|
|
|
|
|
|
18-08-2018 |
Laten of niet laten |
Hij
dacht het niet te schrijven: de eerste woorden die hem te binnen vielen waren
sterker dan hem zelf, hij kon aan geen andere denken deze morgen maar, toen hij
overleed - hij stierf in het midden van een woord, zijn hoofd op de laptop -
regende het in de tuin en over een groot deel van het land; was er een
deugddoende regen waar een maand lang om gesmeekt was, sommigen hadden er zelfs
om gebeden en nu hoopte men dat de regen nog enkele dagen vallen zou. Maar zijn
dood was totaal onverwacht en eerder onbegrijpelijk dat de geest, die hem zo
lang in leven had gehouden en hem lange tijd elke dag een blog had doen
schrijven, werd teruggeroepen om, hier nog achter te laten, wat stervende
cellen van wat eens zijn lichaam was.
Dit
was zijn leven dan geweest, en dit was zijn heen gaan naar de eeuwige
jachtvelden, las hij in zijn jeugd, maar hij wist beter, hij wist dat hij op
weg was naar de geest die van de Kosmos was en dat hij, na hem, van daar uit
anderen inspireren zou zoals hij, tijdens zijn leven hier op aarde,
geïnspireerd was geweest door de geest van zij die hem waren voorafgegaan.
Zo
was er enkel het verschil tussen er te
zijn als geïnspireerde of er te zijn als inspireerder, en hiermede kon hij
verder leven. zo dacht hij destijds en ook toen hij al aan het heengaan was.
Toen hij ontdaan van alles, licht en doorzichtig, maar geladen met de eigenheid
die hij geweest was, opsteeg lijk een onzichtbare wolk die zich verspreidde
boven de aarde, tot in het Heelal waarin hij, als een verloren zoon, terug werd
opgenomen.
Tot daar was hij gekomen met zijn schrijven toen hij even stopte. Toen hij dacht,
laat ik staan wat er staat, is het iets dat kan geschreven blijven of, iets dat
ik, in een druk, deleten moet, om daarna mijn dag opnieuw te beginnen, alsof er
nimmer een dergelijk aantal woorden met die inhoud was geweest?
Hij
twijfelde. Hij nam zijn woorden mee tot de middag, hij nam ze mee in de
namiddag naar de vijver. Hij dacht het is een gevaarlijk spel dat ik speel, een
uitdagend spel, een ingaan tegen alle logica. Maar hij dacht ook, waarom ben ik
er mee opgestaan, waarom ben ik er op ingegaan en heb ik geschreven wat mij
gedicteerd werd van uit een ergens dat ergens zijn moet, want anders had ik
dergelijke dingen niet geschreven, ze zijn totaal onlogisch.
Onverbiddelijk onlogisch.
Ik
wacht nog, dacht hij, tot de schemering, tot het ogenblik entre chien et loup als alles er zal staan en toch ook niet. Maar
toen dit ogenblik voorbij was wist hij het nog niet.
Hij
wist niet veel wat dergelijke zaken aanging, hij wist helemaal niets erover.
Maar de tekst stond geschreven, iemand had erover beslist. Was het Ugo, was het
iemand die Ugo had voorgelicht, iets dat te gebeuren stond en waaraan niets te
veranderen was?
Laten
of niet laten, niet zoals Hamlet dacht hij, maar het komt er op neer. En als ik
het laat, blijft het geschreven en, gebeurt het niet omdat het geschreven
staat. Het is maar als ik het wegvaag dat het gebeuren zou.
Ik
zit er dus, zoals ik er altijd gezeten heb, als de kat van Schrödinger. De kat
echter wist het niet, ik wel.
En,
als je dit gelezen hebt vergeet het dan. Schrijven is lijk de liefde, it is a
fool star[1]
[1] Carl
Sandburg: Honey and salt Harcourt, Brace & world, inc. 1963:
You and and ring of stars
May mention my name
and then forget me.
Love is a fool star.
18-08-2018, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde
|
|
|
|
17-08-2018 |
Realiteit en droom. |
Ik
droomde van nacht of was het van morgen? Mijn echtgenote niet ik - we waren op
een boot - hield een moeder arend en haar jong gevangen en was in gesprek met hen
om te weten welke van beide ze zou vrij laten. Ik weet nog dat ik uitkeek naar
lederen handschoenen die ik niet zag maar ik moet wakker geworden zijn voor de
beslissing, vrij of niet, genomen werd. Het heeft trouwens geen belang, wel hoe
het komt dat men zo iets dromen gaat en even zeer, of het zin heeft dat ik dit
vertel, dat ik dit beeld gebruik om er mee binnen te vallen bij jullie.
