Dag 10 - vrijdag 21 maart
2014
Toubacouta Barra - Banjul
Reisafstand 70 km
Hoewel het maar een korte rit is tot aan de grens met Gambia, ontbijten
wij al om 6u30 en zijn we om 7u op
weg. In de bus geeft Sogui ons de
verklaring voor dat vroege vertrek: "De ferry vertrekt tussen 7u en 10u en
we moeten de grens over, dus vertrek je best op tijd".
Het landshap wordt stilaan groener en er komen meer bomen. Aan de
grensovergang in Karang regelt Sogui alle visum formaliteiten zonder dat wij er
bij moeten zijn. Dat is een luxe die Jean en ik nog niet vaak gehad hebben. We
rijden na een half uur oponthoud The Gambia binnen. Met een oppervlakte van
11300 km2 is Gambia ongeveer één vijfde van Nederland en België samen. In feite
is Gambia een lange strook land, doorsneden door de rivier de Gambia. Het land
is nauwelijks breder dan 30 km, met uitzondering van de kuststrook, die
ongeveer 70 km haalt, de ingang tot de rivier Gambia is daarbij inbegrepen.
Vanaf het uiterste westen tot aan de oostelijke grens met Senegal is de afstand
circa 320 km. Gambia wordt aan drie zijden ingesloten door Senegal, een land
dat ruim 17 keer zo groot is en waarmee nauwe banden bestaan. De munteenheid is
de Dalasi, 53 Dalasi = 1.
Gambia is een vruchtbaar land dat rijk is aan pindas, bananen, mangos,
meloenen en citrusvruchten. Er groeit fruit in overvloed. De traditionele
Gambiaanse gerechten worden meestal bereid met de belangrijkste producten van
het land zoals pindas, rijst, couscous en kip. Je kan er genieten van een
eindeloos aanbod van verse vis. De lokale specialiteiten zijn de Lady Fish en
de Snappers. De inkomsten van Gambia komen van de uitvoer van groenten en
fruit en het toerisme. Er is praktisch geen industrie buiten het in Gambia
gebrouwen bier, Julbrew, dat een vergelijking met de bekende merken goed kan
doorstaan.
De bus brengt ons door een steeds groener landschap naar Barra waar we
de ferry naar Banjul, de hoofdstad van Gambia, gaan nemen. De bus parkeert bij
de toegang naar de ferry, maar de poort is nog gesloten. Wij profiteren hiervan
om onze Fna te wisselen naar Dalasi en met geen enkele van onze kaarten kunnen
wij geld uit de muur halen. Rond 10u komt onze gids voor Gabia aan en de groep
wordt aan hem overgedragen. We nemen nog vlug afscheid van Sogui en Abdoe en
hopen dat wij door de Gambianen even goed verzorgd zullen worden. We volgen
onze gids naar de poort en na wat gepraat, opent de politieman de poort voor
ons en zo kunnen wij rustig ons plaatsje op de ferry uitzoeken. Als de poort
geopend wordt, zien we een mensenmassa op de boot afkomen.
Nu hebben
we wel eens meer een tochtje met een veerboot gemaakt, maar dit slaat werkelijk
alles! Een oude roestige schuit, die in België waarschijnlijk al 25 keer was
afgekeurd en daar gaat werkelijk van alles op. Van gammele vrachtwagens, een
taxi die het niet meer doet en erop en eraf geduwd moet worden, mensen met
allerhande koopwaar op hun hoofd, tot geiten en schoenenpoetsers, een kleurrijk
maar oh zo rommelig geheel, een avontuur op zich! Ondertussen worden Jean zijn sandalen
geplakt, genaaid en gekuist. We kruisen een aantal grote lokale boten die vol
zitten met mensen die allen een oranje reddingsvest dragen, een heel speciaal
zicht. Van de gids komen we te weten dat dit voor de Ganezen een vluggere en
goedkopere manier is om over te steken. Na zon 3
kwartier varen over the Gambia River kwamen we in Banjul aan.
Hier worden we door
een bus opgewacht en hoewel er binnen plaats genoeg is voor de bagage, vliegt
deze toch op het dak. Omdat niemand heeft kunnen pinnen, willen wij alle zes
langs een bank voor we naar ons hotel gaan. We hebben dit bij een bank of zes
geprobeerd, maar nergens werden onze kaarten aanvaard en toch stond er overal 'Visa
accepted'. Dit is geen ramp want elke koppel heeft nog voldoende Euro's en dus rijden
wij uiteindelijk naar het Sunset Beach Hotel waar we 5 nachten zullen
verblijven. In de lounge krijgen wij ons lunchpakket dat Sogui ons nog
meegegeven heeft en de Nederlands vertrekken onmiddellijk naar hun kamers. Wij
moeten nog een uur wachten omdat onze kamer nog gepoetst moet worden. Jean en
ik gaan op verkenning in het hotel en op het strand waar zich een aantal
restaurants en een kraft market bevindt. Wij eten samen met Majo en Aard in het
restaurant van het hotel en kruipen daarna moe in ons bed met het idee dat we morgen
mogen uitslapen. De airco heeft het
lekker koel gemaakt want het is hier warmer dan in Senegal.
