link zustersite www.bloggen.be/jcb
  • Julius Caesar in België: fundamenten, grondslagen, achtergronden en publicaties
  •  © Copyright 2006 Hans Rombaut, Het Wiel

    Alle teksten op deze weblog, ondertekend met Hans Rombaut, zijn auteursrechtelijk beschermd en mogen op geen enkele wijze worden verspreid of gebruikt of overgenomen, tenzij de auteur hiervoor toestemming heeft gegeven en mits de bron duidelijk wordt vermeld.

    Inhoud blog
  • Thuin: deel 2
  • Thuin: deel 1
  • Voorstelling Nationaal Biografisch Woordenboek deel 20
  • verschijning NBW deel 20
  • Antwoord 12/6 op Tony Oosts bijdrage in de AVRA-Bulletin 2006 (laatste deel)
  • Antwoord 12/5 op Tony Oosts bijdrage in de AVRA-Bulletin 2006
  • Antwoord 12/4op Tony Oosts bijdrage in de AVRA-Bulletin 2006
  • Antwoord 12/3 op Tony Oosts bijdrage in de AVRA-Bulletin 2006
  • Antwoord 12/2 op Tony Oosts bijdrage in de AVRA-Bulletin 2006
  • Antwoord 12/1 op Tony Oosts bijdrage in de AVRA-Bulletin 2006
  • Antwoord 11 op Tony Oosts bijdrage in de AVRA-bulletin 2006.
  • Antwoord 10 op Tony Oosts bijdrage in de AVRA-bulletin 2006
  • Antwoord 9 op Tony Oosts bijdrage in de AVRA-bulletin 2006
  • Antwoord 8 op Tony Oosts bijdrage in de AVRA-bulletin 2006
  • Antwoord 7 op Tony Oosts bijdrage in de AVRA-bulletin 2006
  • Vademecum bij deze blog
  • Antwoord 6 op Tony Oosts bijdrage in de AVRA-bulletin 2006
  • Antwoord 5 op Tony Oosts bijdrage in de AVRA-bulletin 2006
  • Antwoord 4 op Tony Oosts bijdrage in de AVRA-bulletin 2006
  • Platteau: deel 2
  • Platteau: deel 1
  • Nota bij de publicatie van de inleiding van de thesis
  • Mededeling
  • verwijdering reacties
  • Argumentatie 2 tegen de uitspraken van Geert van de Plassche van 16 augustus 2008, 22u28
  • Argumentatie tegen de uitspraken van Geert Van de Plassche van 16 aug. 08, 22u28
  • Fonetische verwantschap tussen /b/ en /m/: een argument extra pro Sabis = Samme
  • Antwoord 3 op Tony Oosts bijdrage in de AVRA-Bulletin 2006
  • BELANGRIJK BERICHT!!
  • Wikipedia spelletjes
  • Lezing H. Rombaut Centrum voor Europese Cultuur: Caesar en het Scheldebekken
  • VIERDE BEWIJS VAN DE DIEFSTAL IN 'ANDOUERPIS ANTWERPEN' DOOR ALFRED MICHIELS: JULIUS CAESAR GERMANICUS
  • DERDE BEWIJS VAN DE DIEFSTAL IN 'ANDOUERPIS ANTWERPEN' VAN ALFRED MICHIELS: DE ANNALES FULDENSES
  • BIJKOMEND ARGUMENT IN 'ANDOUERPIS ANTWERPEN' PLAGIAAT ALFRED MICHIELS: HISTOIRE? IS 'T WAAR? antwoord aan µALFRED £MICHIELS
  • TWEEDE BEWIJS DIEFSTAL ALFRED MICHIELS IN 'ANDOUERPIS ANTWERPEN' - VILARIACUM-WILRIJK STAAT REEDS IN THESIS ROMBAUT 1985 p. 250
  • NIEUWE SITE n.a.v. Thesis-pagina's vroegste geschiedenis Antwerpen en Omgeving p204-254
  • HET BOEK 'ANDOUERPIS ANTWERPEN' BEWIJST HET PLAGIAAT DOOR ALFRED MICHIELS
  • Het Land van Rijen oktober 1983- april 1984
  • Thesis-pagina's vroegste geschiedenis Antwerpen
  • tijdelijke sluiting discussieforum
  • Aan A. Sermon
  • De historische waarheid
  • Feiten en fabels p.63-p.77
  • Verderzetting discussie Antwerpen
  • 'eorum' en de fonetische verwantschap tussen /b/ en /m/
  • antwoord op Sermon zijn beschuldigingen
  • antwoord op nog enkele opmerkingen en vragen (G. Vandeplassche)
  • Antwoord 2 op Tony Oosts bijdrage in de AVRA-Bulletin 2006
  • Antwoord 1 op Tony Oosts bijdrage in de AVRA-Bulletin 2006
  • Antwoord op de aanklacht van Robert Nouwen in AVRA-Bulletin 2006
  • 'Steden des Tijds' Teleac 1990
  • Op een mooie Pinksterdag… op bezoek bij de Mechelse Dienst Archeologie
  • Hans Rombaut: wetenschappelijke loopbaan (vervolg)
  • Hans Rombaut: wetenschappelijke loopbaan en lijst publicaties
  • Veritas filia temporis­­. Antwerpen en Anreppen, of de kwestie An- in samenstellingen
  • Plagiaat?
  • Waar verzamelde zich “op één plaats” de coalitie der Belgae?
  • Caesars castra bij de Aisne
  • Identificatie Noviodunum
  • Antwoord op Geert Vandeplassches ‘Slag bij Chestres’, deel 1, 2 en 3
  • Julius Caesar in België gelauwerd.
  • Et alia plurima
  • Portus Itius ontdekt!
  • Tweede antwoord van Hans Rombaut aan Leopold Winckelmans (eerste deel)
  • Antwoord op reactie L. Winckelmans
  • “Julius Caesar in België” in de gewone boekhandel:
  • De Beverburcht
  • Commentaren op “Julius Caesar in België”
  • Hoe kan u BESTELLEN
  • Straffe toeren 5
  • Straffe toeren 4
  • Straffe toeren 3
  • Straffe toeren 2
  • wat als u problemen met bestellen via e-mail ondervindt
  • recensie SEMafoor
  • bundel kritiek en antwoorden
  • voor boekhandelaars
  • Antwoord op Cuyt: deel 16
  • Antwoord op Cuyt: deel 15
  • Antwoord op Cuyt: deel 14
  • Antwoord op Cuyt: deel 13
  • Antwoord op Cuyt: deel 12
  • Antwoord op Cuyt: deel 11
  • Antwoord op Cuyt: deel 10
  • Antwoord op Cuyt: deel 9
  • recensie BOEKEN uitpers
  • Antwoord op Cuyt: deel 8
  • Antwoord op Cuyt: deel 7
  • Antwoord op Cuyt: deel 6
  • Antwoord op Cuyt: deel 5
  • Antwoord op Cuyt: deel 4
  • Antwoord op Cuyt: deel 3
  • Antwoord op Cuyt: deel 2
  • Antwoord op Cuyt: deel 1
  • Eerlijkheid duurt nog altijd het langst
  • Bedankt Laurent
  • Straffe Toeren 1
  • Straffe Toeren
  • reactie Hans op Roger: archeonet
  • Rombaut publiceerde de defensieve functie van de muur van Tongeren als eerste!
  • archeonet reactie Schupperke
  • reactie archeonet: Historici - archeologen, een onmogelijk huwelijk?
  • reactie archeonet: De Boze Wolf
  • archeonet: onsportieve reactie Guido Cuyt
  • nieuwe vragen
  • S.P.Q.R nieuwsbrief
  • Tip van de sluier onderaan linker- en rechterkolom
  • antwoorden meerkeuzevragen
  • ENGLISH SUMMERY
  • AGENDA voordrachten
  • wenst u een voordracht door Hans Rombaut
  • contact auteur
  • Knack: Julius Caesar was wél in België
  • Hans te gast in 'Memo' bij Hein De Caluwé op Radio 2
  • DE TELEGRAAF: zaterdag 17 juni 06
  • vrtnieuws.net
  • interview op één in 'de zevende dag' van 18 juni 06
  • Het nieuwsblad (De Gentenaar-Het Volk)
  • interview Radio 1 'Wilde geruchten': 16 juni 06
  • persoverzicht mediargus: 15 juni 06
  • Interview Klara 14 juni 06
  • Julius Caesar in België
  • Dankwoordje van de auteur
  • speciale editie van 'HET WIEL'
  • enkele kaartjes
  • illustratiemateriaal
  • Het Land van Rijen 13
  • Het Land van Rijen 12
  • Het Land van Rijen 11
  • Het Land van Rijen 10
  • Het Land van Rijen 9
  • Het Land van Rijen 8
  • Het Land van Rijen 7
  • Het Land van Rijen 6
  • Het Land van Rijen 5
  • Het Land van Rijen 4
  • Het Land van Rijen 3
  • Het Land van Rijen 2
  • Het Land van Rijen oktober 1983
  • Korte toelichting
  • Feiten en fabels p.72
  • Feiten en fabels p.77
  • Feiten en fabels p.76
  • Feiten en fabels p.75
  • Feiten en fabels p.74
  • Feiten en fabels p.73
  • Feiten en fabels p.71
  • Feiten en fabels p.70
  • Feiten en fabels p.69
  • Feiten en fabels p.68
  • Feiten en fabels p.67
  • Feiten en fabels p.66
  • Feiten en fabels p.65
  • Feiten en fabels p.64
  • Feiten en fabels p.63
  • Steden des Tijds: p.20
  • Steden des Tijds: p.12
  • Steden des Tijds: p.29
  • Steden des Tijds: p.28
  • Steden des Tijds: p.27
  • Steden des Tijds: p.26
  • Steden des Tijds: p.25
  • Steden des Tijds: p.24
  • Steden des Tijds: p.23
  • Steden des Tijds: p.22
  • Steden des Tijds: p.21
  • Steden des Tijds: p.19
  • Steden des Tijds: p.18
  • Steden des Tijds: p.17
  • Steden des Tijds: p.16
  • Steden des Tijds: p.15
  • Steden des Tijds: p.14
  • Steden des Tijds: p.13
  • Steden des Tijds: p.11
  • Steden des Tijds: p.10
    Foto

    Charlotte Dua:
    -Ontwerp kaft
    -Vormgeving kaartjes

    Foto
    Foto
    Foto
    Mijn favorieten
  • Bloggen.be
  • Gemeente Niel
  • Universa Press
  • Ecomuseum en Archief van de Boomse Baksteen (EMABB)
  • Publicaties HET WIEL, Tijdschrift voor de Geschiedenis van de Rupelstreek en Klein-Brabant
    Rondvraag / Poll
    1. Na de slag bij de Aisne (Bibrax, Chestres, zie tip van de sluier deel 1) vervolgt Caesar in 57 voor Chr. zijn opmars in westelijke richting. Bij de Suessiones (omgeving van Soissons) wil hij de burcht Noviodunum onmiddellijk bij de aankomst van zijn leger belegeren, maar hij doet dat niet. Waarom?
    a. De Auguren voorspellen een slechte afloop van de strijd
    b. Caesar acht de plaats strategisch gezien niet van belang en gaat er gewoon voorbij
    c. Het aantal manschappen in de burcht lijkt hem te groot
    d. De omwalling is te hoog en de gracht te breed
    Bekijk resultaat

    Rondvraag / Poll
    3. De Ambiani (omgeving van Amiens) geven zich in 57 voor Chr. na de Bellovaci en de Suessiones eveneens over aan de oprukkende troepen van Julius Caesar. Hun hoofdstad is Samarobriua. Dit is een Keltische naam met volgens de toponymie volgende betekenis:
    a. Burcht aan de Somme
    b. Bocht van de Somme
    c. Brug over de Somme
    d. Plaats om samen te komen
    Bekijk resultaat

    Rondvraag / Poll
    5. In vijandelijk gebied moest Caesar zich kunnen oriënteren, d.w.z dat hij vooral moest kunnen inschatten waar hij was en hoeveel tijd hij nodig had om zijn troepen van de ene plaats naar de andere te brengen en eventueel om op dezelfde plaats terug te keren. Aan de hand van welk hulpmiddel moet hij zich volgens de auteur van Julius Caesar in België hebben georiënteerd bij zijn opmars?
    a. De stand van de sterren
    b. Kaarten van het Romeinse leger
    c. De loop van de rivieren
    d. Het kompas
    Bekijk resultaat

    Julius Caesar in België
    Hans Rombaut
    De vroegste geschiedenis van Gallia Belgica historisch geografisch benaderd vanuit de Bello Gallico
    11-07-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Antwoord op Cuyt: deel 1

    Antwoord op Cuyt: deel 1

    Het wetenschappelijk onderzoek is vrij

     xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />

    Deel 1. Beschouwingen over de tekst “Boek Hans Rombaut over Caesar: onzin”: gedeelte algemeenheden en paragrafen 1, 2 en 3 (de eerste eenentwintig lijnen)

     

    Met de reactie “Boek Hans Rombaut over Caesar: onzin” reageert de heer Cuyt, erevoorzitter van de Antwerpse Vereniging voor Romeinse Archeologie (AVRA), erg rancuneus en voortvarend. De lezers van mijn boek zullen daarover moeiteloos kunnen oordelen. Waarom echter zulke reactie als mijn boek toch onzin is?

