link zustersite www.bloggen.be/jcb
  • Julius Caesar in België: fundamenten, grondslagen, achtergronden en publicaties
  •  © Copyright 2006 Hans Rombaut, Het Wiel

    Alle teksten op deze weblog, ondertekend met Hans Rombaut, zijn auteursrechtelijk beschermd en mogen op geen enkele wijze worden verspreid of gebruikt of overgenomen, tenzij de auteur hiervoor toestemming heeft gegeven en mits de bron duidelijk wordt vermeld.

    Inhoud blog
  • Thuin: deel 2
  • Thuin: deel 1
  • Voorstelling Nationaal Biografisch Woordenboek deel 20
  • verschijning NBW deel 20
  • Antwoord 12/6 op Tony Oosts bijdrage in de AVRA-Bulletin 2006 (laatste deel)
  • Antwoord 12/5 op Tony Oosts bijdrage in de AVRA-Bulletin 2006
  • Antwoord 12/4op Tony Oosts bijdrage in de AVRA-Bulletin 2006
  • Antwoord 12/3 op Tony Oosts bijdrage in de AVRA-Bulletin 2006
  • Antwoord 12/2 op Tony Oosts bijdrage in de AVRA-Bulletin 2006
  • Antwoord 12/1 op Tony Oosts bijdrage in de AVRA-Bulletin 2006
  • Antwoord 11 op Tony Oosts bijdrage in de AVRA-bulletin 2006.
  • Antwoord 10 op Tony Oosts bijdrage in de AVRA-bulletin 2006
  • Antwoord 9 op Tony Oosts bijdrage in de AVRA-bulletin 2006
  • Antwoord 8 op Tony Oosts bijdrage in de AVRA-bulletin 2006
  • Antwoord 7 op Tony Oosts bijdrage in de AVRA-bulletin 2006
  • Vademecum bij deze blog
  • Antwoord 6 op Tony Oosts bijdrage in de AVRA-bulletin 2006
  • Antwoord 5 op Tony Oosts bijdrage in de AVRA-bulletin 2006
  • Antwoord 4 op Tony Oosts bijdrage in de AVRA-bulletin 2006
  • Platteau: deel 2
  • Platteau: deel 1
  • Nota bij de publicatie van de inleiding van de thesis
  • Mededeling
  • verwijdering reacties
  • Argumentatie 2 tegen de uitspraken van Geert van de Plassche van 16 augustus 2008, 22u28
  • Argumentatie tegen de uitspraken van Geert Van de Plassche van 16 aug. 08, 22u28
  • Fonetische verwantschap tussen /b/ en /m/: een argument extra pro Sabis = Samme
  • Antwoord 3 op Tony Oosts bijdrage in de AVRA-Bulletin 2006
  • BELANGRIJK BERICHT!!
  • Wikipedia spelletjes
  • Lezing H. Rombaut Centrum voor Europese Cultuur: Caesar en het Scheldebekken
  • VIERDE BEWIJS VAN DE DIEFSTAL IN 'ANDOUERPIS ANTWERPEN' DOOR ALFRED MICHIELS: JULIUS CAESAR GERMANICUS
  • DERDE BEWIJS VAN DE DIEFSTAL IN 'ANDOUERPIS ANTWERPEN' VAN ALFRED MICHIELS: DE ANNALES FULDENSES
  • BIJKOMEND ARGUMENT IN 'ANDOUERPIS ANTWERPEN' PLAGIAAT ALFRED MICHIELS: HISTOIRE? IS 'T WAAR? antwoord aan µALFRED £MICHIELS
  • TWEEDE BEWIJS DIEFSTAL ALFRED MICHIELS IN 'ANDOUERPIS ANTWERPEN' - VILARIACUM-WILRIJK STAAT REEDS IN THESIS ROMBAUT 1985 p. 250
  • NIEUWE SITE n.a.v. Thesis-pagina's vroegste geschiedenis Antwerpen en Omgeving p204-254
  • HET BOEK 'ANDOUERPIS ANTWERPEN' BEWIJST HET PLAGIAAT DOOR ALFRED MICHIELS
  • Het Land van Rijen oktober 1983- april 1984
  • Thesis-pagina's vroegste geschiedenis Antwerpen
  • tijdelijke sluiting discussieforum
  • Aan A. Sermon
  • De historische waarheid
  • Feiten en fabels p.63-p.77
  • Verderzetting discussie Antwerpen
  • 'eorum' en de fonetische verwantschap tussen /b/ en /m/
  • antwoord op Sermon zijn beschuldigingen
  • antwoord op nog enkele opmerkingen en vragen (G. Vandeplassche)
  • Antwoord 2 op Tony Oosts bijdrage in de AVRA-Bulletin 2006
  • Antwoord 1 op Tony Oosts bijdrage in de AVRA-Bulletin 2006
  • Antwoord op de aanklacht van Robert Nouwen in AVRA-Bulletin 2006
  • 'Steden des Tijds' Teleac 1990
  • Op een mooie Pinksterdag… op bezoek bij de Mechelse Dienst Archeologie
  • Hans Rombaut: wetenschappelijke loopbaan (vervolg)
  • Hans Rombaut: wetenschappelijke loopbaan en lijst publicaties
  • Veritas filia temporis­­. Antwerpen en Anreppen, of de kwestie An- in samenstellingen
  • Plagiaat?
  • Waar verzamelde zich “op één plaats” de coalitie der Belgae?
  • Caesars castra bij de Aisne
  • Identificatie Noviodunum
  • Antwoord op Geert Vandeplassches ‘Slag bij Chestres’, deel 1, 2 en 3
  • Julius Caesar in België gelauwerd.
  • Et alia plurima
  • Portus Itius ontdekt!
  • Tweede antwoord van Hans Rombaut aan Leopold Winckelmans (eerste deel)
  • Antwoord op reactie L. Winckelmans
  • “Julius Caesar in België” in de gewone boekhandel:
  • De Beverburcht
  • Commentaren op “Julius Caesar in België”
  • Hoe kan u BESTELLEN
  • Straffe toeren 5
  • Straffe toeren 4
  • Straffe toeren 3
  • Straffe toeren 2
  • wat als u problemen met bestellen via e-mail ondervindt
  • recensie SEMafoor
  • bundel kritiek en antwoorden
  • voor boekhandelaars
  • Antwoord op Cuyt: deel 16
  • Antwoord op Cuyt: deel 15
  • Antwoord op Cuyt: deel 14
  • Antwoord op Cuyt: deel 13
  • Antwoord op Cuyt: deel 12
  • Antwoord op Cuyt: deel 11
  • Antwoord op Cuyt: deel 10
  • Antwoord op Cuyt: deel 9
  • recensie BOEKEN uitpers
  • Antwoord op Cuyt: deel 8
  • Antwoord op Cuyt: deel 7
  • Antwoord op Cuyt: deel 6
  • Antwoord op Cuyt: deel 5
  • Antwoord op Cuyt: deel 4
  • Antwoord op Cuyt: deel 3
  • Antwoord op Cuyt: deel 2
  • Antwoord op Cuyt: deel 1
  • Eerlijkheid duurt nog altijd het langst
  • Bedankt Laurent
  • Straffe Toeren 1
  • Straffe Toeren
  • reactie Hans op Roger: archeonet
  • Rombaut publiceerde de defensieve functie van de muur van Tongeren als eerste!
  • archeonet reactie Schupperke
  • reactie archeonet: Historici - archeologen, een onmogelijk huwelijk?
  • reactie archeonet: De Boze Wolf
  • archeonet: onsportieve reactie Guido Cuyt
  • nieuwe vragen
  • S.P.Q.R nieuwsbrief
  • Tip van de sluier onderaan linker- en rechterkolom
  • antwoorden meerkeuzevragen
  • ENGLISH SUMMERY
  • AGENDA voordrachten
  • wenst u een voordracht door Hans Rombaut
  • contact auteur
  • Knack: Julius Caesar was wél in België
  • Hans te gast in 'Memo' bij Hein De Caluwé op Radio 2
  • DE TELEGRAAF: zaterdag 17 juni 06
  • vrtnieuws.net
  • interview op één in 'de zevende dag' van 18 juni 06
  • Het nieuwsblad (De Gentenaar-Het Volk)
  • interview Radio 1 'Wilde geruchten': 16 juni 06
  • persoverzicht mediargus: 15 juni 06
  • Interview Klara 14 juni 06
  • Julius Caesar in België
  • Dankwoordje van de auteur
  • speciale editie van 'HET WIEL'
  • enkele kaartjes
  • illustratiemateriaal
  • Het Land van Rijen 13
  • Het Land van Rijen 12
  • Het Land van Rijen 11
  • Het Land van Rijen 10
  • Het Land van Rijen 9
  • Het Land van Rijen 8
  • Het Land van Rijen 7
  • Het Land van Rijen 6
  • Het Land van Rijen 5
  • Het Land van Rijen 4
  • Het Land van Rijen 3
  • Het Land van Rijen 2
  • Het Land van Rijen oktober 1983
  • Korte toelichting
  • Feiten en fabels p.72
  • Feiten en fabels p.77
  • Feiten en fabels p.76
  • Feiten en fabels p.75
  • Feiten en fabels p.74
  • Feiten en fabels p.73
  • Feiten en fabels p.71
  • Feiten en fabels p.70
  • Feiten en fabels p.69
  • Feiten en fabels p.68
  • Feiten en fabels p.67
  • Feiten en fabels p.66
  • Feiten en fabels p.65
  • Feiten en fabels p.64
  • Feiten en fabels p.63
  • Steden des Tijds: p.20
  • Steden des Tijds: p.12
  • Steden des Tijds: p.29
  • Steden des Tijds: p.28
  • Steden des Tijds: p.27
  • Steden des Tijds: p.26
  • Steden des Tijds: p.25
  • Steden des Tijds: p.24
  • Steden des Tijds: p.23
  • Steden des Tijds: p.22
  • Steden des Tijds: p.21
  • Steden des Tijds: p.19
  • Steden des Tijds: p.18
  • Steden des Tijds: p.17
  • Steden des Tijds: p.16
  • Steden des Tijds: p.15
  • Steden des Tijds: p.14
  • Steden des Tijds: p.13
  • Steden des Tijds: p.11
  • Steden des Tijds: p.10
    Foto

    Charlotte Dua:
    -Ontwerp kaft
    -Vormgeving kaartjes

    Foto
    Foto
    Foto
    Mijn favorieten
  • Bloggen.be
  • Gemeente Niel
  • Universa Press
  • Ecomuseum en Archief van de Boomse Baksteen (EMABB)
  • Publicaties HET WIEL, Tijdschrift voor de Geschiedenis van de Rupelstreek en Klein-Brabant
    Rondvraag / Poll
    1. Na de slag bij de Aisne (Bibrax, Chestres, zie tip van de sluier deel 1) vervolgt Caesar in 57 voor Chr. zijn opmars in westelijke richting. Bij de Suessiones (omgeving van Soissons) wil hij de burcht Noviodunum onmiddellijk bij de aankomst van zijn leger belegeren, maar hij doet dat niet. Waarom?
    a. De Auguren voorspellen een slechte afloop van de strijd
    b. Caesar acht de plaats strategisch gezien niet van belang en gaat er gewoon voorbij
    c. Het aantal manschappen in de burcht lijkt hem te groot
    d. De omwalling is te hoog en de gracht te breed
    Bekijk resultaat

    Rondvraag / Poll
    3. De Ambiani (omgeving van Amiens) geven zich in 57 voor Chr. na de Bellovaci en de Suessiones eveneens over aan de oprukkende troepen van Julius Caesar. Hun hoofdstad is Samarobriua. Dit is een Keltische naam met volgens de toponymie volgende betekenis:
    a. Burcht aan de Somme
    b. Bocht van de Somme
    c. Brug over de Somme
    d. Plaats om samen te komen
    Bekijk resultaat

    Rondvraag / Poll
    5. In vijandelijk gebied moest Caesar zich kunnen oriënteren, d.w.z dat hij vooral moest kunnen inschatten waar hij was en hoeveel tijd hij nodig had om zijn troepen van de ene plaats naar de andere te brengen en eventueel om op dezelfde plaats terug te keren. Aan de hand van welk hulpmiddel moet hij zich volgens de auteur van Julius Caesar in België hebben georiënteerd bij zijn opmars?
    a. De stand van de sterren
    b. Kaarten van het Romeinse leger
    c. De loop van de rivieren
    d. Het kompas
    Bekijk resultaat

    Julius Caesar in België
    Hans Rombaut
    De vroegste geschiedenis van Gallia Belgica historisch geografisch benaderd vanuit de Bello Gallico
    12-07-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Antwoord op Cuyt: deel 2

    Antwoord op Cuyt: deel 2

    Beschouwingen over paragrafen 4 en 5 (lijnen 22 tot 48)

    Omdat ik dacht dat u een Hollander was

     

    Caesar ging in het tweede jaar van de oorlog (57 voor Chr.) met zijn acht legioenen in het land van de Remi dus naar de oostelijke grens van hun stamgebied, waar de slag bij Bibrax plaatsvond. Omdat Cuyt mijn boek niet naar behoren heeft gelezen, maar enkel naar de voor hem interessante passages heeft gekeken via de index, kende hij op het ogenblik dat hij zijn valse kritiek schreef mijn motivatie niet. Omdat hij de voorgeschiedenis uit mijn tekst niet kent volgt hij dus ook mijn motivatie niet waarom de slag tegen Boduognat plaats vond bij de Samme.