Overnachting: Sunset
Beach Hotel Kotu
Stream Road, Kotu Serrekunda The Gambia
Vandaag zijn Jean en ik om 9u als laatsten aan het ontbijt. Ik verheug
mij al op een dagje zonder geplande excursie en gewoon wat genieten van de
wondermooie omgeving en het zalige zwembad. Na wat aandringen van mijn kant wil
Jean wel gaan vissen en Taco is onmiddellijk te vinden om mee te gaan. De prijs
is hetzelfde voor 2 of 3 personen en dus kan Sogui ook mee. Om 14u30 vertrekken
zij om een paar uurtjes te gaan vissen op de rivier. Janneke en ik gaan hen
uitwuiven. Sogui is blijkbaar heel opgetogen dat hij mee mag. De zon is al een
poos achter de horizon verdwenen als onze vissers aanmeren. In emmer liggen een
10-tal vissen die ze aan de schipper meegeven. Ik heb de dag met Majo en Aad
aan het zwembad doorgebracht, ik ben fotos gaan trekken van de vleermuizen en
heb een hele tijd alleen op de aanlegsteiger gezeten. Zalig: de stilte en een
machtig uitzicht om niet snel te vergeten. s Avonds heerlijk gegeten en t is eraan
te zien dat de eigenaar een Belg is want alles is tot in de kleinste puntjes
verzorgd.
Vandaag is een relax dag want we vertrekken pas om 9u. Wij zeulen onze
koffers mee naar de uitgang en zoals elke morgen verdwijnen Sogui en Abdoe voor
wij ontbeten hebben om de bagage al in te laden. Nu is het tussen de pindavrachtwagens
niet zo druk en kunnen we even stoppen om fotos te nemen. Wat verder stoppen
we bij de lokale markt van Kaolack.
Kaolack is een bruisende stad en de lokale bevolking komt dagelijks naar de
markt om verse producten in te kopen. We wandelen door smalle met ijzeren
platen overdekte straatjes met allemaal kraampjes waar ik wat fotos tracht te nemen.
Niet zo eenvoudig, want de meeste mensen willen niet op de foto en dikwijls mag
ik zelfs hun koopwaar niet fotograferen. Op ons pad zien we zelfs een kanjer van een dode rat liggen: lekker, vers product!! Hoe de mensen zo willen leven, blijft ons nog altijd een raadsel maar ze lachen altijd en zijn meestal zeer vriendelijk en ze schijnen gelukkig te zijn.
Na ons marktbezoek, rijden wij in zuidelijke richting naar het dorpje Toubacouta, gelegen aan de rand van Delta Saloum National Park. Dit enorme
natuurreservaat van 76.000 hectare is een van grootste nationale parken van
Senegal. Door het variërende landschap met kilometerslange mangrovebossen, is
dit park een thuis voor vele vogelsoorten.
Rond 13u komen we in ons hotel Keur Saloum aan. Machtig mooi gelegen
in de delta van de Senegal. Na een welkomstdrankje wordt elke koppel in een
huisje, een rond hutje, ondergebracht. Veel tijd om de valiezen open te ritsen,
hebben we niet want we worden voor de lunch verwacht. Om 16u vertrekken we voor
een boottocht door dit NP om te eindigen bij een eilandje waar honderden vogels
hun rustplaats zoeken voor de nacht. De doorgang tussen de mangroven is soms
heel groot en op andere momenten kunnen we de planten langs ons bootje horen
schrapen. Wij zien een Goliath reiger en wat groene apen. We varen een smal
kanaaltje in en zitten ingesloten in de mangrove. Impressionant, de planten
lijken wel bovenop hun wortels te staan, geen enkele stam of tak komt lager dan
de hoogwaterlijn. Wij leggen aan bij een eilandje dat enkel bestaat uit gemalen
schelpjes en maken een wandeling naar het hoogste punt. Van hier hebben we een
prachtig uitzicht en krijgen een idee van de uitgestrektheid van de mangroven
in dit gebied. Ik luk erin om fotos te nemen van de kleine groene papegaai die
heel moeilijk te vinden is.
Het is bijna zonsondergang en we haasten ons naar een plaats waar grote
witte reigers, aalscholvers, comorans en king fishers komen slapen. Omdat dit
gebied helemaal door water omgeven is, hebben ze hier niet veel vijanden te
vrezen. Als we uitgekeken zijn op de zwermen vogels die hier landen in de bomen
varen we volle gas terug naar het hotel. De Senegalezen zijn niet graag meer
buiten als het donker wordt en dat gaat hier vlug. Wij vonden deze tocht nogal
teleurstellend: het landschap was prachtig maar van de aantallen vogels die men
zegt dat wij hier zouden zien, trekken wij wel een paar nullen af!!
Na een verfrissende douche vertrekken Jean en ik naar het restaurant
voor het diner. Tot nu toe is het eten s middags en s avonds goed
meegevallen, op enkele uitzonderingen na. Omdat we morgen de dag vrij hebben,
blijft iedereen, zelfs Sogui nog wat napraten. Ik maak van de gelegenheid
gebruik om samen met onze lopende vogel-encyclopedie, de namen van de vogels op
te schrijven.
Dinsdag
18 maart 2014
Saint Louis - Touba - Kaolack
Reisafstand 360 km
Vandaag loopt de wekker af om 6u want we vertrekken om 7u30 naar Touba, waar we de grootste en meest
imposante moskee van Senegal gaan bezoeken. Voor we Touba bereiken, stoppen we
bij een groep gieren die een geit aan het oppeuzelen zijn. Hoe gieren onderling
kibbelen om te mogen eten is wel raar om van zo dichtbij mee te maken. Lelijke
beesten met een kale kop en rare oogjes!
Touba is een heilige stad ongeveer 170 kilometer ten oosten van Dakar.
De stad werd in 1887 gesticht door sjeik Amadou Bamba, nadat hij mediterend
onder een baobab een visioen had. Die boom staat er nog steeds, op de
begraafplaats naast de moskee. Bamba stichtte de Islamitische Broederschap der Mouriden. In de eerste
jaren was het maar een kleine gemeenschap, maar er kwamen wel veel gelovigen
bij Bamba op bezoek. De Fransen waren bang dat Bamba met zijn volgelingen een oorlog tegen
hen zou beginnen. Daarom stuurden ze hem in ballingschap, eerst naar Gabon
(1895 tot 1902) en vervolgens naar Mauritanië (1903 tot 1907). Bamba was niet van plan geweld te gebruiken tegen de Fransen en toen ze
dat doorkregen, gingen de Fransen met hem samenwerken. Vlak voor zijn dood gaf
Bamba opdracht een moskee te bouwen, maar die zou pas tientallen jaren later in
1963 af zijn. De hoogste minaret is 87m hoog en van kilometers ver te zien. Na de dood van Bamba in 1927 groeide het aantal aanhangers voortdurend
en daarmee ook het aantal inwoner in Touba. De laatste jaren neemt het aantal
inwoners zelfs explosief toe. In 1988 woonden er 125.000 mensen in Touba, nu
zijn het er naar schatting al 700.000.
