|
|
|
|
|
|
18-08-2012 |
La escritura del dios (2) |
In een epílogo bij zijn verhaal schreef Borges:
La
escritura del dios werd genereus beoordeeld; de jaguar verplichtte me
kabbalistische of theologische argumenten in de mond van de magiër van de
piramide van Qaholon te leggen .
Nu Tzinacàn, de
magiër, erin geslaagd was de formule van de god te ontcijferen en hij nu
overtuigd was dat hij almachtig wordt als hij de woorden ervan luidop zal
uitspreken, hoe moet het nu verder met zijn verhaal, want Borges weet dat het
uitspreken van de formule zijn verhaal in de verkeerde richting zal sturen?
Wel,
Tzinacàn zal de veertig lettergrepen van de veertien woorden niet uitspreken
want, hij herinnert zich die Tzinacàn niet meer, hij is nu niets of niemand
meer, ese hombre ha sido él, hij is deze mens geweest:
Dat het mysterie
neergeschreven in de pels van de tijger, sterve met hij die niets of niemand
meer is, want wie het Universum heeft aanschouwdin zijn Al, wie de vurige
tekenen van het Universum heeft gezien, kan niet meer de mens zijn met zijn
triviaal geluk of ongeluk, zelfs al weze hij zelf die mens.
En
dan, welk belang heeft deze andere nog, welk belang heeft het volk van deze
andere als hij niemand is.
Het
is daarom dat ik die formule niet zal uitspreken. Que me olviden los
días acostado en la oscuridad, dat, gelegen in de duisternis, de dagen me vergeten.
Het is het einde dat binnen de grenzen van Borges
mogelijkheden lag, de Tzinacàn, de magiër, is niet meer, de
man in de kerker heeft vergeten wie hij was, is Tzinacàn niet meer, deze is
opgelost in de tijd, dus moet er niets meer gered of niets meer gewijzigd
worden en blijft alles zoals het was. De kerker, de man erin en de jaguar erin,
wachtende op niets, verdwenen voor altijd, overgroeid door bomen en planten,
vergeten.
Ikzelf heb het nog
niet voldoende begrepen als er tenminste iets te begrijpen zou zijn - maar
heb dan toch de gelegenheid gehad uit te zwermen en te vertellen over dat
ongelooflijke verhaal van Borges met zijn gegoochel over goden en eeuwigheid en
dingen die er zijn zonder er te zijn.
Maar van Borges
en van de Kabbala - heb ik onthouden dat God en Universum één woord zijn, al
zegt hij het zeer wijselijk en zonder er een vraag van te maken: no sé si estas palabras difieren. Ik
weet niet of deze woorden verschillen.
Ware er niet het
verhaal van Borges dat blijven zal, de eeuwigheid in.
la escritura del dios ha sido generosamente
juzgada; el jaguar me obligó a poner en boca de un mago de la piràmide de
Qaholon, argumentos de cabalista o de teólogo.
18-08-2012, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde
|
|
|
|
17-08-2012 |
La escritura del dios |
De schriftuur van de god
Het is José Saramago die de aanleiding was voor mijn leven met een blog;
het is Jorge Luis Borges geweest die de aanstoker was voor mijn dagen
doorgebracht met Dante.
Alles heeft zijn reden, ons leven wordt beheerst door dergelijke en
andere ontmoetingen, alsof psalm 139, over het boek van de Heer, het dan toch
bij het rechte eind zou hebben.
En het is vandaag, bij het verzamelen en herwerken van mijn eerste blogs
dat ik terechtkom ook alsof alles zo gepland was bij een verhaal van
Borges, La escritura del dios, Het schriftuur van de god.
Een uiterst vreemd
en mysterieus verhaal over
Tzinacàn, un mago de la piràmide de
Qaholom, gevangen gezet door Pedro de Alvarado in een in de diepte gelegen,
bijna perfect cirkelvormige cel, middendoor verdeeld door een muur met onderaan
een raam beveiligd met staven. In het andere deel van de cel, een jaguar.
