gelegenheid waarin we deze maaltijd vieren. Hij geeft kracht aan de leven-gevende bediening die de geloofsgemeenschap voedt en die de wereld vernieuwt en die de hoop van Jezus’ opstanding geeft aan allen die in wanhoop leven en redding nodig hebben. Dit gebeurde in en door Paulus, in een boot gevuld met heidenen, en het zal blijven gebeuren tot aan de einden der aarde als we ons openen voor de leiding van de Geest, die uitgestort is over alle vlees.’


    27-01-2019
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Herder of Wolf?

    (Deze preek is voornamelijk gebaseerd op Handelingen 20 en Kolossenzen 2.
    De bijbelteksten zijn genomen uit de NBV, behalve indien anders aangegeven.)

    Voordienst: Matteüs 7:13-29

    Vandaag gaan we het hebben over leiderschap en het volgen van leiders. Meer bepaald gaan we het hebben over de kenmerken van een goede leider en de kenmerken van een misleider; de kenmerken van gezond leiderschap en de kenmerken van misleiding en misbruik. We gaan dit alles bestuderen aan de hand van Handelingen hoofdstuk 20 en Kolossenzen hoofdstuk 2.

    [Handelingen 20:18-21:1a. Laten we dit stuk eerst samen lezen en dan bespreken: [Handelingen 20:18-21:1a hier lezen.] <> Tot zover onze lezing. We gaan beginnen met deze verzen te bespreken vanaf de eerste vers, namelijk vers 18.

    • 18: “U weet hoe ik te midden van u geleefd heb, vanaf de eerste dag dat ik in Asia was”: De oudsten van Efeze zijn allen getuige van hoe Paulus geleefd heeft van het eerste moment dat ze hem ontmoetten. Hij was niet de onfeilbare apostel die niemand iets kon maken. Zoals Jezus kon hij zeggen dat ze hem niet van zonden konden beschuldigen (Johannes 8:46). Paulus leefde te midden van hen, niet in een bevoorrechte positie.
    • 19: In vers 19 spreekt hij over nederigheid en dienen. Dit zijn kenmerken van een ware leider (onderdrukken vanuit macht of kracht of door middel van subtiele manipulatie, zoals de Nicolaïeten dit deden, is geen kenmerk van een ware leider maar de Heer dienen in alle nederigheid is dit wel). Verder kunnen tranen, beproevingen, en zelfs aanslagen door religieuze mensen je deel zijn.
    • 20: Paulus laat niets geniepig weg uit de verkondiging en hij verkondigde hetzelfde in de huizen (de toenmalige kerken of intieme kring) als in het openbaar (op de straat, voor de gehele gemeente). Hij had geen verborgen agenda die enkel toegankelijk was voor de ingewijdenen; voor zij die gnosis hadden.
    • 21: Het gaat om bekering en trouw aan Christus. Verbondstrouw vanuit de doop in de Drie-Eenheid. Dat is voor iedereen hetzelfde.
    • 22-24: Paulus geeft niet om zijn eigen leven maar is helemaal oké met vervolgd te worden en gevangen genomen te worden zolang hij de opdracht die Jezus hem gegeven heeft maar kan volbrengen.
    • 25-27: Als er later valse beschuldigingen zullen komen: ik heb jullie alles verkondigd en ik heb niets verdraaid, daarom zal ik niet verantwoordelijk worden gehouden als er onder jullie misleiders komen en jullie ervoor kiezen om misleid te worden. Paulus zegt hier ook: “om u vertrouwd te maken met Gods wil”: Het ging niet om de wil van Paulus. Het gaat om Gods wil, en ècht om Gods wil, niet om de wil van een of andere manipulator die “de naam van de HEER misbruikt” (Exodus 20:7) voor zijn eigen doeleinden.
    • 28-30: Een herder let op zijn kudde maar een wolf geeft niet om de kudde of om de schapen. Hij geeft enkel om zichzelf. Een wolf leeft op het verslinden van schapen. Hoe doet een wolf dit? Door de schapen weg te lokken van de goede herders door valse leer te verkondigen. Een wolf wil niet alleen verscheuren maar ook scheuring brengen. Hij wil de schapen achter zichzelf lokken, niet om hen te helpen, maar om het gemakkelijker te kunnen verslinden.
      • Hij doet dit op een subtiele, misschien wel religieuze manier. Over zulk een religieuze manier van mensen weg te lokken, te gebruiken of the manipuleren, zullen we het straks nog hebben, wanneer we Kolossenzen 2 bespreken.
      • Het lijkt alsof zo iemand het goed met je voorheeft maar het gaat eigenlijk enkel en alleen om hemzelf. Aan zijn vruchten zul je hem uiteindelijk kennen (Matteüs 7:15-16).
    • 31: “Wees daarom waakzaam”: Waak! Wees niet naïef! Voed de manipulerende wolven in "christelijk" Vlaanderen of "christelijk" Nederland niet, ook al geven ze je valse schuldgevoelens of proberen ze je te beliegen en te misleiden tot valse verplichtingen. Zo sprak Jezus in Matteüs 7:6: “Geef wat heilig is niet aan de honden en gooi je parels niet voor de zwijnen; die zouden ze maar met hun poten vertrappen, zich omkeren en jullie verscheuren.” Varkens zijn alleseters. Ze vertrappen en verscheuren. Een wolf is familie van de hond. Ook zijn honden, inclusief wolven, en varkens onreine dieren die je willen besmetten met hun onreinheid. Waar je mee omgaat wordt je mee besmet. Volg niet in de voetsporen van de wolf, voor hij jou verscheurt. "Buiten is de plaats voor de honden" (Openbaring 22:15a). "Vang voor ons de vossen, vang die kleine vossen. Ze vernielen de wijngaard, onze wijngaard vol bloeiende ranken" (Hooglied 2:15). Parels voor de zwijnen werpen is dus ook je energie verspillen. Laat de manipulators achter en kijk niet om zodat je als rankje kan groeien, bijgevolg vrucht kan dragen en zo het koninkrijk waardig kan zijn. Jezus zei: “Wie de hand aan de ploeg slaat en achterom blijft kijken, is niet geschikt voor het koninkrijk van God” (Lukas 9:62b). Laat de manipulators achter!
      “onder tranen”: Paulus is een trouwe herder geweest, door de schapen zó lief te hebben dat hij zelfs over hen weende, niet met krokodillentranen maar met ongeveinsde tranen van ware bewogenheid èn door hen terecht te wijzen met de héle bijbelse waarheid, niet door enkel te vertellen wat ze graag wilden horen.
    • 32: “Nu vertrouw ik u toe aan God”, zegt Paulus. Dit is gepaste nederigheid. Paulus weet dat het niet van hem afhangt maar van God. “Het evangelie van zijn genade, dat onze gemeenschap kan opbouwen”: Het is het evangelie – niet buiten-bijbelse regeltjes van leiders – dat deze gemeenschap zal opbouwen en gezond zal maken. Buiten-bijbelse regeltjes kunnen zeer ongezond en zelfs destructief voor de ziel zijn.
    • 33: “Geld of kleding heb ik van niemand verlangd”: Paulus kwam niet om te profiteren. Paulus was geen profiteur, bloedzuiger, noch parasiet.
    • 34: “u weet wel dat ik eigenhandig heb voorzien in mijn levensonderhoud en dat van mijn metgezellen”: Paulus gelooft dat het het beste is om niet afhankelijk te zijn van giften en geen last te zijn voor de gemeente maar om te voorzien in het eigen levensonderhoud door naast de bediening een job te kloppen. Hij zegt nogmaals dat hij de gemeente niets heeft gekost.
    • 35: ‘In alles heb ik u getoond dat u de zwakken zo, door hard te werken, moet steunen, indachtig de woorden van de Heer Jezus, die immers gezegd heeft: “Geven maakt gelukkiger dan ontvangen.”’: Paulus was zelfs een voorbeeld in het geven, het tegengestelde van een profiteur die komt om te pakken, pakken, pakken, op de rug van anderen.
    • 36: “Toen hij uitgesproken was, knielde hij samen met de aanwezigen neer om te bidden.”: “Knielde”: Hij zat niet op zijn troon of hij torende niet boven hen. Hij kwam op het gelijke niveau van nederige dienaars. Hij deed dit “Samen”: Hij voelde zich niet te goed om als apostel ook samen met de oudsten te knielen. We kunnen ook stellen dat Paulus niet te mottig zou geweest zijn om samen met de schapen te knielen. Een herder knielt of heft een schaap op om het te verzorgen.
    • 37-38: “Niemand kon zijn tranen bedwingen. Allen vielen ze Paulus om de hals en kusten hem.”: De oudsten hadden Paulus zó lief omdat híj́ hen zó sterk liefhad en het viel hen zwaar dat ze hem nooit meer zouden terugzien aan deze kant van het eeuwige leven. Het waren ware tranen vanuit echte, wederzijdse liefde.
    • 21:1: “Nadat we ons met moeite van hen hadden losgemaakt”: De liefde van de oudsten tot Paulus en van Paulus tot de oudsten was zó immens dat ze hem niet wilden loslaten en dat hij niet wilde gaan. Uiteindelijk vertrok hij toch uit gehoorzaamheid aan de Heilige Geest.

    Kort samengevat lazen we hier dus een Bijbeltekst die het verschil tussen schapen en wolven duidelijk weergeeft. De herders zorgen voor hun schapen, de wolven veinzen bezorgdheid. De herders hebben hun schapen lief, de wolven doen zich voor als heel liefdevol. De herders zijn eerlijk en oprecht, de wolven zijn vals en dwingen je om hun eigen ideeën te volgen. De herders geven om hun schapen, de wolven geven enkel en alleen om zichzelf. Ik zei al dat je deze wolven aan hun vruchten zult herkennen. Inderdaad, want Jezus zei: “Pas op voor valse profeten, die in schaapskleren op jullie afkomen maar eigenlijk roofzuchtige wolven zijn. Aan hun vruchten zul je hen herkennen. Men plukt toch geen druiven van doornstruiken of vijgen van distels? Zo draagt elke goede boom goede vruchten, maar een slechte boom draagt slechte vruchten. Een goede boom kan geen slechte vruchten dragen, evenmin als een slechte boom goede vruchten dragen kan. Elke boom die geen goede vruchten draagt, wordt omgehakt en in het vuur geworpen. Zo kunnen jullie hen dus aan hun vruchten erkennen” (Matteüs 7:15-20). Jezus’ uitleg gaat in die context nog wat verder. Hij vertelt daar dat zij die de wil van Zijn Vader doen de ware schapen zijn en dat zij die de Wet – of, we kunnen zeggen, de hele Bijbel – verdraaien en misbruiken de wolven zijn.

    Een vorm van de Bijbel te verdraaien of te misbruiken voor eigen doeleinden is het opleggen van extra regels. In Kolossenzen 2:16-23 geeft Paulus ons tal van voorbeelden. Laat ons eerst de voorafgaande context bespreken: Als we deze context kort samenvatten vanaf het begin van het hoofdstuk, dan zien we dat Paulus beweert dat we ons niet mogen laten meeslepen of misleiden. Het oude geloof (volgens de oudste christelijke Traditie) en vertrouwen in en gehoorzaamheid aan Christus is alles wat we nodig hebben. Verbondenheid en totale onderworpenheid aan Christus het hoofd. Van dit hoofd komen de bevelen, bevelen vanuit liefde tot goedheid en opbouw, geen bevelen van angst en gebondenheid tot verrijking van de misleiders; van hen die scheuringen veroorzaken op de kap van jou. Paulus wil dit geprofiteer niet. Hier kunnen we Kolossenzen 2:16-23 bespreken waar hij nog enkele voorbeelden van misleiders geeft; ik begin vanaf vers 16: ‘Laat dus niemand u oordelen met betrekking tot spijs en drank, of feestdag, nieuwe maan en sabbat. Deze dingen zijn slechts een schaduwbeeld van de toekomstige dingen, maar de werkelijkheid is van Christus. Laat niemand u overbluffen met gewilde nederigheid en engelendienst. Zó iemand maakt zich druk over zijn visioenen [andere handschriften lezen: “in wat hij niet gezien heeft” (voetnoot NBV, TELOS,...)], en wordt verwaand door zijn vleselijke gezindheid zonder enige grond; maar hij houdt zich niet vast aan het Hoofd, waaruit het ganse lichaam door gewrichten en vezels gestut en saamgehouden wordt, en opgroeit tot goddelijke rijpheid. Indien gij met Christus zijt afgestorven aan de leerbeginselen der wereld, waarom laat gij u dan, als iemand, die in de wereld leeft, allerlei bepalingen voorschrijven, als: “raak niet aan; proef niet; roer niet aan!” Al dergelijke bepalingen slaan op dingen, die vergaan door het gebruik; het zijn slechts geboden en leringen van mensen! Ze hebben de schijn wel van wijsheid door godzaligheid van eigen vinding, door nederigheid en zelfkastijding, maar ze hebben geen waarde dan voor de bevrediging van het vlees’ (Canisiusvertaling).

    In vers 18 zien we “gewilde nederigheid”. Dit is typisch voor mensen die enkel van zichzelf houden. Ze gaan zich eerst voordoen als nederig, als mensen die alles voor je doen maar hierna zuigen ze je leeg door je valse schuldgevoelens te geven; "Ik doe alles voor je, nu moet je toch iets voor mij doen?!" Ze binden je langzaamaan aan hun vast door je schijnbaar te verwennen. Door je vet te mesten waarna ze je kunnen verslinden. Ze zullen je voor een tijd leiden vanuit geveinsde liefde, als wolven in herderskleren. Herinner je: ze geven niets om je en verslinden je met veel plezier. Je bent voor hen maar laag volk. Je bent voor hen maar laag volk. Je bent hen zogezegd niet waard. Je bent voor hen totaal vervangbaar. Je bent slechts een middel om hun doel te bereiken. Zoals het gezegde gaat: "Het doel heiligt de middelen." Daarom moet je jezelf afvragen: "Geeft deze persoon wel om mij of geeft hij enkel en alleen om mij omdat hij mij kan gebruiken?" Als je de narcistische ideeën van zulke egoïstische personen niet volgt, zul je al snel als rebel, labiel, gevaarlijk, enzovoort worden omschreven… Kortom, ze zullen je met veel plezier opofferen of aan de kant schuiven, zodat hun eer niet geschaad zal worden. Je bent inderdaad gevaarlijk voor hen maar op een goede manier.

    Verder zien we in dit vers “engelendienst”, “visioenen”,… Dit zijn typische manipulatietrucjes van valse profeten. Door middel van valse openbaringen, profetieën,... proberen ze je voor hun kar te spannen. Wees niet naïef! Je hebt geen verplichtingen naar hen toe als ze extra regeltjes toevoegen en een schijn van nederigheid en religiositeit aanhouden. Ze hebben niet het recht om je naar hun hand te zetten, te misbruiken, valse schuldgevoelens te geven,... Ze lijken geestelijk maar ze zijn vleselijk. Ze noemen zich misschien apostelen maar ze hebben volgens de apostelen geen enkele grond om op te staan. Ze bouwen op zand, niet op de Rots (Matteüs 7:24-27). Hun woorden zijn gebakken lucht! Het zijn geen profeten maar profiteurs. Hoe kan je een profeet van een profiteur onderscheiden? Je kijkt naar de wortel: zegt die persoon dit omdat hij om je geeft of omdat hij om zichzelf geeft? Is het uit egoïsme of is het totaal zonder egoïsme; werkelijk om je te helpen? Zoals we eerder al zeiden mag je oordelen al naargelang de vruchten (Matteüs 7). Bij zulke geniepige wolven is immers niets wat het op het eerste zicht lijkt. Ze lijken liefdevol maar ze praten met lege, liefkozende woordjes. “Een open graf is hun keel, ze plegen bedrog met hun tong; achter hun lippen is adderengif, vol vloek en bitterheid is hun mond. Vlug zijn hun voeten, om bloed te vergieten, vernieling en onheil zijn op hun wegen; maar de weg van de vrede kennen ze niet.” (Romeinen 3:13-17, CV). Kijk naar hun vruchten. Voor diegenen die notities nemen: in Galaten 5 en Jakobus 1 staan er nog handige lijsten om deze vruchten te herkennen.

    In vers 19 leren we dat zulk soort egoïsten zich niet houden aan Christus het Hoofd. Ze worden door hun eigen ijdele hoofden en hun dikke nekken geïnspireerd. Je moet niet bang voor hen zijn want ze vrezen God toch niet! “Geen vreze Gods staat hun voor ogen!” (Romeinen 3:18, CV). In het eenvoudig Nederlands is dit: ze hebben geen respect en ontzag voor God. Ze gebruiken de naam van God voor henzelf, terwijl er geschreven staat: “Misbruik de naam van de HEER, uw God, niet, want wie zijn naam misbruikt laat hij niet vrijuit gaan” (Exodus 20:7). Ze wanen zichzelf hoger dan God (Jesaja 14:13-14) en hebben zichzelf als God op de troon geplaatst (2 Tessalonicenzen 2:2-4).

    Over de overige verzen kunnen we stellen dat, in tegenstelling tot de vorige categorie, jij dood moet zijn aan jezelf en Christus moet volgen als Zijn totaal-gehoorzame dienaar. Leg je kroon neer, neem je kruis op, en volg Hem (Matteüs 16:24). Maar, hier volgt niet uit dat je je extra regeltjes moet laten opleggen waar die manipulators plezier aan beleven en voldoening uit halen zoals we lazen in Kolossenzen (zie Kolossenzen 2:20-23). Ze zouden ook beter hun kroon van ijdelheid neerleggen en hun kruis van ware nederigheid opnemen! Voor hen zal ook gelden: ‘Niet iedereen die “Heer, Heer” tegen mij zegt, zal het koninkrijk van de hemel binnengaan, alleen wie handelt naar de wil van mijn hemelse Vader. Op die dag zullen velen tegen mij zeggen: “Heer, Heer, hebben wij niet in uw naam geprofeteerd, hebben wij niet in uw naam demonen uitgedreven, en hebben wij niet vele wonderen verricht in uw naam?” En dan zal ik hun rechtuit zeggen: “Ik heb jullie nooit gekend. Weg met jullie, wetsverkrachters!”’ (Matteüs 7:21-23). Zoals we dus al verschillende malen zagen, zal God diegenen die Zijn woord of zijn naam verkeerd gebruiken volstrekt niet voor onschuldig houden. In tegenstelling tot zulke manipulators zagen we al in Handelingen 20 dat Paulus bij het oude Evangelie en de oude Traditie bleef. Waar je leidt, ben je óf een herder óf een wolf. Waar je volgt, volg je óf een herder óf een wolf. Misschien hebben mensen wel extra-bijbelse regeltjes en valse schuldgevoelens op je gelegd en misschien ben je er door gekwetst of misschien voel je je onnodig schuldig. Misschien heb je zelf buiten-bijbelse regeltjes opgelegd aan anderen en hen gekwetst. Misschien heb je genezing of bekering nodig. Toets jezelf. Onderzoek jezelf de komende week:

    1. Hoe kan ik beter met anderen omgaan?
    2. Wie moet ik vergeving vragen?
    3. Waar is er herstel nodig?
    4. Hoe kan ik mijn steentje bijdragen aan dit herstel?

    Laat ons bidden.

    Deze preek werd oorspronkelijk gepreekt op 27 januari 2019. Hij werd weer gepreekt op 14 januari 2024 in de Evangelische kerk van Balen.


    Categorie:Preken
    30-12-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Nieuwjaarswensen

    [Hier kan u naar de preek luisteren: https://www.mixcloud.com/emmanuelhaacht/2018-12-30-nieuwjaarswensen-door-tom-torbeyns/]

     

    In de nieuwsbrief schreef ik dat we het gaan hebben over nalatenschap. De bedoeling van deze preek is om jullie aan te zetten om te dromen over wat jij als individu en wat wij als gemeente in de toekomst kunnen bereiken, en hoe we deze dromen ook kunnen omzetten in daden. Om een goed beeld te krijgen van Gods plan met de mensheid gaan we samen de bijbelse geschiedenis overlopen, vanaf het begin, namelijk vanaf de schepping. Dan gaan we kijken naar dit plan vanuit de woorden van Jezus en enkele verdere brieven in de Bijbel om te weten te komen of we iets kunnen bijdragen aan Gods plan.

    In het scheppingsverhaal lezen we dat God telkens een plan had in zijn grote scheppingsplan. Als voorbeeld nemen we de schepping van het licht. “God zei: ‘Er moet licht komen,’ en er was licht.” (Genesis 1:3) Zijn reactie was: “God zag dat het licht goed was.” (Genesis 1:4a) Dat iets goed is zegt Hij verschillende malen nadat Hij het geschapen had. Maar het hoogtepunt van Zijn scheppingsplan waren de mensen: “God zei: ‘Laten wij mensen maken die ons evenbeeld zijn, die op ons lijken;” (Genesis 1:26a) Hij had met hen ook een plan: “zij moeten heerschappij voeren over de vissen van de zee en de vogels van de hemel, over het vee, over de hele aarde en over alles wat daarop rondkruipt.” (Genesis 1:26b). Zij zouden, met andere woorden, heersen in het paradijs. Met de mens als de kers op de taart zag God dat zijn schepping niet gewoon goed was maar “zeer goed was” (Genesis 1:31). En zo werd Zijn plan voltooid (Genesis 2:1).

    Dit plan mislukte even later... Adam en Eva kozen ervoor om ongehoorzaam te worden aan God en daarom werden ze uit dit paradijs verbannen (Genesis 3:17,23-24). Ook hun zoon Kaïn was ongehoorzaam en werd uit Gods aanwezigheid verbannen (Genesis 4:8-16). Het ging van kwaad naar erger totdat “De HEER zag dat alle mensen op aarde slecht waren: alles wat ze uitdachten was steeds even slecht” (Genesis 6:5). De mensen maakten dus altijd maar weer slechte plannen en het gevolg was dat “Hij [God] kreeg er spijt van dat hij mensen had gemaakt en voelde zich diep gekwetst” (Genesis 6:6). Het kwetste God dat de mensen alsmaar duivelse plannen uitdachten en het tegenovergestelde van Zijn paradijselijke plan was bereikt. Het gevolg was dat God van plan was om Zijn oorspronkelijke plan teniet te doen: “Ik zal de mensen die ik geschapen heb van de aarde wegvagen, dacht hij [God], en met de mensen ook het vee, de kruipende dieren en de vogels, want ik heb er spijt van dat ik ze heb gemaakt.” (Genesis 6:7) Om een lang verhaal kort te maken, God schakelde over op plan B en begon weer opnieuw met Noach (Genesis 6-9).

    Iets later ging het weeral verkeerd toen de mens weer en masse tegen God rebelleerde, waarop God de toren van Babel vernietigde en met Abraham verderging (Genesis 11-12). We zouden nog verder kunnen spreken over Jozef, de Israëlieten in ballingschap, Moses, de resten van rechtschapene Israëlieten onder de slechte Joden over verschillende perioden, de koningen van Israël,... Om een lang verhaal kort te maken, meestal krijgt God niet Zijn goesting omdat de mensen plannen maken die tegengesteld zijn aan Zijn plannen. Dit is een spijtige zaak.

    Maar, onze God is creatief en Hij is nog steeds bezig aan Zijn plan. Zo scheen Hij Licht in de allesomvattende duisternis. “Het volk dat in duisternis ronddoolt ziet een schitterend licht. Zij die in het donker wonen worden door een helder licht beschenen” (Jesaja 9:1 / Matteüs 4:16). Ja, “een kind is ons geboren, een zoon is ons gegeven; de heerschappij rust op zijn schouders. Deze namen zal hij dragen: Wonderbare raadsman, Goddelijke held, Eeuwige vader, Vredevorst. Groot is zijn heerschappij, aan de vrede zal geen einde komen. Davids troon en rijk zijn erop gebouwd, ze staan vast, in recht en gerechtigheid, van nu tot in eeuwigheid. Daarvoor zal hij zich beijveren, de HEER van de hemelse machten” (Jesaja 9:5-6). God de Vader heeft ons Zijn Zoon Jezus Christus namelijk gegeven omdat Hij zoveel hield van die paradijselijke sfeer, Gods orde, die voor ons passend en harmonieus is. (Dit is een mogelijke zienswijze van Johannes 3:16 aan de hand van het Griekse woord κόσμος dat daar gebruikt wordt.) God de Vader gaf niet op en wilde en wil ons nog steeds terugbrengen naar dit Paradijs. Hij wil dit Paradijs vestigen op deze aarde (Openbaring 22). Zijn Zoon Jezus had ook dit brandend verlangen. Hij verkondigde dat dit koninkrijk nabij is (Matteüs 4:17) en Hij leerde zijn leerlingen te verlangen naar dit koninkrijk want Hij leerde hen namelijk bidden: “Onze Vader in de hemel, laat uw naam geheiligd worden, laat uw koninkrijk komen en uw wil gedaan worden op aarde zoals in de hemel” (Matteüs 6:9b-10). Onze Jezus had dus duidelijk een koninkrijksplan. En, bijvoorbeeld na zijn opstanding, gaf Hij dit koninkrijksplan door aan Zijn leerlingen toen Hij zei: “Mij is alle macht gegeven in de hemel en op de aarde. Ga dus op weg en maak alle volken tot mijn leerlingen, door hen te dopen in de naam van de Vader en de Zoon en de heilige Geest, en hun te leren dat ze zich moeten houden aan alles wat ik jullie opgedragen heb. En houdt dit voor ogen: ik ben met jullie, alle dagen, tot aan de voltooiing van deze wereld.” (Matteüs 28:18-20). Jezus heeft alle macht in de hemel en op aarde en Hij heeft ons gemaakt tot ambassadeurs van dit koninkrijk: “U bent een uitverkoren geslacht, een koninkrijk van priesters, een heilige natie, een volk dat God zich verworven heeft om de grote daden te verkondigen van hem die u uit de duisternis heeft geroepen naar zijn wonderbaarlijke licht” (1 Petrus 2:9). Petrus gaat verder en noemt ons een deel van Gods volk. Ook Paulus schrijft dat we het volk van Jezus zijn, “dat vol ijver is om het goede te doen” (Titus 2:14b). Wij mogen meedoen aan Jezus’ plan van verkondiging dat zich uitstrekt tot aan de geografische uiteinden van deze aarde en tot aan het einde van de geschiedenis van deze wereld. Het verlangen om goed te doen en een nalatenschap achter te laten is ons door God gegeven. God heeft namelijk “de eeuwigheid gelegd in het hart van den mens” (Prediker 3:11, Canisiusvertaling). Wij willen een verandering nalaten voor deze wereld en voor de eeuwige wereld.

    Bij nieuwjaar maken wij plannen voor het nieuwe jaar. We schrijven onze nieuwjaarswensen op. Maar hebben we er al eens over nagedacht dat God misschien ook een lijst met nieuwjaarswensen voor het nieuwe jaar heeft? Hoe kunnen we Gods nieuwjaarswensen uit doen komen? Hoe kunnen we onze plannen inpassen in Gods koninkrijksplan?

    Allereerst moeten we beseffen dat we vanuit onze relatie met Jezus Christus een deel van het geheel zijn. We zijn dus een schakel in Gods plan. “Voeg u bij hem, bij de levende steen die door de mensen werd afgekeurd [dit is Jezus] maar door God werd uitgekozen om zijn kostbaarheid, en laat u ook zelf als levende stenen gebruiken voor de bouw van een geestelijke tempel. Vorm een heilige priesterschap om geestelijke offers te brengen die God dankzij Jezus Christus welgevallig zijn.” (1 Petrus 2:4-5)

    Zoals u kunt lezen in bijvoorbeeld Johannes 15 zijn we afhankelijk van Jezus Christus om een levend geloof te leven. Over wat een levend geloof is kan u lezen in Jakobus 2. Het is een geloof waaruit goede werken voortvloeien. Verder zegt Paulus: “Broeders en zusters, met een beroep op Gods barmhartigheid vraag ik u om uzelf als een levend, heilig en God welgevallig offer in zijn dienst te stellen, want dat is de ware eredienst voor u. U moet uzelf niet aanpassen aan deze wereld, maar veranderen door uw gezindheid te vernieuwen, om zo te ontdekken wat God van u wil en wat goed, volmaakt en hem welgevallig is.” (Romeinen 12:1-2). We moeten onszelf dus volledig geven aan de Heer en proberen te vinden wat Hij van ons wil.

    Wij hebben hierin ook elkaar nodig want, zoals er staat in 1 Korintiërs hoofdstuk 12: “Er zijn verschillende gaven, maar er is één Geest; er zijn verschillende dienende taken, maar er is één Heer. (…) Al deze gaven worden geschonken door een en dezelfde Geest, die ze aan iedereen afzonderlijk toebedeelt zoals hij wil. (…) Welnu, u bent het lichaam van Christus en ieder van u maakt daar deel van uit.” (1 Korintiërs 12:4-5,11, 27). Hoe vervullen we een stukje van dit plan in het hier en nu? Welke plannen legde God op jouw hart? Merk op dat voor elke bezoeker en voor elk lid van onze gemeente die waarlijk christen is, geldt: “Want hij [God] heeft ons gemaakt tot wat wij nu zijn: in Christus Jezus geschapen om de weg te gaan van de goede daden die God heeft voorbereid” (Efeziërs 2:10). Dit wil niet zeggen dat wij dan maar niet moeten plannen. “Een mens stippelt zijn weg uit, de HEER bepaalt de richting die hij gaat.” (Spreuken 16:9). Wij moeten plannen en overleggen met God en ons dan laten leiden in onze harten door de Heer. Het is een teamverband want God is relationeel.

    Ook het leiderschap van onze kerk heeft hierin een taak. Zij moeten God om visie vragen want “Waar het visioen ontbreekt, verwildert het volk” (Spreuken 29:18, Willibrordvertaling).

    Dit is misschien allemaal mooie theorie maar hoe ga je als individu en hoe gaan we als gemeente deze plannen uitvoeren in 2019? Hoe gaan we onze dromen nu omzetten in daden? Ik schreef al naar X en het oudstenteam dat ik graag de koppen bij elkaar zou steken met ieder lid van deze gemeente zodat we samen kunnen kijken voor welk toekomstig werk jij geschikt zou kunnen zijn. Let goed op! Na de dienst kan u bij X, de oudsten, of bij mij komen en jouw eventuele diensten of bijdrages aanbieden. We gaan dit dan met jou bespreken en noteren. Blijf vooral jouw diensten koppig aanbieden opdat we voor iedereen een plek kunnen vinden in “het werk in zijn dienst” (Efeziërs 4:12b).

    Als ik het nog even mag hebben over geld. Ik weet dat dit een moeilijk gespreksonderwerp is in de kerken in Vlaanderen, waarschijnlijk vanwege misbruik in vele kerken. De Didachè, een document uit de vroege Kerk, beweert: “Als een profeet geld vraagt, is hij een valse profeet” (hoofdstuk 11). Dan weet u het oordeel van de vroege Kerk over zulk soort charlatans. Geld vragen voor anderen in nood is wèl Bijbels. We zien Paulus dit doen voor de kerk van Jerusalem zoals je kan lezen in 1 Korintiërs 16:2-4: “Laat ieder van u elke eerste dag van de week naar vermogen iets opzijleggen. Dan hoeft er bij mijn komst geen geld meer te worden ingezameld. Wanneer ik eenmaal bij u ben, zal ik degenen die u hebt uitgekozen om de gaven te overhandigen, met aanbevelingsbrieven naar Jeruzalem laten gaan. Als ik zelf ook de mogelijkheid heb naar Jeruzalem te gaan, zullen ze mij vergezellen”. Dit komt overeen met wat De Didachè verder beweert: “Maar wie in de Geest zegt, geef me geld, of iets anders, je zal niet naar hem luisteren; maar als hij zegt om te geven voor anderen die nood hebben, laat niemand hem oordelen” (hoofdstuk 11).

    Persoonlijk zie ik geld gewoon als bevroren tijd. Het is een vergoeding die je krijgt voor de tijd die je investeert in het werken voor je baas. Misschien heb je niet veel tijd maar wel geld dat je kan investeren. Of misschien is het juist andersom. Misschien heb je veel tijd maar weinig geld. Misschien heb je geen van beiden maar gewoon weinig geld en weinig tijd. Hoe het ook zij, je kan je tijd en / of financiële bijdragen aanbieden aan deze kerk of het project van Y in Z, of totaal andere projecten. Misschien heeft de Heer wel een specifiek land op je hart geplaatst. Ik heb mijn connecties en andere kerkleden hebben ook hun connecties. Laten we samen overleggen en we vinden waarschijnlijk wel een weg.

    Laten we de volgende bemoediging van de voormalige paus Benedictus XVI tot ons nemen:

    "Als je verenigd blijft met Christus, dan zal elkeen van jullie grootse dingen kunnen doen. Daarom, beminde vrienden, moeten jullie niet bang zijn om met jullie ogen open te dromen over belangrijke projecten die met het goede te maken hebben en jullie moeten jullie niet laten ontmoedigen door moeilijkheden. Christus heeft vertrouwen in jullie en wil dat jullie jullie meest nobele en verhevene dromen van ware blijdschap realiseren. Niets is onmogelijk voor diegenen die vertrouwen in God en zich aan Hem toevertrouwen."

    — Paus Benedictus XVI, Gebedswake met Jonge Mensen (1 September 2007) [vertaald vanuit het Engels]

    Als je klaar bent om je diensten aan te bieden en zo deze preek in de praktijk te brengen, kom dan met ons spreken na de dienst. Als je nog tijd nodig hebt om hierover te bidden, kom dan een andere keer naar X of naar mij of naar de oudsten hier aanwezig. Ik wens jullie allemaal een gezegend 2019.

     

    De Bijbelvertalingen zijn genomen uit de Nieuwe Bijbelvertaling, behalve indien anders aangegeven.

     

    Deze preek werd ook, in licht gewijzigde vorm, gepreekt in de Evangelische kerk van Balen op 31 decenber 2023.


    Categorie:Preken
    25-11-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Een Preek over de Dwaalleer der Nicolaïeten en der Gnostici

    [Hier kan u naar de preek luisteren: https://www.mixcloud.com/emmanuelhaacht/2018-11-25-de-dwaalleer-der-nicolaïeten-en-der-gnostici-door-tom-torbeyns/]

    Vandaag wil ik het met u hebben over dwaalleer; meer bepaald over de dwaalleer der Nicolaïeten en der gnostici. Wat ik vandaag ga vertellen, kan verkeerd begrepen worden. Daarom moet ik u eerst eventjes iets vertellen:
    Ik geloof steevast dat we, als we gezondigd hebben, alleen door Gods genade en door ons vertrouwen in Jezus Christus te stellen, gered kunnen worden. Deze redding is een geschenk dat God ons geeft, we danken het niet aan onze eigen prestaties. Bijgevolg hebben we niets om over te bluffen (Efeze 2:8-9). We kunnen alleen maar smeken dat God ons genadig is, ons schoonwast van schuld, ons reinigt van zonde en ons weer de vreugde van zijn verlossing geeft, opdat blijdschap weer volop ons deel wordt (naar Psalm 51). Dan geldt voor ons:

    "Gelukkig de mens van wie een misstap is vergeven en van wie de zonde is toegedekt. Gelukkig de mens wiens zonde de HEER niet aanrekent, van wie het geweten tot rust is gekomen" (Psalm 32:1-2, Willibrordvertaling 2012).