Touba heeft dan ook een speciale status en de Senegalese regering heeft
er weinig vat op. De stad wordt bestuurd door afstammelingen van Bamba. De moskee is voor de Mouriden een belangrijker pelgrimsdoel
dan Mekka. Ieder jaar trekken 3 miljoen gelovigen naar Touba tijdens het Grand
Magal: daarmee wordt de terugkeer van Bamba uit ballingschap gevierd.
Door de opeenvolgende kaliefs is er gewerkt aan de uitbreiding en
verfraaiing van het gebouw. Zelfs nu is men aan het verbouwen: er wordt nog een
vijfde minaret gebouwd en van de vier andere heeft men de marmerplaten
afgebroken en is men bezig de minaretten met mozaïek te bezetten. Binnen in de
moskee wordt op veel plaatsen de mozaïek vernieuwd.
Na Touba hebben we nog maar een klein stukje geasfalteerde weg en gaat het
verder via aardewegen naar het dorpje
Ndem waar wij een handwerkcentrum gaan bezoeken. Wij zien een meisjes wol kammen en spinnen tot draad. In een lokaal
ernaast staan een paar weefgetouwen zoals bij ons in de middeleeuwen. Buiten
onder een afdak zitten een man en een jongen met een heel smal weefgetouw
doeken van een 100m lang te weven. Wij zien een man handtassen maken, vrouwen
die stoffen olifantjes maken waarop Janneke en ik onmiddellijk verliefd zijn. Hier
worden stoffen met natuurlijke grondstoffen gekleurd en gefixeerd. Met een
betonmolen wordt een soort ronde briketten gemaakt. Deze mensen behelpen zich met eenvoudige hulpmiddelen maar een
commerciële geest hebben ze nog niet. In het winkeltje gaan Janneke en ik naar
de olifantjes zoeken, maar die zijn er niet. Als wij ernaar vragen, krijgen we
te horen dat ze niet verkocht worden omdat ze bij een bestelling horen.
Resultaat: er wordt niets gekocht.
Wij lunchen bij de Baye Fall
gemeenschap: een gemeenschap die ijvert om in de streek gemaakte of
geteelde producten aan een eerlijke prijs te verkopen. Hun geestelijk leider,
marabout is de kok en voor de eerst keer laat iedereen het grootste deel in zijn
bord achter: niet te vreten! Aad zijn gezicht spreekt boekdelen.
We trekken weer verder en na een half uurtje rijden over een bumpy road
komen we terug op asfalt terecht. In Kaolack verlaten we de
grote baan en rijden tussen met apennootjes geladen vrachtwagens en bergen
nootjes. Van hier wordt er jaarlijks 1 500 000 ton nootjes naar het buitenland
verstuurd. Juist buiten deze heksenketel komen we op onze verblijfplaats Le Relais
de Kaolack toe. Voor we gaan dineren, denkt iedereen een duik in het zwembad
te nemen, maar niemand doet het omdat er te veel stof van de apennootjes op het
water drijft. Het wordt een gezellige babbel bij een glaasje wijn op het terras
aan het water. Weer vroeg onder de lakens want morgen hebben we weer een drukke
dag voor de boeg.
Dag 6 - maandag
17 maart 2014 Saint Louis -
National Park Djoudj - Saint Louis
Reisafstand 120 km
Na een vroeg ontbijt om 7u30 vertrekken we naar National Park Djoudj. Dit park is
gelegen aan de grens met Mauritanië
en is de eerste plaats, na de Westelijke Sahara waar permanent water te vinden
is. Hierdoor is het tijdens onze wintermaanden een thuis voor honderden
vogelsoorten en staat het bekend als een van de beste parken ter wereld om
vogels te spotten. Eens we de grote baan verlaten, rijden we kilometers en
kilometers over een onverharde weg tussen niet bewerkte velden. Sogui vertelt
dat dit vroeger allemaal rijstvelden waren, die maar 2 maanden in het
regenseizoen gebruikt konden worden. Nu is de overheid begonnen met het graven
van irrigatiekanalen zodat de plaatselijke bevolking het hele jaar door rijst
zal kunnen telen. Wat verder stoppen wij bij een Peul-dorp waar echte nomaden
tijdelijk verblijven. We worden door de vrouwen en een bende kinderen
verwelkomd en er is slechts 1 man te bespeuren. De anderen zijn bij de kuddes
en komen slechts om de 3 à 4 dagen naar huis terug. De huizen zijn hier uit
leem en stro gebouwd, in tegenstelling tot de stenen huisjes van eergisteren.
Sogui vertelt dat het goed mogelijk is dat deze nomaden hier binnen een maand
niet meer wonen en hoe lang ze op één plaats blijven, wordt door de hoeveelheid
voedsel voor de koeien bepaald.
Aan
de ingang van het NP kopen we eerst tickets en maken er ook een sanitaire stop
van. We rijden nog ettelijke kilometers over onverharde wegen naar het vertrekpunt
van een boottocht. Net na het afmeren zitten we al tussen de witte pelikanen.
