Druk oponderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek
Poezenstreken
Belevenissen van 2 katten en hun tweebenige dienaar
22-07-2014
Inleiding: Onder zachte maar redelijk expliciete dwang....
Doe er iets mee, riepen de vriendinnen. Maak er een boek van, schrijf een blog. Er zijn mensen die daar rijk mee worden, weet je, en het is zooooo leuk om je verslagen te lezen. Je moet daar echt iets mee doen.
Ik heb heel wat maanden tegengesputterd, immers, het lezen van de exploten van een vriendin of kennis is nog wel leuk, maar vinden jullie, wildvreemden, hier iets aan? Heeft iemand die mij niet kent en de poezels waarmee ik samenleef nog niet heeft gestreeld, toch plezier aan de beschrijvingen van de soms hilarische, soms intrieste belevenissen van twee katten en een tweebenige onhandige nepkat? Eentje die wel probéért gedachten te lezen, zoals echte katten dat kunnen, maar daar vaak niet in slaagt. Eentje die de laatste maanden vaker dan haar lief was heeft wakker gelegen, want het waren de laatste maanden van Jozefien, mijn allereerste, allermooiste, allerslimste. Geknoei met eten, geknoei met medicatie, plassen en erger op ongepaste plekken, terwijl nieuwkomer Sir William zich achter de zetel verschanste, en vanuit zijn versterkte burcht stapje per stapje moedig zijn angst voor mensen (en vooral voeten) overwon.
De komst van Donna Elvira, die volstrekt geen angst voor mensen heeft, maar gromt en blaast naar die lieve Sir Wililam die zo snakt naar een kattenvriendje.
Exit Donna Elvira, entree van de mooie Helena.
En natuurlijk moet er iets in over Maurits, ingeslapen op 13 november 2013, zwarte kater, gestart als weggegooid katje, gevonden als een vaal zakje met botjes, uitgegroeid tot ordehandhaver van de buurt. Zwart, gezond, glimmend en blinkend, en toch plots die diagnose.
Maar het is niet al kommer en kwel, er zijn ook hilarische momenten, en als het me ooit lukt om foto's op dit ding te krijgen, zijn ook die de moeite. Een beeld vertelt vaak meer dan 1000 woorden.
Vooreerst zijn het verslagen, meestal met de nodige humor geschreven.
Misschien hebt u er iets aan, op welke manier dan ook. In elk geval ben ik nu van de druk van de vriendinnen af . Ik heb namelijk eindelijk die blog opgestart.
Hongerige
bedelaar. Overgroeide kitten. Knullige klungelaar. Verwende edelman. Gezelschapsjonker. Eeuwige over-enthousiasteling. Jaloerse egocentricus. Immer lege maag. Doorwinterd boefje. Ultieme speelvogel. Dat en veel meer is Sir William. Gelukkig is het mechanisme in zijn hoofdje
niet heel erg moeilijk te doorgronden.
En lijdt hij verschrikkelijk aan ADD, waardoor hij, in geval van nood,
zeer makkelijk af te leiden is.
Enigszins vermoeiend is hij ook wel.
En hij leert. Soms heel traag,
soms verbazend snel.
Hij heeft er
bijvoorbeeld een hele tijd over gedaan om tweebenen te vertrouwen, maar
uiteindelijk heeft hij zich gesmeten. Ik
vraag me vaak af of dat nu een gunstige evolutie is. Immers, met zijn diefstalneigingen zou hij af
en toe maar beter op zijn tellen passen.
OK, ik ben geen ooggetuige, en alle bewijzen zijn indirect, maar geef
toe dat het redelijk verdacht is om in huis regelmatig te struikelen over
kippebotjes, ribbetjes of koteletbeentjes.
Vooral als je voor jezelf nooit vlees bereidt. Rond de kerstdagen moet ik zowat de botten
van een volledige kalkoen en de skeletjes van een drietal kwartels in de vuilnisbak
hebben gesmeten (vaak nadat ik ze eerst had horen kraken onder mijn voeten).
Maar er is
niet aan te doen, hij heeft besloten dat er van tweebenen bij nader inzien geen
onheil te verwachten valt. Dus als er
hier 8 man zit te repeteren komt hij rustig de woonkamer binnengewandeld, kijkt
eens rond, maakt een keuze en loopt dan recht naar de winnende tweebeen. Hij maakt oogcontact en ploft dan op zijn
zij, en er is niemand die er aan twijfelt wat hij wil zeggen. Twee keer op rij was
dat de banjospeler, die hem dan uitgebreid moet krauwelen met van die metalen
banjospeeldingen om zijn vingers. Dat
heeft hem de bijnaam Kinky Cat
opgeleverd.
Wat hij niet
leert is het concept mijn eten en andermans eten. Hij kent enkel het concept eten, en dat doet
steevast stoppen doorslaan. Eten of
zelfs mogelijkerwijs eten zet hem in storm-modus, recht er op af, met omverloping,
omduwing of platwalsing van al wat daarbij in de weg staat. Een tijdje geleden probeerde hij de kaas
tussen mijn boterham vandaan te halen.
Niks uitdrukking, gewoon letterlijk.
Dus ik trok mijn boterham weg.
Dan komt er een soort tijdelijke waanzin over hem, eten dat hem wordt
ontzegd, het kan niet waar zijn. Dus
gaat hij in de aanval, zelfs tegen een tweebeen die toch ettelijke malen groter
is dan hijzelf. Size doesnt matter voor
Sir William. Dat Helena de helft kleiner
is dringt niet tot hem door, dat ik een behoorlijk pak groter ben evenmin.
Groot was
dan ook mijn verbazing toen Streepke kwam logeren. Streepke woonde bij een
bevriende tweebeen die drie weken naar Frankrijk ging. Ze was een oude dame van rond de twintig, wat
voor een poes een zeer respectabele leeftijd is. De tweebeen in kwestie vond het maar niks om
Streepke alleen thuis te laten, zelfs met regelmatige etengevers, en dus
probeerden we eens wat het zou geven als Streepke hier een poosje zou
intrekken. De proefnamiddag verliep al
enigszins verrassend: de draagmand werd
midden in de living neergezet en geopend.
Onmiddellijk verscheen er een kopje, dat alert links en rechts keek, en
toen besloot Streepke zonder omhaal op verkenning te trekken. Ze liep daarbij zowat onmiddellijk na het
verlaten van haar transportmand vlak voor Sir William langs (er was nog
ongeveer een halve cm tussen zijn neus en haar flank) maar trok zich geen sikkepit van hem
aan. Hij was te verbouwereerd om te
reageren en bleef overdonderd zitten kijken.