De gevangenen zitten in de volledige
duisternis, maar op de middag wordt het luik van boven geopend om water en
voedsel, naar beneden te laten, dan stroomt het licht binnen en dit is het
ogenblik dat Tzinacàn de jaguar kan zien.De magiër heeft
geen notie meer van het aantal jaren dat hij opgesloten zit, wachtend op het
lot dat de goden hem hebben voorbehouden. Maar om bezig te zijn in de
duisternis tracht hij zich te herinneren wat hij zich nog herinneren kan. Hij
weet dat de god, op het ogenblik van de schepping, ergens, maar niemand weet
waar, noch in welke lettertekens, een magische zin heeft neergeschreven die in
tijden van hoogste nood gelezen kan worden door een uitverkorene. Hij weet dat
het einde der tijden nakend is en dat hij, als laatste dienaar van de god,
bevoorrecht is om deze zin te ontdekken en te ontcijferen.Hij weet ook dat en el àmbito (binnen) de la tierra hay formas antiguas,
incorruptibles y eternas, dat er op aarde antieke, onaantastbare en
eeuwige vormen bestaan en dat in elk van deze oude vormen kan de zin verscholen
zijn. Het kan een berg zijn, een stroom, een sterrenbeeld. Maar hij weet ook
dat bergen en stromen zich wijzigen, ook de sterren en de hemelen, dat alles in
beweging is Misschien staat het geschreven in zijn gelaat,
misschien is hij zelf het einde van zijn zoektocht. En dan weet hij dat ook de
jaguar een van de werktuigen van de god kan geweest zijn.
Ik kan het verhaal
hier niet overschrijven, ik zou trouwens in mijn woorden niet de pracht van
woord en klank en betekenis van Borges kunnen benaderen, maar als deze gedachte
hem overvalt:
Entonces
mi alma se llenó de piedad, vulde mijn ziel
zich met godsvrucht, en hij beeldt zich in dat de god zijn boodschap kan
toevertrouwd hebben aan de levende pels van de jaguar. En het feit dat in het
andere deel van de cel een jaguar opgesloten zit ziet hij als een geheim teken
van de god.
¿Qué tipa de sentencia (me pregunté) construirà una
mente absoluta? Welke soort zin (vroeg ik me af) zou
een absolute geest kunnen bedenken? En Tzinacàn, de weinige
ogenblikken dat hij de tijger/jaguar kan zien neemt in zich de tekens op die
hij verwerkt in de totale duisternis. En teken na teken dat hij gedurende de
vele jaren in zich heeft opgenomen, brengt hij samen met de idee dat een god,
slechts één woord hoeft te zeggen en dat in dat ene woord de totaliteit, la plenitud , de volheid van alles is. Geen
enkele articulatie van hem kan minder zijn dan het universum of minder dan de
som der tijden.
En dan, na zovele
prachtig geladen zinnen, schrijft Borges, in de moeder van alle verhalen:
Ocurrió lo que no puedo olvidar ni communicar.
Ocurrió la unión con la divinidad con el universo (no sé si estas palabras
difieren). Gebeurde dat wat niet kan vergeten
noch verhaald worden, gebeurde het samengaan van de godheid met het universum
(ik weet niet of deze woorden verschillen).
Tzinacàn is in
extase, er zijn er die God gezien hebben als een schittering, er zijn er die
God gezien hebben in een zwaard, die hem gezien hebben in een roos. Ik zag een
immens groot Wiel, niet voor mijn ogen, niet achter mijn ogen, niet op zij,
maar overal tezelfdertijd. Dit Wiel was gemaakt van water en ook van vuur en
was, (hoewel de boord kon gezien worden), oneindig.
Hij ziet alles, het
universum in zijn totaliteit en de geheime tekenen ervan, ziet de oorsprong van
alles waar het Boek van het Volk over handelt. Hij ziet de god zonder gelaat en
ontcijfert de tekens van de jaguar.
Een formule van
veertien woorden en veertig lettergrepen en het volstaat deze formule luidop
uit te spreken om almachtig te worden, para
ser todopodorosa.
Het verhaal eindigt à la Borges,
maar Ik ga een dag wachten ermee.
17-08-2012, 07:39 geschreven door Ugo d'Oorde
|
|
|
|
16-08-2012 |
Vader |
In memoriam vader.
Vader overleed op 16
augustus van het jaar 1980, in de ouderdom van zesenzeventig jaar.
Zijn eerst klachten
kwamen in het begin van de lente. Wat nog op te lossen scheen in de aanvang,
toen de huisarts hem verwees naar een
onderzoek in het ziekenhuis in Dendermonde, werd later, - er was nog geen
sprake van palliatieve zorgen - doffe ellende, in het Universitair ziekenhuis
in Gent, waar een gezwel in de keel, verwijderd werd en zijn spreken ophield.