     

    Cuyt blijft omwille van het respect voor het gezag van Arnould en Turquin de etymologie van de Selle uit Seva via Sevelle aankleven. De 80-jarige Arnould volgde ze echter zelf niet meer (cf. de epiloog van mijn boek). Terwijl Arnould nog eerlijkheid en oorspronkelijkheid bezat, heeft Cuyt die helemaal niet. Zijn opsomming dat "topografische, geografische, strategische en linguïstische argumenten" de identificatie met de Selle zouden schragen komt oorspronkelijk niet van Arnould, noch van Turquin, maar uit een ouder werkje van E. De Marneffe gepubliceerd in 1899  (cf. bibliografie in mijn "Julius Caesar in België" en aldaar behandeld op p. 42 in noot 49, helaas moeilijk te vinden, maar er is een exemplaar voorhanden in de stadsbibliotheek van Antwerpen). Cuyt is hierover onwetend. De conclusie in deze paragraaf "daar is geen speld tussen te krijgen" is compleet misplaatst. Cuyt begeeft zich hier op het terrein van de toponymie en daar kent hij geen jota van. Als "seva" + "elle" een verkleinvorm is, waarom spreekt Caesar dan van een "latissimum flumen"? Arnould was trouwens ook geen toponymist en De Marneffe ook niet! Ik trouwens ook niet. Toch heb ik via "seua" <sic> en zelfs "sceau" <sic> als oude vermeldingen van de Selle een heel andere verklaring voor de Selle: die toponiemen worden vermeld in teksten van de Sint-Pietersabdij van Gent uit de vroege middeleeuwen, die overgeleverd zijn in kopie in het Liber Traditionum uit de late middeleeuwen. Het zijn geromaniseerde vormen voor een toponiem dat in de volksmond al altijd "Selle" of "Seule" was, maar dat naar analogie van het middeleeuwse "mantel", dat evolueerde naar het Franse "manteau", werd gemoderniseerd: "sel" werd in de teksten "seau". Alleen de mensen ter plaatse bleven "sel" zeggen en zo werd het door de Franse landmeters in de 18de en 19de eeuw, en zelfs reeds vroeger, opgetekend. Tussen haakjes: ons woord mantel is een oudere vorm dan het huidige Franse manteau, het Westvlaamse woord voor emmer of waterrecipiënt "seule" is oorspronkelijker dan het huidige Franse "seau". Dit is een serieuze speld die ik tussen het argument van Cuyt drijf. Ze staat ook in mijn boek.

     

    Maar in de volgende paragraaf wordt het helemaal te gortig. Cuyt laat “de lokalisatie van de Sabis” afhangen “van één enkel woord in Caesars tekst, nl. ‘eorum’ in boek II, 16, 1”. In het lange tweede gesprek dat ik met Arnould voerde zei de oude Waalse historicus dat het onbegrijpelijk was waarom hij op dat argument nooit aangevallen is: “eorum” uit BG II, 16, 1 kan immers nooit op de veel vroeger vermelde Ambiani terugkeren. Als bewijs geven we hier de integrale tekst tussen de laatste vermelding van de Ambiani en de bewuste vermelding van “eorum”:

     

    “His traditis omnibusque armis ex oppido conlatis, a beo loco in fines Ambianorum pervenit; qui se suaque omnia sine mora dediderunt. Eorum fines Nervii attingebant. Quorum de natura moribusque Caesar cum quaereret, sic reperiebat: nullum esse aditum ad eos mercatoribus; nihil pati vini reliquarumpque rerum ad luxuriam pertinentium inferri, quod his rebus relanguescere animos eorum et remitti virtutem existimarent; esse homines feros magnaeque virtutis; increpitare atque incusare reliquos Belgas, qui se populo Romano dedidissent patriamque virtutem proiecissent; confirmare sese neque legatos missuros neque ullam condicionem pacis accepturos.

     

    [16] Cum per eorum fines triduum iter fecisset...”.

     

    Het onderwerp van de voorlaatste zin voor de bewuste eorum is duidelijk Nervii, die de overige Belgas beschuldigen. Caesar bedoelt dus onbetwijfelbaar dat hij drie dagen in het land van de Nervii was opgemarcheerd.

     

    Nadien wordt duidelijk dat Cuyt mijn werk helemaal niet gelezen heeft. We citeren: “zoniet zouden de Nerviërs drie dagen lang er lijdzaam hebben op toegekeken dat de Romeinen hun land binnendrongen, om hem dan pas aan de Sabis op te wachten”. In mijn boek geef ik zeer duidelijk aan dat de Belgen angst hebben om de confrontatie aan te gaan. Een eerste confrontatie bij Bibrax loopt slecht af. En de Belgen wisten heel goed dat ook de Helvetii en de onoverwinnelijke Germaanse leider Ariovistus al voorheen in het zand hadden moeten bijten.

     

    Na de Remi gaven de Suessiones, de Bellovaci en de Ambiani zich over. De volgende die bedreigd worden zijn de Atrebates en de Viromandui, die zich uit hun land terugtrokken naar de Nervii. Gaat daar geen lijdzaamheid van uit? De Belgen probeerden de militaire confrontatie uit te stellen! Ik schrijf dat in mijn boek: Atrebates, Viromandui en Nerviërs wijken, ook in het gebied van de Nerviërs zelf. En dit tot op een plaats dat het niet verder meer kon, nl. tot op het moment dat de grens van het gebied van de Nerviërs zelf in zicht komt en het gebied van de Atuatuci begint, Atuatuci, die volgens mij niet durven komen om hulp te bieden en de uitslag afwachten.

     

    Mijn interpretatie van eorum is dus niet verkeerd. Mijn (wij citeren) “argumentatie om op basis van 3 dagmarsen de Sabis te lokaliseren staat” dus niet “op losse schroeven”. Wie mijn boek goed leest zal zien dat de gegevens uit De Bello Gallico voor Cuyt pijnlijk precies overeenstemmen met de plaatsen die ik opgeef. Tot die prestatie was de archeologie de laatste 50 jaar niet in staat. Dat was ook de teneur van wat Arnould mij meedeelde toen hij over mijn bijdrage uit “Steden des Tijds” van 1990 zei (en ik zal het nu maar zeggen): “dit is het beste dat de laatste 50 jaar voor de oudheid in België verschenen is, en ik meende dat u een Hollander was”. Ik denk dat nog anderen in België, die rijkelijk uit mijn tekst van amper 20 blz. hebben gekopieerd voor eigen werk en diploma, hetzelfde dachten!

    Hans Rombaut


    11-07-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Antwoord op Cuyt: deel 1

    Antwoord op Cuyt: deel 1

    Het wetenschappelijk onderzoek is vrij

     

    Deel 1. Beschouwingen over de tekst “Boek Hans Rombaut over Caesar: onzin”: gedeelte algemeenheden en paragrafen 1, 2 en 3 (de eerste eenentwintig lijnen)

     

    Met de reactie “Boek Hans Rombaut over Caesar: onzin” reageert de heer Cuyt, erevoorzitter van de Antwerpse Vereniging voor Romeinse Archeologie (AVRA), erg rancuneus en voortvarend. De lezers van mijn boek zullen daarover moeiteloos kunnen oordelen. Waarom echter zulke reactie als mijn boek toch onzin is?

     

    Met de algemene conclusie “het ultieme bewijs voor alle pogingen om Caesars exploten te lokaliseren, kan alleen maar van de archeologie komen” gaat Cuyt wel erg ver om bepaalde historische onderwerpen op te eisen voor de archeologie en gaat hij voorbij aan het feit dat De Bello Gallico een historische bron is, waarmee onze gewesten nota bene uit de prehistorie treden en onze geschiedenis begint. Cuyt ontneemt dus het recht aan historici om historische bronnen te bestuderen! Als er iets grof is, dan is het dat toch wel. Dat wil zeggen dat wanneer we dit uitbreiden tot de verdere geschiedenis historische teksten eigenlijk waardeloos zijn. Eén van de eerste zaken die de heer Cuyt zou moeten inzien is dat het bodemarchief (de archeologische vondsten dus) zelfs al mochten we in staat zijn dit integraal op te graven en in kaart te brengen, slechts een zeer beperkt gedeelte oplevert voor de menselijke activiteit die gedurende eeuwen op die bodem heeft plaatsgevonden. Er is niets over van de gesprekken die er zijn gevoerd, van het leed en het geluk dat er werd beleefd, van de emoties van mensen en van de motieven voor hun handelen. Het is een geluk dat we over historische teksten kunnen beschikken en dat we ze kunnen bestuderen. Bij voorkeur vanuit verschillende invalshoeken, waaronder in de eerste plaats de inhoudelijk-historische en de historische kritiek, en de toepassingen die eruit voortvloeien voor de historische geografie en de vondsten door de archeologie.

     

    Omdat de reactie zo wild en denigrerend is, ja zelfs lasterlijk, kruipen wij toch even in onze pen. De verwijten zijn overigens niet mals:

     

    1. Het boek is één aaneenschakeling van wilde fantasieën
    2. Rombaut is onwetend over de recente archeologische bevindingen
    3. Rombaut doet aan leugenachtige bronvervalsing

     

    1. Als historicus heb ik mij zeer nauw aan de historische bron van De Bello Gallico gehouden. De lezer die op basis van Cuyts verwijt in mijn werk wilde fantasieën gaat naspeuren, zal wel heel erg op zijn honger blijven. Hijzelf trouwens ook: in het lange betoog vind ik geen enkele wilde fantasie die wordt aangeklaagd, wel een aantal ondeskundig aangeklaagde doch vermeende fouten van mijnentwege.
    2. Dat ik onwetend zou zijn over recente archeologische bevindingen wordt niet zo expliciet aangeduid in de reactie van de heer Cuyt: dat ik steun op Fayder-Feytmans i.v.m. een wellicht minder dichte bewoning in de Kempen en Noord-Brabant beantwoordt hij met archeologische bevindingen die dit zouden tegenspreken voor Oost- en West-Vlaanderen. Dit is zeker niet ad rem. Bovendien beweer ik precies wel dat er in onze gewesten reeds een dichte bewoning was op het moment dat Caesar arriveerde.
    3. Cuyt verwijt mij leugenachtige bronvervalsing: dit is hoogst onwaar en daar kom ik nog op terug bij de details die mij verweten worden. Laat mij hier volstaan met te zeggen dat ik het expliciet heb aangegeven waar er mogelijk een anomalie in de tekst staat, die kan opgelost worden door een emendatie (tekstverbetering). Dit is een geoorloofde historische methode, zeker in het geval men werkt met kopieën, en door het aangeven van de emendatie (tussen grote haken) is het evenmin bronvervalsing en nog minder een leugen.

     

    Maar kom. Laten we ons in detail met de tekst van Cuyt bezighouden.

     

    § 1: “Het recent…”:

     

    Hier uit Cuyt zijn misprijzen omdat er in het Woord Vooraf sprake is van het: “vernieuwend karakter van het onderzoek” en “hoog wetenschappelijk niveau”, en trekt dit vervolgens smalend in twijfel.

     

    Het Woord Vooraf in Julius Caesar in België werd geschreven door prof dr. Carlos Steel (KULeuven) op basis van het verslag van prof. dr. Marc Van Uytfanghe (UGent en UAntwerpen). Voor de laster die daarop volgt verwijs ik naar hierboven. Cuyt trekt hiermee echter het wetenschappelijk oordeel en de deskundigheid van deze mensen (en bovendien van nog een hele hoop anderen) in twijfel.

     

    § 2: “Op blz. 39 stelt de auteur dat de castra-toponiemen waarschijnlijk teruggaan tot de tijd van Caesar…”:

     

    Cuyt negeert hier de zeer omstandige voetnoot 39 waarin ik zeer voorzichtig een poging doe om helderheid te brengen in het probleem van de castra-toponiemen. Mijn standpunt is dat er rekening mee moet worden gehouden dat bepaalde castra-toponiemen kunnen ontstaan zijn in een periode van oorlog en vooral dat de bewoningssporen die men er terugvindt van een latere datum moeten zijn, bewoning die vaak vele sporen uitwiste, behalve het toponiem.

     

    In zijn reactie hiertegen beschouwt Cuyt het uitwissen van de sporen van het castrum eerst als een regel, die wel niet absoluut is. Daarna stelt hij zonder meer dat er op een archeologische site hoe dan ook sporen van de oudste bewoningsfasen kunnen herkend worden, waarmee hij zichzelf tegenspreekt.

     

    § 3: “Wanneer de auteur…”

     

    1. Bronvervalsing:

     

    Cuyt verwijt mij dat ik er “meer dan eens van uitga dat de oorspronkelijke tekst fout is, wat dan de schuld is van de middeleeuwse kopiist”

     