    In de context van deze psalm gaat het om het zichzelf beschuldigen; "ik was fout" en dit aan de Heer te belijden (zie vers 5). Als je zegt dat je fout zat, houdt dit in dat je je van je fouten afkeert.

    Hier knelt nu net het schoentje.

    In de tijd van de apostelen waren er twee soorten dwaalleraren (de Nicolaïeten en de Gnostici) die vandaag de dag ook populair zijn hoewel ze zich verschuilen onder andere namen en in andere vormen bestaan. Vandaag de dag hoor je hen met uitspraken zoals: “Ik ben positioneel rechtvaardig hoewel ik nog volop zondig.” Of “Als de Vader naar me kijkt ziet Hij mijn zonden niet maar Hij ziet Christus in de plaats van mijn zonden.” Ze spreken dus niet van bekering. Ze spreken van rechtvaardiging zonder bekering. Deze dwaalleer is ook populair in de Protestantse en Evangelische kerken in België en deze dwaalleraren misleiden niet alleen anderen maar ze hebben ook zichzelf misleid zodat ze zelf niet beseffen of niet willen beseffen dat ze misleid zijn. Ze willen dit niet beseffen omdat ze de leugen meer liefhebben dan de waarheid, en de zonde meer liefhebben dan de gehoorzaamheid. Ze tolereren leugengeesten maar de waarheid tolereren ze niet. Ze geloven dat ze liefhebben maar hun tolerante liefde heeft niets met ware liefde en waarheid te maken. Het zou kunnen dat je zelf door dit soort mensen of geesten misleid bent.

    Hoewel ik jullie streng toespreek zijn mijn bedoelingen zuiver en goed. Ik spreek zo omdat ik deze en de andere kerken liefheb en ik graag zou willen dat de kerken zichzelf samen met God zullen bevrijden van deze dwaalleren, dwaalleraren, en dwaalgeesten en omdat ik wil dat niemand van deze kerkgemeente misleid zal worden door charismatische dwaalleraars die jullie oren masseren met mooiklinkende sprookjes die haaks staan op Gods waarheid. Op maandag zei ik tegen de beheerraad en de kerkenraad dat ik geen oorkietelaar zal zijn. Ik zal deze leugenaars, leugengeesten, en dwaalleer openlijk ontmaskeren met behulp van enkele geschriften van Johannes, namelijk de Openbaring van Jezus Christus aan Johannes en de Eerste Brief van Johannes. De waarheid kan je misschien kwetsen maar als je je er voor open stelt, zal ze je vrijmaken.

    We beginnen met het Boek der Openbaring. Ik verschaf jullie even wat achtergrondinformatie: Johannes ging volgens de overlevering naar Klein-Azië in Turkije. Hij was daar “overzichthouder” of opziener van de gemeenten in die streek waarvan hij er velen zelf had gesticht. Johannes werd naar het eiland Patmos verbannen waar hij een Openbaring van Jezus Christus ontving. Vanuit deze Openbaring moest hij enkele brieven schrijven naar lokale kerkgemeenten van die tijd. Deze brieven zijn opgenomen in de Bijbel opdat we er zelf van kunnen leren en er anderen vanuit kunnen onderwijzen. We gaan hier drie kerken kort bespreken, namelijk Efeze, Pérgamus, en Thyatira, in verband met de Nicolaïeten. We beginnen met Efeze, waar Jezus zegt:

    “Schrijf aan den engel der kerk te Efese. Dit zegt Hij, die de zeven sterren houdt in zijn rechterhand, die rondgaat te midden der zeven gouden luchters: Ik ken uw werken, uw zwoegen en uw geduld; en Ik weet, dat ge de bozen niet kunt verdragen. Ge hebt hen, die zich apostelen noemen – maar ze zijn het niet – op de proef gesteld, en ze leugenaars bevonden. (…) Dit echter hebt ge vóór, dat ge de werken der Nikolaieten haat, die Ik ook haat. Wie oren heeft, die hore wat de Geest zegt tot de kerken: Wie overwint zal ik doen eten van de boom des levens, die staat in het Paradijs van God.” (Openbaringen 2:1-2,6-7)

    Efeze is een kerk die bekend stond om haar orthodoxie; haar zuiverheid van leer, haar ontmaskering van leugenaars, en haar haat voor de werken der dwaalleraars. Bij hen kwam de leer der Nicolaïeten niet eens binnen.

    De volgende kerk is de kerk van Pérgamus:

    “Schrijf aan den engel der kerk te Pérgamus. Dit zegt Hij, die voert het scherpe tweesnijdende zwaard: (…) Maar ik heb enkele dingen tégen u. Want ge hebt er daar, die de leer van Bálaäm volgen, van hem, die Balák een struikelblok leerde leggen voor Israёls zonen, om afgodenoffers te eten en ontucht te plegen; zó hebt gij er ook, die de leer der Nikolaieten volgen, die hetzelfde beoogt. – Bekeer u dus! Zo niet, dan kom Ik schielijk op u af; en Ik zal strijd tegen hen voeren met het zwaard van mijn mond. Wie oren heeft, die hore wat de Geest zegt tot de kerken: wie overwint, zal Ik van het verborgen manna geven.” (Openbaringen 2:12,14-17a)

    In de kerk van Pérgamus zien we dus al wel dat sommigen misleid zijn door de leer der Nicolaïeten; sommigen onder hen namen wel hun tolerantie voor zonden over en probeerden anderen te misleiden door hun tolerantie van zonde aan te praten; ze zeiden misschien enkele van de volgende dingen: “God begrijpt het wel als je een beetje zondigt… Je kan toch niet zondeloos zijn?! We zijn toch maar zwakke mensen… Iedereen is een zondaar… God ziet ons als rechtvaardig, hoewel we zondigen...” Gelukkig was het merendeel nog niet misleid in deze kerk maar ze tolereerden wel al deze dwaalleer der wetteloosheid die tot zonde leidt.

    De volgende kerk is die van Thyatira:

    “Schrijf aan den engel der kerk te Tyatira. Dit zegt de Zoon van God, die ogen heeft als een vuurvlam, wiens voeten zijn als glanzend koper: (…) Maar ik heb tégen u, dat ge de vrouw Izébel laat begaan, die zich profetes noemt, en door haar leer mijn dienaars verleidt, om ontucht te plegen en afgodenoffers te eten. Ik heb haar tijd gegeven, om tot inkeer te komen; maar ze wíl zich niet bekeren van haar ontucht. Zie, haar werp Ik op het bed; die overspel met haar plegen. Breng Ik in grote verdrukking, wanneer ze zich niet van haar werken bekeren; haar kinderen zal Ik doen omkomen door de dood. Dan zullen alle kerken weten, dat Ik het ben, die nieren en harten doorgrond, en dat Ik ieder van u naar uw werken vergeld. Aan de anderen van Tyatira, aan hen, die deze leer niet aanvaarden en de diepte van Satan niet kennen, zoals men dat noemt; aan u zeg Ik: Ik leg u geen andere last op; houdt slechts vast, wat gij hebt, totdat Ik kom. Wie overwint, en ten einde toe mijn werken volbrengt, hem zal Ik macht over de heidenen geven.” (Openbaringen 2:18,20-26)

    Izebel was waarschijnlijk een leidster van de Nicolaïeten. In de kerk van Thyatira is het zo ver gekomen dat van binnenuit de leer der Nicolaïeten werd gepromoot vanuit een totaal tolerante positie. Wat de eerste kerk buiten hield, wat door sommigen van de tweede kerk werd geloofd, werd openlijk gedaan en gepromoot door de derde kerk. Van kwaad naar erger. Uit liefde mogen we zo een negatieve evolutie niet tolereren. We moeten de val van christenen tegengaan. De Nicolaïeten zijn diegenen die de ware christenen kunnen overwinnen, onderwerpen en vernietigen door hen te verleiden tot liberalisme, valse tolerantie voor-, en slavernij van de zonde (Νικολαΐτης betekent namelijk “zegeviering over- of vernietiging van mensen”), maar Jezus draagt ons op om niet geestelijk vernietigd te worden door deze dwaalleer der Nicolaïeten, maar om haar te overwinnen (in de Griekse tekst is dit het woord νικῶν, dat we al verschillende malen tegenkwamen in deze teksten), en om deze dwaalleer te haten en te verafschuwen (μισῶ). Daarom moeten we gaan voor steeds meer zuiverheid en niet voor steeds meer zondigheid. De “diepte van Satan” is waarschijnlijk Johannes’ manier om te spotten met de diepe, geheime kennis der Nicolaïeten waar ware christenen niets mee te maken mogen hebben. Hier zullen we spoedig nog iets dieper op ingaan.

    Een ander geschrift van Johannes dat we zeer spoedig gaan bespreken is 1 Johannes. Ook hier beweert Johannes dat de christenen moeten vasthouden aan het eerste, het ware christendom, in plaats van af te dwalen door de invloed van dwaalleraren. Deze dwaalleraren beweerden dat ze geheime kennis bezitten. Ze stonden bekend als de gnostici [zij die weten]. Hun geheime kennis was de gnosis. Het is occulte, esoterische, verborgen kennis. Ze dachten diepere, geheime kennis te bezitten maar Johannes zegt dat deze schijnchristenen niet de diepe kennis van God bezitten maar wel “de diepte van satan”, die ware christenen niet hoeven te kennen, zoals we daarstraks al lazen (in Openbaring 2:24). Het volgende vers geeft aan dat de ware christenen geen extra, geheime kennis of nieuwe valse leer hoeven te hebben maar slechts hoeven vast te houden wat ze hebben; het ene oorspronkelijke geloof (Openbaringen 2:25; 2 Thessalonicenzen 2:15; Judas 1:3), zoals Johannes schrijft over de ware kennis die ware christenen hebben: ‘Maar gíj hebt de Zalving van den Heilige, en allen bezit gij kennis [sommige handschriften: “van God”; of, er kan ook gesteld worden: “en gij weet alles”]. (…) Wat u betreft: wat gij gehoord hebt van de aanvang af [dus het ene, oorspronkelijke geloof], het blijve in u. Waanneer in u blijft, wat gij van de aanvang af hebt gehoord, dan zult gij ook zelf blijven in den Zoon en in den Vader. (…) Dit alles schrijf ik u met het oog op hen, die u misleiden [πλανάω: van het rechte pad afleiden, van de waarheid naar de leugen, naar de zonde]. Wat toch uzelf betreft: in u blijft de Zalving, die gij van Hem ontvangen hebt; gij hebt dus niet nodig, dat iemand u leert. Maar juist zoals zijn Zalving het u leert, zó is dat alles ook waar en geen leugen [ψεῦδος: een leugen; misleiding; perverse, oneerbare, misleidende voorschriften]’ (1 Johannes 2:20,24,26-27).

     

    Hoe proberen deze dwaalleraars de ware christenen te misleiden? En hoe herkennen we deze misleiders dan? Om die vraag te beantwoorden, volgen hier enkele verzen van deze Brief van Johannes die we aan het bespreken zijn: “Hieraan zijn de kinderen Gods en de kinderen des duivels te kennen: wie de gerechtigheid niet beoefent, is niet uit God. Evenmin hij, die zijn broeder niet liefheeft” (1 Johannes 3:10). “Zíj zijn uit de wereld; daarom spreken ze naar de wereld, en de wereld luistert naar hen. Wíj zijn uit God: wie God kent, luistert naar ons [dit is: is gezeggelijk]; wie niet uit God is, luistert niet naar ons [is niet gezeggelijk]. – Hieraan erkennen we de geest der waarheid en de geest der dwaling.” (1 Johannes 4:5-6) Net zoals de Nicolaïeten tot ontucht en afgoderij misleidden, stelt Johannes hier over de wetteloze misleiders: “Kinderen, laat niemand u misleiden. Wie de gerechtigheid doet, is rechtvaardig zoals Hij rechtvaardig is. Wie de zonde doet, is uit de duivel, want de duivel zondigt van het begin af.” (1 Johannes 3:7-8a, TELOS) “Wie zijn broeder haat, is een moordenaar; en gij weet, dat geen moordenaar het eeuwige leven behoudt.” (1 Johannes 3:15). Het zijn dus mensen die beweren dat hoewel we zondigen, we toch rechtvaardig zijn. Doet je dat niet denken aan uitspraken zoals: “Je bent positioneel rechtvaardig hoewel je nog volop zondigt.” Of: “Als de Vader naar je kijkt ziet Hij jouw zonden niet maar Hij ziet Christus in de plaats van jouw zonden.” In tegenstelling tot deze uitspraken zei de rechtgelovige Justinus de Martelaar al in de tweede eeuw na Christus:

     

    'Als ze zich bekeren, kunnen allen die dit wensen genade ontvangen van God: en de Schrift zei al dat ze gezegend zullen zijn, zoals geschreven staat: "Gezegend de mens wiens zonde de HEER niet aanrekent"; dit wil zeggen, wanneer hij zich bekeert heeft van zijn zonden, dan kan hij de kwijtschelding ontvangen van God; en niet zoals jullie julliezelf misleiden, en enkele anderen die hierin op jullie lijken, die zeggen dat hoewel ze zondaars zijn, ze God kennen en de Heer hen geen zonde zal aanrekenen.
    Als bewijs hiervoor [dat jullie julliezelf misleiden], hebben we de ene val van David, die kwam vanwege zijn opschepperij, die hem werd vergeven, wanneer hij zo treurde en weende, zoals geschreven staat.'
    - Justinus de Martelaar, Dialoog met Trypho, hoofdstuk 141.

     

    We moeten zulke dwaalleer dus niet geloven maar we moeten vasthouden aan het oorspronkelijke geloof. In tegenstelling tot deze dwaalleraren die de waarheid met de leugen vermengen stelt Johannes: “Ik schrijf u dan ook niet, omdat gij de waarheid niet kent, maar omdat ge haar wèl kent, en weet, dat geen leugen deel uitmaakt van de waarheid.” (1 Johannes 2:21) Deze giftige slangen sluipen, net zoals hun vader de slang, binnen in het Paradijs (ik gebruik het hier vrij als een symbool voor de kerk) en zij stellen: “Gij zult volstrekt niet sterven. Maar God weet, dat uw ogen zullen opengaan (…).” (Genesis 3:4-5a) Dat zijn twee leugens in een zin en half. “Gij zult volstrekt niet sterven.” is gelijk aan “eens gered altijd gered” en “God weet, dat uw ogen zullen opengaan” is gelijk aan de occulte kennis, die niet van God komt. Dit is de diepte van satan, de ervaringskennis van goed en kwaad (Genesis 2:17; 3:22) waartoe ze de ware christenen proberen te misleiden. Ze leren namelijk dat je het slechte kan doen en toch de relatie met de Goede God kan behouden. Dat is niet waar. Je kan niet van de kennis van het kwaad en van het eeuwige leven eten. Het is òf een relatie met God òf een relatie met de zonde. God is licht zonder duisternis (Jakobus 1:17; 1 Johannes 1:5), laat ons licht zijn zonder duisternis zodat we niet verdwalen in de duisternis en van Hem vervreemd worden (1 Johannes 2:11). Jakobus leert ons dat we niet dubbelhartig mogen zijn en dat we ons van zulke dubbelhartigheid, indien die in ons aanwezig is, moeten bekeren (Jakobus 1:8; 4:8). Johannes leert zulke radicale stellingen ook aan de ware christenen en leert ons duidelijk wat we moeten doen. Als voorbeelden haal ik de volgende Bijbelverzen aan: “En de wereld gaat voorbij en haar begeerte, maar wie de wil van God doet, blijft tot in eeuwigheid.” (1 Johannes 2:17, TELOS); “Als u weet dat Hij rechtvaardig is, erkent dan dat ieder die de gerechtigheid doet, uit Hem geboren is.” (1 Johannes 2:29, TELOS); “Want we onderhouden zijn geboden, en doen, wat Hem behaagt.” (1 Johannes 3:22b)

     

    Hij leert ons duidelijk dat we ons niet mogen laten beïnvloeden door zulk soort dwaalleraren, en dwaalgeesten maar dat we moeten blijven bij het oorspronkelijke evangelie en blijven bij de oorspronkelijke Jezus die ons het oorspronkelijke evangelie heeft gebracht. Als voorbeelden haal ik weer enkele bijbelteksten aan: “Wat u betreft: wat gij gehoord hebt van de aanvang af, het blijve in u. Wanneer in u blijft, wat gij van de aanvang af hebt gehoord, dan zult gij ook zelf blijven in den Zoon en in den Vader.” (1 Johannes 2:24) “En wat u betreft, de zalving die u van Hem ontvangen hebt, blijft in u, en u hebt niet nodig dat iemand u leert; maar zoals zijn zalving u over alles leert, en waar is en geen leugen, en zoals zij u geleerd heeft, blijft in Hem.” (1 Johannes 2:27, TELOS) “Ieder die in Hem blijft, zondigt niet; ieder die zondigt, heeft Hem niet gezien en Hem niet gekend.” (1 Johannes 3:6, TELOS) “Ieder die uit God geboren is, doet de zonde niet, omdat Diens zaad in hem blijft; en hij kan niet zondigen, omdat hij uit God geboren is.” (1 Johannes 3:9, TELOS) “Wie zijn geboden onderhoudt, blijft in Hem en Hij in hem.” (1 Johannes 3:24a) “Wij weten dat ieder die uit God geboren is, niet zondigt, maar wie uit God geboren is, bewaart zichzelf en de boze heeft geen vat op hem.” (1 Johannes 5:18, TELOS) We moeten blijven in gehoorzaamheid in Hem opdat er van ons en van de misleidde kerken in België zal kunnen gezegd worden: “Maar dit hebt u, dat u de werken van de Nicolaïeten haat, die ook Ik haat. Wie een oor heeft, laat hij horen wat de Geest tot de gemeenten zegt. Wie overwint, die zal Ik te eten geven van de boom van het leven die in het paradijs van God is” (Openbaringen 2:6-7, TELOS). De Heilige Geest is de Geest der waarheid. Laten we ons dus ver houden van ieder soort dwaling of zelfmisleiding.

     

    Deze preek werd ook gepreekt in Evangelische gemeente Pniël (Balen) op 11 november 2022. De aangepaste versie is de bovenstaande.


    Categorie:Preken
    21-10-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Een Preek over Twee Bomen (versie 1a)

    [Hier kan u naar de preek luisteren: https://www.mixcloud.com/annick-vanblaere/2018-10-21-een-preek-over-twee-bomen-door-tom-torbeyns/]

    Voor deze preek moet je twee bomen in je gedachten hebben; een goede, gezonde boom, en een slechte, zieke, verdorrende boom. Deze soorten bomen stellen twee soorten mensen voor. De ene boom is geplant in God de Vader en wordt gevoed door de Heilige Geest die wordt voorgesteld door het levende water, de andere is op zijn minst deels geplant in een andere bodem, en wordt deels gevoed met datgene wat niet van God komt. Het verschil tussen een boom en een mens is dat een boom geen vrije wil heeft. Een boom kan zich niet verplaatsen. Waar een boom is geplant, daar blijft hij. Wij hebben wel de keuze om onze wortels te verplaatsen. Het is de bedoeling dat je tijdens deze prediking biddend je eigen hart onderzoekt en jezelf afvraagt welk soort boom je bent. Indien je een slechte of gewoon een verziekte boom bent, kan je je wortels alsnog verplaatsen.

    Ter illustratie beginnen we met een trieste tekst uit Jeremia:

    “Is ooit een volk van goden veranderd? En dat zijn niet eens goden! Maar mijn volk heeft zijn machtige God vervangen door een god die niet helpt. Hemel, schrik hier heftig van, huiver en beef – godsspraak van de HEER – want mijn volk heeft dubbele misdaden begaan. Ze hebben Mij verlaten, de bron van levend water, en ze hebben regenbakken gemaakt, die gebarsten zijn en die geen water kunnen houden. Israël is toch geen knecht; hij is ook niet als slaaf geboren! Hoe is hij dan een prooi geworden waartegen de leeuwen brullen!”
    - Jeremia 2:11-15a (WB)

    Deze tekst gaat niet over bomen maar we kunnen ze verbinden met onze analogie over bomen. Wat een prachtige symbolisme komen we toch tegen in deze tekst. God is de bron van levend water, toch verwachten deze “bomen” het benodigde water van ergens anders. Ze kunnen het benodigde water zelfs niet meer opslaan in hun systeem, ja, ze kunnen het zelfs niet verkrijgen van die afgoden. Ze worden hun afstervende slaven, en worden toch nog steeds genadeloos door hen opgejaagd als prooien. Zulke verslavende afgoden kunnen verscheidene dingen zijn waaraan je verhangen bent: pornografie, roken, drinken,… een ander voorbeeld dat in me opkwam, vooral voor de dames onder ons, was Instagram, Facebook, en soortgelijke apps. Vele vrouwen zitten op deze apps. De gevolgen hiervan zijn dat ze hun uiterlijk gaan vergelijken met gefotoshopte vrouwen die er beter uitzien dan henzelf. Hierdoor gaan ze van zichzelf een negatief zelfbeeld krijgen en zullen ze hun wortel niet langer geplant hebben in het feit dat ze door God wonderbaarlijk gemaakt zijn. (Psalm 139:14) Wat nog erger is is dat sommige “christelijke” vrouwen zichzelf schaarser kleden, omdat dat zogezegd “the new normal” is. Zulk gedrag mogen jullie als christelijke vrouwen niet aanvaarden. Het strookt niet met de wet van de liefde (Markus 12:30-31), en het kan jullie broeders ten val brengen, waarvoor jullie zelf zwaar zullen aansprakelijke worden gesteld tijdens Gods dag van het oordeel (Mattheus 18:6-7).

    In schril contrast met de boom die zijn water probeert te halen uit de wereld, uit dat wat niet van God is, staat de goede boom:

    “Maar gezegend de man, die op Jahweh vertrouwt, En zijn hoop stelt op Jahweh. Hij is als een boom, aan het water geplant, Die zijn wortels schiet in de beek: Die dreigende hitte niet vreest, En wiens blad niet verwelkt; Die in droge jaren niet kwijnt, Maar altijd vruchten blijft dragen.”

      - Jeremia 17:7-8 (CV)

    Dit is een boom die geplant is in de HEER (Jahweh), en zich voedt met de Heilige Geest. Verder kan men lezen over deze boom:

    “Gelukkig is iemand die niet luistert naar slechte mensen, die nee zegt tegen hun verkeerde plannen. Als slechte mensen spotten met God, doet hij niet mee. Maar hij is blij met de wet van de Heer. Daar is hij dag en nacht mee bezig. Het gaat altijd goed met hem. Hij lijkt op een boom aan het water. De boom geeft vruchten, ieder jaar opnieuw, en zijn bladeren blijven altijd groen.”

    - Psalm 1:1-3 (BGT)

    Deze boom heeft zijn wortels niet geplaatst in het advies van slechte mensen, maar in het advies van God, ja, in God zelf. Daarom is hij gezond en weet hij waarom hij best nee kan zeggen tegen het advies van slechte mensen; hij weet dat zulk advies zijn gezonde leven en zijn gezonde groei belemmert.

    Het concept van deze twee soorten bomen gaat helemaal terug tot het begin der mensheid, toen Adam in de tuin van Eden aanwezig was; “Midden in de tuin stonden twee bijzondere bomen. Als je van de ene boom gegeten had, bleef je altijd leven. En als je van de andere boom gegeten had, wist je wat goed was en wat kwaad was.”
    - Genesis 2:9b (BGT)

    Dus, de ene boom brengt enkel leven voort, terwijl de andere boom je ook de andere kant; de dood laat zien. Over deze laatste boom stond geschreven: “En Jahweh God gaf den mens het volgend gebod: Van alle bomen uit de tuin moogt ge eten: maar van de boom der kennis van goed en kwaad moogt ge niet eten: want wanneer ge daarvan eet, zult ge sterven.”

    - Genesis 2:16-17 (CV)

    Het was nooit de bedoeling dat de mens zichzelf zou voeden vanuit een andere bron met datgene wat niet van God komt. Maar de duivel misleidde de mens en de mens luisterde naar zijn advies. Dit kan u zelf lezen in Genesis hoofdstuk 3. Het gevolg was dat: “De HEER God zei: ‘Nu de mens in de kennis van goed en kwaad als een van Ons is geworden, wil Ik voorkomen dat hij zijn hand uitstrekt en ook van de boom van het leven plukt. Door daarvan te eten, zou hij eeuwig blijven leven!’ Daarom verwees de HEER God hem uit de tuin van Eden, en moest hij de grond gaan bebouwen waaruit hij was genomen. Hij verjoeg dus de mens uit de tuin, en aan de oostkant van de tuin van Eden plaatste Hij de kerubs en de vlam van het wentelend zwaard, om de weg naar de boom van het leven te bewaken.”
    - Genesis 3:22-24 (WB)

    Merk op dat je dus niet zowel van de boom van het kwaad kan eten als van de boom van het leven. Kies welke boom jij zal zijn! Kies in welke grond jij je wortels zal planten! Kies welke vruchten jij zal eten! Als je voor het laatste, verslavingen, zonde,… kiest, begin je te verdorren, en wordt je automatisch uitgesloten van het eeuwige leven; “Weet gij dan niet, dat zij die onrecht doen, geen deel zullen hebben aan het koninkrijk Gods?” – 1 kor 6:9 (CV) en “Pas op, je kunt God niet bedriegen. Uiteindelijk geeft hij je wat je verdient. Als je je laat leiden door slechte verlangens, blijft er niets van je over. Maar als je je laat leiden door de heilige Geest, krijg je het eeuwige leven.”
    - Galaten 6:7-8 (BGT)

    Je vraagt je misschien af: “Staan mijn wortels in de dood of in het eeuwige leven? Hoe kom ik dan te weten welk soort boom ik ben?”
    Welnu, je kijkt naar de vruchten die je voortbrengt. Voor een slechte boom geldt: “De uitingen van een zondig leven zijn bekend, zoals ontucht, onreinheid, losbandigheid, afgodendienst, toverij, vijandschap, twist, afgunst, woede, intriges, ruzies, partijdigheid, jaloersheden, drinkgelagen, orgieën en dergelijke meer. [Dan zegt Paulus weer:] Ik waarschuw u zoals ik u al eerder gewaarschuwd heb: wie zich zo misdragen, zullen het koninkrijk van God niet erven.”

    - Galaten 5:19-21 (WB)

    Ook onze Heer Jezus Christus leert ons:

    “Zo brengt iedere goede boom goede vruchten voort, maar de zieke boom brengt slechte vruchten voort. Een goede boom kan geen slechte vruchten voortbrengen en een zieke boom geen goede. [Net zoals Paulus geeft Hij ons een sterke waarschuwing:] Iedere boom die geen goede vrucht voortbrengt, wordt omgehakt en in het vuur gegooid. Aan hun vruchten zul je ze dus kennen.”

    - Mattheus 7:17-20 (WB)

    Voor een goede boom geldt:

    “Maar de vrucht van de Geest is liefde, vreugde, vrede, geduld, vriendelijkheid, goedheid, vertrouwen, zachtmoedigheid, zelfbeheersing.”
    - Galaten 5:23 (WB)

    Of je een goede of een slechte boom bent, wordt praktisch door je geuit, bijvoorbeeld door de woorden die je spreekt:

    “Als een mens iets goeds zegt, heeft hij een gevoel van welbehagen, hij voedt zich met de vruchten van zijn mond. Woorden hebben macht over leven en dood, wie zijn tong koestert, plukt daarvan de vruchten.”

    - Spreuken 18:20-21 (NBV)

    Als je bemerkt dat je een slechte boom bent geweest, dat je je hebt laten leiden door al het wereldse afval dat je in je wortels opgeslorpt hebt, wat is daar dan het tegengif voor? Om het tegengif te nemen moet je tot het besef komen dat je vergiftigd bent:

    [Jezus waarschuwde namelijk:] “Ge zegt: Ik ben rijk, ik heb overvloed en heb behoefte aan niets; daarom beseft ge ook niet, dat ge ellendig zijt en erbarmelijk, arm, blind en naakt. Ik raad u aan, om goud van Mij te kopen, door vuur gelouterd, opdat ge rijk moogt worden; en witte klederen, om ze aan te trekken, opdat de schande uwer naaktheid niet aan de dag zal komen; en zalf, om uw ogen te zalven, opdat ge moogt zien. Ik bestraf en tuchtig al, die Ik liefheb. Doe dus uw best en bekeer u.”

    - Openbaringen 3:17-19 (CV)

    Deze tekst was oorspronkelijk geschreven aan de kerk van Laodicea, maar zou ze ook niet toepasbaar zijn op andere kerken in België, ja, zelfs op onze kerk? “ik heb overvloed en heb behoefte aan niets.” Is dit niet de ingesteldheid van vele christenen? We hebben het hier materieel zo goed dat we niet beseffen hoe geestelijk “ellendig en erbarmelijk, arm” we zijn. Zo arm zelfs dat we soms verblind zijn voor het geestelijke leven vanwege de dingen die we dagelijks zien en waaraan we o zo gewend zijn geraakt. Mijn vraag aan u is: zijn er zulk soort dingen die je beter niet bekijkt? Je kan ook doof geworden zijn. Zijn er dingen die je beter niet beluistert? Welk vuil moet je uit je ogen en oren doen? Moet je meer tijd spenderen met God om Hem beter te kunnen zien en horen? Heb je jezelf misschien te veel gevoed met wereldse dingen zodat de “buis” tussen jou en God misschien verstopt is geraakt?

    Er is goed nieuws. Al dit kan hersteld worden; Jezus heeft voor ons oogzalf om onze ogen te herstellen, en oorstokjes om onze oren uit te kuisen, indien we bereid zijn om ons af te keren van onze zonden. Zeg nooit: “Voor mij is het te laat, ik ben te ver afgedwaald, ik heb me te veel laten beïnvloeden door de wereld.” Er is goed nieuws voor u: “Zegt tot de harten in angst: Houdt moed, hebt geen vrees! Ziet, hier is uw God; Hij komt, om de wraak te voltrekken! God zal vergelden; Zelf zal Hij komen, om u te verlossen! Dan worden de ogen der blinden ontsloten, En de oren der doven gaan open; De lamme springt op als een hert, De tong van den stomme zal juichen! Zelfs in de steppe borrelen de wateren omhoog, En de beken in de woestijn; De gloeiende bodem wordt een plas, het dorre land een fontein.” - Jesaja 35:4-7a (CV) Jezus wil uw ogen, uw oren, en uw mond herstellen zodat je reine dingen ziet, hoort, en spreekt. Er zal “een bron ontspringen tegen zonde en onreinheid.” – Zacharia 13:1b (CV) En waarom zouden we nog langer verder drinken van de zonde en van de onreinheid? Zulk werelds water laat ons met als maar meer dorst achter maar het water dat Christus ons wil geven, zorgt er voor dat we geen dorst meer hebben (Johannes 4:13), zodat we geen behoefte meer hebben om onze wortels in ander water, water dat niet goed voor ons is, te plaatsen. Het goede, genezende water, dat voor ons allen beschikbaar is, stroomt van de Vader en van de Zoon tot ons: “ook toonde hij mij een stroom van het water des Levens, helder als kristal, opbruisend uit de Troon van God en het Lam.” – Openbaringen 22:1 (CV) en “Het water dat hen drenkt, stroomt uit het heiligdom.” – Ezechiël 47:12b (CV)

    Ik zeg nogmaals dat het verschil tussen een boom en een mens is dat een boom geen vrije wil heeft. Een boom kan zich niet verplaatsen. Waar een boom is geplant, daar blijft hij. Wij hebben wel de keuze om onze wortels te verplaatsen. De grootste zondaar, zieke, gebrokene,… is welkom om zijn of haar wortels te verplaatsen en te komen drinken van het goede water! Jezus nodigt je uit om gratis en voor niets te drinken van dit water van God en enkel van dit water: “Iedereen die dorst heeft, mag komen. Iedereen die wil, mag zomaar komen drinken van het water dat eeuwig leven geeft.” (Openbaringen 22:17b, BGT) En: “Als je dorst hebt, kom dan bij mij om te drinken!” (Johannes 7:37b, BGT)

    Wat is nu dit water dat stroomt vanuit het heiligdom, vanuit de troon van de Vader en van de Zoon? Zoals je verder kan lezen in het zevende hoofdstuk van het evangelie van Johannes, staat ook hier dit water symbool voor de Heilige Geest. (Johannes 7:39) Daarom, geef je zondige, onbevredigende levensstijlen op en kies om te leven vanuit de heilige Geest die je ware vervulling zal geven.


    Categorie:Preken
    23-09-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Maria, de Apostelen en de Heilige Geest - originele versie

    [Hier kan u naar de preek luisteren: https://www.mixcloud.com/annick-vanblaere/2018-09-23-maria-de-apostelen-en-de-h-geest-door-tom-torbeyns/]

    De titel van deze preek is: “Maria, de Apostelen en de Heilige Geest”. Vandaag gaan we lezen uit het evangelie van Lukas en uit het boek Handelingen. Beide boeken zijn geschreven door dezelfde auteur, namelijk Lukas. Laten we even lezen uit Lukas hoofdstuk 1 en Handelingen hoofdstuk 1 en 2 om een feel te krijgen voor deze verhalen.

    Voor diegenen die het willen opschrijven, de Bijbelteksten die we vandaag zullen bespreken zijn: Lukas 1:26-38; Handelingen 1:8-14 en Handelingen 2:1-4,12-13,41,47.

    We beginnen met Lukas 1:26-38 (NBV):

    26 In de zesde maand zond God de engel Gabriël naar de stad Nazaret in Galilea,  27 naar een meisje dat was uitgehuwelijkt aan een man die Jozef heette, een afstammeling van David. Het meisje heette Maria.  28 Gabriël ging haar huis binnen en zei: 'Gegroet Maria, je bent begenadigd, de Heer is met je.'  29 Ze schrok hevig bij het horen van zijn woorden en vroeg zich af wat die begroeting te betekenen had.  30 Maar de engel zij tegen haar: 'Wees niet bang, Maria, God heeft je zijn gunst geschonken.  31 Luister, je zult zwanger worden en een zoon baren, en je moet hem Jezus noemen.  32 Hij zal een groot man worden en Zoon van de Allerhoogste worden genoemd, en God, de Heer, zal hem de troon van zijn vader David geven.  33 Tot in eeuwigheid zal hij koning zijn over het volk van Jacob, en aan zijn koningschap zal geen einde komen.'  34 Maria vroeg aan de engel: 'Hoe zal dat gebeuren? Ik heb immers nog nooit gemeenschap met een man gehad.'  35 De engel antwoordde: 'De Heilige Geest zal over je komen en de kracht van de Allerhoogste zal je als een schaduw bedekken. Daarom zal het kind dat geboren wordt, heilig worden genoemd en Zoon van God.  36 Luister, ook je familielid Elisabet is zwanger van een zoon, ondanks haar hoge leeftijd. Ze is nu, ook al hield men haar voor onvruchtbaar, in de zesde maand van haar zwangerschap,  37 want voor God is niets onmogelijk.'  38 Maria zei: 'De Heer wil ik dienen: laat er met mij gebeuren wat u hebt gezegd.' Daarna liet de engel haar weer alleen.