Zijn laatste
maanden, dagen, waren ondraaglijk. Elke dag bezocht hem iemand van ons, maar de
problemen van communicatie waren heel groot, hij kon amper schrijven en kon
enkel nog fluisterwoorden uitbrengen, onderlijnd met gebaren die we niet
begrepen.
Op een dag had ik
hem bezocht en had zijn kamer verlaten, toen ik, op weg naar de wagen, plots
het gevoel had dat hij me terugriep.
Ik ging terug naar
zijn kamer, hij lag blootgewoeld en had de sonde voor de voeding, uitgetrokken.
Hij keek naar mij, hulpeloos en tekende met zijn hand een kruis in de lucht.
Hij overleed enkele dagen erna.
We stonden omheen zijn bed in die kleine kamer waar men hem afgezonderd
had: moeder, mijn broers, Daniël en Georges en ik, wachtende op wat komen ging.
We zagen hoe hij langzaam uitdoofde, zoals een houtblok in de haard die nog
even blijft na smeulen. We telden onbewust de ruimtes tussen zijn steeds maar
trager wordende ademhaling, en terzelfdertijd zijn gelaat dat witter werd en
scherper. Tot er een ruimte kwam van tien, twaalf, vijftien tellen tussen elke
ademstoot, tot alles stilviel. Het was toen tien voor drie in de namiddag.
Hij lag er in het gedempte licht van de kamer,
buiten was het volop zomer. Ik zag hoe zijn gelaat elke vertrouwdheid verloor,
Ik vroeg hem, zonder woorden, vadertje, waar ben je nu en voelde hem aanwezig
in mij, helder en klaar lijk de klank van een piano. Op het bed de resten van
zijn lichaam.
In mijn dagboek van toen:
De morgen is licht, is een wereld van groen met
flarden geluiden van zinderend leven. Ik voel me gelouterd, ontdaan van de pijn
en het verdriet van de voorbije weken en maanden. Vaders pijnen zijn geleden.
Hij is binnen in de ruimte van de geest. Hij is eeuwigheid en licht, het licht
dat over zijn armen, zijn handen, zijn haren lag. Hij is het licht dat tussen
de bomen hangt, over de velden drijft, over de beemden, over de zeeën van de
wereld, hij IS het licht.
*
In de mis werd gelezen uit het boek Wijsheid: 5, 15
en 16, maar weinigen hebben het gehoord zoals het moest gehoord:
De rechtvaardigen echter leven tot in
eeuwigheid
Zij vinden hun loon bij de Heer
en de Allerhoogste draagt zorg voor hen.
Daarom zullen zij de heerlijke kroon
en de schone diadeem
uit de hand van de Heer ontvangen.
Er staan er drie blokjes tekst op de binnenzijde
van het dubbel gevouwen doodsprentje. Ik vereeuwig die woorden hier:
Van zijn twaalfde
kookte hij voor een gezin.
Als puber was hij al
seizoenarbeider.
Hij werkte met zijn
handen, een leven lang.
Hij kende ziekte en
tegenslag.
Hij was niet geniaal
maar positief.
Hij leerde ons de
werklust, de vriendschap, de menslievendheid, de wijn, het eten, het veld, het
bos, de vruchten, het goede, nooit het kwade.
Hij was mijn man.
Hij was onze vader.
*
En, Vader,
nu je spreekt van ver tot ons:
wat is de
dood anders
dan het
betreden
van het
bos in de lente,
en vlekken licht
en vlekken groen
en zoet de
koekoeksroep,
als de roep van de
Heer:
In mijn einde
ligt mijn
herbeginnen.
*
En wij
die zijn wat jij eens waart
en eens zijn zullen wat
jij nu bent,
de geest van jou
verstrengeld,
met die geest van
ons, van allen.
Vervlechtingen
tot in der eeuwigheid.
16-08-2012, 04:24 geschreven door Ugo d'Oorde
|
|
|
|
15-08-2012 |
Het 'Eedgoed' |
Het Eedgoed op de grens van Schellebelle en Serskamp (O.Vl.)
In mijn gedachten
leeft, van in mijn verre jeugd, een uitgestrekt domein, op kaarten getekend als
het eedgoed,
met nog een resterende oude hoeve, gelegen in een verwaarloosd park, omgeven
door een slotgracht.
Als jonge knaap
droomde ik er te wonen, en het park te kunnen doorkruisen in alle richtingen.