     

    Met de algemene conclusie “het ultieme bewijs voor alle pogingen om Caesars exploten te lokaliseren, kan alleen maar van de archeologie komen” gaat Cuyt wel erg ver om bepaalde historische onderwerpen op te eisen voor de archeologie en gaat hij voorbij aan het feit dat De Bello Gallico een historische bron is, waarmee onze gewesten nota bene uit de prehistorie treden en onze geschiedenis begint. Cuyt ontneemt dus het recht aan historici om historische bronnen te bestuderen! Als er iets grof is, dan is het dat toch wel. Dat wil zeggen dat wanneer we dit uitbreiden tot de verdere geschiedenis historische teksten eigenlijk waardeloos zijn. Eén van de eerste zaken die de heer Cuyt zou moeten inzien is dat het bodemarchief (de archeologische vondsten dus) zelfs al mochten we in staat zijn dit integraal op te graven en in kaart te brengen, slechts een zeer beperkt gedeelte oplevert voor de menselijke activiteit die gedurende eeuwen op die bodem heeft plaatsgevonden. Er is niets over van de gesprekken die er zijn gevoerd, van het leed en het geluk dat er werd beleefd, van de emoties van mensen en van de motieven voor hun handelen. Het is een geluk dat we over historische teksten kunnen beschikken en dat we ze kunnen bestuderen. Bij voorkeur vanuit verschillende invalshoeken, waaronder in de eerste plaats de inhoudelijk-historische en de historische kritiek, en de toepassingen die eruit voortvloeien voor de historische geografie en de vondsten door de archeologie.

     

    Omdat de reactie zo wild en denigrerend is, ja zelfs lasterlijk, kruipen wij toch even in onze pen. De verwijten zijn overigens niet mals:

     

    1. Het boek is één aaneenschakeling van wilde fantasieën
    2. Rombaut is onwetend over de recente archeologische bevindingen
    3. Rombaut doet aan leugenachtige bronvervalsing

     

    1. Als historicus heb ik mij zeer nauw aan de historische bron van De Bello Gallico gehouden. De lezer die op basis van Cuyts verwijt in mijn werk wilde fantasieën gaat naspeuren, zal wel heel erg op zijn honger blijven. Hijzelf trouwens ook: in het lange betoog vind ik geen enkele wilde fantasie die wordt aangeklaagd, wel een aantal ondeskundig aangeklaagde doch vermeende fouten van mijnentwege.
    2. Dat ik onwetend zou zijn over recente archeologische bevindingen wordt niet zo expliciet aangeduid in de reactie van de heer Cuyt: dat ik steun op Fayder-Feytmans i.v.m. een wellicht minder dichte bewoning in de Kempen en Noord-Brabant beantwoordt hij met archeologische bevindingen die dit zouden tegenspreken voor Oost- en West-Vlaanderen. Dit is zeker niet ad rem. Bovendien beweer ik precies wel dat er in onze gewesten reeds een dichte bewoning was op het moment dat Caesar arriveerde.
    3. Cuyt verwijt mij leugenachtige bronvervalsing: dit is hoogst onwaar en daar kom ik nog op terug bij de details die mij verweten worden. Laat mij hier volstaan met te zeggen dat ik het expliciet heb aangegeven waar er mogelijk een anomalie in de tekst staat, die kan opgelost worden door een emendatie (tekstverbetering). Dit is een geoorloofde historische methode, zeker in het geval men werkt met kopieën, en door het aangeven van de emendatie (tussen grote haken) is het evenmin bronvervalsing en nog minder een leugen.

     

    Maar kom. Laten we ons in detail met de tekst van Cuyt bezighouden.

     

    § 1: “Het recent…”:

     

    Hier uit Cuyt zijn misprijzen omdat er in het Woord Vooraf sprake is van het: “vernieuwend karakter van het onderzoek” en “hoog wetenschappelijk niveau”, en trekt dit vervolgens smalend in twijfel.

     

    Het Woord Vooraf in Julius Caesar in België werd geschreven door prof dr. Carlos Steel (KULeuven) op basis van het verslag van prof. dr. Marc Van Uytfanghe (UGent en UAntwerpen). Voor de laster die daarop volgt verwijs ik naar hierboven. Cuyt trekt hiermee echter het wetenschappelijk oordeel en de deskundigheid van deze mensen (en bovendien van nog een hele hoop anderen) in twijfel.

     

    § 2: “Op blz. 39 stelt de auteur dat de castra-toponiemen waarschijnlijk teruggaan tot de tijd van Caesar…”:

     

    Cuyt negeert hier de zeer omstandige voetnoot 39 waarin ik zeer voorzichtig een poging doe om helderheid te brengen in het probleem van de castra-toponiemen. Mijn standpunt is dat er rekening mee moet worden gehouden dat bepaalde castra-toponiemen kunnen ontstaan zijn in een periode van oorlog en vooral dat de bewoningssporen die men er terugvindt van een latere datum moeten zijn, bewoning die vaak vele sporen uitwiste, behalve het toponiem.

     

    In zijn reactie hiertegen beschouwt Cuyt het uitwissen van de sporen van het castrum eerst als een regel, die wel niet absoluut is. Daarna stelt hij zonder meer dat er op een archeologische site hoe dan ook sporen van de oudste bewoningsfasen kunnen herkend worden, waarmee hij zichzelf tegenspreekt.

     

    § 3: “Wanneer de auteur…”

     

    1. Bronvervalsing:

     

    Cuyt verwijt mij dat ik er “meer dan eens van uitga dat de oorspronkelijke tekst fout is, wat dan de schuld is van de middeleeuwse kopiist”

     

    Op welgeteld twee plaatsen stel ik een emendatie voor, maar interpoleer de tekst helemaal niet. Hierbij ga ik in op het geval uit § 3, uit BG II, 4: bij de aankomst van Caesar in het land van de Remi vraagt hij informatie “welke en hoeveel civitates er onder de wapens zijn” “Cum ab iis quaereret quae civitates quantaeque in armis essent…”. Het antwoord dat daarop volgt past echter niet op die vraag: “alle Belgen zijn van Germaanse afkomst” “…sic reperiebat: plerosque Belgos esse ortos a Germanis”. Dat is een contextuele anomalie. Bij het overschrijven van teksten komen veel fouten voor, daar mag je jezelf eens op controleren, zeker als bepaalde zinsequenties tweemaal identiek voorkomen: de tweede sequentie wordt heel vaak vergeten. Ik geef dit in mijn tekst ook aan en stel een emendatie voor, voorzien van grote haken zoals dat in de historiografie gebruikelijk is, maar met een opmerkelijk resultaat: het antwoord krijgt zin. Kijk maar: “Cum ab iis quaereret quae civitates quantaeque in armis essent et quid in bello possent, sic reperiebat: plerosque Belgos [quos in armis essent] esse ortos a Germanis” “”Toen hij aan deze (= de Remi) vroeg welke civitates en hoeveel er onder de wapens waren en wat ze in de oorlog waard waren, vernam hij: de meeste Belgi [die onder de wapens zijn] zijn van Germaanse afkomst”. Ik stelde deze emendatie nog voorwaardelijk (misschien is … door de scribent een fout gemaakt). Naast deze contextuele anomalie volgt er nog een andere aan het einde van de opsomming van alle Belgen: zonder de emendatie die ik voorstel blijken alle Belgen van Germaanse oorsprong te zijn. Welnu op het einde van de opsomming hoeveel manschappen de verschillende stammen onder wapens kunnen brengen, volgen er vier stammen die apart als Germaans worden genoemd en zich dus onderscheiden van de andere: “Atuatucos XVIIII milia; Condrusos, Eburones, Caerosi, Paemanos, qui in uno nomine Germani appellantur, arbitrari ad XL milia”  “de Atuatuci 19.000, de Condrusi, Eburones, Caerosi en Paemani, die onder een noemer als Germanen worden genoemd, schatten zij op 40.000”. Dit kan absoluut niet als de opsomming begint met “plerosque Belgos esse ortos a Germanis”. In heel wat uitgaven van vroegmiddeleeuwse teksten worden voor veel minder redenen teksten geëmendeerd, en met reden. Mijn vroegere collega G. Declercq (nu VUB) heeft mij ooit het volgende voorbeeld gesignaleerd voor het Liber Aureus Epternacensis waarin de teksten van de schenkingen aan de H. Willibrord en de abdij van Echternach werden opgetekend, uitgegeven als oorkondenboek door C. Wampach in de jaren 1920 en 1930. Toen A. Gasnault van één van die teksten de originele oorkonde terugvond, die was gebruikt als schutblad in een handschrift, bleek de oorspronkelijke tekst driemaal zo lang te zijn! Uit hetzelfde handschrift, meer bepaald in de tekst van 726/727 met daarin de schenking van goederen rond Antwerpen aan Willibrord, meende F. L. Ganshof op basis van inwendige kritiek een interpolatie te herkennen, nl. “Et illud teloneum, quod ad partem nostram ibidem venerat, concessimus atque donamus” “En de tol aldaar (= te Antwerpen), welke aldaar deels aan ons (= de schenkers Rauching en Bebelina) toekomt, hebben wij geschonken en  geven wij”. Omdat Rauching en Bebelina geen vorsten zijn, maar slechts potentes (lokale machtigen) beschouwt Ganshof deze passage als een interpolatie omdat volgens zijn onderzoek het heffen van tol een koninklijk prerogatief was in de Merovingische tijd. Op 19 vermeldingen van tollen in heel het Frankische rijk in die periode is de Antwerpse tol blijkens deze tekst de enige die niet in handen is van de koning. Daarop besluit hij dat deze passus geïnterpoleerd moet zijn. Heeft iemand toen geopperd dat Ganshof een leugenachtige tekstvervalser is? Neen. Velen hebben de interpolatie beaamd, zonder maar iets aan de argumentatie te kunnen toevoegen. Ook mijn eigen leermeester Adriaan Verhulst neemt ze over.

     

    In het Antwerpse, meer bepaald vooral in archeologische middens, was de interpolatie die Ganshof aanduidde in deze tekst, zo overtuigend dat dit argument voldoende was om de hele tekst van Rauching als vals te beschouwen, zoals zij overigens met alle andere Antwerpse vroegmiddeleeuwse bronnen deden  (inclusief de Vita Eligii geschreven door de heilige Audoenus in de late 7de eeuw) en de Annales Fuldenses. Dit was pas een staaltje van bronnenvervalsing, maar de historici, waaronder mijzelf, zijn er wel sportief bij gebleven.

     

    Ik kom nog even op Ganshofs interpolatie terug: Adriaan Verhulst was er zeer opgetogen over dat ik de Ganshofs inhoudelijke kritiek heb kunnen steunen met een belangrijk objectief textueel element. Ik deed dat in mijn thesis, maar ook in een artikel dat in de Bijdragen tot de Geschiedenis is verschenen. Hoe heb ik dat gedaan? Wel, ik heb alle dubbel en driedubbel geformuleerde dispositiones (wilsbeschikkingen) uit de oorkonden in het Liber Aureus opgezocht, en vergeleken met originele Merovingische teksten uitgegeven door Lot en Lauer. Wat bleek? Alle wilsbeschikkingen in oorkonden die verwoord waren in twee of meer termen staan in de Merovingische oorkonding in dezelfde tijd. Verhulst noemde dit een staaltje tekstkritiek van Duitse degelijkheid. Wat staat er in Ganshofs interpolatie: “concessimus atque donamus” (perfectum en praesens), een combinatie die voor de latere oorkonding heel gewoon is, maar in de Merovingische tijd abnormaal. Het is dus meer dan kwetsend dat een niet-historicus zomaar vrijelijk en voor iedereen toegankelijk op het internet, mij een leugenachtige bronvervalser noemt.