    Dan lezen we Handelingen 1:8-14 (NBV):

    8 'Maar wanneer de heilige Geest over jullie komt, zullen jullie kracht ontvangen en van mij getuigen in Jeruzalem, in heel Judea en Samaria, tot aan de uiteinden van de aarde.'  9 Toen hij dit gezegd had, werd hij voor hun ogen omhooggeheven en opgenomen in een wolk, zodat ze hem niet meer zagen.  10 Terwijl hij zo van hen wegging en zij nog steeds naar de hemel staarden, stonden er opeens twee mannen in witte gewaden bij hen.  11 Ze zeiden: 'Galileeërs, wat staan jullie naar de hemel te kijken? Jezus, die uit jullie midden in de hemel is opgenomen, zal op dezelfde wijze terugkomen als jullie hem naar de hemel hebben zien gaan.'  12 Daarop keerden de apostelen van de Olijfberg terug naar Jeruzalem. Deze berg ligt vlak bij de stad, op een sabbatsreis afstand.  13 Toen gingen ze naar het bovenvertrek waar ze verblijf hielden: Petrus en Johannes, Jacobus en Andreas, Filippus en Tomas, Bartolomeüs en Matteüs, Jacobus, de zoon van Alfeüs, en Simon de IJveraar en Judas, de zoon van Jacobus.  14 Vurig en eensgezind wijdden ze zich aan het gebed, samen met de vrouwen en met Maria, de moeder van Jezus, en met zijn broers.

    En, als laatste, lezen we Handelingen 2:1-4,12-13,41,47 (NBV):

    1 Toen de dag van het Pinksterfeest aanbrak waren ze allen bij elkaar.  2 Plotseling klonk er uit de hemel een geluid als van een hevige windvlaag, dat het huis waar ze zich bevonden geheel vulde.  3 Er verschenen aan hen een soort vlammen, die zich als vuurtongen verspreidden en zich op ieder van hen neerzetten,  4 en allen werden vervuld van de heilige Geest en begonnen op luide toon te spreken in vreemde talen, zoals hun door de Geest werd ingegeven. 12 Verbijsterd en geheel van hun stuk gebracht vroegen ze aan elkaar: 'Wat heeft dit toch te betekenen?'  13 Maar sommigen zeiden spottend: 'Ze zullen wel dronken zijn.' 41 Degenen die zijn woorden aanvaardden, lieten zich dopen; op die dag breidde het aantal leerlingen zich uit met ongeveer drieduizend. 47 Ze loofden God en stonden in de gunst bij het hele volk. De Heer breidde hun aantal dagelijks uit met mensen die gered wilden worden.

    De passage uit Lukas gaat over de aankondiging van Jezus’ geboorte. De passage uit Handelingen gaat over Jezus’ hemelvaart, de discipelen die samen met Maria in eenheid bij elkaar in gebed zijn, en de uitstorting van de Heilige Geest, alsook de groei van de gemeente te Jerusalem. In al deze passages zijn Maria en de Heilige Geest aanwezig.

    Als we deze teksten vergelijken, dan zien we dat er niet-toevallige overeenkomsten zijn tussen beide teksten. Deze parallellen zullen een outline (een structuur) vormen voor onze preek maar we zullen ook andere passages bespreken:

    • 2 maal wordt er een profetie uitgesproken dat de Heilige Geest over Maria en over de apostelen zal komen en dat ze kracht zullen ontvangen:
      • In Lukas 1:35 wordt dit omschreven als: “De Heilige Geest zal op u neerdalen, en de kracht van den Allerhoogste zal u overschaduwen.” (CV)
      • In Handelingen 1:8 staat: “Maar wanneer de heilige Geest over jullie komt, zullen jullie kracht ontvangen en van mij getuigen in Jeruzalem, in heel Judea en Samaria, tot aan de uiteinden van de aarde.” (NBV)
    • 2 maal zien we als reactie complete gehoorzaamheid, het zich volledig overgeven aan de Heer:
      • In Lukas 1:38 staat: “Maria zei: ‘De Heer wil ik dienen: laat er met mij gebeuren wat u hebt gezegd.’” (NBV)
      • In Handelingen 1:12-14 staat: “Daarop keerden de apostelen van de Olijfberg terug naar Jeruzalem. Deze berg ligt vlak bij de stad, op een sabbatsreis afstand. Toen ze in de stad waren aangekomen, gingen ze naar het bovenvertrek waar ze verblijf hielden: Petrus en Johannes, Jakobus en Andreas, Filippus en Tomas, Bartolomeüs en Matteüs, Jakobus, de zoon van Alfeüs, en Simon de IJveraar en Judas, de zoon van Jakobus. Vurig en eensgezind wijdden ze zich aan het gebed, samen met de vrouwen en met Maria, de moeder van Jezus, en met zijn broers.” (NBV)
    • 2 maal komt de Heilige Geest als een reactie op deze toewijding, deze gehoorzaamheid:
      • We lazen al in Lukas 1:38 dat “Maria zei: ‘De Heer wil ik dienen: laat er met mij gebeuren wat u hebt gezegd.’” (NBV)
      • In Handelingen 2:1-4 staat: “Toen de dag van het Pinksterfeest aanbrak waren ze allen bij elkaar. Plotseling klonk er uit de hemel een geluid als van een hevige windvlaag, dat het huis waar ze zich bevonden geheel vulde. Er verschenen aan hen een soort vlammen, die zich als vuurtongen verspreidden en zich op ieder van hen neerzetten, en allen werden vervuld van de heilige Geest en begonnen op luide toon te spreken in vreemde talen, zoals hun door de Geest werd ingegeven.” (NBV)
    • 2 maal komt er een negatieve reactie van buitenaf: bespotting (of erger): Maria was zogezegd "onwettelijk" zwanger voor het huwelijk en de apostelen waren zogezegd "dronken vanwege wijn"
      • In Mattheus staat dit duidelijker vermeld dan in Lukas. We lezen in Mattheus 1:18-19a: “De afkomst van Jezus was als volgt. Toen zijn moeder Maria al was uitgehuwelijkt aan Jozef maar nog niet bij hem woonde, bleek ze zwanger te zijn van de heilige Geest. Haar man Jozef, die een rechtschapen man was, wilde haar niet in opspraak brengen.” (NBV)
      • In Handelingen 2:13b staat: “Sommigen zeiden spottend: ‘Ze zullen wel dronken zijn.’” (NBV)

    Vanwege haar zogezegde “onwettelijke” zwangerschap had Maria het risico om van overspel beticht te worden en als onreine, ontrouwe hoer uitgescholden te worden en gestenigd te worden. Jozef, haar verloofde, had volgens de Joodse Wet het recht om haar te laten stenigen vanwege haar zogezegde “onwettelijke” zwangerschap (Deuteronomium 22:20-21). Maar, staat er in Mattheus, “Haar man Jozef, die een rechtschapen mens was, wilde haar niet in opspraak brengen [m.a.w. hij wilde niet dat ze gestenigd zou worden] en dacht erover haar in het geheim te verstoten.” (Mattheus 1:29, NBV) Dit toont ons wat een goed man Jozef was, aangezien hij haar genade wou betonen. Maar, buiten steniging, was de kans dus ook heel reëel dat Maria haar verloofde zou verliezen.

    Zij wist dat al deze dingen mogelijk waren maar de genade van God, door de Heilige Geest gaf haar de kracht om met moed deze taak van zwangerschap, bespotting, doodsbedreigingen, eenzaamheid en bevalling aan te vatten. Dit alles gebeurde niet door menselijke kracht, noch door menselijk geweld maar door Zijn Geest (Zacharia 4:6). De Heilige Geest gaf aan haar de kracht.

    Zijn wij, net als Maria, ook zo vervuld door de Heilige Geest dat we geloven dat het onmogelijke zich zal manifesteren in ons leven? Zullen we vasthouden, in moeilijke tijden, aan Gods woord; aan Gods beloftes? Zullen we vasthouden door bespotting heen? Zullen we vasthouden als mensen ons dronken, krankzinnig, raar,... vinden? Wij hoeven het niet voor onszelf op te nemen maar God zal dit wel doen. God nam het immers op voor Maria. Jozef dacht dat ze overspel gepleegd had maar een engel kwam naar hem toe en maakte Jozef duidelijk dat het zo niet zat. De engel zei: “Jozef, zoon van David, wees niet bang je vrouw Maria bij je te nemen, want het kind dat ze draagt is verwekt door de heilige Geest.” (Mattheus 1:20, NBV)

    • 2 maal komt er op bovennatuurlijke wijze nageslacht uit voort, namelijk Jezus en geestelijke kinderen:
      • Jezus: “De Heilige Geest zal op u neerdalen, en de kracht van den Allerhoogste zal u overschaduwen; daarom ook zal wat uit u wordt geboren, heilig zijn, en de Zoon van God worden genoemd.” (Lukas 1:35, CV) en verder staat er geschreven in Lukas 2:6-7a: “Terwijl ze daar waren, brak de dag van haar bevalling aan, en ze bracht een zoon ter wereld, haar eerstgeborene.” (NBV)
      • Geestelijke kinderen: “Degenen die zijn [Petrus’] woorden aanvaardden, lieten zich dopen; op die dag breidde het aantal leerlingen zich uit met ongeveer drieduizend.” (Handelingen 2:41, NBV) en “De Heer breidde hun aantal dagelijks uit met mensen die gered wilden worden.” (Handelingen 2:47, NBV)

    De verwekking van Jezus gebeurde niet door eigen kracht, zoals er geschreven staat in Jesaja 7:14: ‘Daarom geeft de Heer zelf u een teken: Zie, de maagd zal ontvangen, en een zoon baren; zij zal hem noemen: “God-met-ons”’ (CV). Ook werden de geestelijke zonen niet toegevoegd aan de gemeente van Jeruzalem door de kracht van de gemeenteleden, zoals geschreven staat: “De Heer breidde hun aantal dagelijks uit met mensen die gered wilden worden.” (Handelingen 2:47, NBV) en “Wie hem [Jezus] wel ontvingen en in zijn naam geloven, heeft hij het voorrecht gegeven om kinderen van God te worden. Zij zijn niet op natuurlijke wijze geboren, niet uit lichamelijk verlangen of uit de wil van een man, maar uit God.” (Joh 1:12-13, NBV)

    Mag de Heilige Geest ook zo op een vruchtbare wijze in ons wonen? De bekende Rooms-Katholieke aartsbisschop Fulton Sheen zei het als volgt (ik parafraseer): ‘De Engel Gabriël zei tot Maria: "Zal jij God een Man schenken?" Hetzelfde wordt ook van ons gevraagd bij de doop: "Zal jij God een man schenken?". De man die wij God mogen schenken kan beschouwd worden als onszelf.’ Ik zou nog willen toevoegen bij broeder Sheen dat dit ook kan geïnterpreteerd worden als verwijzend naar onze geestelijke kinderen. Zullen wij God vele kinderen schenken? Zijn wij, net zoals Maria, in verwachting? Zijn wij in verwachting van vele geestelijke zonen en dochters?

    Kan de Heilige Geest ons zo gebruiken? Zullen we leven vanuit Zijn kracht? Als wij, zoals Maria, zeggen: “Mij geschiedde naar uw woord.”, dan zal God het voor ons opnemen. Hij zal ons beschermen als wij ons volledig overgeven aan Zijn wil. Dat moeten wij dan niet doen, God zal het voor ons doen. Laten wij ons focussen op het doen van Gods wil.

    Nog een laatste overdenking: we kunnen het leven van Maria beschrijven door 3 M’en; 3 maal de letter M: Maria als Maagd: zuiver leven (dit staat voor geen seks voor het huwelijk en zuiverheid in alle andere gebieden): “Maria vroeg aan de engel: ‘Hoe zal dat gebeuren? Ik heb immers nog nooit gemeenschap met een man gehad.’” (Lukas 1:34, NBV), Maria als DienstMeid des Heeren: gehoorzaam leven (open voor alles wat God met ons wil doen): “ ‘De Heer wil ik dienen: laat er met mij gebeuren wat u hebt gezegd.’” (Lukas 1:38b, NBV), Maria als Moeder: volhardend en verdragend leven: “Zelf zult u [Maria] als door een zwaard doorstoken worden.” (Lukas 2:35a, NBV). Uit deze 3 M’en, Maagd, DienstMeid, en Moeder, kunnen we dus leren dat we rein, gehoorzaam, en volhardend en verdragend moeten zijn.

    Tot zover enkele van mijn overdenkingen omtrent het leven van Maria en de apostelen en hoe de Heiligen Geest in haar alsook in hen werkte. Nu is het aan jullie. [powerpoint:]

    Bespreek in groepjes van 4 (2 minuten per vraag + 1 minuut per antwoord)

    1. Wat hebt u geleerd van het leven van Maria?
    2. Waarin wilt u haar navolgen? Wat gaat u doen?
    3. Wat waren haar laatst gesproken woorden die opgeschreven zijn in de Bijbel? Wat kunnen we hier allen uit leren? [Antwoord: Joh. 2:5: "Wat Hij [Jezus] u ook zegt, doe dat."]

    Categorie:Preken
    09-09-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Enkele Leerrijke Elementen uit Gordon Fee en Douglas Stuart, "How to Read the Bible for All Its Worth"

    Deze week was ik, om te groeien in de kennis van de Bijbel en in de kennis van het preken, verschillende boeken aan het lezen. Één van deze boeken was Gordon Fee en Douglas Stuart’s How to Read the Bible for All Its Worth (Grand Rapids, Michigan: Zondervan, 1982). Het leek me nuttig om een klein stukje van wat me is opgevallen te delen ter stichting van de leden van de gemeenten en haar leden. Meer specifiek: dit kleine tekstje kan de lezer enkele handige tools geven om de Bijbel beter te leren lezen.

    In het onderdeel over exegese gaf Gordon Fee advies over de correcte volgorde van het lezen van de Bijbel. Eerst moet de lezer kijken naar de historische context (de auteur, het doelpubliek, de achtergrond,…), dan naar de literaire context (vergeet vooral niet in paragrafen te denken), en pas uiteindelijk naar de hermeneutiek.

    De studie van de hermeneutiek betekent dat we gaan kijken naar wat de tekst nu voor ons betekent. Hiervoor moeten we ons gezond verstand gebruiken. De tekst kan niet betekenen wat het niet betekende voor de oorspronkelijke ontvangers. Indien de tekst spreekt over levenssituaties die we momenteel doormaken, dan is dit Gods woord voor ons in deze specifieke situatie. We mogen enkel de toepassing van deze tekst doortrekken indien we daarvoor toestemming krijgen vanuit een andere plaats in de Bijbel.

    We krijgen niet altijd alle informatie maar we moeten tevreden zijn met al de informatie die we krijgen. We mogen niet verder gaan dan de Bijbel door middel van eigen toevoegingen, wilde speculaties, enzovoort.

    Volgens Douglas Stuart leren de verhalen (narratives) van het Oude Testament ons meestal niet direct doctrines maar ze kunnen wel doctrines die ons ergens anders vanuit de Bijbel worden geleerd verhelderen. Ze leren ons wat er gebeurd is maar ze zijn niet altijd goede voorbeelden voor ons. Dit is ook het geval voor vele oudtestamentische personen. Deze narratives en personages moeten we beoordelen aan de hand van wat God ons duidelijk heeft geleerd in de Bijbel. Deze verhalen bevatten niet alles wat er is gebeurd, maar ze bevatten wel alles wat we moeten weten, en we moeten er tevreden mee zijn. Ze kunnen ons iets bijleren op zowel expliciete als impliciete wijze. De oudtestamentische verhalen draaien altijd om God, die de Held van deze verhalen is.

    Op dezelfde manier, verwijdert Fee zichzelf van de typische Evangelische restorationist visie die leert dat Handelingen de norm of het ideaal is. Fee ziet Handelingen als een narrative. Dit heeft als gevolg dat volgens Fee het niet Lukas’ bedoeling was om een patroon uiteen te zetten voor al de lokale kerken. Ook was het niet Lukas’ bedoeling om alle zaken te standaardiseren, en zelfs niet om een boek over kerkgeschiedenis te schrijven. Het was Lukas’ bedoeling om de bovennatuurlijke rol van de Heilige Geest in de westwaartse uitbreiding van het evangelie naar Rome te beschrijven. Zoals in de oudtestamentische narratives, stelt de narrative van Handelingen God voor als de ware Held van het verhaal en net zoals met de narratives van het Oude Testament kan hier dezelfde regel worden toegepast: wat slechts wordt verhaald of weergegeven mag nooit als normatief worden begrepen.

    Tevens leert Fee net hetzelfde als hij het heeft over de oudtestamentische Wet; enkel die geboden die expliciet worden herhaald in het Nieuwe Testament zijn nog slechts van toepassing, niet de rituele en civiele wetten van het oude Israël.

    Zoals we over de Brieven moeten denken per paragraaf, zo moeten we over de Profetische geschriften denken per orakel. Waar een orakel begint en eindigt is niet altijd even gemakkelijk te bepalen. Wel weten we dat de profeten meestal niet de verre toekomst voorspelden maar soms loopt een stukje van een profetie wel over in de verre toekomst. De meeste profetieën zijn dus, voor ons, reeds uitgekomen in het verleden. We mogen geen diepere betekenissen in de profetieën zoeken, behalve degenen die ons gegeven zijn in het Nieuwe Testament. De profeten van het Oude Testament leren ons dat we zowel zuiver in leer als zuiver in daden moeten zijn.

    Psalmen zijn niet bedoeld om ons doctrines of moraliteit bij te brengen maar om ons te helpen onszelf (met onze emoties, zorgen, hoop,...) uit te drukken naar God en om Zijn wegen te overwegen.

    Spreuken zijn bedoeld om visuele voorstellingen van adviezen te geven. Deze adviezen zijn niet theologisch, niet historisch, en niet geldend in elke specifieke situatie. Tevens kunnen we uit het boek Spreuken leren om niet alles te vergeestelijken maar om te beseffen dat God zei over de materiele wereld: "Het is goed" toen Hij die schiep, aangezien de spreuken gaan over praktische, aardse zaken. Natuurlijk wordt dit weer gebalanceerd door andere bijbelpassages die ons waarschuwen voor materialisme.

    Prediker leert ons het leven te bekijken vanuit een atheïstisch / deïstisch perspectief: de logische, koude gevolgen als God er niet zou zijn. Er zou dan geen beloning zijn voor goede daden en er zou dan geen straf zijn voor slechte daden. Maar God is er wel, daarom moeten we Hem vrezen en Zijn geboden onderhouden. Hij zal alle goede en slechte daden oordelen.

    Net zoals Prediker begint Job vanuit negatief advies. Het boek leert ons dat, in tegenstelling tot het negatieve advies van Jobs vrienden, niet alles wat gebeurt in dit leven Gods wil is of eerlijk is. In tegenstelling tot Prediker waar God, volgens het verkeerde advies, voorgesteld wordt als niet betrokken zijnde bij dit leven, is God, in het boek Job, “te betrokken” aangezien Hij zogezegd elk klein detail zit uit te meten om perfecte gerechtigheid te verschaffen in dit leven. Daarom zou dan al het goede en slechte dat je overkomt zogezegd te herleiden zijn tot of je God al dan niet behaagt. Voor alle duidelijkheid: dit is het verkeerde advies van Jobs vrienden. Dit verkeerde advies werd weersproken door Job – die het bij het rechte eind had – en ook door Jezus (Johannes 9:1-3).

    Het boek Openbaringen vormt een geheel opgebouwd uit paragrafen, waarin de details van de visioenen niet altijd een specifieke betekenis hebben. Van het begin tot het einde, presenteert dit boek een drama. Dit begint met de introductie van het verhaal, alsook de introductie van de personages. De latere visioenen bouwen verder op de eerdere visioenen en hebben hen nodig. Weeral moeten we eerst kijken naar wat dit boek betekende voor haar oorspronkelijke ontvangers (= de zeven kerken in Klein-Azië), en hoe [een deel van] deze profetieën al snel vervuld waren in hun leven. Slechts hierna kunnen we logischerwijze een hermeneutische toepassing vinden in het boek Openbaringen, zoals Gods troost en bemoediging voor hedendaagse kerken en individuele christenen die in onderdrukking leven. Een verdere suggestie voor het lezen en het bestuderen van dit boek is dat haar beelden over de toekomst slechts beelden zijn. Ze drukken een realiteit uit maar ze zijn zelf niet deze realiteit. Ook moeten niet alle details van deze beelden noodzakelijk vervuld worden. We zouden er goed aan doen om niet te speculeren over zogezegde vervullingen uit onze tijd. Er zullen weliswaar delen zijn die nog vervuld moeten worden maar we hebben geen sleutels gekregen om dezen te ontrafelen. Openbaringen 13-14 leert niet noodzakelijk dat er een specifieke, wereldwijde antichrist-leider zal komen, hoewel dit niet onmogelijk is. Wat er ook van zij, als het gaat om vage teksten mogen we niet met dogmatische zekerheid te spreken. Sommige beelden uit openbaringen zijn totaal eschatologisch en deze moeten we ze zo interpreteren. Ze zullen pas vervuld worden op het einde. We zijn niet zeker over de specifieke details maar we mogen wel zeker zijn dat Christus dit alles tot vervulling zal brengen. Laat deze zekerheid een waarschuwing maar ook een bemoediging zijn. Laten we luisteren naar het Woord en het gehoorzamen. Op het einde zullen we alles weten en begrijpen.



    17-06-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De Stad Gods, Vaderland der Gelovigen [korte versie]

    “13. In geloof zijn zij allen gestorven, zonder te hebben ontvangen wat hun beloofd was. Zij hebben het alleen uit de verte gezien en begroet. Zij hebben zichzelf vreemdelingen en voorbijgangers op aarde genoemd. 14. Wie zo spreken, geven duidelijk te kennen dat zij op zoek zijn naar een vaderland. 15. Hadden zij heimwee gehad naar het land van hun herkomst, dan hadden zij gemakkelijk kunnen terugkeren, 16. maar hun verlangen ging uit naar een beter Vaderland, het hemelse. Daarom schaamt God zich niet om hun God genoemd te worden, want Hij heeft voor hen een stad gebouwd” (Hebreeën 11:13-16).

    Onze hoofdtekst, die we net gelezen hebben, komt uit het elfde hoofdstuk van de Hebreeënbrief. Het is een hoofdstuk over geloofshelden. Deze geloofshelden hadden hun vertrouwen vast gesteld op Jahweh, met een vaste hoop op de eeuwige stad Gods die onderbouwd is met eeuwige, blijvende fundamenten en totale rechtvaardigheid. Dit hele hoofdstuk van de Hebreeënbrief geeft ons voorbeelden van zulke vertrouwende en volhardende gelovigen, beginnende met Abel. We raken in deze preek slechts enkele voorbeelden aan. In feite, het woord Hebreeër zou afgeleid kunnen worden van het woord heber wat betekent “iemand van de overkant” of “iemand die oversteekt”. Dit betekent dus dat deze personen zijn overgestoken.[1] De Hebreeënbrief was ook geschreven aan Joodse christenen, die zijn overgestoken tot een nieuw leven in Christus en als buitenstaanders, emigranten, die “van de overkant” worden bekeken door hun vroegere Joodse broeders.

    In onze tekst staat: “Zij hebben zichzelf vreemdelingen en voorbijgangers op aarde genoemd.” – Abraham noemde zich zo in Genesis 23:4. Daar zei hij: “Ik ben een vreemdeling en iemand die tijdelijk verblijft bij u” (vertaling van KJV). Ook zijn nakomeling Jakob zei tegen het einde van zijn leven dat hij zwierf (Genesis 47:9). Deze voorbeelden maken duidelijk dat ze hun vaderland nog niet hadden gevonden en dat ze verlangden, ja, zelfs gelovend uitkeken naar een toekomend vaderland.[2]

    Ons eerste voorbeeld dat we dus bespreken is de persoon Abraham. Hij is uiterst belangrijk omdat hij de vader van ons geloof is. Volgens een Joodse traditie was zijn vader Terach, de hogepriester in de afgodendienst van Nimrod, de God-hatende dictator die de toren van Babel liet bouwen als rebellie tegen Jahweh, de ware God. Abraham kwam dus uit een zeer occulte familie. In feite was iedereen in het occultisme terecht geraakt, met uitzondering van Abrahams voorouders Noach en Shem. Maar later stelde Abraham ook zijn vertrouwen op Jahweh, de ware God die hem riep, en verzette zich tegen de afgodendienst van Nimrod.[3] Nimrod zou 360 afgoden hebben gehad, dus eentje voor elke dag indien je met de maankalender telt. Maar de hoofdafgod van die regio was Inlel. Hij werd soms afgebeeld met bokkenpoten in een vakje, alsof hij van een andere dimensie komt en de duivel zelf is. Het kan de duivel niet schelen of je één afgod vereert, of meerdere goden, of zelfs miljoenen goden – zoals de Hindoes doen – en of je hem erkent of niet. Hij wil niet liever dan dat je je eigen toren van Babel bouwt, je eigen afgod, wat je eigen rebellie tegen God is. Hij is tevreden zolang je de ware God maar niet vereert en op Hem bouwt en Hem vertrouwt. Of je deze buiten-Bijbelse traditie gelooft of niet, de Bijbel leert ons dat “De HEER zei tegen Abram: ‘Trek weg uit uw land, uw stam en ouderlijk huis, naar het land dat Ik u zal aanwijzen(…)’” (Genesis 12:1).[4] We weten dat dit voor Abraham puur een zaak was van geloof omdat in de tijd van Abraham, de familie van een persoon uiterst belangrijk was. Het gaf je veiligheid en geborgenheid. Abraham wist niet waar hij heen zou gaan. Dit was dus puur een zaak van vertrouwen op God. De Hebreeënbrief stelt het zo voor: “8. Door het geloof heeft Abraham gehoor gegeven aan de roepstem van God en ging hij op weg naar een land dat bestemd was voor hem en zijn erfgenamen; hij vertrok zonder te weten waarheen. 9. Door het geloof verbleef hij als vreemdeling in het land dat hem beloofd was; hij woonde er in tenten, evenals Isaak en Jakob, die dezelfde belofte erfden; 10. want hij zag uit naar de stad met fundamenten, waarvan God de ontwerper en bouwer is.” (Hebreeën 11:8-10) Het is ironisch dat Nimrod een reusachtige toren bouwde met een zeer sterk aards fundament en dat zijn toren door God zelf werd vernietigd, terwijl Abraham in een tent leefde zonder sterk aards fundament. Hoe kan dit toch? Abraham had een relatie met de ware God. Abrahams vertrouwen was gebouwd op Jahweh de Rots, nadat hij de afgoden achter zich liet. In die zin is Abraham de vader van ons geloof. Door zijn geloof – of vertrouwen, of gehoorzame relatie – heeft God hem gezegend met ontelbare nakomelingen en God beloofde hem dat in zijn nageslacht alle volkeren van de aarde gezegend zouden worden (zie ook Genesis 17:1-4). We mogen beseffen dat Abrahams roeping van godswege een significant keerpunt was. Het opende de weg voor alle natiën, die net getroffen waren door Gods oordeel, om de zegen van God te ontvangen.[5] Abraham zelf leefde als een vreemdeling en hij zag deze belofte nog niet in vervulling geraken. Hij kon enkel vertrouwen op Gods belofte.[6]

    Een tweede voorbeeld van een geloofsheld dat ik wil geven uit het boek Genesis is het voorbeeld van Mozes, een fysieke en geestelijke afstammeling van Abraham.[7] Net zoals Abraham werd Mozes geroepen door God (Exodus 3-4). Mozes is een belangrijk voorbeeld voor de Joden; aangezien hij de Israëlieten leidde uit Egypte, tot een tweede bestaan in vrijheid.[8] Het wordt naverteld door de schrijver van Hebreeën in verzen 24 tot 27 van hetzelfde hoofdstuk, dat is hoofdstuk 11. “24. Door het geloof heeft Mozes zelf, toen hij groot geworden was, geweigerd om door te gaan voor een zoon van de dochter van de farao. 25. Hij wilde liever mishandeld worden met het volk van God dan voor korte tijd profiteren van de zonde. 26. Voor hem was de smaad van de Messias kostbaarder dan al de schatten van Egypte, want hij hield het oog gericht op de komende beloning. 27. Door het geloof verliet hij Egypte zonder de woede van de koning te vrezen, want hij zette door, als ziende de Onzienlijke.” (Hebreeën 11:24-27).

    Egypte is voor de Joden het slavenhuis. Tevens stond Egypte bekend om haar afgoderij. Ze waren er slaven; letterlijke slaven en slaven van hun zonden. Toen ze uit Egypte, het land der zonden, trokken, kwam hun oude slavenmeester hen achterna. Echter “Door het geloof trokken zij door de Rode Zee als over droog land; toen de Egyptenaren het probeerden, verdronken ze.” (Hebreeën 11:29). Vanaf ze door deze zee trokken, en hun oude slavenmeester verdronken was, kwamen ze als het ware terecht in een nieuw leven, onder een nieuwe Heer.[9] Natuurlijk moest dit ook een geestelijke realiteit worden in hun hart. Zoals Jozua zei: “Vrees dus de HEER en dien Hem oprecht en trouw. Doe de goden weg die uw voorouders aan de overkant van de Rivier en in Egypte hebben vereerd, en wees dienaren van de Heer. (…) Doe dan de vreemde goden bij u weg en buig uw harten naar de HEER, de God van Israël” (Jozua 24:14,23). Op dezelfde manier gaan de dopelingen door het water, en kiezen ze ervoor om geestelijk te verrijzen in een nieuw leven, bevrijd van de ketenen van de zonde.[10] Ze moeten hun oude levens achterlaten, en door het water binnengaan in een nieuw leven, dat gericht is op het komende koninkrijk van God. – Maar nog steeds is dit niet het koninkrijk. – Dit is een werkelijk transformerende kracht. Diegenen die zich gaan laten dopen moeten bereid zijn al het oude, zondige achter te laten voor hun doop. Ze mogen echt verwachten dat hun leven vernieuwd en gezuiverd zal worden wanneer ze zich door de doop onderwerpen aan Christus (Mattheüs 28:18-20).[11] Een doop is een volledige onderdompeling, een sterven aan onze oude, zondige zelf. Zo geven we alles, ja ons hele leven en onze hele wil over aan Christus. Ook laten we ons onderdompelen in zijn liefde. Ik herhaal nogmaals dat, zoals we kunnen opmaken uit onze Romeinen tekst, volgens Paulus het oude leven sterft in de doop en dat diegenen die dus al gestorven zijn aan deze zondige natuur hunzelf moeten beschouwen als dood voor de zonden en opgestaan in een nieuw leven met de opgestane Heer, in een vereniging met Christus, door het geloof.[12] Want, in Hebreeën 11:16b staat geschreven:

    ‘16b. hun verlangen ging uit naar een beter Vaderland, het hemelse. Daarom schaamt God zich niet om hun God genoemd te worden, want Hij heeft voor hen een stad gebouwd”’

    Door het verbond met Christus is God nu al onze God. Maar, net zoals de geloofshelden uit Hebreeën 11, de vroege christenen, en de christenen erna, kijken wij uit naar de komst van Jezus Christus en de komst van de stad van onze God, zoals Johannes schreef:

    “2. Ik zag de heilige stad, het nieuwe Jeruzalem, vanuit God uit de hemel neerdalen, gereed als een bruid die zich voor haar man heeft getooid. 3. Toen hoorde ik een luide stem, die vanaf de troon riep: ‘Dit is de tent van God bij de mensen! Hij zal bij hen wonen. Zij zullen zijn volk zijn, en Hij, God-met-hen, zal hun God zijn. 4. Hij zal alle tranen uit hun ogen wissen, en de dood zal niet meer bestaan; geen rouw, geen geween, geen smart zal er zijn, want al het oude is voorbij.’” (Openbaringen 21:2-4)

    “want al het oude is voorbij.” In zekere zin gebeurt dit nu al. Alle gedoopte christenen moeten beseffen dat ze al binnengetreden zijn in een nieuw en heilig leven, verwachtende de stad Gods. Ze zijn al ingeschreven als burgers in die stad (Hebreeën 4:16; 12:22-23). We mogen allen beseffen dat we al als individuen en als kerk in zo een relatie staan met de Godmens Jezus, de Koning van de stad die zal neerdalen uit de hemel. Dit was de hoop van de geloofshelden van de Hebreeënbrief, wiens geloof gefocust was op deze eeuwige stad, hun vaderland (Hebreeën 11:10, 16).[13] Deze stad, in tegenstelling tot Nimrods stad, of de stad van één of de andere farao of dictator, zal eeuwig blijven bestaan.[14] Dan zal volledig vervuld worden wat in Jesaja 9:4-7 staat geschreven en wat al ten dele vervuld is:

    “Want alle dreunend stampende laarzen en met bloed doordrenkte mantels worden verbrand, en verteerd door het vuur. Want een kind wordt geboren, een zoon wordt ons gegeven. De heerschappij rust op zijn schouders; men noemt hem wonder van beleid, goddelijke held, vader voor eeuwig, vredevorst. Groot is de macht en eindeloos de vrede voor de troon van David, voor zijn koninkrijk; hij zal het stichten en onderhouden door recht en gerechtigheid vanaf nu en voor altijd. De geestdriftige liefde van de HEER van de machten zal dit teweegbrengen.”

    Deze belofte was ook al gegeven aan een afstammeling van Abraham, zoals u kan lezen in Genesis 49:10: “Van Juda zal de scepter niet wijken, de staf zal niet verdwijnen tussen zijn voeten, totdat hij [Christus] verschijnt die hem [Juda] leiden mag; hem [Christus] zijn de volken gehoorzaam.”[15]

    Deze belofte is volledig nedergedaald op de Leeuw van Juda.[16] Laat ons ons dus nu al volledig onderwerpen aan de liefde van Christus en aan Christus zelf door gehoorzaamheid aan Hem door het geloof, door de doop, en door blijvend vertrouwen. Dan zullen we zijn licht, vreugde, en bovenal zijn liefde ervaren. Er is ruimte voor nieuwe hoop als we onze hoop volledig vestigen op Christus. Er is ruimte voor nieuw, bruisend leven, indien ons leven gebouwd is op het fundament Gods, het eeuwige fundament. Ik geloof dat de geestelijke verduistering van Europa kan worden teruggekeerd, zodat de heilige Kerk in Europa weer het eeuwige licht van het evangelie kan schijnen, beginnende in ons dorp, Vlaanderen, België, de Benelux, Europa, en ja, de hele wereld.[17] Het gaat niet om onze koninkrijken maar het gaat om het Eeuwige koninkrijk van God de Vader. Franciscus zei het als volgt: “De Heer van genade gaat beslag leggen op ons hart. Hij wil ons helemaal benutten: onze ogen, onze mond, onze handen en voeten, onze gedachten en gevoelens.”[18] “Heer, U bent het licht in onze duisternis. U hebt over ons mensen gezegd: ‘Uit het hart komen voort boze gedachten; moord, echtbreuk, ontucht, diefstal, valse getuigenis en godslastering’ (Mt.15,19). Maar u bent tot ons gekomen om onze duisternis te veranderen in uw helderheid. Kom dan, Jezus, met uw licht en laat ons de waarheid zien waaruit wij leven. Eén enkel ogenblik is voor u voldoende.”[19]

    Deze preek werd oorspronkelijk gepreekt op 16 juni 2018. Ze werd op 24 september en op 1 oktober 2023 in twee delen gepreekt in de Evangelische kerk van Balen. Dit is de oorspronkelijke korte versie.