Helena was vermoedelijk aanwezig om het ganse schouwspel te bekijken,
maar zij liet zich daarbij -naar Heleniaanse
gewoonte- zelf niet zien. Streepke
voelde zich wel thuis in de living, blies eens uitvoerig naar Sir Wiliam toen
ze hem de tweede keer passeerde, en nestelde zich in de zetel. Toen Sir William van zijn verbazing was
bekomen, en, zoals gebruikelijk als hij een kat ziet, vriendjes wilde worden,
maakte Streepke duidelijk dat de sofa hààr plekje was, en dat hij maar elders
moest gaan vriendjes zoeken.
Sir William
huppelde weg. Dat beest is echt een
boeddhistisch leermeester. Hij is
teleurgesteld tot op het bot, legt zich neer, maakt zielige geluidjes, kronkelt
en draait om toch maar vriendjes te worden.
(Hij had er natuurlijk geen idee van dat Streepke pot-en potdoof was, en
dat al zijn lieve geluidjes haar dus compleet onberoerd lieten). Als hij dan inziet dat het niet voor vandaag
is (dat moet wel even met knipperende neonletters worden duidelijk gemaakt)
staat hij recht en huppelt welgemutst een volgend avontuur tegemoet.
Toen hij
ongeveer twee jaar geleden pas buiten mocht, en op elke kat die hij zag
afstormde, heb ik er een paar dagen over gedaan om te beseffen dat hij geen
troost behoeft. Ik zag hem, woest,
enthousiast, in volle galop en vooral heel erg on-kattig op een buurtpoes
afstormen, ik zag die poes in blaas-modus gaan, met rechtstaande haren en
dubbeldikke staart. Dat had hij dan pas
in de gaten wanneer hij vlak voor dat adrenaline pompende beest stond. Hij snapte er niks van, want hij wilde toch
alleen maar spélen? Dus plofte hij op zijn flank, rolde door op zijn rug en
begon uiterst zielige frazelgeluidjes te maken.
Mijn hart brak toen meermaals per dag.
En als hij dan terug binnenkwam wilde ik hem troosten, en hij keek dan
naar mij met grote ogen en een immer lege maag:
is er iets te eten? Nee? Spelen
dan? Oh kijk, daar vliegt iets. En daar
koerste hij dan alweer dolenthousiast achteraan. Sir William is echt altijd, helemaal en
volledig in het nu. En hij smijt
zich. Of het nu in een spel is, op eten,
in een knuffelsessie of in gesoes, hij doet het met alles wat hij heeft.
Dat was
natuurlijk waarvoor Streepkes tweebeen en ik nogal beducht waren. Een frèle oude dame zou wel eens last kunnen
ondervinden van zoveel overenthousiasme in een behoorlijk stevig katerlijf.
Maar ze leek
het aan te kunnen.
Dat bleek
achteraf zelfs een understatement.
Maar goed,
na de proefnamiddag besloten we het erop te wagen. Vaak is het nogal een risico, zomaar katten
bij elkaar zetten, zeker als het maar voor korte tijd is. Dan is het vaak alle moete niet waard. Maar ik heb hier twee zeldzame exemplaren die
andere katten echt wel zien zitten. Elk
op hun manier. Helena leest hen. Ze kijkt, observeert, is onwaarschijnlijk
nieuwsgierig, maar kan zich ook meesterlijk beheersen. Zij beheerst de kattentaal door en door, vanaf
het topje van haar neus tot in het puntje van haar staart en haar poezelige
teentjes. Van haar leerde Sir William ondertussen dat je een onbekende kat niet
zomaar bestormt. Het kost hem moeite, je
ziet hem zwoegen en onzeker zijn. Maar
hij doet ook oh zo zijn best, soms weet ik niet of ik een lachstuip ga krijgen
of tranen in mijn ogen bij zoveel zelfoverwinning. Want de beelden die dat oplevert: Sir William op het terras, buik tegen de
grond, één voorpoot in vertraagde slowmotion (ja, als hij iets doet dan doet
hij het ook met overdreven toewijding he, hij is nu eenmaal Sir William) aan
het naar voor zetten. Ik moest mij even
oriënteren. Sir William. Extra Slow motion. Waar kwam dat in s Hemelsnaam vandaan. Ik bekeek de verdere omgeving: aha, andere
kat. En hij stormde daar dus niet op af
als een uitgebroken hengst of een wilde stier. Toen keek hij naar mij, ik zag de inspanning
op zijn snoetje, en de vraag doe ik het goed.
Natuurlijk
deed hij het niet goed, ik zag zelfs dat het er niet echt uitzag. Dus die andere kat zal ook wel gedacht hebben
wat is dat voor een rare. En ondanks
het feit dat Sir William ongetwijfeld de sterkste kat van de buurt is, wordt
hij soms een beetje gepest. Niet zo lang
na dat slow motion voorval hoorde ik hem buiten zielig miauwen. Ik ging kijken en zag hem, een beetje
ineengedoken, zitten op het dakje van de veranda (enfin, het redelijk
onstabiele, bijzonder Vlaamsche, plastieken achterbouwsel). Dus ik moedigde hem aan naar beneden te
komen, en snapte niet direct waarom hij daar zielig zat te doen. Tot ik keek naar het afspringpunt. De hoek van het dakje van waarop je -kat
zijnde, gelieve dat hier niet als tweebeen te komen proberen- op de tuinmuur
kan springen. En daar zat één van de
twee katers van de buren. Fijn gebouwd,
kan ongeveer twee keer in Sir William.
Beetje een Helena-modelletje.
Zat daar in zijn vuistje te lachen.
Had al voorpret. En nog snapte ik
het niet helemaal. Ik riep Sir William
nogmaals, en toen schoot hij uit de startblokken, probeerde op zo hoog
mogelijke snelheid langs dat pestduiveltje te geraken, maar was net niet snel
genoeg. Hij kreeg daar in het
voorbijgaan een tik van jewelste.
Maar hij is
stevig gebouwd, hij kan iets hebben, en aangezien ik hem had geroepen zou er
misschien wel iets te verhapstukken vallen, dus wederom was de tik sneller
vergeten dan hij hem had gekregen. En
natuurlijk kreeg hij iets lekkers, hoe zou ik anders kunnen.
Eigenlijk
had ik een stukje willen schrijven met als titel Sir William for
president. Omdat hij zo oprecht
is. En omdat hij eindeloos onderhandelt
over vriendschap. En omdat hij pas heel
laat en altijd bijzonder kortstondig naar geweld grijpt. Hij deelt pas tikken uit als hij het hoekje
van de kaas dat tussen een boterham uitsteekt in zijn bek heeft, en als dàn, oh
vreselijke gruwel, die boterham wordt weggetrokken. Of als hij al twee weken meermaals per dag
probeert vriendjes te worden, waarbij hij telkens wordt onthaald op geblaas en
gegrom, én op een occasionele tik van Streepke.