Wat verder begint de pret; we zien verschillende soorten reigers, ibissen,
aalscholvers, visarenden, ijsvogels, lepelaars, pelikanen De pelikanen vliegen
mooi in formatie door de lucht, de sternen fladderen rond de boot en vormen een
stoet achter ons bootje. Prachtig om zien
in de strakblauwe hemel. We varen naar een inham in de rivier waar de baby
pelikanen zijn en we zien er honderden. De babys zijn in december geboren en zijn
al best groot, maar ze zijn makkelijk herkenbaar doordat ze nog grijs en
bruinachtig zijn. In Kenia op het Naivashameer zagen wij ooit enorm veel
pelikanen maar dit kan er mee wedijveren. Op de terugtocht zien we nog een
krokodil tussen de oeverbegroeiing en die wordt uitgedaagd tot ze het water in
gaat. Iets verder zitten er 3 varanen ook goed verscholen tussen de planten.
Terug
aan land spot iemand een rotspython in het gras van de berm. Die zie je hier niet
zoveel, we hebben dus geluk zelfs al krijgen wij de kop niet te zien! Omdat we
nog wat moeten wachten, loop ik al verder tot op een betonnen brugje van waar
ik als enige van de groep een Squacco Heron en King Fishers zie. Het is
ondertussen 13u en we stoppen in het restaurant bij de uitgang van het park
voor de lunch. Na het eten ga ik hier nog opzoek naar vogeltjes en Sogui wijst
mij een Afrikaanse uil aan.
Deze
reis is niet zo druk als onze vorige groepsreizen, maar de gids tracht ons toch
op schema te houden. We keren naar Saint Louis terug langs de fameuze dam (die
voor de irrigatie bij de rijstboeren zal zorgen). Wij mogen hier geen fotos
van maken omdat dit ook de grensovergang is met Mauritanië. In de stad rijden
we via de Eifelbrug en de drukte bij de vissershaven is weer overweldigend.
Honderden mensen lopen door elkaar met koopwaren op hun hoofd, de
ezelskarretjes worden door de smalste doorgangen gestuurd, de kinderen zitten
op de zanderige grond te spelen en de geiten lijken overal te zijn.
Indrukwekkend om te zien maar wij prijzen ons elke dag gelukkig dat wij hier
niet geboren zijn.
Terug
aan ons hotel is het nog te vroeg voor de lunch en Jean en ik gaan nog wat
langs de Senegalrivier wandelen. Sogui heeft ons op het hart gedrukt dat de
plaatselijk bevolking niet vijandig of afwijzend staat tegenover blanken. We gebruiken
onze vrije tijd om nog wat mooie fotos te maken van de omgeving. Ik worstel af
en toe nog met mijn nieuw toestel maar elke dag leer ik weer wat bij. Terug bij
onze kamer profiteer ik nog een uurtje van de zon op ons terras. Een lekkere
douche en dan naar het diner en vroeg onder de wol want morgen is het weer
vroeg dag.
Dag 5 - zondag
16 maart 2014 Lompoul
woestijn - Saint Louis
Reisafstand 150 km
s Morgens loopt de wekker af om 6u45 want de zon komt op om 7u. We
trekken vlug onze kleren aan en gaan postvatten op een niet te steile heuvel.
Tussen twee hutjes hebben we een prachtig zicht op de opkomende zon. De zon
wordt getemperd door lichte bewolking maar als de wolken even verdwijnen,
tovert de zon prachtige schaduwen op het zand. Hier genieten we nog een poos
van want we moeten pas om 8u aan het ontbijt zijn. Een geluk dat wij hier niet
zelf onze valiezen door het zand en de duinen moeten sleuren. De chauffeur van
de 4x4 denkt dat hij Parijs-Dakar aan het rijden is en wij worden goed door
elkaar geschud in de laadbak, maar we komen toch heel aan bij onze bus.
Met Abdoe achter het stuur van onze bus rijden wij
door een eentonig landschap; droog, zanderig met weinig begroeiing en de niet
weg te denken Acacias en Baobabs. De dorpjes zijn wel leuk om te zien, maar het
is verschrikkelijk om te zien hoeveel afval er langs de weg ligt. Het lijkt wel
of de plastiek zakjes hier groeien. Het milieu is blijkbaar niet de grootste
zorg voor de Senegalezen.
We stopten bij een Baobab die volledig uitgehold is.
Volgens Sogui, onze gids, zijn alle Baobabs in min of meerdere maten hol van
binnen. Deze is volgens de ene groep geleerden 500 jaar oud en volgens een
andere groep 800 jaar. Het is in elk geval de oudste van Senegal en wellicht
van Afrika. De holle bomen werden vroeger gebruikt om lijken in te begraven.
Onze eindbestemming voor vandaag ligt helemaal in
het Noordwesten van Senegal: St.-Louis, de eerste Franse nederzetting in
Afrika, gesticht in 1659. De stad strekt zich uit over een gedeelte van het
vasteland, een eiland in de rivier en een deel van de Langue de Barbarie, een schiereiland tussen de
Senegal rivier en de Atlantische Oceaan. Wij bereiken het eiland over de 500m
lange Pont Faidherbe, die oorspronkelijk werd gebouwd als brug over de Donau
door Eifel. In 1897 werd de brug hier heen gebracht en ze wordt nu nog altijd gebruikt.
Op het eiland gaan we eten; een stoofpot met rijst
en Majo vraagt om alleen maar brood want zij is de eerste die last heeft van
diarree. Wij hopen dat wij mogen ontsnappen aan de toerista. Na de lunch maken
we met paard en kar een ritje door het historisch centrum en de vissershaven.