    Voetnoten:

    [1] In tegenstelling tot apiru, zie Robin Routledge, Old Testament Introduction: Text, Interpretation, Structure, Themes (Nottingham: Inter-Varsity Press, 2016), 81-82.

    [2] Gebaseerd op Bruce, Commentary on the Epistle to the Hebrews, 304-305. Zie ook A. van de Beek, Geschiedenis van Israël in het Oude Testament (Kampen: Kok Voorhoeve, 1993), 17-18.

    [3] Boek van Jasher.

    [4] Lees Routledge, Old Testament Introduction, 238-239 voor de roeping van Abraham als een nieuw begin.

    [5] Idem, Old Testament Theology: a Thematic Approach (Nottingham: Inter-Varsity Press, 2008), 158(, 165, voetnoot 22), 166-167, 172. Zie ook Theologie van het Oude Testament: De blijvende boodschap van de Hebreeuwse bijbel, ed. Hendrik Koorevaar en Mart-Jan Paul (Zoetermeer: Boekencentrum, 2013), 188, 230-231, 260-261.

    [6] Zie ook van de Beek, Geschiedenis van Israël in het Oude Testament, 16-18.

    [7] Voor een interessante uitbreiding over Abraham en Mozes, lees Paul Copan, Is God a Moral Monster? Making Sense of the Old Testament God (Grand Rapids, Michigan: Baker Books, 2011), 43-46.

    [8] van de Beek, Geschiedenis van Israël in het Oude Testament, 23. Zie ook Claus Westermann, Hoofdlijnen van een theologie van het Oude Testament (Kampen: J. H. Kok, 1981), 41-42, 77.

    [9] Deze zin is gebaseerd op Routledge, Old Testament Theology, 162. (Zie ook de verwijzingen naar John Bright, Covenant and Promise (London: SCM, 1977), 35, 43. Stephen L. Cook, The Social Roots of Biblical Yahwism, Studies in Biblical Literature 8 (Leiden: Brill, 2004). Walther Eichrodt, Theology of the Old Testament, Volume 1 (London: SCM, 1961), 37.)

    [10] Dit idee komt overeen met F.F. Bruce, The Epistle of Paul to the Romans: An Introduction and Commentary (London: Tyndale Press, 1963), 137.

    [11] Voor de doop om een bekeerling te zijn en de vernieuwende werking, al bij de Joden, zie Alfred Edersheim, The Life and Times of Jesus the Messiah , Volume 2 (Grand Rapids, Michigan: Eerdmans, 1947), 745-747. In ons voorbeeld worden ze bekeerlingen van Jezus de Messias.

    [12] Bruce, Romans, 136-137.

    [13] Merrill C. Tenney, Interpreting Revelation (Grand Rapids: Eerdmans, 1957), 92-94, 133. A. J. Visser, De Openbaring van Johannes (Nijkerk: G. F. Callenbach, 1972), 249-250. Grant R. Osborne, Revelation Verse by Verse (Bellingham, Washington: Lexham, 2016), 337-341.

    [14] Francis A. Schaeffer, Basic Bible Studies (Wheaton, Illinois: Tyndale House Publishers), 84.

    [15] Dit stuk is gebaseerd op John Henry Newman, Works of John Henry Newman (Kindle Locations 5031-5038). Kindle Edition.

    [16] Naar ibid., Kindle Locations 40036-40038.

    [17] Zie ook Routledge, Old Testament Theology, 173-174.

    [18] A. van Corstanje, Franciscus, Bijbel der Armen (Haarlem: J. H. Gottmer, 1976), 115.

    [19] Ibid., 155.


    Categorie:Preken
    16-06-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De Stad Gods, Vaderland der Gelovigen [lange versie]

    “13. In geloof zijn zij allen gestorven, zonder te hebben ontvangen wat hun beloofd was. Zij hebben het alleen uit de verte gezien en begroet. Zij hebben zichzelf vreemdelingen en voorbijgangers op aarde genoemd. 14. Wie zo spreken, geven duidelijk te kennen dat zij op zoek zijn naar een vaderland. 15. Hadden zij heimwee gehad naar het land van hun herkomst, dan hadden zij gemakkelijk kunnen terugkeren, 16. maar hun verlangen ging uit naar een beter Vaderland, het hemelse. Daarom schaamt God zich niet om hun God genoemd te worden, want Hij heeft voor hen een stad gebouwd” (Hebreeën 11:13-16).

    Onze hoofdtekst, die we net gelezen hebben, komt uit het elfde hoofdstuk van de Hebreeënbrief. Het is een hoofdstuk over geloofshelden. Deze geloofshelden hadden hun vertrouwen vast gesteld op Jahweh, met een vaste hoop op de eeuwige stad Gods die onderbouwd is met eeuwige, blijvende fundamenten en totale rechtvaardigheid. Dit hele hoofdstuk van de Hebreeënbrief geeft ons voorbeelden van zulke vertrouwende en volhardende gelovigen, beginnende met Abel. We raken in deze preek slechts enkele voorbeelden aan. In feite, het woord Hebreeër zou afgeleid kunnen worden van het woord heber wat betekent “iemand van de overkant” of “iemand die oversteekt”. Dit betekent dus dat deze personen zijn overgestoken.[1] De Hebreeënbrief was ook geschreven aan Joodse christenen, die zijn overgestoken tot een nieuw leven in Christus en als buitenstaanders, emigranten, die “van de overkant” worden bekeken door hun vroegere Joodse broeders.

    In onze tekst staat: “Zij hebben zichzelf vreemdelingen en voorbijgangers op aarde genoemd.” – Abraham noemde zich zo in Genesis 23:4. Daar zei hij: “Ik ben een vreemdeling en iemand die tijdelijk verblijft bij u” (vertaling van KJV). Ook zijn nakomeling Jakob zei tegen het einde van zijn leven dat hij zwierf (Genesis 47:9). Deze voorbeelden maken duidelijk dat ze hun vaderland nog niet hadden gevonden en dat ze verlangden, ja, zelfs gelovend uitkeken naar een toekomend vaderland.[2]

    Ons eerste voorbeeld dat we dus bespreken is de persoon Abraham. Hij is uiterst belangrijk omdat hij de vader van ons geloof is. Volgens een Joodse traditie was zijn vader Terach, de hogepriester in de afgodendienst van Nimrod, de God-hatende dictator die de toren van Babel liet bouwen als rebellie tegen Jahweh, de ware God. Abraham kwam dus uit een zeer occulte familie. In feite was iedereen in het occultisme terecht geraakt, met uitzondering van Abrahams voorouders Noach en Shem. Maar later stelde Abraham ook zijn vertrouwen op Jahweh, de ware God die hem riep, en verzette zich tegen de afgodendienst van Nimrod.[3] Nimrod zou 360 afgoden hebben gehad, dus eentje voor elke dag indien je met de maankalender telt. Maar de hoofdafgod van die regio was Inlel. Hij werd soms afgebeeld met bokkenpoten in een vakje, alsof hij van een andere dimensie komt en de duivel zelf is. Het kan de duivel niet schelen of je één afgod vereert, of meerdere goden, of zelfs miljoenen goden – zoals de Hindoes doen – en of je hem erkent of niet. Hij wil niet liever dan dat je je eigen toren van Babel bouwt, je eigen afgod, wat je eigen rebellie tegen God is. Hij is tevreden zolang je de ware God maar niet vereert en op Hem bouwt en Hem vertrouwt. Of je deze buiten-Bijbelse traditie gelooft of niet, de Bijbel leert ons dat “De HEER zei tegen Abram: ‘Trek weg uit uw land, uw stam en ouderlijk huis, naar het land dat Ik u zal aanwijzen(…)’” (Genesis 12:1).[4] We weten dat dit voor Abraham puur een zaak was van geloof omdat in de tijd van Abraham, de familie van een persoon uiterst belangrijk was. Het gaf je veiligheid en geborgenheid. Abraham wist niet waar hij heen zou gaan. Dit was dus puur een zaak van vertrouwen op God. De Hebreeënbrief stelt het zo voor: “8. Door het geloof heeft Abraham gehoor gegeven aan de roepstem van God en ging hij op weg naar een land dat bestemd was voor hem en zijn erfgenamen; hij vertrok zonder te weten waarheen. 9. Door het geloof verbleef hij als vreemdeling in het land dat hem beloofd was; hij woonde er in tenten, evenals Isaak en Jakob, die dezelfde belofte erfden; 10. want hij zag uit naar de stad met fundamenten, waarvan God de ontwerper en bouwer is.” (Hebreeën 11:8-10) Het is ironisch dat Nimrod een reusachtige toren bouwde met een zeer sterk aards fundament en dat zijn toren door God zelf werd vernietigd, terwijl Abraham in een tent leefde zonder sterk aards fundament. Hoe kan dit toch? Abraham had een relatie met de ware God. Abrahams vertrouwen was gebouwd op Jahweh de Rots, nadat hij de afgoden achter zich liet. In die zin is Abraham de vader van ons geloof. Door zijn geloof – of vertrouwen, of gehoorzame relatie – heeft God hem gezegend met ontelbare nakomelingen en God beloofde hem dat in zijn nageslacht alle volkeren van de aarde gezegend zouden worden (zie ook Genesis 17:1-4). We mogen beseffen dat Abrahams roeping van godswege een significant keerpunt was. Het opende de weg voor alle natiën, die net getroffen waren door Gods oordeel, om de zegen van God te ontvangen.[5] Abraham zelf leefde als een vreemdeling en hij zag deze belofte nog niet in vervulling geraken. Hij kon enkel vertrouwen op Gods belofte.[6] [Zoals we in vers 9 van de Hebreeëntekst zagen, werd deze belofte overgedragen op zijn zonen van generatie op generatie[7] en de belofte werd een duidelijke werkelijkheid toen Jezus Christus naar deze aarde kwam. Wij ontvangen deze werkelijkheid indien wij ons vertrouwen stellen in Jezus Christus de Messias, zoals de geloofshelden dit deden (Handelingen 3:25-26; Galaten 3:6-9).[8] Deze belofte was natuurlijk niet alleen voor ons maar ook voor Abraham zelf. Aangezien hij bleef vertrouwen in deze belofte, en God geen leugenaar is, vormt dit een duidelijk bewijs voor het leven na de dood en het uitkijken naar “de stad met fundamenten, waarvan God de ontwerper en bouwer is”.]

    Een tweede voorbeeld van een geloofsheld dat ik wil geven uit het boek Genesis is het voorbeeld van Mozes, een fysieke en geestelijke afstammeling van Abraham.[9] Net zoals Abraham werd Mozes geroepen door God (Exodus 3-4). Mozes is een belangrijk voorbeeld voor de Joden; aangezien hij de Israëlieten leidde uit Egypte, tot een tweede bestaan in vrijheid.[10] Het wordt naverteld door de schrijver van Hebreeën in verzen 24 tot 27 van hetzelfde hoofdstuk, dat is hoofdstuk 11. “24. Door het geloof heeft Mozes zelf, toen hij groot geworden was, geweigerd om door te gaan voor een zoon van de dochter van de farao. 25. Hij wilde liever mishandeld worden met het volk van God dan voor korte tijd profiteren van de zonde. 26. Voor hem was de smaad van de Messias kostbaarder dan al de schatten van Egypte, want hij hield het oog gericht op de komende beloning. 27. Door het geloof verliet hij Egypte zonder de woede van de koning te vrezen, want hij zette door, als ziende de Onzienlijke.” (Hebreeën 11:24-27).

    Egypte is voor de Joden het slavenhuis. Tevens stond Egypte bekend om haar afgoderij. Ze waren er slaven; letterlijke slaven en slaven van hun zonden. Toen ze uit Egypte, het land der zonden, trokken, kwam hun oude slavenmeester hen achterna. Echter “Door het geloof trokken zij door de Rode Zee als over droog land; toen de Egyptenaren het probeerden, verdronken ze.” (Hebreeën 11:29). Vanaf ze door deze zee trokken, en hun oude slavenmeester verdronken was, kwamen ze als het ware terecht in een nieuw leven, onder een nieuwe Heer.[11] Natuurlijk moest dit ook een geestelijke realiteit worden in hun hart. Zoals Jozua zei: “Vrees dus de HEER en dien Hem oprecht en trouw. Doe de goden weg die uw voorouders aan de overkant van de Rivier en in Egypte hebben vereerd, en wees dienaren van de Heer. (…) Doe dan de vreemde goden bij u weg en buig uw harten naar de HEER, de God van Israël” (Jozua 24:14,23). Op dezelfde manier gaan de dopelingen door het water, en kiezen ze ervoor om geestelijk te verrijzen in een nieuw leven, bevrijd van de ketenen van de zonde.[12]

    In dezelfde trant gebruikt Petrus het voorbeeld van buitenstaander Noach en zijn familie en aangetrouwde familie als de enige overlevenden van de zondvloed (1 Petrus 3:20). Dan schrijft hij: “Dit was een voorafbeelding van het doopwater, waardoor u nu gered wordt. De doop beoogt niet de verwijdering van lichamelijke onreinheid, maar is een verzoek aan God om een zuiver geweten, krachtens de opstanding van Jezus Christus.” (1 Petrus 3:21) We zien hier duidelijk dat Petrus de doop vergelijkt met een graf en met een opstanding tot een nieuw leven waarnaar uitgekeken werd. En er na beschrijft hij de absolute gehoorzaamheid die vereist is in het nieuwe leven van de gedoopten zoals u kan lezen in 1 Petrus 4:1-2.

    Paulus doet ongeveer hetzelfde. Hij omschrijft het als volgt: “3. Weet u niet dat wij door de doop, die ons één heeft gemaakt met Christus Jezus, delen in zijn dood? 4. Door de doop in zijn dood zijn wij met Hem begraven, opdat ook wij, zoals Christus door de macht van zijn Vader uit de doden is opgewekt, een nieuw leven zouden gaan leiden. 5. Want indien wij als het ware vergroeid zijn met zijn dood, moeten wij Hem ook volgen in zijn opstanding.” (Romeinen 6:3-5)

    Om dit concept van dood aan het oude leven en opstanding vanuit de doop in het nieuwe leven te verduidelijken schreef de in zijn tijd populaire leraar-monnik Morgan van Wales: “Hij [Paulus] toont dat we gedoopt waren op deze manier zo dat we door het mysterie begraven zijn met Christus, stervende aan onze overtredingen, afstand gedaan hebben van onze voormalige levens, zodat net zoals de vader is verheerlijkt in de opstanding van de Zoon, zo ook vanwege de nieuwheid van onze manier van leven is hij verheerlijkt door allen, onder voorbehoud dat zelfs de tekenen van onze oude zelf niet meer te herkennen zijn in ons. Want we zouden niet mogen iets te willen of verlangen dat diegenen die nog niet gedoopt zijn, en al diegenen die nog verstrikt zijn in de fouten van het oude leven, willen of verlangen.”[13] U kent Morgan van Wales misschien als de “ketter” Pelagius, uit de geschriften van Augustinus van Hippo. Pelagius was valselijk veroordeeld als ketter in 2 Noord-Afrikaanse synodes waarover bisschop Augustinus de baas was, zonder dat hij de mogelijkheid had zich te verdedigen. Dat hij een ketter was is nog steeds de algemeen aanvaarde orthodoxie maar zijn herontdekte commentaar op Romeinen, waaruit we zo net een stukje hebben voorgelezen, toont aan dat hij een bijbelgetrouwe leraar was, in lijn met de voorgaande traditie.

    Het oudere Ambrosiaster document, van de generatie van voor Augustinus en Pelagius, bevat een soortgelijk idee: “Gelukkig zegt Paulus ons dat we zullen verrijzen indien we verenigd zijn met Christus en de gelijkenis van zijn dood, met andere woorden, indien we al onze slechtheid aan de kant hebben gelegd in de doop en, overgebracht zijnde in een nieuw leven, niet meer zondigen. Op deze manier zullen we zoals Hem [Christus] zijn in zijn opstanding, omdat de gelijkenis van zijn dood een soortgelijke opstanding veronderstelt.”[14]

    Op dezelfde manier moeten wij ons oude leven achterlaten, en door het water binnengaan in een nieuw leven, dat gericht is op het komende koninkrijk van God. – Maar nog steeds is dit niet het koninkrijk. – Dit is een werkelijk transformerende kracht. Diegenen die zich gaan laten dopen moeten bereid zijn al het oude, zondige achter te laten voor hun doop. Ze mogen echt verwachten dat hun leven vernieuwd en gezuiverd zal worden wanneer ze zich door de doop onderwerpen aan Christus (Mattheüs 28:18-20).[15] Een doop is een volledige onderdompeling, een sterven aan onze oude, zondige zelf. Zo geven we alles, ja ons hele leven en onze hele wil over aan Christus. Ook laten we ons onderdompelen in zijn liefde. Ik herhaal nogmaals dat, zoals we kunnen opmaken uit onze Romeinen tekst, volgens Paulus het oude leven sterft in de doop en dat diegenen die dus al gestorven zijn aan deze zondige natuur hunzelf moeten beschouwen als dood voor de zonden en opgestaan in een nieuw leven met de opgestane Heer, in een vereniging met Christus, door het geloof.[16] Want, in Hebreeën 11:16b staat geschreven:

    ‘16b. hun verlangen ging uit naar een beter Vaderland, het hemelse. Daarom schaamt God zich niet om hun God genoemd te worden, want Hij heeft voor hen een stad gebouwd”’

    Door het verbond met Christus is God nu al onze God. Maar, net zoals de geloofshelden uit Hebreeën 11, de vroege christenen, en de christenen erna, kijken wij uit naar de komst van Jezus Christus en de komst van de stad van onze God, zoals Johannes schreef:

    “2. Ik zag de heilige stad, het nieuwe Jeruzalem, vanuit God uit de hemel neerdalen, gereed als een bruid die zich voor haar man heeft getooid. 3. Toen hoorde ik een luide stem, die vanaf de troon riep: ‘Dit is de tent van God bij de mensen! Hij zal bij hen wonen. Zij zullen zijn volk zijn, en Hij, God-met-hen, zal hun God zijn. 4. Hij zal alle tranen uit hun ogen wissen, en de dood zal niet meer bestaan; geen rouw, geen geween, geen smart zal er zijn, want al het oude is voorbij.’” (Openbaringen 21:2-4)

    “want al het oude is voorbij.” In zekere zin gebeurt dit nu al. Alle gedoopte christenen moeten beseffen dat ze al binnengetreden zijn in een nieuw en heilig leven, verwachtende de stad Gods. Ze zijn al ingeschreven als burgers in die stad (Hebreeën 4:16; 12:22-23). We mogen allen beseffen dat we al als individuen en als kerk in zo een relatie staan met de Godmens Jezus, de Koning van de stad die zal neerdalen uit de hemel. Dit was de hoop van de geloofshelden van de Hebreeënbrief, wiens geloof gefocust was op deze eeuwige stad, hun vaderland (Hebreeën 11:10, 16).[17] Deze stad, in tegenstelling tot Nimrods stad, of de stad van één of de andere farao of dictator, zal eeuwig blijven bestaan.[18] Dan zal volledig vervuld worden wat in Jesaja 9:1-7 staat geschreven en wat al ten dele vervuld is:

    “Het volk dat ronddwaalt in het donker, ziet een helder licht. Over hen die wonen in een land vol duisternis gaat een stralend licht op. Uitbundig laat U hen juichen en U overstelpt hen met vreugde; zij verheugen zich voor uw aanschijn zoals er vreugde is bij de oogst en gejuich bij het verdelen van de buit. Want het drukkende juk, de stang op hun schouders, de stok van de drijver, U breekt ze stuk als op de dag van Midjan. Want alle dreunend stampende laarzen en met bloed doordrenkte mantels worden verbrand, en verteerd door het vuur. Want een kind wordt geboren, een zoon wordt ons gegeven. De heerschappij rust op zijn schouders; men noemt hem wonder van beleid, goddelijke held, vader voor eeuwig, vredevorst. Groot is de macht en eindeloos de vrede voor de troon van David, voor zijn koninkrijk; hij zal het stichten en onderhouden door recht en gerechtigheid vanaf nu en voor altijd. De geestdriftige liefde van de HEER van de machten zal dit teweegbrengen.”

    Deze belofte was ook al gegeven aan een afstammeling van Abraham, zoals u kan lezen in Genesis 49:10: “Van Juda zal de scepter niet wijken, de staf zal niet verdwijnen tussen zijn voeten, totdat hij verschijnt die hem [Juda] leiden mag; hem [Christus] zijn de volken gehoorzaam.”[19]

    Deze belofte is volledig nedergedaald op de Leeuw van Juda.[20] Laat ons ons dus nu al volledig onderwerpen aan de liefde van Christus en aan Christus zelf door gehoorzaamheid aan Hem door het geloof, door de doop, en door blijvend vertrouwen. Dan zullen we zijn licht, vreugde, en bovenal zijn liefde ervaren. Er is ruimte voor nieuwe hoop als we onze hoop volledig vestigen op Christus. Er is ruimte voor nieuw, bruisend leven, indien ons leven gebouwd is op het fundament Gods, het eeuwige fundament. Ik geloof dat de geestelijke verduistering van Europa kan worden teruggekeerd, zodat de heilige Kerk in Europa weer het eeuwige licht van het evangelie kan schijnen, beginnende in ons dorp, Vlaanderen, België, de Benelux, Europa, en ja, de hele wereld.[21] Het gaat niet om onze koninkrijken maar het gaat om het Eeuwige koninkrijk van God de Vader. Franciscus zei het als volgt: “De Heer van genade gaat beslag leggen op ons hart. Hij wil ons helemaal benutten: onze ogen, onze mond, onze handen en voeten, onze gedachten en gevoelens.”[22] “Heer, U bent het licht in onze duisternis. U hebt over ons mensen gezegd: ‘Uit het hart komen voort boze gedachten; moord, echtbreuk, ontucht, diefstal, valse getuigenis en godslastering’ (Mt.15,19). Maar u bent tot ons gekomen om onze duisternis te veranderen in uw helderheid. Kom dan, Jezus, met uw licht en laat ons de waarheid zien waaruit wij leven. Eén enkel ogenblik is voor u voldoende.”[23]

    Deze preek werd oorspronkelijk gepreekt op 16 juni 2018. Ze werd op 24 september en op 1 oktober 2023 in twee delen gepreekt in de Evangelische kerk van Balen. Dit is de oorspronkelijke lange versie.

    Voetnoten:

    [1] In tegenstelling tot apiru, zie Robin Routledge, Old Testament Introduction: Text, Interpretation, Structure, Themes (Nottingham: Inter-Varsity Press, 2016), 81-82.

    [2] Gebaseerd op Bruce, Commentary on the Epistle to the Hebrews, 304-305. Zie ook A. van de Beek, Geschiedenis van Israël in het Oude Testament (Kampen: Kok Voorhoeve, 1993), 17-18.

    [3] Boek van Jasher.

    [4] Lees Routledge, Old Testament Introduction, 238-239 voor de roeping van Abraham als een nieuw begin.

    [5] Idem, Old Testament Theology: a Thematic Approach (Nottingham: Inter-Varsity Press, 2008), 158(, 165, voetnoot 22), 166-167, 172. Zie ook Theologie van het Oude Testament: De blijvende boodschap van de Hebreeuwse bijbel, ed. Hendrik Koorevaar en Mart-Jan Paul (Zoetermeer: Boekencentrum, 2013), 188, 230-231, 260-261.

    [6] Zie ook van de Beek, Geschiedenis van Israël in het Oude Testament, 16-18.

    [7] Deels gebaseerd op John Henry Newman, Works of John Henry Newman (Kindle Locations 5025-5031). Kindle Edition.

    [8] Het voorgaande is gebaseerd op Herbert Wolf, An Introduction to the Old Testament Pentateuch (Chicago: Moody Publishers, 1991), 129-130. Deze connectie wordt ook gemaakt in Theologie van het Oude Testament, ed. Hendrik Koorevaar en Mart-Jan Paul, 406-408.

    [9] Voor een interessante uitbreiding over Abraham en Mozes, lees Paul Copan, Is God a Moral Monster? Making Sense of the Old Testament God (Grand Rapids, Michigan: Baker Books, 2011), 43-46.

    [10] van de Beek, Geschiedenis van Israël in het Oude Testament, 23. Zie ook Claus Westermann, Hoofdlijnen van een theologie van het Oude Testament (Kampen: J. H. Kok, 1981), 41-42, 77.

    [11] Deze zin is gebaseerd op Routledge, Old Testament Theology, 162. (Zie ook de verwijzingen naar John Bright, Covenant and Promise (London: SCM, 1977), 35, 43. Stephen L. Cook, The Social Roots of Biblical Yahwism, Studies in Biblical Literature 8 (Leiden: Brill, 2004). Walther Eichrodt, Theology of the Old Testament, Volume 1 (London: SCM, 1961), 37.)

    [12] Dit idee komt overeen met F.F. Bruce, The Epistle of Paul to the Romans: An Introduction and Commentary (London: Tyndale Press, 1963), 137.

    [13] Pelagius, Pelagius’ Commentaar op Romeinen, Romeinen 6:4, genomen uit Theodore de Bruyn, Pelagius's Commentary on St. Paul's Epistle to the Romans: Translated with Introduction and Notes (Oxford: Clarendon Press, 1993), 96-97.

    [14] Ambrosiaster, Commentaar op Romeinen, Romeinen 6:5, genomen uit Gerald L. Bray, Commentaries On Romans and 1-2 Corinthians - Ambrosiaster (Downers Grove, Illinois: InterVarsity Press, 2009), 48.

    [15] Voor de doop om een bekeerling te zijn en de vernieuwende werking, al bij de Joden, zie Alfred Edersheim, The Life and Times of Jesus the Messiah , Volume 2 (Grand Rapids, Michigan: Eerdmans, 1947), 745-747. In ons voorbeeld worden ze bekeerlingen van Jezus de Messias.

    [16] Bruce, Romans, 136-137.

    [17] Merrill C. Tenney, Interpreting Revelation (Grand Rapids: Eerdmans, 1957), 92-94, 133. A. J. Visser, De Openbaring van Johannes (Nijkerk: G. F. Callenbach, 1972), 249-250. Grant R. Osborne, Revelation Verse by Verse (Bellingham, Washington: Lexham, 2016), 337-341.

    [18] Francis A. Schaeffer, Basic Bible Studies (Wheaton, Illinois: Tyndale House Publishers), 84.

    [19] Dit stuk is gebaseerd op John Henry Newman, Works of John Henry Newman (Kindle Locations 5031-5038). Kindle Edition.

    [20] Naar ibid., Kindle Locations 40036-40038.

    [21] Zie ook Routledge, Old Testament Theology, 173-174.

    [22] A. van Corstanje, Franciscus, Bijbel der Armen (Haarlem: J. H. Gottmer, 1976), 115.

    [23] Ibid., 155.


    Categorie:Preken
    24-05-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Nieuwtestamentische Aansluiting

    [Om dit artikel te begrijpen moet de lezer weten dat - als men de traditie der Babylonische Talmud volgt - de Joodse Bijbel eindigt met het boek Kronieken.]

    "Als we nu vanuit een literair standpunt kijken naar het begin van het NT, het Evangelie van Mattheüs, dan begint het boek met de stamboom van Jezus Christus, de zoon van David, de zoon van Abraham (Mat. 1:1). Mattheüs neemt de stamboom aan het begin van Kronieken op (1 Kron. 1:1-27) en zet die voort tot de nieuwe doelpersoon, Jezus Christus. Daarmee wordt het literaire zegel op het OT door middel van het boek Kronieken door Mattheüs verbroken. Het boek eindigt met de zendingsopdracht van Jezus in Jeruzalem aan zijn leerlingen (Mat. 28:18-20). Die begint met de woorden: 'Mij is alle macht gegeven in de hemel en op de aarde. Ga dus op weg en maak alle volken tot mijn leerlingen' (Mat. 28:18b-20). Het einde van Mattheüs staat parallel met het einde van Kronieken, waar de Perzische koning Cyrus zegt: 'Alle koninkrijken van de aarde heeft JHWH, de God van de hemel, mij gegeven. Hij heeft mij opgedragen voor Hem een tempel te bouwen in Jeruzalem, in Juda. Laten al diegenen onder u die tot zijn volk behoren, zich verzekerd weten van de hulp van JHWH hun God en daarheen gaan' (2 Kron. 36:23). Door Jezus krijgt de afsluiting van Kronieken en het hele OT zijn hoogtepunt en voltooiing. Jezus heeft niet alleen alle macht op aarde, maar ook in de hemel. Het woord hemel komt bij Cyrus ook voor, maar is daar verbonden met JHWH. Cyrus wenst dat JHWH met zijn volk zal zijn, dat naar Jeruzalem gaat om de tempel te bouwen. In Mattheüs belooft Jezus dat Hijzelf bij zijn gezanten zal zijn die heengaan in de wereld om zijn opdracht uit te voeren. Daardoor gaan koning Cyrus en JHWH in het OT gezamenlijk over in één persoon, Jezus Christus in het NT."

    bron: Hendrik J. Koorevaar, "Een structureel canonieke benadering voor een theologie van het Oude Testament als geheel," in Theologie van het Oude Testament: De blijvende boodschap van de Hebreeuwse Bijbel, reds. Ibid., en Mart-Jan Paul (Zoetermeer: Boekencentrum, 2013), 114-115.


    08-04-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Genesis versus Egyptologie

    Het boek Genesis versus Egyptologie van Robert de Telder is hier gratis beschikbaar (met toestemming van de auteur):

    https://www.yumpu.com/nl/document/view/59972036/genesis-versus-egytologie-door-robert-de-telder


    12-11-2017
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.IJsjeschristendom en Erfzondeleer

    Als bijbelgelovige christenen hebben we de taak om alles te onderzoeken en enkel het goede te behouden. Het slechte moeten we dus verwerpen (1 Thessalonicenzen 5:21). Dit geldt ook voor bepaalde leerstellingen. Iemands manier om de Bijbel te interpreteren zou niet zoals het kiezen van een ijsje mogen zijn. In het protestantisme denken mensen soms dat ze het recht hebben om de Bijbel te interpreteren naar hun eigen goesting. Dit heeft als gevolg dat vele mensen met nieuwe leringen komen die haaks staan op datgene wat de eerste christenen geloofden.

    In tegenstelling tot het vorige worden we vanuit de Bijbel aangemoedigd om te strijden voor het geloof dat eens en voorgoed de heiligen werd overgeleverd (Judas 1:3). Er is één waar geloof, één ware geloofstraditie, één waar christendom, zoals altijd al verkondigd door de ware christenen maar er zijn vele valse leraren die valse leringen verkondigen. Paulus zei het als volgt: “Beste Timoteüs, verdedig de juiste uitleg van het goede nieuws, die ik je geleerd heb. Pas op voor de valse leraren en voor alle praatjes waarmee ze God beledigen. Zij noemen het kennis, maar het is onzin” (1 Timoteüs 6:20, BGT). Er kan nog veel meer verteld worden over deze valse leraren (zie ook 2 Petrus 3:14-17) maar om het eenvoudig te houden kunnen we stellen dat het mensen zijn die denken dat ze over geheime kennis beschikken en daarom het recht hebben om de Bijbel uit te leggen zoals zij het willen. Omdat de christelijke Kerk al bijna twee millennia bestaat, moeten we ons afvragen of we onderweg niet beïnvloed geweest zijn door dwaalleren die ingaan tegen de vroegchristelijke traditie en de Bijbel. Daarom is het goed als we alles toetsen (1 Thessalonicenzen 5:21) en dagelijks de schriften onderzoeken om te toetsen of datgene wat wordt verkondigd al dan niet de waarheid is (Handelingen 17:11). Dit geldt ook voor leerstellingen zoals de erfzondeleer, die ik al jarenlang heb onderzocht, omdat ik geloof dat het belangrijk is om dit te onderzoeken. Het volgende is slechts een korte samenvatting. Meer zou kunnen gezegd worden, maar het is een kwestie van het kort te houden.

    Opwekkingsleider Charles Finney zei al in de 19de eeuw over de erfzondeleer: “Deze doctrine is een struikelblok zowel voor de kerk als voor de wereld, oneindig schandevol ten overstaan van God en walgelijk ten overstaan van God en het menselijk verstand. Ze zou verbannen moeten worden van elke preekstoel, van elke leerstelling en van deze wereld. Ze is een overblijfsel van heidense filosofie, en werd door Augustinus tussen de leerstellingen van het christendom geplaatst. Iedereen die de moeite doet om dit te onderzoeken kan dit te weten komen” (Lezingen over Systematische Theologie, p. 340). Charles Finney kon spreken vanuit ervaring, aangezien zijn evangelisatie ervoor zorgde dat honderdduizenden zich werkelijk bekeerden. In plaats van de erfzondeleer te promoten plaatste Charles Finney, zoals de bijbel dat doet, de verantwoordelijkheid voor de zonde bij elk zondigend individu.

    In de vorige eeuw is het duidelijk aangetoond door Ernesto Bonaiuti (Het Ontstaan van Augustinus’ Idee van de Erfzonde, p. 161-175) dat de erfzondeleer hoogst waarschijnlijk door Augustinus rond het einde van de vierde eeuw is overgenomen vanuit een specifieke bron (“het Ambrosiaster document”). Het auteurschap van deze specifieke bron blijft een mysterie. Wel weten we met absolute zekerheid dat Augustinus (geboren in het jaar 354, gestorven in het jaar 430), door de verkondiging van de erfzondeleer, inging tegen de traditie van de eerste christenen.

    Hier zijn enkele geschriften die de vroegere traditie representeren. Merk op dat deze geschriften niet compatibel zijn met de erfzondeleer en dat ze dikwijls tegen de leerstellingen van de dwaalleraren schreven:

    * Ignatius, die gestorven is in het jaar 108, zei:  “Ik bedoel niet dat er twee verschillende menselijke naturen zijn, maar er is één mensheid , soms behoort iemand aan God, soms aan de duivel. Als iemand een ware gelovige is, dan is hij een man van God maar als hij ongelovig is, dan is hij een man van de duivel, zo geworden, niet van nature, maar door zijn eigen keuze” (Aan de Magneziërs 5, lange versie; dit kan een latere toevoeging zijn maar dit bewijst des te meer dat Augustinus' dwaalleer nog niet overal was doorgedrongen).

    * Justinus de Martelaar, de eerste christelijke apologeet, gestorven in 165 na Christus, schreef: “Als een mens slecht [in de zin van zondig] gemaakt zou zijn, dan zou hij geen straf verdienen, omdat hij niet slecht uit zichzelf zou zijn (…)” (Eerste Apologie 43). En: “God heeft de mens niet geschapen zoals bomen en beesten zonder de macht om te kiezen; want hij die geen hand heeft in zichzelf goed of slecht maken, maar die zo al geboren is, kan geen eerlijk oordeel krijgen, want zowel het goede als het slechte zijn zo vanuit hunzelf maar enkel zoals ze gevormd zijn door de hand des oordeels [hij bedoelt over een tijdsperiode]” (uit hetzelfde document).

