Hij schrijft, hij is gewoon te denken al schrijvende en het mirakel van de hand, mijn beste Dyson, is inderdaad groot en wonderbaar.
En als hij vroeger veel vroeger nu - elke zondagochtend, langs de weg die hij liep samen met enkele vrienden, dezelfde boom groette - zijn hand even op de schors hield en dag boom zegde - dan geloofde hij dat de boom deze groet opnam en doorgaf. En al wist hij toen dat velen dit geloof niet deelden toch denkt hij nu nog altijd dat mens en boom iets gemeen hebben.
Hij kan nogmaals Paulus erbij roepen die schrijft dat we een tempel Gods zijn en dat de geest van God in ons woont. Zou hij dan ook niet wonen in die boom die hij groet en zouden de contacten tussen mens en boom niet gebeuren precies langs het deeltje God dat boom en mens bezielt en levend houdt?
Het is het doel van zijn bestaan hier op aarde, wat is van God, wat is van Elohim en roert in hem, te benaderen en af te tasten, te omringen en erin binnen te dringen. Het is zijn queeste naar de negenennegentig namen van die God, neergeschreven (18 + 81, weliswaar in Arabische cijfers) in de palm van ons beide handen. Namen die hij ziet, niet als de negenennegentig eigenschappen van God/Allah maar als zovele mogelijkheden om Hem te omschrijven.
Hij weet dat deze queeste doorlopen moet tot het allerlaatste ogenblik van zijn bestaan. Maar hij weet des te meer dat deze zoektocht niet altijd volgehouden wordt, dat er breekpunten zijn, momenten dat hij begaan is met andere zaken waarbij hij amper de dag ziet opengaan en de dag ziet sluiten.
Maar het is duidelijk: zijn beeld van God valt niet samen met het beeld dat Paulus ons voorhoudt. Paulus schrijft trouwens, dat alleen de geest van God het wezen van God kan kennen. Hij schrijft ook dat we niemand behalve onszelf kunnen kennen. Maar Paulus is een uitzondering hierop. Hij kent Jezus omdat God besloten had zijn zoon aan hem te openbaren. Wat betekenen moet dat dankzij deze openbaring Paulus in de mogelijkheid is te spreken over de Jezus van Jezus en niet, zoals men logisch denken zou, over de Jezus van Paulus.
Waar deze openbaring heeft plaatsgevonden en onder welke vorm zal wel niemand weten, want Paulus aarzelt niet te bekennen dat hij, na de roep van de Heer op de weg naar Damascus te hebben gehoord, onmiddellijk, zonder een mens te raadplegen naar Arabië vertrokken is, om pas drie jaar later naar Jerusalem te komen waar hij Kefas (Petrus) en Jacobus, de broeder van de Heer, zal ontmoeten.
Is het zo dat hij drie jaar als postulant in het klooster van Qumram zou verbleven hebben, zoals we lezen kunnen in The Dead Sea Scrolls Deception, of was het op een totaal andere plaats waar Kamal Salibi een verrassend antwoord voor heeft ?
Neen, zijn beeld van God loopt niet parallel met dit van Paulus omdat zijn opvatting over God, zijn weg naar hetgeen hij denkt een van de namen van God te zijn, van binnen in hem vertrekt en niet vanuit de geschriften van Paulus.
Hij kan enkel zijn eigen weg bewandelen doorheen de diepste roerselen van zijn geest. Aldus kunnen allen die hem lezen de essentie vernemen van wat levend is binnen in hem. Zoals anderen in de geschriften van Paulus alles kunnen vernemen over de essentie van Jezus in Paulus.
Hoe vreemd het is bezeten te zijn van de wil, de nood dit alles neer te schrijven, want wie leest hem ooit?
Zo wat bezielt hem thans, het te wagen een poging te doen om over Elohim en de bijbel te schrijven nu een deel van de wereld, God, in de onderste schuif heeft weggeborgen.
En ook, hoe vreemd is het niet, af te dwalen naar Paulus, de geestelijke reus van onze westerse beschaving. Hij kan dus zelden op voorhand weten waar zijn gedachten hem voeren zullen in dit geschrijf, dat hij dag na dag opnieuw laat ontstaan omheen wat hij denkt van Elohim, van de Onnoembare te zijn.
Maar zijn beeld van het/van een Opperwezen zal nimmer samenvallen met dit van Paulus. Hij zal er nimmer behoefte aan hebben te zeggen dat God zich aan hem openbaarde. Maar hij heeft wel voldoende inzicht, voldoende spirituele kracht meegekregen opdat hij weten zou dat deze kracht enkel komen kan van Hem die hij eens het Ego van het Universum heeft genoemd.
Hij weet dat het zijn opdracht is levend te blijven en niet een levende dode te worden. Dat het zijn opdracht is, en hij herhaalt zich, het wezen van die God, binnen te dringen en er te trachten Hem te lezen.
Dit alles is dan ook het relaas van zijn nooit eindigende zoektocht.
Het is een tocht die gericht is naar, en het is Eugen Drewermann die dit schrijft:
De naam die het aroma van het leven is. Woorden die de Egyptenaren richtten tot hun God Amon, geboren als zoon van God uit de schoot van een koningin.
Deze woorden kunnen elke mens die het deeltje God in zich ontmoet en zichzelf hierin terugvindt, tot voorbeeld dienen.
24-03-2014, 06:05 geschreven door Ugo d'Oorde
|