Het
is maar dat ik elke dag een droom vertel, die dichter aanleunt bij de
realiteit, maar toch de realiteit niet is. Ik denk trouwens dat de realiteit
geen voldoende zeggingskracht heeft, dat er altijd aan gesleuteld moet worden,
soms veel, soms weinig, en het is maar als het veel is dat het interessant
wordt, want dit is het creatieve deel, het deel dat los gewrikt wordt uit wat
van de Kosmos is, het deel dat nog niet was, maar plots is.
Dit
is mijn wijze van werken, waar ik zelden van af wijk, ook nu niet, nu ik wat
rond kijk om vaste voet te krijgen in mijn woorden, in mijn gedachten.
Als
ik schrijf, hoe besta ik, en hoe als ik niet schrijf, ben ik dezelfde persoon?
Wellicht wel uiterlijk, maar innerlijk ben ik het tegengestelde: laat ik alles
achter mij en ga ik kijken naar wat ik nog niet was, iemand die er is voor een
tijdje, een korte wenteling van de aarde om de zon. Ik ben dan in die
wenteling, los van de aarde en ik grijp wat ik te krijgen krijg, wat me
terloops aangeboden wordt om te nemen of niet te nemen.
De
mens, wie is hij of wat is hij die aldus spreekt tot de wereld om hem heen, die
de behoefte heeft, wat het hem ook kosten moge, gedurende enkele momenten, de
mens te zijn die hij niet is, ontbolsterd tot wat woorden, alsof hij even de
deur achter zich gesloten had en een totaal ander leven was binnengegaan, waar
hij zich verkneukelt in een ander Dasein.
En
ik denk aan Hertmans en aan zijn nacht schrijvend over het gebeuren in Moniou.
Wie was hij toen, en wie was hij, als hij in de morgen het dorp in liep, half
dronken van slaap met nog als een roersel, bewegend in hem, de woorden die hij
geschreven had?
Of,
wat is het verschil tussen de man die schrijvend is en de man die geschreven
heeft, en overschouwt, zelfs in gedachten, wat hij ontfutseld heeft aan de
wereld van de droom, van de geest, de wereld
waar hij het grote geluk kende te vertoeven?
Ik
zoek het uit. Ik tracht me duidelijk te maken waar ik, tijdens de momenten dat
ik deze woorden schreef, geweest ben. Want het is ook een droom geweest, een
droom die ik, in tegenstelling met de
droom vanmorgen, in de handen had, die ik leiden kon, die ik binnen bepaalde
perken houden kon, terwijl de droom met de arenden een gefladder was van
beelden waar ik niet de allerminste vat op had.
Zo
leven wij, zo zullen we heen gaan.
17-08-2018, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde
|
|
|
|
16-08-2018 |
Het andere bos |
Een
leeg wit blad voor mij, ik weet wat ik te doen heb, en om eerlijk te zijn, ik
ben in verwachting van wat er komen gaat, hoe het zich geleidelijk opvullen zal
en vooral met wat.
Ik
stel me voor dat jij, als lezer, in een zelfde geest naar mijn blog toe gaat
met de vraag, wat heeft hij nu geschreven. En ik begrijp maar al te goed wat ik
gisteren vertelde over Borges: dat het lukken moet - es trivial y fortuita - dat ik de schrijver ben en niet de lezer.
Het verschil is wel dat ik het moet en dat jij als lezer vrij bent en het
eventueel links mag laten liggen, een voorrecht dat ik niet wil of mag hebben.
Siert
het me? Ik geloof het niet, het geheel is het resultaat van een samenloop van
omstandigheden die ver te zoeken zijn en waarvan niet wordt afgeweken. Evenwel,
siert het me als je mij leest elke dag; het is de aanmoediging die ik nodig
heb, vooral deze morgen.