Want Streepke bleek, naast een frèle dame op leeftijd, ook een straffe
tante te zijn. Ze was er erg duidelijk
over: de sofas zijn van mij, ga maar elders liggen of spelen. Enne, dit eten hier he, das van mij. Hoé ze het gedaan kreeg begrijp ik nog steeds
niet ten volle, maar haar eten, dat, apart van dat van Helena en Sir William,
in de woonkamer stond, is niet aangeraakt door mijn vaste residenten. Helena heeft er zelfs niet naar gekeken, en
Sir William, die arme jongen
Hij keek er
altijd naar als hij er passeerde, het was dan ook éten. Elke keer streed hij met zichzelf, maar
Streepkes verbod was ultiem, hij schond het niet. Als hij volgens haar te dicht in de buurt
kwam, of er iets te uitgebreid naar keek, siste ze hem vanuit de zetel toe dat
hij er zelfs niet over moest peinzen. En
dan besloot hij vaak nog maar eens een vriendschapsonderhandeling in te zetten.
Misschien
komt het door zijn Waaslandse afkomst dat hij de Antwerpse variant der
Kattentaal niet verstaat, maar ik vrees dat het eerder te wijten is aan een klein
maar schattig defectje.
Eén van zijn
kennismakingspogingen speelde zich af terwijl Streepke op mijn benen lag (en
die benen lagen dan weer in de zetel).
Sir William kwam aangelopen, en Streepke begon zich al een beetje druk
te maken. Hij zette zijn voorpootjes op
de zetel, bracht zijn hoofdje dichtbij het hare. Je moet dan die blik zien, zo
argeloos. Hij snapt duidelijk niks van
al dat geblaas. Maar hij probeert,
telkens opnieuw, en op dat moment doet hij iets waardoor ik echt het gevoel
krijg dat het een clash tussen culturen is.
Je bent ergens op reis, in een ver land waarvan je de
begroetingsrituelen niet kent, en je besluit toch een poging te wagen. Dus hij blaast terug, maar vergeet er gemeen
bij te kijken, dus het slaat sowieso al nergens op. En dan voegt hij er, in één en dezelfde adem,
een reeks kleine lieve frazelgeluidjes aan toe.
Die Streepke uiteraard niet kan horen.
Zij ziet een onnozele kater die gekke bekken trekt.
En daarom
moet hij president worden. Hij kan niet
huichelen, en hij wil met iedereen vriendjes zijn. En hij respecteert verdragen, zelfs als ze
over eten gaan waar hij niet mag aankomen. En er zijn momenteel
presidentskandidaten met grotere defecten in hun brein dan Sir William.
Hoe het ook
zij, Streepke was niet geïnteresseerd in Sir Williams vriendschap. Eventueel wel in zijn en Helenas eten. Het idee om haar eten in de woonkamer te
zetten, terwijl mijn vaste residenten hun eetplekje in de keuken hebben, was
aanvankelijk bedoeld om Streepke te beschermen.
Maar op dag drie wandelde Streepke haar eten voorbij, de keuken in, tot
op een halve meter van de plek waar Sir William en Helena vredig naast elkaar
aan het smikkelen waren, en blies. Het was een impressionant geblaas,
gelardeerd met gegrom. Ik ben helemaal
overdonderd en sta perplex de gebeurtenissen te aanschouwen. Ik vrees even dat ik Streep ga moeten
redden, want nu gaat ze toch echt haar bevoegdheden te buiten. Maar wat dan gebeurt is nog
onwaarschijnlijker: Helena en Sir
William doen, tegelijkertijd, als was het een goed ingestudeerde choreografie,
een aantal passen naar achteren, weg van elkaar en van hun etensbakjes. Geen van beiden gaat ook maar enige strijd
aan, alles in hun lichaamshouding zegt: OK, its all yours.
Het knettert
een beetje in mijn brein, want dit was niet echt een scenario waar ik op enigerlei
wijze was op voorbereid. En natuurlijk
wil ik Streepke goed verzorgen, en haar beschermen tegen eventueel te woest
gedrag van Sir William, maar dit, dit is erover. Dus ik pak haar op. Onder hevig protest, ze draait haar hoofdje
naar mij en gromt en blaast. Ik zet haar
neer voor haar eten, en doe de deur dicht.
Dat was altijd al een plan geweest, die deur dichtdoen. Vandaar dat haar eten ook daar was
gezet. Het verwarrende was alleen dat er
een andere partij moest beschermd worden dan we hadden vermoed.
Streepke
blijkt bijzonder slim. Ze heeft na die
ene keer door dat ik niet echt onder de indruk ben van haar gegrom en
geblaas. Ze is wel graag de baas, maar
ziet ook in wanneer haar strijd nutteloos is, dus ze ziet af van verdere
pogingen om Helena en Sir William van hun eten te beroven. Wel wandelt ze regelmatig de keuken in als die
twee er niet zijn, om dan met veel goesting hun restjes op te kuisen.
De regels
zijn duidelijk, mijn vaste residenten zijn flexibel en passen zich moeiteloos
aan. Wil Streepke de living? Ok, dan leggen wij ons des avonds al op het
bed, en dan knuffelen we lekker als jij komt slapen. Laat die rare dunne dan maar op de zetels en
op jouw schoot liggen, wij doen daar niet moeilijk over. Streepke doet op geen enkel moment een poging
om naar boven te komen, dus er is ruimte genoeg voor iedereen. En ik zorg er natuurlijk voor dat iedereen
elke dag wat aparte aandacht, een snoepje, wat gespeel of een knuffeltje
krijgt. Na enkele dagen is de toon dus
gezet, en loopt het twee weken heel erg vlotjes. Tot er iets misloopt in Streepkes
hoofdje. Waarschijnlijk heeft ze, aan
het begin van week drie, een kleine beroerte, maar ik heb dat niet onmiddellijk
door. Ik zie haar wel tegen dingen
aanlopen, en ik zie een grijzig waas in haar oogjes, dus ik denk ze heeft
staar, het arme prutske, en t is blijkbaar nogal plots verergerd. Dat is geen logische gedachte, achteraf
beschouwd, staar gaat altijd stelselmatig, maar goed, achteraf weten we
allemaal hoe het zit natuurlijk En het
had weinig uitgemaakt, want zelfs als ik haar op dat moment naar de dierenarts
zou hebben gebracht, zou haar toestand niet meer te verbeteren zijn geweest. Tot op dat moment zijn er geen echt clashes
geweest, waarmee ik bedoel dat Sir William haar nooit heeft geslagen. Hij accepteerde de paar tikken die ze hem
vanuit de zetel gaf als passend bij haar gezagspositie.