Ik droomde zelfs het ooit te kunnen kopen van de oudere bewoners, allen broers
en zusters. Ik zou de gebouwen, met de toren boven de inrijpoort in hun vroegere
glans herstellen en zou er een boek schrijven in de schemerkamers, voor de open
haard gezeten aan een brede tafel. Later na Elias van Maurice Gilliams gelezen
te hebben - ik was toen al achttien - zag ik het domein met de vroegere herenwoning
als dat van Elias en Aloysius en tante Henriette.
Ik zou het zeker
niet omringd hebben met een meterhoge omheining - deze waarvan ik later lezen
zou bij Houellebecq omheen zijn bos van 500 Ha - ik zou het park, als
onbetreden bos open en bloot laten met alleen de slotgracht die ik zou laten
uitdiepen om het brakke water te vervangen door een spiegel voor de bomen erover.
Maar heel wat
verwachtingen blijven dromen. Ondertussen is het domein verkocht en niet alleen
verbouwd en de grachten uitgediept maar ook zorgvuldig omheind en de hoge omheining
begroeid met klimop. Maar mijn droom is gebleven, mijn boek, tot waar ik kwam,
draagt er de sporen van.
Het gebeurt
regelmatig dat mijn broer Georges en ik, na het bezoek aan het graf van vader
en moeder in Serskamp, een deelgemeente van Schellebelle, er nog eens heen
wandelen. Ik kijk dan uit naar het prieeltje binnen het domein, het enige dat
nog overblijft van de vroegere herenwoning, dat in het park stond, maar nu
verborgen blijft als men geen opening vindt in de klimophaag.
In mijn verre jeugd
toen er nog een zekere toegankelijkheid was ben ik ooit eens over de
uitgedroogde gracht doorgedrongen tot de muren ervan en toen ik door het
stofferige venster keek, ik in de donkere waterogen keek van een vrouw met
verwarde haren en een man, naakt over haar gebogen, zodat ik een schreeuw liet
en hals over kop weggelopen ben, tot in moeders armen.
Maar dat is lang
geleden al. Te lang opdat ik mijn schreeuw van toen nog horen zou als ik er
langs kom. Het kan ook best dat het beeld dat ik er van over houd, een deel van
mijn droom is geweest en nog is.
15-08-2012, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde
|
|
|
|
14-08-2012 |
Houellebecq en ik |
Ik vraag me af waaraan
Houellebecq nu aan het werken is. Schrijft hij een nieuwe roman, heeft hij
genoeg van romans en wil hij nu iets totaal anders of, misschien bouwt hij een
verlengstuk aan zijn La Carte et le
Territoire en dan vooral wat betreft het 500 Ha groot, omheinde bos waar
niemand anders dan hij zelf een voet kan zetten?
Want ik kan niet
aannemen dat iemand zoals Houellebecq zou kunnen leven zonder te schrijven, misschien
niet de hoeveelheid van een Stendhal die destijds vijf à zes uren schrijven
moest opdat zijn dag volledig zou geweest zijn. Maar ik weet dat
schrijven voor Houellebecq evenzeer zijn adem is als die van mij.
Alhoewel, alhoewel
wat mij aangaat er terug de eerste tekenen zijn van een vertraging wat mijn
ademen als schrijver betreft. Diverse redenen
hiervoor zou ik kunnen aanhalen. Het mislukken van een blog dat ik schrijven
wou over een verhaal van Borges, de inspanning dat het vergen zou, gemeten aan
het succes ervan scheen me te groot, une défaite donc; vooral het publiceren
van een blog, om een beroep waar ik vertrouwd mee ben te verdedigen, dat ik
beter niet had gedaan, wellicht heb ik er iemand mee gekwetst; en ook de indruk
die ik heb dat mijn ideeën niet meer komen zoals ik zou willen dat ze kwamen.
Maar ik zal nog wel
zulke dagen gekend te hebben, voorlopig gaat het nog. En goed ook want ik heb
in de komende dagen twee blogs te schrijven waar ik al een tijdje mee begaan
ben. Twee verjaardagen die ik wil herop roepen.
14-08-2012, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde
|
|
|
|
13-08-2012 |
Het kon ook |
Verhaal à la Borges
Het kon dat je het groot, jaarlijks gebeuren aan jou had laten
voorbijgaan. Het kon. Vele zaken kunnen oogluikend voorbij, andere niet.
Maar hier heb je niet gemist wat je niet missen mocht, een ontmoeting
met een trouwe lezer van je blogs. Iemand uit de wereld van de literatuur die
je dankbaar is en je herhaalt tot tweemaal toe, dat het waardevol is wat hij
leest van jou. Hij kan erover oordelen, hij schrijft, hij denkt wat jij denkt
en hij leest El Aleph en de Commedia, ook lectuur van jou. Hij weet
wat het is te schrijven tegen de sterren op, en hij vermenigvuldigt je met te
zeggen dat je hoort onder zij die literatuur bedrijven.