     

    2. “Muntschatten tonen aan dat er ook Belgische stammen uit het westen deel uitmaakten van de coalitie” (Cuyt bedoelt hier bij Bibrax).

     

    Wij moeten hierbij eerst opmerken dat deze opmerking van Cuyt niet in De Bello Gallico staat, en dus niet kan behoren tot ons onderzoek.

     

    “Dat ik niet op de hoogte zou zijn dat er archeologische gegevens zijn, nl. muntschatten, [die aantonen] dat er ook Belgische stammen uit het westen deel uitmaakten van de coalitie” is onjuist. Het artikel van L.-P. Delestrée in Revue du Nord van 1998 (Gaule Belgique, Belgium et Ambiani, l’apport de la numismatique) heb ik wel degelijk gebruikt, het staat in mijn bibliografie overigens, maar het bewijsmateriaal is mijns inziens niet voldoende om vol te houden dat de Ambiani erbij waren bij de coalitie die de nederlaag leed “[apud] flumen Axonam, quod est in extremis Remorum finibus”. Indien de slag plaatsvond bij het kamp van Berry-au-Bac en Bibrax, zoals G. Lobjois beweert te Saint-Thomas moet worden gezocht, zou er voor de Ambiani en de Belgen uit het westen geen probleem zijn om dat gebied te bereiken. Omdat de slag plaatsvond op de plaats waar de Aisne de grens van het gebied der Remi vormt (en dit is van zuid naar noord in de Argonne; pas vanaf Vouziers loopt de Aisne dwars door het gebied van de Remi van oost naar west om op één welbepaalde plaats het gebied van de Remi te verlaten), moesten de Belgen uit het westen (de Ambiani) voorafgaandelijk het gebied van de Remi volledig hebben doorkruist om aan die coalitie te participeren. Zoals de Remi loslippig waren om Caesar inlichtingen te geven, zou een dergelijke militaire operatie in hun eigen territorium niet onvermeld zijn gebleven.

     

    Nu kan hiertegen worden ingebracht dat de Aisne ook in het westen aan de uiterste grens van het gebied van de Remi reikt. Andere argumenten en evidenties, waaronder de toponymische overeenstemming Bibrax-Les Bièvres, Castra-Chestres, de afstand van Bibrax tot de plaats waarop Caesar verbleef toen de Remi zijn hulp inriepen, de beschrijving van het kamp aan de Aisne dat aan één zijde door mensenhanden werd versterkt en langs de andere kant uit een natuurlijke wal bestond, en vooral de geografische overeenstemming van de troepenbeweging van de Belgische coalitie zoals beschreven in De Bello Gallico, die eerst Bibrax aanviel en daarna vanuit het gebied van de Remi Caesars bevoorrading kon afsnijden (wat voor Berry-au-Bac en Saint-Thomas TOTAAL onmogelijk is) zijn bepalend en definitief. Ook voor de suggestie van Beaurieux door R. Nouwen is de opeenvolging van de militaire bewegingen geografisch gezien onmogelijk. Alle lezers mogen dit proberen uit te tekenen. Ik nodig ze hierbij uit om dat te doen. De configuratie van de Aisne en de bijhorende plaatsen tussen Vouziers en Autry met een tegenstander afkomstig uit het oosten is uniek.

     

    Nu heb ik ook inhoudelijke argumenten uit De Bello Gallico om dat aan te tonen: Caesar stuurt zijn bondgenoot Diviciacus, leider van de Haedui (de volksstam die Caesar heeft geholpen het jaar voordien tegen de Helvetii), naar het land van de Bellovaci (omgeving Beauvais in het westen) precies met de bedoeling de Belgische coalitie niet tot een grotere eenheid te laten komen, met expliciet erbij vermeld "omdat hij niet wil strijden tegen zo’n talrijke vijand" (BG II, 5: “manus hostium distineri, ne cum tanta multitudine uno tempore confligendum sit. Id fieri posse, si suas copias Haedui in fines Bellovacorum introduxerint et eorum agros populari coepreint” “…om de legermacht van de vijand (= de Belgi) uiteen te houden opdat niet in een keer tegen zo’n grote strijdmacht een conflict zou moeten aangegaan worden. Dit was mogelijk, indien de Haedui hun troepen naar het gebied van de Bellovaci zouden leiden en hun akkers begonnen te verwoesten”). Tot daar exact wat De Bello Gallico zegt, zonder ook maar iets aan de tekst te wijzigen. Tot daar ook dit eerste deel.

    Hans Rombaut



    Geef hier uw reactie door
    Uw naam *
    Uw e-mail *
    URL
    Titel *
    Reactie * Very Happy Smile Sad Surprised Shocked Confused Cool Laughing Mad Razz Embarassed Crying or Very sad Evil or Very Mad Twisted Evil Rolling Eyes Wink Exclamation Question Idea Arrow
      Persoonlijke gegevens onthouden?
    (* = verplicht!)
    Reacties op bericht (15)

    15-07-2008
    Frankrijk
    Effe ter info, lees hier ook iets over het gebruik van metaaldetectoren in Frankrijk. Kan begrijpen dat in streken waar hard gevochten is tijdens beide wereldoorlogen en op specifiek archeologische sites metaaldetectoren verboden is, maar hoe zit het nu eigenlijk in de andere delen in Frankrijk wanneer je gewoon de akkers afspeurt? Vriendelijke groetjes.

    15-07-2008 om 10:10 geschreven door Bart


    05-11-2007
    Kelten.
    Over de term "Germanen", de oorspronkelijke 'Germanen" waren een volk van Keltische oorsprong die vanuit het zuiden van Duitsland onze contreien binnentrokken. Waarschijnlijk trokken ze de rijn over en vestigden ze zich in de regio's dat wij nu kennen als Limburg en  Luik. De romeinen gebruikten de benaming 'Germanii' dus om een van oorsprong Keltische stam aan te duiden die aan deze zijde van de Rijn woonden, en die vaak tegen invallers uit het huidige Duitsland moesten strijden. Hoe die plunderaars aan de andere kant zich noemden weten we niet, maar ze noemden zichzelf zeker niet 'Germanen' en ze waren groter, blonder en woester dan onze Keltische voorouders. Hier hebben dus wel degelijk Kelten gewoond, maar door germanisatie en romanisatie verdwenen zowel hun cultuur, taal als plaatsnamen.

    Een vraagje aan jullie : wat deden de Franken bij hun inval met de oorspronkelijke Gallo-romeinse bevolking ?

    Groetjes, Toscaan.

    05-11-2007 om 10:47 geschreven door Toscaan


    30-04-2007
    Novion
    Op de website van de gemeente staat nog andere vormen die kloppen met uw stelling, al gaan zij dan uit van "Noviomagus":
     "On trouve en 1147 Novio, en 1183 Noviun, et dès 1200 la forme actuelle Novion ; mais celle-ci a souvent cédé, au cours du XIIIème, du XIVème et du XVème siècle, le pas à la graphie Nouvion ou quelquefois Noviant, avant de triompher définitivement

    http://www.novion-porcien.com/histoire.php

    Geert Vandeplassche

    30-04-2007 om 00:11 geschreven door geert.vandeplassche


    29-04-2007
    novion
    Naar analogie van de identificatie van Lugdunum met Lyon is er m.i. geen probleem om Noviodunum met Novion of eventuele andere varianten te identificeren. Op het eerste zicht lijkt er wel een probleem tussen Novis uit 1147 en Novion. Ik heb de originele tekst echter niet gezien, maar ik veronderstel dat de tekst uit 1147 weldegelijk op Novion betrekking heeft. Er zouden misschien meer oude teksten over Novion moeten worden opgezocht. Er bestaat evenwel een nogal courant afkostingsteken in middeleeuwse handschriften dat voor een "s" kan worden aangezien, maar dat eigenlijk moet gelezen worden als een lettercombinatie in de zin van "ous", "us", "ons" of "uns". In dat geval staat er in de tekst van 1147 niet Novis maar tenminste Novious, Novius, Novions of Noviuns. Die vormen kunnen weldegelijk voorkomen in de evolutie van Noviodunum tot Novion.

    29-04-2007 om 21:46 geschreven door Hans Rombaut


    Novion-Porcien
    In de Quid staat dat Novion-Porcien in 1147 als "Novis" aangehaald wordt.
    http://www.quid.fr/communes.html?mode=detail&id=11781&req=08&style=fiche

    Kan dit toponymisch blijven kloppen?

    Geert Vandeplassche

    29-04-2007 om 12:09 geschreven door geert.vandeplassche


    28-04-2007
    Over plaatsnaamgeving en plaatsnaamevolutie

    Men moet m.i. toch erg voorzichtig zijn om op basis van de betekenisgelijkheid - in het Keltisch en het Middeleeuws Frans -Noviodunum te vereenzelvigen met Neufchâtel. Plaatsnamen worden doorgaans immers niet vertaald. Eens een plaatsnaam gegeven, geldt hij als een soort van wegwijzer. Het taalsubstraat van waaruit de plaatsnaam afkomstig is verandert normaalgezien niet meer. De plaatsnaam zelf evolueert nog wel, zeker als de oorspronkelijke betekenis langzaamaan niet meer wordt begrepen (uitzonderingen hierop zijn natuurlijk toponiemen in de taalgrensgebieden).

    Op basis van de standvastigheid van het oorspronkelijke taalsubstraat heeft men voor de meeste plaatsnamen in Frankrijk, België, Nederland, Duitsland, Engeland, Italië, Spanje enzovoort een consistente toponymische chronologie kunnen opstellen, waardoor men kan zeggen dat bijvoorbeeld de "-acum namen" (bv. Kemzeke, Kontich, Kumtich, Zellik, Lennik enz.) ouder zijn, want Gallo-Romeins, dan de "-(inga)hem namen", die duiden op de latere vestiging van Germanen (bv. Alveringem, Hemiksem, Adegem, Leffinge enz.). Een vertaling van zo'n plaatsnaam uit het Keltische of het Romaanse taalsubstraat naar het Germaans heeft geen zin. Het zou voor de plaatsnaamgebruikers in die tijd enorme verwarringen veroorzaken. De taal waarin een plaatsnaam wordt gecreëerd, blijft nadien dezelfde en de plaatsnaam zelf gaat zijn eigen etymologische leven leiden.

    Uitzonderlijk bestaan er wel varianten in twee talen naast elkaar voor plaatsnamen in de omgeving van de taalgrens, of zijn er verbasteringen waar de taalgrens zich heeft verplaatst. Talloos zijn de voorbeelden als Thionville-Diedenhove, Vloesberg-Flobecq en Geldenaken-Jodoigne. Daar is voorzichtigheid geboden, en kunnen de twee varianten ook erg ver in de tijd opklimmen. Ook zijn er vormen die gemakkelijk kunnen overgaan van de ene taalgroep in de andere, bijvoorbeeld samenstellingen met duae en twee of tres en drie. Toch denk ik dat Neufchâtel op taalkundige basis niet kan geïdentificeerd worden met Noviodunum. Normaalgezien gaan de Keltische plaatsnamen uitgaand op -dunum tijdens de middeleeuwen snel eroderen tot -on, -dun en -den. Lugdunum werd zo in Frankrijk Lyon en in Nederland Leiden, Augustodunum werd Autun. Vergelijkend zou Noviodunum aldus Novion of Nouvion kunnen worden (er zijn verschillende plaatsnamen in Frankrijk met die naam).


    Sinds het humanisme (toen het vertalen van o.m. plaats- en persoonnamen vanuit de volkstaal naar het Latijn gebruikelijk werd) en de periode 1566-1648 (toen de 80-jarige oorlog verhuizingen van grote bevolkingsgroepen veroorzaakte o.w.v. religie naar een land waar het overeenkomstige 'cuius regio ilius religio gold), komen steeds meer vertalingen van plaatsnamen voor. Pas dan worden vertaalde plaatsnamen voor in betekenis herkenbare plaatsen blijvend, zoals "Bergen" voor "Mons". De periode van de historische plaatsnaamgeving (gekoppeld aan de occupatie) was dan echter al lang voorbij.