In
feite elke morgen heb ik er nood aan nu de herfst zich in mij heeft vast
genesteld en ik de gevolgen ervan ken. Weet dat ik de hoop heb telkens te
beginnen met een verhaal dat nog niet verhaald werd, over een bos of een
vijver, over een dorp of een straat die er niet zijn, maar die ik, bij machte
ben er te plaatsen. Vooral is het, het bos dat me intrigeert, dat me aanzet er
verder mee te gaan; er terug te zijn omdat het al een te lange tijd is dat ik
er nog geweest ben; dat ik het eeuwig ruisen van de bladeren hoorde over mij
en er de geur opsnoof van humus en schimmel, van hars en jong struikgewas. En
ik erin wandelde, soms, zoals nu, met vader, tot aan de vijver die er was in de
lente. Ik , een knaap nog, zijn zware hand
vast houdend. Er zwom een grote rode vis in het heldere water met de
bomen en de struiken, met een streepje blauwe lucht, erin weerspiegeld. Het was
geen grote vijver en de rode vis die op en neer zwom;, blij en vrij, alsof hij
niet gewoon was rond te zwemmen in een poel. Eens zomer, zegde vader, eens
zomer en de poel leeg, zal hij sterven.
Een
andere dag dat ik er was met hem, zat ik er neer op een bussel klein hout met een boek dat ik niet las,
terwijl vader met nog andere mannen, doende was het laag hout weg te kappen
onder de jonge bomen van het bos.
Dit
is wat ik er nu van te vertellen weet, maar het bos van mijn jeugd was heel wat
meer, was mijn toevlucht, was deel van mijn vorming, deel van de omstandigheden
die maakten dat ik werd wie ik ben.
En
ik heb het ook anders geweten, dat ik in een ander bos liep, een bos in de
bergen: sparren, dennen, lorken, in volle zomer, de hitte die er hing, de
strakke geur van hars en dorre naalden, met mierennesten hier en daar, wel een
meter hoog en er een man ontmoette, een
andere bosman, plots opduikend voor mij, en we staan bleven, verrast, en we
elkaar hebben toegesproken, hij een man van het dorp, ik een vreemde die zijn
taal sprak en we neer zijn gaan zitten op een oude boomstam, en aan elkaar -
wij ongeveer zelfde leeftijd - verteld hebben wie we waren en wat we deden om
in leven te blijven. Hij een beeldhouwer die naar wortels zocht, naar stukken
hout waar hij een gelaat aan geven kon.
We
zijn samen afgedaald naar het dorp et
dans sa cave, nous avons bu, du tonneau, un verre de son vin du glacier, et
degusté un morceau de fromage dur comme du roc.
Het
is niet bij één glas gebleven, hij toonde we ondertussen de beelden die hij had
gekapt en gesneden en we vergaten de tijd, vergaten wie we waren vóór we elkaar
kennen leerden.
Wee
hen die niet de waarde kennen van het bos - die niet een man hebben ontmoet die
wortels of stukken hout tot beeld hieuwde en met wie ze een glas wijn hebben
gedronken - ze hebben niet, of maar half geleefd.
16-08-2018, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde
|
|
|
|
15-08-2018 |
De eerste tekenen |
De
eerste tekenen van de herfst hangen in de lucht, of is het maar inbeelding: een
weten dat de herfst op komst is? Op school hadden we een opstel - zo heette dat
in de tijd van toen - te maken over de seizoenen. Ik schreef over de lente, wat
ik maar normaal vond, maar een schoolkameraad, de primus van de klas, schreef
over de herfst. Hij hield, zegde hij me, van het verkleuren van de bomen in het
licht, hij hield van het vallen van de bladeren over hem als hij in het bos
was. Later hoorde ik dat hij heel jong uit het leven was gestapt.
Ik
heb de neiging hem te volgen nu in zijn keuze van de herfst, die zich al een
tijd heeft vastgezet in mijn lichaam en ook mijn geest betreden heeft, die zich
heeft uitgestald in wat ik nog heb aan krachten om creatief te zijn en creatief
te denken. Het is nog geen marteling van het niet-meer-kunnen, maar het is ook
niet meer de vlotheid van vroeger; het is wel degelijk de herfst die ik en mijn
lichaam zijn ingegaan.
But we keep trying,
om boven water te blijven. Het vergt ons wat meer tijd, maar we blijven ons
verzetten tegen het herfstsyndroom dat stilaan aan het oprukken is, een soort
van aftakeling waar onze geest niet wil aan toegeven, de enige die ons nog recht
houdt, ook die ons nog rechtop doet lopen.