    Op welgeteld twee plaatsen stel ik een emendatie voor, maar interpoleer de tekst helemaal niet. Hierbij ga ik in op het geval uit § 3, uit BG II, 4: bij de aankomst van Caesar in het land van de Remi vraagt hij informatie “welke en hoeveel civitates er onder de wapens zijn” “Cum ab iis quaereret quae civitates quantaeque in armis essent…”. Het antwoord dat daarop volgt past echter niet op die vraag: “alle Belgen zijn van Germaanse afkomst” “…sic reperiebat: plerosque Belgos esse ortos a Germanis”. Dat is een contextuele anomalie. Bij het overschrijven van teksten komen veel fouten voor, daar mag je jezelf eens op controleren, zeker als bepaalde zinsequenties tweemaal identiek voorkomen: de tweede sequentie wordt heel vaak vergeten. Ik geef dit in mijn tekst ook aan en stel een emendatie voor, voorzien van grote haken zoals dat in de historiografie gebruikelijk is, maar met een opmerkelijk resultaat: het antwoord krijgt zin. Kijk maar: “Cum ab iis quaereret quae civitates quantaeque in armis essent et quid in bello possent, sic reperiebat: plerosque Belgos [quos in armis essent] esse ortos a Germanis” “”Toen hij aan deze (= de Remi) vroeg welke civitates en hoeveel er onder de wapens waren en wat ze in de oorlog waard waren, vernam hij: de meeste Belgi [die onder de wapens zijn] zijn van Germaanse afkomst”. Ik stelde deze emendatie nog voorwaardelijk (misschien is … door de scribent een fout gemaakt). Naast deze contextuele anomalie volgt er nog een andere aan het einde van de opsomming van alle Belgen: zonder de emendatie die ik voorstel blijken alle Belgen van Germaanse oorsprong te zijn. Welnu op het einde van de opsomming hoeveel manschappen de verschillende stammen onder wapens kunnen brengen, volgen er vier stammen die apart als Germaans worden genoemd en zich dus onderscheiden van de andere: “Atuatucos XVIIII milia; Condrusos, Eburones, Caerosi, Paemanos, qui in uno nomine Germani appellantur, arbitrari ad XL milia”  “de Atuatuci 19.000, de Condrusi, Eburones, Caerosi en Paemani, die onder een noemer als Germanen worden genoemd, schatten zij op 40.000”. Dit kan absoluut niet als de opsomming begint met “plerosque Belgos esse ortos a Germanis”. In heel wat uitgaven van vroegmiddeleeuwse teksten worden voor veel minder redenen teksten geëmendeerd, en met reden. Mijn vroegere collega G. Declercq (nu VUB) heeft mij ooit het volgende voorbeeld gesignaleerd voor het Liber Aureus Epternacensis waarin de teksten van de schenkingen aan de H. Willibrord en de abdij van Echternach werden opgetekend, uitgegeven als oorkondenboek door C. Wampach in de jaren 1920 en 1930. Toen A. Gasnault van één van die teksten de originele oorkonde terugvond, die was gebruikt als schutblad in een handschrift, bleek de oorspronkelijke tekst driemaal zo lang te zijn! Uit hetzelfde handschrift, meer bepaald in de tekst van 726/727 met daarin de schenking van goederen rond Antwerpen aan Willibrord, meende F. L. Ganshof op basis van inwendige kritiek een interpolatie te herkennen, nl. “Et illud teloneum, quod ad partem nostram ibidem venerat, concessimus atque donamus” “En de tol aldaar (= te Antwerpen), welke aldaar deels aan ons (= de schenkers Rauching en Bebelina) toekomt, hebben wij geschonken en  geven wij”. Omdat Rauching en Bebelina geen vorsten zijn, maar slechts potentes (lokale machtigen) beschouwt Ganshof deze passage als een interpolatie omdat volgens zijn onderzoek het heffen van tol een koninklijk prerogatief was in de Merovingische tijd. Op 19 vermeldingen van tollen in heel het Frankische rijk in die periode is de Antwerpse tol blijkens deze tekst de enige die niet in handen is van de koning. Daarop besluit hij dat deze passus geïnterpoleerd moet zijn. Heeft iemand toen geopperd dat Ganshof een leugenachtige tekstvervalser is? Neen. Velen hebben de interpolatie beaamd, zonder maar iets aan de argumentatie te kunnen toevoegen. Ook mijn eigen leermeester Adriaan Verhulst neemt ze over.

     

    In het Antwerpse, meer bepaald vooral in archeologische middens, was de interpolatie die Ganshof aanduidde in deze tekst, zo overtuigend dat dit argument voldoende was om de hele tekst van Rauching als vals te beschouwen, zoals zij overigens met alle andere Antwerpse vroegmiddeleeuwse bronnen deden  (inclusief de Vita Eligii geschreven door de heilige Audoenus in de late 7de eeuw) en de Annales Fuldenses. Dit was pas een staaltje van bronnenvervalsing, maar de historici, waaronder mijzelf, zijn er wel sportief bij gebleven.

     

    Ik kom nog even op Ganshofs interpolatie terug: Adriaan Verhulst was er zeer opgetogen over dat ik de Ganshofs inhoudelijke kritiek heb kunnen steunen met een belangrijk objectief textueel element. Ik deed dat in mijn thesis, maar ook in een artikel dat in de Bijdragen tot de Geschiedenis is verschenen. Hoe heb ik dat gedaan? Wel, ik heb alle dubbel en driedubbel geformuleerde dispositiones (wilsbeschikkingen) uit de oorkonden in het Liber Aureus opgezocht, en vergeleken met originele Merovingische teksten uitgegeven door Lot en Lauer. Wat bleek? Alle wilsbeschikkingen in oorkonden die verwoord waren in twee of meer termen staan in de Merovingische oorkonding in dezelfde tijd. Verhulst noemde dit een staaltje tekstkritiek van Duitse degelijkheid. Wat staat er in Ganshofs interpolatie: “concessimus atque donamus” (perfectum en praesens), een combinatie die voor de latere oorkonding heel gewoon is, maar in de Merovingische tijd abnormaal. Het is dus meer dan kwetsend dat een niet-historicus zomaar vrijelijk en voor iedereen toegankelijk op het internet, mij een leugenachtige bronvervalser noemt.

     

    2. “Muntschatten tonen aan dat er ook Belgische stammen uit het westen deel uitmaakten van de coalitie” (Cuyt bedoelt hier bij Bibrax).

     

    Wij moeten hierbij eerst opmerken dat deze opmerking van Cuyt niet in De Bello Gallico staat, en dus niet kan behoren tot ons onderzoek.

     

    “Dat ik niet op de hoogte zou zijn dat er archeologische gegevens zijn, nl. muntschatten, [die aantonen] dat er ook Belgische stammen uit het westen deel uitmaakten van de coalitie” is onjuist. Het artikel van L.-P. Delestrée in Revue du Nord van 1998 (Gaule Belgique, Belgium et Ambiani, l’apport de la numismatique) heb ik wel degelijk gebruikt, het staat in mijn bibliografie overigens, maar het bewijsmateriaal is mijns inziens niet voldoende om vol te houden dat de Ambiani erbij waren bij de coalitie die de nederlaag leed “[apud] flumen Axonam, quod est in extremis Remorum finibus”. Indien de slag plaatsvond bij het kamp van Berry-au-Bac en Bibrax, zoals G. Lobjois beweert te Saint-Thomas moet worden gezocht, zou er voor de Ambiani en de Belgen uit het westen geen probleem zijn om dat gebied te bereiken. Omdat de slag plaatsvond op de plaats waar de Aisne de grens van het gebied der Remi vormt (en dit is van zuid naar noord in de Argonne; pas vanaf Vouziers loopt de Aisne dwars door het gebied van de Remi van oost naar west om op één welbepaalde plaats het gebied van de Remi te verlaten), moesten de Belgen uit het westen (de Ambiani) voorafgaandelijk het gebied van de Remi volledig hebben doorkruist om aan die coalitie te participeren. Zoals de Remi loslippig waren om Caesar inlichtingen te geven, zou een dergelijke militaire operatie in hun eigen territorium niet onvermeld zijn gebleven.

     

    Nu kan hiertegen worden ingebracht dat de Aisne ook in het westen aan de uiterste grens van het gebied van de Remi reikt. Andere argumenten en evidenties, waaronder de toponymische overeenstemming Bibrax-Les Bièvres, Castra-Chestres, de afstand van Bibrax tot de plaats waarop Caesar verbleef toen de Remi zijn hulp inriepen, de beschrijving van het kamp aan de Aisne dat aan één zijde door mensenhanden werd versterkt en langs de andere kant uit een natuurlijke wal bestond, en vooral de geografische overeenstemming van de troepenbeweging van de Belgische coalitie zoals beschreven in De Bello Gallico, die eerst Bibrax aanviel en daarna vanuit het gebied van de Remi Caesars bevoorrading kon afsnijden (wat voor Berry-au-Bac en Saint-Thomas TOTAAL onmogelijk is) zijn bepalend en definitief. Ook voor de suggestie van Beaurieux door R. Nouwen is de opeenvolging van de militaire bewegingen geografisch gezien onmogelijk. Alle lezers mogen dit proberen uit te tekenen. Ik nodig ze hierbij uit om dat te doen. De configuratie van de Aisne en de bijhorende plaatsen tussen Vouziers en Autry met een tegenstander afkomstig uit het oosten is uniek.

     

    Nu heb ik ook inhoudelijke argumenten uit De Bello Gallico om dat aan te tonen: Caesar stuurt zijn bondgenoot Diviciacus, leider van de Haedui (de volksstam die Caesar heeft geholpen het jaar voordien tegen de Helvetii), naar het land van de Bellovaci (omgeving Beauvais in het westen) precies met de bedoeling de Belgische coalitie niet tot een grotere eenheid te laten komen, met expliciet erbij vermeld "omdat hij niet wil strijden tegen zo’n talrijke vijand" (BG II, 5: “manus hostium distineri, ne cum tanta multitudine uno tempore confligendum sit. Id fieri posse, si suas copias Haedui in fines Bellovacorum introduxerint et eorum agros populari coepreint” “…om de legermacht van de vijand (= de Belgi) uiteen te houden opdat niet in een keer tegen zo’n grote strijdmacht een conflict zou moeten aangegaan worden. Dit was mogelijk, indien de Haedui hun troepen naar het gebied van de Bellovaci zouden leiden en hun akkers begonnen te verwoesten”). Tot daar exact wat De Bello Gallico zegt, zonder ook maar iets aan de tekst te wijzigen. Tot daar ook dit eerste deel.

    Hans Rombaut


    09-07-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Eerlijkheid duurt nog altijd het langst

    Beste bezoeker,

    Op archeonet is de discussie afgelopen na Hans' laatste reactie (cf. reactie op Roger archeonet).
    Hans bewijst hierin wel degelijk dat hij de archeologie niet minacht maar juist aanmoedigt. Hij eindigt met de volgende woorden: 'eerlijkheid duurt nog altijd het langst. Jaloezie is een slechte raadgever'. Archeonet heeft bij deze de discussie gesloten (op uitzondering van een laatste reactie van heer Cuyt die als allerlaatste reactie opgenomen is).

    We zijn archeonet zeer dankbaar dat we hebben kunnen gebruik maken van hun discussieplatform.

    En nu terug positief nieuws:

    We hebben net ontdekt dat er een recensie staat op BOEKEN uitpers.

    Met Julius Caesar van Italië naar Tongeren
    door Paul Vanden Bavière

    Hieronder vindt u de link want ik moet aan de redactie aldaar nog toestemming vragen om het te mogen zetten op deze blog.
    Ze vragen dat om te doen.

    http://www.uitpers.be/boek_view.php?id=1367


    07-07-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Bedankt Laurent

    Beste bezoeker,

    Ik wilde even de gelegenheid nemen om iemand in het bijzonder te bedanken.
    Hans heeft zijn boek opgedragen aan Maurice A. Arnould o.w.v. zijn wetenschappelijke eerlijkheid, dat hij er niet meer in geloofde dat de Sabis de Selle is omdat het geografisch niet klopt. Hij voegde eraan toe, dat als Hans zich ooit met de Bello Gallico zou bezighouden, met zijn stelling geen rekening meer te houden. Zonder deze uitspraak zou dit boek wellicht nooit ontstaan zijn.
    Wel, ik heb ook iemand te bedanken, zonder wie deze blog nooit was ontstaan.
    Enkele maanden terug vertelde Laurent Provost, een zeer pientere jongen van 10, me dat hij een blog had aangemaakt en dat ik maar eens een kijkje moest nemen.
    Laurent ken ik van de Academie voor Muziek en Woord, waar hij de richting Woord volgt. Hij is daarnaast ook acteur.
    Hij vertelde me dat het maken van een blog helemaal niet moeilijk is en dat ik dat ook kon. Want van websites maken heb ik naast Frontpage geen benul. Omdat zonder dit gesprekje deze blog niet was ontstaan draag ik mijn blog aan hem op.
    Meer info over Laurent vindt u op
    http://www.bloggen.be/laurent

    Bedankt Laurent!!!




    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Straffe Toeren 1

    Het bezoek met de mensen van Teleac aan Tongeren in 1989-1990

     

    Toen ik de voorloper voorbereidde van mijn boek “Julius Caesar in België”, het artikel “Romeinse stad op een kruispunt van wegen, Tongeren” voor de televisiereeks en bundel “Steden des Tijds” van de Nederlandse televisiestichting Teleac, vroegen de uitgever en de programmamaker Maurits van Rooijen en Timo van der Eng aan mij een bezoek voor hun mensen te organiseren aan Tongeren om informatie in te winnen over de locaties en de documenten die moesten dienen voor de illustraties bij de tekst en het maken van de film. Ik bereidde dit bezoek voor na de stadsdiensten te hebben gecontacteerd, die mij verwezen naar stadsarchivaris Helsen enerzijds en anderzijds zegden dat het Gallo-Romeins museum tijdens de openingsuren gewoon kon bezocht worden. Tijdens de voormiddag maakte ik een afspraak met mijnheer Helsen van het stadsarchief en voor de namiddag voorzag ik een bezoek aan het Gallo-Romeins museum. De groep Nederlanders bestond uit ongeveer 8 tot 10 personen.

     

    Op het stadsarchief werd het een prachtige ontvangst, de nodige documenten werden bovengehaald en besproken met o.m. illustratieverantwoordelijke Henk Bas. Met de welbekende Limburgse gastvrijheid werden we door de stadsarchivaris nadien onthaald op een middagmaaltijd met kaas en wijn voor iedereen. Dat scheelde een stuk in mijn onkosten. Ik ben hem er nog altijd dankbaar voor.

     

    In het Gallo-Romeins museum zou ik een rondleiding doen. Die had ik van tevoren grondig voorbereid. De rondleiding begon vredig, maar na een tijd werd onze groep van op een afstand door iemand gevolgd. Toen ik met mijn uitleg begon over de basis van de rijkdom van de stad, het graan, en vertelde dat er daardoor ook luxueuze huizen in het Romeinse Tongeren moeten geweest zijn, kwam deze persoon plots tussen al ruziemakend: “Jij kent hier niets van”, brieste hij, “al wat je zegt is onzin. Ten andere dit was een stad van arbeiders. Hier is nog nooit een morzel mozaïek gevonden”. Het hield niet op. Door dit tumult hebben we de rondleiding voortijdig afgebroken.

     

    Iets dergelijks had ik nog nooit meegemaakt. Zelfs toen ik probeerde in te brengen dat ik in opdracht van Teleac gedurende vele maanden een historisch-geografische studie van Tongeren had gemaakt, en verbonden was aan de dienst van prof. A. Verhulst aan de Universiteit van Gent luwde de woede niet. Enfin, ik had mijn verhaal grotendeels kunnen doen, dus liet ik het maar zo. In een erg bevreemdende sfeer nam ik afscheid van Timo van der Eng en de anderen.

     

    Enkele dagen later was er belangrijk archeologisch nieuws op het TV-journaal van de VRT: te Tongeren was de grootste mozaïek gevonden die ooit in Gallië was ontdekt! Daarna kreeg ik te horen vanuit Utrecht dat voor de illustraties van mijn tekst verder geen beroep meer op mij werd gedaan. Toen pas voelde ik aan wat er aan de hand was.