Zoals Vergilius Dante naast Homeros en Horatius, naast Ovidius en
Lucanus plaatste onder de poëten in het Voorgeborchte, het Arcadia van Stefan
Hertmans, zo
plaatste hij jou in de Letteren.
Jij, komende van waar ook, ondergedompeld tot ver voorbij wat is van het
gewoon gebeuren, waar je vertoeven wil, ingetogen en weten wil wat van de
dingen nodig is te weten, en wat niet nodig is.
Het was een middag in de zon, zo plots dat je het hoorde en als je sprak
met hem, hoe ruim het allemaal was, hoe oneindig de wereld van literatuur en
schrijvers, hoe verbonden zij die er in verdwalen eerst, om daarna de weg te
vinden, de heuvel op, si, che il piè
fermo sempre era il più basso,
lijk Dante.
Je noemde hem, opgehemeld als je je voelde toen, met de naam van de Dame
theosofe, al wist je wel beter, maar verwarring was je deel omwille van zijn
woorden, die je geloven wou omdat je het ooit had gedacht, zonder te verwachten
dat het ooit vernoemd zou worden. En nu, in jou, die lange echo van zijn
woorden, tot in de verste, afgelegen dagen, oceanen wijd.
Je woorden, toegekomen in verre oorden, bekoring voor wie ze leest. Al
zijn ze geput, waar wij allen ze putten kunnen, in avondstond of als het licht
opkomt, uit de bron die we in gemeenschap delen met velen.
Gelukkig is hij, die bij vriend, vriendin en broeder in de geest, aankloppen
kan met zijn woord en antwoord krijgt.
Allen die schrijven weten dit.
13-08-2012, 00:51 geschreven door Ugo d'Oorde
|
|
|
|
12-08-2012 |
El tiempo no es. |
El tiempo no es, Maria Moreel, de tijd is
helemaal niet. Wat heden is, is reeds verleden en wat toekomst is wordt heden, met
jou Maria, de tijd is niet.
Wie je waart toen je poseerde, met de torens en de huizen omgekeerd in
de reien en de witte duiven kirrend op de daken; de beiaard die je hoorde soms
en soms niet, maar vlekken licht in de kamer, en lichtende vlekken verlangen in
je beminnen, als hij je schilderde. Maar nu, Maria, el tiempo no es.
Of bij dagen de sneeuw die in trage vlokken dwarrelde op de roerloze
wereld en het gewemel van de vlammen in de haard. Je blanke handen in je
gedachten over zijn handen, tot in je ogen: Maria,
el tiempo no es.
En niets zal zich nog wijzigen tot in der eeuwigheid, niet het leven dat
je houdt, niet je woorden in blik en ogen; dit alles gestold, verhonderdvoudigd.
En niet meer te ontcijferen.
Niet te ontcijferen wat van haar en wat van Memling was. Wat van haar in
hem en wat van hem in haar, in overgave en verlangen, in tederheid.
Ontcijferen we nimmer het osmose-punt van beiden, effen in lagen verf,
molecule in molecule, atoom in atoom, zoals alles was, alles blijft : want
voor jou, Maria, de tijd is niet.
Streling van het oog, immer
over jou, tot diep in jou. Een fluisterwoord, dat geest en lichaam is, een
verrukking, een niet weten wat er van is, gedompeld in een immensiteit van
tijd die niet is.
En zo je glimlach soms, het openen van je lippen, even maar, en toch je
kleed van brokaat en geruis, geruis in golven van verwachting, openzwaaiend
lijk witte zwanen van sierlijkheid. Hoe hebben we liefgehad en wie hebben we
bekoord in dit ene ogenblik dat tijd een fractie tijd was en ook niet.
De tijd Maria, Is helemaal
niet en je mond Maria, van ogenblik tot ogenblik, je ogen, je eeuwigheid.
Zo het beminnen naar binnen gekeerd en niet naar buiten. Geschreven
wat was van jou in hem, wat was van hem in jou. Immer en immer.
Voor jou, Maria, el tiempo no es.
Ugo d'Oorde
12-08-2012, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde
|
|
|
|
|
|
E-mail mij |
Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.
|
E-mail mij |
Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.
|
Gastenboek |
Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek
|
E-mail mij |
Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.
|
|
|
|