Dit
is ook de reden waarom ik meer en meer teruggrijp naar wat van vroeger was -
vroeger, zijnde de eerst dagen van mijn blogs -
Ik
neem niets letterlijk over, ik neem maar een paar zinnen eruit, een paar
beelden, en ik tracht te vertrekken in een totaal andere richting om ergens uit
te komen waar ik nog niet was, me vernieuwend, de herfst ontwijkend, minstens
vertoevend in de zomer als het niet kan in de lente te zijn.
Zo
leef ik en zo werk ik; doe ik mijn dagelijkse wandeling in het gezelschap van
mijn vriend het woord. Ik weet trouwens niet meer wat het is er te zijn zonder
het woord. Ik kan me niet meer inbeelden dat ik er ooit geweest ben zonder.
Zoek ik het niet op, het woord zoekt me. Als ik dit nog niet zou gezegd hebben,
maar ik betwijfel het, dan is het nu dat ik het zeg en schrijf.
IK
nader het punt dat ik ditmaal bereiken wou. Ik weet dat ik over weinig anders
spreken kan dan over mezelf, of over zaken waar ik zelf bij betrokken ben, maar
ik denk dat ik hierin niet verschillend ben van jullie, mijn lezers; dat de
omstandigheden - zeker niet het toeval - hebben gewild dat ik de schrijver ben en
jullie de lezers, dat het even goed anders had kunnen zijn. Jorge Luis Borges,
de blinde man in zijn late jaren, wist het maar al te goed:
Nostro nadas poco
difieren, es trivial y fortuita la circonstancia de que seas tù el lector de
estos ejercicios y yo su redactor.
Hoef
ik het te vertalen, is het niet evident dat het anders kon, dat jij het waart
die deze dagelijkse nietsen schreef en ik de lezer ervan; dat heel weinig
hiervoor nodig was?
15-08-2018, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde
|
|
|
|
14-08-2018 |
Het is maar |
Het
is maar dat ik zie hoe vlug de dagen schuiven als ik aan de dag zijn nummer
meegeef.
Het
is maar dat elke morgen een opstaan is uit de overhangende wolk van nacht, om in
de schemer de dingen te zien en te weten dat je terug levend bent, en levend
zijnde, je het bewijzen moet dat ook je geest terug is opgestaan.
Het
is maar dat je dankbaar bent dat je dan schrijven kunt.
Het
is maar dat je, je gedicht Rilke herlas; dat je weet dat het beter had gekund
en dat, si Dieu te prête vie, je het
nog wel eens herwerken zult, omdat je dan anders zult zijn opgestaan en de
dingen anders zult zien, minder de noodzaak iets te moeten doen, meer de
vreugde het te mogen, het te kunnen doen.
Het
is maar dat op andere dagen je omgeving anders zal zijn opgesteld, je anders
denken zult, daarom niet wijzer, maar met een grotere schuchterheid je je
woorden zoeken zult, omdat je weet dat het stilaan ernst gaat worden en dat je
heel watb zaken af te ronden hebt.
Het
is maar dat het is alsof het schuiven van de dagen, de weken, de maanden, de
seizoenen zelfs, geen schuiven is maar een bol wol werd, opgerold in de hand
van moeder, waarvan je als kind, als jonge man, de streng hebt opgehouden met
je beide armen gestrekt. De bol die je moeder in de handen houdt, de draad
ervan de dagen zijnde, het voorbije van je leven zijnde: herinneringen, die nu
voor een laatste maal dag aan dag worden afgerold, tot er niets meer resten zal
om over na te denken en te dromen.
Het
is maar dat je hier al een tijd aan begonnen bent, al lijkt het er niet op.
Het
is maar dat je gelezen wordt door kenners met een rijke bibliotheek aan boeken
en documenten die je graag helpen willen om aan te scherpen wat er al
geschreven staat; je hen dankbaar bent.
Het
is maar dat uit al deze maren de idee is ontstaan dat het doen van je
uiterste best, niet voldoende is, dat het altijd nog beter kan, dat het altijd
het bestaande over stijgen moet, anders ingekleurd moet worden voorgesteld,
uitgediept tot op het bot. Maar dit heel moeilijk te bereiken valt, wat je wel
weet.
Het
is maar dat je het schrijft opdat geweten zou dat je, ondanks al je failures en onvolmaaktheden, je toch
blijft verder gaan, zoals vandaag, je je zelf getekend hebt om te weten wie je
bent en waar je staat.
