link zustersite www.bloggen.be/jcb
  • Julius Caesar in België: fundamenten, grondslagen, achtergronden en publicaties
  •  © Copyright 2006 Hans Rombaut, Het Wiel

    Alle teksten op deze weblog, ondertekend met Hans Rombaut, zijn auteursrechtelijk beschermd en mogen op geen enkele wijze worden verspreid of gebruikt of overgenomen, tenzij de auteur hiervoor toestemming heeft gegeven en mits de bron duidelijk wordt vermeld.

    Inhoud blog
  • Thuin: deel 2
  • Thuin: deel 1
  • Voorstelling Nationaal Biografisch Woordenboek deel 20
  • verschijning NBW deel 20
  • Antwoord 12/6 op Tony Oosts bijdrage in de AVRA-Bulletin 2006 (laatste deel)
  • Antwoord 12/5 op Tony Oosts bijdrage in de AVRA-Bulletin 2006
  • Antwoord 12/4op Tony Oosts bijdrage in de AVRA-Bulletin 2006
  • Antwoord 12/3 op Tony Oosts bijdrage in de AVRA-Bulletin 2006
  • Antwoord 12/2 op Tony Oosts bijdrage in de AVRA-Bulletin 2006
  • Antwoord 12/1 op Tony Oosts bijdrage in de AVRA-Bulletin 2006
  • Antwoord 11 op Tony Oosts bijdrage in de AVRA-bulletin 2006.
  • Antwoord 10 op Tony Oosts bijdrage in de AVRA-bulletin 2006
  • Antwoord 9 op Tony Oosts bijdrage in de AVRA-bulletin 2006
  • Antwoord 8 op Tony Oosts bijdrage in de AVRA-bulletin 2006
  • Antwoord 7 op Tony Oosts bijdrage in de AVRA-bulletin 2006
  • Vademecum bij deze blog
  • Antwoord 6 op Tony Oosts bijdrage in de AVRA-bulletin 2006
  • Antwoord 5 op Tony Oosts bijdrage in de AVRA-bulletin 2006
  • Antwoord 4 op Tony Oosts bijdrage in de AVRA-bulletin 2006
  • Platteau: deel 2
  • Platteau: deel 1
  • Nota bij de publicatie van de inleiding van de thesis
  • Mededeling
  • verwijdering reacties
  • Argumentatie 2 tegen de uitspraken van Geert van de Plassche van 16 augustus 2008, 22u28
  • Argumentatie tegen de uitspraken van Geert Van de Plassche van 16 aug. 08, 22u28
  • Fonetische verwantschap tussen /b/ en /m/: een argument extra pro Sabis = Samme
  • Antwoord 3 op Tony Oosts bijdrage in de AVRA-Bulletin 2006
  • BELANGRIJK BERICHT!!
  • Wikipedia spelletjes
  • Lezing H. Rombaut Centrum voor Europese Cultuur: Caesar en het Scheldebekken
  • VIERDE BEWIJS VAN DE DIEFSTAL IN 'ANDOUERPIS ANTWERPEN' DOOR ALFRED MICHIELS: JULIUS CAESAR GERMANICUS
  • DERDE BEWIJS VAN DE DIEFSTAL IN 'ANDOUERPIS ANTWERPEN' VAN ALFRED MICHIELS: DE ANNALES FULDENSES
  • BIJKOMEND ARGUMENT IN 'ANDOUERPIS ANTWERPEN' PLAGIAAT ALFRED MICHIELS: HISTOIRE? IS 'T WAAR? antwoord aan µALFRED £MICHIELS
  • TWEEDE BEWIJS DIEFSTAL ALFRED MICHIELS IN 'ANDOUERPIS ANTWERPEN' - VILARIACUM-WILRIJK STAAT REEDS IN THESIS ROMBAUT 1985 p. 250
  • NIEUWE SITE n.a.v. Thesis-pagina's vroegste geschiedenis Antwerpen en Omgeving p204-254
  • HET BOEK 'ANDOUERPIS ANTWERPEN' BEWIJST HET PLAGIAAT DOOR ALFRED MICHIELS
  • Het Land van Rijen oktober 1983- april 1984
  • Thesis-pagina's vroegste geschiedenis Antwerpen
  • tijdelijke sluiting discussieforum
  • Aan A. Sermon
  • De historische waarheid
  • Feiten en fabels p.63-p.77
  • Verderzetting discussie Antwerpen
  • 'eorum' en de fonetische verwantschap tussen /b/ en /m/
  • antwoord op Sermon zijn beschuldigingen
  • antwoord op nog enkele opmerkingen en vragen (G. Vandeplassche)
  • Antwoord 2 op Tony Oosts bijdrage in de AVRA-Bulletin 2006
  • Antwoord 1 op Tony Oosts bijdrage in de AVRA-Bulletin 2006
  • Antwoord op de aanklacht van Robert Nouwen in AVRA-Bulletin 2006
  • 'Steden des Tijds' Teleac 1990
  • Op een mooie Pinksterdag… op bezoek bij de Mechelse Dienst Archeologie
  • Hans Rombaut: wetenschappelijke loopbaan (vervolg)
  • Hans Rombaut: wetenschappelijke loopbaan en lijst publicaties
  • Veritas filia temporis­­. Antwerpen en Anreppen, of de kwestie An- in samenstellingen
  • Plagiaat?
  • Waar verzamelde zich “op één plaats” de coalitie der Belgae?
  • Caesars castra bij de Aisne
  • Identificatie Noviodunum
  • Antwoord op Geert Vandeplassches ‘Slag bij Chestres’, deel 1, 2 en 3
  • Julius Caesar in België gelauwerd.
  • Et alia plurima
  • Portus Itius ontdekt!
  • Tweede antwoord van Hans Rombaut aan Leopold Winckelmans (eerste deel)
  • Antwoord op reactie L. Winckelmans
  • “Julius Caesar in België” in de gewone boekhandel:
  • De Beverburcht
  • Commentaren op “Julius Caesar in België”
  • Hoe kan u BESTELLEN
  • Straffe toeren 5
  • Straffe toeren 4
  • Straffe toeren 3
  • Straffe toeren 2
  • wat als u problemen met bestellen via e-mail ondervindt
  • recensie SEMafoor
  • bundel kritiek en antwoorden
  • voor boekhandelaars
  • Antwoord op Cuyt: deel 16
  • Antwoord op Cuyt: deel 15
  • Antwoord op Cuyt: deel 14
  • Antwoord op Cuyt: deel 13
  • Antwoord op Cuyt: deel 12
  • Antwoord op Cuyt: deel 11
  • Antwoord op Cuyt: deel 10
  • Antwoord op Cuyt: deel 9
  • recensie BOEKEN uitpers
  • Antwoord op Cuyt: deel 8
  • Antwoord op Cuyt: deel 7
  • Antwoord op Cuyt: deel 6
  • Antwoord op Cuyt: deel 5
  • Antwoord op Cuyt: deel 4
  • Antwoord op Cuyt: deel 3
  • Antwoord op Cuyt: deel 2
  • Antwoord op Cuyt: deel 1
  • Eerlijkheid duurt nog altijd het langst
  • Bedankt Laurent
  • Straffe Toeren 1
  • Straffe Toeren
  • reactie Hans op Roger: archeonet
  • Rombaut publiceerde de defensieve functie van de muur van Tongeren als eerste!
  • archeonet reactie Schupperke
  • reactie archeonet: Historici - archeologen, een onmogelijk huwelijk?
  • reactie archeonet: De Boze Wolf
  • archeonet: onsportieve reactie Guido Cuyt
  • nieuwe vragen
  • S.P.Q.R nieuwsbrief
  • Tip van de sluier onderaan linker- en rechterkolom
  • antwoorden meerkeuzevragen
  • ENGLISH SUMMERY
  • AGENDA voordrachten
  • wenst u een voordracht door Hans Rombaut
  • contact auteur
  • Knack: Julius Caesar was wél in België
  • Hans te gast in 'Memo' bij Hein De Caluwé op Radio 2
  • DE TELEGRAAF: zaterdag 17 juni 06
  • vrtnieuws.net
  • interview op één in 'de zevende dag' van 18 juni 06
  • Het nieuwsblad (De Gentenaar-Het Volk)
  • interview Radio 1 'Wilde geruchten': 16 juni 06
  • persoverzicht mediargus: 15 juni 06
  • Interview Klara 14 juni 06
  • Julius Caesar in België
  • Dankwoordje van de auteur
  • speciale editie van 'HET WIEL'
  • enkele kaartjes
  • illustratiemateriaal
  • Het Land van Rijen 13
  • Het Land van Rijen 12
  • Het Land van Rijen 11
  • Het Land van Rijen 10
  • Het Land van Rijen 9
  • Het Land van Rijen 8
  • Het Land van Rijen 7
  • Het Land van Rijen 6
  • Het Land van Rijen 5
  • Het Land van Rijen 4
  • Het Land van Rijen 3
  • Het Land van Rijen 2
  • Het Land van Rijen oktober 1983
  • Korte toelichting
  • Feiten en fabels p.72
  • Feiten en fabels p.77
  • Feiten en fabels p.76
  • Feiten en fabels p.75
  • Feiten en fabels p.74
  • Feiten en fabels p.73
  • Feiten en fabels p.71
  • Feiten en fabels p.70
  • Feiten en fabels p.69
  • Feiten en fabels p.68
  • Feiten en fabels p.67
  • Feiten en fabels p.66
  • Feiten en fabels p.65
  • Feiten en fabels p.64
  • Feiten en fabels p.63
  • Steden des Tijds: p.20
  • Steden des Tijds: p.12
  • Steden des Tijds: p.29
  • Steden des Tijds: p.28
  • Steden des Tijds: p.27
  • Steden des Tijds: p.26
  • Steden des Tijds: p.25
  • Steden des Tijds: p.24
  • Steden des Tijds: p.23
  • Steden des Tijds: p.22
  • Steden des Tijds: p.21
  • Steden des Tijds: p.19
  • Steden des Tijds: p.18
  • Steden des Tijds: p.17
  • Steden des Tijds: p.16
  • Steden des Tijds: p.15
  • Steden des Tijds: p.14
  • Steden des Tijds: p.13
  • Steden des Tijds: p.11
  • Steden des Tijds: p.10
    Foto

