|
|
|
|
|
|
14-07-2018 |
Terugblik |
Hoe dikwijls had hij niet gedacht en geschreven, dat de gang van zijn
leven al vast lag voor hij eraan begonnen was. Dat alles, van af zijn geboorte of
conceptie, in de lijnen van zijn handpalm was neergezet.
Een boude uitspraak, maar hij is tot het besef gekomen dat zijn leven
bepaald is geweest, niet zo zeer door hem zelf, maar vooral door de
omstandigheden waarin hij terecht gekomen is, geconditioneerd door de genen van
zijn ouders en van de vele voorouders, en - hoewel niet bewezen maar het is een grote
mogelijkheid - door de stand bij zijn conceptie of geboorte van sterren en
planeten. Hij kon aan deze voorwaarden niet ontkomen, evenmin als aan de
omstandigheden waarin ze zich voltrokken hebben. Dit alles hem voerend tot het
punt waar hij zich thans zo materieel als spiritueel bevindt.
Hij dacht dit,
omdat er in zijn leven, achteraf gezien, te veel elementen in deze richting
wezen. Ware hij in andere omstandigheden geboren hij zou anders zijn opgegroeid;
had hij zich niet bevonden op de plaats waar hij was, hij zou niet ontmoet
hebben wie hij nu heeft ontmoet, en zo maar verder wat plaatsen of ontmoetingen
betreft. En, wat zijn spirituele evolutie betreft, want het is deze die
belangrijk is, had hij dit of dat boek - ook sterk afhankelijk van de
omstandigheden - niet gelezen, hij zou
zeker niet geschreven hebben wat hij nu schrijft, hij zou iemand totaal anders
geweest zijn, of dan toch, hij zou wellicht niet gedacht hebben een blog te
beginnen.
Een blog waaraan, El Cuaderno, ( Het Schrift), het blog-boek van José Saramago, aan de basis lag. Om hierbij ook te vermelden,
het artikel in Le Monde waarin over dat boek een recensie te lezen was; een
recensie waarin een bepaalde zin van Saramago, over de vreugde die hij kende om
de woorden die hij geschreven had, hem in het bijzonder getroffen had, en
misschien was het deze zin die er hem had toe aangezet, zelf met een blog te
beginnen.
Het is hem verder overduidelijk dat naast de ontmoetingen met mensen en
de omstandigheden waarin deze ontmoetingen plaatsvonden, er de ontmoetingen waren
met boeken die doorslag gevend waren. Zo
bijvoorbeeld, om er maar enkele te noemen, zijn ontmoeting met de
KIng JamesBible , met het Evangelie van
Thomas, met La Langue Hébraïque
restituée van Fabre dOlivet, en verder met de werken van Velikovsky, van
Bentov, van Capra, van Davies, met deze van Vittorini, Steinbeck, Faulkner, met
tal van anderen, Pasternak, T.S.Eliot, namen die hem nu te binnen vallen, om
Maurice Gilliams niet te vergeten, noch Stefan Hertmans.
Al deze boeken - en er waren er nog honderden in meer te noemen, spijtig
genoeg geen duizenden - waren zijn leven en ook zijn bestemming. Had hij deze
boeken niet gelezen hij zou zeker niet de man zijn geweest die hij geworden is,
de man die zich engageerde een blog te schrijven, een man die, ten overstaan
van zich zelve, de verbintenis aanging
een dagboek bij te houden, opdat niets verloren zou gaan van de impact op zijn denken van de boeken
die hij las.
Maar materieel is er ook een negatieve kant aan verbonden, het heeft hem
blind gemaakt voor de realiteit van het leven, hij heeft te veel geleefd in de
wolken en niet met de voeten op de begane grond, en het is die realiteit die
hem nu overrompelt.