Het
is maar, dat de ene dag niet de andere is, dat je volharden wilt, dat je niet
wijken wilt en dat je hoopt dat men je hierbij tegemoet zal komen en men je blijven lezen zal.
Het
is maar dat wat jou betreft, de dag die zich stilaan opent, raad zal brengen,
dat het amper morgen is, dat je de voormiddag nog hebt, de middag en dat ook de
namiddag soms verheldering is , vooral dan naar de avond toe en de cirkel zich
sluit op de nacht.
Het
is maar dat het woord je meester is, dat je dag erop is ingesteld.
14-08-2018, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde
|
|
|
|
13-08-2018 |
Rilke die maar blijft opduiken. |
Rose, oh reiner Widerspruch, Lust.
Niemandes Schlaf zu sein unter soviel
Lidern.
Herinner
je, mijn vrienden,
herinner
je de bergen, de cabanes
waar we waren, uitgelaten:
de sneeuw, de toppen wit,
en bij het slapen gaan
Cepheus en Cassiopeia, zijn
geliefde,
die we zagen aan de hemel staan.
Maar,
op andere dagen, herinner je Raron,
hoe hoog, romaans de kerk,
het graf van Rilke daar een
baken was:
de rozelaar opgeschoten, vol
met witte rozen
stond, en wit het marmeren graf,
door lichen aangetast.
Woorden
er het geestelijk landschap waren
in de mond gebrand: Niemandes
Schlaf
zu sein unter soviel Lidern.
Dan er
dagen waren,
zijn
gedichten die we lazen,
het
woordenboek dat ons niet hielp,
herinner
je zijn woorden en hoe ze ons volgden,
langs
de Navizence: water klotsend
in de
oevers met keien afgerond
en
irissen lijk ogen.
En in
de bossen, tussen chanterelles
en boleten,
hoe dikwijls niet we spraken,
omdat
we kennen wilden
van de
roos oh reiner Widerspruch.
Dan bij
valavond, Muzot bezocht,
en
roze sneeuw op alle toppen, herinner je:
zijn huis omhaagd, het hekken
dicht.
De schemer een gedicht
gebracht,
hij was er nog, tegen de muur
geleund,.
Neen, de slaap der slapenden
die slaapt hij niet.
De tuin, mit einer Masse von
Melissen
und Stern-Anis:
van zijn aanwezig zijn, de echo
was.
We toen zijn heengegaan en hij
ons is blijven volgen.
Nota bij dit
gedicht:
Het kan dat
dit gedicht reeds in een vorige blog, jaren terug,
verschenen is,
maar het werd nu volledig herzien en dit is
hopelijk de
laatste versie ervan.
Navizence:
de stroom die ontstaat in de Zinal-gletsjer en door Zinal vloeit.
Er werd heel
wat geschreven over het graf en het grafschrift van Rainer Maria Rilke aan de
voet van de prachtige (gerestaureerde) romaanse kerk van Raron (Rarogne),
gelegen ongeveer op de scheidingslijn tussen le Haut- et le Bas-Valais, langs
de baan Sierre - Brig.
Wolfgang
Leppman schreef in zijn boek (1972) over het leven en werk van Rilke, vertaald
in het Nederlands door Theodoor Duquesnoy, dat er niet minder dan 26
verschillende interpretaties van dit grafschrift bekend zijn.
Niet
verwonderlijk dus dat Anton van Wilderode, in zijn voorwoord bij Tussen stroom en gesteente van Maurits
Van Vossole, dit grafschrift bestempeld als sibillijns.
Ondanks dit
alles hebben we gemeend, deze plaats, die we samen met vrienden uit de Valais regelmatig, als
pelgrimsoord hebben bezocht, te bedenken met een gedicht, waarin we gepoogd
hebben de impressie die graf en grafschrift bij ons hebben nagelaten, op te
vangen.
Het slot van
mijn gedicht verwijst naar het slot van een gedicht van Rilke:
Einmal wenn ich dich verlier,
wirst du schlafen können, ohne
dasz ich wie eine Lindenkrone
mich verflüstre über dir?
En dan laten
we Paul Claes (Raadsels van Rilke,
De Bezige Bij, 1995) die het gedicht vertaalde, verder gaan :
Zonder dat ik hier waak en woorden,
bijna als oogleden op je ledematen,
op je borsten neerleg, op je mond.