     

    Om mijn auteursschap te behouden ben ik vanaf toen altijd zelf naar Utrecht gegaan, op eigen kosten, mij ervan vergewissend dat ik niet werd geschrapt. Ik heb er niet kunnen voor zorgen dat ik bij de afwerking van het programma niet verder nodig was, maar mijn tekst heb ik op mijn naam kunnen houden door mijn lijfelijke aanwezigheid op de redactie van Teleac. Toen het programma uiteindelijk zou worden uitgezonden, werd ik zelfs niet verwittigd. Ik heb zelf moeten opvolgen wanneer het werd uitgezonden en heb het dan pas voor het eerst gezien. Bij het begin verschenen heel andere mensen dan ik in beeld, die het verhaal van Tongeren en het graan in beeld brachten: het waren de mensen van het Gallo-Romeins Museum die in een in scène gebrachte filmsequentie wat graankorrels van de akkers rond Tongeren opraapten. Van de auteur van die stelling was geen spoor meer!

     

    Het TV-programma was echter samen met de bijdrage van Marc Boone over Gent in dezelfde reeks voorzien in de cursus Historische Kritiek voor de licenties, die toen nog beurtelings door prof. Prevenier en prof. Verhulst aan de Universiteit Gent werd gegeven, tijdens het academiejaar 1990-1991. Ieders verbazing was groot.

     

    Voor diegenen die de exacte data van deze feiten willen opzoeken deel ik nu al mede dat ik al mijn zakenagenda’s sinds 1986 heb bewaard.

     

    Hans Rombaut


    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Straffe Toeren

    Beste lezer,

    Zoals aangekondigd zullen in deze rubriek een aantal getuigenissen van Hans komen waaruit zal blijken waarom Hans zo lang heeft gezwegen, en ja zelfs een wereldautoriteit zoals Prof. Dr. A. Derolez heeft gevraagd om te waken over zijn vondsten.

    Tot later,
    Ellen


    06-07-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.reactie Hans op Roger: archeonet

    Beste Roger,

     

    Ik ben blij dat u dit vraagt. Het geeft mij de gelegenheid in te gaan op een zwaar probleem, nl. het amateurisme in de wetenschap.

     

    De vervalsing van de Sarapis-scherf werd ontdekt door prof. dr. W. Clarysse en werd gepubliceerd in 'Avra Bulletin 3' van 2002, p. 5-7, niet op basis van archeologische argumenten, maar van paleografische. Prof. Hugo Thoen heeft er nadien ook de valse archeologische kenmerken van gepubliceerd. Het wetenschappelijke bedrog werd pas vastgesteld 35 jaar na het ontstaan van het falsum geproduceerd door medewerkers van de AVRA.

     

    Bedenkelijker is het gesteld met het verweer van AVRA. Speurend naar de falsarissen enquêteerde men in een latere 'AVRA Bulletin' de medewerkers aan de opgravingen die het falsum hebben opgeleverd in de periode augustus-september 1968 die nog in leven zijn. Wij citeren: "Uit hun verklaringen... blijkt overduidelijk dat de Sarapisscherf het resultaat is van een uit de hand gelopen grap. Het duwen van nagels, bloempotscherven e.d. in de af te schaven grond behoorde immers tot de 'joke' van de dag".

     

    Kunt u dat geloven? En daar volgt dan een beetje verder: "Zowel opgravingsleider F. Lauwers als ... J.L. De Cannière en J. Van Herck werden in de maling genomen".

     

    Kan u dat geloven? De bron, nl. de af te schaven of te onderzoeken bodem, werd door de medewerkers al op voorhand beschadigd! Van de daders is vervolgens geen spoor: de rest van de enquête mondt uit in een "[anoniem] medelid die <sic> reeds vanaf het prille begin aan de opgravingen deelnam. Uit zijn verklaringen konden wij distileren dat slechts 1 persoon deze fratsen uithaalde...". Enquête gesloten. Eén fratser zonder naam! En aan het begin van het verhaal behoorden de fratsen tot de "joke van de dag"! De scherf blijft zelfs te bewonderen in een museum.

     

    Stel u voor dat zo'n stelletje amateurs wordt losgelaten in een experimenteel scheikundig laboratorium? Of dat ze eens de besturing gaan bedienen van de installaties van bepaalde bedrijven in de Antwerpse haven zonder de controle van bevoegden? Tja, in de zachte sector of de geschiedenis kan dat blijkbaar geen kwaad. Dat serieuze mensen, zoals R. Van Passen de Sarapis-informatie nadien hebben gebruikt in hun publicaties, o.m. de lijvige dorpsgeschiedenissen van Kontich en Wilrijk, en dat de vondst ook verder in het wetenschappelijk onderzoek vermeldingen krijgt (ja, zelfs in het buitenland) is blijkbaar niet erg!

     

    En de erevoorzitter van die vereniging noemt mij een "bronvervalser"! Ge moet maar durven, niet? Mij beschuldigen van de trukendoos te hanteren, waar ik een ernstig ondersteunde emendatie aan de tekst van De Bello Gallico aanbreng, volgens alle regels van de historische kritiek! Lees dat maar na op www.bloggen.be/julius_caesar_in_belgie onder "Antwoord op Cuyt: deel 1". Een amateur die met het grootste dilettantisme een serieus onderzoeker zoveel mogelijk schade probeert toe te brengen, inclusief diens uitgevers van zijn publicatie Universa en de historische kring Het Wiel, welke zich momenteel aan het beraden zijn welke stappen ze hiertegen kunnen ondernemen. Die mij beschuldigt van 10 jaar wetenschappelijke achterstand en onwetendheid, terwijl hij mijn eigen baanbrekende, internationaal uitgegeven publicatie over Tongeren uit 1990 niet eens kent!

     

    Het probleem van het amateurisme in de wetenschap komt op vele plaatsen voor, daar waar de bevoegde overheid de middelen niet ter beschikking stelt om onderzoek te doen. Dit wordt nog terecht aangeklaagd in KNACK van deze week blz. 59 door Philippe Crombé (UGent). Opgravingen kosten handenvol geld en een beschaafd Europees land heeft de plicht van daarin te investeren. Omwille van economische motieven bezuinigt de overheid echter steeds eerst in deze middens. Dat is ontoelaatbaar: ik zou niet graag de locaties die ik in mijn boek aangeef naar de verdoemenis zien helpen door dergelijke falsarissen.

     

    Tussen haakjes: de informatie over de sponsoring van AVRA, waarnaar u mij vraagt, werd mij gisteren (6 juli 2006) medegedeeld door prof. Willy Clarysse zelf. Werd hij hierover door de AVRA misschien nog een keer te meer opgelicht? Immers, was de falsaris misschien geen fratser? We citeren de Leuvense hoogleraar: "Het besluit van al deze overwegingen is dat de tekst op de scherf niet geschreven is in de Oudheid, maar een vervalsing van iemand die graag wilde aantonen dat er in onze gewesten in de Oudheid niet alleen Latijn, maar ook Grieks werd gesproken". Puur bedrog dus!

     

    Tenslotte nog dit: amateurs in de wetenschap zijn niet verboden. Ze kunnen helpen onder deskundige leiding van specialisten in het vak. Maar het is stuitend dat iemand zo eigengereid als Cuyt en zonder enige deskundigheid terzake kan uithalen naar een gediplomeerd onderzoeker op een website van een vakspecialisatie. De vuiligheid staat nu al voor de vijfde dag op het worldwideweb! IK NEEM DIT NIET en overweeg juridische stappen. Hic et nunc eis ik een rectificatie en verontschuldigingen. Intussen wordt een rubriek "Straffe toeren" opgestart op www.bloggen.be/julius_caesar_in_belgie waaruit zal blijken waarom ik mijn bevindingen niet voor de publicatie ervan kon prijsgeven. Integendeel zelfs, ik heb een wereldautoriteit moeten vragen met een onkreukbare wetenschappelijke reputatie, even eerlijk als Maurice Arnould was, met name prof. dr. Albert Derolez, om in de periode dat mijn onderzoek noodgedwongen aan derden werd medegedeeld, te waken over de wetenschappelijke eigendom ervan. Eerlijkheid duurt nog altijd het langst. Jaloezie is een slechte raadgever.

     

    Hans Rombaut

    'hans rombouts kan veel beweren maar heeft hij ook bewijzen?? in verband met AVRA sponsering en de rest'

    Roger  06 juli 2006


    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Rombaut publiceerde de defensieve functie van de muur van Tongeren als eerste!

    Hoe groot de ondeskundigheid van de heer G. Cuyt wel is bewijst hij in de paragraaf die begint met “Op blz. 88 verwondert [Rombaut] zich erover dat de grote Romeinse muur van Tongeren vroeger alleen als een statussymbool werd aangezien. Hij is er niet van op de hoogte dat de archeologen al meer dan 10 jaar een andere mening zijn toegedaan”. Het is niet mijn schuld dat bepaalde archeologen mijn bijdrage in de bundel van Teleac “Steden des Tijds” wel kennen maar niet (willen) citeren. Die studie stelde ik op in 1989 en verscheen in Utrecht in 1990.

    Ik was namelijk de eerste die de defensieve functionaliteit van de Tongerse muur tegen alle autoriteit in heb geponeerd. De militaire functie werd in de oudere literatuur ontkend omwille van de grote omtrek van de muur (bijna 4,5 km), en werd daarom als onverdedigbaar beschouwd. Op blz. 20 van mijn bijdrage in “Steden des Tijds” beschrijf ik eerst welk enorm bouwwerk de muur van Tongeren uit de tweede eeuw na Chr. wel is. Daarna leest u het volgende: “Men heeft wel beweerd dat de muur primair gebouwd was als statussymbool. Voor die opvatting pleit dat de aanleg tot stand kwam in een tijd van vrede. Maar een dergelijk bouwwerk moet toch ook tenminste defensieve redenen hebben gehad…”

    In bepaalde publicaties werd mijn uitspraak nadien overgenomen, maar nergens wordt er enig bijkomend steunend motief voor gegeven. Omdat mijn stelling werd overgenomen – zonder naar mijn artikel te verwijzen – heb ik nu in mijn boek 'Julius Caesar in België' mijn uitspraak herhaald en gemotiveerd. Natuurlijk ken ik de latere (archeologische) literatuur uit Tongeren. Ik weet ook dat daar geen enkel bijkomend element in te vinden is om die stelling te motiveren. Daarom heb ik dit nu in mijn boek wel gedaan, en nog wel op basis van de gegevens uit 'De Bello Gallico', wat nergens in de oudere of de jongere literatuur over Tongeren voorkomt. Mijn argumentatie van 2006 gaat dus rechtstreeks terug naar de oudste en originele stelling hierover, die niet 10 maar 16 jaar geleden door mijzelf werd gepubliceerd. Om dit te staven en om de originaliteit van mijn stellingen aan te tonen (niet alleen die over de muur maar nog vele andere) wordt de volledige tekst van 1990 op www.bloggen.be/julius_caesar_in_belgie geplaatst onder “Steden des Tijds”. De bezoeker kan er zich dan over vergewissen dat ik geen leugenaar ben, geen bronvervalser, geen wetenschappelijke dief, maar een eerlijk onderzoeker. Wat wetenschappelijke eerlijkheid betreft moet ik er niet aan herinneren dat de AVRA, Cuyts archeologische vereniging, een van de laatste en schandelijkste bronvervalsingen op haar actief heeft, ontmaskerd door prof. dr. Willy Clarysse (KULeuven), nl. de Sarapis-scherf met Grieks opschrift in de bodem geschoven in opdracht van een van de sponsors van zijn vereniging. Ikzelf heb totaal geen minachting voor de archeologie en heb al dikwijls dankbaar gebruik gemaakt van de resultaten van hun degelijk onderzoek. Ik nodig iedereen uit om in mijn publicaties (en dat zijn er nogal wat) enige minachting voor de archeologie terug te vinden.

    Hans Rombaut

    door Rombaut op 06 juli 2006 16:13: archeonet


    05-07-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.archeonet reactie Schupperke

    Ik ben het volkomen eens met de uiteenzetting van dhr. Werner Wouters. In plaats dat er een constructief iets op poten wordt gezet, is er uit de reactie van de heer Cuyt enkel maar misprijzen en kwaadsprekerij gemoeid.
    Is archeonet dan de plaats om mensen totaal voor aap te zetten? Ik denk het niet. Een mens zou inderdaad denken dat er meer achter zit. Is het misnoegdheid of alwetendheid?

    Laat me even toe op te merken dat de heer Cuyt eigenlijk geen bevoegdheid heeft om zich uit te spreken over zulke zaken. Bovendien heb ik me pas laten vertellen dat de heer Cuyt geen professioneel archeoloog is, maar wel regentaat geschiedenis. Daarom vind ik het ongepast dat de heer Cuyt uitspraken doet die ronduit beledigend, aanvallend en denigrerend zijn.

    Ik raad de heer Cuyt dan ook aan om naar de toekomst toe minder 'powerfull' te reageren. Het voeren van een constructieve dialoog met de heer Rombaut staat eens zo netjes. Trouwens, archeonet dient volgens mij echt niet om mensen moedwillig te beledigen.

    Schrik dus niet, heer Cuyt, dat collega archeologen je misschien zelf eens openbaar voor schut zetten...


    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.reactie archeonet: Historici - archeologen, een onmogelijk huwelijk?

    Historici - archeologen, een onmogelijk huwelijk?

    Eens te meer is de publicatie van een historische studie de aanleiding voor een partij schaduwboksen (of moeten we zeggen moddergooien) tussen archeologen en historici.
    Eens te meer blijkt hoe diep de kloof tussen beide disciplines kan zijn.
    Sommige archeologen voelen zich nog steeds misdeeld en geminoriseerd in de academische wereld en in de wetenschappelijke belangstelling. Ze compenseren dit dan maar met absurde claims als zouden zij als enige historische discipline objectieve feiten weergeven. (Het fabeltje van ‘de bronnen liegen niet’). Gemakkelijk voorbijgaand aan de interpretatieproblematiek door de archeoloog, de problematiek van de selectie van de vindplaats en de vraag in hoeverre de resultaten van een archeologische opgraving gestuurd worden door de initiële vraagstelling.
    Sommige historici slagen er ook nog steeds in om zonder verpinken te publiceren over vroegmiddeleeuwse stadsontwikkeling zonder één verslag van de intussen toch al iets talrijker opgravingen in vroegmiddeleeuwse kernen te vernoemen. Faut le faire.