Hij weet nu ook dat de dertig dagboeken die hij vulde voor hij aan zijn
blog-avontuur begonnen is niet de inhoud halen van wat hij nu schrijft. Tot en
met vandaag voelde hij zich heel goed met dit alles, heel goed met de evolutie
die hij heeft door gemaakt, en zeker nu hij dit schrijft, wordt hij er door overweldigd. Maar hijzelf heeft er weinig toe bijgedragen, alles in alles verweven
zijnde, zijn het de levensomstandigheden
die dit gemaakt hebben.
Het is hen die hij danken moet.
14-07-2018, 06:37 geschreven door Ugo d'Oorde
|
|
|
|
13-07-2018 |
Dit had een gedicht kunnen zijn. |
De golflijn van de branding zien als teken van de eeuwigheid: ebbe en
vloed, de lijn getekend door het water op het strand, neergezet zonder enige
verzwakking, keer op keer, zelfde beweging en zelfde geluiden, eigen aan alle
zeeën en oceanen, dagen en nachten, sedert het begin der tijden, alsof water,
de hartklop was van de aarde en de luchten erover, de hartklop van wat
onzichtbaar is en het zichtbare levend houdt, eeuwig, eeuwig.
Dit had een gedicht kunnen zijn.
Je loopt op de waterlijn, de zee is in je hart. De winden die gedachten
zijn, gedachten die jij bent. Elke vezel ervan geladen met elke vezel van wat
is geweest. Wie je bent, van waar je komt en waar je heen zult gaan, opgeslorpt
door de oneindigheid van tijd en ruimte.
Dit had een
gedicht kunnen zijn.
Het is de essentie van wat is dat het draagvlak is, En als je er bent,
er toch een reden is waarom je er bent,
zelfs is je optreden hier maar een schicht van al wat is. Zelfs al weet je maar
nooit wat je schrijven zult op morgens zoals deze, als woorden worden neergezet
in het geluid van zeeën, en je van zeeën hier bezeten bent, beweegloos of
bewegend, in een aureool van licht, een pelgrim van het woord.
Overrompeld
als je bent, niet wetend of je er bent of er niet bent: het een gedicht had
kunnen zijn.
Je blote voeten in het water, de zee die je omspoelt, en niets hoeven te
houden, niets van wat was, en niets van wat nog komen zal. Niets meer dus dan
wat daar te zijn, wat bewegen op en af, wat ademen nog, de adem van de golven,
de zee die je wilt zijn. Het boek te lezen dat nog je leven is, omdat je van
dit ogenblik bent en van niets meer, maar ook van niets minder. Het ogenblik
dat er is omdat jij er bent.
Dit had een
vreemd gedicht kunnen zijn.
Het had van vele zaken de essentie kunnen zijn van wat het leven is,
ogenblikken gewenteld in ogenblikken, lang uitgerokken. En als je niets hebt
opgetekend heb je geen lijn getrokken van ogenblik naar ogenblik, niets
nagelaten van wat je waart en van wat je bent nu de zee er is en niet had
kunnen zijn ware de zee er niet geweest.
En niets te houden, helemaal niets: je voeten op de waterlijn neergezet,
daarna uitgewist, geen sporen nagelaten dus, alleen wat woorden, achteraf,
gelukkig maar.
Dit alles
hier, had een gedicht kunnen zijn, een niet aflaten uit te kijken, na te gaan
wat anders had kunnen zijn, en ook niet.
Een gedicht
van oudsher.
13-07-2018, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde
|
|
|
|
12-07-2018 |
Denkend aan Meister Eckhart |
Ik
dacht aan heel wat zaken deze morgen toen ik op mijn plaats zat aan de vijver,
het water een donker spiegelbeeld van de luchten. Ik toen, ik beken het graag -
waarom wist ik pas later - aan Meister Eckhart dacht, en wat hij wist over zijn
God zonder naam die ook mijn God is, al heb ik ook vele van zijn twijfels.
En
ik me trachtte even maar in te beelden hoe alles er gekomen is zonder dat er
ooit Iets was? En ik er geen antwoord op wist, alsof het ik,
zoals ik daar zat in de schaduw een morgen in juli, het absoluut nodig had te weten had hoe alles wat
is, er gekomen is?