Abdou gaat Majo in het hotel afzetten en komt ons later oppikken aan het einde
van de vissershaven. Op het eiland bevond zich vroeger het Europese kwartier
waar wij nu nog de garnizoensgebouwen en de magazijnen zien. Op de kade staat
een in 1864 gebouwde stoomkraan. De vlakbij
gelegen kathedraal werd in 1828 gebouwd. Ondanks het moderne voorkomen is het
de oudste kerk in Senegal. De rit brengt ons door slecht onderhouden straatjes
langs grote, vervallen huizen met smeedijzeren traliewerk, houten balkons en
verandas. De Senegalezen zijn volop aan het restaureren en de gebouwen die
klaar zijn zijn prachtig.
Wij rijden langs het paleis van de Gouverneur, een fort dat uit de
18de eeuw stamt maar nu is het een regeringsgebouw en een praktisch
herkenningspunt. Aan weerszijde van het stadsplein zijn de kazernegebouwen
volop in verbouwing. Aan het einde van het plein steken wij een brug over die
ons naar het schiereiland brengt, midden in de vissersgemeenschap, Guet N'Dar
genaamd, het levendigste gedeelte van de stad. Van op de brug hebben we een
prachtig zicht op de vissersboten die langs de oever gemeerd liggen. De
kleurrijke boten steken af tegen het zand en de vissers zijn druk in de weer
met hun netten. Door het zeer drukke Guet N'Dar rijden we nog altijd met paard
en kar naar de bus die ons naar het hotel Merloz brengt. Wij rijden nog langs
het Moslimkerkhof, waar elk graf versierd is met het visnet van de
afgestorvene. Saint Louis, een van
de eerste koloniale steden van West Afrika en de oude hoofdstad van Frans West
Afrika. De stad wordt door velen beschouwd als de eerste Europese stad in
West-Afrika, staat op de UNESCO werelderfgoedlijst vermeld en dat mag ook want
het is een uniek zicht.
Wanneer wij in het hotel Merloz aankomen, hebben we nog wat de tijd voor
we gaan dineren. Wij willen wat aan het zwembad gaan liggen maar de kussens op
de ligstoelen zijn erg vuil. Jean doet wel een duik in het koude water en ik zit
nog wat in de zon op ons terras. Janneke en Taco zitten in de kamer naast ons.
We krijgen lekker vis te eten maar de graten zijn verschrikkelijk. Rond 10u liggen
wij in ons bed onder het muggennet want morgen moeten we om 7u30 al ontbijten.
zaterdag
15 maart 2014 Pink Lake
- Lompoul woestijn
Reisafstand 150 km
We worden wakker met een prachtige zon die opkomt boven het meer. Om
8u30 ontbijten wij in hotel Trarza en hebben terug een prachtig uitzicht op het
meer en daarna beginnen we aan onze rit rond Pink Lake. Dit meer is bekend omdat de finish van Parijs-Dakar aan
het meer ligt. De wagens moeten nog 1 ronde rond het meer rijden en stoppen
nadat ze de grote wit geverfde bak voorbij zijn. Lac Rose of Lac Retba is een
zoutmeer dat op 25 km van Dakar ligt en door duinen gescheiden is van de
Atlantische Oceaan. Het dankt zijn naam aan de kleur van het water, die
rose-achtig tot mauve is al naar het moment van de dag. Dit is te danken aan
het feit dat de hoge zoutconcentratie het licht anders breekt en aan de
aanwezigheid van rode plankton en microbacteriën. Door de hoge zoutconcentratie
(300-480 g/l) is vrijwel geen leven in het water mogelijk en zouden baders
blijven drijven in het water net als in de Dode Zee. Wij zien er iemand in
zwemmen maar of die meer drijft??? Het
meer dat 3 km² groot is, is 3m diep, waarvan anderhalve meter uit zout bestaat
en anderhalve meter uit water. Sinds de jaren zeventig wordt hier door de
bevolking aan zoutwinning gedaan. Iedereen mag er vrij komen werken op
voorwaarde dat hij zich aan bepaalde regels houdt zoals solidariteit en
eerlijkheid. Het grootste deel van de arbeiders komen uit het buitenland: Mali,
Benin, Niger en Guinee. Zij gaan tot aan hun borst in het water, goed
ingesmeerd met caroteenboter om zich te beschermen tegen de corrosieve
werking van het zout. Zij maken het zout los door met puntige stokken in de
bodem te steken, dan binden ze een mand tussen hun enkels die ze vervolgens met
het losgekomen zoutblokken vullen. In één bootje kan één ton zout. Het vullen
neemt 3u in beslag.
Het zout wordt gewoon uit het meer geschept en in hoopjes op het strand
opgestapeld en ieder heeft zijn eigen zoutberg met daarop een bordje met zijn
naam. Daarna wordt het zout aan handelaren verkocht, waarna het grootste deel
naar het buitenland gaat. Er zijn drie kwaliteiten: de beste kan als keukenzout
dienen, de tweede voor het inzouten van vis en de laatste wordt in Europa
gebruikt om de sneeuw te doen smelten. Wij krijgen van iemand een zakje zout
als souvenir en een lief meisje geeft mij 2 armbandjes en een briefje met haar
adres met de vraag om naar haar te schrijven.
Ik las ergens Having been at some
point a child, you will certainly have dreamed of a lake made of strawberry
milkshake. We can now reveal that it does exist. Okay, so its not exactly made
of milkshake, but Senegals Lake Retba is certainly the right shade of pink.
Alleen bij ons kleurt het meer niet echt roze maar heeft het meer een
roze gloed.
Onderweg naareen dorpje waar
de Peul wonen, stoppen we bij de
betonnen richel die als aankomst van de Rally dient. Hier zien wij klein
stukjes tuin waar constant jongens naar af en aan lopen met 2 gietertjes water
die zij uit waterputten scheppen die langs het meer liggen. Raar maar waar; het
water uit deze putten op maar 50m van zout meer geven zoet water.