Maar nu
vergeet ze dat ze niet verondersteld wordt Helena en Sir William weg te jagen
bij hun eten, ze loopt er grommend en blazend op af, en, doordat ze niet goed
meer ziet en rare wendingen maakt, loopt ze ook tégen Sir William, zelfs als
die haar poogt te ontwijken. Zij mept
als eerste, maar dan is Sir Williams geduld op en slaat hij terug. In haar laatste dagen heeft ze zo toch een
drietal gevechtjes. Waaruit ik haar
telkens red door haar op te pakken en bij haar eigen eten te zetten. Maar ik berisp Sir William niet, ik vind echt
dat hij ontieglijk veel geduld heeft
gehad. En vanuit zijn positie zoékt zij het
ook: ik lok hem van haar weg, hij komt ook braaf, en dan neemt zij een niet te
voorziene rare bocht en botst tegen hem, het lijkt wel of ze hem uitdaagt. En dan slaat ze ook nog als eerste, ik kan
niet verwachten dat hij helemaal met zich laat sollen.
Ik neem ook
haar niks kwalijk, ik voel haar ongemak.
Hoe beangstigend moet het niet zijn om plots nog amper te zien, terwijl
je ook al niks kan horen. En, in
retrospectief: geen volledige controle meer te hebben over je motoriek. Ik schreef toen die rare bochten enkel toe aan
haar slecht zicht, en ik dacht dat haar bochtenwerk een tactiek was om de
omgeving opnieuw te ontdekken. Achteraf
bleek er een andere verklaring.
Ik ben blij
dat ik haar die dagen veelvuldig kattensnoepjes heb gegeven. Ik had met haar te doen, en poogde haar zo
ook te kalmeren en af te leiden als ze zich weer eens boos had gemaakt. Ik kon haar niet eens troostend toespreken,
want ze was en bleef stokdoof. Maar ze
bleef spinnen als ik haar streelde, en ze spon met zeer veel overtuiging als ze
kattensnoepjes kreeg.
En toen vond
ik haar. Liggend op haar zij, haar
voorpootjes nat van bloed dat ze had opgegeven, af en toe gefrustreerd grommend
terwijl ze haar kopje poogde op te heffen maar daar niet naar behoren in
slaagde, terwijl haar vier pootjes stuiptrekkende bewegingen maakte.
Gelukkig was
Lieven onmiddellijk bereid om te komen, ook al was hij niet van wacht of had
hij geen spreekuur. Ik was erg blij dat
ik dat meisje niet moest vervoeren, omdat dat volgens mij alleen maar tot meer
ongemak had kunnen leiden. Ik kon
Streepkes tweebeen niet bereiken, haar gsm bleek op dat moment op die plek geen
ontvangst te hebben. Een echte
beslissing moest ik niet nemen, dat had ik zelf ook al gezien, maar de diagnose
van de dierenarts maakte het helemaal duidelijk: terminale epilepsie, als
gevolg van iets anders in de hersenen.
Hier viel niks meer aan te doen, behalve haar uit haar lijden verlossen.
Omdat ze
niet hoorde en amper zag, heb ik mijn nabijheid proberen kenbaar te maken door
haar zachtjes over haar bolletje te aaien.
Ik heb wél tegen haar gesproken, maar horen kon ze dat niet. Voelen misschien. Ik zei haar hoe jammer ik het vond dat de
tweebeen die haar met het flesje had grootgebracht er nu niet kon zijn om haar
uitgeleide te doen. Ik kende haar
slechts drie weken los van de keren dat ik haar bij Thea had gezien- dus mijn
geur en mijn aanraking konden wellicht niet de troost bieden die zij haar had
kunnen bieden, maar we kunnen maar doen wat we kunnen doen.
Streepke
ging naar de kattenhemel op een vrijdag.
De daaropvolgende zondag kwam haar tweebeen terug uit Frankrijk. Ze hebben elkaar net gemist.
Streepkes
geest heeft hier nog even rondgewaard.
Tot een week na haar verscheiden keken Sir William, maar vooral Helena,
nog bezorgd over hun schouder als ze een snoepje kregen.
Ze verwachtten nog steeds een boze blazer die kwam aanlopen. Tot zeker een week na haar afscheid in den
vleze keek ik naar mijn zetels, telkens ik door de woonkamer passeerde, om te
checken of ze daar lag. Om mij
vervolgens te realiseren dat ze daar nooit meer zou liggen.
We zijn nu
enkele weken verder. Helena en Sir
William verkiezen nog steeds het bed s avonds.
Het lijkt alsof ze de living nog steeds niet heroverd hebben.
Ik slaag er
beter in Sir William van mijn broodbeleg te houden. Ik heb een voorbeeld genomen aan
Streepke. Niet dat ik blaas. Maar als zij zonder fysiek overwicht kon
bewerkstelligen dat hij niet aan haar eten kwam, zelfs wanneer het onbewaakt
was, dan moet mij dat ook lukken.
Hoewel. Ik moet hem af en toe van
tafel duwen. Enfin, sturen naar de rand
van de tafel en dan een duwtje onder zijn oksels om de afsprong te
initiëren. Dan kan ik een hap nemen
terwijl hij aan de andere kant alweer op de tafel springt. Zucht.
Onlangs heb ik hem met mijn voet een paar tikken op zijn bips
gegeven. Zachte tikjes he. Maar het bleek de enige manier om hem van
Helenas eten te doen blijven. Na enkele
tikken hoorde hij mijn neens ook weer.
Voor die tikjes was hij Oost-Indisch doof. Het is een geval apart, dat stormachtig
jongetje. Hij kan zich op mijn arm
nestelen, zijn voorpootjes op mijn schouder, en genoeglijk spinnen, terwijl hij
me even later een stevige linkse verkoopt omdat hij mijn broodbeleg niet mag
pikken. Hij accepteert ook dat ik hem
dan een tik op zijn voorhoofd geef met mijn wijsvinger. Om de één of andere reden werkt dat. Hij komt er terug van bij zinnen. En verder loopt hij mij zodanig voor de
voeten dat ik af en toe op hem trap.
Enkel in de keuken, want het is daar dat zijn favoriete bezigheid zich
mogelijkerwijs op elk moment van de dag zou kunnen afspelen. En volgens hem is er meer kans op het
verschijnen van voedsel als hij mij voor de voeten loopt. Er is een deeltje van mijn keuken waar ik mij
ondertussen bijna uitsluitend schuifelend voortbeweeg, om zoveel mogelijk
accidenten te vermijden.