Alsof
het niet meer dan voldoende was te zien met mijn ogen dat het er was, en toch,
toch zoals Eckhart, me af te vragen van waar het kwam datgene dat er was?
Als
ik me tracht in te beelden, het ook dus visueel te verkennen, hoe in al wat
levend is, het leven in de cellen is, en in al wat statisch is, het leven is
van de elektronen binnen de atomen ervan; en samen genomen, welke kennis er
geborgen is én in de cellen, én in hun atomen, en in deze van alles wat voor ons beweegloos is?
Ik
me afvraag welke diepere betekenis er kan aan gegeven worden. Een vreemde
morgen wordt het aldus. Maar ik ga verder.
Ik
kan niet schrijven in den beginne was het atoom want dit is onjuist. Ik kan
niet schrijven in den beginne was er het minimaalste deeltje, het Higgs deeltje
- dat mijn favoriete deeltje blijft omdat nog steeds onbepaalbaar het is - want
dit ook moet van ergens komen, van een Ergens dat er niet was, gezien er niets
was.
Ik
verlaat Eckhart, ik laat hem waar hij nog lang zijn zal, als een lichtende
baken die je aanzet verder te denken dan wat je hoort of ziet.
ik
dacht er over na dat, toen ik mijn eerste woord hier heb neergezet, er, het
precieze ogenblik ervoor, nog geen woord was; dat er helemaal niets was, maar,
dat het eerste woord er in wel in potentie moet geweest zijn, en ook in
potentie, al wat uit dit eerste woord voortkomen zou, mijn geschrift, mijn blog
zoals hij er nu uitziet.
Kan
het, dat er altijd-altijd, in een Ergens dat er nog niet was, in potentie, een
begin van Universum was? En er uit dit begin, gekomen is al wat is, van in den beginne, wij inbegrepen?
We
gissen maar, gissen van waar we komen is de reden van ons bestaan.
12-07-2018, 06:22 geschreven door Ugo d'Oorde
|
|
|
|
11-07-2018 |
Ãtre, Dieu et Cosmos ne sont qu'un |
Hoe ben ik er in 1981 ooit toegekomen het boek van Georges Lacroix: Théorie de la Dialectique cosmique[1]
te kopen, een boek dat nu al jaren
onaangeroerd is gebleven en dat ik een paar dagen geleden terug heb genomen,
lijk heel wat zaken terug genomen worden, zo maar, omdat is wat is.
Een dialectiek - een wijze van redeneren - die voor mij, voor een groot
deel niet te benaderen is omwille van de mathematische formules erin verwerkt
en de vreemde woordenschat die hij hiervoor gebruikt, maar dan toch een
baanbrekende bedoeling had omdat hij wilde:
Edifier une théorie de
lEtre, applicable non seulement à latome mais à tout lUnivers et en
particulier à lhomme dans la vie de tous les jours
Une théorie qui réside
davantage dans une grande rencontre se situant entre le père du Taoisme, Lao
Tseu et le père de la relativité, Albert Einstein, le flux cosmique.
Omdat wist hij er een intieme affiniteit bestaat tussen de mystieke
visie van het Taoïsme en de moderne fysica. (Hij was trouwens niet de enige,
ook Fritjof Capra in zijn Tao of
Physics, schrijft uitgebreid hierover).
Lacroix puurt hieruit zijn paradigma: Être, Dieu et Cosmos ne sont quun en ziet dit als een vorm van
religie om naar te leven. Een religie waar we grote nood aan hebben. Ik herhaal
me meer dan eens als ik hier verder over schrijf, maar het is eens iets anders
dan wat je dagelijks ontmoet in onze media, vooral wellicht vandaag.