De grootste
bevolkingsgroep in Senegal is de Wolof (ca. 45%) die vooral in de grote steden
wonen. De Peul (ca. 12%) waren handeldrijvende nomaden en veehouders die in het
noorden, midden en zuidoosten wonen. De meeste Peul trekken nu niet meer rond
maar wonen in de Senegal-vallei en de Casamance. Ze vallen op door hun lichte
huidskleur. De Toucouleur (ca. 11%) zijn landbouwers en wonen in het noorden
langs de Senegal-rivier.
We stoppen bij een Peuldorpje waar we door de dorpsoverste ontvangen
worden en door zijn dorpje geleid worden. De kinderen grijpen onze handen en
willen zwieren. Hij vertelt dat zijn stam een nomaden bestaan leidt maar door
de droogte een paar jaar geleden, is zijn kudde uitgestorven en is hij en zijn
familie nu sedentair geworden. De Peul zijn iets bleker en hebben een scherpere
neus dan de Wolof. De vrouwen en de kinderen laten zich graag fotograferen en
een dame doet ons voor hoe ze water uit de dorpsput boven haalt en op haar hoofd
wegdraagt. Als we weg gaan wuiven de kinderen ons na en wij rijden terug naar hotel
Trarza voor een lunch. We pikken onze valiezen op en rijden in noordelijke
richting naar de woestijnen van Lompoul.
Op een bepaald ogenblik wordt alles en iedereen overgeladen in een grote jeep
en rijden wij door een zandvlakte met nog altijd wat begroeiing. Dit is het
decor van de Dakar rally. Aan de rand van de woestijn zelf in Lompoul, zien wij
de eindeloze zandduinen. We nemen onze intrek in een Mauretaanse tent die nog
de luxe van een eigen badkamer met wc heeft en dan haasten wij ons om uit de
wind nog een uurtje te genieten van de ondergaande zon. Een unieke ervaring.
Als de zon onder is, wordt het frisser en de djembees roepen ons naar
een kampvuur voor wat traditionele muziek met een paar spectaculaire
danspasjes. Daarna worden wij in een grote tent uitgenodigd om soep te eten en
daarna een stoofpotje met een pikante saus en de rijst mag natuurlijk weer niet
ontbreken. Met dikke buikjes kruipen we rond 11u in ons bed. De kleine lampjes
geven een fascinerend schimmen schouwspel op de wanden van de witte tenten,
maar de vele impressies zorgen ervoor dat wij snel onze oogjes sluiten.
Dag 3 - vrijdag
14 maart 2014 Dakar
- Kayar - Pink Lake
Reisafstand
50 km
Na het
ontbijt om 9u, verlaten we ons hotelletje La Madrague aan de zee en keren onze
rug naar het drukke stadsleven om een bezoek te brengen aan het schildpaddencentrum, waar we een rondleiding
krijgen. Hier worden honderden gewonde of zieke schildpadden verzorgd en
genezen. In de eerste omheinde zone maken we kennis met de Afrikaanse
schildpad. De mannetjes wegen zon 90 kilo en vrouwtjes ca. 60 kilo en ze
kunnen meer dan 100 jaar worden. De oudste schildpad is 105 jaar oud en loopt
vrij in het park omdat ze anders gestresseerd raakt. De schildpadden worden
altijd met een zelfde aantal mannetjes en vrouwtjes bij elkaar gezet want
anders komt het zeker tot een gevecht. Binnen de volgende omheining zien we
schildpadden die allemaal een beschadiging of vervorming aan hun schild hebben.
Deze komen bv.uit de zoo van Rotterdam waar zij enkel dierenmeel als voedsel
kregen: nu krijgen ze sla, tomaten en fruit te eten. Het zal zeker nog 30 à 40
jaar duren eer de meeste vervormingen zullen verdwijnen. Nog wat verder zitten
de schildpadden die binnen enkele weken terug in het wild geplaatst worden.
Eerst zullen ze nog een paar dagen opgevolgd worden om te zien of zij in het
wild kunnen overleven. Met de meeste wordt er gekweekt maar de eieren worden na
het leggen onmiddellijk opgegraven en in een speciale kooi terug ingegraven. Ze
worden in de vorm van een piramide gestapeld: uit de bovenste zullen mannetjes
komen en de onderste de vrouwtjes. Na hun geboorte worden ze in opgroeibakken
geplaatst tot ze groot genoeg zijn om veilig te zijn voor de aanvallen van
hongerige ratten, roofvogels en andere roofdieren.
Bij het
hoofdgebouw krijgen we een lunch van de streek aangeboden: ceebu jin =
gebroken rijst met rode kruiden, wortelen, maniok, courgetten en 2 soorten vis
waarbij we hibiscus en apenbroodjus drinken. Alles samen in schotel, wij op de
grond met een lepel in dezelfde pot en het smaakt heerlijk ook al is het een
hele bedoening voor we goed zitten om nog maar te zwijgen van hoe we terug
recht kruipen
Na de
lokale lunch vertrekken we naar Kayar,
een van de grootste vissersplaatsen van Senegal. Wat we hier te zien krijgen
kan ik echt niet met woorden beschrijven: onvoorstelbaar.
Een
strand waar 1600 kleurrijke boten dagelijks naartoe varen. Zij komen terug van
zee om hun vangst aan land te brengen. Onder begeleiding van een lokale gids
wagen wij ons op een bomvol strand. Duizenden mensen lopen hier kriskras door
elkaar en zeulen bakken vis om hun hoofd rond. De kinderen zitten op de rand
van de boten die op het strand liggen. Eentje weent hartstochtelijk omdat zij
bang is voor blanken. Zodra een boot in de buurt van het strand komt, wordt hij
bestormd door mannen die de oceaan inlopen om de vis in bakken naar land te
dragen en bij de vrouwen op het strand af te zetten. Zij zorgen ervoor dat de
vis gesorteerd en verhandeld wordt. De kleine bootjes worden daarna met man en
macht op boomstammen het strand optrokken en daar op hun plaats neergelegd. De
grootste boten zijn daar te zwaar voor en worden aan boeien in zee vastgelegd.