Zonder dat ik je toesluit en je alleen
met het jouwe laat, als een tuin
met een massa melissen en ster-anijs.
13-08-2018, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde
|
|
|
|
12-08-2018 |
Monieux in de Vaucluse |
Het werd een gewoonte mijn blogs te schrijven de
morgen ervoor. Op deze wijze ontdoe ik me, in de dag, van een groot deel van de
spanning tijdig klaar te komen. Zo is het dat ik mijn blog van 11 augustus, de
morgen ervoor, op 10 augustus, geschreven heb en dat het toen gebeurde, dat ik
zonder overgang, bij het schrijven, plots dacht aan het boek De bekeerlinge
van Stefan Hertmans en vooral aan wat hij hierin vertelde over wat in 1096
gebeurde in het dorpje Moniou in de Vaucluse.
Waarom was het, precies aan Stefan Hertmans dat ik
toen heb gedacht, en niet aan een andere schrijver of boek? Wel, ik wist het
een paar uren later, toen mijn blog, voor 11 augustus, al was ingelogd.
Het toeval wou - maar ik zegde het al, ik geloof
niet in toevalligheden, ik geloof niet in de cijfers van de lotto - dat in de
Standaard van dezelfde 10 augustus, blad D12, onder de rubriek cultuur &
media, het relaas werd opgenomen van Bart De Neve over Monieux, een plaatsje
schrijft hij: waar er toch geen zak te
beleven valt.
Hij weet dat Stefan Hertmans er een optrekje bezit, hij weet ook dat
hij met:
De bekeerlinge een schitterende
roman schreef waarin het dorp Monieux een centrale rol speelt. En hij vraagt
zich af of
hij soms vergeten is hoe het de Britse schrijver Peter Mayle is vergaan? Hoe
die het dorp Ménerbes in de Lubéron moest verlaten nadat zijn huis plots een
toeristische trekpleister was geworden door het succes van zijn boek A year in
Provence. Lees liever een ander boek van Hertmans, mijn vrouw, ikzelf, mijn kinderen en onze
golden retriever zullen dat zeer appreciëren.
De Neve raadt
ten stelligste af, het dorp te bezoeken. Hij is dus bevreesd dat met de rust van Hertmans, ook zijn rust,
tijdens zijn verblijf aldaar met zijn familie, incluis de retriever, zou
gestoord worden.
Nu, Ik ben niet in Monieux (Moniou in 1096) geweest en zal er wellicht
nooit komen maar, als ik er heen zou gaan dan zou het zijn niet om iets te zien
maar wel om er te zijn; om er rond te lopen, indachtig zijnde wat Hertmans,
in zijn rijke verbeelding, er zien gebeuren heeft en, waar hij een nacht heeft
over gedaan om het te schrijven. Ik zou er zijn om met hem en met zijn woorden
te vertoeven op de plaats waar het centrale gebeuren in het boek, zich heeft
afgespeeld en dus niet specifiek om er het optrekje
van Hertmans op te zoeken.
Ik weet niet
tot hoever het succes van de Nederlandstalige roman is doorgedrongen in
Frankrijk, evenmin in welke mate de lezers van het boek er door getroffen
geworden zijn en Monieux zouden verkiezen boven de top van de dichtbij gelegen
Mont Ventoux.
Een feit is
zeker door zijn boek heeft Stefan Hertmans het dorpje Moniou-Monieux op de
kaart gezet van de wereldliteratuur, hierover kan geen twijfel bestaan. Hij
deed het zoals Julian Barnes voor mij, de Araratberg in de literatuur heeft
binnengebracht met zijn boek A History
of the World in 10 1/2 chapters.
Of, maar dat
is een ander verhaal, hoe John Steinbeck, met zijn vertaling van het Hebreeuwse
woord timshel, in zijn East of Eden, de
King JamesBijbel van 1611, bij mij heeft binnengeschoven.
Ik weet dus
met Steinbeck, met Barnes, met Hertmans, dat het de geest is van de literatuur
die ons in leven houdt.
Dat de
literatuur onze eeuwigheid is.
12-08-2018, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde
|
|
|
|
|
|
E-mail mij |
Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.
|
E-mail mij |
Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.
|
Gastenboek |
Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek
|
E-mail mij |
Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.
|
|
|
|