Trouwens ik heb meer dan ooit het gevoel dat het leven ogenschijnlijk
stilstaat in mij, terwijl nochtans alles beweegt; terwijl de cellen van mijn
lichaam zich langzamer misschien, blijven vernieuwen. En ook ik weet dat
voortdurend andere gedachten ontstaan in mij, die ik niet opvolgen kan, die
zich lijk wolken wijzigen, wegdrijven en terug opduiken.
Maar, meer dan ooit ben ik bezeten om dit alles op te tekenen, gedachten
opspringend uit gedachten, lijk cellen geboren uit cellen. En aanwezig in mij
de idee van Lacroix en van zovele anderen, die ik maar blijf herhalen, elke dag
in een andere toonaard.
We zijn allen deel van de Kosmos die IS, van het grote ZIJN; deel van het oneindige en sublieme, deel en
schakel; we zijn de voortzetting van wat is, naar wat komt. Welke naam je er
ook aan geven wilt het binnenste zijnde, het Universum het uiterlijke, het
zichtbare. En beiden samen, elk deeltje ervan met zijn binnenste en zijn
buitenste, hoe minimaal ook, verbonden met elk ander deeltje ervan, één ineen
slingerende, ineen groeiende, ordenende beweging van het Zijn.
Lacroix noemt dit le flux cosmique, le produit de lEsprit.
Uiteindelijk, vanuit het oogpunt van het Zijn is er enkel beweging, is
het streefdoel van het Universum, in zijn totaliteit, niet de mens, maar de
Geest, zoals hij opduikt in de mens, waarvan we ons, als we maar willen, als
mens een idee kunnen vormen. De Geest die het binnenste is van het Universum, het
deel dat primeert, het deel dat Leeft en Heerst, het deel dat overleven zal,
alle materiële beelden die we er van hebben ten spijt.
Dit zijn zaken die ik
schrijf, alles in mij, wat is van de zee en de bergen , wat is van de velden,
van het licht en de luchten, bewegend, voluit. Ik maar wat geest zijnde.
[1] Georges Lacroix: Théorie de la
Dialectique cosmique, Editions Lauzeray international, 1979.
11-07-2018, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde
|
|
|
|
10-07-2018 |
Toetankhamon |
Ik vond het
nodig, dit verhaal, want het is er een, eens terug te halen uit mijn
geschriften van 2010, geschreven naar aanleiding van een artikel verschenen in
het nummer van National Geographic
Magazine van september 2010: King
Tuts DNA, unlocking Family Secrets, van de hand van Zahi Hawass, Egypts
head archeologist.
Op 4 november
1922 ontdekten de arbeiders van Howard Carter, in de Vallei der Koningen een
graf, dat na het openen ervan, de meest sensationele archeologische vondst
aller tijden worden zou, nl. het graf van Toetanchamon. De schatten in het graf
waren zo aanzienlijk en van een dergelijke aard dat de wet, wat betrof het
behoud van de bij opgravingen gevonden voorwerpen, gewijzigd werd en dat, de
van dan af gevonden voorwerpen, eigendom werden van de Egyptische Staat.
De details van
deze vondsten zijn voldoende gekend en werden regelmatig tentoongesteld. Maar
tot op heden blijven nog steeds de omstandigheden waarin de jonge farao, de
dood vond, onopgelost. Wel werd uitgeklaard wie zijn vader was, en als we het Zahi
Hawass en N. G. Magazine, mogen geloven, ook dat van zijn moeder.
Dit werd
uitgemaakt aan de hand van de DNA-analyse van de mummie van Toetanchamon en de
analyses van tien andere mummies van wie vermoed werd dat ze leden waren van
zijn nabije familie[1].
Onder de ongeïdentificeerde mummies
bevond zich dit van een mannelijk persoon, gemerkt als KV55, waarvan men dacht
dat het waarschijnlijk dit van Akhnaton zijn kon. Bij het
vergelijken van de DNAs was het team van onderzoekers: able to establish with a probability of better than 99.99 % that
Amenhotep III was the father of the individual in KV55, who was in turn the
father of Tutankhamun.