    Daarom zouden wij toch, grenzeloos naïef (?) een lans willen breken voor wat meer terughoudendheid in de reacties op archeonet op de publicatie van Hans Rombaut.
    Een historicus die met een historische bron in de hand gaat stappen door het landschap kan kwalijk van onwil, vakidiotie en ivoren toren mentaliteit beschuldigd worden.
    Of het boek van Hans Rombaut ongelofelijk vernieuwend is weten we niet. Of hij volledig gelijk heeft weten we ook niet. Wat we wel weten is dat de reactie van dhr. Cuyt toch wel zeer scherp is gesteld. Wat wil dhr. Cuyt bereiken? Mogen historici alstublieft ook nog even een studie plegen? Of moeten historici zich beperken tot het lezen van kranten?
    Wat is er mis mee dat historici de archeologie als een hulpwetenschap beschouwen? Archeologen zouden het historisch onderzoek ook vaak beter als een hulpwetenschap bij hun opgravingen betrekken.

    Een ander punt is het feit dat dhr. Cuyt dhr. Rombaut verwijt met oude theorieën af te komen. So what? In Duitsland vonden archeologen meer als honderd jaar na datum dat Theodor Mommsen gelijk had met zijn hypothese voor de exacte locatie van de Varus-slag.
    Vóór die archeologische ontdekkingen, mijnheer Cuyt, hebben mensen zeer luid kunnen roepen dat daar geen archeologische vondsten gedaan waren en dat auteurs een honderd jaar oud theorietje van een overschatte historicus nakauwden.

    Zijn wij overtuigd van mijnheer Rombauts gelijk? Neen, wel doen we een oproep aan wetenschappers van goede wil om deze hypothesen grondig te onderzoeken. We zijn ervan overtuigd dat alle nieuwe hypothesen die een beetje op argumenten gestoeld zijn, een katalysator kunnen zijn voor het wetenschappelijk onderzoek.
    Laat ons de studie van mijnheer Rombaut nemen voor wat ze is, een bijdrage aan een bekende wetenschappelijke vraag, vanuit historisch-geografische hoek. Een aanleiding voor verder onderzoek, ook archeologisch.
    En mocht mijnheer Cuyt zijn pamflet (want dat is het nu) willen herwerken en uitwerken tot een grondige archeologische evaluatie van dit boek, graag.

    Wij zijn dan ook niet gelukkig met de toon van het artikel op Archeonet, toch een plaats waar vaak wordt opgeroepen tot interdisciplinair overleg en wetenschappelijke kruisbestuiving.

    Pieter-Jan Lijnen, historicus
    Werner Wouters, archeoloog

    door Pieter-Jan Lijnen en Werner Wouters op 05 juli


    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.reactie archeonet: De Boze Wolf

    Tjonge tjonge tjonge.
    De reacte van Cuyt is er eentje in een onversneden traditie van die goeie ouwe Vlaamse archeologie. Met scherp schieten op collega's hun werk, met modder gooien naar de persoon zelf, alles beter weten en discussies voeren alsof men aan een veldslag begint. Zielig. Arm arm Vlaanderen. En dat terwijl dergelijke studies juist een aanzet kunnen zijn tot een brede wetenschappelijke discussie tussen wetenschappers (én dus ook tussen archeologen en historici) en verschillende disciplines dichter bij elkaar kunnen brengen.

    door de boze wolf op 05 juli 2006 23:07


    04-07-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.archeonet: onsportieve reactie Guido Cuyt

    Beste bezoeker,
    We kwamen  (cf. infra ) te weten dat op archeonet een artikel is verschenen van de hand van Guido Cuyt (AVRA). Waarop we onmiddellijk gereageerd hebben. Hieronder vindt u twee eerste reacties.

    Volgende dagen zullen reacties worden geplaatst op het artikel van Cuyt dat te vinden is op archeonet.


    Voor meer info verwijzen we u naar
    www.archeonet.be

    "omstreden publicatie over Caesar in België"

    "De tot nu toe onvindbaar geachte reisweg in België die Julius Caesar beschreef in zijn De Bello Gallico is wel degelijk te vinden. Tot die conclusie komt historisch geograaf Hans Rombaut. In zijn nieuwe boek
    'Julius Caesar in België' pretendeert hij een aantal locaties uit De Bello Gallico in ons land te kunnen identificeren. "Onzin," stelt Guido Cuyt in een reactie. "Het boek is één aaneenschakeling van wilde fantasieën, onwetendheid over de recente wetenschappelijke (archeologische) bevindingen en leugenachtige bronvervalsing. .........................."

    onze eerste reacties:

    reactie 1:

    Beste,

    Als echtgenote van Hans Rombaut kan ik u vertellen waarom Hans zijn vondsten niet eerder bekend heeft gemaakt of niet eerder kon bekend maken. Het zou nl. niet de eerste keer zijn dat hij geconfronteerd wordt met wetenschappelijke diefstal. Als iemand op zijn stellingen uit de studie over 'Tongeren' in het boek 'Steden des Tijds'(1990) -dat de aandacht van Maurice Arnould trok, aan wie het boek is opgedragen'- een doctoraat haalt, zonder hem maar één keer te vermelden, bewijst dat Hans geen pseudo-wetenschapper is. Hans Rombaut is overigens 10 jaar wetenschappelijk medewerker geweest onder Prof. Dr. Adriaan Verhulst (Universiteit Gent), bij wie hij zijn licenciaatsverhandeling 'Verafgelegen Domeinen van Abdijen tijdens de vroege middeleeuwen in Noord Gallia' maakte. Deze thesis werd toen al bestempeld als een doctoraat. Hans promoveerde te Gent in de geschiedenis als primus van zijn jaar. De reactie van mijnheer Cuyt heeft Hans al serieus onder de loep genomen. In de loop van de komende dagen zal Hans op dit betoog ingaan.
    Tenslotte wil ik nog even het volgende kwijt. Het is niet Hans die de titel 'Julius Caesar in België' heeft gekozen, maar een ere-rector van een van onze Vlaamse Universiteiten, die mede de publicatie heeft gesteund en aangemoedigd.

    Ellen Serrien


    reactie 2:  De reactie van de auteur staat zonder naam te vermelden op archeonet als reactie op bovenstaand artikel. Gelieve dit bericht dat bestaat uit e-mails van onder naar boven te lezen.
    één opmerking voor u dit leest. Een van de medewerkers van S.P.Q.R. heeft het boek wél daadwerkelijk gelezen en ons gevraagd of hij hierover mocht schrijven in hun nieuwsbrief.
    Omwille van de persoonlijke integriteit hebben we de namen (van derden) eruit gehaald.

    reactie auteur:

    Geachte heer,

    Dank voor het signaleren van de reactie van Guido Cuyt. Ik wist op voorhand dat mijn boek(je) reacties zou uitlokken. Ik meen dat dit ook goed is. De reactie van Guido Cuyt is echter zeer lang maar ook erg kwaad (waarom?). Ik zal ze grondig bekijken. Dat hij mijn beweringen onder de noemer "onzin" onderbrengt vind ik op zich onwetenschappelijk en een wetenschapper onwaardig. Het spijt me diep dat u zich daarbij aansluit.

    Dat mijn studie buiten de wetenschappelijke wereld is gebleven en niet werd gerecenseerd - zoals u stelt - durf ik toch te betwijfelen: zij passeerde een leescommissie van de Koninklijke Vlaamse Academie van België voor Wetenschappen en Kunsten. Daar heeft men de argumenten voor de identificaties van de Sabis met de Samme en Atuatuca uit boek VI met Tongeren zeer ernstig genomen. Overigens heb ik het op de helling zetten van de identificatie van de Sabis met de Selle niet zelf gedaan: het is Maurice Arnould die mij persoonlijk heeft gezegd dat hij in zijn stelling uit 1941 niet meer geloofde omdat ze geografisch niet klopt (hij voegde er zelfs wat cynisch aan toe: "er zijn mensen die mijn stelling als bewezen beschouwen"). Precies omwille van zijn wetenschappelijke eerlijkheid heb ik mijn boek aan hem opgedragen.

    Het belang van Arnould in het geheel van mijn studie is echter veel groter. De basisstelling van mijn boek "Julius Caesar in België" werd gelegd in een studie over Tongeren die in Nederland is verschenen in 1990. Die was aan Arnould gesignaleerd buiten mij om. Bij de eerste gelegenheid dat ik hem ontmoette (in 1994) vroeg hij een kopie van die studie omdat hij ze in Wallonië niet vond. Ik zond ze hem toe op het adres "Cour de Bailly 9, Mons". Bij een volgende ontmoeting prees Arnould dit werkje (en ik durf zijn lovende bewoordingen hier niet herhalen). Het artikel was blijkbaar zo fundamenteel (nochtans historisch-geografisch) dat een archeoloog mijn basisstelling heeft overgenomen in zijn doctoraat zonder het werkje ook maar één keer te citeren! Een collega op de dienst van Adriaan Verhulst heeft om deze wetenschappelijke oneerlijkheid te ontmaskeren de hele Tongerse historische literatuur erop gescreend en bevestigd dat mijn stelling de originele was.

    Het is die stelling die de reden was waarom ik werd uitgenodigd naar de Algemene Vergadering van de Koninklijke Vlaamse Academie van België voor Wetenschappen en Kunsten in Tongeren. Het verhaal dat ik daar heb gedaan vormde het begin van dit boek. Het zijn de academieleden die mij hebben gevraagd dit te publiceren. Als u wil zal ik u in vertrouwen zeggen wie daar zoal bijwaren. Daarnaast zijn er nog een heel aantal wetenschappers met wie ik over deze zaken heb van gedachten gewisseld. Ook hen ga ik hier niet vernoemen, want ik wil hen in dit mediacircus niet meesleuren.

    Er moet mij trouwens iets van het hart omtrent de publiciteit die dit onderwerp krijgt: ik ben er niet de oorzaak van dat deze discussie in de media is gebracht. Anderen van binnen de wetenschappelijke (en archeologische) wereld hebben hierop blijkbaar aangestuurd. Mijn studie is overigens puur wetenschappelijk. Het is een eerlijke poging om een impasse te doorbreken die al vele decennia bestond, een impasse die vruchteloze discussies mogelijk maakt zoals voor het Davidsfonds en in de media werd gevoerd tussen professor Thoen en R. Nouwen: "Caesar is hier niet geweest" versus "Hij was hier wel". De lezer zal gauw merken dat mijn boek daaraan voorbijgaat. Als wetenschap moeten mijn stellingen falsifieerbaar zijn: dat zijn ze ook. Alleen al omwille van de kwetsbaarheid van al mijn stellingen was er heel veel moed nodig om ze te publiceren. Het is dan ook des te pijnlijker dat bepaalde personen mijn studie "pseudo-wetenschappelijk" noemen, en ik vraag aan hen welke bevoegdheid zij hebben om die uitspraak te doen.

    In mijn publicatie stel ik van in het begin dat mijn onderzoek een historisch-geografische studie is, geen archeologische. Ik heb zeker geen minachting voor het werk van de archeologen, zoals in uw reactie wordt gesuggereerd, en ook die opmerking doet mij pijn. In het interview met Koen Filet op radio 1, dat door deze zeer verraderlijk werd ingezet (met de opmerking: "professor Thoen is wetenschappelijk gezien uw beste vriend niet") heb ik als reactie gegeven dat zijn uitspraak "Caesar is hier nooit geweest" vanuit het standpunt van de archeologie zeer begrijpelijk is, bij gebrek aan vondsten. Ik heb Hugo Thoen van het verschijnen van mijn boek persoonlijk op de hoogte gebracht, waarmee ik wil zeggen dat ik hem zeker niet uit de weg ben gegaan.

    Wat ik zou willen vragen - in plaats van naar mij uit te halen - is dat in eerste instantie de locaties in de Argonne archeologisch bestudeerd worden. Daar gaat het om sites van het grootste belang. Ik heb (na overleg trouwens met Frans Verhaeghe) het INRAP ingelicht. Het gaat om de vondst van Bibrax in het land van de Remi, Caesars castra aan de Aisne, het bruggenhoofd over de Aisne en het hoofdkwartier van Caesar aldaar. Deze sites zijn door mij aangebracht met zeer ernstige argumenten, gesteund op de lezing van Caesar (die door Cuyt onbegrijpelijkerwijze wordt in twijfel getrokken), op toponymische evidentie (waar bijvoorbeeld G. Lobjois bij zijn identificatie van Bibrax met het oppidum van Saint-Thomas aan voorbij gaat, om nog maar over de ridicule suggestie Beaurieux van R. Nouwen - toch ook een archeoloog? - te zwijgen).

    Indien mijn studie niet ernstig wordt genomen, waarom neemt u niet de spade ter hand om mijn stellingen te falsifiëren door bijvoorbeeld Bibrax op te graven en te publiceren: "kijk, Rombaut heeft ongelijk, (Saint-Lambert-)les-Bièvres is Bibrax niet". Ik heb er geen schrik voor. Ook al zou dat het resultaat zijn, dan nog is mijn studie er niet minder wetenschappelijk om. Wat de heer Cuyt ook moge beweren.