    Daarom denk ik dat een oud oppidum met de Keltische naam "Noviodunum" dat "Nieuwe Versterking" betekent, niet zou vertaald worden naar het duidelijk middeleeuws Franse "Neufchâtel". Zelfs al zou het oppidum vernieuwd zijn, "Noviodunum" zou in zijn geëvolueerde vorm "Novion" of "Nouvion" gewoon  in gebruik blijven.

    <?xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />

     

    Hans Rombaut

    28-04-2007 om 00:44 geschreven door hans rombaut


    27-04-2007
    Neufchâtel
    Ik bedoel natuurlijk Neufchâtel

    27-04-2007 om 20:55 geschreven door Geert Vandeplassche


    Noviodunum=Châtelneuf-sur-Aisne

    Toponymie:
    (Engelse Wikipedia) Noviodunum
    is a name of Latin-Celtic origin, meaning "new fort": It comes from novus, Latin for "new", and dunum, the Celtic for "hillfort" or "fortified settlement". Duidelijker kan toch niet? chateau neuf, nieuw kasteel

    Motte féodale in Châtelneuf
    Er zijn heel wat mottes opgericht bovenop gallische oppida. bv. in Châteaumeillant, Morlanne, Dallet,Noyelle-Vion, Châteaumeillant, Ferté-Imbault. http://www.patrimoine-de-france.org/search-T3BwaWR1bQ==.html


    <?xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />

     

    Geert Vandeplassche

     

    27-04-2007 om 20:52 geschreven door Geert Vandeplassche


    Novion-Porcien
    Te Novion-Porcien loopt de antieke weg Reims-Keulen en werden belangrijke vondsten gedaan ook uit de Merowingische tijd, o.m. bewoningssporen.

    Neufchâtel heeft geen enkele toponymische verwantschap met Noviodunum. Dat het een interessante vindplaats is, is zeker, maar une motte féodale wijst op bewoning uit de late middeleeuwen (ik vermoed 12de-14de eeuw). Van daar een band leggen tot een pre-Romeins oppidum is niet ernstig.

    Hans Rombaut

    27-04-2007 om 17:16 geschreven door hans rombaut


    inzicht uit zicht
    Is er al eens iemand werkelijk ter plaatse gaan kijken? Ik ben daar geweest omdat ik toch zeer nieuwsgierig was.  Dat Chestres/Castra  etymologisch klopt is evident, maar dat het kamp er bijligt zoals beschreven in BG daarvan stond ik toch stomverbaasd. Ik denk ook St-Lambert met het Kapelletje teruggevonden te hebben en dit Bièvres ligt er ook verrassend bij met neergehaalde wallen zoals in BG. Ook de Aisne is in die omgeving moerassig en vertakt. Primat/Primatis betekent volgens mij gewoon 'van de belangrijkste'. Is het niet evident dat de legerleiding een hoofdkwartier had? Het was wel zoeken want ik ben er drie keer voorbij gereden. De kerk van Primat ligt er precies bij zoals die van Chestres tegenover de Castra. Dat is toch geen toeval?

    27-04-2007 om 12:22 geschreven door Hendrik de Bouw


    Noviodunum voor Winckelmans en Vandeplassche
    De stad Soissons is een Romeinse stichting en mag niet geïdentificeerd worden met Noviodunum.

    27-04-2007 om 11:20 geschreven door Hans Rombaut


    24-03-2007
    Commentaar bij uw reactie
    Ik heb mijn commentaar in het rood tussen uw antwoord getypt.

    Beste heer Winckelmans, ik dank u voor uw interessante en ook genuanceerde toelichting, die getuigt van een grondige kennis van De Bello Gallico (BG) gestoeld op een jarenlange ervaring met deze historische bron. Dat de toevoeging die ik suggereerde bij plerosque Belgas niet verantwoord zou zijn, moet ik echter absoluut ontkennen.

    Algemeen wil ik nogmaals duidelijk stellen dat mijn studie van historisch-geografische aard is. Wat de emendatie betreft, daar is inderdaad een fout, maar uw verdere argumentatie haalt ze m.i. niet onderuit. Het is al nattevingerwerk om in de teksten van Caesar de eventuele latere toevoegingen op te sporen en deze vervolgens te delgen. De Duitse tekstgeleerden waren hierin kampioenen, maar worden al lang niet meer gevolgd. Zelf een substantiële toevoeging maken in een, in laatste instantie literaire, tekst kan nooit verantwoord worden en daraan hebben zelf de Duitse filologen zich zeer zelden gewaagd. Uw toevoeging is hier bovendien noch vanuit de grammatica noodzakelijk, noch vanuit de stilistiek. Er is geen enkele aanduiding in de mss. dat hier een lacune zou zijn. Alleen op basis van de inhoud tot een lacune besluiten en die signaleren (wat Rambaud vrij geregeld doet) kan verantwoord zijn, maar deze lacune zomaar opvullen en daarmee de tekst substantieel wijzigen, is geen deugdelijk tekstkritisch werk. Er is geen enkele kritische uitgave die zoiets zelfs maar zou aandurven. In de uitgave van diplomatica (overeenkomsten, akten, etc.), met een grotendeels formulaire taal,  ligt dat natuurlijk anders, maar zelfs daar zal het steeds blijven bij een algemene aanduiding van wat er hoogstwaarschijnlijk heeft gestaan. Bovendien waagt men zich enkel aan dergelijke ingreep wanneer de onmiddellijke context onbegrijpelijk is. Wat u doet roept herinneringen op aan classici die de brief van Plinius over de Christenen een vervalsing noemen en de passage in Tacitus over Christus een latere toevoeging, liever dan toe te geven dat Christus en christenvervolgingen bestaan hebben. Of aan Rambaud die de getallen gaat veranderen vanuit al dan niet vermeende verkeerde interpretaties van het cursieve Romeinse schrift (maar daarop steeds uitvoerig ingaat en de beslissing aan de lezer laat). Dat u vanuit de geografie vertrekt en niet van de teksten, is een frisse benadering van het probleem, maar van daaruit de tekst gaan emenderen, dat kan niet, vooral omdat het vervolg van de tekst deze interpretatie niet ondersteunt. Dat de Aisne van oost naar west stroomt door het land van de Remi is evident. Het omgekeerde was door mij zeker niet zo bedoeld. Door de snelheid waarmee mijn boek van de persen diende te komen zijn er vele gedeelten in druk gegaan zonder dat ik ze ook maar één keer kon nalezen. Teveel mensen kenden de inhoud van mijn werk, op de hoogte gesteld door de procedure die mijn studie diende te volgen binnen de Academie. Alleen al de identificatie van de Sabis met de Samme was zo begeerlijk dat vele anderen ze nog gauw vóór mij op hun naam hadden kunnen schrijven. Ik ben in het verleden door het grote vertrouwen dat ik in de mensen stelde reeds meermaals van dergelijke praktijken het slachtoffer geweest. Een ander belangrijk gegeven heeft mij verhinderd de publicatie van mijn tekst ten gronde te screenen voor die in druk ging. Ik was mij er weldegelijk van bewust welke gevaren dit kon inhouden, maar ik moest al mijn aandacht besteden aan zaken buiten de inhoud. Maar laat mij nu even ingaan op uw argumentatie.

    Caesar had op het moment dat de twee gezanten der Remi bij hem kwamen al heel veel informatie ingewonnen over de militaire voorbereidingen van de Belgen tegenover de aankomst van zijn leger. Het tweede boek van De Bello Gallico, dat handelt over het tweede jaar van de oorlog, begint namelijk met de mededeling dat Caesar voortdurend informatie krijgt  over de militaire acties die de Belgen troffen. In de eerste zin van boek II meldt Labienus aan Caesar dat omnes Belgas contra populum Romanum coniurare obsidesque inter se dare (dat alle Belgen samenzweerden tegen het Romeinse volk en gijzelaars uitwisselden). Caesar reageert dan op die informatie vanuit een gevoelen ??: His nuntiis literisque commotus (getroffen beter is: bijzonder ongerust door deze berichten en brieven). Nadien vraagt hij nog meer informatie aan de Senones en andere Gallische stammen die wonen aan de grens met de Belgen en van hen verneemt hij nog meer: Hi constanter omnes nuntiaverunt manus cogi, exercitum in unum locum conduci (Deze meldden hem allen unaniem: dat troepen werden opgetrommeld, dat een leger op één plaats werd samengetrokken).

    Als Caesar het gebied van de Remi, dat het dichtst bij het Romeinse rijk gelegen is, bereikt, zenden zij twee gezanten naar hem die melden dat de Remi het niet eens zijn met de andere Belgen om tegen hem ten strijde te trekken en ze informeren hem dat reliquos omnes Belgas in armis esse, Germanosque qui cis Rhenum incolant sese cum his coniunxisse (dat alle overige Belgen onder de wapens zijn, en dat de Germanen die aan deze zijde van de Rijn wonen zich met hen verenigd hebben). Ik ben u dan ook zeer dankbaar dat u hier de tekstvarianten aanhaalt en terecht opteert voor klasse a met qui cis Rhenum incolant. Ik opteer voor geen van beiden: zij zijn allebei mogelijk en evenwaardig, en misschien allebei van Caesars hand. Het gegeven dat er aan deze zijde van de Rijn Germanen wonen - dat is bij beide lezingen de (of een mogelijke) consequentie: ripas zijn alle oevers en de Rijn is (nog) geen grens - op het moment dat de oorlog tegen de Belgen begint is van zeer groot belang. Feit is dat Caesar op dat moment reeds weet dat verschillende groepen Belgen op één plaats een leger concentreren en dat de Germanen die aan deze zijde van de Rijn wonen zich met hen hadden verenigd. Ik ben het dan ook niet met u eens dat de Germaanse stammen uit de Ardennen er aan de Aisne niet bij waren. Het staat immers zwart op wit vermeld dat zij zich met overige Belgen, die niet als Germanen bestempeld werden ?? overige is hier gebruikt t.o.v. de Remi - een betere vertaling is: de rest van (wat de correcte betekenis is van reliquus, maar moeilijk te vertalen is in combinatie met omnes) - en niet t.o.v. de Germaanse Belgen, hadden verenigd. Het dwingt ons voor de samenstelling van het coalitieleger aan de Aisne er rekening mee te houden dat Germani van deze zijde van de Rijn daarbij aanwezig waren, ook al komt het accent in boek II van De Bello Gallico nadien te liggen op Suessiones en Bellovaci, die met zekerheid ook troepen voor dat coalitieleger hadden geleverd. Zij hadden er de leiding van ! Het feit dat Caesar zijn bondgenoot Diviciacus met de Haedui ongehinderd naar het land van de Bellovaci in het westen kan sturen om de hoofdmacht van de vijand uiteen te houden, heeft mij voor de lokalisatie van dat coalitieleger naar de oostelijke kant van het land van de Remi doen uitzien. Was het coalitieleger aanwezig aan de Aisne ten westen van de Remi, dan waren de Haedui op hun tocht naar datzelfde westen, namelijk naar het land van de Bellovaci, een vogel voor de kat geweest. De Haedui kwamen niet van bij Caesar (hij had toen nog geen inheemse hulptroepen en zorgt er goed voor dat de Romeinen dat nooit zouden kunnen afleiden uit wat hij schrijft), wel van thuis (om te plunderen) - zij hebben het verzoek gekregen toen Caesar pas bij de Remi was, en waren pas vele dagen later in de buurt van de Bellovaken. De Suessiones waren daar echter niet meer en ook de Bellovaci hadden troepen op een plaats ver weg van hun land in casu aan de Aisne waar deze stroomt aan de uiterste grens van het land van de Remi. De Aisne stroomt echter niet alleen in het westen aan de grens van het gebied der Remi naar ook aan de andere kant van hun land, aan de oostelijke grens, meer bepaald in de Argonne, tussen Autry en Vouziers. Het was een niet geringe opgave Caesars castra aan de Aisne, die sinds 1862 met Mauchamp worden geïdentificeerd, op een andere plaats te durven zoeken. De loop van de Aisne tussen de oostelijke en de westelijke grens van het gebied van de Remi komt voor de lokalisatie dan weer niet in aanmerking, want daar stroomt de rivier temidden hun land en niet aan de grens ervan zoals vermeld in BG. Ik wil hier toch wijzen op de betekenis van extremus: het verst verwijderde, het uiterste, laatste - en dat vanuit het standpunt van de spreker. Gezien de as van Caesars Blitzkrieg: het westen... Vergelijk Vergilius: extremique hominum Morini, Rhenusque bicornis. - De Morini, laatsten der mensen, en de gegaffelde Rijn.