    * Johannes Chrysostomos, een tijdgenoot van Augustinus, schreef: “Dat een mens zou gestraft moeten worden voor wat een ander heeft gedaan lijkt niet in overeenstemming met de rede. (…) Voor het feit dat toen hij [Adam] zondigde en sterfelijk werd, en zij die uit hem voortkomen dit ook zouden moeten zijn, is niets bijzonders [lichamelijke dood]. Maar hoe zou daaruit volgen dat door zijn [Adams] ongehoorzaamheid iemand anders een zondaar wordt? (Preken op Romeinen 10)

    Zoals u kan zien: de vroege christenen geloven dat de zonde van Adam enkel lichamelijke dood als gevolg heeft [Genesis 3:19,22-24]. De geestelijke dood is ieders eigen verantwoordelijkheid en de officiële leerstelling van de erfzonde bestond niet voor Augustinus (Gustav Friedrich Wiggers, Een Historische Presentatie van Augustinisme en Pelagianisme uit de Originele Bronnen, 299-326).

    Merk ook op dat als de Bijbel in zijn geheel wordt bekeken, al snel blijkt dat deze niet compatibel is met de erfzondeleer:

    * Genesis 3 rept met geen woord over erfzonde als een gevolg van Adams zonde. Wel is er sprake van de lichamelijke dood (tot stof terugkeren en geen toegang tot de boom van het leven hebben).

    * Psalm 51:7 leest in een goede vertaling: “Zie, ik ben in ongerechtigheid geboren, en in zonde heeft mijn moeder mij ontvangen” (NBG). Het onderwerp is de moeder, niet koning David. Om een voorbeeld te geven: “Zie, ik ben in een onrechtvaardige omgeving geboren, en met vuistslagen heeft mijn vader mij grootgebracht.” De zondaar is hier de vader en niet het kind. Psalm 51 gaat over Davids overspel met Bathseba. David erkent dat hij zondig is. Onverwachts de zonde op Adam verschuiven zou niet passen in de context. En indien het wel over David zou gaan, dan volgt nog niet dat deze psalmtekst op iedereen van toepassing is.

    * Ezechiël 18 gaat lijnrecht in tegen de erfzonde: “De ziel, die zondigt, die zal sterven; de zoon zal niet dragen de ongerechtigheid van de vader (…); de gerechtigheid van de rechtvaardige zal op hem zijn, en de goddeloosheid van de goddeloze zal op hem zijn” (vers 20).

    * De Bijbel leert dat de bozen God kenden, maar dwazen werden (Romeinen 1:21-22, dus niet zondig/dwaas waren geboren), dat ze de goddelijke waarheid verruilden voor de leugen (Romeinen 1:25, ze kenden de waarheid), dat ze allen zijn afgedwaald als schapen (Jesaja 53:6/Romeinen 3:12, (een schaap wordt niet afgedwaald geboren), dat hun hart is verhard (Handelingen 28:27/Hebreeën 3:8, dus onverhard geboren), enzovoort en zo verder, …

    Waar was de verloren zoon in de gelijknamige gelijkenis (Lukas 15:10-32) vooraleer hij koos om de wereld in te trekken? Bij de Vader. Was de zoon al verloren voor hij koos om de Vader te verlaten? Het antwoord is: “Neen!” “Wij zijn het die Gods paden verlieten, wij keerden ons ieder naar zijn eigen weg.” (HTB, Jesaja 59:12) “Maar uw ongerechtigheden zijn het, die scheiding brengen tussen u en uw God, en uw zonden doen zijn aangezicht voor u verborgen zijn, zodat Hij niet hoort.” (NBG,  Jesaja 59:2) Niet de ongerechtigheid of zonde van Adam.

    * De erfzondeleer wordt in Romeinen 5 (en 3) ingelezen. Dit is niet de oorspronkelijke betekenis van de tekst. Als we de Romeinenbrief per hoofdstuk zouden samenvatten, dan bekomen we een soort van opbouw: Romeinen 1: de heidenen zijn zondig. Romeinen 2: ook de Joden zijn zondig. Romeinen 3: dus zijn we allen zondig (Paulus is een oosterling: hij bedoelt niet noodzakelijk ieder individu – Westers denken - maar beide groepen). Romeinen 4: door vertrouwen in God zoals Abraham (impliceert verbond en gehoorzaamheid) worden we allen gerechtvaardigd. Romeinen 5: Adam bracht de geestelijke dood in de wereld. Deze geestelijke dood is op Adams nakomelingen (heidenen en Joden) gekomen omdat ze allen hebben gezondigd (niet: in Adam, dit is een verkeerde vertaling van vers 12, zie ook vers 14 over mensen die niet zo gezondigd hebben). Mensen die Romeinen 5:12 graag uit de context nemen, moeten rekening houden met verzen 18 en 19. We weten dat Christus voor alle mensen gestorven is en dat hieruit niet volgt dat alle mensen automatisch gered zullen zijn. Hetzelfde moet dus gelden voor de kant van Adam. Adam zondigde, hieruit kan niet volgen dat alle mensen automatisch zondaars worden (anders valt Paulus’ vergelijking uit elkaar). Zoals alle mensen Adam hebben gevolgd tot veroordeling en dood, zo kunnen alle mensen Christus volgen tot rechtvaardiging en leven, zoals Paulus al uitlegde in Romeinen 4. Dit is een keuze zoals duidelijk wordt in Romeinen hoofdstuk 3 tot 5.

    * “van nature” in Efeze 2:3 kan geïnterpreteerd worden als een aangeboren natuur of een aangekweekte natuur door gewoonte (zoals Thayers’ Grieks of Adam Clarke’s commentaarstuk op Efeze 2:3, een duidelijk voorbeeld van een aangekweekte natuur is Jeremia 13:23). De kleine context van Efeze 2:3 geeft een aangekweekte natuur van persoonlijke zonden weer (vers 1-3). Zoals ik daarstraks kort besprak, geloofden de vroegste christenen niet dat de mens met een zondige natuur geboren is. Dit geloofden juist de dwaalleraren. De context van de Efezebrief gaat over het vernieuwen van het denken; het loskomen uit zondige gewoontes.

    Enkele positieve stellingen over kinderen uit het Nieuwe Testament:

    * “In die tijd kwamen de leerlingen bij Jezus en zeiden: ‘Wie is eigenlijk de grootste in het koninkrijk der hemelen?’ Hij riep een kind, zette het in hun midden en zei: ‘Ik verzeker jullie, als je niet verandert en wordt als kinderen, kom je het koninkrijk der hemelen niet eens binnen. Wie zich dus klein maakt als dit kind, die is de grootste in het koninkrijk der hemelen. En wie één zo’n kind bij zich ontvangt in mijn naam, ontvangt Mij. Maar wie één van deze kleinen die op Mij vertrouwen ten val brengt, kan beter met een molensteen om zijn nek in volle zee gegooid worden” (Matteüs 18:1-5, WB).

    * “Toen bracht men kinderen bij Hem, met de bedoeling dat Hij hun de handen zou opleggen en voor hen zou bidden. Maar de leerlingen wezen hen terecht. Jezus zei: ‘Laat die kinderen en verhinder niet dat ze bij Me komen, want van zulke kinderen is het koninkrijk der hemelen’” (Matteüs 19:13-14, WB).

    * “(…) wees kinderen in het kwaad” (1 Korintiërs 14:20, NBV; indien kinderen zondig zijn, valt Paulus’ vergelijking uit elkaar).

    * “Wees als pasgeboren kinderen” (1 Petrus 2:2, WB).

    De vraag is: “Wiens standpunt volg je? Dat van de eerste christenen of dat van Augustinus, die op het einde van de vierde eeuw na Christus een nieuwe leer begon te verkondigen? Wat willen wij blijven verkondigen? Het ware christendom of een latere herinterpretatie?”

    In het begin van dit document werd aangetoond dat we niet zomaar kunnen kiezen wat we geloven en verkondigen (ijsjeschristendom).  Jezus zei hieromtrent zelfs: “Ik zeg u: over ieder zinloos woord dat de mensen spreken, zullen ze verantwoording moeten afleggen op de dag van het oordeel. Want op grond van uw woorden zult u rechtvaardig bevonden worden en op grond van uw woorden zult u veroordeeld worden” (Matteüs 12:36-37, WB). Ook Jakobus zei dat leraren strenger geoordeeld zullen worden (Jakobus 3:1). Het zou goed zijn als de protestantse kerk en individuele protestanten minder aan ijsjeschristendom zouden doen en meer tijd zouden investeren om de vroege kerkgeschiedenis te bestuderen en te toetsen of ze al dan niet in het ware geloof zijn (2 Korintiërs 13:5).


    26-05-2017
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De Mens en zijn Zoektocht naar Voldoening en naar God
    “De Heer ziet neer vanuit de hemel, Hij speurt de mensen af of er ergens een wijze is, iemand die zoekt naar God” (Psalm 14:2, Willibrordvertaling).

    Een baby wordt geboren zonder kennis, is afhankelijk van zijn ouders, en heeft een natuurlijke drang tot zelfbevrediging. Dit is een natuurlijk instinct waar niets verkeerd mee is. Een kind heeft ook een godsbesef (Romeinen 1:21). Het is de bedoeling dat het kind later reageert op zijn onwetendheid/afhankelijkheid en zijn godsbesef en juist dáárom God zoekt (Handelingen 17, Psalm 14:2). Zo zal hij leren om God boven al en zijn naaste als hemzelf te beminnen (Mattheus 22:37-39).


    De duivel en maatschappijen onder leiding van de duivel (2 Korinthe 4:4) spelen in op de natuurlijke drang tot zelfbevrediging en willen dat de mens een “kortere” weg zoekt (Mattheus 4). Dit egoïsme leidt niet tot een uiteindelijke bevrediging maar het leidt tot de dood (Romeinen 6:23, Jakobus 1:14-15).


    De mens moet zich niet lam laten maken door zijn eigen zonden of het bedrog van anderen (1 Timotheüs 4:2) maar tot inkeer komen en tot God terugkeren (Handelingen 17:30) - terugkeren tot Christus, de Goede Herder die leven in overvloed, en zelfs Zijn eigen leven geeft (Johannes 10:10-11)! - Atheïsme wordt in de Bijbel als een pure dwaze mening omschreven (Psalm 14:1). Het is het negeren van het natuurlijke godsbesef (Romeinen 1:21). De gevolgen zijn overduidelijk. Om er maar een paar te noemen: vervuld zijn van ongerechtigheid, boosheid, hebzucht, slechtheid, nijd, bloeddorst, ruzie, bedrog, kwaadaardigheid, roddel, laster, haat tegenoverstaande van God, vermetelheid, verwaandheid, protserigheid, vindingrijkheid in het kwaad, ongehoorzaamheid aan ouders, onverstandigheid, onbestendigheid, zonder liefde en zonder mededogen zijn (zie Romeinen 1:29-31). Daarom geeft de Bijbel ons het volgende, nuttige advies: “Vrees God en onderhoud zijn geboden; daar komt voor een mens alles op aan” (Prediker 12:13b, Willibrordvertaling). Een mens die God vreest, zoekt naar Hem vanuit onwetendheid en vindt Hem als zijn meest waardevolle Leraar en Vriend voor dit leven en voor het hiernamaals.


    28-03-2017
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De Verkiezing in het Oude Testament

    'Redding en verkiezing. Lange tijd speelde het begrip verkiezing een belangrijke rol in de theologie van het Oude testament. Het was een begrip, waarmee men Gods werk met betrekking tot Israël in zijn totaliteit typeren wilde. Er werd veelomvattend gesproken van de "verkiezingstradities" van Israël" (zo bijvoorbeeld K. Galling), waarmee men het oog had op de geschiedenis van de aarsvaders, het exodusbericht en nog andere teksten. (Zie THAT I, 1971, S. 275-300; aldaar wordt de overige literatuur).

    Er moet echter op gewezen worden, dat in de aldus getypeerde teksten het werkwoord bhr (verkiezen) niet voorkomt. Wanneer het Oude Testament vertelt, wat er gebeurt is, gebruikt het dat woord nooit. Wordt het woord gebruikt, dan heeft het de funktie van een interpretatie achteraf. Uit de verte van een veel later tijd kijkt het terug naar wat er gebeurd is om er een duiding aan te geven. Niet door Gods verkiezing is Israël tot zijn volk geworden, maar door een daad van redding in den beginne. Daarover naderhand reflekterend, verklaarde men Gods werk door te zeggen, dat Hij Israël uitverkozen had. Men kan dat duidelijk merken aan de manier, waarop het woord in het Oude Testament gebruikt wordt (ik verwijs naar het artikel van H. Wildberger in THAT I, S. 275-300: "In het oudtestamentische onderzoek bestaat er bijna consensus over, dat er niet vóór Deuteronomium expliciet over Israëls verkiezing gesproken is", S. 284). Men is het er ten volle over eens, dat het begrip verkiezing eerst in Deuteronomium deugdelijk gemunt werd. De locus classicus is Deuteronomium 7, 6-8:

    "U heeft Jahwe, uw God, uit alle volken
    op den aardbodem uitverkoren
    om zijn eigen volk te zijn.
    Niet omdat gij talrijker waart dan enig ander volk.
    Maar. omdat Jahwe u liefhad
    en den eed hield, dien Hij uw vaderen gezworen had,
    heeft Jahwe u met een sterke hand uitgeleid
    en u verlost uit het diesthuis..."

    Uit deze tekst blijkt duidelijk dat het begrip verkiezing een interpretatie is. De redding uit Egypte wordt achteraf zo uitgelegd, dat ze plaatsvond, omdat Jahwe Israël "uit alle volken op den aardbodem" verkozen had om aan dit volk deze daad van redding te voltrekken. Deze verklaring is in Deuteronomium 7 in verband gebracht met het gebod tot rigoreuze afzondering van de Kanaänieten en hun religie. Inderdaad is de passus Deuteronomium 7, 6-8 de motivering van het gebod tot afzondering dat in Deuteronomium 7, 1-5, en vervolgens in vers 9-11 opnieuw - nu parenetische kontekst: in Deuteronomium is het van levensbelang, dat het eerste gebod ingeprent wordt met het oog op het gevaar van syncretisme. Dat impliceert echter ook, dat verkiezing verkeerd begrepen is, als men er pretenties uit afleidt. En wat er in Deuteronomium 7, 6-8 nog slechts impliciet gezegd wordt, staat er in Amos 3, 2 in alle scherpte ("U alleen heb ik gekend uit alle geslachten van het aardrijk; daarom zal Ik al uw ongerechtigheden aan u bezoeken"). Alleen in verband met de paranese krijgt verkiezing zin: vanwege het gevaar van afval wordt Israël het eerste gebod voorgehouden. Op grond daarvan lijkt het niet raadzaam om het begrip verkiezing te generaliseren en dan abstract te spreken over het uitverkoren volk. Zulke abstracte generalisaties kunnen gemakkelijk aanleiding geven tot pretenties, die ten onrechte uit het begrip verkiezing afgeleid worden.

    Tegen een algemeen gebruik van het begrip verkiezing pleit ook het feit, dat het woord verkiezing niet voorkomt in de formering va  tradities aangaande Gods reddende daad in den beginne, maar ook niet in de lange ketting van overgeleverde woorden, die daaraan herinneren (zie boven). Het is dan ook geen toeval, dat de profeten vóór de ballingschap het begrip verkiezing Gods bijna geheel vermijden.* Daarom kan men niet zeggen, dat het begrip verkiezing de sleutel is, waarmee het hele Oude Testament ontsloten kan worden; gebruikt men het dan moet men in het oog houden, dat zijn betekenis begrensd is.'

    bron: Claus Westermann, Hoofdlijnen van een Theologie van het Oude Testament (1981), 45-46.

    voetnoot:

    * Amos 3, 2: "U alleen heb Ik gekend (jada'ti) uit alle geslachten van het aardrijk; daarom zal Ik al uw ongerechtigheden aan u bezoeken". Jada'ti moet niet vertaald worden met 'verkozen' (L. Köhler had zich al daartegen gekeerd); dit 'gekend' immers moet men verstaan in de zin van kennis-making in de ontmoeting.


    15-03-2017
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Persoonlijke Relatie met God in het Oude Testament

    "In de geschiedenis van het heilswoord stuiten wij op het feit, dat de enkeling ongeveer even vaak aangesproken wordt als het volk. Hieruit blijkt, dat Gods werk zich per se niet beperkt tot het Godsvolk, tot Israël, maar integendeel met dezelfde intensiteit op de enkele mens gericht is. En dan niet slechts op de enkeling in zoverre hij deel uitmaakt van het volk Gods, maar ook op de enkeling eenvoudigweg als mens. Dat wordt duidelijk uit het verhaal van de schepping van de mens, in het boek Job, in de wijsheid; in het bijzonder geven de psalmen er uitdrukking aan, waarin niet alleen leed en vreugde van het Godsvolk, maar ook van de enkele mens onder woorden gebracht worden. De persoonlijke relatie met God heeft in het Oude Testament naast Israëls verhouding met God een belangrijke plaats. Beide zijn niet gladweg identiek met elkaar en het zou een ontoelaatbare verkorting zijn van wat het Oude Testament over God zegt, wanneer men daar geen acht op slaat. Een kort overzicht kan dat duidelijk maken: De oergeschiedenis (Genesis 1-11) gaat over de mens, voordat de mensheid uiteengevallen was in volken en godsdiensten; met zijn mogelijkheden en grenzen is de mens een schepsel, dat voor zijn Schepper staat. In de geschiedenis van de aartsvaders (Genesis 12-50) wordt aan de enkele mens in de kring van zijn familie fundamentele betekenis toegemeten, ook met het oog op de latere geschiedenis van het Godsvolk. In de volksgeschiedenis blijkt steeds weer, dat de persoonlijke Godsrelatie van de enkeling in de kring van zijn familie een noodzakelijk element van die historie is. Men hoeft slechts te denken aan Davids familiegeschiedenis of aan de klaagliederen van Jeremia. De Godsrelatie van de enkeling in zijn persoonlijk leven maakt evenzeer deel uit van Israëls eredienst als die van het volk in zijn geschiedenis. Dat blijkt vooral uit de grote betekenis van de individuele psalmen in het Psalter. Tijdens de ballingschap worden familie en enkeling opnieuw de dragende factoren van Israëls religie en in de diaspora blijft dat zo. Het boek Job legt er getuigenis van af, dat het lot van een enkeling, van iemand die lijdt voor Gods aangezicht, het Godsvolk iets te zeggen heeft van beslissende betekenis, ook wanneer het geen Israëliet is, die lijdt. Ten slotte moet men denken aan de sterke humane trek, die door het hele Oude Testament in de universalistische tendens, die veel van de profetieën over de volkeren eigen is. Wezenlijk voor dat wat het Oude Testament over God zegt, is, dat naast de geschiedenis van God en zijn volk ook de enkele mens in zijn persoonlijk leven, in de kring van zijn familie, gewaardeerd wordt als Gods tegenspeler, juist in zijn simpele mens-zijn."

    bron: Claus Westermann, Hoofdlijnen van een theologie van het Oude Testament (1981), 70. Westermann verwijst naar R. Albertz, Persönliche Frömmigkeit und offizielle Religion (1978).


    14-12-2016
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De Antichrist
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    De apostel Johannes vertelde ons dat in de dagen waarin hij leefde, er al vele antichristenen waren in de wereld en hij spreekt over de geest van de antichrist (1 Johannes 4:3). Een antichrist en een misleider is iemand die ontkent dat Christus in het vlees gekomen is (2 Johannes 1:7). Dit was typisch voor het gnosticisme ten dage van Johannes. Gnostici geloofden dat het vlees slecht is en de geest goed is. Daarom was de gnostische versie van Christus een soort van spookgestalte, die niet geboren was uit de maagd Maria (tegen Mattheüs 1:20, 23). De vroege kerk schreef hevig tegen deze ideeën en vele christenen denken dat de schrijvers van de vroege kerk wonnen tegen deze groepen maar, mijn mening is dat, spijtig genoeg, deze ideeën gewoon, stap voor stap, de kerk zijn binnengeslopen onder Ambrosiaster, Origenes, Ambrosius, Hieronymus, Augustinus,… Je merkt het vandaag de dag nog in spreekwoorden zoals: “We zijn allen geboren in een zondige natuur/zondig vlees, we kunnen niet zonder elke dag te zondigen omdat we zonde overerven van Adam maar Jezus zondigde niet omdat Hij een ander soort vlees heeft.” Dit is een geest van wetteloosheid die zonde herdefinieerd en er een onvermijdelijk ding van maakt, in plaats van een daad die komt vanuit de wil (zie 1 Johannes 3:4 en volgende). Door her herdefiniëren van kernleringen (tegen Judas 1:3), creëert dit een “excuus” voor religieuze zondaars (tegen Mattheüs 7:17-23). Ik geloof dat deze dingen u duidelijk zullen worden indien u 1 & 2 Johannes en de geschriften van de vroege christenen bestudeerd.

    Ik denk dat goedbedoelende katholieken en orthodoxen geloven dat de antichrist was vernietigd, toen Gnosticisme zogezegd verslagen was en protestanten denken dat het gaat om een soort van toekomstige leider, terwijl de duivel de kerk probeert te corrumperen van binnenuit.

    “Hieraan moet gij den Geest Gods kennen: iedere geest, die belijdt, dat Jezus Christus in het vlees gekomen is, die is van God; en iedere geest, die niet belijdt, dat Jezus Christus in het vlees gekomen is, die is niet van God; en dit is de geest van den antichrist, van welken gij gehoord hebt, dat hij komen zal, en hij is nu alreeds in de wereld.”  – 1 Johannes 4:2-3 (Luther vertaling)


    14-07-2016
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Jeremia 11:11 uitgelegd

    "Daarom’, zo spreekt de heer, ‘breng Ik rampen over hen, waaraan ze niet kunnen ontkomen. Hoe ze Mij ook aanroepen om hulp, Ik zal niet naar hen luisteren."
    - Jeremia 11:11 (Willibrordvertaling)

    Waarom aanhoort God hen niet?

    Reden: omdat hun harten ver van Hem zijn. Ze zijn niet waarlijk gefocust op Hem.

    Bewijs: ze aanroepen direct hierna andere Goden:

    "Dan zullen de steden van Juda en de inwoners van Jeruzalem henengaan, en roepen tot de goden, dien zij gerookt hebben; maar zij zullen hen gans niet kunnen verlossen ten tijde huns kwaads."
    - Jeremia 11:12 (Statenvertaling)


    11-07-2016
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Onvoorwaardelijke Gehoorzaamheid

    'Nu weten we dat onvoorwaardelijke gehoorzaamheid aan wat God beveelt voor iedere gelovige een eerste eis is. Wij hoeven niet eerst antwoord te hebben op al onze “waaroms” om dan pas te doen wat de Heer zegt. En zeker mogen we niet tegenstribbelend of zelfs opstandig opmerken: “Ik zie het nut er eigenlijk niet van, dus om mij hoeft het niet”. Dat laatste wordt ons tenminste nergens in de bijbel voorgehouden.

    Integendeel, in de Schrift vinden we voorbeelden te over van mensen die tot bekering kwamen en zich direct daarop zonder verder commentaar lieten dopen. Kijk eens naar de “kamerling” die op de terugreis is van Jeruzalem naar Ethiopië. IJverig zit hij op zijn wagen een stuk uit de bijbel te lezen. Hij begrijpt niet alles, maar één ding is hem duidelijk: het gedeelte dat hij leest spreekt over een man, die in de plaats van anderen en terwille van anderen vreselijk geleden heeft. Niet alleen geleden door wat mensen hem aandeden, maar geleden omdat hij de straf van God voor anderen droeg. Maar wie is die man? Terwijl hij zich dat afvraagt, hoort hij een stem naast zich, die vraagt of hij wel begrijpt wat bij leest. Nee, dat doet hij niet, Even later zit de vraagsteller naast hem op de wagen en begint hem Jezus te verkondigen.

    Kennelijk spreekt de evangelist Filippus want die is het daarbij ook over de doop. Ze passeren een watertje en prompt zegt de hofbeambte van koningin Candacé:

    “Ziedaar water; wat verhindert mij gedoopt te worden?” (Hand. 8:36).

    Wel, er verhinderde hem niets, dus werd hij direct gedoopt. Mooi is dat, als iemand zo direct voldoet aan wat God van hem vraagt. Daarin wordt God verheerlijkt. Gehoorzaamheid is het grote kenmerk van bekering. Vóór onze bekering waren we “kinderen van de ongehoorzaamheid”. maar met onze bekering is dat totaal uit, Tenminste, zo hoort het in de praktijk te zijn. Als je bekeerd bent, mag je je nog zo inspannen voor christelijk werk, geld geven voor de zending, je naaste de helpende hand bieden enz.. maar als je weigert gehoorzaam te zijn aan het voorschrift om je te laten dopen, dan heeft het voor God toch niet “die” waarde. De Schrift zegt en laten we dat maar goed tot ons doordringen “gehoorzaamheid is beter dan slachtoffers” (1 Sam. 15:22).'

    bron: J. G. Fijnvandraat, Dopen... waarom eigenlijk?, p. 2.


    15-05-2016
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Zuiver van Hart

    Het gaat om het hart. Als dat zuiver is, dan zal wat je doet ook zuiver zijn:

     

    "Want waar je schat is, daar zal ook je hart zijn. De lamp van het lichaam is het oog. Dus als je oog helder is, zal heel je lichaam verlicht zijn. Maar als je oog slecht is, zal heel je lichaam duister zijn. Als nu binnenin je het licht duisternis is, hoe erg zal dan de duisternis zijn! "
    - Mattheus 6:21-23

     

    "Jullie hebben gehoord dat er gezegd is: U zult geen echtbreuk plegen. Maar Ik zeg jullie: ieder die begerig naar een vrouw kijkt, heeft in zijn hart al echtbreuk met haar gepleegd."
    - Mattheus 5:27-28

     

    Hierna zegt Jezus figuurlijk dat ze hun ogen moeten uitrukken en hun handen moeten afhakken:

     

    "Maar als je rechteroog je doet struikelen, ruk het dan uit en gooi het weg. Want het is beter voor je dat een van je ledematen verloren gaat, dan dat heel je lichaam in de hel wordt gegooid. En als je rechterhand je doet struikelen, hak haar dan af en gooi haar weg. Want het is beter voor je dat een van je ledematen verloren gaat, dan dat heel je lichaam naar de hel gaat."

    - Mattheus 5:29-30

     

    Maar het gaat om de staat van het hart:

     

    "Hij zei hun: ‘Omdat u verstokt van hart bent, heeft Mozes u toegestaan uw vrouw te verstoten, maar dat was niet zo vanaf het begin."

    - Mattheus 19:8

     

    CONCLUSIE:

     

    "Zo brengt iedere goede boom goede vruchten voort, maar de zieke boom brengt slechte vruchten voort."

    - Mattheus 7:17

     

    Het gaat om de staat van het hart. Vanuit een zuiver, rechtvaardig hart, komen rechtvaardige daden (goede werken). Doe je onrechtvaardige daden (zonde), dan heb je geen zuiver hart en dan zal je God niet zien!

     

    “Gelukkig die zuiver van hart zijn, want zij zullen God zien.”
    - Mattheus 5:8


    22-04-2016
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Waarin Geloven Pinksterchristenen?

    Pinksterchristenen geloven in de Drie-Eenheid (God): Vader, Zoon en Heilige Geest. Ze geloven dat Jezus Christus op deze aarde kwam door de heilige Geest die door Maria werkte, zodat Hij een menselijke natuur en een goddelijke natuur had. Maria was maagd en beviel van Jezus Christus (die 1 Persoon is, die 100% Mens en 100% God is). Pinksterchristenen geloven dat Jezus voor iedereen op het kruis is gestorven, zodat iedereen die Hem aanroept en zijn/haar vertrouwen op Hem stelt, en zich afkeert van zijn/haar zonden, gered wordt van zijn/haar zonden en op weg naar de hemel is. Dit is niet door werken maar door geloof en God's genade. Bij de bekering (het afkeren van de zonden en het keren tot Christus), krijgt de gelovige de Heilige Geest in zich. Dit is de basis van het christelijke geloof.

    Wat het pinkster geloof bijzonder maakt is dat Pinksterchristenen geloven dat er nog een doop in de Heilige Geest klaar ligt voor de gelovige. Op dat moment spreekt de gelovige in tongen (glossolalia, onverstaanbare klanken, de Heilige Geest spreekt door de gelovige heen, dat dit in tongen spreken altijd gebeurt, wordt niet dogmatisch gelooft in alle charismatische of pinkster kerken. Ik geloof zelf dat de gave van spreken in tongen voor elke christen beschikbaar is maar ik geloof niet dat dit een direct bewijs hoeft te zijn van het ontvangen van de Heilige Geest) en kan hij dit geschenk van God gebruiken om zichzelf op te bouwen in zijn geloof, om krachtige getuigen te zijn. Ook geloven pinksterchristenen dat de gaven van de Geest niet gestopt zijn (cessassionisme, bijvoorbeeld John MacArthur, evangelische / calvinistische christenen) maar ze geloven dat dit gewoon verder gaat vanuit het Boek Handelingen (Bijbelboek) en dat deze gaven ook beschikbaar zijn voor de gelovige, in het heden (continualisme, pinksterchristenen, charismatische christenen).


    16-04-2016
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Het Geloof in de Godheid van Christus is Noodzakelijk

    'Uit dat wat in dit hoofdstuk is gezegd, blijkt dat Christus niet slechts mens is. Het is niet voldoende te geloven dat Hij een profeet of apostel of een groot leraar, of een bijzondere wonderdoener was. Hij is God, geopenbaard in het vlees. Dit is het struikelblok voor ongelovigen. Het was ook het struikelblok voor de Joden, die Zijn dood eisten. Ze wilden Hem doden, "omdat Hij niet alleen de sabbat brak, maar ook zei dat God Zijn eigen Vader was en zich dus God gelijk maakte" (Johannes 5:18). Ze eisten van Pontius Pilatus, de Romeinse machthebber, dat hij Hem zou kruisigen. Ze zeiden: "Wij hebben een wet en naar onze wet moet Hij sterven, want Hij heeft Zichzelf Gods Zoon gemaakt" (Johannes 19:7). Toch heeft Christus duidelijk gezegd: "Als u niet gelooft dat Ik het ben, zult u in uw zonden sterven" (Johannes 8:24). De keuze is dus overduidelijk: iemand kan óf de zijde van de ongelovige Joden kiezen, die in hun zonden zijn gestorven omdat ze weigerden te geloven in de godheid van Christus, óf hij kan het duidelijke onderwijs van het Woord van God geloven.'

    bron: Anise M. Behnam, Aan Mijn Moslimvrienden [To My Muslim Friends], p. 55.


    11-04-2016
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Kladversie van "Het Geweten en de Gouvernementele Visie op het Zoenoffer in Relatie tot Evangelisatie"

    Dit is de originele kladversie van een preek die ik gegeven heb in een huiskerk in Wallonië op 5 April 2016. Klik hier om de volledige preek te lezen in het Engels.

    Moreel besef -> Morele Wet -> Morele Wetgever

    Kerkvaders voor Augustinus: (mens is onschuldig geboren), heeft de capaciteit om God te gehoorzamen => de morele wetgever kan ons schuldig of onschuldig verklaren op de dag des oordeels: hemel of hel.

    Rom 1:x-x -> Paulus besefte het idee schuldig / onschuldig

    Rom 3, 5: De mensen kiezen er op een bepaald moment voor om te zondigen door verlokkingen van de duivel, invloeden | imitatie van Adam.

    => De wet in hun hoofd, hun geweten verklaart hen schuldig => God's wet verklaart hen schuldig => God verklaart hen schuldig => Ze gaan naar de 2de dood.

    God kan niet zomaar vergiffenis schenken en de straf als de zondaar spijt heeft want dan zou niemand nog respect hebben voor God's Wet en het karakter van God. God wil wel vergeven maar liefde vraagt ook dat Hij zijn Wet omhoog houdt zodat Hij niet zijn hele koninkrijk in verval laat komen.

    God zat dus met een dilemma: of ik laat zondaars de tweede dood in gaan zoals mijn Wet voorschrijft of ik vergeef hen maar dan is er chaos in mijn koninkrijk want dan gaat iedereen zomaar slecht doen.

    God had dus nood aan een oplossing: Hij wilde zijn wet staande houden en Hij wilde criminelen / zondaars vergeven.

    Hij moest een atonement maken waardoor Hij zondaars kon vergeven maar toch zijn wet staande houden.

    God heeft een oplossing bedacht: een mogelijkheid waardoor de straf kan vervangen worden en de wet toch kan rechtgehouden worden. vb. Koning Zaleucus.

    Het offer van Jezus aan het kruis toont net zoals koning Zaleucus dat God zijn wet serieus neemt en dat, indien mensen zich niet van hun zonden afkeren door zich te laten verzoenen met God door dit atonement, en stoppen met zondigen, hun straf onvermijdelijk op hun zal vallen.

    "De ziel die zondigt zal sterven"

    "Het loon van de zonden is de dood"

    "Just & the justifier"

    Zuivering van zonden

    (Verzoening is vergiffenis en zuivering van zonde -> religieuze zondaars)

    In het kort dus:

    Mensen hebben een besef van goed en kwaad -> mensen hadden de mogelijkheid om hun verplichtingen na te komen door altijd het goede te doen -> mensen hebben gezondigd tegen de wet in hun hoofd, God's Wet en daarom dus tegen God zelf -> mensen zijn schuldig -> mensen zijn op weg naar de hel.

    Oplossing: het lijden van Jezus kan als plaatsvervanging van de straf worden aangenomen [= geloof] waarna de mensen niet meer mogen zondigen want anders trappelen ze het kruis offer in het slijk. Indien dit gebeurt moeten ze weer hun vertrouwen op het plaatsvervangend offer stellen of ze zijn nog slechter af dan er voor omdat ze de zonde van geloofsafval er nog bij hebben]

    Klik hier om de volledige preek te lezen in het Engels.


    03-03-2016
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Het Einde vanaf Het Begin

    “Zij die goud uit hun beurzen schudden
    en zilver in de weegschaal leggen,
    huren een smid, die er een god van maakt,
    en daarvoor knielen en buigen zij.

    Zij dragen hem op hun schouders, en dragen hem rond.
    Zij zetten hem neer waar hij thuishoort:
    daar staat hij
    en hij loopt nooit meer weg van zijn plaats!
    Als iemand hem aanroept, antwoordt hij niet,
    en hij redt hem niet uit zijn nood.

    Herinner u dat alles en luister,
    neem het ter harte, rebellen!

    Herinner u wat vroeger gebeurd is
    in de oude tijd,
    want Ik ben God, niemand anders is God,
    niemand is aan Mij gelijk.