    Charlotte Dua:
    -Ontwerp kaft
    -Vormgeving kaartjes

    Foto
    Foto
    Foto
    Mijn favorieten
  • Bloggen.be
  • Gemeente Niel
  • Universa Press
  • Ecomuseum en Archief van de Boomse Baksteen (EMABB)
  • Publicaties HET WIEL, Tijdschrift voor de Geschiedenis van de Rupelstreek en Klein-Brabant
    Rondvraag / Poll
    1. Na de slag bij de Aisne (Bibrax, Chestres, zie tip van de sluier deel 1) vervolgt Caesar in 57 voor Chr. zijn opmars in westelijke richting. Bij de Suessiones (omgeving van Soissons) wil hij de burcht Noviodunum onmiddellijk bij de aankomst van zijn leger belegeren, maar hij doet dat niet. Waarom?
    a. De Auguren voorspellen een slechte afloop van de strijd
    b. Caesar acht de plaats strategisch gezien niet van belang en gaat er gewoon voorbij
    c. Het aantal manschappen in de burcht lijkt hem te groot
    d. De omwalling is te hoog en de gracht te breed
    Bekijk resultaat

    Rondvraag / Poll
    3. De Ambiani (omgeving van Amiens) geven zich in 57 voor Chr. na de Bellovaci en de Suessiones eveneens over aan de oprukkende troepen van Julius Caesar. Hun hoofdstad is Samarobriua. Dit is een Keltische naam met volgens de toponymie volgende betekenis:
    a. Burcht aan de Somme
    b. Bocht van de Somme
    c. Brug over de Somme
    d. Plaats om samen te komen
    Bekijk resultaat

    Rondvraag / Poll
    5. In vijandelijk gebied moest Caesar zich kunnen oriënteren, d.w.z dat hij vooral moest kunnen inschatten waar hij was en hoeveel tijd hij nodig had om zijn troepen van de ene plaats naar de andere te brengen en eventueel om op dezelfde plaats terug te keren. Aan de hand van welk hulpmiddel moet hij zich volgens de auteur van Julius Caesar in België hebben georiënteerd bij zijn opmars?
    a. De stand van de sterren
    b. Kaarten van het Romeinse leger
    c. De loop van de rivieren
    d. Het kompas
    Bekijk resultaat

    Julius Caesar in België
    Hans Rombaut
    De vroegste geschiedenis van Gallia Belgica historisch geografisch benaderd vanuit de Bello Gallico
    18-10-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Antwoord 12/5 op Tony Oosts bijdrage in de AVRA-Bulletin 2006

    Antwoord 12 op Tony Oosts bijdrage in de AVRA-Bulletin 2006 (deel 5)

     

    5. Verdere ontleding van de “ripenses” als militaire structuur in relatie tot de grote omgeving van Antwerpen

     

    In deel 4 van het 12de antwoord op Tony Oosts bijdrage in de AVRA-Bulletin 2006 hebben we uiteengezet hoe het onderdeel van het Romeinse leger dat “ripenses”, “riparii” of “riparienses” wordt genoemd, de officiële structuur was om individuen en volksgroepen van buiten het imperium, die het staatsburgerschap niet bezaten, op een getrapte wijze op te nemen in het Romeinse leger en in de Romeinse maatschappij, bij voorkeur aan de periferie van het rijk. In onze omgeving waren dat met zekerheid Germanen, voornamelijk Franken, wellicht ook Saksen, Suevi (Zwaben) en verwante volkeren die aan de rechteroevers van de Rijn verbleven. We hebben tevens aangetoond dat deze “ripenses” reeds bestonden tijdens het vroege keizerrijk, dat ze pas onder Diocletianus en Constantijn werden omgevormd (met een versoepeling ten aanzien van “barbari” om te kunnen toetreden) en uiteindelijk de naam “limitanei” kregen, verbonden aan de vastgelegde grenzen van het imperium.

     

    Het opnemen van Germanen in de verdedigingstroepen van het Romeinse rijk vanaf het midden van de 3de eeuw na Chr. is een gegeven dat in het historisch onderzoek voor onze gebieden al lang bekend is. Naar analogie met Raetia, Noricum, Valeria en Dacia (cf. infra) bestond m.i. ook bij ons een als “ripenses” georganiseerde verdedigingsstructuur, die geënt was op de rivieren, meer bepaald langsheen de Schelde (en enkele van haar bijrivieren als Leie, Scarpe en Rupel-Dijle-Demer). Omwille van het strategische belang van de samenvloeiing van Rupel en Schelde (zie mijn studies uit 1992, 1994 en 2006), waar in één punt de waterwegen tussen Terwaan (hoofdplaats van de Civitas Morinorum) op de Leie, Atrecht (hoofdplaats van de civitas Atrebatenses) op de Scarpe, Kamerijk (hoofdplaats van de civitas Cameracensium) op de Schelde, Doornik (hoofdplaats van de civitas Turnacensium) eveneens op de Schelde en Tongeren (hoofdplaats van de civitas Tungrorum) aan de bron van de Demer, en nog vele andere strategische plaatsen en bestemmingen kon worden gecontroleerd poneerde ik de noodzakelijkheid van een verdediging ten noorden van deze samenvloeiing, ongeveer op oogafstand, namelijk Antwerpen, dat 15 km stroomafwaarts daarvandaan ligt. Nu is het interessant het onderzoek van M. Amand, Les origines de Tournai. Le point de vue de l’archéologie, in: 14e Colloque International / 14de Internationaal Colloquium. Spa 6-8 sept. 1988. La génèse et les premiers siècles des villes médiévales dans les Pays-Bas méridionaux / Ontstaan en vroegste geschiedenis van de middeleeuwse steden in de zuidelijke Nederlanden. Actes / Handelingen, Brussel, 1990, 169-202 hierbij te laten aansluiten. Amand toont op archeologische basis aan dat het Scheldebekken door het Romeinse leger werd gebruikt tussen Pommeroeul aan de Hene, Antoing aan de Schelde, Kortrijk aan de Leie, Kerkhove aan de Schelde, Destelbergen aan de samenvloeiing van Leie en Schelde en de litus Saxonicum aan de kust van Belgica met Domburg, Aardenburg en Oudenburg. In 1992, 1994 en 2006 kon ik de actieradius daarvan met evenveel evidentie uitbreiden tot Boulogne aan het kanaal en Tongeren en bepaalde plaatsen aan de Rijn. De basis hiervan is de export van Doornikse kalksteen naar die gebieden voor duurzame constructies die door het Romeinse leger werden gebouwd zoals de permanente legerkampen in steen in Boulogne, Oudenburg en Aardenburg en stadsomwallingen als die van Tongeren en Maastricht. Amand vermeldt in dat kader ook het tumulusgraf van een Romeinse procurator of toezichthouder op de steengroeven in Antoing (nabij de Schelde) en de Romeinse haventjes van Pommeroeul aan de Hene, Ramegnies-Chin aan de Schelde ten noorden van Doornik, van Kerkhove eveneens aan de Schelde en een locatie aan de Rupel ter hoogte van Niel, waarmee mogelijk Rumst bedoeld is. Het vervoer van deze zware materialen in dienst van het leger vereiste op zich al een militaire begeleiding en bescherming. Van deze argumenten gebruik ik er een groot aantal in mijn boek uit 2006 en voeg er nog een aantal aan toe. Oost gaat daaraan voorbij of heeft die gedeelten gewoon niet gelezen. Anders kan ik het niet begrijpen dat hij “hardere informatie als bewijs” eist.