Alle bootjes
zijn mooi beschilderd en steken schitterend af tegen de blauwe zee of het witte
strand. Iedereen is hier vriendelijk en wij worden getolereerd als wij voor hun
voeten lopen om weer een mooi plaatje trachten te schieten. De dames zijn
gekleed in kleurrijke bubus; een doek van 4m die ze rond hun lichaam wikkelen
en waar ze vaak nog een lange broek onder dragen. Het strand ligt bezaaid met
kogelvissen die niet eetbaar zijn omwille van hun vergif en zeepalingen die ons
al meer dan groot genoeg lijken maar voor hen niet voldoen aan de eisen. Jean
en ik raken aan de praat met een jonge kerel die kassen vol tongetjes heeft:
hij krijgt hiervoor 2 per kilogram. Die gast krijgt bijna een beroerte als wij
hem vertellen dat ik er vorige week bij ons aan zee nog 25 per kg voor betaald
heb. Hij wil onmiddellijk een handeltje opzetten.
Met spijt
draaien we dit schouwspel de rug toe. Ik vind dit alleen al de moeite om naar
Senegal te reizen. De kleurenpracht, het geweld van de zee, de overweldigende
visgeur, de lachende kinderen, de visverkopende dikbil vrouwen en de rijzige
jonge mannen met de bakken vol vis op hun hoofd zullen ons nog lang bijblijven.
Van
hieruit rijden we naar ons overnachtingshotel nabij Pink Lake. Onze kamer ligt
juist naast het meer en is minder mooi maar alles is aanwezig en proper. Bij
het douchen, komt er maar weinig water uit de kraan en dus hou ik het maar bij
afspoelen zonder veel zeep.
Om 19u
gaan we lunchen, als voorgerecht sla met tomaten en wortelen overgoten met een
lekkere mosterddressing. Als hoofdschotel kip met een ajuinsaus met fritten en
als dessert pannenkoekjes. Vandaag hebben wij niet lang gestapt maar toch heeft
iedereen rond 22u zin om in bed te kruipen en dat doen wij dan ook.
donderdag 13 maart
2014 Dakar
- Île de Goree - Dakar
Reisafstand 20 km
Om 7u komen we met kleine oogjes aan het ontbijt dat heel verzorgd en
lekker is. We beginnen onze dag om 8u met een
stadstoer door Dakar, de hoofdstad van Senegal en tevens het economische
centrum van West Afrika. Onze eerste stop is bij Le Monument de la Renaissance
Africaine; een reuzegroot bronzen beeld van een man, een vrouw met ontblote
borst en een kind dat er 5 jaar geleden gemaakt is onder groot protest omdat
het zo verschrikkelijk duur was. Taco en Janneke hebben de moed om de 400
trappen naar boven te beklimmen, maar wij bewonderen het van de onderkant. Ik
ga mijn net geopereerd been nog niet onmiddellijk tot het uiterste inspannen. Wij
zien de moskee de la divinité: wit met enorme groene bollen en dit wordt enkel
gebruikt voor het vrijdaggebed. In het centrum van Dakar, ook wel plateau
genoemd, rijden we langs het elegante treinstation, La Place des Tirre Ailleurs,
het onafhankelijkheidsplein, een aantal regeringsgebouwen en zelfs de Belgische
ambassade. We rijden naar de meer volkst buurt en stoppen bij een kleurrijke
craft-market waar we souvenirs kunnen kopen en gaan te voet verder naar een
overdekte vis-, vlees- en groetemarkt. We herinneren ons de overdekte markten in
Marokko en deze zijn veel netter en met minder vliegen en reukhinder. De meeste
mensen laten zich vlot fotograferen en dit zonder hun hand op re houden.
Na de
tour door Dakar verruilen wij het levendige en bruisende stadsleven voor het
idyllische Île de Gorée. Wij
vertrekken per ferry vanuit de haven
van Dakar naar dit eilandje op een half uur varen voor de kust van Dakar. Op
het eiland, dat vermeld staat op de UNESCO werelderfgoedlijst en dat maar 900 m x 300 m groot is, wonen 1800
mensen: 1000 moslims en 800 christenen (de totale bevolking hier is overwegend
moslim). We gaan eerst naar het slavenmuseum. Indrukwekkend wat zich daar in
het verleden heeft afgespeeld. We zagen de kleine vertrekken waar de slaven
verbleven, de deur zonder terugkeer en de bekende dubbele trap waaronder zich
de cellen voor opstandige slaven bevinden. Tijdens de slavenhandel zijn
er duizenden slaven vanuit dit eiland verscheept naar de Noord en Zuid-Amerika.
De groten der aarden waren hier ook op bezoek en ik denk dat deze plaats
niemand onberoerd laat.
Na dit
bezoek gaan we op een pleintje aan de rand van de zee een koffie drinken. Net naast
het terrasje zitten twee pelikanen die zich graag laten fotograferen. Juist naast het café is een werkplaatsje
waar een man schilderijen van zand maakt. Leuk om te zien en mooi. Het ziet er
allemaal erg simpel uit hoe die man dat doet, maar wij doen het hem niet na. De
wandeling over het eiland die volgt, is erg leuk en we zien vele
koloniale gebouwen in bonte kleuren en nauwe straatjes met tropische bloemen. We
komen voorbij 2 forten door de Fransen gebouwde om het
eiland te verdedigen, de centraal gelegen Sint Charles kerk en het militair
hospitaal. Zo belanden we bij een restaurant aan de oceaan waar we weer een
heerlijke 3-gangen lunch krijgen, weer vis en lekker. Majo, die geen vis lust,
krijgt een vleesschotel. De lange broek verdwijnt in de rugzak en de
windstopper verdwijnt van onze schouders die voor het eerst genieten van de
zon. Het leven kan toch mooi zijn.