Verder
kon aan de hand van de DNA van haar ouders, Yuya en Tuyu, het graf KV35EL
(Elder Lady) geïdentificeerd worden als dit van koningin Tiye, de vrouw van
Amenhotep III en bleek ook, dat KV55 de mummie was van haar zoon Akhenaton, die
de vader was van Toetanchamon. En ook: that Akhenaten had
conceived a son with his own sister, the child would be known as Tutankamon.
Hiermede
schijnt alles gezegd wat het artikel betreft, maar niet voor mij. Het raadsel
begint nu pas, want de DNA-analyse heeft wel uitgemaakt dat Tutankamon geboren
is uit het huwelijk van Akhenaton en zijn zuster, beide kinderen van Amenhotep
III en zijn vrouw Tiye maar, wat indien men de uitslag van de DNA-analyse, in
plaats van deze van de zuster te nemen, deze van Tiye, de moeder, had genomen,
ware men niet even goed, zo niet beter, tot de conclusie kunnen komen dat
Tutankamon de zoon was van Akhenaton en
zijn moeder Tiye. Deze laatsten, buiten hun weten, gehuwd zijnde met elkaar?
Of,
zoals Sophocles ons leert: dipus gehuwd met zijn moeder, Jocaste, en de oude
Tiresias die uiteindelijk, na lang aandringen, aan dipus vertelt[2]:
Quil est de ses enfants et le père et le frère,
De la femme dont il naquit et le fils et lépoux
Et de la même femme tour à tour fécondée
De son père le meurtrier
Ik
zelf zou nooit deze vergelijking tussen Akhnaton en dipus hebben gemaakt, ware er niet Immanuel Velikovsky geweest
die op een schitterende wijze, een soort van detective roman uit de Oudheid heeft
gebracht met zijn dipus and Akhenaton[3],
waarin hij hoopte te bewijzen dat de geschiedenis van dipus die zonder het te
weten gehuwd was met zijn moeder, een kopie was van Akhenaton die ook, zonder
het te weten, zijn moeder huwde.
Het
verhaal van dipus was trouwens al gekend door Homerus. En George Steiner in
zijn Les Antigones[4]
vermoedde sterk dat het dipus-verhaal een geschiedkundige ondergrond moet
gehad hebben.
Ik
heb destijds, in september 2010, een e-mail gericht aan het National Geographic
Magazine, (ngsforum@ngm.com.), om hen hierop te wijzen en te vragen of het niet
kon, dat uit de resultaten van de DNA van Tiye en deze van Aknaton even goed
blijken kon, zo niet beter, dat niet de zuster maar Tiye de moeder was van
Toetanchamon. Maar hierop kreeg ik van
N.G.M. enkel een ontvangstmelding, meer niet, ze waagden het niet hierop in te
gaan.
Is
het belangrijk dit te weten? Voor velen helemaal niet, voor anderen, o.m. voor
Velikovsky was het en voor Robert De Telder is het van levensbelang. Het maakt
deel uit van hun herziening van de Egyptische chronologie. Mij hebben ze weten te
overtuigen, de geschiedenis van Akhnaton is voor een deel deze van dipus.
[1] Het waren deze van Toetanchamon, van Amenhotep III en van de ouders van
Tiye (vrouw van Almenhotep III), Yuya en Tuyu. Plus zes andere die geïdentificeerd werden
[2] dipe de Sophocle, dans la traduction intégrale de Gabriel Boissy, Robert
Laffont, Marseille MCM XLI, visa de censure 1410, 25 Août 1941.
[3] ISBN 0-385-00529-6, Doubleday & Company, Inc.
New-York, 1960..
[4] George Steiner, Les Antigones, Editions Gallimard, 1986
10-07-2018, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde
|
|
|
|
09-07-2018 |
Louis Pauwels, de vergeten Vlaming. |
Qui rate les aubes rate sa vie, een boodschap die Louis Pauwels de wereld in
stuurde en die me, nu al een eeuwigheid geleden, bereikte om me niet meer los
te laten en , te gepasten tijde te hernemen.