     

    De term “limitanei” blijkt volgens Potter jonger te zijn dan de term “ripenses” en zal die term ook overvleugelen. Deze “ripenses” waren, zoals reeds aangestipt, minder in aanzien dan de “comitatenses” maar wel hoog gekwalificeerde troepen die reeds in de vroege keizertijd bestonden. Reeds ten tijde van Augustus werden de grote legercontingenten in de periferie van het rijk gestationeerd. Dat blijft zo tot ten tijde van Diocletianus wanneer ingrijpende hervormingen worden doorgevoerd, gevolgd door de herstructurering van de troepen door Constantijn de Grote om ook verder in het binnenland de forten aan de grenzen te ondersteunen. Uiteindelijk wordt de term “ripenses” vervangen door “limitanei”. Sommige onderzoekers menen dat deze ripenses ten tijde van Constantijn  als militaire verdedigingsstructuren precies vanuit het binnenland naar de grenzen toe werden ontwikkeld, maar in welke richting dat ook gebeurde, de organisatie van het Romeinse leger tot omstreeks 311-324 was gestoeld op verovering, die verliep van ripa tot ripa, van rivier naar rivier neergelegd in de termen “ripenses”, “riparienses” en “riparii” die alle synoniemen zijn. Zijn er nu aanwijzingen dat deze “ripenses” inderdaad reeds in het vroege keizerrijk bestonden of in de periode dat het imperium nog uitbreidde? Die hebben we inderdaad. Tijdens een periode van iets minder dan een eeuw vóór het midden van de 3de eeuw waren “ripenses” actief bij een van de laatste expansieve momenten in de Romeinse geschiedenis, vermeld in teksten op papyri voor het oostelijke deel van het Romeinse rijk. Het voorbeeld is Dura Europos in Syrië op de rechteroever van de Eufraat. Deze stad werd pas in 165 na Chr. bij het Romeinse Rijk ingelijfd. Op papyrusfragmenten wordt voor die plaats tussen 245 en 251 na Chr. een Dux Ripae vermeld, zie J. Frank Gilliam, The Dux Ripae at Dura, in: Transactions and Proceedings of the American Philologial Association, (The John Hopkins University Press), 72, 1941, 157-175. De term Dux Ripae verbindt de term “ripa” of oever dan ook onmiddellijk met het Romeinse leger bij de expansie van het rijk geruime tijd vóór de eerste vermelding van “ripenses” als een onderdeel van het Romeinse leger in de tijd van Diocletianus en Constantijn.

     

    Dit laat ons toe de betekenis van “ripa” bij de activiteiten van het Romeinse leger nader te interpreteren en het hoger aangehaalde onderscheid met “limitanei” te affirmeren. Het is duidelijk dat de Dux Ripae in Dura Europos zowel aan de grens van het Romeinse rijk te situeren valt als aan de oever van de rivier de Eufraat. Dezelfde situatie geldt voor de grenstroepen aan Rijn en Donau. Daarbij blijkt “ripa” een universeel militair begrip en lijkt verbonden aan de speerpuntactiviteiten van het Romeinse leger, aan het leger in opmars. In ons boek Julius Caesar in België hamerden we er op dat Julius Caesar zelf van de rivieren gebruik maakte om Gallia en Belgica te veroveren. Tevens maakte hij gebruik van een nieuwe militaire techniek, namelijk die van de aanleg van aarden wallen, zowel defensief (tegen de Helvetii tussen de voet van de Jura en het Meer Lemana bij Genève) als offensief (bijvoorbeeld tegen de Atuatuci). Deze Caesariaanse militaire techniek, waarbij het leger steeds in opmars is, heeft de spade als noodzakelijk wapen. Dit brengt ons bij een volgend begrip van “ripa”, meer bepaald de term “oever” uit de steenbakkerij, waarvan de techniek ook door het Romeinse leger over het hele imperium werd verspreid. De “oever” in de terminologie van de kleiuitbater is de plaats waar met de spade de klei werd gewonnen. Dat was zo in de terminologie van de steenbakkers in de Rupelstreek en tussen Temse en Rupelmonde, in Tielrode en op vele andere plaatsen. Het werd zelfs overgedragen op de industriële winning van klei met de grote baggermachines. Dat proces van kleiwinning verloopt op een progressieve wijze en is goed vergelijkbaar met een leger in opmars of een rijk in uitbreiding. In het woord “Ripa” zit dus een dubbele en duidelijke militaire betekenis vervat, namelijk het winnen van de grond, zowel in de betekenis van de uitbreiding van het rijk als voor de grondstof uit de bodem die een dak boven het hoofd verschaft. Dat de termen “ripa” en “ripenses” vanaf de regering van Constantijn de Grote gaandeweg vervangen worden door limitanei heeft m.i. dan ook alles te maken met het feit dat het leger niet meer in opmars was en dat het Romeinse Rijk de uiterste grenzen van zijn mogelijke uitbreiding had bereikt en zo laat mogelijk terugplooien de enige optie was.

     

    Nu vinden we van de termen “ripa”, “riparii” en “ripenses” nogal wat toponymische neerslagen, en we menen dat “ripae” en “ripenses” ook voor het tweede deel van de naam Antwerpen verantwoordelijk zijn, evenals voor Ripon in Engeland, en langs de Donau de gebieden Noricum Ripensis (opgericht onder Diocletianus in 296 na Chr.), Valeria Ripensis en Dacia Ripensis (opgericht in 283 onder Diocletianus) en nog vele andere toponiemen zoals bijvoorbeeld Testerep (Dextera Ripa), het (Romeinse en) vroegmiddeleeuwse (schier)eiland voor de kust van Vlaanderen waarop Oostende, Westende en Middelkerke gelegen waren, Altrip op de linkeroever van de Rijn net ten zuiden van Ludwigshafen, en Outrijve op de linkeroever van de Schelde nabij Avelgem. Maar er zijn er veel meer (cf. Overrepen, Neerrepen, Reep te Oudenburg en te Gent). Volgens sommige auteurs waren immers deze “ripenses” niet alleen in Raetia, Dacia, Valeria en Noricum Ripens maar ook elders in de grensgebieden, bv. ook in Brittania in werking gesteld (P. Southern, The Army in late Roman Britain, in: M. Todd, A Companion to Roman Britain, Blackwell, 2003). Tussen Brittannia en het Donaugebied ligt het grensgebied van de Rijn, de andere noordelijke grensrivier van het Romeinse Rijk, die in onze gewesten uitloopt naar zee doorheen midden Nederland en waar ook de Ripuarische Franken worden gesitueerd (hierover en over Francia Renensis cf. infra).