Helena is
een superslimme griet. En De Grote Roze
Badsloef zij geprezen, we hebben eindelijk een hechte relatie. Dat heeft wat voeten in de aarde gehad,
Helena heeft er uren, dagen, maanden observatie opzitten, maar eindelijk
vertrouwt ze me. Ze deinst niet meer
terug als ik haar wil strelen. Ze komt
er zelfs regelmatig om vragen.
Af en toe
komt ze me ook melden dat Sir William op voedselveilige afstand is, en of ze nu
alstublieft eens rustig zou mogen eten.
En dan geef ik dat meisje een portie, waarmee ze dan de koning te rijk
is.
Ze heeft wat
te verduren van die veel te sterke overjaarse kitten. Niet allen steekt hij vaak verkeerdelijk zijn
kop in haar etensbakje, bij het krijgen van extraatjes gaat hij altijd met het
leeuwendeel aan de haal, hoe geraffineerd Helena en ik het ook proberen te
spelen. We hebben kleine, stille
signaaltjes, zodat zij iets krijgt op een ander plekje en zonder dat hij het
merkt. Dat is toch de bedoeling. Maar het gaat over eten. Op dat vlak is hij nauwelijks te
misleiden. En hij is een enorme
slokop. Dus ook haar andere plekje moet
snel en stil veranderd worden, en hij moet snel een nieuw stuk krijgen zodat
zij dat van haar rustig kan opeten. Ook
bij het spelen gaat het vaak mis. Zij is
een speelvogel, en heviger dan zij zijn er weinig. Maar hij is te robuust en kent zijn krachten
niet. Dus zegt ze vaak nee tegen spelen,
omdat ze voorziet dat het mis gaat lopen.
Ze kiest heel verstandig de spelletjes waarbij hij niet boven op haar
kan eindigen, dus geen woeste achtervolgingen die hem ophitsen en waardoor hij
helemaal loos gaat. Wel elk aan een kant
van de deur elkaars pootjes proberen te tikken.
Of samen achter hetzelfde speeltje dat ik hanteer. Ook samen een liquide snoepje oplikken, tong
aan tong, lukt goed. Eigenlijk zijn het
dikke vriendjes. Maar het is geen
sinecure om alleen Sir Williams enthousiasme te moeten opvangen. Dus heb ik er al dikwijls aan gedacht een
derde resident te verwelkomen. Maar
zoals Streepke heeft bewezen gaat dat niet altijd zoals verwacht. Ik zou echt audities moeten organiseren. En om deel te nemen moet u voldoen aan
volgende specificaties*: Felien van aard
zijn, bijzonder speels, heel erg ingesteld op andere feliene creaturen, graag
fikfakken en niet bang zijn van 10 pond kater boven op je, kunnen omgaan met
een eeuwig kinderlijke ingesteldheid, over ongebreidelde energie beschikken, je
drang naar eten en knuffels regelmatig even kunnen uitstellen ten voordele van
een overdreven sterke enthousiasteling die je desnoods -zonder enige kwade
bedoeling- pal omver loopt, kunnen bemiddelen tussen kwaaie buurtpoezen en je
onbezonnen enthousiaste vriend die zich niet goed kan uitdrukken in de
kattentaal, maar die, als het erop aan komt, wel de sterkste is. Want als ik nu naar de toestand buiten kijk,
kan ik alleen maar veronderstellen dat Sir William ten langen leste eens een
keer heeft terug gemept. Het pesten is
immers volledig opgehouden.
Het is geweldig om van dichtbij te mogen meemaken hoe
een feline viervoeter zich ontwikkeld, blijft groeien, evolueert en leert (van
zijn stiefzusje bijvoorbeeld).
Er was een tijd toen hij pas vanachter de zetel
tevoorschijn was gekropen- dat Sir William wel een granieten beeld leek als ik
hem optilde. Nu ligt hij, ontspannen als een lappenpop, luid te spinnen op mijn
arm. Terwijl het kleine zwarte
poppemietje enigszins beledigd miauwt, want waarom krijgt zij niet ook een
beetje aandacht? Ik word er helemaal
warm en gelukkig van, van die twee.
Ze hadden deze vakantie een geweldige poezensit, die
veel met hen gespeeld heeft, en die zo in de smaak viel dat ze zelfs blaadjes
cadeau kreeg van Helena. Compleet met
geluidje en eis tot streeltje alvorens je dat blaadje dan voor je voeten gelegd
krijgt. Toen die poezensit gisteren
langskwam voor een babbeltje, en omdat ik haar een cadeutje uit Turkije had
meegebracht, vond Sir William dat ze hem dan maar direct onmiddellijk eten moest
geven. Dat vindt hij tegenwoordig van zo
ongeveer iedereen die binnenkomt. Het
loopt op twee benen en kan dus aan de kast met kattenvoer, het lijkt voor die
rare grote kat die bij ons woont OK, dus dan vraag ik maar even of die tweebeen
mij en passant wat te eten kan geven. Jammer voor Sir William verstaan niet
allee tweebenen even goed Kats.
Maar goed, zowel hij als Helena hebben ondertussen toch
een speciale boon voor die grote rare kat waarmee ze samenwonen. Toen ik om twee uur s nachts mijn valies in
de gang hees, kwam er per direct een zwart-wit koppetje om de livingdeur
piepen. Dat doet hij altijd, ook als ik
maar vijf minuten ben weggeweest. Hij
weet dus precies wanneer ik ga verschijnen, en als ik de voordeur opendoe
verschijnt prompt dat koppetje. Wat
verrassender was, was dat onmiddellijk na dat zwart-witte koppetje een zwart
koppetje met mooie oogjes verscheen. Ook
Helena verwelkomde mij thuis na 26 dagen.
Onnodig te zeggen dat ik alles
liet vallen in de gang en onmiddellijk naar mijn twee wachtende poezels
stormde. Er werd rond mijn benen
gedanst, er werden kopjes gegeven, er moesten streeltjes zijn, en toen volgde
een simultane spurt naar de etensbakjes.
En hoewel ik wist dat ze overdag al het eten hadden gekregen dat nodig
was, kon ik toch niet anders dan mijn thuiskomst vieren met een extra portietje
lekkers. Helena vleidde zich in bed
tegen me aan en bleef daar tot ik
opstond. Het leek wel alsof mijn
afwezigheid onze band had verstevigd.
Zowel Sir William als Helena waren aanhankelijker dan ooit, en ik genoot
met volle teugen.