    Hans Rombaut

    Onderwerp: Re: Merkwaardige ontdekkingen omtrent de tochten van Caesar in Gallia Belgica

    Beste, zoals U misschien weet heb ik enkele weken geleden via archeonet gereageerd op Hugo Thoen's oncorrecte uitlatingen mbt Caesar's aanwezigheid in onze gewesten. Er is toen een heel debat op gang gekomen. Ik betreur het echter ten zeerste dat dit debat buiten de wetenschappelijke wereld wordt gevoerd en dat de archeologen die zich met de Romeinse periode in onze gewesten bezghouden niet gehoord worden. Zo ook nu weer met de verschijning van dit boek. We zijn met z'n allen met verstomming geslagen. Het is een aaneenschakeling van veronderstellingen en onwetenschappelijk gedrag waaruit een minachting blijkt voor archeologen en hun werk (de klassieke hulpwetenschappertjes). We sluiten ons aan bij de kritiek die gegeven wordt in het artikel dat Guido Cuyt via archeonet de wereld in stuurde. Ik hoop dat U met Uw verening rekening houdt met de opmerkingen die in deze nota worden geformuleerd en het boek dan ook alsdusdanig kritsch zal beoordelen. U mag dan ook aangeven dat u geen verantwoordelijkheid draagt voor wat er in de nieuwsbrief staat, toch neemt U door deze oncorrecte info te verzenden deel aan de verspreiding van wetenschappelijke foute gegevens over iets dat U nabij aan het hart ligt, met name de Romeinse beschaving. Het is spijtig dat U dergelijke zaken niet op voorhand laat recenseren en zomaar kritiekloos rondzend per mail.
     
    Met vriendelijke groeten,
     
     
    Subject: Merkwaardige ontdekkingen omtrent de tochten van Caesar in Gallia Belgica

    Geachte mevrouw/geachte heer,
     
    Recentelijk verscheen een boek waarin de nooit teruggevonden plaatsen uit De Bello Gallico ten noorden van de Seine worden geïdentifeerd. Meer informatie over deze publicatie vindt u in de hieronder aangehechte nieuwsbrief van de vereniging S.P.Q.R.
     
    Met vriendelijke groet,
    Ellen Serrien

     
     


     


    30-06-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.nieuwe vragen

    Beste bezoeker,

    Er staan vijf nieuwe meerkeuzevragen onderaan de linker en rechterkolom waarop u opnieuw kan pollen/antwoorden. In het bericht 'antwoorden meurkeuzevragen' zal worden aangekondigd wanneer de antwoorden op deze vragen worden bekend gemaakt in  'tip van de sluier 2'.

    Alvast veel succes!
    Ellen


    29-06-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.S.P.Q.R nieuwsbrief

    Julius Caesar is wel degelijk
    in onze gewesten geweest


    In de vallei van de Jeker, tussen Lauw en Wouteringen, hebben de legers van Ambiorix enkele duizenden Romeinen in de pan gehakt. Ook heeft de Romeinse dictator Julius Caesar onze gewesten bezocht. Dit zijn enkele conclusies die historicus Hans Rombaut neerschrijft in zijn nieuwe boek Julius Caesar in België. Rombaut is verbonden aan de Koninklijke Belgische Academie voor Wetenschappen. Zelf spreekt hij van een wereldprimeur. Critici beweren al honderden jaren dat er nergens bewijzen bestaan dat Julius Caesar ooit in België was. Ook professor Hugo Thoen trok dat onlangs nog in twijfel, maar die kreeg toen bakken kritiek over zich heen. Dit boek dient hem definitief van antwoord. De auteur slaagt er naar eigen zeggen in heel wat locaties van Caesars Gallia Belgica wetenschappelijk te identificeren.

    Toen de VRT zo'n half jaar geleden de historische televisiereeks Rome uitzond, vond er in de rand van dit mediagebeuren een discussie plaats onder impuls van prof. Hugo Thoen naar aanleiding van diens uitspraak dat Julius Caesar nooit in ons land zou geweest zijn. Deze controversiële stelling werd door de hoogleraar later wel genuanceerd tot de constatering dat de archeologen van de aanwezigheid van Caesar en zijn legioenen in ons land geen spoor hebben teruggevonden.

    Maar dat is precies het probleem: in onze gewesten werd en wordt gewoon niet gezocht naar eventuele bewijzen. De schaarse opgravingen die her en der in onze streken zijn uitgevoerd, staan in schril contrast tegenover de immense oppervlakte die nog nooit op archeologische sporen is onderzocht. Meer zelfs: in Vlaanderen wordt bijna alles ongedocumenteerd vernietigd. Ernstige archeologen konden Thoen dan ook alleen maar cynisch aanraden dat hij moest blijven zoeken....

    Archeologen krijgen nu misschien nieuwe ideeën en potentiële vindplaatsen voorgeschoteld. Historicus en historisch-geograaf Hans Rombaut heeft immers een boek gepubliceerd met als titel Julius Caesar in België. De vroegste geschiedenis van Gallia Belgica historisch-geografisch benaderd vanuit De Bello Gallico. In deze wetenschappelijk gefundeerde publicatie volgt de auteur op basis van de Commentarii de Bello Gallico Julius Caesar vanaf 58 voor Chr. vanuit Gallia Cisalpina naar het noorden. Daarbij identificeert hij achtereenvolgens alle locaties die voorkomen in de geschriften van Caesar, die zoveel generaties humaniorastudenten hebben moeten lezen. Het gaat hier niet om de zoveelste pseudo-wetenschapper die met ongeloofwaardige argumenten onwaarschijnlijke voorstellen doet, die even snel opnieuw kunnen weerlegd worden. Specialisten als prof. dr. Marc Van Uytfanghe (universiteiten Gent en Antwerpen) en prof. dr. Willy Clarysse (KU Leuven) prezen het werk omwille van de grote wetenschappelijke waarde.

    In Julius Caesar in België toetst Hans Rombaut eerst de geloofwaardigheid van het verhaal over de verovering van Belgica voor de historisch-geografische gegevens. Vervolgens herleest hij die gedeelten waarin Caesar vanaf het plateau van Langres in 57 voor Chr. Belgica binnenvalt, de Remi tot bondgenoot maakt, zijn tocht vervolgt via de Suessiones (Soissons), Bellovaci (Beauvais), Ambiani (Amiens), Nerviërs en Atuatiekers. Met veel overtuigingskracht situeert hij Caesars castra aan de Aisne, vindt op basis van de bekende afstand van acht mijl het oppidum Bibrax terug, met de omvergetrokken Gallische omwalling zichtbaar onder het gras, localiseert de castra van Caesar op 10 mijl van de plaats waar Boduognat zich schuilhield achter de Sabis, identificeert daarbij ook nog de Sabis, duidt met geografische precisie de plaats aan waar de slag moet hebben plaatsgevonden en beschrijft uiteindelijk de plaats van de belegering van het oppidum van de Atuatiekers inclusief het oppidum zelf.

    Alsof dat nog niet spectaculair genoeg is herleest de auteur vervolgens ook de gedeelten uit boeken V en VI waarin de aanval van Ambiorix op de winterkampen van Caesar wordt verhaald, met name dat van Sabinus en Cotta (traditioneel vereenzelvigd met Tongeren), van Quintus Cicero en van Titus Labienus tijdens de winter van 54 op 53 voor Christus. Ook daarvan wordt de ligging aangeduid. Met dit werk zou de serie Rome eigenlijk moeten hermaakt worden. Net daar waar de televisiemakers het verhaal laten beginnen, eindigt Rombauts reeks verbazingwekkende identificaties en gaat de auteur over op de organisatie van de bezetting van onze gewesten door Caesars opvolger Octavianus (later de eerste keizer Augustus), die zich een compleet erfgenaam toont van zijn grote pleegvader.

    Ook dit gedeelte van het boek is spectaculair: de Romeinen hebben Belgica veroverd met primordiale doeleinden. Zoals Caesar voorrang heeft gegeven om onze gewesten te veroveren vooraleer hij de voor Rome veel dichter gelegen gedeelten van Gallië veroverde, komt Octavianus met Agrippa al in 39 voor Chr. naar onze gewesten (binnen de vijf jaar na Caesars dood) om de Belgische gebieden via goede wegen met de hoofdstad van het wereldrijk te verbinden, soldaten naar het noorden te sturen en de vruchtbare bodems van de Champagne, Soissonnais, Picardië, Henegouwen en Haspengouw ten dienste te stellen van het leger dat de macht van de keizer en de stabiliteit in het rijk moest waarborgen. Na de nederlaag van Varus in het Teutoburgerwald verandert de politiek van Rome en wordt de Rijngrens aangelegd met defensieve legerkampen, waarvan er vele nu zijn uitgegroeid tot steden: Leiden, Nijmegen, Keulen, Koblenz, enz. Tongeren speelt hierin volgens Rombaut een cruciale rol.

    Hans Rombaut vertelt: "Deze studie was het gevolg van een dubbele oorzaak: enerzijds werd ik jaren geleden gevraagd om een typologische studie te schrijven over Tongeren voor Teleac, anderzijds mocht ik dat verhaal vertellen op de Algemene Vergadering van de Koninklijke Vlaamse Academie van België voor Wetenschappen en Kunsten in Tongeren op 22 mei 2004. Vooral dit laatste was een hele eer. Het was prof. dr. Carlos Steel die het voorstel deed aan de Bestuurscommissie van de Academie, die onder leiding van prof. dr. Mark Eyskens, voorzitter, en prof. dr. Niceas Schamp, vast secretaris, daarmee instemde".

    "De reacties van vele aanwezigen waren zeer lovend. Daarop werd ook de vraag gesteld om de studie te publiceren, waarbij ik vooral werd aangemoedigd door dr. Luc Devliegher en prof. dr. Els Witte. Prof. dr. Mark Van Uytfanghe en prof. dr. Willy Clarysse werden om wetenschappelijk advies gevraagd. Zij brachten vele nuttige aanwijzingen bij, en spraken zich positief uit om dit werk te publiceren".

    "In het verlengde daarvan hebben nog een aantal personen bijstand verleend bij de realisatie van dit boek: prof. dr. Geoffrey King voor de Engelstalige inhoud, Jan Verelst voor de prachtige foto's, Charlotte Dua, die met digitaal getekende kaartjes en het ontwerp van de kaft zorgde voor een professionele vormgeving, de vereniging Het Wiel en uitgeverij Universa, de ministeries van het Waalse Gewest en van de Vlaamse Gemeenschap, het Musée luxembourgeois van Aarlen, de Musées Gaumais van Virton, prof. dr. Jozef Mertens en prof. dr. Albert Derolez, en niet in het minst mijn echtgenote Ellen Serrien, die mij overal met veel geduld heeft bijgestaan. Aan al deze personen en instellingen ben ik veel dank verschuldigd".

    "Concreet heb ik de Commentarii de Bello Gallico herlezen als historisch-geograaf. Dus heb ik eerst gepeild naar de waarde van de bron (ik bedoel dus de tekst) voor de historische geografie. Dit is mogelijk voor de gebieden ten zuiden van de Seine en andere plaatsen die met zekerheid zijn geïdentificeerd. Wat blijkt daaruit? Dat de Commentarii wel degelijk voor de beschrijvingen en afstanden van kleine en middelgrote orde zeer precies zijn".

    "Vervolgens heb ik alle passages over onze gewesten herlezen en grotendeels opnieuw vertaald met de bedoeling de plaatsen die nooit werden geïdentificeerd terug te vinden met geografische argumenten uit de bron zelf. Waar dat lukt heb ik de steun ingeroepen van de archeologie en de toponymie en ook de sporen in het landschap. Dus zelf heb ik geen opgravingen gedaan. Ik ben overigens historicus en geen archeoloog. Dat is het merkwaardigste aan mijn onderzoek: alle gegevens waren voorhanden om Caesars route te reconstrueren. Die gegevens heb ik in dat boek gepubliceerd en geschraagd met zeer stevige argumenten".


    Het gaat om de volgende plaatsen:

    Groep 1, vermeld in boek II, 57 voor Chr. in de Argonne in Frankrijk: Caesars castra aan de Aisne, het praesidium onder leiding van Titus Labienus aan de brug over de Aisne, het hoofdkwartier en het op 8 mijl daarvandaan gelegen Remische oppidum Bibrax.

    Groep 2, eveneens vermeld in boek II, 57 voor Chr. in Henegouwen in België: Caesars castra op 10 mijl van de troepen van Boduognat die verscholen zaten achter de Sabis, de Sabis zelf en het oppidum van de Atuatiekers.

    Groep 3: vermeld in boeken V en VI, 54 en 53 voor Chr. in zuid-, midden- en oostelijk België: het winterkamp van Q. Cicero, het winterkamp van Titus Labinenus en dat van Sabinus en Cotta in Atuatuca.

    De auteur geeft vervolgens ook de reden aan wat Caesar in onze gebieden komt zoeken (het motief van de oorlog) en hoe en waarom dit gebied nadien werd georganiseerd, een organisatie waarin de stad Tongeren een zeer belangrijke rol heeft gespeeld.

    Hans Rombaut studeerde geschiedenis aan de Universiteit Gent bij Adriaan Verhulst, met als specialisatie de historische geografie en de geschiedenis van de vroege middeleeuwen. Zijn verhandeling Verre domeinen van abdijen tijdens de vroege middeleeuwen genoot een zeer hoge waardering. Naast enkele studies over Antwerpen in de Merowingische en Karolingische tijd publiceerde Hans Rombaut in 1990 de studie Tongeren, Romeinse stad op een kruispunt van wegen bij de Nederlandse stichting Teleac, die de aandacht trok van wijlen Maurice-A. Arnould.

    Dit leidde enkele jaren nadien tot twee zeer open gesprekken tussen de toen reeds oude Waalse historicus en de jonge Vlaamse onderzoeker. Maurice Arnoulds advies heeft een cruciale rol gespeeld in het totstandkomen van dit merkwaardige onderzoek, namelijk doordat hij toen als eerste zijn onwrikbaar geachte identificatie van de Sabis met de Selle, meer dan een halve eeuw na de publicatie ervan, zelf in twijfel trok.

    Naast de historisch-geografische argumenten worden alle beweringen in het boek gestaafd met archeologische en toponymische bevestigingen en illustraties (waaronder een foto van Bibrax). 'Julius Caesar in België', met de identificaties van nagenoeg alle plaatsen uit Caesars Commentarii de Bello Gallico is vanaf nu verkrijgbaar. Het boek bevat 130 pagina's, 40 illustraties, waarvan een tiental kaartjes, enkele zwart-wit-foto's van opgravingen en een twintigtal kleurenfoto's van de teruggevonden locaties.