    Ik verkondig u het einde vanaf het begin,
    en vooraf wat nog niet is gebeurd.
    Ik zeg: Mijn besluit wordt uitgevoerd,
    en al wat Mij behaagt breng Ik tot stand“
    – Jesaja 46:6-10 (willibrordvertaling, nadruk toegevoegd)

    Vers 10 wordt dikwijls gebruikt om “aan te tonen” dat God buiten de tijd staat en daarom  perfecte kennis van de toekomst heeft. Nochtans geeft de tekst enkel aan dat God “vanaf het begin” (tijdsaanduiding) verklaart wat er gaat plaatsvinden in “het einde” (de toekomst, een andere tijdsaanduiding). Je kan dit lezen als dat God, die buiten de tijd staat, op een bepaald moment (vanuit een menselijk perspectief gesproken) zegt wat Hij in de toekomst (weeral menselijk gesproken) gaat doen. De meest natuurlijke lezing lijkt mij echter dat God gewoon in sequentie leeft zoals mensen dit doen. Het platonistische concept dat God buiten de tijd staat is niet noodzakelijk, is niet een natuurlijke lezing van de tekst en moet in de tekst ingelezen worden (eisegese) om dit te bekomen. Indien we rekening houden met de context (dit is altijd noodzakelijk), is de betekenis van vers 10 gewoon dat God kan zeggen dat Hij iets gaat doen en Hij kan dit zelfs volbrengen. De afgoden kunnen niet spreken, laat staan op voorhand zeggen wat ze gaan uitvoeren.


    22-01-2016
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Dr. W.F. Dankbaar over Dwaalleraar Marcion

    'Een andere dwaalleraar was Marcion, een rijke reder te Rome, die veel aanhang kreeg. Hij wilde geen gnostiek, maar het was hem te doen om de genade van God, zoals hij die verstond uit de brieven van Paulus. Met de gnostieken had hij echter gemeen, dat hij de God van het Oude Testament verwierp: deze was slechts de scheppergod, die deze aardse, slechte wereld gemaakt heeft, de god van toorn en gerechtigheid. Jezus - die slechts in schijn mens geworden is - verkondigde echter een àndere God, de God der liefde, die de onzichtbare, geestelijke wereld gemaakt heeft. Wie door een streng ascetisch leven Christus volgen, komen in het Rijk van deze eertijds 'vreemde' God; de anderen komen met de scheppergod van het Oude Testament in de hel. Marcion schafte het hele Oude Testament af en wilde van de nieuwtestamentische boeken alleen het Evangelie van Lucas en tien brieven van Paulus, door hem gecorrigeerd, aanvaarden. De gemeente van Rome stootte hem in 144 uit; hij stichtte toen een eigen kerk, die zich o.m. in Klein-Azië verbreidde en nog enige eeuwen in stand bleef.'

    bron: Dr. W.F. Dankbaar, Kerkgeschiedenis (1988), p. 30. Uitgegeven door Wolters-Noordhoff bv in Groningen, Nederland.


    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Dr. W.F. Dankbaar over De Gnostiek

    'De ernstigste dwaalleer, die de kerk van binnen uit bedreigde, was de gnostiek. De gnosis was reeds te vinden in buitenchristelijke stromingen. Nu bestonden er allerlei kringen, waar men de gnostische, dikwijls bijzonder fantastische speculaties vermengde met nieuwtestamentische gegevens. Tot voor kort kenden wij hun opvattingen hoofdzakelijk uit de bestrijding ervan door de kerkvaders, maar in 1945 zijn in Egypte oorspronkelijke christelijk-gnostieke handschriften voor de dag gekomen. De gnostieken wilden langs de weg van hogere kennis de eeuwige waarheid en daardoor de verlossing bereiken. Omdat zij een absolute tegenstelling aannamen tussen geest en stof, geloofden zij niet, dat de wereld en de mensen gemaakt zouden zijn door de hoogste godheid, maar door een lager goddelijk wezen, de zgn. demiurg; dit is de God van het Oude Testament. De mens bestaat uit ziel en stof en moet zich u door kennis (gnosis) opwerken tot de hoogste godheid. Deze staat door een reeks van tussenwezens, aeonen geheten (verstand, waarheid, wijsheid e.a.) met de lagere wereld in verbinding. Om de mensen te verlossen daalt Jezus vam de hoogste godheid neer op aarde, waar Hij slechts in schijn een lichaam aanneemt. Hij predikt die tot nu toe onbekende godheid. De geestelijke mensen verheffen zich door gnosis, ascese en mysteriën uit hun lagere, stoffelijke staat en worden eindelijk, door hun kennis van de hoogste goddelijke wereld, verlost. Voor aards-materialistisch levende mensen is geen redding mogelijk. Belangrijke vertegenwoordigers van dergelijke half-christelijke, half-heidense denksystemen waren BASILIDES te Alexandrië (ca. 135) en VALENTINUS te Rome (ca. 165).'

    bron: Dr. W.F. Dankbaar, Kerkgeschiedenis (1988), p. 29. Uitgegeven door Wolters-Noordhoff bv in Groningen, Nederland.


    21-01-2016
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Niet buigen

    "Het lijkt mooi om de Joodse omroep een plek te bieden binnen de EO. Ik zie echter ook de adder onder het gras. Rabbijn Lody van de Kamp noemt als voorwaarde om met christenen te bidden dat er niet over Jezus Christus gepredikt mag worden. Geen evangelisatieverkondiging onder de joden (nederlands Dagblad 27/10). En met onze geschiedenis in het achterhoofd, waarin de kerk een afschuwelijk slechte rol heeft vervuld in het kerstenen van Joden, worden we daarmee op een dwaalspoor gezet. Want ja, het lijkt alsof we het voorrecht verloren hebben om de Joodse mensen bekend te maken met hun eigen Jeshua [kieskeurig: d.i. Jezus]... Door mee te gaan met de voorwaarden van de rabbijn buigen we voor het Judaisme, dat zich keert tegen Jezus. En was dat nu juist niet de strijd van Jezus zelf, toen Hij op aarde liep? Was dat uiteindelijk niet de reden om Hem om te brengen? Hij mocht toen Gods Zoon niet zijn, en mag dat nog niet. Daarvoor moeten we niet buigen. Het is tegengesteld aan wat Paulus deed: vertellen over de gekruisigde en opgestane Jezus Christus, eerst aan de Jood en dan aan de Griek. Afspreken om het niet over Jezus te hebben, hoorde daar niet bij..."

    bron: Maaike Schalk in Visie nummer 48 (5 t/m 11 december 2015), p. 7.


    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Jezus huilde
    " 'Jezus begon ook te huilen' - Johannes 11:35
    'Toen Hij Jeruzalem voor zich zag liggen, begon Hij te huilen over het lot van de stad.' - Lucas 19:41

    Over Jezus staat geschreven dat Hij op verschillende momenten moest huilen. De hierboven genoemde Bijbelteksten zijn daar voorbeelden van. De eerste tekst komt uit de geschiedenis, waarin Jezus bij het graf van Lazarus komt. Jezus barst in tranen uit.

    De Joden zeiden: ‘Wat heeft Hij veel van hem gehouden!’ Maar er werd ook gezegd: ‘Hij heeft de ogen van een blinde geopend. Hij had nu toch ook de dood van Lazarus kunnen voorkomen?’

    De tweede tekst komt uit het verhaal over de intocht van Jezus in Jeruzalem. De mensen juichten Hem toe. Voor velen werd het een dag om nooit te vergeten. Maar begrepen ze eigenlijk wel wat er werkelijk aan de hand was? Jezus huilde en zei: ‘Inwoners van Jeruzalem, telkens probeerde ik jullie te beschermen. Net zoals een vogel haar jongen beschermt onder haar vleugels. Maar jullie wilden niet door mij beschermd worden’ (Matteüs 23:37).

    Dat waren echte tranen. Jezus deed niet alsof Hij het heel erg vond. Hij meende het echt.

    Bij het graf van Lazarus was er toen al commentaar. Waarom huilde die Jezus? Achteraf denken wij misschien ook wel: Waarom huilde Hij? Even later zou Hij Lazarus toch uit de dood opwekken? Waar waren die tranen dan voor nodig?

    Datzelfde denk je als je dat tweede verhaal leest. Ik las een meditatie over dit gedeelte. Deze ging in op de onwil van ons mensen. ‘Groter nog dan onze onmacht is onze onwil.’ Maar dan eindigt die meditatie met deze zin: ‘Wat een wonder… Gods genade maakt onwilligen gewillig!’

    Ja, als je dat leest, denk je ook: Als het waar is wat die dominee schrijft, waarom huilde Jezus dan? Waren Zijn tranen wel echt? Hij had de inwoners dat geloof toch kunnen geven?!

    Ik leer steeds meer dat ik als dominee moet durven lezen wat er staat. Ik heb er ook aan meegedaan. Je levert commentaar op de woorden van Jezus. Je hebt de neiging om aan te vullen wat in jouw ogen niet compleet is en eenzijdig lijkt.

    Zo brengen we onze preken in een dogmatisch evenwicht. Kan God huilen?

    Jezus huilde. Maar dan zeggen we: ‘Ja, maar dat deed Hij als mens en niet als God.’ Alsof dat te scheiden was.

    Jezus huilde echt. De dood is voor Hem geen peulenschilletje. De dood is een vijand. Bij het graf van Lazarus stond Hij oog in oog met hem. De onwil van de inwoners van Jeruzalem deed Hem veel verdriet. De onwil van deze mensen ging in tegen de wil van God. Want God wil dat alle mensen behouden worden. God wil dat niemand verloren gaat.

    Jezus huilde echt. Het klinkt misschien heel raar, maar daar ben ik blij om."

    bron: Ds. Arie van der Veer in Visie nummer 48 (5 t/m 11 december 2015), p. 104.


    16-01-2016
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De 'Grote Toorn' over Israël (2 Koningen 3:27)

    'Het is niet onlogisch dat met het oog op de geallieerde veldtocht van Israël en Juda tegen Moab, dat in Juda een co-regent aangesteld werd. Alhoewel het gezamenlijk oprukken van de legers van Juda en Israël tegen Moab met een Woord des HEREN geschiedde (2 Koningen 3:10-12), met een belofte van succes merken we dat de Judeeërs en Israëlieten toch de belegering van Moab afbreken, nadat de Moabietische koning Mesa zijn zoon en geplande troonopvolger op de vestingmuur voor de ogen van de belegeraars aan zijn god Kemos brand-offerde. De beschreven ‘grote toorn‘ die toen over Israël kwam (2 Koningen 3:27), is het resultaat van het eigenzinnig wegtrekken van de Israëlitische belegeraars, die geen acht meer op het eerdere Woord des HEREN via de profeet Elisa, sloegen. Hun ontzag voor de Moabietische god Kemos was blijkbaar groter dan hun ontzag voor de HERE God.

    (...)

    Deze toorn van God uitte zich in een hongersnood die zeven jaar zou aanhouden (2 Koningen 8:1).'

    bron: Robert De Telder, "Kroniek van koning Joram van het tienstammenrijk" (kronos).


    10-01-2016
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.God bezoekt 2 Prostituees - De Parabel van De 2 Prostituees

    Click here for the English version / Klik hier voor de Engelstalige versie.

    Er was eens een stad genaamd Jericho in een land dat misschien wel ver weg van hier is. De inwoners van deze stad, hielden ervan om te feesten op manieren die voor onze moderne cultuur onvoorstelbaar zijn. Om te blijven feesten hadden ze... nogal rare gewoontes...

    Hun favoriete manier om een feest te laten beginnen was door kleine onschuldige kinderen op te offeren aan verschillende afgoden, door hen in vuur te plaatsen. Ze maakten verschillende excuses voor zulke taferelen, zo zeiden ze bijvoorbeeld: "Het is het kind van een prostituee, we willen er niet voor zorgen."

    Zulke kinderen waren het "ongewenste" gevolg van hun feesten waar in zij heel veel seks hadden. Ze hadden seks met prostituees, seks met mensen van hetzelfde geslacht, seks met minderjarigen en zelfs seks met hun eigen broers en zussen.

    In deze stad was ook een zeer jong meisje. Zij hield er van als verschillende mannen van verschillende leeftijden keken naar haar uiterlijk. En hoewel ze nog minderjarig was, hield ze er van om de nacht door te brengen met vele van haar bewonderaars... Omdat ze van haar uiterlijk hielden, kon ze zelfs geld verdienen terwijl ze haar lusten bevredigde. Haar naam was Rachab.

    Rachab, had een geweten, wat wij trouwens allemaal hebben. Dit geweten vertelde haar dat datgene wat ze aan het doen was, verkeerd is. Helemaal verkeerd. Maar ze hield van de aandacht en ze hield van het geld, dus bleef ze dit maar doen.

    Ze hield er ook van om samen te roddelen met de andere prostituees. Één van haar vriendinnen, die ook prostituee was, zei dat er een reuzachtig leger door de nabijgelegen laden trok en dat het alle inwoners dode in de naam van hun God Jahwe. Ze zei ook dat zij geloven dat deze God het hele universum schiep in 7 dagen en dat Hij het niet leuk vond dat de mensen zijn geboden niet gehoorzaamden. Hij vond prostitutie en kindermoord niet fijn. De bevriende prostituee zei dat Rachab zich niet bezorgd moest maken om hen noch om hun God maar dat ze gewoon van haar leven moest genieten en leven van dag tot dag.

    De woorden can deze andere prostituee bleven in Rachab's hoofd rondzweven. Ze begon zich zorgen te maken over haar toekomst and ze begon te denken over deze God genaamd Jahwe. Bestond Hij? Was Hij een wreedaardige God? Hield Hij enkel van de leden van dat leger? Haatte die God haar misschien voor wat ze had gedaan? Of bestond er misschien een kans that Hij van haar houdt, aangezien Hij haar misschien een geweten gaf? Ze wist niet wat ze moest doen.

    Rachab begon Hem 's nachts in alle stilte te vragen, of Hij bestond. Ze deed dit elke nacht wanneer ze niet aan het werk was. Ze zei ook tegen Hem dat ze Zijn aandacht niet verdiende maar ze bleef Hem smeken voor een teken.

    Op een nacht, toen ze om een teken aan het vragen was, kwamen er onverwachte bezoekers binnen in haar huis. Het waren spionnen. Ze waren lid van het leger waarover ze had horen spreken. Deze mannen vertelden haar dat ze in gevaar waren en ze smeekten haar om hen te helpen. Rachab verbergde hen op haar platte dak.

    Niet lang hierna, kwamen er soldaten van haar land en ze begonnen op haar deur te kloppen: "Doe open! Je hebt spionnen in jouw huis! Open die deur en breng hen naar buiten!".

    Op eens kreeg ze een warm gevoel in haar hart, toen ze begreep dat haar gebeden waren verhoord.

    De soldaten werden nog meer achterdochtig, daarom stampten ze de deur in. Éen can de soldaten begon te roepen op haar: "Waar zijn die mannen? Ik weet dat ze hier zijn!"

    Rachab antwoordde: "Mijnheer, ik weer niet waar ze zijn op dit moment. Ze liepen nog maar pas naar buiten! U kan ze nog steeds te pakken krijgen! Haast u!"

    De soldaten snelden weg en Rachab liep snel naar de spionnen. Ze vertelde hen: "Ik hoorde over jullie God en ik weet dat Hij jullie deze plek zal laten vernietigen. We verdienen het allemaal om te sterven, omdat we Jahwe, onze Schepper niet gehoorzaamden. Ik verdien het niet om gespaard te worden, omdat ik de meest verachtelijke prostituee ben van deze stad... Ik vroeg vergiffenis aan Jahwe, jullie God en mijn Schepper. Ik vraag ook aan jullie, op dit moment, dood me alsjeblieft niet."

    De soldaten verzekeden haar dat ze haar niet zouden doden indien ze een rood touw aan haar venster zou hangen wanneer ze terug zouden komen om te vechten. Met datzelfde touw, liet ze de mannen ontsnappen. Ze gaf haar verlangen om seks te hebben met de mannen van haar stad op. Zo viel haar enige vorm van inkomen weg. Ze hoopte dat het leger snel terug zou komen.

    Toen het leger, dat eigenlijk niet echt zo groot was, terugkeerde, deed Jahwe een mirakel. Ineens liet Hij de muren van de stad instorten. Enkel het huis van Rachab bleef overeind. Het leger doodde elke inwoner van dit moreel ontaarde land...

    Rachab, die eens een prostituee was, werd in leven gehouden. Ze was Jahwe, haar nieuwe God, dankbaar, omdat Hij haar leven had gespaard and haar een nieuwe kans gaf om Hem te dienen. Ze begon te beseffen dat jahwe van haar houdt en om haar geeft. Ze begon te beseffen dat Hij zelfs van de ergste mensen houdt en dat Hij hen een tweede kans wil geven, indien ze er voor kiezen om hun vertrouwen in Hem te stellen.

    Vele jaren later, waren er enkele mensen die een prostituee wilden doden. De prostitutee vroeg waarschijnlijk aan Jahwe voor vergiffenis voor al de dingen die ze verkeerd had gedaan. Volgens de Wet van Jahwe verdiende ze de dood. Jahwe Zelf, in de Persoon Jezus Christus was aanwezig. Ze vroegen Hem wat Hij zou doen. Hij antwoordde dat indien er iemand aanwezig was die niet gezondigd had tegen Jahwe, hij haar mocht stenigen. All haar aanklagers gingen weg. Toen zei Jesus, die Zelf de Wet had gegeven, tegen haar: "Ik vergeef je. Je mag nu gaan maar ik wil dat je niet meer mijn Wet overtreedt."

    thewomancaughtinadultryblackandwhite

     bron van foto: Woonbo Kim Ki-chang.

    De reden waarom ik hier een foto plaats van een Koreaanse artiest, waarop een Jezus die er Koreaans uitziet en een Koreaanse prostituee afgebeeld staan, is omdat Jezus niet enkel kwam om de Joden te vergeven en om hun relatie met God te herstellen. Hij kwam ook om dezelfde mogelijkheid aan te bieden aan het Koreaanse volk, het Vlaamse volk, het Amerikaanse volk,... Hij wil dat voor ieder mens dat op deze aarde leeft doen... Hij wil hetzelfde voor jou doen.

    (Gebaseerd op Jozua 6:1-25 en Johannes 8:1-11; twee verhalen uit de Bijbel.)


    01-01-2016
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Advent - De Verwachting van De Wederkomst van Christus

    'Definitie van het woord Advent: (Latijn: Adventus, komst) aanduiding van de komst van de Zoon van God in het vlees, de incarnatie; voorts van Zijn wederkomst ten oordeel in de volheid der tijden.

    Niet alleen de voorbereidingstijd tot het kerstfeest is volgens de definitie van advent bedoeld, maar ook een leven in de verwachting van de wederkomst van Christus.

    Dit laatste is een verwachting die het traditionele christendom, ook wat er van overblijft in de derde generatie sinds de kerkverlating, niet meer kent. De verwachting van het traditionele christendom is er een van als mens geboren worden, ouder worden, moeten sterven en daarna de hemel (als het goed is), de niet-gelovigen wacht de traditionele hel.

    Dit christendom heeft weinig of geen kennis van de Bijbel. De Bijbel leert nochtans duidelijk en niet mis te verstaan, een wederkomst van Christus. Deze komst heeft Jezus tijdens zijn leven en bediening voorzegt, en werd door de evangelisten zo genoteerd. Onmiddellijk na Zijn hemelvaart wordt dezelfde boodschap herhaald.

    Handelingen 1:6 “Zij dan, die daar bijeengekomen waren, vroegen Hem en zeiden: Here, herstelt Gij in deze tijd het koningschap voor Israël? 7 Hij zeide tot hen: Het is niet uw zaak de tijden of gelegenheden te weten, waarover de Vader de beschikking aan Zich gehouden heeft, 8 maar gij zult kracht ontvangen, wanneer de heilige Geest over u komt, en gij zult mijn getuigen zijn te Jeruzalem en in geheel Judea en Samaria en tot het uiterste der aarde. 9 En nadat Hij dit gesproken had, werd Hij opgenomen, terwijl zij het zagen, en een wolk onttrok Hem aan hun ogen. 10 En toen zij naar de hemel staarden, terwijl Hij henenvoer, zie, twee mannen in witte klederen stonden bij hen, 11 die ook zeiden: Galileese mannen, wat staat gij daar en ziet op naar de hemel? Deze Jezus, die van u opgenomen is naar de hemel, zal op dezelfde wijze wederkomen, als gij Hem ten hemel hebt zien varen.” (NBG Vertaling 1951)

    Matteüs 6:5 En wanneer gij bidt, zult gij niet zijn als de huichelaars, want zij staan gaarne in de synagogen en op de hoeken der pleinen te bidden, om zich aan de mensen te vertonen. Voorwaar, Ik zeg u, zij hebben hun loon reeds. 6 Maar gij, wanneer gij bidt, ga in uw binnenkamer, sluit uw deur en bid tot uw Vader in het verborgene; en uw Vader, die in het verborgene ziet, zal het u vergelden. 7 En gebruikt bij uw bidden geen omhaal van woorden, zoals de heidenen; want zij menen door hun veelheid van woorden verhoord te zullen worden. 8 Wordt hun dan niet gelijk, want [God] uw Vader weet, wat gij van node hebt, eer gij Hem bidt. 9 Bidt gij dan aldus: Onze Vader die in de hemelen zijt, uw naam worde geheiligd; 10 uw Koninkrijk kome; uw wil geschiede, gelijk in de hemel alzo ook op de aarde. 11 Geef ons heden ons dagelijks brood; 12 en vergeef ons onze schulden, gelijk ook wij vergeven onze schuldenaren; 13 en leid ons niet in verzoeking, maar verlos ons van de boze. [Want Uwer is het Koninkrijk en de kracht en de heerlijkheid in der eeuwigheid. Amen.] 14 Want indien gij de mensen hun overtredingen vergeeft, zal uw hemelse Vader ook u vergeven; 15 maar indien gij de mensen niet vergeeft, zal ook uw Vader uw overtredingen niet vergeven. (NBG Vertaling 1951)

    Dit beloofde Koninkrijk is komende. Het zal niet tot stand komen door menselijke inzet, maar net zoals bij de wedergeboorte van een mens, zoals beschreven in het evangelie naar Johannes, door God Zelf.

    De verwachting van het komende Godsrijk werd als een gevolg van het uitblijven van de wederkomst van de Messias, door het christendom al vroeg opgegeven. Toen de Romeinse keizer Constantijn zich in de vierde eeuw tot het christendom bekeerde en de kerk van Rome tot staatsgodsdienst verhief, leerde en verwachte men daarna dat het Godsrijk door mensenhanden gebouwd kon worden. De profetische gedeelten van de Bijbel werden als een allegorie uitgelegd en ontdaan van hun letterlijke boodschap. Alle heilsbeloften in de Bijbel die betrekking op het volk Israël hebben, werden op de kerk van nu van toepassing gebracht. De duizend jaar dat satan volgens het Bijbelboek Openbaring, in de toekomst gebonden zou worden, werd niet meer letterlijk genomen maar gezien als een zinnebeeld van de nieuwe tijd die sinds Constantijn baan brak. Dat het sterven, de dood, bleef heersen nam men erbij. In de plaats van de verwachting van de wederkomst van Christus en de daarmee gepaard gaande beloofde opstanding uit de doden, een boodschap waar de apostel Paulus de gelovigen mee troost (2 Thessalonicenzen 4:14-17), kwam de leer van een naar de hemel gaan bij het sterven.

    In het hiervoor geciteerde Schriftgedeelte worden enkele eenvoudige waarheden weergegeven. De verwachting namelijk van het koninkrijk Gods door middel van het derde herstel van Israël, en de wederkomst van Jezus op dezelfde wijze zoals Zijn hemelvaart. Boven Jeruzalem is er voor mensenogen, een onzichtbare deur naar die andere dimensie van waar Jezus op Zijn tijd zal terugkomen. Naar de komst van dit Rijk Gods hebben honderden en honderden miljoenen christenen bijna tweeduizend jaar al sinds 30 AD (dikwijls onwetend) gebeden. Het ‘Onze Vader’ namelijk, zoals het in het evangelie opgetekend staat.'

    bron: Robert De Telder, "Advent 2015 AD, Hij komt" (kronos).


    30-12-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Romeinen in Perspectief

    '([Deze Brief is] geschreven door Paulus aan de gemeente in Rome)

    HOOFDSTUK 1

    Gegroet, gemeente van Rome, apostel Paulus kijkt er naar uit om u eindelijk eens te ontmoeten om elkaar te steunen en te bemoedigen. In de naam van het Evangelie, het Goede Nieuws, zoals het beloofd was in de profeten van het Oude Testament. Het is redding voor iedereen, voor de Joden eerst, daarna de rest. Maar wel voor iedereen. Kern van Evangelie is dat God, de mensen als rechtvaardige neemt door geloof alleen. Van de andere kant is Gods woede aanwezig op mensen die niets van de waarheid willen horen, die zo ver gaan in hun verdorvenheid dat ze zelfs aan homoseksuele en lesbische daden doen. Het zijn mensen die tegen hun verstand ingaan en omdat Gods aanwezigheid in de fysieke dingen te bewonderen is,  zullen ze geen reden hebben tot verontschuldiging in aangezicht van God.

    HOOFDSTUK 2

    Maar pas op, u veroordeelt dit alles wel, maar u bent ook niet altijd onschuldig. U doet wat u veroordeelt, en zo veroordeelt u uzelf. En als u doet wat u veroordeelt, zult u ook niet de straf van God ontlopen. Of je nou zoals de Joden met wet leeft of zoals anderen zonder de wet; God beloont ieder naar hun daden. Ook mensen zonder de wet handelen uit nature volgens de wet: ze weten het goede en het kwade en weten dus van binnen  dat ze het kwade doen als hun daden kwaad zijn. De Joden hebben geen voordeel als ze de wet hebben maar tegelijkertijd de wet overtreden, zo ook met besnijdenis: wie besneden is, maar niet de wet volgt verder, heeft geen voordeel ermee. Maar het voordeel voor mensen die niet besneden zijn en geen Joden zijn, is wel aanwezig als ze van nature de geboden van de wet volgen. Daarom zijn ware Joden in geest degenen die praktiseren en moet het niet blijven bij uiterlijke vertoning enkel.

    HOOFDSTUK 3

    Maar Joden hebben ook een voordeel, zo is, bijvoorbeeld, het woord van God aan de Joden toevertrouwd. En wat betreft ontrouw zijn jegens God: ieder mens is onbetrouwbaar, maar God is wel betrouwbaar. Door toename van ons onbetrouwbaarheid, is de trouw van God toegenomen. Niemand is rechtvaardig, dus we zijn allemaal in de macht van de zonde, zowel Joden als niet-Joden. Iedereen is schuldig jegens God, of je nou wel of niet de wet hebt. Daarom kan de wet geen rechtvaardiging geven, want de wet leert ons zonde kennen. Maar God heeft ons door Jezus Christus verlost, Hij gaat onze zonden voorbij, die in het verleden zijn begaan. Dat is de rechtvaardiging.

    [Notitie door "Kieskeurig": hoofdstuk 3 mag niet veralgemeend worden tot baby'tjes, Jezus,... Voor meer informatie, lees dit Engelstalige artikel.]

    HOOFDSTUK 4

    Eveneens Abraham, zijn vertrouwen en geloof was zijn rechtvaardiging, leert de Schrift. Als het op grond van zijn daden was, dan zou hij daarmee zichzelf kunnen prijzen. Als daden ons meerekenen met beloftes van God, dan zou geloof diens betekenis verliezen. Verder is er met wet bestraffing, indien het overtreden wordt, maar zonder wet kan het ook niet gelden als een overtreding. Het geloof is de daad die tot rechtvaardiging leidt.

    HOOFDSTUK 5

    Door de dood van Christus zijn we verzoend met God. Dankzij Jezus zullen we niet veroordeeld worden. Door één mens is de zonde de wereld gekomen en door de zonde de dood, voor allen. Dus er was al zonde voordat de wet kwam, maar zonder de wet gold de zonde ook niet. Alhoewel de dood wel gewoon aanwezig was, van Adam tot Mozes, tot alle tijden. De wet kwam pas later opdat de overtredingen toenamen. Maar op dezelfde manier, door één man, Jezus Christus, zijn wij gered. Dat is de vrijspraak van God.

    HOOFDSTUK 6

    Dat betekent echter niet dat we moeten blijven zondigen. Wij zijn dood voor de zonde, dus we kunnen niet in zonde leven. U leeft onder de genade, niet de wet, dus leef in geest. Als u de zonde dient, dan zal dat tot de dood leiden.

    HOOFDSTUK 7

    Terug naar de wet:  we zijn dood voor de wet dankzij Christus, dus de wet heeft geen beheersing over ons. Ook ben ik dankzij de wet bewust van de zonde. Ik zou niet weten wat begeerte was als de wet niet zei: ‘Zet uw zinnen niet op wat van een ander is.’ En zo maakt de zonde gebruik van de wet door in mij begeerten op te wekken, en daardoor word ik schuldig, omdat ik de wet overtreed. Door de wet komt de zonde tot leven, want zonder de wet is de zonde krachteloos. En daarom ging alles verkeerd, het werkte niet, ondanks dat de wet zelf heilig, rechtvaardig en goed is. In feite is het als volg: ik heb een wil, die God wilt volgen, maar ook een natuur, die zondigt en zorgt dat ik God niet meer kan volgen. Mijn wil, oftewel verstand, en mijn natuur gaan niet samen. Ik wil het goede doen, maar ik doe het kwade, een dilemma is het. Wie kan zo een arme mens toch redden? En daar komt Jezus Christus in beeld ; Hij redt ons!

    [Notitie door "Kieskeurig": ik zie die zondige "natuur" persoonlijk als het zondige karakter dat we hebben opgebouwd vanaf onze eerste individuele zonde, tot vlak voor onze bekering. Dan sterft dit zondige karakter (Romeinen 6) en dan krijgen we een nieuw karakter in de plaats (2 Korintiërs 5:17, Romeinen 6-8). Vele moderne leraren leren dat we een soort zondige natuur overerven van Adam en dat we daarom ook na onze bekering heel ons leven lang, elke dag door, moeten zondigen. Romeinen hoofdstuk 7 wordt door hen uit de glorieuze context (Romeinen 6-8) van het christenleven van overwinning over elke zonde getrokken. Voor meer informatie over dit bedriegelijk excuus voor zonden kan u deze Engelstalige artikelen raadplegen.]

    HOOFDSTUK 8

    Dit noem ik: de wet van de Geest, los van de andere wet: de wet van dood en zode. Jezus Christus heeft afgerekend met de wet van de dood en zonde. Ons leven wordt immers niet langer beheerst door onze eigen natuur, maar door de Geest. De wil van onze eigen natuur brengt de dood, maar de wil van de Geest brengt leven en vrede. Onze eigen wil staat vijandig tegenover God, want die wil onderwerpt zich niet aan de wet van God en is daar ook niet toe in staat. En zo iemand kan God niet dienen, maar u leeft niet zo, u laat u leiden door de Geest. Maar beste mensen, vergeet niet, wie diens eigen wil volgt, zal zeker sterven.

    HOOFDSTUK 9

    Maar konden de Israëlieten, de volksgenoten van Paulus, dit alles ook maar doorzien. Maar God heeft verder Zijn belofte niet gebroken, want vergeet niet: niet elke Israëliet is dan ook een echte gelovige, dus niet iedereen hoort bij Israël, in een zekere zien. Net zoals het belofte met Isaac was en niet met alle kinderen van Abraham, wat ons toont dat iemand een nakomeling is van Abraham, vanwege een belofte en niet natuurlijke kinderen enkel. Gods openbaring is voor iedereen, dus ook volkeren die voorheen geen volk van God was, is dat nu wel, allemaal dankzij geloof en belofte van God, die voor iedereen een uitnodiging is.

    HOOFDSTUK 10

    Maar toch hoop ik dat de Israëlieten ook gered zullen worden. Ze dienen God vol toewijding, maar ze missen nog inzicht. Daarom baseren ze hun rechtvaardiging op eigen kracht en willen ze niets weten van een vrijspraak van God. Maar veel meer begrip en geloof kwam van andere volkeren, die hebben God gevonden, meer dan Israël, overduidelijk.

    HOOFDSTUK 11

    Maar zoals ik eerder zei: Gods heeft Zijn volk niet verstoten, sommigen van het volk hebben dat gedaan, maar wie dat niet gedaan heeft, hoort gewoonweg bij God, nu nog steeds. Wie wel voor de genade koos, zijn dan ook uitgekozen omdat God genadig is, en niet omdat zij de wet naleefden. Maar pas op: als u niet trouw blijft aan de goedheid van God, dan zult u ook afgekapt worden.  Mijn laatste woorden omtrent Israël: ooit zal heel Israël gered worden, ooit.

    HOOFDSTUK 12

    Leef als een gave voor God, dien God eerbiedig. Laat iedereen volharden in het goede, zegen uw vervolgers en vervloek hen niet. Doe voor iedereen het goede en ga niet af op uw eigen inzicht.

    HOOFDSTUK 13

    Iedereen moet de autoriteit van de overheid erkennen, want dit alles is door God ingesteld, zij zijn aangewezen door God. Wie het goede doet, hoeft de overheid niet te vrezen. De overheid heeft het zwaard in bezit en gereed om te gebruiken en ieders verdiende straf te geven. De overheid staat in dienst van God. Dus ook de belasting moeten we betalen. Laten we allen eerzaam leven.

    HOOFDSTUK 14

    Accepteer ook de mensen met een zwak geloof. Een zwak gelovige eet, bijvoorbeeld, niet alles, maar dat is zijn of haar overtuiging, accepteer het. Laat niemand op elkaar neerkijken. Laat gewoon iedereen zijn eigen overtuiging volgen. Zolang het allemaal in de naam van God gebeurt en in Zijn eer. En nog één ding hierover: als iets eten of drinken de ander aanstoot geeft in diens aanwezigheid, laat het beter staan, een ander tevreden stellen is belangrijker dan je eigen wil tot iets eten of drinken.

    HOOFDSTUK 15

    Allen moeten elkaar helpen, de sterken de zwakken, dat is ons plicht. Wees in samenhorigheid en bid voor elkaar om gered te worden van de kwade invloeden in deze wereld.

    HOOFDSTUK 16

    Apostel Paulus zal bij u zuster Febe aanstellen, aanvaard haar in de naam van de Heer. Help haar met alles indien ze wat nodig heeft. Want ook zij heeft apostel Paulus geholpen en een steun geweest. Groeten aan allen. Alle eer aan God, door Jezus Christus, tot in eeuwigheid. Amen.'

    bron: Sezgin Can (cansezgin)


    26-12-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Waarom Ik hou van Mijn Lokale Kerk
    Om dit artikel in het Engels te lezen, klik hier. To read this article in English, click here.

    Ik ga naar onafhankelijke pinkstergemeente "De Ark" in Diest. Ik voel me meer aangetrokken tot deze lokale kerk, dan tot een bepaalde denominatie.
    Hier zijn 3 redenen waarom dit zo is:
    • Liefde: vanaf het begin dat ik naar deze kerk ging, hing er altijd een sfeer van liefde en gezelligheid. De voorganger en de leden hebben me altijd met open armen ontvangen. Ik was en ben God nog steeds zeer dankbaar voor de familie die Hij mij gegeven heeft.