En toen kwam de inbreker. Ik was nog net geen week terug thuis, toen ik
rond half vier wakker werd, gestommel en geschuif hoorde, en mij realiseerde dat
er iemand in huis was. Doodsangst was
het, toen ik op mijn tussenverdiep stond, niet wetend wat te doen, terwijl mijn
hart zo snel en hevig tegen mijn ribben bonkte dat ik dacht dat die het niet
gingen houden. En toen kwam het de gang
in, dat pillicht, en begon het de trap op te klimmen. Ik moést iets ondernemen of ik stond over 3
seconden oog in oog met dus ik knipte het licht aan. En weer uit.
Het licht stopte met bewegen, toen snel gestommel de trap af, gedoe met
de voordeur die inderdaad lastig te openen valt, er zit een pin voor die in de
grond gaat, en ze hapert dan ook nog een beetje. Ik supporterde in stilte dat
hij nu maar snel die deur open zou krijgen.
Daarna stond ik daar nog, niet wetend wat aan te vangen,
zou hij inderdaad weg zijn, en was hij maar alleen? Ik durfde pas bewegen toen
Sir William de trap op kwam en vragend miauwde.
Oef, als hij door keuken en living naar de trap durfde, dan zou het wel
OK zijn. Dus toen durfde ik eindelijk
naar beneden, om te bellen. Eerst mijn
ouders, toen de politie. Dat bleek de
verkeerde volgorde, want de politie stuurde onmiddellijk combis om de wijk af
te zoeken naar verdacht gedrag, maar ik had hem te veel voorsprong
gegeven.
Of ik een beschrijving kon geven. Nee dus, want ik heb
alles in het werk gesteld om een confrontatie te vermijden. Ik was superblij met de twee vriendelijke
wetsdienaars die mij voorgingen naar de kelder,
want de ongewenste gast had zich toegang verschaft via het oude
kolenkelderluik dat inmiddels zo stevig is verankerd dat het geen millimeter
meer wijkt.
De deur van het kolenhok stond open, en door de rommel
die daar nog van de vorige eigenaars staat heeft hij zijn entree niet zachtjes
kunnen maken. Bovendien heeft hij moeten
prutsen aan de kelderdeur, die met een schuifslotje dicht was, en is hij vanuit
de kelderdeur direct tegen de kattenbak in de gang aangelopen. Vervolgens heeft hij de deur naar de keuken
geopend, waardoor mijn valies, die daar nog lag, verschoof en het droogrek
rammelde. Enfin, zijn route was bezaaid
met lawaai veroorzakende obstakels, waardoor ik dus op tijd ben wakker geworden
en heb kunnen verhinderen dat hij het ganse huis kon doorzoeken. Ik heb mij de ganse tijd dat ik stond te
bedenken wat ik moest, met bonkend hart en knikkende knieën, stijf van de
adrenaline, geen moment druk gemaakt om wat hij mogelijk zou kunnen meenemen.
Ik was enkel begaan met mijn
lijfbehoud. Gelukkig was de hulp zo goed
als maar mogelijk. De man aan de
telefoon in de centrale bleef aan de lijn tot de combi met de twee die
poolshoogte kwamen nemen voor mijn deur stopte.
Dat deed hij heel bewust, nadat hij had gevraagd of ik alleen was, en ik
dat had bevestigd. De twee jonge
politiemannen waren meer dan begripvol, en terwijl de ene het kelderluik
teruglegde, doorzocht de andere het ganse huis nadat hij zei als er zich nog
ergens eentje verstopt kan ik hem beter vinden dan jij. Daar kon ik het alleen maar volledig mee eens
zijn. Later, toen de twee politiemannen
aan de keukentafel zaten om een PV op te maken, en Sir William bijna bovenop hun
laptop zat, realiseerde ik mij dat Helena wel heel erg afwezig was. Het arme meiske durfde niet meer
binnenkomen. Ik ben haar gaan halen, heb
haar opgepakt en in de keuken neergezet, ze heeft even een spurt getrokken naar
de living, eens gesnoven, en in een mum van tijd was ze weer buiten. Ze durfde nauwelijks in de keuken komen eten
later op de morgen. En ze heeft enkele
dagen nodig gehad om weer wat in haar normale doen te komen. En dat heb ik die vermaledijde insluiper nog
het meest van al kwalijk genomen, dat hij het vertrouwen van dat meisje weer
maar eens ondermijnd heeft.
Zelf ben ik geschrokken van de impact. De volgende avond was ik om 19:30u doodmoe,
want ik had de vorige nacht amper geslapen.
Dus kroop ik in bed, om er tegen elven ontredderd, bezweet, alweer met
bonkend hart uit te komen, nadat ik vreselijke nachtmerries had gehad. De rest van de nacht heb ik wakker gelegen,
het kelderluik gecheckt (hoewel dat dus verankerd was en echt niet meer kan
bougeren) voor-en achterdeur gecheckt, en van elk geluid opgeschrikt alsof het
een bom was die afging.
Afgelopen nacht ging het beter, en dat merkte ik ook aan
Helena, die weer vele uren tegen mij aan heeft gelegen, en gebruik maakte van
elke halfwakkerheid die ze bij mij bespeurde om een knuffel te eisen.
En verder zie ik die twee groeien, en leren. Zo heeft Sir William van Helena geleerd dat
het in volle galop benaderen van andere poezen niet slim is. Hij heeft haar geobserveerd in haar trage
manier van andere katten benaderen, en hij doet dat nu helemaal na. Soms erg grappig om te zien, want hij moet
zich daar echt toe dwingen, het gaat hem niet vanzelfsprekend af. En zij heeft geleerd zich een beetje in te
houden. Ze lanceert zich niet meer van
hoogtes met de bedoeling pal op hem te landen, omdat ze heeft ondervonden dat
hij daar helemaal speelziek van wordt, en dan wordt hij haar net iets te
veel. Zij gaat in op bepaalde van zijn
spelverzoeken, maar zegt radicaal neen tegen anderen, omdat ze heeft ondervonden
hoe bepaalde acties (haar achtervolgen bijvoorbeeld) hem zo euforisch maken dat
hij van geen ophouden meer weet. En eens
een bepaalde grens over beseft hij niet meer hoe zwaar hij weegt, hoe licht zij
is, hoeveel kracht hij in zijn spelekletsende poten heeft. Dus zegt zij
neen. En als het toch nog tot een
soortement van gevecht komt, begint ze alvast te gillen terwijl er eigenlijk nog
niks aan de hand is. Slimme meid, die
Helena. En superlieve onbevangen dappere
Sir William. Zelfs de aan mijn
keukentafel gezeten politieman, die moest zorgen dat de Sir niet op zijn laptop
ging zitten, noemde hem dapper. Maar
vooral open. Als hij iets niet fijn
vindt, laat hij dat weten (desnoods krijg je een tik van een van zijn sterke
poten) maar als hij het fijn vindt laat ie het ook merken. Niks achterbaks, what you see is what you
get. En Helena kijkt en leert. Hopelijk
durft ze het aan om te leren vertrouwen zoals haar stiefbroer. Maar dat ze allebei toch maar net genoeg
blijven wantrouwen om ongenode gasten uit de weg te gaan. Hoewel ik Sir William ook al heb
toegefluisterd dat hij ingeval van ongenode gasten mag krabben en bijten.