    Op het moment dat Caesar de Remische gezanten hoort, is het hem nog niet helemaal duidelijk hoe het zit met de herkomst van de Belgae die onder de wapens zijn. In de hiervoor aangehaalde passage is het van groot belang het onderscheid te maken tussen reliquos omnes Belgas in armis esse (dat al de andere Belgen onder de wapens zijn) en Germanosque qui cis Rhenum incolant sese cum his coniunxisse (en dat de Germanen welke langs deze zijde van de Rijn wonen, zich bij hen hadden gevoegd/of: zich bij hen hadden aangesloten).

    Dat Caesar informatie tekort kwam maakt hijzelf duidelijk in de cruciale zinsnede Cum ab iis quaereret quae civitates quantaeque in armis essent et quid in bello possent, sic reperiebat: plerosque Belgas esse ortos a Germanis. De vertaling hiervan luidt: Toen hij (= Caesar) van hen (= de twee gezanten) wilde weten welke civitates en hoeveel er onder de wapens waren en wat ze vermochten in de oorlog, bevond hij aldus: dat de meeste Belgen afkomstig zijn van de Germanen. Ik kan het niet eens zijn met de vertaling die u voorstelt, nl. dat Caesar vroeg over welke stammen het gaat en hoeveel er onder de wapens zijn en ook hoe sterk ze zijn, want er staat niet om welke stammen het gaat. Dat was geen vertaling, maar een parafrase, gebaseerd op vergelijkbare passages bij Cicero en ook bij Caesar zelf in 4.20.4, wanneer hij naar informatie zoekt over Brittania (quae, quantae en reperire in dezelfde context, waaruit ook blijkt wat er in boek 2 bedoeld is). Civitates is zowel het onderwerp van in armis essent als quid in bello possent en zoals Caesar onderwerp is van quaereret is hij ook het onderwerp van re-periebat en vroeg hij informatie ab iis (= deze twee gezanten) en kreeg hij ab iis aldus of 'sic' terug. De tekst gebruikt niet voor niets re-periebat. Caesar vroeg aan de gezanten meerdere zaken, en hij kreeg van hen meerdere antwoorden terug, niet van iemand anders en niet over iets anders! Quaereret en reperiebat staan in relatie tot elkaar met hetzelfde onderwerp en hetzelfde meewerkend voorwerp. Zoals het tevoren handelde over reliquos omnes Belgas in armis vraagt Caesar quae quantaequae civitates in armis essent en 'weder-vindt' dat zit niet in reperire (uit re en parere) - reperire betekent niet nogmaals vinden, maar wel iets dat men kwijt is opnieuw vinden, of (en dat is in deze context de betekenis) na vragen en onderzoek, of door ondervinding tot de bevinding komen. hij dat van de reliquos omnes Belgas in armis er plerosque Belgas [in armis] esse ortos a Germanis, waarna er een uitgebreide toelichting volgt hoezeer deze plerosque Belgas de wapens liefhebben. Dat is allemaal correct, maar hieruit afleiden dat het om de Germani Cisrhenani gaat, kan niet. Caesar zegt precies dat alle Belgen buiten de Remi onder de wapens zijn en dat de Germanen die aan deze kant van de Rijn wonen zicht met hen hebben verbonden (m.a.w. meestal een aparte groep vormen, maar nu meedoen). Wanneer hij het over de Belgen heeft, zijn dat niet die Germanen. Het feit dat de meeste Belgen, die al lang geleden de Rijn zijn overgekomen, ook voortkomen van de Germanen, betekent nl. niet dat het nu nog Germanen zijn: het zijn integendeel (volgens Caesar, of beter: de Remi) Belgen. M.a.w. de passage over hun reputatie van vechtjassen slaat op al de overige Belgen (d.w.z. dat de Remi zichzelf niet zo gevaarlijk vinden). Het zijn met name diegenen die in vroegere tijden de Galliërs hebben verdreven, die als enige de Cimbren en Teutonen uit hun land konden weren, en die qua ex re fieri uti earum rerum memoria magnam sibi auctoritatem magnosque spiritus in re militari sumerent (die omwille daarvan en uit herinnering aan die zaken zich in de krijgskunst zon groot gezag en zulke bezieling toedichtten).

    Dat Caesar het antwoord van de gezanten heeft geïnterpreteerd kan ik geloven, maar zoals het in de tekst is weergegeven, is het wel degelijk hun antwoord en geen synthese van Caesar. De indirecte rede is nu net dé manier om iemand anders woorden te synthetiseren, anders wordt dit stijlmiddel niet gebruikt!

    Dat in dat antwoord de nadruk ligt op de Bellovaci en de Suessiones is verder niet abnormaal, ten eerste omdat de Remische gezanten over hun meest nabije naburen ook het meest weten. Maar ten tweede omdat zij voor het vervolg van de gebeurtenissen het belangrijkst zijn. Precies. En over de andere stammen wordt met geen woord gerept. Door het vertrek van de Bellovaken valt de coalitie uiteen. Dat lijkt mij weinig waarschijnlijk indien ze er alle 300 000 waren. Dan waren ze na het vertrek van de Bellovaken nog met 240 000 om Caesar aan te pakken. Het wordt al veel waarschijnlijker indien er enkel Suessionen en Bellovaken waren (en eventueel andere stammen uit de onmiddellijke buurt). Om de troepen (manus = legerbende) van de vijand uiteen te houden (manus hostium distineri) d.w.z. te beletten dat ze zich konden samenvoegen en niet: troepen die zich al hebben samengevoegd uiteenhalen zond Caesar zijn bondgenoot Diviciacus met de Haedui naar het land van de Bellovaci. Dit gebeurt ongehinderd, dus was het coalitieleger niet in die richting gelokaliseerd. Mogelijk, maar zie de commentaar hoger. Deze actie van de Haedui, die plaats vindt op uitdrukkelijke vraag van Caesar, doet wel de coalitie uiteenvallen op het moment dat het aan de Aisne voor de Belgen slecht begint te gaan, met name wanneer de Romeinen hun gunstige stelling niet verlaten op de hoogte aan de overkant van de rivier Axona (bekeken vanuit het land van de Remi), en wanneer de eerste zware verliezen worden geleden wanneer de Belgae de Aisne proberen over te steken.

    Precies wat de omgeving van de Aisne betreft zoals bedoeld in BG meen ik dat uw argumentatie niets afdoet aan de situering waar ik het nu heb voorgesteld - op één punt wel, nl.: de volgorde Bibrax -> kamp -> wadden/brug klopt en zij gaan dus niet van Bibrax naar de brug en pas dan naar Caesar. Daarbij komt nog dat u het hoofdkwartier van Caesar buiten het kamp legt (u maakt een soort linie van 12 km van de positie van de Romeinen, wat een moderne opstelling is, die voor de uitvinding van het kanon niet nodig en zelfs te vermijden was: het klinkt misschien paradoxaal, maar een extra versterkt kamp van geringe afmetingen was beter te verdedigen tegen een grote, ongeorganiseerde massa dan een langgerekte opstelling) wat bij mijn weten nooit voorkwam: het hoofdkwartier lag veilig in het centrum van het bivak (wat de reden is waarom, bij de slag aan de Sabis, een deel van de Nerviërs naar het hoogste punt van het kamp trekken). Overigens zijn de vondsten te Chestres wel conform aan de periode van BG, is ook de beschrijving van het kamp conform aan die uit BG (en die is wel bijzonder, waar een halve omwalling door de hoge oever van de Aisne door de natuur reeds was voorzien waardoor de Romeinen maar een halve omwalling moeten aanleggen ook dat is niet helemaal correct: Caesar spreekt over unum latus, d.i. één zijde (zeer belangrijk eigenlijk, omdat het kamp te Mauchamp precies met zijn zijkant tegen de rivier ligt, maar niet noodzakelijk contra Chestres, omdat Caesar niets zegt over de eigenlijke omwalling, wel over de positie van de Aisne) en zijn het reliëf en de vermelde afstand tot Bibrax als Les Bièvres bij Autry wel conform aan BG. Het gaat over de afstand tot (de buurt) van Soissons, Noviodunum, waar Caesar in één geforceerde mars (of misschein twee) naartoe trekt. Chestres ligt veel te ver van die locatie om dat te kunnen. Dit is in mijn ogen een onoverkomelijke moeilijkheid voor een situering aan de oostgrens. De meeste andere argumenten kunnen, soms moeilijk soms gemakkelijk, opgaan voor beide locaties, of zijn oncontroleerbaar, maar dit gegeven niet.

    Nog even dit: mijn studie gaat over de geografische context. In het westen of het noorden konden de Belgae aan de Aisne nooit eerst het Remische oppidum Bibrax aanvallen vóór de castra van Caesar te passeren, die gelegen waren aan de overkant van de Aisne (bekeken vanuit het land van de Remi) en dus op de grens (of zelfs net buiten de grens) van het land van de Remi. Bibrax moet in dat geval een vooruitgeschoven militair bolwerk zijn geweest buiten hun eigen territorium. Er lag ook Remisch gebied ten noorden van de Aisne ! De Aisne vormt niet de grens. Hieraan zou het oppidum gevonden door G. Lobjois te St.-Thomas wel voldoen, maar in dat geval konden de Belgen na het opgeven van de belegering van Bibrax onmogelijk nadien vanuit het land van de Remi Caesars bevoorrading afsnijden. Dat hebben ze ook niet gedaan volgens de tekst van Caesar. Die configuratie klopt niet. Ze hebben eerst de velden en boerderijen in de omgeving van Bibrax verwoest. De bevoorrading afsnijden probeerden ze later, na de slag, wanneer ze de Aisne overtrokken en de brug probeerden in handen te krijgen. De volgorde is: 1. Belegering van Bibrax en verwoesting van de omgeving. 2. Confrontatie met Caesar aan de Aisne, zonder gevolg. 3. Poging om de Aisne over te trekken en de brug in handen te krijgen, om het achterliggende gebied van de Remi te verwoesten en de bevoorrading af te snijden. M.a.w. zij trekken van Bibrax naar het Romeinse kamp en dan van het Romeinse kamp de Aisne over. Het klopt niet omdat de Aisne in het westen niet een deel van de grens van het gebied der Remi vormt Caesar zegt dat ook niet; hij zegt wel dat hij optrekt naar de Aisne die zich in het verste stuk grondgebied van de Remi bevindt - zoals hij in boek 6 spreekt van de Schelde die uitmondt in de Maas (d.w.z. het stuk van de rivier dat zich in het huidige Nederland bevond), maar gewoon op één bepaalde plaats het land van de Remi verlaat én het klopt niet omdat de Belgen de bevoorradingslijn van Caesar vanuit die richting niet kunnen dwarsen ?? zie boven. In de Argonne vloeit de Aisne langs de grens van het gebied van de Remi zoals u terecht aanhaalt: ad flumen Axonam quod est in extremis Remorum finibus. De coalitie kon er opteren om eerst de Remi in hun oppidum Bibrax aan te vallen als zwakke broer, om dan het land van de Remi binnen te dringen, Caesars bevoorradingsroute af te snijden, dorpen en akkers plat te branden en vervolgens het bruggenhoofd (Vouziers) net vóór Caesars castra (Chestres) aan te vallen ?? zo is het niet gebeurd, zie hoger.

    Wat uw vragen over Bibrax betreffen, daarop kan ik zeggen dat Caesars beschrijving van de aanval volkomen past met de neerliggende omwalling van Les Bièvres bij Autry. Het houtwerk in brand steken is altijd efficiënt van onder af (bovenaan is onzinnig), maar door de omwalling (een Murus Gallicus, die eveneens deels uit houten balken bestaat) langs de buitenkant van onderaf te verzwakken (subruunt) valt de muur naar buiten om. Eens er een deel gevallen is moet zon murus Gallicus met enterhaken zeer eenvoudig verder neer te halen zijn, maar de eerste actie die hiertoe nodig is, is de muur onderaan te verzwakken. Met de circulaire structuur van het oppidum is het overigens zeer moeilijk de muur naar de andere kant te doen omvallen. In die richting is die namelijk mechanisch het sterkst.