     

    Voor een diepgaande ontleding van de termen samengesteld met en verwant aan ripa/ripenses wijzen we op de bijdrage van Mathias Springer, Riparii – Ribuaria – Rheinfranken nebst einigen Bemerkungen zum Geographen von Ravenna, in: Dieter Geuenich, Die Franken und Alemannen bis zur “Schlacht bei Zülpich” (496/7), Berlijn; New York, 1998, 200-269. Op blz. 233 van zijn studie vermeldt hij in verband met Riparii volgend gegeven: Riparii of Rip(ar(i))enses zijn een welbepaalde categorie van militairen die mogelijk ook een civiele of politiefunctie hadden. Elders verwijst hij naar de reeds bekende omschrijving van de ripenses/riparii in de Codex Theodosianus, 337, van 375 na Chr.: “qui in ripa per cuneos auxiliaque fuerint constituti” (die aan de oever uit cunei (kleine posten of legervleugels, wiggen) en als hulptroepen zijn ingericht) en naar Constantijn: “Comitatentes et ripenses milites atque protectores suum caput, patris ac matris et uxoris”. Dat de term “ripenses” een aanduiding voor een bepaalde categorie van militaire eenheden is, is voor Springer vooral van belang voor de toponymie. Zo schrijft hij: “Bezeichnungen römischer Truppen haben zur Bildung von Orts- und Landesnamen gedient”, waarna hij zoekt naar het gebied van de Riparii, vermeld als hulptroepen van Aetius tijdens de slag tegen Attila en de Hunnen in 451. Springer situeert dit gebied in het tijdens de vroege middeleeuwen in enkele teksten vermelde Francia Rinensium of Renense, dat hij situeert “von Mainz bis zur Scheldemündung”. Francia Renense is volgens hem de algemene plaatsaanduiding van het territorium van de als Riparii vermelde hulptroepen van Aetius. Edward Gibbon trok reeds diezelfde conclusie in zijn History of the Decline and Fall of the Roman Empire, vol. VI, Londen, 1820, p. 112, noot 38 waar hij deze volksgroep beschrijft als volgt: “Riparii derived their names from their posts on three rivers, the Rhine, the Meuse and the Moselle”. Springer breidt dit nu uit tot de Scheldemonding, hoewel hij het bestaan van de pagus Rien of Renensis nabij Antwerpen daar niet bij betrekt, wat zijn inzichten enorm had kunnen versterken. Blz. 220 was hij echter heel kort bij de etymologische oorsprong die wij menen te kunnen verbinden met de plaats- en volksnaam Antwerpen: “Im weiteren lassen wir uns von der Annahme leiten, dass das Wort ‘riparii’ in einem bestimmten Gebiet Galliens zur Bildung eines Landes- oder Ortsnamen gedient hat, der schliesslich in romanischer Gestalt germanischen Sprechern bekannt worden ist” en blz. 221 zegt hij zonder meer dat Romeinse legereenheden zoals de ripenses hebben geleid tot plaatsnamen die vervolgens de naam van de inwoners geworden is. Dit gegeven staaft hij niet met het voorbeeld van Antwerpen, hoewel de vermelding van de Andouerpenses in de Vita Eligii er een perfect voorbeeld van is.

     

    We hechten er groot belang aan om er op te wijzen dat van bij hun eerste verschijnen in de bronnen omstreeks 300 na Chr. deze “ripenses” reeds een gedurende lange tijd bestaande militaire structuur vormden. We vernemen er eigenlijk pas van op het moment dat ze tot “limitanei” aan de grenzen werden omgevormd. Dat precies vanaf het moment dat Germaanse stammen op een welhaast gecontroleerde wijze binnen het rijk werden toegelaten in een door het leger gedomineerde zone is dus niet noodzakelijk een terminus post quem voor het ontstaan van toponiemen waarin de term “ripa” voorkomt. We vonden de “dux ripae” van Dura Europos reeds terug enkele decennia vóór de instelling van de Tetrarchie (zie hoger) en de inrichting van gebieden met de naam “ripens” onder Diocletianus (283-296), wanneer de civiele en de militaire macht worden gescheiden en wanneer het leger, dat reeds sinds de tijd van keizer Augustus op verre afstanden van Rome werd gehouden, werd gereorganiseerd aan de grenzen. De “Ripenses” als onderdeel van het Romeinse leger worden dus pas voor het eerst vermeld in 311 en 324 op het moment dat de naam gaat verdwijnen. Mogelijk waren deze “ripenses” toen reeds massaal door inwijkelingen (in onze gewesten dus Germanen, voornamelijk Franken) bemand en hebben ze zich de naam “ripenses” en “rip(u)arii” toegeëigend of hebben de Romeinse machthebbers hen zo benoemd. De “riparii” waren soldaten die zelf moesten instaan voor hun eigen voeding op basis van toe-eigeningen (heffingen die ze oplegden aan de bevolking) of door zelf de gronden te (laten) bewerken, die ze mochten houden indien hun nakomelingen militairen werden in dienst van Rome. Daarom worden ze vaak als boeren-soldaten beschouwd en hun militaire discipline wordt dan ook als inferieur beschouwd t.o.v. de mobiele strijdkrachten (comitatenses). Dit systeem van “ripenses” heeft een inwijking van buitenlandse volksgroepen op een gecontroleerde wijze mogelijk gemaakt nog op het moment dat het rijk in volle expansie was. Reeds Julius Caesar verkocht massaal leden van overwonnen stammen als slaven, maar voerde massa’s jongelingen als krijgsgevangenen af naar Gallia Cisalpina waar hij ze opleidde tot soldaten die ten zijnen dienste stonden. Mogelijk werd het Imperium Romanum op langere termijn hierdoor van binnen uit verzwakt (cf. de opstand van Civilis) maar tegelijkertijd konden de rijksgrenzen worden uitgebreid tot op verre afstand van Rome en eenmaal de expansie van het rijk niet meer kon worden voortgezet heeft de inzet van deze auxilia of foederati de desintegratie van het imperium zeer lang tegenhouden, omdat de opname van volksgroepen van buiten het rijk de druk vanwege die volkeren aan de andere zijde van Rijn en Donau verminderde. Het rijk werd in het westen aldus in stand gehouden tot 406 na Chr., wanneer op massale wijze de volksbroeders van de “ripenses” of “riparii”, de Salische Franken, zich in onze gewesten zouden vestigen, een gebeurtenis die bekend staat als de “invallen der Germanen”, die zullen leiden tot de ondergang van het West-Romeinse Rijk in 476. Voor de middenloop van de Donau is die aan de invallen voorafgaande vestiging van Germanen in het Romeinse leger beschreven door Thomas S. Burns, Barbarians within the gates of Rome: a study of Roman military policy and the Barbarians ca. 375-425 A.D., Indiana University Press, 1994, p. 118: “Germanic peoples often moved first into the direct proximity of the Roman fortified camps and towns along the river, then crossed and entered into Roman military service. Behind and along the limes Romans in Raetia and Noricum Ripense lived in a complex environment dominated by the military”.

     

    Dit alles maakt het zeer plausibel dat de plaatsnaam Antwerpen is ontstaan als de naam van een Romeinse militaire nederzetting, die een onderdeel vormde van de “ripenses” ten zuiden van de beneden Rijn, meer bepaald aan de Schelde. De plaats met de naam Anduaeripae ontstond  ten laatste rond het midden van de tweede eeuw na Chr. (conform aan de datering van vele vondsten ter plaatse en analoog aan de datering van de litus Saxonicum). Ten laatste omstreeks 320 na Chr. was de plaats reeds gaandeweg bemand door inwijkelingen, Franken, die zich onderdanig aan de structuren van het Romeinse rijk aldaar hadden gevestigd, zoals dat ook gebeurde in het Rijnland stroomafwaarts van Mainz, het midden Maasgebied en de Moezel stroomafwaarts van Metz, en die de groep van de “Riparii” vormden, later aangeduid met de naam Ripuarische Franken, die het gebied Francia Rinensium of Renense bewoonden (door Springer omschreven vanaf Mainz tot aan de Scheldemonding) en waarvan rond Antwerpen ook de pagus Rien, ook Renensis en Renensium genoemd, een toponymisch relict is.

     

    Hans Rombaut


    17-10-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Antwoord 12/4op Tony Oosts bijdrage in de AVRA-Bulletin 2006

    Antwoord 12 op Tony Oosts bijdrage in de AVRA-Bulletin 2006 (deel 4)

     

    4. Ripenses, riparienses en riparii:

     

    Een volgend argument in verband met de militaire oorsprong van Antwerpen in de Romeinse tijd heeft alles te maken met de oorsprong van de naam Antwerpen uit het Latijn. De vorm Andouerpenses uit de Vita Eligii staat zeer kort bij de vorm Anduaeripenses, een samenstelling van het telwoord Anduae en het antroponiem Ripenses. “Ripenses” zijn namelijk een bepaalde categorie van Romeinse soldaten, die ook wel “riparienses” of “riparii” worden genoemd. Het is hierbij interessant om even uit te weiden over deze troepen, want sinds enkele jaren is er in het internationale onderzoek heel wat meer over bekend.