Wat een heerlijk weer, hoe goed voelt dat in elke cel van je
llichaam, dat zonnetje dat op je rug schijnt.
De poezels voelen het ook in elke cel van hun lijfjes, en ze worden er
helemaal zottekes van. En dat leidt tot hilarische taferelen. Wilde spurten van
het uiteinde van de tuin helemaal door tuin-veranda-keuken-living, en dan weer
in de andere richting. Want de deuren staan even open, en ik heb zelfs mijn
broodje gegeten op mijn terras, in het zonnetje.
Toen ik terug in de keuken stond om water te koken voor een
tas koffie, schoot ik nog bijna hardop in de lach van een uitschuiver van Sir
William, hij kwam zo woest aangestormd dat bij de overgang van veranda naar
terras zijn achterste uit de bocht vloog. Zijn achterpootjes schoven, zijn poep vloog opzij de lucht in
terwijl zijn voorpoten bleven galopperen.
Was dat al redelijk hilarisch, de rest van het tafereel mocht er ook
weer zijn. Hij spurtte haastig verder tot in het gras, draaide zich om en legde
zich, met wiebelend achterwerk en kronkelende staart op de loer, klaar om aan
te vallen. Kwam daar lustig aangewandeld, eens links kijkend en rechts
snuffelend, juffrouw Helena. Toen ze hem
daar zal liggen, klaar voor de aanval, ging ze helemaal mee in zijn spel, zette
zich op de vermolmde houten dorpel van de krakkemikkige veranda in dezelfde
houding, bijna liggend, wiebelend achterwerkje, kronkelend staartpuntje, het
was nog een kwestie van enkele seconden en dan zou de strijd in volle hevigheid
losbarsten.
Tot haar aandacht plots en volledig werd getrokken door
Tja, door wàt eigenlijk?
Ze vergat Sir William, vergat alle woeste aanvalsplannen en
ging totaal op in een losgekomen houtsplintertje (of een imaginaire muis) en ze
draaide, uithalend met haar voorpootjes, rondjes in het deurgat, gebiologeerd
door iets onooglijks dat haar aandacht volledig opslokte. Zij ging helemaal op in haar solospel, en
ondertussen lag Sir William beteuterd in het gras. Hij hief zijn kopje vragend, probeerde nog
haar aandacht weer te trekken, maar het mocht niet baten, de juffrouw was met
Zeer Belangrijke Zaken bezig die voor onbepaalde tijd haar Volledige en Onverdeelde
Aandacht opeisten.
Hij ligt nu onder de perzikboom, met één achterpoot recht
omhoog, ongegeneerd zijn achterste
onderdelen te likken, en zij, tja, haar zie ik momenteel niet vanuit mijn
raam. Gelukkig is het rustig, voor het
eerst sedert donderdag. Blijkbaar heeft iemand
iets ondernomen voor het Arme Krolse Poesje dat hier sedert vrijdag rondhing. Mijn hart is verschillende keren gebroken,
maar ik kon haar helaas niet lokken en dus ook niet troosten. Het is een klein
meisje, ze is vast nog geen jaar. Zwart-wit, maar uiteraard anders getekend dan
mijn aristocraat. En ze riep zich schor
op zoek naar een kater die nog al zijn onderdelen heeft. Helaas voor haar zijn die in dit huizenblok
niet aanwezig. Dat maakte haar leed natuurlijk alleen maar groter. Dag en
nacht liep ze te kermen, ik ben er een paar keer van wakkere geworden, en had
zo met haar te doen. Tegelijk vreesde ik ook dat iemand het op zijn zenuwen
zou krijgen en haar iets zou proberen
aan te doen, want haar gekrijs was echt hemeltergend. En ik vreesde daar bovenop nog dat iemand die
weinig van poezen kent per vergissing Sir William, ook een zwart-witte
katachtige, iets zou doen.
Ik hoop dus maar dat haar eigenaars het licht hebben gezien
en haar naar de dierenarts hebben gebracht voor sterilisatie, zodat ze vanaf
morgen rustig mee van het zonnetje kan genieten.
Objectieve bewijzen zijn er niet. Zijn titel werd vermoed op
basis van zijn mooie smoking, zijn hemd met witte bef, zijn witte sokjes, zijn
uit het vilt der verbeelding opgetrokken hoge hoed die altijd een tikje scheef staat. Eerlijkheidshalve moet worden toegegeven dat
zijn sokjes niet altijd hagelwit zijn. Maar ook een aristocraat is
onderhevig aan het stof op aardse wegen.
En zelfs het vilt der verbeelding is niet bestand tegen wat stof en een
streepje groen, vermoedelijk van een takje dat er tegenaan streek.
Ook de Ninja beschikt niet over authentieke Japanse
geloofsbrieven. Zij dankt haar predicaat
volledig aan haar bijzondere acties. Haar zwarte oogmaskertje en haar korte
zwarte capeje, dat het zwevende van haar elegante sprongen accentueert, zijn
eveneens gesponnen uit de draden der fantasie.
Voor mij zijn alle attributen echt, en ik geniet dagelijks
van de avonturen, grappen en grollen, krijgslisten, plaagacties en onmogelijke
acrobatische toeren van mijn bijzonder tweetal.
In gedachten schrijf ik elke dag over hen, want elke dag gebeuren er
vermeldenswaardige dingen. Helaas, of gelukkig, kom ik er niet altijd toe om
effectief de tijd te nemen mijn letters uit het stof der fantasie om te zetten
in getypte. (Hoe echt die letters zijn
zolang ze niet zijn afgeprint en effectief in zwarte inkt op wit papier staan,
is nog maar de vraag. Maar leesbaar zijn
ze wel, eens ik op de juiste toetsen heb getikt, in een welbepaalde volgorde.)