    Hans Rombaut

    24-03-2007 om 14:26 geschreven door leopold winckelmans


    12-03-2007
    Aisne
    Een toevoeging qui [en niet quos] in armis essent bij plerosque Belgas is niet verantwoord, noch vanuit de tekstkritiek, noch inhoudelijk.
    Het argument dat plerosque Belgas etc.  geen antwoord is op de vraag van Caesar, is textueel niet correct.
    Caesar vertelt hoe de Remi twee onderhandelaars sturen. Die delen hem o.a. mee dat de overige Belgen (de Remi doen nl. met hen niet mee) onder de wapens zijn, dat de Germani cisrhenani zich bij hen hadden aangesloten en dat hun broederstam, de Suessionen, de Remi niet willen volgen en zich bij de Belgen hebben aangesloten. Ik wil hier wijzen op de tekstvariant in de mss. van de klasse b: qui ripas Rheni incolunt to. de tekst van klasse a, die algemeen aanvaard wordt als de originele: qui cis Rhenum incolant.
    Nadat Caesar deze algemene inlichting heeft gekregen over de Belgen en de Germani cisrhenani, wil hij meer weten, nl.:
    1. over welke stammen het gaat (quae civitates),
    2. hoeveel er onder de wapens zijn (quantaeque in armis essent)
    3. en ook hoe sterk ze zijn (quid in bello possent)
    Het antwoord dat Caesar weergeeft, is niet het antwoord dat de gezanten van de Remi hebben gegeven. De indicatief imperfectum sic reperiebat wijst op vragen, antwoorden, bijkomende vragen, verduidelij-kingen, enz., waaruit Caesar zich een beeld heeft gevormd. Daarvan geeft hij een synthese, met de nadruk op de elementen die zijn optreden moeten rechtvaardigen en één en ander nader toelichten, o.m. de uitspraak van de Remi dat er Germanen wonen aan deze kant van de Rijn.
    In zijn synthese vat Caesar de gegevens die hij heeft gekregen, samen in deze volgorde:
    1. De meeste Belgen zijn zelf geen Germanen, maar wel orti a Germanis (van Germaanse af- of herkomst) + een aantal andere inlichtingen die moeten bewijzen hoezeer ze te duchten zijn
    2+3. de namen van de stammen en het contingent strijders, en commentaar over de sterkte van de stammen. Hier vernemen we dat een aantal stammen onder de verzamelnaam Germani bekend zijn.
    In de synthese zorgt Caesar er al voor dat de nadruk komt te liggen op de twee belangrijkste stammen waarmee hij te maken zal krijgen: de Bellovaken en de Suessionen, wier koning Galba de opperbevelhebber was. Uit het vervolg blijkt dat deze stammen effectief aan de Aisne zaten en dat met hen de coalitie stond of viel.
    De constatatie dat niet alle Belgen aan de Aisne zaten is waarschijnlijk correct:
    • de Senonen en andere Galliërs melden Caesar dat troepen opgetrommeld werden (manus cogi) en dat men het leger op één plaats aan het concentreren was (exercitum in unum locum conduci - inf. praesens, en dus nog niet voltooid).
    • Caesar zegt inderdaad dat het van groot belang is de groepen vijanden gescheiden te houden (manus hostium distineri - ook inf. praesens), maar hieruit afleiden dat de Bellovaci niet ter plaatse waren is fout: § 10 leert ons dat de Bellovaken niet meer wilden blijven (en dus aan de Aisne wa-ren) omdat Diviciacus met zijn Haedui hun territorium naderde. § 12 leert ons dat de Suessionen nog niet terug waren van de vlucht (en dus ook aan de Aisne waren) toen Caesar hun oppidum Noviodunum aanviel. Over de Ambiani wordt niet gesproken, maar over de andere stammen al evenmin. In elk geval: niet de Germaanse stammen uit de Ardennen waren aan de Aisne, wel de onmiddellijke naburen van de Remi, nl. de Suessionen en de Bellovaken. Moest het andersom zijn geweest, dan zou Caesar andere namen vermeld hebben.
    • De maatregelen van Caesar (positie van het kamp + missie van Diviciacus) wijzen erop dat hij zich daarvan bewust was. De Aisne stroomt niet van west naar oost door het gebied van de Remi, maar van oost naar west, en de stroom verlaat het gebied van de Remi in het westen. Vergelijk ad flumen Axonam quod est in extremis Remorum finibus met ad flumen Scaldim quod influit in Mosam. De betekenis is hier beperkend: naar (dat gedeelte van) de Aisne dat zich op de uiterste grens van het gebied van de Remi bevindt en naar (dat gedeelte van) de Schelde dat uitmondt in de Maas. Op die plaats zijn het de Suessionen en Bellovaken die Caesar opwachten (110 000 manschappen volgens Caesar). De rest is nog onderweg, omdat Caesar te vlug is geweest. Het heeft geen zin deze grens in het oostelijk gedeelte van het gebied der Remen te gaan zoeken.
    • Want: na het debâcle van de Belgen trekt Caesar het gebied van de Suessionen binnen en in één dag, met een geforceerde mars, naar Noviodunum. Chestres - Soissons (Pommiers) is meer dan 110 km, en dat is veel te ver. Indien Noviodunum in de buurt van Soissons lag, moeten we het kamp van Caesar in de buurt van Berry-au-Bac zoeken (zonder daarmee te zeggen dat het fa-meuze kamp aldaar dat van Caesar was!). Berry-au-Bac ligt op een vijftigtal km van Pommiers, wat redelijk is, maar nog veel (een gewone + een geforceerde dagmars - de gewone mars be-droeg max. een 20-tal km.). Bovendien klopt die buurt met het in extremis remorum finibus. Toch zou ik het kamp nog meer in de richting van Soissons zoeken.
    • Ik wil hierbij opmerken dat het zgn. iustum iter, de gewone dagmars, in het Bellum Civile, dat zich afspeelt in Italië, op bekend terrein dus, rond de 20 km bedraagt. In het gebied waar Caesar zich in 57 v. Chr. bevindt, moet dat minder zijn geweest, alleen al omwille van de wegen en de gesteldheid van het terrein. De ongeveer 15 dagen die hij erover doet om de Remi te bereiken be-vestigen dat: Besançon - Châlons en Champagne: 340 km (15 x 22.5 km per dag).. Alleen was hij niet meer te Besançon, maar was al opgerukt richting Belgen (castra movere in DBG. 2.6 wijst niet op een winterkamp, maar een marskamp). Ik wil erop wijzen dat het leger ingekwartierd was te Vesontio, dat de nieuwe legioenen daar al op voorhand naartoe waren gestuurd door Caesar bij het begin van het warme seizoen (einde maart), en dat Caesar eerst zelf naar het leger kwam toen er voldoende groenvoer was (april). Het Latijn laat geen andere interpretatie toe. De 15 da-gen moeten dus niet vanuit Gallia Cisalpina worden geteld, maar vanuit Vesontio (of één of an-der marskamp buiten Vesontio).

    Wat het oppidum Bibrax betreft, Caesar beschrijft de manier waarop de Galliërs en Belgen zon oppidum bestormen (DBG, 2.6):
    - door een regen van (slinger)stenen [en projectielen] zorgen zij dat de verdedigers van de wal zich moeten achteruittrekken
    - dan vormen zij een schilddak en naderen de muur
    - zij steken de poortgebouwen langs onder in brand (sub-cendunt) en doen de muur langs onder in-storten (sub-ruunt, door hem te ondermijnen ?)
    Ik weet niet of dat klopt met wat u gevonden hebt te Les Bièvres, maar uit de tekening leid ik af dat de muur langs bovenaf is neergehaald.



    12-03-2007 om 00:07 geschreven door leopold winckelmans


    01-09-2006
    antwoord op reactie Billiau D.

    Antwoord op reactie van Billiau 

     <?xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />

    De Beverburcht

     

    Vooreerst dank voor de appreciatie van mijn boek. Dat u ter plaatse bent gegaan met een metaaldetector en niets heeft gevonden, bewijst m.i. niets. Ten bewijze daarvan dit: het Romeinse kamp te Chestres werd reeds door Franse archeologische diensten gevonden, vervolgens opgegraven, onderzocht en ruw gedateerd omstreeks 50 voor Chr. De site werd dus al wel gevonden maar niet verbonden met het kamp beschreven in De Bello Gallico (BG) anno 57 voor Chr.

     

    Het op eigen houtje met een metaaldetector onderzoeken van een archeologische is echter een sterk af te raden daad, te meer daar de sites van Saint-Lambert-les-Bièvres en Chestres door mij officieel werden doorgegeven aan het Institut de Recherche Archéologique Préventive (INRAP) in Parijs. Daar komt nog bij dat ze in Frankrijk gelegen zijn, ressorterend enerzijds onder het departement Champagne-Ardennes waarvan de diensten te Reims gevestigd zijn, anderzijds onder het departement Meuse waarvan de diensten zich in Verdun bevinden. In Frankrijk dient men voor archeologische sites ook een andere wetgeving te respecteren dan bij ons. Het gebruik van de metaaldetector is er ook niet zonder gevaar, want meer bepaald in de omgeving van Chestres en Vouziers kwam het front van de Eerste Wereldoorlog tot stilstand en werd er gedurende 4 jaar slag geleverd tussen geallieerden en Duitsers. Een boerin van ter plaatse vertelde mij dat op de akkers aldaar nog veel gevaarlijk materiaal uit die periode wordt teruggevonden, zoals dat bij ons ook in de Westhoek het geval is. Gelukkig heeft u, volgens wat u beschrijft, de juiste locaties niet gevonden.

     

    U schrijft nl. voor Caesars castra aan de Aisne Chastres waar het Chestres moet zijn, en meent dat de Commentarii de Bello Gallico Bibrax beschrijven ten noorden van dit kamp. Dit is niet juist. De richting wordt in BG niet aangegeven, alleen de afstand: 8 mijl van het kamp. Dat Bibrax vaak ten noorden van Caesars castra wordt gesitueerd hangt samen met de oude identificatie met het kamp dat werd gevonden te Berry-au-Bac. Dit is al zo sinds de opgravingen aldaar onder impuls van Napoleon III in 1862-1863 en werd nog versterkt sinds G. Lobjois in 1964 het oppidum Vieux Laon, gevonden te Saint-Thomas 12 km ten noorden van Berry-au-Bac, met grote stelligheid identificeerde met Bibrax. BG beschrijft echter dat het Remische oppidum Bibrax werd aangevallen door de Belgae, die de omwalling neerhaalden: BG II, 6: murum subruunt. De murus gallicus teruggevonden door Lobjois te Saint-Thomas was echter intact. De omwalling van het oppidum van Saint-Lambert-les-Bièvres ligt evenwel zichtbaar neer rondom de gehele site.

     

    Wat de richting betreft waarin we de slag aan de Aisne anno 57 voor Chr. moeten zoeken, gaf ik in mijn boek al een aantal goede argumenten (o.m. het uiteenhouden van de vijand). Ik geef er hier nog een bij op basis van geografische elementen en de beschrijving in BG. De Aisne raakt op twee plaatsen de grens van het gebied van de Remi, enerzijds in het westen in de omgeving van Berry-au-Bac, waar de rivier het grondgebied der Remi gewoon verlaat, anderzijds in het oosten waar de Aisne over een zekere afstand de grens van het gebied van de Remi vormt, nl. tussen Autry en Vouziers. Dit laatste stemt veel beter overeen met de beschrijving in BG II, 5: Axonam, quod est in extremis Remorum finibus.

     

    Wat nu de omwalling van Saint-Lambert-les-Bièvres betreft, die bestaat uit stenen en die kunnen met de metaaldetector niet worden gedetecteerd. Het is ook niet nodig, ze zijn zichtbaar doordat ze dagzomen tussen het gras. Daarom publiceerde ik er zelfs twee fotos van. Dat ze zich nog aan de oppervlakte bevinden heeft te maken met het feit dat de site definitief werd verlaten en dit is analoog aan het kamp te Chestres, waarvan de aarden omwalling eveneens goed zichtbaar in het landschap bewaard is gebleven.