    • Goed pastoraal onderwijs: de theologie van de voorganger bestaat niet uit antinomianisme ("aanvaard Jezus, geloof gewoon" - en doe maar wat je wil -) maar bestaat onder andere uit, na je bekering, de wil van God doen.

    • Nadruk op heiligheid: de voorganger en de geloofsgemeenschap proberen te leven in heiligheid, naar de wil van God.

    Om dit artikel in het Engels te lezen, klik hier. To read this article in English, click here.

    03-11-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De Drie-Eenheid in Jesaja 48:12-13,16

    Een van de beste aanwijzingen voor het concept van de Drie-Eenheid (dat er meerdere personen in de Godheid zijn) is te vinden in de volgende verzen [de Vader wordt weergegeven in blauwde Zoon in rood en de Heilige Geest in groen]:

    "Luister naar Mij, Jakob,
    Israël, Mijn geroepene:
    Ik ben Dezelfde, Ik ben de Eerste,
    ook ben Ik de Laatste.
    Ook heeft Mijn hand de aarde gegrondvest,
    en Mijn rechterhand heeft de hemel uitgespannen.
    Roep Ik ze,
    dan staan ze er tezamen.

    ( ... het onderwerp is nog steeds: Jezus Christus ... )

    Kom nader tot mij, hoor dit:
    Ik heb vanaf het begin niet in het verborgene gesproken;
    vanaf de tijd dat het geschied is, ben ik daar.
    En nu, de Heere HEERE
    heeft mij gezonden, en Zijn Geest."
    - Jesaja 48:12-13,16 (HSV)

    In de vorige passage wordt Jezus Christus (de Eerste en de Laatste) voorgesteld als de Schepper (die de aarde heeft gegrondvest), gezonden door de Vader (de Heere HEERE ofwel Adonai Jahwe), zoals de Heilige Geest (Zijn Geest) ook gezonden is door de Vader (de Heere HEERE ofwel Adonai Jahwe).


    Voor meer informatie over hoe de Drie-Eenheid op een logische manier kan worden uitgelegd, bekijk de volgende links (Engelstalig):

    https://crosstheology.wordpress.com/the-trinity-logically-explained/

    Voor een uitgebreidere versie van mijn visie op de doctrine van de Drie-eenheid, klik op de volgende link (Engelstalig):

    https://crosstheology.wordpress.com/the-trinity/


    27-10-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Genesis 3:22 leert niet dat De Mens aan God Gelijk is geworden

    Genesis 3:22 leert niet dat De Mens aan God Gelijk is geworden. Het leert slechts dat de mens gelijk geworden is aan God in de kennis van goed en kwaad.

    Dit wordt duidelijk weergegeven in de Willibrordvertaling (editie 1993):

    "En Jahwe God zei: 'Nu de mens in de kennis van goed en kwaad als een van Ons is geworden (...)" - Genesis 3:22 (Willibrordvertaling editie 1993)


    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Een Facebook Gesprek over De Gouvernementele Theorie van Het Zoenoffer
      • Twee dagen geleden had ik een gesprek met een meisje, op facebook, waarin ik probeerde duidelijk te maken waarom het offer van Jezus Christus aan het kruis noodzakelijk was om verzoend te worden met God. Dit deed ik door middel van de "Gouvernementele Theorie van Het Zoenoffer". De term "Regerings-Theorie van Het Zoenoffer" is een letterlijke vertaling van het Engelse "Governmental theory of The Atonement". Deze theorie is uitgevonden door de Nederlandse Remonstrantse / Arminiaanse theoloog Hugo Grotius. Het gesprek is licht aangepast om de duidelijkheid van het gesprek te bevorderen. De smiley-emoticons zijn gekopieerd van facebook. De pijlen in het gesprek hebben geen betekenis. Ze zijn louter het gevolg van de overzetting van het facebook gesprek naar deze website.

      • [ik was aan het spreken over of God haar binnen zou laten in de hemel.]

      • Ik:: Geef me 1 reden waarom God je zou moeten binnen laten smile-emoticon

      • Zij: weet ik niet

        waarom zou die

      • Ik: heb je Hem altijd gehoorzaamd?
      • Zij: absoluut niet
      • Ik: okay

        smile-emoticon

        als je bij mij woonde en je bestal me en je loog tegen me,... zou ik je dan nog binnen laten in mijn huis?

      • Zij: nee tuurlijk niet

        Ik: wel

      • dan

        je bent al al die jaren in God zijn huis

        de aarde

        zou Hij je thuis moeten laten in zijn villa? (de hemel)

      • Zij: nee

        denkik

        waarom zou die dat doen

        oke die vraag is moeilijk..

      • Ik: is best makkelijk toch?

        als wij ruzie hebben

        en je wil toch binnen

        wat doe je dan?

      • Zij: licht eraan hoe goed we bevriend zijn

        maar ik zou het proberen om goed te maken

      • Ik: okay

        smile-emoticon

        maar stel ik ben God

        en ik heb je gemaakt

        en de aarde en alles daarin

        wat kan je me nog meer geven?

        iets wat ik echt nodig heb?

      • Zij: ik weet het niet..
      • Ik: niets toch?

      • Zij: uhm nee klopt
      • Ik: wel

        wat kan je nog doen?

        en ik verwacht perfecte gehoorzaamheid want ik heb je gemaakt met die capaciteit

      • Zij: dat kan niemand

        perfecte gehoorzaamheid

      • Ik: waarom niet?
      • Zij: ik zelfs niet denken aan het verkeerde
      • Ik: ik heb je de capaciteiten gegeven

        smile-emoticon

      • Zij: kan jij het?
      • Ik: het gaat

        oh en "gedachten" kunnen ook van de duivel komen zodat je denkt dat je het denkt [Wat ik hier probeerde uit te drukken is dat sommige, dikwijls plotselinge "gedachten" geen echte gedachten zijn maar dat het eerder influisteringen zijn van de duivel.]

        maar het punt is

        als je dat niet hebt gedaan

      • dan kan je maar 1 ding doen
      • Zij: wat dan?
      • Ik: vergeving vragen en je afkeren van wat je er voor deed tegen mij

        smile-emoticon

      • en ik wil je vergeven maar ik heb 1 probleem
      • smile-emoticon

      • Zij: en dat is?

        wat is het probleem?

      • Ik: mijn probleem is dat als ik iedereen zo maar zou vergeven, dan wordt mijn wet niet meer gerespecteerd

        daarom moet ik tonen hoeveel mijn wet waard is

        mijn morele wet

        dus daarom laat ik Jezus voor jou aan het kruis gaan

        zodat je zal beseffen hoeveel je zonden me hebben gekwetst en hoeveel straf je verdiende

      • Zij: zo heb ik het nooit bekeken

      • Ik: en dan zal je je afkeren van je zonden

        en van mij houden met heel je ziel hart en verstand

        omdat ik zo iets voor je deed smile-emoticon

        dat is een manier om het te bekijken smile-emoticon


    27-09-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Volgens De Bijbel zou Jij Dood moeten zijn

    'HET SCHOPPEN VAN DODEN

    Op zichzelf gerichte mensen zijn snel gekwetst. Ze vinden allerlei manieren om van streek te raken over de meest onbetekenende en onnozele dingen! Dan dalen zij af naar dat platgereden pad van depressie, ontmoediging en verslagenheid. Weet je waarom? Omdat ze helemaal wegkwijnen in zichzelf! Als je een stap terug zou nemen en objectief naar jezelf kijkt wanneer je in één of andere noodsituatie terecht komt, dan zou je jezelf een heleboel verdriet besparen.

    Stel jezelf hardop de vraag: 'Hoe is mijn houding in deze kwestie? Waarom ben ik zo terneergeslagen? Is er op mijn 'ziel' getrapt?' Als je jezelf op deze manier zou aanpakken wanneer je tegen de haren wordt ingestreken, zouden veel van je 'noodsituaties' geen noodsituaties meer zijn. Dode mensen voelen helemaal niets! Je kunt allerlei gemene dingen doen me een lijk, maar je zult geen enkele reactie ontvangen. Schop het, spuug er op en sla het, doe wat je maar wilt, het zal niets terugdoen. Hoe komt dat? Omdat het dood is! Volgens de Bijbel zou jij dood moeten zijn:

    Indien wij dan met Christus gestorven zijn, geloven wij, dat wij ook met Hem zullen leven.
    Romeinen 6: 8 (NBG-1951 vertaling)
    Het woord is betrouwbaar: immers, indien wij met Hem gestorven zijn, zullen wij ook met Hem leven.
    2 Timotheüs 2: 11 (NBG-1951 vertaling)

    Waarom ben jij dan zo snel bezeerd als iemand iets zegt of doet? Waarom heb je zoveel problemen in je relaties? Ik zeg het je recht voor zijn raap: jouw op jezelf gerichte trots is nog springlevend!

    HET IS JOUW KEUS

    De dwaas veroorzaakt door zijn hoogmoed ruzie.
    Spreuken 13: 10 (Willibrordvertaling)

    Ervaar jij bitterheid gekwetstheid of angst? Gods Woord laat je geen ruimte om jouw verantwoordelijkheid te ontwijken. Je zou het liever vroeger dan later het hoofd moeten bieden omdat er geen andere mogelijkheid is. Je bent niet zo geboren, het is ook niet jouw persoonlijkheid én je kunt de omstandigheden er niet de schuld van geven.'

    bron: Andrew Wommack, Ik-Gerichtheid: de wortel van alle ellende, hoofdstuk 1: De Wortel van Het Probleem, p. 9-10, vertaald door Babs Sip-Schroevers (2007).

    'Zovaak een mens iets op onbeheerste wijze begeert, wordt hij onrustig van binnen. (...) Een mens die nog niet helemaal gestorven is in zichzelf, komt zo gauw in verzoeking en geeft er al aan toe in de kleinste en onbelangrijkste dingen. Wie zwak van geest is en nog vleselijk en geneigd tot het zinnelijke, kan zich moeilijk helemaal losmaken van aards begeerten.
    En daarom is hij vaak bedroefd als hij zich iets ontzeggen moet en maar al te licht wordt hij ook kwaad als iemand tegen hem ingaat.
    Maar als hij eenmaal heeft toegegeven aan wat hij zo begeerde, dan bezwaart hem meteen zijn schuldige geweten, omdat hij zijn hartstocht is gevolgd, die hem toch de vrede niet kan geven die hij zocht.

    Alleen dus door te weerstaan aan je hartstochten vind je de ware vrede des harten, maar niet door ze na te volgen.
    Er is dus geen vrede in het hart van een vleselijk mens, geen vrede in de mens die aan uiterlijkheden hangt, maar vrede alleen in hem die opgaat in het geestelijke.'

    bron: Thomas A Kempis, De Navolging van Christus, Boek 1: Vermaningen voor Het Geestelijk Leven, V: Het Lezen der Heilige Schriften, p 15, vertaald door Dr J.W. Schulte Nordholt (1954).


    20-09-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.William Booth over De Gaven van De Geest volgens Gordon Lindsay

    "Hoe was de houding van Generaal Booth ten opzichte van de bediening van het bovennatuurlijke en de gaven van de Geest die openbaar werden in de Gemeente kort voor zijn dood? In het officiële orgaan van het Leger des Heils, 'De Strijdkreet', van 12 november 1914 vinden wij een interessant antwoord op deze vraag:

    'Veel aandacht wordt gegeven aan wat bekend staat als de buitengewone 'gaven' van de Heest; dat wil zeggen iets te kunnen doen wat uitgaat boven het kunnen van de mens zònder directe werking van God. Zulke gaven bezaten zonder twijfel de apostelen, zowel voor als na de dood van onze Heer. Zij bezaten de gave van genezing, dat wil zeggen zij genazen de zieken, openden de ogen der blinden en de oren der doven; zij maakte doden weer levend zonder gewone middelen toe te passen.

    Zij verichtten wonderen; zij konden daden verrichten die in tegenspraak waren tot het natuurlijk verloop der dingen.

    Dit waren zeer opmerkelijke gaven, die bewezen dat God met hen was omdat niemand deze dingen kon doen als niet God rechtstreeks door hem werkte.

    Ook waren ze nuttig omdat zij de aandacht vestigden op degenen die ze bezaten en een bewijs waren dat God zelf deze mensen gezonden had.

    Om deze redenen waren zij belangrijk voor de wereld en wanneer mensen die gaven heden bezitten, is dit een grote zegen voor de gehele mensheid. En er is geen woord in de Bijbel dat bewijst dat wij ze vandaag niet zouden bezitten en er is niets dat zegt dat zij heden niet even nuttig zouden zijn als in enige voorafgaande periode van de kerkgeschiedenis.

    Daarom kan men niemand veroordelen die er zich naar uitstrekt en de bijzondere tekenen en wonderen die de laatste tijd onder ons openbaar zijn geworden, eisen dat wij er diep en open over zullen nadenken.

    Wij moeten nooit vergeten dat alle werkelijke genezing, of het nu lichaam of ziel betreft, of deze onmiddelijk of na verloop van tijd plaats vindt, of het ogenschijnlijk zonder of door bepaalde middelen gebeurt, altijd tot stand wordt gebracht door de direkte werking van de kracht Gods. Het is God die redt.

    En we moeten nooit vergeten dat alle gaven - de gewone of buitengewone - alleen van God komen"

    bron: (Leven en Werk van) Mannen door Wie De Wereld Veranderde: Deel 2, 4. Generaal William Booth De Laatste der Hervormers, p 100-101, vertaald door L. Reimeringer-Baudert (Engelse en Nederlandse uitgave: 1987).


    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Recensies

    Aangeraden boeken:

    Te gekke liefde: Overweldigd door een niet-aflatende God       (5/5)

    Uitstekend boek door Francis Chan!

    Ik zou persoonlijk meer nadruk leggen op evangelieverkondiging (door openlucht prediking!) en een beetje minder nadruk op de liefde (hoewel dat zeer belangrijk is!)

    Een zeer goed boek om in de praktijk om te zetten! Je leert heel veel door dit boek te lezen! (oorspronkelijk uitgegeven in 2008| Nederlandstalige editie: 2010 | review: September 2014)

     

    De Bijbelse Rustdag - Zaterdag of Zondag?           (4/5)   GRATIS!

    Behalve dat een paar zaken, die niet met het onderwerp te maken hebben, naar mijn mening uit de context werden gehaald, is dit boekje zeer bijbels. Het legt alle teksten in de Bijbel in verband met de Sabbat rustig uit door middel van goede exegese. Dit boek heeft me overtuigd dat de Sabbat werd gehouden door de eerste christenen en dat dit nog steeds voor alle christenen een bijbels gebruik is.

    Om over na te denken: God heeft op de Sabbat een speciale zegening gelegd (Genesis 2:3). Waarom te laat komen? (uitgegeven in 2001)

    Oudere versie (1996): http://www.ucg-holland.nl/documents/sabbatsrust[1].pdf

    Nieuwe versie (2001) paperback: http://www.ucg-holland.nl/bestel/order_form.htm

    (Ik ben niet akkoord met het feit dat de United Church of God - uitgever van bovenstaand boekje - niet gelooft in de Drie-Eenheid. Daarom steun ik dus niet al hun andere publicaties.)

    William Booth           (4/5)

    Dit boek, geschreven door Minnie Lindsay Carpenter is de beste autobiografie over William Booth, die ik tot nu toe gelezen heb!

    Het boek bevat een grondig overzicht van zijn leven, maar de details mochten beter uitgewerkt worden (zoals bijvoorbeeld dat het boek dat hij wegwierp een calvinistisch boek was. William Booth was sterk gekant tegen het Calvinisme).

    Over details gesproken... Enkele details lijken me zeer sterk te betwijfelen, zoals dat William Booth verplichtte zijn "Leger" in erfzonde doen te geloven (aangezien zijn vrouw fan was van de werken can Charles G. Finney en deze tegen de erfzonde inging.)

    Zonder te veel te verklappen... dit boek is een must read. Het is goed voor de christen om over zulk een geloofsheld te lezen!

    Verkenningen in Genesis                    (3/5)

    Dit boek vernietigt theorieën zoals de bronnensplitsing (J,E,P), ideeën dat Genesis 1 en 2 gebaseerd zou zijn op een babylonische scheppingsverhaal (dat het oermonster Tiamat bevat), of dat Het Zondvloedverslag uit Het Gilgameš-Epos ouder zou zijn dan het zondvloedverslag uit het Boek Genesis.
     
    Dit boek toont aan dat geloven in de onfeilbaarheid van het woord, zeker niet een dwaas standpunt is, wanneer alle bewijsstukken naast elkaar worden gelegd, indien er echte wetenschap wordt bedreven (in vakgebieden zoals de archeologie, linguistiek,...).
     
    Na enkele hoofdstukken begint het "bijbelgehalte" flink te dalen en beginnen auteurs langdradiger te schrijven. Ook herhalen de verschillende auteurs wat andere auteurs al hadden gezegd. Soms wordt er te veel vertrouwen gesteld in bepaalde dateringen door één persoon. Wat ook wel een houding is die me niet zo professioneel lijkt, maar wel eerlijk is, is dat ze dikwijls, in het begin van hun opstellen, beginnen te vertellen welke conclusie ze willen bereiken. Dit kan door lezers worden opgevat als vooringenomenheid. Maar de manier waarop ze dit "doel" hierna bereiken, is hooguit professioneel (in verband met de schriftelijke uitwerking van hetgene ze onderzocht hebben). (oorspronkelijk uitgegeven in 1986, tweede druk 1988)
     

    Voor meer reviews, bekijk:
    https://www.goodreads.com/review/list/34800951-tom-torbeyns?order=d&sort=review&view=reviews

    Om al mijn ratings te bekijken (inclusief boeken zonder reviews), bekijk:
    https://www.goodreads.com/review/list/34800951-tom-torbeyns?sort=rating


    19-09-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.John Wesley over Het Calvinisme volgens Gordon Lindsay

    "Een van de grootste diensten die Wesley de kerk heeft bewezen, was haar te redden van de uitersten van het fatalisme. Calvijn, die briljante1 en methodische schrijver, had een sterke invloed op de kerk in de periode waarin zij het meest voor indrukken vatbaar was. Hoewel verschillende punten van zijn leer bevredigend zijn1, was zijn inzet aangaande de predestinatie zodanig dat, wanneer die ten volle zou worden doorgevoerd, de vrije wil van de mens en zijn verantwoordelijkheid als zondaar volkomen zou worden uitgeschakeld. Dit is natuurlijk volkomen tegenovergesteld aan de geest van de evangelistatie die de mens overal oproept tot bekering.

    Wesley verdiepte zich zeer in de gevolgen van deze leer en hij geloofde dat deze ervoor verantwoordelijk was dat de grote evangelische opwekking die God wilde geven, werd verhinderd. Hij zei: 'Maar wat doet zulk een leer? Wel, het meest in het oog lopende is dat er tevergeefs gepredikt wordt. Prediken heeft geen waarde voor de uitverkorenen, want zonder deze zullen zij toch onomstotelijk zeker behouden woren. En zij die niet uitverkoren zijn kunnen op generlei wijze worden bekeerd. De Calvinistische leer van de predestinatie sluit de deur voor heiligheid. Wat gebeuren moet, zal gebeuren en geen mens kan dit veranderen. Sommigen vervult het met hoogmoed en het geeft hun een gevoel van superioriteit boven de arme zondaar. En dit is iets wat God van eeuwigheid af heeft gehaat.' Volgens Wesley leidde deze leer ertoe de troost van het geloof te vernietigen, want in tijden van grote verzoeking of beproeving kan altijd de twijfel ontstaan of zij die zondanig worden beproefd, wel tot de uitverkorenen behoren.

    Wesley toonde verder aan dat de verdedigers van de Calvinistische predestinatie zich aansloten bij de agnostici en de deïsten, want deze laatsten geloven dat de openbaring van het christendom niet nodig was tot behoud. Calvijn geloofde dat men alleen maar moest behoren tot de uitverkorenen. Wesley ging nog verder met zijn beschuldiging. Hij noemde deze leer godslasterlijk,  want daardoor werd Jezus Christus tot een misleider der mensen, een schijnheilige gemaalt - iemand die van zichzelf zei dat hij wilde dat alle mensen behouden zouden worden, maar die in feite de meesten voor de eeuwige verdoemenis had bestemd zodat zij in wezen onmogelijk tot bekering zoudenn kunnen komen en zodoende worden behouden."

    bron: (Leven en Werk van) Mannen door Wie De Wereld Veranderde: Deel 2, 1. John Wesley De Boodschapper van Het Grote Ontwaken, p 37-39, vertaald door L. Reimeringer-Baudert (Engelse en Nederlandse uitgave: 1987).

    1 De schrijver van deze blog is niet akkoord met de punten waar voetnoot nr. 1 bij staat.


    12-09-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Leiders zijn niet gebaat bij Huldeblijken
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    "Na een machtige campagne, waarin meer dan 600 mensen vergeving en verlossing van zonden hadden gezocjt, wilden predikanten, kerkeraadsleden en gehoor hun waardering voor de diensten van William Booth vertolken door hem een groot portret van hemzelf aan te bieden. Een dergelijke betoging was geheel in stijl met de kerkelijke gewoonten, en een stampvolle geestdriftige bijeenkomst maakte gewag van de zegeningen die het gevolg waren van de arbeid van de evangelist. William Booth aanvaardde met genoegen dit bewijs van genegenheid en vertrouwen, maar toch was zijn gevoelige geest niet volkomen zeker van de zaak . . . In de samenkomsten had hij toch alleen maar zijn plicht gedaan . . . Hij had een prachtige kans gehad, die hij slechts had aangegrepen . . . Het resultaat was het werk van God . . . Waarom moest hij dan worden beloond?

    Spoedig daarop bemerkte hij, dat de aanbieding naijver had opgewekt en dat zijn ambtsvervulling er waarschijnlijk door werd geschaad. Toen William Booth later aan dit incident terugdacht, was hij ervan overtuigd, dat leiders in het werk van God niet gebaat zijn bij huldeblijken. Ze wekken jaloezie en leveren nog andere gevaren op. Een aantrekkelijke leider kan zijn onafhankelijkheid inboeten jegens mensen, die hem kunnen begunstigen, terwijl andere hoogstaande leiders, die voor zichzelf niets begeren, onbeloond blijven . . . Daarom keurde William Booth later huldeblijken van iedere soort voor heilsofficieren af."

    Minnie Lindsay Carpenter, William Booth, hoofdstuk 8: Naderend Gevaar, p 36-37, vertaald door J. N. Voorhoeve (1986, Nederlandse uitgave: s.d.).


    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Wat We in De Kerk nodig hebben
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    "Wat We in De Kerk nodig hebben is hervorming. Het is verspilde tijd en moeite voor stromen van zegen over een afvallige en ongehoorzame kerk te bidden. Een nieuwe golf aan godsdienstige belangstelling zal niet meer teweegbrengen dan het vergroten van het aantal leden in kerken die zich niet willen onderwerpen aan de heerschappij van Jezus, noch zijn geboden willen gehoorzamen. God is niet geïnteresseerd in een toename van het kerkbezoek, als dat niet tegelijkertijd gepaard  gaat met een waarachtige bekering en heiliging."

    bron: A.W. Tozer, Het Diepere Leven, 1. Geen Opwekking Zonder Hervorming, p 10, vertaald door Mark Benninga (1957, Nederlandse uitgave: 1993).


    02-09-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De Grenzen van Het Land van Belofte

    "De Thora eindigt voor de grenzen van het land van belofte. De belofte is er, het begin van de vervulling ook, maar het eigenlijke moet nog komen.

    Heel het O.T. draagt dit beloftekarakter. Het wachten op het eigenlijke blijft: de zending van Gods eigen Zoon, de beloofde Messias, en met Hem het messiaanse rijk van vrede en gerechtigheid. In het N.T. is dat nog sterker. De komst van Christus en de uitstorting van de Heilige Geest brengen ons in het geloof tot aan de grens van het land van belofte. Daar staan we dan. Maar het eigenlijke moet ook voor ons nog komen: wat geen oog gezien, geen oor gehoord heeft en in geen mensenhart is opgeklommen, heeft God bereid voor degenen die Hem liefhebben, 1 Kor. 2 : 9."

    Bron: Drs. H. J. de Bie, Verkenningen in Genesis (1986, tweede druk 1988), 20. Von Rad's Commentaar op Genesis: 3. BEZWAREN TEGEN VON RAD'S VISIE IN HET ALGEMEEN (p 139-140).


    01-09-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Bijbels Verschil tussen Vreemdeling en Onbekende

    Foto van een "onbekende":


    bron: ANP Marco De Swart (gevonden op "powned").

    Foto van een "vreemdeling":


    bron: ANP Erik van 't Woud (gevonden op "refdag").

    Aanvaarding van het vreemdelingschap

    (...) 'In het He­breeuw­se woord voor vreem­de­ling: ‘ger’, in transcriptie aange­duid met de medeklinkers GR, klinkt de angst en het lijden als oorzaak van het vreemde­ling zijn mee. Volgens het Hebreeuwse woordenboek is een vreemde­ling iemand die zijn of haar land heeft moeten verlaten, als gevolg van oorlog of oproer, bloedschan­de, hon­gers­nood of onge­luk, en hij of zij is daarmee in de eerste plaats een kwetsbare. Precies zo herkent Israël in de vreem­de­ling die in haar midden verblijft, een bepalend element van haar eigen ge­schiede­nis: “Behandel vreemdelingen die bij jullie wonen als geboren Israëlieten. Heb hen lief als jezelf, want jullie zijn zelf vreemdelingen geweest in Egypte.” (Leviti­cus 19: 34), en: “Ook u moet vreemdelingen met liefde behandelen, want u bent zelf vreemdelingen geweest in Egypte.” (Deuteronomium 10: 19). (...)

    Verschil tussen vreemdeling en onbekende

    Behalve het woord voor vreemdeling, aangeduid met de medeklinkers GR, is er in het taalveld van het Hebreeuws nog een woord te vinden dat hier van belang is: namelijk ‘nekar’. Dat woord wordt in transcrip­tie aangeduid met de medeklinkers NKR. De betekenis van dit woord doet denken aan het Griekse ‘xenos’, behalve dat de lading uitsluitend negatief is: deze vreemdeling is een ‘onbe­ken­de’ in de zin van vijandig en bedreigend. Het is iemand waarvoor je op je hoede bent. Er wordt wel gesug­gereerd dat deze ‘onbekende’ een soort handelsreiziger of een marskramer moet zijn ge­weest. Iemand in elk geval, die niet de bescherming behoeft, die een ‘vreemdeling’ wel toekomt.

    In de Nieuwe Bijbel Verta­ling wordt dit woord meestal vertaald met de vrij onhan­dige term ‘buiten­lan­der’. Maar dat gebeurt niet consequent, zodat het onderscheid tussen beide woor­den verwatert en de ver­war­ring toe­neemt. Zo vinden we in die vertaling: “Voor het pesachmaal gelden deze voorschriften: Er mag geen enkele vreemdeling aan deelnemen.” (Exodus 12: 43) ‘Vreemde­ling’ staat er, maar het Hebreeuws geeft NKR. Binnen de eigen systematiek van de NBV zou hier dus ‘buitenlander’ hebben moeten staan. Terwijl naar de klankkleur van het woord ‘onbekende’ meer op zijn plaats was geweest. De ver­war­ring neemt toe wan­neer in vers 48 en 49 van het zelfde hoofd­stuk in vertaling staat: “Wil een vreemdeling die bij jullie woont het pesachmaal ter ere van de Heer bereiden, dan mag dat pas nadat hij en al zijn mannelijke familieleden besneden zijn, want alleen dan kan hij op één lijn worden gesteld met een geboren Israëliet. Maar een onbesnedene mag er niet aan deelnemen. Voor geboren Israëlieten en voor vreemdelingen geldt een en dezelfde regel.” In de verzen 48 en 49 worden in het Hebreeuws de medeklinkers GR gebruikt, zodat het hier wèl over een vreemdeling gaat.

    De portee van dit hoofd­stuk in Exodus is dat het criteri­um voor de toe­gang tot het Pascha ligt in de besnij­denis. En dat geldt voor de geboren Israë­liet net zo goed als voor de vreemde­ling, terwijl de ‘onbekende’ (de buitenlander) van vers 43 daar buiten blijft staan. Een vreemdeling is in die zin ook niet ‘heilig’, maar hoort wezenlijk bij het verhaal van Israël op grond van zijn poten­tieel kwetsbare positie. Dat geldt voor de ‘onbe­ken­de’ (de ‘buiten­lan­der’ van de Nieuwe Bijbel Verta­ling) uitdrukke­lijk niet.

    Het is op dezelfde manier ook niet de bedoeling dat een toeval­lige passant of handelsreiziger profiteert van bijvoorbeeld de kwijt­schel­ding tijdens het Jubeljaar: “Van een buitenlan­der mag u wel betaling vorderen, maar wat u van een volksgenoot te goed hebt, moet u kwijtschel­den” (Deuteronomi­um 15: 3). Zie ook: “Van een buitenlander mag u wel rente heffen, maar niet van iemand uit uw eigen volk. Als u zich hieraan houdt zal de Heer, uw God, u zegenen in alles wat u onderneemt in het land dat u in bezit zult nemen.” (Deuteronomium 23: 21).'

    Bron: Anne Kooi, "Vreemdeling te zijn op Aarde; een Bijbelse Verkenning" (protestantsestemmeninbelgie).


    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Het Zondvloedverslag uit Het Gilgameš-Epos en Oudere Teksten versus Het Bijbelse Zondvloedverslag

    foto: Gilgameš die een leeuw vasthoudt (bron: thomasrotthier).

    In het vorige stuk lazen we:

    “In het verleden is men geneigd geweest on het eerste deel van het boek Genesis prijs te geven aan de wildste speculaties. De meeste volkeren rondom Kanaän beschikten over een beschrijving van de oergeschiedenis van de aarde. Toen in de vorige eeuw1 en aan het begin van deze eeuw2 vele van deze teksten gevonden en gepubliceerd werden, meende men dikwijls te kunnen spreken van een zeer directe relatie tussen de Bijbel en deze documenten. Aan deze gelijkstelling kleven echter twee bezwaren.

    In de eerste plaats berust deze relatie slechts op details, en in de tweede plaats zijn de teksten vaak van mythologische aard."

    We hebben toen redenen aangegeven waarom het Bijbelse scheppingsverhaal net jónger is dan het Babylonische scheppingsverhaal.

    Momenteel gaan we bespreken of het Bijbelse zondvloedverhaal al dan niet gebaseerd is op het Gilgameš-epos of niet:

    "In de eerste plaats wordt in verschillende teksten steeds gesproken over een grote vloed. In de vorige eeuw werd het Gilgameš-epos gevonden.3 Dit is een Assyrisch document uit de 7e eeuw voor Christus, waarin de lotgevallen van Gilgameš en zijn vriend Enkidu worden beschreven. In het 5e hoofdstuk van dit werk vinden we een beschrijving van de zondvloed. Er zijn een aantal oppervlakkige overeenkomsten met Genesis 6-8, zoals het laten uitvliegen van een duif. Daarom geloofden velen een eeuw geleden1 dat Genesis 6-8 ging om zuiver folklorische verzinsels. Een consequentie hiervan zou zijn dat de zondvloed zuiver onhistorisch wordt. Na het Gilgameš-epos werd echter nog meer opgegraven. Men vond inscripties die ouder zijn dan het Gilgameš-epos.4

    De oudste tekst die spreekt over de zondvloed is de Soemerische koningslijst.5 De eerste regel van de oorspronkelijke editie, die gedateerd wordt rond 2000 voor Christus, begint met de zin: 'Nadat de vloed had geraasd'. Daarna volgt een lijst met koningen. In de tweede editie van rond 1700 voor Christus is er een lijst met koningen van voor de vloed aan toegevoegd.

    Rond de 17e eeuw voor Christus werd tevens het Oudbabylonische Atrahasis-epos geschreven.6 Dit document bevat het meest volledige verslag van de zondvloed. Rond het jaar 1600 voor Christus wordt het zeer fragmentarische Soemerische zondvloedverslag gedateerd7 Daarnaast werd ook in het oude Ugarit een Babylonische tablet over de zondvloed aangetroffen.8 In dit uit 1400 voor Christus stammende document wordt tevens Atrahasis vermeldt. Pas daarna komt het uit de 7e eeuw voor Christus stammende zondvloedverslag van het Gilgameš-epos.9

    Primaire Bron:

    Drs. C. C. Stavleu, Verkenningen in Genesis (1986, tweede druk 1988), 11. De verhouding tussen Genesis 1-11 en de archeologie (p 84,85-86).

    Secondaire bronnen en toegevoegde voetnoten:

    (toegevoegde voetnoot:) 1 Dat is: de 19de eeuw (dit boek is geschreven in de 20ste eeuw)

    (toegevoegde voetnoot:) 2 Dat is: de 20ste eeuw (dit boek is geschreven in de 20ste eeuw)

    3 N. R. Sanders, The Epic of Gilgames, 1977, blz. 9-12.

    4 K. A. Kitchen, The Bible in its World, blz 28 e.v..

    5 De tekst hiervan is van Jacobsen, The Sumerian King List, 1939.

    6 W. G. Lambert en A. R. Millard, Atrahasis, The Babylonian Story of The Flood, 1969.

    7 W. G. Lambert en A. R. Millard, blz. 130 e.v..

    8 W. G. Lambert en A. R. Millard, blz. 131-133.

    9 K. A. Kitchen, blz. 27.


    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Het Babylonische Scheppingsverhaal versus Het Bijbelse Scheppingsverhaal


    Bron: Foto van Georgelazenby/Wikipedia Commons: zwart-wit knipsel van een scan van een plaat uit 'Monuments of Nineveh, Second Series' (Monumenten van Ninevé, tweede delen) plate 19/83 van  Austen Henry Layard's , Londen, J. Murray, 1853 (gevonden op krmg). Of hier links werkelijk de zeegodin Tiamat wordt afgebeeld, wordt de laatste jaren in twijfel getrokken.

    "In het verleden is men geneigd geweest on het eerste deel van het boek Genesis prijs te geven aan de wildste speculaties. De meeste volkeren rondom Kanaän beschikten over een beschrijving van de oergeschiedenis van de aarde. Toen in de vorige eeuw1 en aan het begin van deze eeuw2 vele van deze teksten gevonden en gepubliceerd werden, meende men dikwijls te kunnen spreken van een zeer directe relatie tussen de Bijbel en deze documenten. Aan deze gelijkstelling kleven echter twee bezwaren.