Over kerstbomen heb ik geschreven, in die verbeeldige
letters. Een bijna vallende kerstboom,
een gevallen kerstboom, een engeltje met een gebroken vleugel, de net op het
nippertje voorkomen diefstal van een gedeeltelijk losgeprutste slinger, die in
een zwart wit bekje werd weggedragen met bijna medeneming van alweer die
kerstboom, die een tijdje een behoorlijk actieve rol heeft gespeeld in onze
levens. Aangezien onze kerstboom 11 van
de 12 maanden mag slapen, lijkt het mij ook niet verschrikkelijk erg dat hij gedurende
een maand een iets actievere rol moet spelen dan de gemiddelde kerstboom. Hij zag er bijwijlen wat verfomfaaid uit
bijna zo verfomfaaid als Sir Williams hoge hoed- maar volgens mij was hij
eigenlijk best in zijn nopjes. Ninja
Helena kon tegen het einde van de
actieve kerstboommaand met één gerichte sprong een appeltje bij het lusje in
haar bek nemen, het af de boom trekken en landen met het zelf bemachtigde
object netjes in haar bek. Op dat moment
was het object ook nog heel. Maar zelf
bemachtigde objecten moeten getest worden, op de grond gelegd -al is leggen
misschien iets te voorzichtig uitgedrukt- en dan met een pootje aangetikt,
voortgestuwd, tegen de plint geketst. Ik
heb 8 rode appeltjes minder terug opgeborgen dan ik een maand eerder uit de
doos met kerstversierselen had opgediept. Eigenlijk valt dat aantal reuze mee,
want ik heb heel wat keren het net uit de boom geplukte appeltje redelijk snel
terug kunnen bemachtigen, en het intact of slechts zeer licht beschadigd terug
in de boom gehangen. De grootste beschadigingen
waren ook aan het zich actief neerleggen van de kerstboom te wijten, en niet
aan de plukacties.
Verder heb ik in mijn fantasieletters geschreven over de
onmogelijke plekken waarvan Ninja Helena zich lanceert om, elegant zwevend met
wapperende cape en haar ogen glinsterend achter dat zwarte ninja-maskertje, te
landen bovenop Sir William. Het is één
van haar geliefde hobbys, en het feit dat Sir Williams hoge hoed er altijd een
beetje verfomfaaid uitziet, is natuurlijk ook een beetje aan die hobby van haar
te wijten. Gelukkig heeft ze nog
poezelige voetjes, en is ze licht als een pluimpje. Als ze echter in haar ongetwijfeld onstuimige
puberjaren zou besluiten tot het dragen van zwarte hoge laarzen met
naaldhakken, om haar schitterende outfit te completeren, zou dat wel eens tot
pijnlijkere ontmoetingen kunnen leiden.
Voorlopig kan Sir William nog steeds veel verdragen, al heeft hij ook
wel elke dag nood aan een paar solo katerwandelingen, waarbij hij rustig en
ongestoord zijn ding kan doen.
Ninja Helena leert gestaag bij, en hoewel dat mij ook wel
met trots vervult, vrees ik toch de dag dat ze geen nonchalante blunders meer
zal begaan. Die maken het samenleven met
haar zo onwaarschijnlijk grappig. Ze
doet onmogelijke dingen, waarmee ik bedoel dat ze op een ondeelbaar ogenblik
verplaatsingen maak die met geen natuurkundige wetten te verklaren zijn, dat ze
hoger springt dan ik enige kat of kitten ooit zag springen, dat ze taken kan
verfijnen tot motorische hoogstandjes waarvan mijn mond openvalt. En dan doet
ze iets zo stoms dat ik moeite moet doen om niet hardop in lachen uit te
barsten.
Zo stond ze bijvoorbeeld onlangs op de leuning van een
keukenstoel. Die leuning is vrij smal,
en alle vier haar pootjes stonden in één rechte lijn achter elkaar op die
leuning. Zijzelf was perfect in balans, de stoel kantelde niet, ze voerde dat
onwaarschijnlijke evenwichtskunstje volledig beheerst uit. Vanuit die positie
begon ze met één voorpoot woest te spelen met een propje dat op de keukentafel
lag. Nog steeds bleven zij en de stoel
perfect in evenwicht. Vervolgens sprong
ze helemaal op de keukentafel, en ging volledig op in het spelen met dat
propje. Waarbij ze vergat dat ze zich op de tafel bevond, en op een bijzonder
klunzige manier op de grond belandde.
Ach, ik had natuurlijk ook kunnen schrijven: De Aristocraat
en het Kleine Meisje. Ze is klein, en
bij wijlen hartveroverend schattig. Zoals daarnet, toen ze op mijn benen kwam
liggen terwijl ik TV keek. En dan vooral dat ene korte moment waarop ze met haar
wondermooie hazelnootbruine oogjes in de mijne keek. Lang houdt ze dat natuurlijk niet vol, want
er moeten schatten gevonden worden, vliegende roze muizen gevangen, werelden
ontdekt. Maar ze deed het een tijdje
later nog een keer over. Uiteraard net op het moment dat ik de TV had uitgezet
en mij wilde prepareren om te gaan slapen.
Ik heb haar dan maar even vast gegrabbeld, nog steeds het probaatste
middel om haar spartelend op de vlucht te jagen.
Helena heeft dus besloten mij stilaan te vertrouwen. Andere tweevoeters daarentegen blijft ze
angstvallig uit de weg gaan. Als ik hier bezoekers heb laat ze zich niet zien.
Sir William twijfelt nog aan sommige tweevoeters, maar zijn nieuwsgierigheid
begint het te winnen, en hij laat zich door de meesten over zijn bol
aaien. Wie attent genoeg is om een
speeltje te pakken en hem uit te nodigen tot een spelletje krijgt altijd
gehoor. Hij blijft een speelvogel, en
zoals hij al spelend millimeter voor millimeter achter de zetel is uitgeraakt,
is hij ook bereid al spelend contact te maken met elke bezoeker.
Ik ben nog steeds verwonderd als ik zie hoe deze Sir
blijvend evolueert. Ik heb er dan ook alle vertrouwen in dat de kleine Helena
nog stapjes gaat zetten. Wat mij betreft
hoeft ze niet alle mensen te vertrouwen. Dat doet Sir William ook niet zomaar,
en ik zou alle katachtigen dezelfde voorzichtigheid aanraden. Ik weet helaas maar al te goed dat sommige
tweevoeters in het geheel geen vertrouwen waard zijn. Trouwens, als ik mag zou ik aan de
tweevoetige lezers dezelfde boodschap willen geven. Maar met voldoende zelfzekerheid en een groot
vertrouwen in je intuïtie kom je een
heel eind, of je nu een aristocraat bent of een ninja, of gewoon een klein
meisje.
Maar ik zal dan toch eens zwaaien, voor de foto, en als ik dan toch mijn poot heb opgehoffen zal ik die ineens wassen, geeuw, maar hij is dan toch gewassen he.