En, hij heeft gelijk. Getuige ervan hoe het
morgenlicht de nacht opslorpt, eerst zich vermengend met de duisternis en dan
plots, als de zon de horizon bereikt, in een ontploffing van licht, van kleuren
en koralen. Hoe dikwijls al heb ik dit meegemaakt, hier te lande, aan zee of in
de bergen. de dageraad, het ochtendgloren is meer dan een gedicht, het is een
symfonie, het is een wonder en dan ook, wist Pauwels, dat wie dit mist, niet heeft
geleefd.
Louis
Pauwels (1920-1997), was geboren in Gent, zijn moeder was een Gentse, zijn
vader heeft hij niet gekend. Hij werd opgevoed in Parijs, maar hij voelde zich
in hart en ziel, een Vlaming in Frankrijk. Hij schreef als een Fransman met
Vlaamse roots. In zijn Blumroch, waar hij het heeft over de Icaros van
Bruegel, schrijft hij :
Jaime Bruegel. Je suis flamand. Mon cur
flamand adore cette paix compacte, sy repose, sy dilate.
IK meen te weten waar hij deze zin over het
rateren van het leven opgeraapt heeft. Hij begint, schrijft hij, elke morgen,
zomer als winter met een duik in de zwemkom:
Pour moi qui plonge dans leau froide en toutes saisons, les heures du
matin ont des roses dans les cheveux, même en hiver. Quand je sors de leau,
jéprouve toujours lallégresse dexister
[1]
Ik kan aannemen dat hij zich, na zijn duik, oeverloos
vol adrenaline voelt en dat hij meewarig opkijkt naar zij die dit gevoel niet
kennen en bij hem, die gedachte regelmatig opduikt.
Als ik zijn werken overloop dan is het zeker niet
hij qui a raté sa vie. Integendeel
hij moet volgens mij gezien en gerekend worden als een grote Vlaming, een geboren
Gentenaar die, ingevolge de levensomstandigheden - zijn moeder huwde een
Parijzenaar - opgevoed werd in Parijs
en onvermijdelijk in het Frans schreef. Hier
bij ons is hij totaal miskend, in Frankrijk was hij een groot schrijver en
stichter van o.m. het tijdschrift Le Planète
en later van Question de.
Ik was geabonneerd op beide tijdschriften die mijn
visie op de wereld totaal hebben gewijzigd, die een ruimte hebben gecreëerd in
mijn gedachten die ik anders niet zou gekend hebben. Ik heb hem als dusdanig,
wat mijn vorming betreft, nog niet vernoemd, maar Pauwels vooral dan met zijn
tijdschriften, heeft in een grote mate de lijn van mijn leven bepaald, ik geef
er me nu rekenschap van.
Dankzij hem - en beide tijdschriften - verwierf ik
een uitzicht op een brede gamma van onderwerpen die ik anders niet zou gehad
hebben; kende ik de verwondering van het buitengewone, wist
ik dat er in het verleden dingen gebeurd zijn waarvan we niet de minste notie
hebben hoe ze ooit zijn tot stand gekomen, hij opende mijn geest op Gurdjief,
op Ouspenski, op Bentov, op Borges, op tal van feiten en gebeurtenissen waarvan
ik anders niets zou geweten hebben.
Ik had een kast vol met de tijdschriften van hem,
ik realiseer me nu ook dat het een bibliotheek was waarin een kennis lag
opgeslagen die al het normaal gekende ver overtrof. Het is een ramp geweest, al
deze werken/tijdschriften, bij gebrek aan plaats, te hebben moeten achterlaten op de Ajuinlei in Gent.
Louis Pauwels was iemand die de Nobelprijs
Letterkunde meer dan verdiende, maar die nooit heeft gekregen omdat hij,
volgens velen, allen droogstoppels, te fantast was. Maar wat is het dat ons het
meest voedt, is het niet het fantastische?