     

    “Ripenses”, “riparienses” en “riparii” zijn synoniemen voor eenzelfde onderdeel in het Romeinse leger tijdens de keizertijd. Ze komen voor in bronnen van het einde van de 3de en het begin van de 4de eeuw na Chr., net vóór, ten tijde en na de vernieuwing van de verdedigingsstructuren aan de noordelijke grenzen van het Romeinse Rijk, beschreven als de “comitatenses” en de “limitanei et ripenses”. “Ripenses”, “Riparienses” of “Riparii” kennen we het best voor het gebied langs de middenloop van de Donau, in Raetia, Valeria, Dacia en Noricum, omdat er voor die gebieden rechtstreekse bronnen bestaan. “Ripenses” worden in de literatuur meestal besproken samen met “limitanei”, zie bvb. P. Southern en K.R. Dixon, The Late Roman Army, Londen, 1996, p. 35-37 en 87-88, of D.S. Potter, The Roman Empire at bay A.D. 180-395, Londen, 2004, p. 450-452. In de literatuur worden “ripenses” en “limitanei” dikwijls gelijkgeschakeld, maar Potter en vooral Southern en Dixon zien een duidelijk verschil in betekenis. Voor de toepassing op de naamverklaring van Antwerpen is dit van groot belang, omdat “limitanei et ripenses” algemeen als een fenomeen uit de laat-Romeinse tijd (3de en 4de eeuw) worden beschouwd, terwijl de oudste Romeinse vondsten in Antwerpen al dateren uit het midden van de 2de eeuw.

     

    Een algemene verklaring voor “Riparienses et ripenses” vinden we in Du Cange, Glossarium mediae et infimae latinitatis, Parijs, 1883-1887, deel 7, kol. 192 a: “riparienses et ripenses: qui in ripa per cuneos et auxilia constituti erant, quorum minor dignitas erat quam comitatensium…”, (riparienses en ripenses: die aan de oever met kleine legereenheden (cuneus = wig, vleugel) en als hulptroepen zijn ingericht, en waarvan de waardigheid geringer was dan die van de comitatenses). Deze verklaring werd door Du Cange gefundeerd op de Codex Theodosianus (compilatie, 438 na Chr.), uit het onderdeel bekend als ‘De Re Militari’ (ca. 375 na Chr.). Zelfs Du Cange maakte dus reeds een onderscheid tussen twee afdelingen in het Romeinse leger, de “comitatenses” en de “riparienses et ripenses”, op basis van de Codex Theodosianus, waarin de waardigheid der “ripenses” als geringer wordt beschreven dan die van de “comitatenses”. Daarover zullen we verder meer bijzonderheden vernemen.

     

    Wat zegt nu het moderne wetenschappelijke onderzoek? Bij D.S. Potter worden deze “ripenses” als volgt omschreven: “The ripenses … are the same units that were later called the limitanei, and, as their title suggests, they were stationed on the frontier”. Potter beschouwt de “ripenses’ dus als voorlopers van de “limitanei” en op basis van de naamgeving verklaart hij dat ze gestationeerd waren aan de grens van het rijk. De vraag is of hij die stationering aan de grens stoelt op de term “ripenses” dan wel op de term “limitanei”. Deze laatste term draagt immers met zekerheid de betekenis “aan de grens” in zich, terwijl voor de term “ripenses” het begrip grens niet intrinsiek vervat is. Hierop komen we verder nog terug.

     

    Bij Southern en Dixon p. 35 lezen we onder de titel “Ripenses and Limitanei” dat er in de late Keizertijd, in de tijd van Constantijn de Grote, tussen 311 en 325 een opdeling plaatsvond in het Romeinse leger, namelijk in mobiele en stationaire troepen. Een juridische tekst van 324 na Chr. onderscheidt drie klassen van troepen: “first the comitatenses, then the ripenses, and finally the alares et cohortales. The division between the mobile army (comitatenses) and the frontier troops (ripenses, alae, cohortes) was now complete… The distinction between comitatenses and ripenses probably dates from short time before 325. The term ripenses is sometimes rendered as riparienses… Ripenses is the title for all higher grade frontier troops, wether they are legions, equites, cunei equitum or auxilia”. Zij spreken over de “ripenses” vanaf omstreeks 325 na Chr. als de verzamelnaam voor alle soorten van grenstroepen van “hogere kwaliteit”.

     

    In hun studie ontleden Southern en Dixon in het bijzonder twee bronvermeldingen van “ripenses/riparienses”, namelijk die uit het Brigetio Tablet de dato 6 juni 311 na Chr. en die uit de Wet van Constantijn van 17 juni 324 na Chr. Tussen die twee vermeldingen merken de auteurs een evolutie, waarbij de tekst van 311 nog de militaire structuur van het leger uit de vroege keizertijd weergeeft en die van 324 die van de late keizertijd. Voor de naamverklaring van Antwerpen uit Anduaeripenses wijzen we er op dat het onweerlegbaar is dat er in de beide teksten gesproken wordt over een militaire structuur met de naam “ripenses/riparienses”. Naast het onderscheid dat tussen de “ripenses” in beide bronnen kan worden waargenomen is het voor ons hier van belang om voor ogen te houden dat het legeronderdeel met de naam “ripenses” mogelijk reeds bestond in de vroege keizertijd als verzamelnaam voor de troepen, mogelijk van troepen die ingezet werden in de periferie van het imperium.

     

    Waarin bestond nu het onderscheid tussen de “ripenses” en de “comitatenses” en hoe evolueerde dit? De tekst van 311 betreft een brief van Constantijn en Licinius gericht aan de bevelhebber van de troepen in Illyrië (het Balkan-Donaugebied) waarbij het onderscheid in rang tussen “ripenses” en “comitatenses” duidelijk maar schijnbaar gering is, bv. Southern en Dixon  p. 87: “Men in the vexillations and legions [are] qualified for honesta missio after 20 years. The riparienses having to serve 24 years to attain honourable discharge”. Dat onderscheid zou verkleinen in de tekst van 324, cf. Southern en Dixon: “In 325 <de auteurs bedoelen hiermee de tekst van 324, n.v.h.r.> he granted the riparienses the same privileges as the comitatenses” (dit houdt vooral verband met de honesta missio die uitzicht gaf op een belangrijke uitbetaling in geld en grondbezit voor een diensttijd van 20 jaar). Daarnaast wordt er in de tekst van 324 wel een zeer belangrijk onderscheid tussen “ripenses” en “comitatenses” vermeld, namelijk als de diensttijd wordt beëindigd vóór het reglementaire einde van de dienst, in geval van zogenaamde ongeschiktheid voor de dienst: “comitatenses were entitled to emerita missio if they became disabled for any reason during their service, but ripenses, after serving 16 years, only qualified for honesta missio if the disability was caused by wounds received in action”. Het is precies hier dat we een beter inzicht krijgen tussen de beide legeronderdelen “comitatenses” en “ripenses”. Het onderscheid vermeld in de tekst van 311 tussen 20 of 24 jaar dienst vooraleer een honesta missio kon worden verkregen is inderdaad niet zo groot en wordt gelijkgeschakeld in 324. Het is misschien juist dat er met het kleine verschil in 311 een verschil in militaire waardigheid werd uitgedrukt, maar het is veel waarschijnlijker dat de vier jaar langere verplichte dienst voor de “ripenses” eigenlijk een prijs was die deze categorie van soldaten om bepaalde rechten te verkrijgen die aan de honesta missio verbonden waren, wellicht het recht om grond in erfbezit te krijgen wat voor de “comitatenses” een vanzelfsprekendheid was omdat zij gerekruteerd werden onder de bevolking van de provinciae die het staatsburgerschap bezaten. De honesta missio liet aan veteranen van beide legeronderdelen (“comitatenses” en “ripenses”) toe na hun carrière eervolle ambten te vervullen in het gebied van herkomst of waar ze nadien inburgerden, met andere woorden: aan de honesta missio was het Romeinse staatsburgerschap verbonden, cf. C. de Koninck, Glossarium van Latijnse en Romeinse rechtstermen, Antwerpen; Apeldoorn, 1997, p. 133: diploma militare: getuigschrift houdende toekenning van eervol ontslag (honesta missio). Door het diploma militare verkreeg de niet-Romeinse soldaat ‘civitas’ (Romeins burgerrecht) en ‘conubium’ (het burgerlijk huwelijksrecht).