    In de eerste plaats berust deze relatie slechts op details, en in de tweede plaats zijn de teksten vaak van mythologische aard. Zo heeft men bijvoorbeeld in het verleden getracht om het eerste deel van het bijbelse scheppingsverhaal afhankelijk te maken van het Babylonische scheppingsverhaal. Dit gebeurde op grond van een vergelijking tussen het Hebreeuwse woord tehom, dat vloed betekent, en de naam van het Babylonische oermonster Tiamat.3 In het Babylonische verhaal komt de schepping tot stand doordat de hoofdgod Marduk Tiamat verslaat en uit haar lichaam de wereld schept. Aan het scheppingsverhaal in Genesis zou dan dit Babylonische godengevecht ten grondslag liggen. Het Babylonische verhaal is rond 1200 v. Chr. te dateren.4 De archeologie heeft echter de gelijkstelling van Tiamat en tehom onmogelijk gemaakt. Dit gebeurde toen later de resten van de dichter bij Israël liggende stad Ugarit werden opgegraven. In de daar gevonden teksten trof men het woord tuhum aan. Dit woord lijkt veel meer op het Hebreeuwse woord tehom, en het staat daar niet voor een of ander oerwezen. Veeleer is dit woord gewoon te vertalen met 'de diepte, de vloed'.5 Hierbij komt nog dat de Ugaritische teksten niet van latere datum kunnen zijn dan 1400 v. Chr., omdat de stad toen verwoest werd.6 Dit  betekent dat de oudste versie van het Babylonische scheppingsverhaal zeker 200 jaar jonger is dan de Ugaritische teksten, waarin het woord tuhum in een niet-Babylonische context wordt gebruikt."7

    Primaire Bron:

    Drs. C. C. Stavleu, Verkenningen in Genesis (1986, tweede druk 1988), 11. De verhouding tussen Genesis 1-11 en de archeologie (p 84).

    Secondaire bronnen en toegevoegde voetnoten:

    (toegevoegde voetnoot:) 1 Dat is: de 19de eeuw (dit boek is geschreven in de 20ste eeuw)

    (toegevoegde voetnoot:) 2 Dat is: de 20ste eeuw (dit boek is geschreven in de 20ste eeuw)

    3 Deze gedachte vinden we o.a; in het Genesis-commentaar van Dr. J. de Fraine S. J. in de serie Boeken van het Oude Testament, blz. 16. Heel duidelijk zien we deze gedachte weergegeven in het Genesiscommentaar van H. Gunkel in de serie Göttinger Handkommentar zum Alten Testament blz. 103. Tevens zien we het in H. Gunkel, Schöpfung und Chaos in Urzeit und Endzeit, 1895. C. Westermann springt in zijn Biblischer Kommentar blz. 44-46 voorzichtiger om met deze theorie. De tekst van enuma elis is te vinden in Pritchard, Ancient Near Eastern Texts, vertaald door E. A. Speiser, pag. 60-99 en door A. K. Grayson pag. 501-507.

    4 Voor de datering zie K. A. Kitchen, The Bible in its world, Exeter 1977, blz. 26-27 en Pritchard, blz. 60. Speiser stelt hierin dat de tekst van het Babylonische scheppingsverhaal niet voor het eerste millenium vóór Christus te dateren is.

    5 C.H. Gordon, Ugaritic Textbook, Rome 1965, Glossary 19-2537. Pettinato stelt in The Biblical Archeologist 39 (1976), pag. 50 ook dat in Eblaïtische tejsten een soortgelijke betekenis aan het woord tiamatum toe te kennen is.

    6 Dit wordt in twijfel getrokken door geschiedkundige Robert De Telder. Hij schreef: "de vernietiging van Oegarit in de veertiende eeuw v. Chr. plaatsen is een gevolg van het voor waarheid houden door theologen, van de gefabriceerde datering van de egyptische koningslijsten door de egyptologie. De vernietiging van Oegarit hoort in de achtste eeuw v. Chr. thuis." Voor meer informatie, lees Het Einde van Oegarit in zijn boek Tijd en Tijden (blz. 323).

    7 K. A. Kitchen, blz. 26-27. Ook Dr. A. van Selms, Genesis deel 1 in de serie Prediking van het Oude Testament, blz. 23, en E. J. Young, Studies in Genesis OneNutley N.J. 1975, blz. 17-20. Tevens zien we het in Prof. dr. W. H. Gispen, Genesis 1, in de serie Commentaar op Het Oude Testament, Kampen 1974, blz. 45-47.


    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Genesis 10 is geen Interpolatie

    'Wanneer wij Genesis 10 in zijn context bezien, dan blijkt dat Genesis 9 vanaf vers 18 tot het einde van dit hoofdstuk de inleiding vormt op Genesis 10. Deze inleiding begint met de woorden: 'en de zonen van Noach die uit de ark gingen waren Sem, Cham en Jafeth . . .'

    Noachs zonen worden vanaf hun geboorte in deze volgorde genoemd: Sem, Cham, Jafeth.

    In deze volgorde worden zij ook in het beginvers van Genesis 10 genoemd. Wanneer echter de nakomelingen van Noachs zonen in detail behandeld worden, wordt deze volgorde gewijzigd. Eerst worden Jafeths nakomelingen genoemd, vervolgens die van Cham en tenslotte die van Sem. Sems nakomelingen vormen het einde, omdat vanaf hier met hen de draad weer wordt opgepakt in Genesis 11 vanaf vers 10 tot het einde van het hoofdstuk. Tenslotte komen wij uit bij Abraham.

    Genesis 10 vormt een eenheid met Genesis 9 en 11.

    Het versmag begint bij het verbond van God met Noah en eindigt bij Abraham. In deze contekst moeten wij Genesis 10 zien.

    Dat Sem pas aan het einde van Genesis 10 behandeld wordt is niet vreemd en heeft, zoals wij reeds zagen, duidelijk een tweevoudige reden en bedoeling:

    1. Met Sem bereikt het document van Genesis 10 haar hoogtepunt en
    2. Sem vormt zo de verbinding tussen Genesis 10 en 11.

    Deze wijze van het éérst afhandelen van de zijlijnen om daarna een hoofdlijn te volgen vinden wij ook elders in het boek Genesis. Bijvoorbeeld ná de vermelding van Ismaëls nakomelingen in Genesis 25 (verzen 12 t/m 18) lezen we verder over Izaäk; nadat in Genesis 36 Ezau's nakomelingen genoemd zijn, wordt in het volgende hoofdstuk de geschiedenis van Jakob en zijn zonen beahandeld.

    Maar het is niet alleen de persoon van Sem die Genesis 10 en Genesis 11 met elkaar verbindt.

    Een zeer belangrijk en opvallend gegeven vinden wij in Genesis 10 ná elke uiteenzetting van het nakomelingschap van Noachs zonen. De behandeling van het nakomelingschap van elke zoon wordt afgesloten met de mededeling, dat de volkeren zich naar hun taal verdeelden. Dit is uiteraard zeer opvallend, daar pas in het begin van het volgende hoofdstuk 11 vermeld wordt, dat de volkeren verstrooid werden naar hun taal, in de geschiedenis van de torenbouw van Babel.

    Wanneer wij deze gegevens reeds in Genesis 10 vinden, dan blijkt dat hier al de gevolgen worden genoemd van een oorzaak, die pas in het volgende hoodstuk vermeld wordt.

    Deze wijze van vertellen is niet vreemd in het O.T. Wij noemen dit hysterologie: van twee dingen wordt de laatste het eerst genoemd, m.a.w. een verwisseling van de volgorde. In ons geval van Genesis 10 en 11 worden i.p.v. de volgorde oorzaak/gevolg éérst de gevolgen, nl. de verschillende talen en daarna pas de oorzaak - de torenbouw van Babel - genoemd.

    Een ander geval van hysterologie in Genesis vinden wij bijv. in hoofdstuk 30 (vs. 22-24), waar de geboorte van Jozef wordt beschreven na die van Dina, terwijl Jozef pas na Naftali werd geboren. Zo zouden wij meer voorbeelden kunnen noemen.1

    Uit hetgeen wij hier naar voren hebben gebracht, blijkt dat Genesis 10 in een onmiskenbaar verband staat met Genesis 9 en vooral Genesis 11. Daarom al kan Genesis 10 geen latere interpolatie zijn.

    Wij zien hier een literair geheel en hierachter één schrijver, die de feiten die hij optekent kent en controleert aan de hand van gegevens die tot zijn beschikking staan.

    Hij tekent deze feiten en gegevens op volgens een weloverwogen literair schema. Hij volgt heel gericht een literair patroon met een duidelijk gedefiniëerd doel: nl. het op schrift s tellen van de geschiedenis van het volk Israël.

    Genesis 10 maakt deel uit van het geïnspireerde Woord van God en laat ons zien, dat Zijn handelen de gehele geschiedenis van de mensheid omvat.2'

     Primaire Bron:

    Mevr. Drs. A. E. M. A. van Veen-Vrolijk, Verkenningen in Genesis (1986, tweede druk 1988), 7. De volkerenlijst van Genesis 10 (p 56-58).

    Voetnoot en secondaire bron:

    1 Hysterologie komt o.m. voor in 2 Sam. 23 en 24, waar het verslag over Davids zonde van de volkstelling volgt ná zijn laatste woorden en in 2 Kon. 20:9-11, waar in de beschrijving van Hizkia's ziekte en genezing het teken wordt beschreven dat Hizkia van God zou ontvangen als bevestiging van zijn genezing, terwijl deze genezing reeds in het voorafgaande 7e v s. genoemd wordt, vgl. Jes. 38:21,22.

    2 Dit is ook het uitgangspunt van J. Pilkey, The Origin of The Nations (San Diego, 1984). Vgl. Bibliotheca Sacra 143 (1986) p. 375-376.


    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Één Paar of Zeven Paar

    Moest Noah nou één paar of zeven paar reine dieren meenemen in de ark?

    'De Heer zei tegen Noach: "Ga nu met je hele gezin aan boord. Want van alle mensen ben jij de enige die leeft zoals Ik het wil. Neem van alle reine dieren zeven paartjes mee, dus zeven mannetjes en zeven vrouwtjes. Maar neem van de dieren die niet rein zijn één paartje mee, dus één mannetje en één vrouwtje. Neem ook van alle soorten vogels zeven paartjes mee, dus zeven mannetjes en zeven vrouwtjes, om hun soort te redden. Want over zeven dagen zal Ik het 40 dagen en 40 nachten laten regenen op de aarde. Dan zal Ik alles vernietigen wat Ik heb gemaakt."
    Noach deed alles wat de Heer hem had bevolen. Noach was 600 jaar toen de grote overstroming de aarde bedekte. Hij ging met zijn zonen, zijn vrouw en de vrouwen van zijn zonen de boot in, vanwege de overstroming. Van de reine dieren en van de onreine dieren, van de vogels en van alle kruipende dieren, kwamen mannetjes en vrouwtjes twee aan twee naar Noach in de boot, zoals God tegen Noach had gezegd.'
    - Genesis 7:1-9 (BasicBijbel)

    Hierop reageert H. J. Koorevaar:

    "Ook hier toont Cassuto zich als een meester van de taal: hij wijst erop dat, waar in Genesis slechts slechts een paar genoemd wordt, het Hebreeuwse werkwoord bõ, komen/gaan (hif'il: brengen) gebruikt wordt. Maar waar er over zeven paar wordt gesproken, wordt het Hebreeuwse wekwoord lãqah, nemen, gebruikt. Bij de dieren, die zelf naar de ark komen, gaat het om een paar, rein en onrein. Dit is taalkundig gezien logisch, maar het is catastrofaal voor de bronnensplitsing. Bovendien wordt er gesproken over zeven paar, reine dieren, waar het werkwoord 'nemen' wordt gebruikt. Het gaat hierbij niet om dieren die innerlijk naar de ark gedreven worden, maar om een verantwoordelijkheid van de zijde van Noah.1

    De relatie van één paar tot zeven paar is dus niet tegengesteld, maar spreekt over een aanvullend gebeuren en over een andere verantwoordelijkheid."

    Dit is een bondige en goede verklaring.

    Primaire Bron:

    Drs. H. J. Koorevaar, Verkenningen in Genesis (1986, tweede druk 1988), 1. De vijf argumenten voor de bronnensplitsing: 5. SAMENGESTELDE GEDEELTEN (p. 41).

    Secondaire bronnen:

    1 Cassuto, U., From Noah to Abraham, Jerusalem: The Magnus Press, 1974/2, blz. 33.


    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Het Verschil tussen De Namen Jahwè en Elohim

    (De Hebreeuwse schrijfwijze voor "Jahwè")

    (De Hebreeuwse schrijfwijze voor "Elohim")

    'Elohim is een algemene aanduiding, een aanduiding die de volken rondom Israël ook gebruikten. Al die volken hadden hun eigen Elohim, hun eigen goden. Jahwè daarentegen is een eigennaam. Alleen de God van Israël draagt die naam. Elohim en Jahwè zijn dus geen twee eigennamen. De eerste is meer een aanduiding van een categorie (God in plaats van een mens of engel) en alleen Jahwè is een eigennaam.1

    (...)

    In het kontakt met andere volken wordt meestal Elohim gebruikt. Ook als de macht van God benadrukt wordt, als de klemtoon ligt op zijn majesteit, zijn scheppingsdaden en zijn verheven-zijn boven de mensen, wordt vaak Elohim gebruikt. Als het echter gaat over zijn relatie tot de mens, over zijn verbond en genade, wordt meestal gesproken over Jahwè. Dan komt het onderscheid met de goden van de andere volken meer naar voren.2

    Dit bewuste gebruik treffen wij ook in het begin van Genesis aan. In het eerste hoofdstuk staat de schepping centraal, met de macht van God. Daarom wordt Elohim gebruikt. Maar in hoofdstuk 4 gaat het om het persoonlijke spreken van God tot de mens. Daarom komen wij hier de naam van Jahwè tegen. Nu is opmerkelijk dat in Genesis 2 en 3 beide aanduidingen naast elkaar staan: Jahwè Elohim. Omdat dit verder in de eerste vijf bijbelboeken bijna niet meer voorkomt3, is dit zeer opvallend. Op grond van het bovengenoemde is een goede verklaring mogelijk: In hoofdstuk 2 wordt de schepping van de mens beschreven en in het volgende hoofdstuk de zondeval. De almachtige Schepper van hemel en aarde wil in een persoonlijke relatie treden tot de mens. Vandaar de naam Jahwè. Maar dan zou zich het vreemde verschijnsel hebben voorgedaan dat dezelfde God in het eerste hoofdstuk anders genoemd wordt dan in het tweede. En dan zouden lezers of hoorders zich kunnen afvragen of werkelijk dezelfde God bedoeld is. Daarom gebruikt de schrijver de dubbele aanduiding. Hij zegt als het ware: De machtige Schepper van hemel en aarde is dezelfde God die zich als Jahwè geopenbaard heeft aan zijn volk Israël. Wanneer deze dubbele aanduiding zo opgevat wordt, is ook duidelijk waarom hij in de Pentateuch verder bijna niet voorkomt. Dan is dat niet meer nodig.

    (...)

    Het verschil tussen J en E is niet zo moeilijk te verklaren. In hoofdstuk 1 hebben wij gezien dat de namen van God soms zeer bewust gekozen worden. Jahwè wordt gebruikt wanneer het gaat om de openbaring aan de mensen, terwijl Elohim vaak gekozen wordt als de macht van God centraal staat en zijn verheven-zijn boven de mensen.'

    Primaire Bron:

    Drs. M. J. Paul, Verkenningen in Genesis (1986, tweede druk 1988), 1. De vijf argumenten voor de bronnensplitsing: 1. DE NAMEN VAN GOD (p 10,11) en 3. INHOUDELIJKE VERSCHILLEN (p 22-23). (De auteur van deze website heeft de oorspronkelijke, verouderde spelling van dit boek behouden.)

    Secondaire bronnen:

    1 W. H. Green, The Higher Criticism of the Pentateuch (1878; repr. Grand Rapids, 1978) p. 102-106; G. L. Archer, A Survey of Old Testament Introduction (2e druk; Chicago, 1974) p. 121-122 wijst op Rabbi Jehuda Hallevi die in de twaalfde eeuw dit onderscheid al zag. 

    2 U. Cassuto, a.w., p. 18; K. A. Kitchen, Pentateuchal Criticism and Interpretation (Rushden, 1965) p. 10; I. Engnell geciteerd in H. H. Roweley (ed.), The Old Testament and Modern Study (Oxford, 1951) p. 66-67. Vergelijk ook A. Kuenen, Historisch-Kritisch Onderzoek, deel 1 (Leiden, 1861) p. 61-62 en S. R. Driver, Introduction to the Literature of the Old Testament (9e druk; Edinburgh, 1913) p. 13 noot.

    3 Een uitzondering vormt Ex. 9 : 30 volgens de meeste handschriften. Cassuto, a.w., p. 33; Segal, a.w., p. 121.


    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Het Bewijs van Onze Liefde voor Jezus

    De Geboden van Jezus onderhouden
    is Het Bewijs van Onze Liefde voor Hem!

    '

    Featured image

    Al sinds de geboorte van Jezus tot het huidige jaar, hebben velen Hem lief. Jammer genoeg hebben velen Hem enkel lief met de lippen. De moslim zegt dat die van Jezus houdt, Jehova’s getuige zegt dat ook, een protestant zegt dat ook, en zelfs een ongelovige heeft dat wel eens beweert. Dus wie houdt van Jezus? Welk liefde zoekt Jezus? De Bijbel geeft daar rechtstreeks antwoord op:

    ”[Jezus:] Volg Mijn geboden, indien je van Mij houdt.” (Johannes 14:15)

    ”[Jezus:] Wie mijn geboden heeft en zich eraan houdt, is degene die van Mij houdt.” (Johannes 14:21)

    ”We weten dat we Jezus kennen, als we ons aan Zijn geboden houden.”
    (1 Johannes 2:3)

    ”Wie zegt dat die Jezus kent, maar niet aan zijn geboden houdt, is een leugenaar en er is geen waarheid in zo een persoon.” (1 Johannes 2:4)

    De woorden van Jezus en de heilige Schrift zijn duidelijk. Veel is er gedaan en gebeurd onder de naam van Jezus, maar God laat niet met Zich spotten en trekt een duidelijke lijn waardoor we te weten kunnen komen wie daadwerkelijk Jezus lief heeft. De Bijbel zegt:

    ”De naam van God wordt vanwege jullie gelasterd door de heidenen.” (Romeinen 2:24)

    Dit moeten we goed doorgronden met z'n allen. Want, elders, zegt de Heer dat wij het licht van de wereld zijn. Het is ons plicht om Jezus toe te eigenen door Hem te volgen en Zijn licht te schijnen op de aarde. En Hij weet dat degenen die Hem lief hebben, dat ook daadwerkelijk zullen doen. De heilige 12 apostelen zijn daar het levende bewijs van. Christenen zijn geen slavenhandelaars die iemand vanwege diens ras slaaf maken, noch zijn christenen nazi’s die Joden vervolgen, en christenen zijn al helemaal geen mensen die al het onrecht toestaan, en zelfs als hoofdman deze praktijken leiden. Neen, christenen volgen Jezus en laten Gods naam niet lasteren door dit soort duistere praktijken.'

    Typfouten gecorrigeerd, licht herschreven.
    Bron: Sezgin Can (cansezgin).
    Originele titel: De Geboden van Jezus is Het Bewijs van Onze Liefde.

    Lees ook:
    "Living What We Believe" (door Will Birch),
    "Love is Obedience" (ook door Will Birch),
    "The Law of Love" (door Tom Torbeyns),
    "Sola Fide Revised" (ook door Tom Torbeyns) en
    "Synergism" (ook door Tom Torbeyns).


    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Losprijs Model van Het Zoenoffer

    Klik hier om de Engelstalige versie te lezen. /
    Click here to read the English version.


    Bron: “Agnus Dei” (Het Lam van God) geschilderd door Francisco de Zurbaran

    Definitie van zonde: "Zonde is de overtreding van Gods wet" (parafrase 1 Johannes 3:4b)

    In het begin waarschuwde God hoogstwaarschijnlijk de duivel met de woorden
    "Het loon van de zonde (rebellie) is de dood!" (Romeinen 6:23a).
    Ik denk dit omdat:
    1) De duivel was in de raadsvergadering van God aanwezig.
    2) Later in de geschiedenis, waarschuwde God, als Morele Rechter, alle mensen voor de gevolgen van zonde (zie weer Romeinen 6:23a en Romeinen 2:14-15,...).

    De duivel viel door rebellie en het zelf-verdiende loon van dood zal hij zeker nog krijgen (Openbaringen 20:10).

    In zijn val sleurde hij Adam en Eva mee door hen te misleiden (Genesis 3), Cain (Genesis 4) en uiteindelijk ieder mens die gezondigd heeft en ieder mens die nog niet gezondigd heeft maar die, in de toekomst, zal zondigen (Romeinen 5:12, 1 Johannes 3:8a).

    De rest van dit stuk kan samengevat worden door het laatst aangehaalde vers:
    "wie de zonde doet, is een kind van de duivel, want de duivel zondigt vanaf het begin, en de Zoon van God is juist verschenen om het werk van de duivel ongedaan te maken."
    - 1 Johannes 3:8a (Willibrordvertaling 1995)

    Ook kan het uitgelegd worden op de volgende manier:

    "Omdat die kinderen mensen zijn van vlees en bloed, is de Zoon een mens geworden als zij om door zijn dood definitief af te rekenen met de heerser over de dood, de duivel, en zo allen te bevrijden die slaaf waren van hun levenslange angst voor de dood. Het moge duidelijk zijn: hij is niet begaan met het lot van engelen, hij is begaan met het lot van de nakomelingen van Abraham. Daarom moest hij in alles gelijk worden aan zijn broeders en zusters; alleen dan zou hij in aangelegenheden tussen God en zijn volk een barmhartige en betrouwbare hogepriester zijn, die verzoening bewerkt voor hun zonden."
    - Hebreeën 2:14-17 (Nieuwe Bijbel Vertaling)

    Jezus was onschuldig. Hij moest daarom niet sterven.
    Maar door juist te sterven als een onschuldige, kan Jezus al diegenen die op Hem hun vertrouwen stellen vrijkopen van de duivel; de aanklager (Openbaringen 12:10).
    Ik geloof niet dat de loskoopprijs betaald werd aan de duivel, maar juist aan de Vader. God stelde de wet op, de duivel klaagde de overtreders aan, Jezus betaalde de loskoopprijs aan de Vader. (Ik weet dat dit klinkt als een tegenstelling, omdat het niet betaald was aan degene die ons gevangen hield maar het kocht ons vrij van hem.)

    Als we op Jezus Christus vertrouwen, dan zullen we Hem liefhebben, goede daden doen,...

    Lees ook de volgende Engelstalige artikelen:
    Living What We Believe (door Will Birch)
    Sola Fide (door Tom Torbeyns)
    Synergism (door Tom Torbeyns)

    De kans bestaat natuurlijk wel dat we, door Hem niet meer lief te hebben, niet meer op Hem vertrouwen, of met andere woorden: de kans bestaat dat we niet meer op de losprijs vertrouwen en zo, na een tijd, deze kwijtgeraken.

    Lees het volgende Engelstalige artikel voor meer informatie:
    Conditional Security (door Tom Torbeyns)

    Lees ook dit artikel (Engelstalig) voor het volledige verhaal (door Tom Torbeyns).


    Lees ook de volgende Engelstalige artikelen:
    "What Happened on The Cross?" (door ReKnew).
    "Moral Influence Theory" (door Pascal-Emmanuel Gobry).
    "Governmental Theory of The Atonement" (door Tom Torbeyns).


    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Tõledõt

    "Het woord tõledõt is afgeleid van het werkwoord 'yalad', dat betekent: baren, verwekken, voortbrengen. Het woord tõledõt duidt daarom aan: het voortgebrachte, het resultaat, het produkt. Wanneer het van kinderen gebruikt wordt: nakomelingschap.

    De vertaling 'geschiedenis' past op veel plaatsen niet. Na Genesis 2:4 komt niet de geschiedenis van hemel en aarde, maar de geschiedenis van Adam en Eva. Ook past op deze plaats de vertaling 'geboorten of 'nakomelingen' niet. Hoe moeten wij de uitdrukking dan opvatten? Het woord tõledõt duidt op een produkt, op een resultaat. De schrijver kijkt dan naar een bepaald eindpunt. Een fase is dan afgelopen. En met de naam die verbonden is met de formule, wijst de schrijver naar een beginpunt.

    'De tõledõt van Noach'  betekent: Noach staat aan het eind van een bepaalde ontwikkeling en met hem treedt een nieuwe fase in.1 We krijgen nu inzicht in de kompositie van Genesis. De auteur van Genesis geeft na het scheppingsbericht achtereenvolgens elf keer de uitdrukking met tõledõt. Het merkwaardige is, dat het eindpunt van nr. 1 tegelijk fungeert ans het begin van nr. 2 enzovoorts. (Ook andere geleerden hebben hierop gewezen, o.a. O. T. Allis. En critici erkennen soms ook die struktuur).2 Op deze wijze wordt duidelijk dat Genesis ons niet zomaar allerlei verhalen geeft, maar historische lijnen trekt van een begin- naar een eindpunt. De schrijver zoekt telkens naar beginpunten. Daarom begint hij een tõledõt bij Terah en niet bij Abraham. Bij Terah kwam een vertakking, bij Abraham niet. Weliswaar was er naast Isaäk ook Ismaël, maar de laatste was geen zoon van Sara. Daarom was er hier geen keuze tussen verschillende zonen. Bij Isaäk was die keuzee er wél, namelijk tussen Jakob en Ezau. Daarom is er wel een tõledõt van Isaäk.

    In hoofdstuk 1 staat de schepping van hemel en aarde. Daarmee heeft God een begin gesteld. Nu vraagt de schrijver zich af: hoe ontwikkelde zich dat? Wat kwam er voort in de historie? Het gaat niet om de geschiedenis van hemel en aarde, maar de kwestie is: wat kwam er van de geschiedenis van hemel en aarde terecht? En dan wordt de blik naar de mens gericht. De plaats van de mens in het Paradijs, zijn opstand tegen God. In hoofdstuk 4 de strijd tussen Kaïn en Abel. Kaïn wordt vervangen door Lamech met zijn lied van de wraak; Abel wordt vervangen door Seth. Dit is er terecht gekomen van de schepping.

    In 5:1 staat de tweede tõledõt-formule, hier verbonden met de naam Adam. Want bij Adam begint er een splitsing: de lijn van Seth en de lijn van Kaïn. God verkiest de linie van Seth. Doch het einde van dit genadewerk is, dat de heilige linie3 zich verzwagert met de lijn van Kaïn. Daarom berouwt het God dat hij de mens geschapen had. Maar met Noach begint God weer opnieuw. En na Noah is het Sem die uitgekozen wordt. Van Sem loopt er een direkte lijn naar Terah. Ook dat geslacht is niet staande gebleven. Maar weer begint God opnieuw: Abraham. Dan volgt Isaäk, en volgt de keuze tussen Jakob en Ezau. Zo werden er lijnen getrokken in Genesis. En steeds wanneer er een vertakking komt, komen we de uitdrukking dit zijn de tõledõt van . . .' tegen."

    Drs. M. J. Paul baseerde zich op de uiteenzettingen van B. Holwerda (in a.w., p 9-17) om het voorgaande stuk te schrijven.

    Primaire Bron:

    Drs. M. J. Paul, Verkenningen in Genesis (1986, tweede druk 1988), 46-47. De eenheid van Genesis, B. Holwerda (p 46-48). (De auteur van deze website heeft de oorspronkelijke, verouderde spelling van dit boek behouden.)

    Secondaire bronnen en toegevoegde voetnoot:

    1 Vergelijk de weeergave van J. A. Motyer, The Pentateuch and Criticism (3e dr.; Leicester, 1976) p. 5: 'Tholedoth is emergent story, not just history - in general, how history emerges from what has gone before'.

    2 O. T. Allis, God spake by Moses (2e dr.; Nutley, 1958) p. 8; E. J. Young, a.w., p. 47-60; S. R. Driver, Introduction to the Literature of the Old Testament (9e dr.; Edinburgh, 1913) p. 6-8 'The unity of plan thus established from the book of Genesis, and traceable in many other details, has long been recognised by critics.' De verbinding met het voorafgaande ziet hij niet goed. Daarom pleit hij er ook voor 2:4a te verplaatsen naar 1:1.

    (toegevoegde voetnoot:) 3 Noot van de auteur van deze website: De auteur van deze website gelooft niet in de idee dat Kaïn's nakomelingen vervloekt waren, in verband met de redding van hun ziel (en vice versa). Hij gelooft niet in een 'heilige' en een 'vervloekte' linie. Hij ziet Ezechiël 18 en eventueel Kolossenzen 2:8 als een grond voor zijn standpunt.


    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.5 Redenen om De Sabbat te houden

    Klik hier om de Engelse vertaling te lezen. / Click here to read the English translation.

    1) Nergens in het Oude of Nieuwe Testament is de Sabbat (Zaterdag) afgeschaft (verboden verklaard) of vervangen (door de zondag).

    Met andere woorden: Er is niets op tegen dat je de Sabbat viert!

    De Sabbat vieren werd verboden in het concilie van Laodikea (canon 29):

    “Omdat christenen niet behoren te judaïseren en op de sabbat te rusten, maar op die dag moeten werken. Maar door te verkiezen om de dag des Heren te eren, behoorden zij, als ze wilden rusten, dit te doen als christenen. Als zij daarom bevonden werden te judaïseren, moesten zij vervloekt worden als zijnde zonder Christus.”1

    2) De Sabbat staat in de lijst van de tien geboden.

    Het vierde gebod:

    "Denk aan de sabbat; die moet voor u heilig zijn. Zes dagen kunt u werken en alle arbeid verrichten. Maar de zevende dag is de sabbat voor de HEER uw God. Dan zult u geen enkele arbeid verrichten: uzelf niet, uw zoon niet, uw dochter niet, uw slaaf niet, uw slavin niet, uw dieren niet, evenmin als de vreemdeling die bij u woont. Want in zes dagen heeft de HEER de hemel, de aarde en de zee en al wat ze bevatten gemaakt. Maar de zevende dag heeft Hij gerust en zo de sabbat gezegend en tot een heilige dag gemaakt."
    - Exodus 20:8-11

    De oude Rooms-Katholieke vertaling schrijft: "Gedenk de Sabbat ..." (Petrus Canisiusvertaling). De meeste christenen geloven, naar mijn mening, terecht dat we de tien geboden zeker horen te gehoorzamen. Wie zijn wij om het vierde gebod "uit onze Bijbel te verwijderen"?

    3) Op de Sabbatsdag rust een unieke zegen.

    Lees het laatste vers nogmaals en Genesis 2:2-3:

    "Op de zevende dag bracht God het werk dat Hij verricht had tot voltooiing. Hij rustte op de zevende dag van al zijn werk dat Hij verricht had. God zegende de zevende dag en maakte hem heilig, want op die dag rustte God van al het werk dat Hij scheppend tot stand had gebracht."
    - Genesis 2:2-3

    Bemerk dat deze zegen niet rust op de eerste dag (zondag). Als we kiezen om God's zaterdag dus te vervangen door de zondag, dan komen we een dag te laat. Zoals de Willibrordvertaling (de Rooms-Katholieke bijbelvertaling) zelf aangeeft in de voetnoot op vers 2: "‘Sabbat’ hangt samen met een werkwoord dat ‘rusten’ betekent. Het is een goddelijke instelling en die dag moet aan God voorbehouden worden."

    4) De Sabbat is (niet was) een schaduw.

    "Laat dus niemand u veroordelen inzake eten of drinken, of op het punt van  een feestdag, een nieuwe maan of de sabbatten. Deze zaken zijn een schaduw van de toekomstige dingen, maar het lichaam is van Christus."2
    - Kolossenzen 2:16-17 (Herziene Statenvertaling)

    Merk op dat er het woord "dus" staat. Dit woord verwijst naar het feit dat vers 16 en 17 een conclusie zijn van het vorige stuk. In het vorige stuk werd besproken dat Jezus onze overtredingen vergaf. Het zou dus best kunnen dat, in typisch paulinische stijl, nu wordt opgeroepen tot nuchterheid (zie ook mijn artikel "wine" - Engelstalig) en het houden van de Joodse feesten. Ik geloof dat de Herziene Statenvertaling correct is door in de titel te plaatsen: "De dwaasheid van menselijke bepalingen"... Maar omdat de vertalers van deze Bijbel waarschijnlijk zondagshouders zijn, hebben ze die titel naar mijn mening spijtig genoeg op de verkeerde plaats geplaatst. Het stuk van vers 6 tot en met vers 8 gaat waarschijnlijk over heidense feesten, en vers 18 tot 23 bevestigt dit. Natuurlijk betreft deze "filosofie en inhoudsloze verleiding, volgens de overlevering van de mensen" (vers 8b, Herziene Statenvertaling) "dingen die door het gebruik vergaan: louter menselijke voorschriften en leringen" (vers 22b, Willibrordvertaling). Dit kan dus niet gaan over de Sabbat, aangezien dit feest niet is ingesteld door mensen maar door God (Genesis 2:2, Leviticus 23:3).

    5) De Sabbat vieren is misschien wel een goede voorbereiding op het duizend-jarig rijk.

    Volgens een interpretatie van Jesaja 66:22-23 zal de Sabbat niet vergaan, maar ze zal gevierd worden, samen met de maanfeesten, in het duizend jarig rijk. Deze tekst is, naar mijn mening, best wat dubbelzinnig. Ze kan ook betekenen dat in de tijdspanne van 1 week, - en dus zeker in de tijdspanne van 1 maand - het duizendjarig rijk zal gesticht worden. "Want zoals de nieuwe hemel, En de nieuwe aarde, die Ik ga scheppen, Voor mijn aanschijn blijven bestaan: is de godsspraak van Jahweh; Zo zal ook uw kroost blijven bestaan en uw naam! En van maan tot maan, van sabbat tot sabbat Zal al wat leeft Mij komen aanbidden, zegt Jahweh!" (Petrus Canisiusvertaling). Dus misschien gaan we daar op elke zaterdag (sabbatsdag) samenkomen en Gods maanfeesten vieren (de betekenis van de maanfeesten, voor hedendaagse christenen, zal binnenkort onderzocht worden).


    Bron: Anilrochester (keep-calm-o-matic) (ik ben zelf geen lid van de Zevendedags-Adventisten kerk of denominatie)




    1 Origineel: "Quod non oportet Christianos Judaizere et otiare in Sabbato, sed operari in eodem die. Preferentes autem in veneratione Dominicum diem si vacare voluerint, ut Christiani hoc faciat; quod si reperti ­fuerint Judaizare Anathema sint a Christo." (vertaling en originele tekst: Laodicea)

    2 Vele vertalingen voegen hier het woord "slechts" toe ("Deze zaken zijn [slechts] een schaduw van toekomstige dingen"). Dit woord staat niet in het Grieks en zou dus best kunnen te maken hebben met vooroordelen van de vertalers.

    Alle bijbelteksten op deze pagina zijn genomen uit de Willibrordvertaling, tenzij anders aangegeven.


    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Uitleg bij mijn engelstalige website

    Mijn engelstalige, uitgebreidere theologische website (over diverse onderwerpen). Dit is een experimentele blog. Dat wil zeggen dat ik niet per sé akkoord ben met elk standpunt dat ik daar beschrijf. Het is een plaats om lezers aan het denken te zetten. Zoals altijd: "onderzoekt alles en behoud het goede".

    Zoals altijd, wees kritisch wanneer je leest op het internet.

    mijn engelstalige website:
    (ctrl + rechtermuisklik op de foto's om de websites te bezoeken)

     


     


    >

    Blog tegen de wet? Klik hier.
    Gratis blog op https://www.bloggen.be - Meer blogs