    De geschiedkundige Vereniging 'Het Wiel, Vereniging voor de Geschiedenis van de Rupelstreek en Klein-Brabant' en de wetenschappelijke uitgeverij 'Universa Press' uit Wetteren hebben de prijs van het boek bepaald op 30 euro, waarbij eenvoudig de kosten van het drukken, de reproductierechten, de prospecties, de foto-expedities en verplaatsingen werden verrekend.

    Een voorintekenprijs werd bepaald op 24 euro, die geldig blijft tot 31 augustus 2006. Alle voorintekeningen die vóór die datum binnenkomen, kunnen het boek aan die prijs afhalen bij uitgeverij Universa. Bij toezending wordt de prijs vermeerderd met de portkosten.

    Informatie en bestellingen:

    Universa Press
    Ellen Serrien
    Hoenderstraat 24
    B-9230 Wetteren
    ellen.serrien@yahoo.com
    Fax: +32 (0)9 366 01 99

    - Vermeld steeds je naam en adres, telefoon en/of gsm en eventueel e-mail. 
    - Na intekening of bestelling volgt een factuur.
    - Na ontvangst van de betaling wordt het boek toegestuurd
    .

    Extra info: http://www.bloggen.be/julius_caesar_in_belgie/

     ---------------------------------------------------------------------------------------

    Bezoek onze weblog: http://spqr.web-log.nl/

    S.P.Q.R.-leden die specifieke informatie over Rome nodig hebben, helpen wij graag in de mate van het mogelijke. Stuur een mailtje naar info@spqr.be 

     

     


    23-06-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Tip van de sluier onderaan linker- en rechterkolom

    Het is de bedoeling om regelmatig via dit bericht telkens een tipje van de sluier op te lichten. Dit zal kwisgewijs gebeuren met telkens 5 meerkeuzevragen. 
    De vragen kan u vinden onderaan de linker- en rechterkolom. 
    In het bericht 'nieuwe vragen' vindt u wanneer er nieuwe vragen zullen verschijnen. Na een tijdje worden de antwoorden in 'tip van de sluier' prijsgegeven. Wanneer dit gebeurt, wordt gegeven in het berichtje 'antoord meerkeuzevragen'.

    Antwoorden op de eerste vijf meerkeuzevragen:

    1. De oudste pogingen om de plaatsen die in De Bello Gallico worden vermeld te identificeren, dateren uit de Renaissance. Zo wordt in het deel van de Iusti Lipsi Epistolae dat aanstonds zal verschijnen een brief vermeld van Justus Lipsius aan Dionysius Villerius uit Doornik de dato 13 oktober 1601, waarin de Leuvense humanist vragen van laatstgenoemde beantwoordt in verband met het woongebied van de Nerviërs. Eén van de cruciale fouten bij de interpretatie van de route die Caesar volgde volgens de beschrijving in De Bello Gallico werd steevast gemaakt op het moment dat Caesar zijn kamp opricht aan de andere oever van de Aisne (gezien vanuit het land van de Remi) en hij zijn Gallische bondgenoot Diviciacus naar het gebied van de Bellovaci stuurt om hun land te plunderen, en vooral om de Belgae niet tot eenheid te laten komen. In welke richting begeeft Caesar zich vanuit het land van de Remi om zijn kamp en hoofdkwartier te vestigen en een bruggenhoofd te plaatsen op de Aisne?

    a. Naar het noorden
    b. Naar het oosten
    c. Naar het zuiden
    d. Naar het westen


    2. Nadat de Belgische coalitie, die anno 57 voor Chr reeds op één plaats verzameld was, de troepen van Caesar in het vizier krijgt, ontwijkt ze de rechtstreekse aanval tegen de Romeinen maar valt zij de kersverse bondgenoot van Caesar, de Remi, aan in hun oppidum Bibrax op 12 km van de plaats waar Caesar zich bevindt. Met welke huidige plaatsnaam wordt Bibrax traditioneel en ook in het boek Julius Caesar in België geïdentificeerd?


    a. Beaurieux
    b. Bières
    c. Bièvres
    d. Veuvray  

    3. In het boek Julius Caesar in België wordt bibrax met zekerheid gelokaliseerd zonder dat er ooit opgravingen plaatsvonden. De identificatie gebeurde op basis van toponymische overeenstemming, de overeenkomsten met de beschrijving in De Bello Gallico en de ligging in het landschap. Deze site werd nooit eerder ontdekt. Het meest markante kenmerk heeft te maken met de Murus Gallicus, de traditionele omwalling van een oppidum zoals de Galliërs gewoon waren die te maken. Wat is er zo kenmerkend aan de Murus Gallicus van Bibrax?

    a. Hij werd door de bewoners van de omliggende dorpen gebruikt als steengroeve en daarom schiet er niets van over
    b. Hij was enorm hoog en werd nadien opgevuld met grond, zodat Bibrax eruit ziet als een natuurlijke hoogte
    c. Hij bevindt zich momenteel op enkele meters diepte waardoor hij enkel kon worden opgemerkt via luchtfotografie
    d. Hij ligt plat en voor iedereen zichtbaar in het veld, en werd daarom door niemand opgemerkt



    4. Bibrax kon ook worden gevonden via kaartmateriaal. De auteur van Julius Caesar in België vond Bibrax door de volgende kaart te raadplegen:

    a. Stafkaarten van de schaal 1:10.000
    b. Topografische kaarten met een schaal van 1:20.000
    c. Toeristische kaart met een schaal van 1:50.000
    d. De Michelin wegenkaart met een schaal van 1:200.000



    5. De Castra van Caesar aan de Aisne werden door Franse archeologen onderzocht, maar nooit verbonden aan het kamp aan de Aisne beschreven in De Bello Gallico anno 57 voor Chr. e lokalisatie van Caesars kamp uit het tweede oorlogsjaar is in Julius Caesar in België erg solide omdat de beschrijving in de bron overeenstemt met de site in de werkelijkheid. Welk gegeven is hierbij zo beslissend?

    a. Caesars Castra zijn voor één zijde door een natuurlijke wal versterkt en langs de andere kant met een door mensenhanden opgeworpen wal
    b. Caesars Castra zijn gelegen op precies 12 km of 8 Romeinse mijlen van de plaats waar Bibrax ligt
    c. Het kamp heeft een uitzonderlijke ronde vorm en is zo teruggevonden
    d. Het kamp heeft een uitzonderlijke vijfhoekige vorm en is zo teruggevonden


    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.antwoorden meerkeuzevragen

    Beste bezoeker,

    Hier kan u lezen, wanneer de antwoorden op de vragen van de Poll, die u onderaan links en rechts terugvindt, in 'tip van de sluier' bekend worden gemaakt. Er worden dan vijf nieuwe meerkeuzevragen gesteld. In het bericht 'nieuwe vragen' vindt u wanneer de nieuwe vragen zullen verschijnen.

    Hartelijke groet,
    Ellen


    22-06-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.ENGLISH SUMMERY

    Julius Caesar in Belgium
    ENGLISH SUMMERY

    As an historical source, Gaius Julius Caesar's Commentarii de Bello Gallico were considered during several decades to be an apologetical document, and therefore unreliable as regards the facts mentioned in it. While preparing a lecture on the origins of the Belgian town, Tongeren, for the Royal Flemish Academy of Belgium for Science and the Arts, I re-read Caesar's writings in which Tongeren was cited for the first time in history under the name of Atuatuca. Instead of focusing on the past about Atuatuca in books V and VI, I studied the Comments as a whole, following Caesar's tracks from Gallia Cisalpina to Belgica.

    In fact, De Bello Gallico gives much detailed information on Caesar's strategy, in particular of the logistics, with very precise geographical descriptions, such as that of the town Besançon and the distance between the foot of the Jura Mountains and Lake Leman. Other examples and identifications (e.g. Bibracte as Mont-Beuvray) confirm the reliability of Caesar's Comments on the Gallic War as a source of historical geography, not for every detail, but at least useful for descriptions of small and medium distances.

    The first region where this conclusion could lead to new solutions was the position of Caesar's castra in the second year of the war (57 BC) in the land of the Remi, situated along the Aisne 12 km from the oppidum Bibrax (which had not been identified). Historical geography and toponymy brought new identifications by accepting the information in De Bello Gallico in three regions: the Argonne (France), Hainaut (Belgium) and Tongeren (Belgium). In Julius Caesar in België Hans Rombaut discloses ten new identifications for unknown places in De Bello Gallico north of the Seine.


    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.AGENDA voordrachten

    Binnenkort verwacht: boekvoorstelling 'Julius Caesar in België'

    Wanneer:
    de datum zal zo snel mogelijk worden medegedeeld

    Waar:
    EMABB (Ecomuseum & Archief van de Boomse Baksteen)
    Noeveren 67
    B-2850 Noeveren
    www.emabb.be


    _____________________________________________________________________________________________________________



    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.wenst u een voordracht door Hans Rombaut

    Wenst u een lezing of voordracht door de auteur, contacteer:

    Ellen Serrien

    adres thuis:

    Stationsstraat 63
    2845 Niel

    ellen.serrien@yahoo.com
    GSM: 0486/507.661



    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.contact auteur
    Heeft u een persoonlijke vraag of opmerking dan kan u zich richten tot:

    Hans Rombaut en Ellen Serrien

    adres thuis:

    Stationsstraat 63
    2845 Niel
    ellen.serrien@yahoo.com
    GSM: 0486/507.661






    Bestellen per e-mail

    Druk op onderstaande knop om te bestellen per e-mail. Vergeet niet uw NAAM en ADRES, telefoon/gsm en eventueel e-mail te vermelden. Alvast van harte bedankt!



    Hoofdpunten blog jcb
  • Inleiding Thesis: 'Verafgelegen domeinen van abdijen in Noord-Gallië'
  • Samenvatting lezing. De sleutelpositie van Antwerpen binnen het Scheldebekken tot het jaar 836, door Hans Rombaut voor het Antwerps Genootschap voor Geschiedenis, 4 september 2007