     

    De tekst van 324 beschrijft dus wel degelijk een erg groot onderscheid in de waardering van een onvoltooide militaire carrière tussen de “comitatenses” en de “ripenses”, waarbij men niet anders kan dan concluderen dat  bij de rekrutering voor de “comitatenses” en de “ripenses” verschillende volksgroepen werden geviseerd. Zo moet meer bepaald de mogelijkheid van de “comitatenses” om voor welke reden en op welk moment in hun militaire loopbaan dan ook een emerita of honesta missio te kunnen bekomen, enkel weggelegd geweest zijn voor diegenen die het Romeinse staatsburgerschap reeds hadden. Zo kon een korte militaire carrière in een afdeling van de “comitatenses” voor kansarme staatsburgers aantrekkelijk zijn omdat ze gevolgd werd door een honesta missio die hen een geldsom opleverde en die hen tevens een trapje hoger op de maatschappelijke ladder kon brengen.  Dat de “riparii” of “ripenses” pas na 16 jaar dienst enkel een honesta missio wegens ongeschiktheid tengevolge van verwondingen in het gevecht konden krijgen, betekent dat zij de eventuele rechten verbonden aan de honesta missio, zelfs al waren zij ongeschikt geraakt door verwondingen in de strijd, niet binnen een diensttijd van 16 jaar konden bekomen. Hier wordt voor de voordelen van een vervroegde honesta missio een zeer zware voorwaarde gesteld, namelijk een minimum diensttijd van 16 jaar indien men op dat ogenblik door verwondingen in het gevecht ongeschikt voor de dienst was geraakt, zoniet bleven de volledige 20 jaar militaire dienst vereist. Deze zware voorwaarde bracht met zich dat vanaf de wet van Constantijn in 324 na Chr. het toetreden tot de structuur der “ripenses” of “riparii” voor staatsburgers van het Romeinse Rijk eigenlijk geen optie meer was om uit een militaire carrière enig voordeel te halen. Inwijkelingen, die geen toegang hadden tot de categorie van de “comitatenses” vanwege het niet bezitten van het staatsburgerschap, konden enkel in Romeinse militaire dienst treden via dit systeem van “ripenses” of “riparienses”. Zij kregen langs die categorie van legerdienst een mogelijke toegang tot het Romeinse staatsburgerschap, dat op zich een voorwaarde was tot het recht op grondbezit. We zagen reeds vroeger dat bijvoorbeeld Germanen, die zich in de loop van de late derde of in de vierde eeuw in het Romeinse Rijk hadden gevestigd, in ruil voor militaire dienst grondbezit konden verkrijgen als hun nakomelingen in militaire dienst gingen. De “riparii” of “ripenses” vormden tot tenminste het jaar 311 een legerstructuur die op een getrapte wijze toeliet eerst het staatsburgerschap en dan het erfelijk grondbezit te verwerven en dit ook op individuele basis (in tegenstelling tot de grote horden inwijkelingen, die vaak onder de leiding van hun eigen leider als auxilia fungeerden) mits een legerdienst van 24 jaar en de voorwaarde dat de nakomelingen op hun beurt dienst namen in het Romeinse leger. In 324 wordt dit systeem versoepeld tot 20 jaar, en 16 jaar in geval van verwondingen.

     

    Waarschijnlijk kenden de limitanei dezelfde mogelijkheden. De vragen die hierbij dienen te worden gesteld is waarom er dan naast de term “ripenses” een nieuwe naam, nl. “limitanei” werd ingevoerd en op welk onderscheid die nieuwe naam dan is gebaseerd? Ook daarover hebben we nagedacht. In de term “limitanei” zit het begrip “limes” vervat, vaste grens. “Ripa” daarentegen betekent oever, maar niet noodzakelijk vaste grens. Beiden zijn verwant, maar de teneur van de betekenis verschilt. Waar ik in mijn boek Julius Caesar in België schreef dat Caesar de rivieren volgde, kan men spreken van een dynamische situatie. Het imperium was in uitbreiding van “ripa” tot “ripa”. Zo had Rome tot het begin van de eerste eeuw nog de ambitie om de “ripa” van de Rijn te verleggen naar de “ripa” van de Elbe. Verder zijn er tot in de tweede eeuw na Chr. nog uitbreidingen geweest, o.m. in Dacië en aan de Eufraat. Het rijk was bij het begin van de jaartelling dan wel ongeveer tot zijn maximum gekomen, gedurende nog anderhalve tot twee eeuwen blijven er nog aanzetten tot dynamiek waar te nemen.  De term “limitanei” draagt veel meer de betekenis van een statische grens in zich. Het zijn troepen die het imperium in stand moesten houden. Vanaf het einde van de eerste eeuw voor Chr. tot iets na het midden van de derde eeuw na Chr. kende het Imperium Romanum zijn maximale uitbreiding. De troepen met de naam “ripenses” verwijzen nog naar een mogelijke verdere uitbreiding van het rijk. Zij waren troepen aan de “ripa”. Van een mogelijke uitbreiding was na de regering van Constantijn de Grote echter geen sprake meer. De naam van die troepen werd vervangen door de term “limitanei”, de troepen aan de uiterste, vaste grens van het rijk.

     

    Hans Rombaut




    Bestellen per e-mail

    Druk op onderstaande knop om te bestellen per e-mail. Vergeet niet uw NAAM en ADRES, telefoon/gsm en eventueel e-mail te vermelden. Alvast van harte bedankt!



    Hoofdpunten blog jcb
  • Inleiding Thesis: 'Verafgelegen domeinen van abdijen in Noord-Gallië'
  • Samenvatting lezing. De sleutelpositie van Antwerpen binnen het Scheldebekken tot het jaar 836, door Hans Rombaut voor het Antwerps Genootschap voor Geschiedenis, 4 september 2007