     

    Ik vraag mij af of het nu Chestres is of Saint-Lambert-les-Bièvres waar u de grachten bij de rivier (de Aisne?) aantrof. Bij Les Bièvres is dit onmogelijk, want de Aisne ligt op redelijke afstand daar vandaan. Mocht het om Chestres gaan dan is het niet denkbeeldig dat u de grachten heeft gevonden beschreven in BG II, 8: ab utroque latere eius collis transversam fossam obduxit circiter passuum CCCC, dit is het gebied waar Caesar zes legioenen opstelde in slagorde, tegenover het leger van de Belgae en waartussen zich een niet al te breed moeras bevond, zie BG II, 9: Palus erat non magna inter nostrum atque hostium exercitum. Deze smalle moerassige strook bevindt zich nog steeds een beetje ten zuiden van Chestres langsheen de Aisne.

     

    Het is eigenlijk bijna niet te geloven hoe precies deze locaties aansluiten bij de beschrijvingen uit BG. Nadat Caesar hulptroepen zond naar Bibrax gaven de Belgae de belegering van het Remische oppidum op en gingen het land van de Remi in om de akkers te verwoesten, staken alle dorpen en woningen in brand, en rukten op naar Caesars kamp, zie BG II, 7: hostibus eadem de causa spes potiundi oppidi discessit. Itaque agrosque Remorum depopulati, omnibus vicis aedificiisque incensis, ad castra Caesaris contenderunt. De Belgae bevonden zich aan de lage linkeroever van de Aisne. De Romeinen hadden daarentegen aan de rechteroever een uitermate voordelig terrein uitgekozen, met het kamp op een hoogte vanwaar het landschap zachtjes naar beneden glooide, zo mooi gefotografeerd in mijn boek blz. 17, en beschreven in BG II, 8: loco pro castris ad aciem instruendam natura opportuno atque idoneo, quod is collis ubi castra posita erant paululum ex planitie editus tantum adversus in latitudinem patebat quantum loci acies instructa occupare poterat, atque ex utraque parte lateris deiectus habebat et in fronte leniter fastigatus paulatim ad planitiem redibat. Dit kamp was in de rug aan de kant van de Aisne gedekt door een steile, natuurlijke heuvelrug, door de Franse archeologische diensten vanuit de lucht gefotografeerd en in mijn boek weergegeven p. 30 en aldus beschreven in BG II, 5: Flumen Axonam exercitum traducere maturavit atque ibi castra posuit. Quae res et latus unum castrorum ripis fluminis muniebat en verder BG, II, 9: Hostes ad flumen Axonam contenderunt, quod esse post nostra castra demonstrandum est.

     

    Bij het treffen verbood Caesar zijn troepen het voordelige terrein te verlaten door het moeras en de Aisne over te steken, waarop een deel van de troepen van de Belgae zich door een aldaar ontdekt ondiep wad richtte naar het bruggenhoofd onder leiding van legaat Q. Titurius, met de bedoeling de brug te vernielen of, indien ze dat niet konden, de Remische akkers te verwoesten en zo de graantoevoer vanuit het land van de Remi af te snijden, zie BG II, 9: Ibi vadis repertis partem suarum copiarum traducere conati sunt eo consilio ut, si possent, castellum, cui praeerat Q. Titurius legatus, expugnarent pontemque interscinderent; si minus potuissent, agros Remorum popularentur , commeatuque nostros prohiberent. Op geen enkele plaats die ooit werd voorgesteld kloppen al deze geografische details zo precies als tussen Vouziers en Saint-Lambert-les-Bièvres. Daar kan een metaaldetector niets aan verhelpen.

     

    Tot slot nog dit: de bever, het diertje dat zon prachtige burchten bouwt, heette in het oud Frans eveneens bièvre (het werd in het Frans verdrongen door het Latijn castor, dat uit het Grieks afkomstig is). Zijn naam zou vanwege de kleur uit het Oud-Indisch babhru zijn afgeleid, wat bruin betekent. De evolutie van de Keltische term Bibrax tot Bièvres in het Frans en tot Bever(e(n)) in het Nederlands, is algemeen aanvaard. De betekenis van het woord als burcht is eveneens algemeen aanvaard en de aanwezigheid van dit toponiem (het zij heden nog in gebruik of overgeleverd in oude documenten en lokaliseerbaar op oude kaarten) is zonder meer noodzakelijk om tot een identificatie te kunnen overgaan. Het toponiem in samenwerking met alle andere topografische elementen die overeenstemmen met BG, en die ik in mijn boek en ook hierboven heb aangevoerd, hebben m.a.w. meer bewijskracht dan het feit dat er (nog) geen Remische munt werd teruggevonden.

     

    Hans Rombaut

    01-09-2006 om 16:27 geschreven door Hans Rombaut


    31-08-2006
    cesar in belgie
    chastres ,..bibrax lag toch ten noorden van het romeinse kamp? niet? volgens BG ,het bibrax dat hier door jou aangegeven wordt ligt ten zuiden en wij zijn ns gaan zoeken met de metaaldetector daar maar niets  of niets gevonden  van gallische oorsprong..noch wallen noch sporen van enig mogelijk kamp op deze plaats.
    zulke zeer zwakke lage eventuele grachtjes beneden tegen de rivier vind je overal in Frankrijk.ze zijn volgens ons van natuurlijke oorsprong.zou vonq niet eerder in aanmerking komen voor bibrax?dat ligt ten noorden zoals beschreven in BG.en daar hebben we inderdaad al munten van de remi gevonden.trouwes allemaal gemeld bij prof S.Scheers.toch wil ik je  bedanken met je zeer mooie beschreiving van de gallische oorlog.eindelijk ns imand die de moeite doet om ns uit n andere hoek te kijken.!met we bedoel ik ons zoekers en MELDERS van keltische munten..door sommige aanzien als rovers van kunstpatrimonium..MAAR  we werken al jaren (20minstens) samen met universiteit leuven.en hebben al hopen info doorgespeeld aan de instanties.en blijven dit ook doen omdat alle info heel waardevol is ..ook al komen ze uit de bouwlaag die voor archeologen niet intressant zou zijn wegens de verstoring..van de opperlagen...nochtans bezitten die n schat aan info.! groetjes dirk

    31-08-2006 om 23:11 geschreven door billiau dirk




    Bestellen per e-mail

    Druk op onderstaande knop om te bestellen per e-mail. Vergeet niet uw NAAM en ADRES, telefoon/gsm en eventueel e-mail te vermelden. Alvast van harte bedankt!



    Hoofdpunten blog jcb
  • Inleiding Thesis: 'Verafgelegen domeinen van abdijen in Noord-Gallië'
  • Samenvatting lezing. De sleutelpositie van Antwerpen binnen het Scheldebekken tot het jaar 836, door Hans Rombaut voor het Antwerps Genootschap voor Geschiedenis, 4 september 2007