    Gastenboek
  • Edecor
  • Now
  • RE
  • Now
  • Now

    Druk op onderstaande knop om een berichtje of reactie te plaatsen


    Laatste commentaren
  • Geen "v" in merowingisch schrift, wel relevant (Hans Rombaut)
        op Argumentatie 2 tegen de uitspraken van Geert van de Plassche van 16 augustus 2008, 22u28
  • Niet relevant (Geert Vandeplassche)
        op Argumentatie 2 tegen de uitspraken van Geert van de Plassche van 16 augustus 2008, 22u28
  • Vervolg argumentatie afleiding Antwerpen van Ambaeduaueripae (Geert Vandeplassche)
        op DERDE BEWIJS VAN DE DIEFSTAL IN 'ANDOUERPIS ANTWERPEN' VAN ALFRED MICHIELS: DE ANNALES FULDENSES
  • Vervolg argumentatie afleiding Antwerpen van Ambaeduaueripae (Geert Vandeplassche)
        op DERDE BEWIJS VAN DE DIEFSTAL IN 'ANDOUERPIS ANTWERPEN' VAN ALFRED MICHIELS: DE ANNALES FULDENSES
  • Frankrijk (Bart)
        op Antwoord op Cuyt: deel 1
  • Antwerpen komt uit Ambaeduaeripae (Hans Rombaut)
        op DERDE BEWIJS VAN DE DIEFSTAL IN 'ANDOUERPIS ANTWERPEN' VAN ALFRED MICHIELS: DE ANNALES FULDENSES
  • Vita Eligii /Monumenta Germaniae Historica (MGH) (Geert Vandeplassche)
        op DERDE BEWIJS VAN DE DIEFSTAL IN 'ANDOUERPIS ANTWERPEN' VAN ALFRED MICHIELS: DE ANNALES FULDENSES
  • Bronvermelding vergeten (Geert Vandeplassche)
        op DERDE BEWIJS VAN DE DIEFSTAL IN 'ANDOUERPIS ANTWERPEN' VAN ALFRED MICHIELS: DE ANNALES FULDENSES
  • De Samme is de Sabim toch! (Hans Rombaut)
        op Wikipedia spelletjes
  • De Samme is de Sabis niet (Armand SERMON)
        op Wikipedia spelletjes
  • ambduo 2 (Hans Rombaut)
        op VIERDE BEWIJS VAN DE DIEFSTAL IN 'ANDOUERPIS ANTWERPEN' DOOR ALFRED MICHIELS: JULIUS CAESAR GERMANICUS
  • amboduo (Hans Rombaut)
        op VIERDE BEWIJS VAN DE DIEFSTAL IN 'ANDOUERPIS ANTWERPEN' DOOR ALFRED MICHIELS: JULIUS CAESAR GERMANICUS
  • SCHOL.Arat (Hans Rombaut)
        op VIERDE BEWIJS VAN DE DIEFSTAL IN 'ANDOUERPIS ANTWERPEN' DOOR ALFRED MICHIELS: JULIUS CAESAR GERMANICUS
  • SCHOL. Arat. in de Thesaurus (leopold winckelmans)
        op VIERDE BEWIJS VAN DE DIEFSTAL IN 'ANDOUERPIS ANTWERPEN' DOOR ALFRED MICHIELS: JULIUS CAESAR GERMANICUS
  • Aratusvertalingen (Leopold Winckelmans)
        op VIERDE BEWIJS VAN DE DIEFSTAL IN 'ANDOUERPIS ANTWERPEN' DOOR ALFRED MICHIELS: JULIUS CAESAR GERMANICUS
  • Caesar en Antwerpen (Lieven Druylinckx)
        op VIERDE BEWIJS VAN DE DIEFSTAL IN 'ANDOUERPIS ANTWERPEN' DOOR ALFRED MICHIELS: JULIUS CAESAR GERMANICUS
  • Antwerpen en Antwerpenaars (Jan Batens)
        op DERDE BEWIJS VAN DE DIEFSTAL IN 'ANDOUERPIS ANTWERPEN' VAN ALFRED MICHIELS: DE ANNALES FULDENSES
  • Naamsverklaring in boek Michiels klopt niet (geert vandeplassche)
        op DERDE BEWIJS VAN DE DIEFSTAL IN 'ANDOUERPIS ANTWERPEN' VAN ALFRED MICHIELS: DE ANNALES FULDENSES
  • toegang (Ellen)
        op TWEEDE BEWIJS DIEFSTAL ALFRED MICHIELS IN 'ANDOUERPIS ANTWERPEN' - VILARIACUM-WILRIJK STAAT REEDS IN THESIS ROMBAUT 1985 p. 250
  • Kontich - Wilrijk (µalfred £michiels)
        op TWEEDE BEWIJS DIEFSTAL ALFRED MICHIELS IN 'ANDOUERPIS ANTWERPEN' - VILARIACUM-WILRIJK STAAT REEDS IN THESIS ROMBAUT 1985 p. 250
  • Kelten. (Toscaan)
        op Antwoord op Cuyt: deel 1
  • u leest niet wat er staat (hans rombaut)
        op Op een mooie Pinksterdag… op bezoek bij de Mechelse Dienst Archeologie
  • geen falsificatie (Ellen)
        op Verderzetting discussie Antwerpen
  • screening (ellen serrien)
        op Verderzetting discussie Antwerpen
  • wetenschappelijk publicatie (ellen)
        op Verderzetting discussie Antwerpen
  • Sammium en Sabium (Hans Rombaut)
        op Op een mooie Pinksterdag… op bezoek bij de Mechelse Dienst Archeologie
  • Na de feiten (Hans Rombaut)
        op De historische waarheid
  • de samme is de sabis niet (Armand Sermon)
        op De historische waarheid
  • plagiaat van Hans Rombaut (Alfred Michiels)
        op De historische waarheid
  • de samme is de sabis niet (Armand Sermon)
        op Op een mooie Pinksterdag… op bezoek bij de Mechelse Dienst Archeologie
  • plagiaat van alfred michiels (hans rombaut)
        op De historische waarheid
  • Fabels fabels en fabels (Alfred Michiels)
        op De historische waarheid
  • Fabels en Fabels over naam Antwerpen (Alfred Michiels)
        op Feiten en fabels p.63-p.77
  • naam Antwerpen (alfred Michiels)
        op Verderzetting discussie Antwerpen
  • archeonet (Ellen)
        op Verderzetting discussie Antwerpen
  • Antwoord op eorum en droge route (Geert Vandeplassche)
        op 'eorum' en de fonetische verwantschap tussen /b/ en /m/
  • RRL site Gazet van Antwerpen (Geert Vandeplassche)
        op Veritas filia temporis­­. Antwerpen en Anreppen, of de kwestie An- in samenstellingen
  • error site aan Geert (Ellen)
        op Veritas filia temporis­­. Antwerpen en Anreppen, of de kwestie An- in samenstellingen
  • deze reactie vervangt en vernietigt de vorige, die per ongeluk te snel op de blog terecht kwam (Geert Vandeplassche)
        op Veritas filia temporis­­. Antwerpen en Anreppen, of de kwestie An- in samenstellingen
  • Andouerpis -Antwerpen 2 vraagjes aan Alfred Michiels (Geert Vandeplassche)
        op Veritas filia temporis­­. Antwerpen en Anreppen, of de kwestie An- in samenstellingen
  • uitnodiging (Hans Rombaut)
        op Op een mooie Pinksterdag… op bezoek bij de Mechelse Dienst Archeologie
  • Waarom de Samme de Sabis niet is (Armand Sermon)
        op Op een mooie Pinksterdag… op bezoek bij de Mechelse Dienst Archeologie
  • hoe het begon... (Ellen)
        op Op een mooie Pinksterdag… op bezoek bij de Mechelse Dienst Archeologie
  • bevoegheid ter zake (Ellen)
        op Op een mooie Pinksterdag… op bezoek bij de Mechelse Dienst Archeologie
  • geef aan Cuyt wat Cuyt toekomt?? (Ellen)
        op Op een mooie Pinksterdag… op bezoek bij de Mechelse Dienst Archeologie
  • De identificatie van de Sabis met de Samme is NIET FOUT (Hans Rombaut)
        op Op een mooie Pinksterdag… op bezoek bij de Mechelse Dienst Archeologie
  • Uw verhaal over Sabis is TOTAAL fout (Armand Sermon)
        op Op een mooie Pinksterdag… op bezoek bij de Mechelse Dienst Archeologie
  • rue César Jolimont (Armand SERMON)
        op Op een mooie Pinksterdag… op bezoek bij de Mechelse Dienst Archeologie
  • Condé (hans rombaut)
        op Op een mooie Pinksterdag… op bezoek bij de Mechelse Dienst Archeologie
  • condatum (Armand SERMON)
        op Op een mooie Pinksterdag… op bezoek bij de Mechelse Dienst Archeologie
  • reactie (Geert Vandeplassche)
        op antwoord op nog enkele opmerkingen en vragen (G. Vandeplassche)
  • Altissimas ripas (Hans Rombaut)
        op Op een mooie Pinksterdag… op bezoek bij de Mechelse Dienst Archeologie
  • Samme Haine (Armand SERMON)
        op Op een mooie Pinksterdag… op bezoek bij de Mechelse Dienst Archeologie
  • Haine en Scheldebekken (Hans Rombaut)
        op Op een mooie Pinksterdag… op bezoek bij de Mechelse Dienst Archeologie
  • Samme Haine (Armand SERMON)
        op Op een mooie Pinksterdag… op bezoek bij de Mechelse Dienst Archeologie
  • Samme en Haine (Hans Rombaut)
        op Op een mooie Pinksterdag… op bezoek bij de Mechelse Dienst Archeologie
  • samme haine (Armand Sermon)
        op Op een mooie Pinksterdag… op bezoek bij de Mechelse Dienst Archeologie
  • Samme en Hene (hans rombaut)
        op Op een mooie Pinksterdag… op bezoek bij de Mechelse Dienst Archeologie
  • samme (Armand Sermon)
        op Op een mooie Pinksterdag… op bezoek bij de Mechelse Dienst Archeologie
  • ste.-waudru (hans rombaut)
        op Op een mooie Pinksterdag… op bezoek bij de Mechelse Dienst Archeologie
  • waldetrudis en niet aldegondis (Armand Sermon)
        op Op een mooie Pinksterdag… op bezoek bij de Mechelse Dienst Archeologie
  • waltrudis en toch aldegondis (Hans Rombaut)
        op Op een mooie Pinksterdag… op bezoek bij de Mechelse Dienst Archeologie
  • waldetrudis en niet aldegondis (Armand Sermon)
        op Op een mooie Pinksterdag… op bezoek bij de Mechelse Dienst Archeologie
  • Reactie op Armand Sermon (Hans Rombaut)
        op Op een mooie Pinksterdag… op bezoek bij de Mechelse Dienst Archeologie
  • aisne (Armand Sermon)
        op Op een mooie Pinksterdag… op bezoek bij de Mechelse Dienst Archeologie
  • e-mailreacties van GvdP (Ellen)
        op Op een mooie Pinksterdag… op bezoek bij de Mechelse Dienst Archeologie
  • tegenvoorstel aan ArcheoNet (hans rombaut)
        op Veritas filia temporis­­. Antwerpen en Anreppen, of de kwestie An- in samenstellingen
  • antwoord ArcheoNet (ArcheoNet Vlaanderen)
        op Veritas filia temporis­­. Antwerpen en Anreppen, of de kwestie An- in samenstellingen
  • antwoord archeonet (hans rombaut)
        op Plagiaat?
  • anreppen (Geert Vandeplassche)
        op Plagiaat?
  • Antwoord op uw v raag (geert.vandeplassche)
        op Plagiaat?
  • Antwoord op uw vraag (hans rombaut)
        op Plagiaat?
  • Antwoord gestuurd naar archeonet (hans rombaut)
        op Plagiaat?
  • gallo romeinse namen (hans rombaut)
        op Plagiaat?
  • plagiaat doorprikt (Hendrik de Bouw)
        op Plagiaat?
  • Antweerepen (Hans Rombaut)
        op Plagiaat?
  • Anreppen Antwerpen (hans rombaut)
        op Plagiaat?
  • wat doe je tegen oneerlijkheid? (Ellen)
        op Plagiaat?
  • Link (laurent Provost)
        op Plagiaat?
  • Géén plagiaat ! (Laurent Provost)
        op Plagiaat?
  • Geen rivieroversteken tussen Axona en Sabis (geert.vandeplassche)
        op Waar verzamelde zich “op één plaats” de coalitie der Belgae?
  • benieuwd wat er nu weer volgt (jeroen vanden borre)
        op archeonet reactie Schupperke
  • Genoeg! (hans rombaut)
        op Waar verzamelde zich “op één plaats” de coalitie der Belgae?
  • Vraagje (Geert Vandeplassche)
        op Waar verzamelde zich “op één plaats” de coalitie der Belgae?
  • Portus Itius (hans rombaut)
        op Antwoord op reactie L. Winckelmans
  • Arnoulds eerlijkheid is van goud (hans rombaut)
        op Waar verzamelde zich “op één plaats” de coalitie der Belgae?
  • Romeinen in Antwerpen! Wie kwam er uit het oude Rome naar hier? (hans rombaut)
        op Antwoord op Cuyt: deel 13
  • Romeinen in Antwerpen: ja! soldaten? (Ivan Derycke)
        op Antwoord op Cuyt: deel 13
  • Portus Itius (Armand Sermon)
        op Antwoord op reactie L. Winckelmans
  • portus Itius (Armand Sermon)
        op Antwoord op reactie L. Winckelmans
  • portus Itius (Armand Sermon)
        op Antwoord op reactie L. Winckelmans
  • Napoleon III (hans rombaut)
        op Waar verzamelde zich “op één plaats” de coalitie der Belgae?
  • Portus Itius (Armand Sermon)
        op Antwoord op reactie L. Winckelmans
  • gebiedende wijs (hans rombaut)
        op Waar verzamelde zich “op één plaats” de coalitie der Belgae?
  • Linkeroever is de sleutel (geert.vandeplassche)
        op Julius Caesar in België gelauwerd.
  • Linkeroever is de sleutel (geert.vandeplassche)
        op Julius Caesar in België gelauwerd.
  • Toevoer afsnijden = omsingelen want... (hans rombaut)
        op Julius Caesar in België gelauwerd.
  • chaudardes (hans rombaut)
        op Julius Caesar in België gelauwerd.
  • Saint-Thomas/berry-au-Bac (hans rombaut)
        op Julius Caesar in België gelauwerd.
  • Samme-Sennete-Zenne (hans rombaut)
        op Antwoord op reactie L. Winckelmans
  • Archief per week
  • 10/12-16/12 2012
  • 03/09-09/09 2012
  • 28/11-04/12 2011
  • 14/11-20/11 2011
  • 01/11-07/11 2010
  • 18/10-24/10 2010
  • 11/10-17/10 2010
  • 23/08-29/08 2010
  • 26/07-01/08 2010
  • 09/11-15/11 2009
  • 02/11-08/11 2009
  • 26/10-01/11 2009
  • 19/10-25/10 2009
  • 17/08-23/08 2009
  • 24/11-30/11 2008
  • 17/11-23/11 2008
  • 01/09-07/09 2008
  • 25/08-31/08 2008
  • 18/08-24/08 2008
  • 28/07-03/08 2008
  • 07/07-13/07 2008
  • 17/03-23/03 2008
  • 10/03-16/03 2008
  • 17/12-23/12 2007
  • 03/12-09/12 2007
  • 24/09-30/09 2007
  • 17/09-23/09 2007
  • 10/09-16/09 2007
  • 27/08-02/09 2007
  • 25/06-01/07 2007
  • 18/06-24/06 2007
  • 04/06-10/06 2007
  • 28/05-03/06 2007
  • 21/05-27/05 2007
  • 14/05-20/05 2007
  • 30/04-06/05 2007
  • 23/04-29/04 2007
  • 26/03-01/04 2007
  • 12/03-18/03 2007
  • 01/01-07/01 2007
  • 09/10-15/10 2006
  • 25/09-01/10 2006
  • 18/09-24/09 2006
  • 11/09-17/09 2006
  • 28/08-03/09 2006
  • 14/08-20/08 2006
  • 07/08-13/08 2006
  • 31/07-06/08 2006
  • 24/07-30/07 2006
  • 17/07-23/07 2006
  • 10/07-16/07 2006
  • 03/07-09/07 2006
  • 26/06-02/07 2006
  • 19/06-25/06 2006
  • 12/06-18/06 2006
  • 22/05-28/05 2006
  • 01/05-07/05 2006

    Jan Verelst: Fotomateriaal
    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Mijn favorieten
  • blog Laurent Provost
  • archeonet.nl

  • Blog als favoriet !

    Zoeken met Google



    Zoeken in blog


    Rondvraag / Poll
    2. De burcht waar de Bellovaci (omgeving van Beauvai) zich verschansen tegen Caesar heet Bratuspantium. Heel lang dacht men dat dit de Keltische naam van Beauvais was. Recentelijk rees hierover twijfel. Waarom?
    a. Beauvais werd pas gesticht na de verovering en heette Caesaromagus
    b. Bratuspantium werd teruggevonden 13 km ten zuidoosten van Baeuvais (Mont-César
    c. Bratuspantium werd op bevel van Caesar volledig verwoest en alle sporen ervan zijn uitgewist
    d. Beauvais ligt niet op de route die Caesar volgde
    Bekijk resultaat


    Rondvraag / Poll
    4. In Julius Caesar in België pleit de auteur ervoor dat Caesar in 57 voor Chr. zou zijn doorgestoten tot aan de westelijke kust van Frankrijk. Hij doet dit a.d.h.v. een welbepaalde plaatsnaam, Nigella, die doorwaadbare plaats zou betekenen. Wat is de naam van de plaats tot waar Caesar zou zijn geweest in 57 voor Chr. vooraleer zijn opmars om te keren naar het noordoosten, richting Nerviërs?
    a. Nesle-sur-Mer
    b. Nielles-sur-Mer
    c. Nivelles-sur-Mer
    d. Noyelles-sur-Mer
    Bekijk resultaat



    Blog tegen de wet? Klik hier.
    Gratis blog op https://www.bloggen.be - Meer blogs