Het huidige toeristische karakter van het eiland staat in schril
contrast met de geschiedenis van het eiland. Goed bewaard gebleven oude
gebouwen zijn het bewijs van het turbulente slavenverleden. Om 15u30 stappen
wij op de overzet naar Dakar waar we door de bus opgewacht worden. We keren
naar ons hotel terug via het commerciële deel van de stad; een winkelstaat
zonder einde die overgaat in een lange rij van duizenden stalletjes met
straatventers. We stoppen nog even bij het Presidentiële paleis waar een
wachter in een mooi rood pak ons al na 2 minuutjes wegstuurt. Terug in het
hotel zitten wij samen nog twee uurtjes van de zin te genieten en bekijken de
fotos van de dag. Om 19u dineren wij met ons zessen in het hotel. Advocado met
garnaaltjes en terug vis! Ik hoop voor Majo en Jean dat dit wel eens
afgewisseld zal worden met iets anders. De dorade die ik op mijn bord krijg is
vergeven van de graten en laat zich niet graag bedwingen maar hij proeft wel
lekker.
Morgen hoeven wij pas om 9u te ontbijten dus hebben we tijd om onze blog
op te starten en iets na middernacht sluiten wij onze ogen met het gebulder van
de golven als slaapdeuntje.
ARKEFLY AMSTERDAM (AMS) DAKAR (DKR) OR 451 1 2-03-2014
07:00 tot 13:05
Om
1u30 loopt de wekker af, natuurlijk veel te snel want we liggen nog maar net in
bed .. maar het avontuur lokt dus ons snel wassen, klaarmaken en alles in de
auto steken.
Om
2u rijden we de thuis weg richting Schiphol maar daar begint het avontuur reeds
veel te vlug want we kunnen de parking die we vooraf reserveerden niet
vinden. Omdat de tijd nu wel krap
geworden is, rijden we Parking 3 bij de luchthaven binnen, waar gelukkig nog
een plaatsje vrij is niet te ver van shuttle. Nadat we ingecheckt zijn, vraag
ik aan een balie van Arke of ik iets aan die parkingreservatie kan doen en
blijkbaar volstaat een telefoontje m de reservatie te annuleren. Dat lukt vlot
omdat vel wegen rond de luchthaven heraangelegd zijn en wij niet de enige zijn
met dit probleem. Het vinden van de gate D12, het passeren van de
veiligheidscontrole en het aan boord gaan verloop vlot en stijgen we met een
kwartier vertraging om 7u30 op.
Na
een 6 uur durende vlucht waar we voor ons eten en drinken moesten betalen,
landen we om 13u20 in Dakar (12u20 plaatselijke tijd). Ons vliegtuig parkeert
op de tarmac en we worden met een bus naar het hoofdgebouw gevoerd. Hier is er
maar een kleine formaliteit voor het krijgen van de visums. Hier worden we door
onze gids opwacht en maken we kennis met onze medereizigers: het zijn maar 4
Nederlanders! Wij hebben graag een niet te grote groep, dus klagen we niet. We
hal vlug 30000 Fna uit de muur en na 15 minuutjes worden we voor hotel La
Madrague aan het stand afgezet. Schitterend zicht op het eiland Ngor en de
meest westelijke punt van Afrika: Phare des Almadies. Wij krijgen 3 kamers bij
elkaar, met een gemeenschappelijk terras en onze kamer heeft zelfs uitzicht op
zee. We spreken om 16u af bij de receptie en gaan onder ons tweetjes een
wandeling langs het strand maken. De rust duurt niet lang want na een 50m
worden we door een jong, vriendelijk zwartje aangesproken en die geeft ons een
rondleiding door het oude vissersdorpje. Hij vertelt honderduit over zijn dorp
met de vier grote families, legt uit hoe de viscoöperatief werkt, dat de mannen
de vissersboten bezitten maar de vrouwen de kleuren en de naam mogen kiezen.
Hij vertelt hoe de coöperatief ¼ van de vis ontvangt om met die centen de
ouderen te onderhouden of de beschadigde boten te herstellen.
Hij
vertelt dat de moslims en de christenen in vrede met elkaar leven en elkaar
feesten mee vieren, hij laat ons zien hoe de mannen op het strand een boot
maken. Hij brengt ons via een labyrint van klein, smalle zanderige straatjes
tot bij een heilige baobab waar we een klein stukje van in onze linkerhand
krijgen, onze ogen moeten sluiten en twee wensen mogen doen: eentje voor
onszelf en een tweede voor iemand die ons dierbaar is. Dan moeten we het stukje
schors in onze dominante hand nemen en tegen de boom werpen. Wij mogen ons wens
pas na zeven dagen aan onze partner doorvertellen. Als dat geen prachtige kennismaking is met weer
een vreemd stukje ander cultuur weet ik het ook niet meer. Hij brengt ons
netjes terug tot aan ons hotel en wij geven hem met veel plezier een tip. We
ontmoeten de anderen aan de receptie en trekken terug naar het strand om daar
in een kleine boot te kruipen (met natte voeten) die ons naar l île de Ngor
brengt. We lopen wat rond en bewonderen de buitenverblijven van de rijke
Fransen en Senegalezen die daar in de zomer verkoeling komen zoeken. We
eindigen onze uitstap met een etentje op het eiland met Dakar op de
achtergrond: eerst een lekker slaatje, dan een vis die voor de helft over mijn
bord steekt omdat hij zo groot is en dan lekker vers fruit. En we hebben
gegeten want we hadden honger. Bij het uitstappen uit de boot aan ons hotel
wondt mijn broek nat tot boven toe en kan ik al onmiddellijk beginnen met
wassen Om 9u vallen we als een blok in slaap maar we hebben dan ook een hele
lange dag achter de rug.