Wie hem nader wil leren kennen, Google weet er
alles over. Voor mij was hij in heel wat zaken een baanbreker. De lay out
alleen van Le Planète was er een
voorbeeld van.
[1] Louis Pauwels : Blumroch,
ladmirable ou le déjeuner du surhomme. Gallimard 1976
09-07-2018, 06:16 geschreven door Ugo d'Oorde
|
|
|
|
08-07-2018 |
De namiddagen |
s
Morgens overvalt me een nocturne van George Enescu, een componist (bijna) vergeten
tussen de duizend andere; een stukje muziek, een van het vele dat gestapeld
ligt, en opduikt uit de nevel van het verleden.
Ik
kende wel zijn naam, wellicht hoorde ik reeds muziek van hem, maar deze morgen
die niet is zoals de vorige morgens - en vraag me niet waarom - na de Egmont
Ouverture en andere muziek op Klara, een nocturne van George Enescu.
Ik
hou van de opening ervan, een warmte van klanken die je plots, onverwacht,
binnen voeren in de massa stilte die het verleden is.
Om
deze reden, om de indruk die deze cello klanken opriepen, zo dat ik het hier
optekenen moet voor later; dat ik het verwoorden moet, het een must zijnde, bij
het horen van de eerste klank ervan, zodat ik schrijven ging, in mijn akelig
geworden geschrift, deze woorden - ik hernam die later - op een stukje papier.
Daarna
waren er heel wat andere dingen die me bezig hielden, die zich wentelden omheen
de naam Enescu, was er de Romance van Antonin Dvorák, maar het was Enescu de
aanstoker voor een morgen klassiek. En waarover schrijf je dan?
Ik
had een vriend die bij het opstaan de tv aanzette, niet om naar het beeld te
kijken maar omdat hij, en wellicht ook zijn echtgenote, nood had aan de meest
klassieke muziek om aan hun ruim huis met ruime living, een diepere, bijna
mysterieuze, dimensie te geven. En in de namiddag, als ik hem soms bezocht, te
weinig weet ik nu, de muziek, in sourdine, onze gesprekken, zoals ik het nu
zie, kleurden of dan toch een inhoud meegaven, een betekenis in meer, iets
zoals het gevoel dat ik nu haalde uit de nocturne van Enescu, dat voldoende is
om lijk een rode draad, geweven te worden doorheen de dingen van mijn dag.
Ik
zeg er niet meer over , alleen dat ik die namiddagen met hem mis en dat het pas
nu is dat ik me realiseer, én dat ik zijn stem mis, én die namiddagen mis.
Veel
is er niet nodig om het volmondig te zeggen; misschien was het beter verzwegen,
misschien hoeft niet alles gezegd, maar Enescu trof ergens een gevoelige snaar
bij mij en dit op het meest gepaste ogenblik, opdat ik me herinneren zou, wat ik
mis en waarom ik het mis.
Nu
nog als ik door de velden naar de vijver rijd, of naar de vijver gebracht word,
denk ik er onvermijdelijk aan; is het alsof ik op weg ben naar een namiddag met
hem, gezeten voor elkaar in de veranda kijkend naar het schuiven van de wolken
boven ons en het spel van de eksters in het gras en een Lied van Mahler, of een una notturna van Luigi Dallapiccola op de achtergrond.
Is
het voldoende om te denken dat hij er nog steeds aanwezig is, dat we er nog
samen zitten, met een tonic in de hand, dat wat was, nog altijd is en er altijd
zijn zal?
Ik
denk het, Enescu moet geweten hebben dat het verleden voor een part nog altijd
het heden kan zijn; dat het eeuwige ervan zich afspeelt in een andere wereld
die we vroeg of laat kennen zullen, een wereld die al maar door dichter komt.
We
voelen er ons goed bij nu het geschreven staat.
08-07-2018, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde
|
|
|
|
|
|
E-mail mij |
Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.
|
E-mail mij |
Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.
|
Gastenboek |
Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek
|
E-mail mij |
Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.
|
|
|
|