    Gastenboek
  • Edecor
  • Now
  • RE
  • Now
  • Now

    Druk op onderstaande knop om een berichtje of reactie te plaatsen


    Laatste commentaren
  • Geen "v" in merowingisch schrift, wel relevant (Hans Rombaut)
        op Argumentatie 2 tegen de uitspraken van Geert van de Plassche van 16 augustus 2008, 22u28
  • Niet relevant (Geert Vandeplassche)
        op Argumentatie 2 tegen de uitspraken van Geert van de Plassche van 16 augustus 2008, 22u28
  • Vervolg argumentatie afleiding Antwerpen van Ambaeduaueripae (Geert Vandeplassche)
        op DERDE BEWIJS VAN DE DIEFSTAL IN 'ANDOUERPIS ANTWERPEN' VAN ALFRED MICHIELS: DE ANNALES FULDENSES
  • Vervolg argumentatie afleiding Antwerpen van Ambaeduaueripae (Geert Vandeplassche)
        op DERDE BEWIJS VAN DE DIEFSTAL IN 'ANDOUERPIS ANTWERPEN' VAN ALFRED MICHIELS: DE ANNALES FULDENSES
  • Frankrijk (Bart)
        op Antwoord op Cuyt: deel 1
  • Antwerpen komt uit Ambaeduaeripae (Hans Rombaut)
        op DERDE BEWIJS VAN DE DIEFSTAL IN 'ANDOUERPIS ANTWERPEN' VAN ALFRED MICHIELS: DE ANNALES FULDENSES
  • Vita Eligii /Monumenta Germaniae Historica (MGH) (Geert Vandeplassche)
        op DERDE BEWIJS VAN DE DIEFSTAL IN 'ANDOUERPIS ANTWERPEN' VAN ALFRED MICHIELS: DE ANNALES FULDENSES
  • Bronvermelding vergeten (Geert Vandeplassche)
        op DERDE BEWIJS VAN DE DIEFSTAL IN 'ANDOUERPIS ANTWERPEN' VAN ALFRED MICHIELS: DE ANNALES FULDENSES
  • De Samme is de Sabim toch! (Hans Rombaut)
        op Wikipedia spelletjes
  • De Samme is de Sabis niet (Armand SERMON)
        op Wikipedia spelletjes
  • ambduo 2 (Hans Rombaut)
        op VIERDE BEWIJS VAN DE DIEFSTAL IN 'ANDOUERPIS ANTWERPEN' DOOR ALFRED MICHIELS: JULIUS CAESAR GERMANICUS
  • amboduo (Hans Rombaut)
        op VIERDE BEWIJS VAN DE DIEFSTAL IN 'ANDOUERPIS ANTWERPEN' DOOR ALFRED MICHIELS: JULIUS CAESAR GERMANICUS
  • SCHOL.Arat (Hans Rombaut)
        op VIERDE BEWIJS VAN DE DIEFSTAL IN 'ANDOUERPIS ANTWERPEN' DOOR ALFRED MICHIELS: JULIUS CAESAR GERMANICUS
  • SCHOL. Arat. in de Thesaurus (leopold winckelmans)
        op VIERDE BEWIJS VAN DE DIEFSTAL IN 'ANDOUERPIS ANTWERPEN' DOOR ALFRED MICHIELS: JULIUS CAESAR GERMANICUS
  • Aratusvertalingen (Leopold Winckelmans)
        op VIERDE BEWIJS VAN DE DIEFSTAL IN 'ANDOUERPIS ANTWERPEN' DOOR ALFRED MICHIELS: JULIUS CAESAR GERMANICUS
  • Caesar en Antwerpen (Lieven Druylinckx)
        op VIERDE BEWIJS VAN DE DIEFSTAL IN 'ANDOUERPIS ANTWERPEN' DOOR ALFRED MICHIELS: JULIUS CAESAR GERMANICUS
  • Antwerpen en Antwerpenaars (Jan Batens)
        op DERDE BEWIJS VAN DE DIEFSTAL IN 'ANDOUERPIS ANTWERPEN' VAN ALFRED MICHIELS: DE ANNALES FULDENSES
  • Naamsverklaring in boek Michiels klopt niet (geert vandeplassche)
        op DERDE BEWIJS VAN DE DIEFSTAL IN 'ANDOUERPIS ANTWERPEN' VAN ALFRED MICHIELS: DE ANNALES FULDENSES
  • toegang (Ellen)
        op TWEEDE BEWIJS DIEFSTAL ALFRED MICHIELS IN 'ANDOUERPIS ANTWERPEN' - VILARIACUM-WILRIJK STAAT REEDS IN THESIS ROMBAUT 1985 p. 250
  • Kontich - Wilrijk (µalfred £michiels)
        op TWEEDE BEWIJS DIEFSTAL ALFRED MICHIELS IN 'ANDOUERPIS ANTWERPEN' - VILARIACUM-WILRIJK STAAT REEDS IN THESIS ROMBAUT 1985 p. 250
  • Kelten. (Toscaan)
        op Antwoord op Cuyt: deel 1
  • u leest niet wat er staat (hans rombaut)
        op Op een mooie Pinksterdag… op bezoek bij de Mechelse Dienst Archeologie
  • geen falsificatie (Ellen)
        op Verderzetting discussie Antwerpen
  • screening (ellen serrien)
        op Verderzetting discussie Antwerpen
  • wetenschappelijk publicatie (ellen)
        op Verderzetting discussie Antwerpen
  • Sammium en Sabium (Hans Rombaut)
        op Op een mooie Pinksterdag… op bezoek bij de Mechelse Dienst Archeologie
  • Na de feiten (Hans Rombaut)
        op De historische waarheid
  • de samme is de sabis niet (Armand Sermon)
        op De historische waarheid
  • plagiaat van Hans Rombaut (Alfred Michiels)
        op De historische waarheid
  • de samme is de sabis niet (Armand Sermon)
        op Op een mooie Pinksterdag… op bezoek bij de Mechelse Dienst Archeologie
  • plagiaat van alfred michiels (hans rombaut)
        op De historische waarheid
  • Fabels fabels en fabels (Alfred Michiels)
        op De historische waarheid
  • Fabels en Fabels over naam Antwerpen (Alfred Michiels)
        op Feiten en fabels p.63-p.77
  • naam Antwerpen (alfred Michiels)
        op Verderzetting discussie Antwerpen
  • archeonet (Ellen)
        op Verderzetting discussie Antwerpen
  • Antwoord op eorum en droge route (Geert Vandeplassche)
        op 'eorum' en de fonetische verwantschap tussen /b/ en /m/
  • RRL site Gazet van Antwerpen (Geert Vandeplassche)
        op Veritas filia temporis­­. Antwerpen en Anreppen, of de kwestie An- in samenstellingen
  • error site aan Geert (Ellen)
        op Veritas filia temporis­­. Antwerpen en Anreppen, of de kwestie An- in samenstellingen
  • deze reactie vervangt en vernietigt de vorige, die per ongeluk te snel op de blog terecht kwam (Geert Vandeplassche)
        op Veritas filia temporis­­. Antwerpen en Anreppen, of de kwestie An- in samenstellingen
  • Andouerpis -Antwerpen 2 vraagjes aan Alfred Michiels (Geert Vandeplassche)
        op Veritas filia temporis­­. Antwerpen en Anreppen, of de kwestie An- in samenstellingen
  • uitnodiging (Hans Rombaut)
        op Op een mooie Pinksterdag… op bezoek bij de Mechelse Dienst Archeologie
  • Waarom de Samme de Sabis niet is (Armand Sermon)
        op Op een mooie Pinksterdag… op bezoek bij de Mechelse Dienst Archeologie
  • hoe het begon... (Ellen)
        op Op een mooie Pinksterdag… op bezoek bij de Mechelse Dienst Archeologie
  • bevoegheid ter zake (Ellen)
        op Op een mooie Pinksterdag… op bezoek bij de Mechelse Dienst Archeologie
  • geef aan Cuyt wat Cuyt toekomt?? (Ellen)
        op Op een mooie Pinksterdag… op bezoek bij de Mechelse Dienst Archeologie
  • De identificatie van de Sabis met de Samme is NIET FOUT (Hans Rombaut)
        op Op een mooie Pinksterdag… op bezoek bij de Mechelse Dienst Archeologie
  • Uw verhaal over Sabis is TOTAAL fout (Armand Sermon)
        op Op een mooie Pinksterdag… op bezoek bij de Mechelse Dienst Archeologie
  • rue César Jolimont (Armand SERMON)
        op Op een mooie Pinksterdag… op bezoek bij de Mechelse Dienst Archeologie
  • Condé (hans rombaut)
        op Op een mooie Pinksterdag… op bezoek bij de Mechelse Dienst Archeologie
  • condatum (Armand SERMON)
        op Op een mooie Pinksterdag… op bezoek bij de Mechelse Dienst Archeologie
  • reactie (Geert Vandeplassche)
        op antwoord op nog enkele opmerkingen en vragen (G. Vandeplassche)
  • Altissimas ripas (Hans Rombaut)
        op Op een mooie Pinksterdag… op bezoek bij de Mechelse Dienst Archeologie
  • Samme Haine (Armand SERMON)
        op Op een mooie Pinksterdag… op bezoek bij de Mechelse Dienst Archeologie
  • Haine en Scheldebekken (Hans Rombaut)
        op Op een mooie Pinksterdag… op bezoek bij de Mechelse Dienst Archeologie
  • Samme Haine (Armand SERMON)
        op Op een mooie Pinksterdag… op bezoek bij de Mechelse Dienst Archeologie
  • Samme en Haine (Hans Rombaut)
        op Op een mooie Pinksterdag… op bezoek bij de Mechelse Dienst Archeologie
  • samme haine (Armand Sermon)
        op Op een mooie Pinksterdag… op bezoek bij de Mechelse Dienst Archeologie
  • Samme en Hene (hans rombaut)
        op Op een mooie Pinksterdag… op bezoek bij de Mechelse Dienst Archeologie
  • samme (Armand Sermon)
        op Op een mooie Pinksterdag… op bezoek bij de Mechelse Dienst Archeologie
  • ste.-waudru (hans rombaut)
        op Op een mooie Pinksterdag… op bezoek bij de Mechelse Dienst Archeologie
  • waldetrudis en niet aldegondis (Armand Sermon)
        op Op een mooie Pinksterdag… op bezoek bij de Mechelse Dienst Archeologie
  • waltrudis en toch aldegondis (Hans Rombaut)
        op Op een mooie Pinksterdag… op bezoek bij de Mechelse Dienst Archeologie
  • waldetrudis en niet aldegondis (Armand Sermon)
        op Op een mooie Pinksterdag… op bezoek bij de Mechelse Dienst Archeologie
  • Reactie op Armand Sermon (Hans Rombaut)
        op Op een mooie Pinksterdag… op bezoek bij de Mechelse Dienst Archeologie
  • aisne (Armand Sermon)
        op Op een mooie Pinksterdag… op bezoek bij de Mechelse Dienst Archeologie
  • e-mailreacties van GvdP (Ellen)
        op Op een mooie Pinksterdag… op bezoek bij de Mechelse Dienst Archeologie
  • tegenvoorstel aan ArcheoNet (hans rombaut)
        op Veritas filia temporis­­. Antwerpen en Anreppen, of de kwestie An- in samenstellingen
  • antwoord ArcheoNet (ArcheoNet Vlaanderen)
        op Veritas filia temporis­­. Antwerpen en Anreppen, of de kwestie An- in samenstellingen
  • antwoord archeonet (hans rombaut)
        op Plagiaat?
  • anreppen (Geert Vandeplassche)
        op Plagiaat?
  • Antwoord op uw v raag (geert.vandeplassche)
        op Plagiaat?
  • Antwoord op uw vraag (hans rombaut)
        op Plagiaat?
  • Antwoord gestuurd naar archeonet (hans rombaut)
        op Plagiaat?
  • gallo romeinse namen (hans rombaut)
        op Plagiaat?
  • plagiaat doorprikt (Hendrik de Bouw)
        op Plagiaat?
  • Antweerepen (Hans Rombaut)
        op Plagiaat?
  • Anreppen Antwerpen (hans rombaut)
        op Plagiaat?
  • wat doe je tegen oneerlijkheid? (Ellen)
        op Plagiaat?
  • Link (laurent Provost)
        op Plagiaat?
  • Géén plagiaat ! (Laurent Provost)
        op Plagiaat?
  • Geen rivieroversteken tussen Axona en Sabis (geert.vandeplassche)
        op Waar verzamelde zich “op één plaats” de coalitie der Belgae?
  • benieuwd wat er nu weer volgt (jeroen vanden borre)
        op archeonet reactie Schupperke
  • Genoeg! (hans rombaut)
        op Waar verzamelde zich “op één plaats” de coalitie der Belgae?
  • Vraagje (Geert Vandeplassche)
        op Waar verzamelde zich “op één plaats” de coalitie der Belgae?
  • Portus Itius (hans rombaut)
        op Antwoord op reactie L. Winckelmans
  • Arnoulds eerlijkheid is van goud (hans rombaut)
        op Waar verzamelde zich “op één plaats” de coalitie der Belgae?
  • Romeinen in Antwerpen! Wie kwam er uit het oude Rome naar hier? (hans rombaut)
        op Antwoord op Cuyt: deel 13
  • Romeinen in Antwerpen: ja! soldaten? (Ivan Derycke)
        op Antwoord op Cuyt: deel 13
  • Portus Itius (Armand Sermon)
        op Antwoord op reactie L. Winckelmans
  • portus Itius (Armand Sermon)
        op Antwoord op reactie L. Winckelmans
  • portus Itius (Armand Sermon)
        op Antwoord op reactie L. Winckelmans
  • Napoleon III (hans rombaut)
        op Waar verzamelde zich “op één plaats” de coalitie der Belgae?
  • Portus Itius (Armand Sermon)
        op Antwoord op reactie L. Winckelmans
  • gebiedende wijs (hans rombaut)
        op Waar verzamelde zich “op één plaats” de coalitie der Belgae?
  • Linkeroever is de sleutel (geert.vandeplassche)
        op Julius Caesar in België gelauwerd.
  • Linkeroever is de sleutel (geert.vandeplassche)
        op Julius Caesar in België gelauwerd.
  • Toevoer afsnijden = omsingelen want... (hans rombaut)
        op Julius Caesar in België gelauwerd.
  • chaudardes (hans rombaut)
        op Julius Caesar in België gelauwerd.
  • Saint-Thomas/berry-au-Bac (hans rombaut)
        op Julius Caesar in België gelauwerd.
  • Samme-Sennete-Zenne (hans rombaut)
        op Antwoord op reactie L. Winckelmans
  • Archief per week
  • 10/12-16/12 2012
  • 03/09-09/09 2012
  • 28/11-04/12 2011
  • 14/11-20/11 2011
  • 01/11-07/11 2010
  • 18/10-24/10 2010
  • 11/10-17/10 2010
  • 23/08-29/08 2010
  • 26/07-01/08 2010
  • 09/11-15/11 2009
  • 02/11-08/11 2009
  • 26/10-01/11 2009
  • 19/10-25/10 2009
  • 17/08-23/08 2009
  • 24/11-30/11 2008
  • 17/11-23/11 2008
  • 01/09-07/09 2008
  • 25/08-31/08 2008
  • 18/08-24/08 2008
  • 28/07-03/08 2008
  • 07/07-13/07 2008
  • 17/03-23/03 2008
  • 10/03-16/03 2008
  • 17/12-23/12 2007
  • 03/12-09/12 2007
  • 24/09-30/09 2007
  • 17/09-23/09 2007
  • 10/09-16/09 2007
  • 27/08-02/09 2007
  • 25/06-01/07 2007
  • 18/06-24/06 2007
  • 04/06-10/06 2007
  • 28/05-03/06 2007
  • 21/05-27/05 2007
  • 14/05-20/05 2007
  • 30/04-06/05 2007
  • 23/04-29/04 2007
  • 26/03-01/04 2007
  • 12/03-18/03 2007
  • 01/01-07/01 2007
  • 09/10-15/10 2006
  • 25/09-01/10 2006
  • 18/09-24/09 2006
  • 11/09-17/09 2006
  • 28/08-03/09 2006
  • 14/08-20/08 2006
  • 07/08-13/08 2006
  • 31/07-06/08 2006
  • 24/07-30/07 2006
  • 17/07-23/07 2006
  • 10/07-16/07 2006
  • 03/07-09/07 2006
  • 26/06-02/07 2006
  • 19/06-25/06 2006
  • 12/06-18/06 2006
  • 22/05-28/05 2006
  • 01/05-07/05 2006