    Gastenboek
  • Edecor
  • Now
  • RE
  • Now
  • Now

    Druk op onderstaande knop om een berichtje of reactie te plaatsen


    Laatste commentaren
  • Geen "v" in merowingisch schrift, wel relevant (Hans Rombaut)
        op Argumentatie 2 tegen de uitspraken van Geert van de Plassche van 16 augustus 2008, 22u28
  • Niet relevant (Geert Vandeplassche)
        op Argumentatie 2 tegen de uitspraken van Geert van de Plassche van 16 augustus 2008, 22u28
  • Vervolg argumentatie afleiding Antwerpen van Ambaeduaueripae (Geert Vandeplassche)
        op DERDE BEWIJS VAN DE DIEFSTAL IN 'ANDOUERPIS ANTWERPEN' VAN ALFRED MICHIELS: DE ANNALES FULDENSES
  • Vervolg argumentatie afleiding Antwerpen van Ambaeduaueripae (Geert Vandeplassche)
        op DERDE BEWIJS VAN DE DIEFSTAL IN 'ANDOUERPIS ANTWERPEN' VAN ALFRED MICHIELS: DE ANNALES FULDENSES
  • Frankrijk (Bart)
        op Antwoord op Cuyt: deel 1
  • Antwerpen komt uit Ambaeduaeripae (Hans Rombaut)
        op DERDE BEWIJS VAN DE DIEFSTAL IN 'ANDOUERPIS ANTWERPEN' VAN ALFRED MICHIELS: DE ANNALES FULDENSES
  • Vita Eligii /Monumenta Germaniae Historica (MGH) (Geert Vandeplassche)
        op DERDE BEWIJS VAN DE DIEFSTAL IN 'ANDOUERPIS ANTWERPEN' VAN ALFRED MICHIELS: DE ANNALES FULDENSES
  • Bronvermelding vergeten (Geert Vandeplassche)
        op DERDE BEWIJS VAN DE DIEFSTAL IN 'ANDOUERPIS ANTWERPEN' VAN ALFRED MICHIELS: DE ANNALES FULDENSES
  • De Samme is de Sabim toch! (Hans Rombaut)
        op Wikipedia spelletjes
  • De Samme is de Sabis niet (Armand SERMON)
        op Wikipedia spelletjes
  • ambduo 2 (Hans Rombaut)
        op VIERDE BEWIJS VAN DE DIEFSTAL IN 'ANDOUERPIS ANTWERPEN' DOOR ALFRED MICHIELS: JULIUS CAESAR GERMANICUS
  • amboduo (Hans Rombaut)
        op VIERDE BEWIJS VAN DE DIEFSTAL IN 'ANDOUERPIS ANTWERPEN' DOOR ALFRED MICHIELS: JULIUS CAESAR GERMANICUS
  • SCHOL.Arat (Hans Rombaut)
        op VIERDE BEWIJS VAN DE DIEFSTAL IN 'ANDOUERPIS ANTWERPEN' DOOR ALFRED MICHIELS: JULIUS CAESAR GERMANICUS
  • SCHOL. Arat. in de Thesaurus (leopold winckelmans)
        op VIERDE BEWIJS VAN DE DIEFSTAL IN 'ANDOUERPIS ANTWERPEN' DOOR ALFRED MICHIELS: JULIUS CAESAR GERMANICUS
  • Aratusvertalingen (Leopold Winckelmans)
        op VIERDE BEWIJS VAN DE DIEFSTAL IN 'ANDOUERPIS ANTWERPEN' DOOR ALFRED MICHIELS: JULIUS CAESAR GERMANICUS
  • Caesar en Antwerpen (Lieven Druylinckx)
        op VIERDE BEWIJS VAN DE DIEFSTAL IN 'ANDOUERPIS ANTWERPEN' DOOR ALFRED MICHIELS: JULIUS CAESAR GERMANICUS
  • Antwerpen en Antwerpenaars (Jan Batens)
        op DERDE BEWIJS VAN DE DIEFSTAL IN 'ANDOUERPIS ANTWERPEN' VAN ALFRED MICHIELS: DE ANNALES FULDENSES
  • Naamsverklaring in boek Michiels klopt niet (geert vandeplassche)
        op DERDE BEWIJS VAN DE DIEFSTAL IN 'ANDOUERPIS ANTWERPEN' VAN ALFRED MICHIELS: DE ANNALES FULDENSES
  • toegang (Ellen)
        op TWEEDE BEWIJS DIEFSTAL ALFRED MICHIELS IN 'ANDOUERPIS ANTWERPEN' - VILARIACUM-WILRIJK STAAT REEDS IN THESIS ROMBAUT 1985 p. 250
  • Kontich - Wilrijk (µalfred £michiels)
        op TWEEDE BEWIJS DIEFSTAL ALFRED MICHIELS IN 'ANDOUERPIS ANTWERPEN' - VILARIACUM-WILRIJK STAAT REEDS IN THESIS ROMBAUT 1985 p. 250
  • Kelten. (Toscaan)
        op Antwoord op Cuyt: deel 1
  • u leest niet wat er staat (hans rombaut)
        op Op een mooie Pinksterdag… op bezoek bij de Mechelse Dienst Archeologie
  • geen falsificatie (Ellen)
        op Verderzetting discussie Antwerpen
  • screening (ellen serrien)
        op Verderzetting discussie Antwerpen
  • wetenschappelijk publicatie (ellen)
        op Verderzetting discussie Antwerpen
  • Sammium en Sabium (Hans Rombaut)
        op Op een mooie Pinksterdag… op bezoek bij de Mechelse Dienst Archeologie
  • Na de feiten (Hans Rombaut)
        op De historische waarheid
  • de samme is de sabis niet (Armand Sermon)
        op De historische waarheid
  • plagiaat van Hans Rombaut (Alfred Michiels)
        op De historische waarheid
  • de samme is de sabis niet (Armand Sermon)
        op Op een mooie Pinksterdag… op bezoek bij de Mechelse Dienst Archeologie
  • plagiaat van alfred michiels (hans rombaut)
        op De historische waarheid
  • Fabels fabels en fabels (Alfred Michiels)
        op De historische waarheid
  • Fabels en Fabels over naam Antwerpen (Alfred Michiels)
        op Feiten en fabels p.63-p.77
  • naam Antwerpen (alfred Michiels)
        op Verderzetting discussie Antwerpen
  • archeonet (Ellen)
        op Verderzetting discussie Antwerpen
  • Antwoord op eorum en droge route (Geert Vandeplassche)
        op 'eorum' en de fonetische verwantschap tussen /b/ en /m/
  • RRL site Gazet van Antwerpen (Geert Vandeplassche)
        op Veritas filia temporis­­. Antwerpen en Anreppen, of de kwestie An- in samenstellingen
  • error site aan Geert (Ellen)
        op Veritas filia temporis­­. Antwerpen en Anreppen, of de kwestie An- in samenstellingen
  • deze reactie vervangt en vernietigt de vorige, die per ongeluk te snel op de blog terecht kwam (Geert Vandeplassche)
        op Veritas filia temporis­­. Antwerpen en Anreppen, of de kwestie An- in samenstellingen
  • Andouerpis -Antwerpen 2 vraagjes aan Alfred Michiels (Geert Vandeplassche)
        op Veritas filia temporis­­. Antwerpen en Anreppen, of de kwestie An- in samenstellingen
  • uitnodiging (Hans Rombaut)
        op Op een mooie Pinksterdag… op bezoek bij de Mechelse Dienst Archeologie
  • Waarom de Samme de Sabis niet is (Armand Sermon)
        op Op een mooie Pinksterdag… op bezoek bij de Mechelse Dienst Archeologie
  • hoe het begon... (Ellen)
        op Op een mooie Pinksterdag… op bezoek bij de Mechelse Dienst Archeologie
  • bevoegheid ter zake (Ellen)
        op Op een mooie Pinksterdag… op bezoek bij de Mechelse Dienst Archeologie
  • geef aan Cuyt wat Cuyt toekomt?? (Ellen)
        op Op een mooie Pinksterdag… op bezoek bij de Mechelse Dienst Archeologie
  • De identificatie van de Sabis met de Samme is NIET FOUT (Hans Rombaut)
        op Op een mooie Pinksterdag… op bezoek bij de Mechelse Dienst Archeologie
  • Uw verhaal over Sabis is TOTAAL fout (Armand Sermon)
        op Op een mooie Pinksterdag… op bezoek bij de Mechelse Dienst Archeologie
  • rue César Jolimont (Armand SERMON)
        op Op een mooie Pinksterdag… op bezoek bij de Mechelse Dienst Archeologie
  • Condé (hans rombaut)
        op Op een mooie Pinksterdag… op bezoek bij de Mechelse Dienst Archeologie
  • condatum (Armand SERMON)
        op Op een mooie Pinksterdag… op bezoek bij de Mechelse Dienst Archeologie
  • reactie (Geert Vandeplassche)
        op antwoord op nog enkele opmerkingen en vragen (G. Vandeplassche)
  • Altissimas ripas (Hans Rombaut)
        op Op een mooie Pinksterdag… op bezoek bij de Mechelse Dienst Archeologie
  • Samme Haine (Armand SERMON)
        op Op een mooie Pinksterdag… op bezoek bij de Mechelse Dienst Archeologie
  • Haine en Scheldebekken (Hans Rombaut)
        op Op een mooie Pinksterdag… op bezoek bij de Mechelse Dienst Archeologie
  • Samme Haine (Armand SERMON)
        op Op een mooie Pinksterdag… op bezoek bij de Mechelse Dienst Archeologie
  • Samme en Haine (Hans Rombaut)
        op Op een mooie Pinksterdag… op bezoek bij de Mechelse Dienst Archeologie
  • samme haine (Armand Sermon)
        op Op een mooie Pinksterdag… op bezoek bij de Mechelse Dienst Archeologie
  • Samme en Hene (hans rombaut)
        op Op een mooie Pinksterdag… op bezoek bij de Mechelse Dienst Archeologie
  • samme (Armand Sermon)
        op Op een mooie Pinksterdag… op bezoek bij de Mechelse Dienst Archeologie
  • ste.-waudru (hans rombaut)
        op Op een mooie Pinksterdag… op bezoek bij de Mechelse Dienst Archeologie
  • waldetrudis en niet aldegondis (Armand Sermon)
        op Op een mooie Pinksterdag… op bezoek bij de Mechelse Dienst Archeologie
  • waltrudis en toch aldegondis (Hans Rombaut)
        op Op een mooie Pinksterdag… op bezoek bij de Mechelse Dienst Archeologie
  • waldetrudis en niet aldegondis (Armand Sermon)
        op Op een mooie Pinksterdag… op bezoek bij de Mechelse Dienst Archeologie
  • Reactie op Armand Sermon (Hans Rombaut)
        op Op een mooie Pinksterdag… op bezoek bij de Mechelse Dienst Archeologie
  • aisne (Armand Sermon)
        op Op een mooie Pinksterdag… op bezoek bij de Mechelse Dienst Archeologie
  • e-mailreacties van GvdP (Ellen)
        op Op een mooie Pinksterdag… op bezoek bij de Mechelse Dienst Archeologie
  • tegenvoorstel aan ArcheoNet (hans rombaut)
        op Veritas filia temporis­­. Antwerpen en Anreppen, of de kwestie An- in samenstellingen
  • antwoord ArcheoNet (ArcheoNet Vlaanderen)
        op Veritas filia temporis­­. Antwerpen en Anreppen, of de kwestie An- in samenstellingen
  • antwoord archeonet (hans rombaut)
        op Plagiaat?
  • anreppen (Geert Vandeplassche)
        op Plagiaat?
  • Antwoord op uw v raag (geert.vandeplassche)
        op Plagiaat?
  • Antwoord op uw vraag (hans rombaut)
        op Plagiaat?
  • Antwoord gestuurd naar archeonet (hans rombaut)
        op Plagiaat?
  • gallo romeinse namen (hans rombaut)
        op Plagiaat?
  • plagiaat doorprikt (Hendrik de Bouw)
        op Plagiaat?
  • Antweerepen (Hans Rombaut)
        op Plagiaat?
  • Anreppen Antwerpen (hans rombaut)
        op Plagiaat?
  • wat doe je tegen oneerlijkheid? (Ellen)
        op Plagiaat?
  • Link (laurent Provost)
        op Plagiaat?
  • Géén plagiaat ! (Laurent Provost)
        op Plagiaat?
  • Geen rivieroversteken tussen Axona en Sabis (geert.vandeplassche)
        op Waar verzamelde zich “op één plaats” de coalitie der Belgae?
  • benieuwd wat er nu weer volgt (jeroen vanden borre)
        op archeonet reactie Schupperke
  • Genoeg! (hans rombaut)
        op Waar verzamelde zich “op één plaats” de coalitie der Belgae?
  • Vraagje (Geert Vandeplassche)
        op Waar verzamelde zich “op één plaats” de coalitie der Belgae?
  • Portus Itius (hans rombaut)
        op Antwoord op reactie L. Winckelmans
  • Arnoulds eerlijkheid is van goud (hans rombaut)
        op Waar verzamelde zich “op één plaats” de coalitie der Belgae?
  • Romeinen in Antwerpen! Wie kwam er uit het oude Rome naar hier? (hans rombaut)
        op Antwoord op Cuyt: deel 13
  • Romeinen in Antwerpen: ja! soldaten? (Ivan Derycke)
        op Antwoord op Cuyt: deel 13
  • Portus Itius (Armand Sermon)
        op Antwoord op reactie L. Winckelmans
  • portus Itius (Armand Sermon)
        op Antwoord op reactie L. Winckelmans
  • portus Itius (Armand Sermon)
        op Antwoord op reactie L. Winckelmans
  • Napoleon III (hans rombaut)
        op Waar verzamelde zich “op één plaats” de coalitie der Belgae?
  • Portus Itius (Armand Sermon)
        op Antwoord op reactie L. Winckelmans
  • gebiedende wijs (hans rombaut)
        op Waar verzamelde zich “op één plaats” de coalitie der Belgae?
  • Linkeroever is de sleutel (geert.vandeplassche)
        op Julius Caesar in België gelauwerd.
  • Linkeroever is de sleutel (geert.vandeplassche)
        op Julius Caesar in België gelauwerd.
  • Toevoer afsnijden = omsingelen want... (hans rombaut)
        op Julius Caesar in België gelauwerd.
  • chaudardes (hans rombaut)
        op Julius Caesar in België gelauwerd.
  • Saint-Thomas/berry-au-Bac (hans rombaut)
        op Julius Caesar in België gelauwerd.
  • Samme-Sennete-Zenne (hans rombaut)
        op Antwoord op reactie L. Winckelmans
  • Archief per week
  • 10/12-16/12 2012
  • 03/09-09/09 2012
  • 28/11-04/12 2011
  • 14/11-20/11 2011
  • 01/11-07/11 2010
  • 18/10-24/10 2010
  • 11/10-17/10 2010
  • 23/08-29/08 2010
  • 26/07-01/08 2010
  • 09/11-15/11 2009
  • 02/11-08/11 2009
  • 26/10-01/11 2009
  • 19/10-25/10 2009
  • 17/08-23/08 2009
  • 24/11-30/11 2008
  • 17/11-23/11 2008
  • 01/09-07/09 2008
  • 25/08-31/08 2008
  • 18/08-24/08 2008
  • 28/07-03/08 2008
  • 07/07-13/07 2008
  • 17/03-23/03 2008
  • 10/03-16/03 2008
  • 17/12-23/12 2007
  • 03/12-09/12 2007
  • 24/09-30/09 2007
  • 17/09-23/09 2007
  • 10/09-16/09 2007
  • 27/08-02/09 2007
  • 25/06-01/07 2007
  • 18/06-24/06 2007
  • 04/06-10/06 2007
  • 28/05-03/06 2007
  • 21/05-27/05 2007
  • 14/05-20/05 2007
  • 30/04-06/05 2007
  • 23/04-29/04 2007
  • 26/03-01/04 2007
  • 12/03-18/03 2007
  • 01/01-07/01 2007
  • 09/10-15/10 2006
  • 25/09-01/10 2006
  • 18/09-24/09 2006
  • 11/09-17/09 2006
  • 28/08-03/09 2006
  • 14/08-20/08 2006
  • 07/08-13/08 2006
  • 31/07-06/08 2006
  • 24/07-30/07 2006
  • 17/07-23/07 2006
  • 10/07-16/07 2006
  • 03/07-09/07 2006
  • 26/06-02/07 2006
  • 19/06-25/06 2006
  • 12/06-18/06 2006
  • 22/05-28/05 2006
  • 01/05-07/05 2006

    Jan Verelst: Fotomateriaal
    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Mijn favorieten
  • blog Laurent Provost
  • archeonet.nl

  • Blog als favoriet !

    Zoeken met Google



    Zoeken in blog


    Rondvraag / Poll
    2. De burcht waar de Bellovaci (omgeving van Beauvai) zich verschansen tegen Caesar heet Bratuspantium. Heel lang dacht men dat dit de Keltische naam van Beauvais was. Recentelijk rees hierover twijfel. Waarom?
    a. Beauvais werd pas gesticht na de verovering en heette Caesaromagus
    b. Bratuspantium werd teruggevonden 13 km ten zuidoosten van Baeuvais (Mont-César
    c. Bratuspantium werd op bevel van Caesar volledig verwoest en alle sporen ervan zijn uitgewist
    d. Beauvais ligt niet op de route die Caesar volgde
    Bekijk resultaat


    Rondvraag / Poll
    4. In Julius Caesar in België pleit de auteur ervoor dat Caesar in 57 voor Chr. zou zijn doorgestoten tot aan de westelijke kust van Frankrijk. Hij doet dit a.d.h.v. een welbepaalde plaatsnaam, Nigella, die doorwaadbare plaats zou betekenen. Wat is de naam van de plaats tot waar Caesar zou zijn geweest in 57 voor Chr. vooraleer zijn opmars om te keren naar het noordoosten, richting Nerviërs?
    a. Nesle-sur-Mer
    b. Nielles-sur-Mer
    c. Nivelles-sur-Mer
    d. Noyelles-sur-Mer
    Bekijk resultaat



    Blog tegen de wet? Klik hier.
    Gratis blog op https://www.bloggen.be - Meer blogs