    Jan Verelst: Fotomateriaal
    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Mijn favorieten
  • blog Laurent Provost
  • archeonet.nl

  • Blog als favoriet !

    Zoeken met Google



    Zoeken in blog


    Rondvraag / Poll
    2. De burcht waar de Bellovaci (omgeving van Beauvai) zich verschansen tegen Caesar heet Bratuspantium. Heel lang dacht men dat dit de Keltische naam van Beauvais was. Recentelijk rees hierover twijfel. Waarom?
    a. Beauvais werd pas gesticht na de verovering en heette Caesaromagus
    b. Bratuspantium werd teruggevonden 13 km ten zuidoosten van Baeuvais (Mont-César
    c. Bratuspantium werd op bevel van Caesar volledig verwoest en alle sporen ervan zijn uitgewist
    d. Beauvais ligt niet op de route die Caesar volgde
    Bekijk resultaat


    Rondvraag / Poll
    4. In Julius Caesar in België pleit de auteur ervoor dat Caesar in 57 voor Chr. zou zijn doorgestoten tot aan de westelijke kust van Frankrijk. Hij doet dit a.d.h.v. een welbepaalde plaatsnaam, Nigella, die doorwaadbare plaats zou betekenen. Wat is de naam van de plaats tot waar Caesar zou zijn geweest in 57 voor Chr. vooraleer zijn opmars om te keren naar het noordoosten, richting Nerviërs?
    a. Nesle-sur-Mer
    b. Nielles-sur-Mer
    c. Nivelles-sur-Mer
    d. Noyelles-sur-Mer
    Bekijk resultaat



    Blog tegen de wet? Klik hier.
    Gratis blog op https://www.bloggen.be - Meer blogs