Onderweg ben ik zigeuner,
onderweg ben ik een kind
naar het bergland en de rotsen,
met een bos aan de waterkant
...
Onderweg leer je vergeten,
gisteren ligt ver achter U
en voor morgen nog geen zorgen,
onderweg is het altijd nu
...
Je passeert langs kathedralen,
en je duizelt keer op keer
Van die stoutmoedige dromen,
van die bouwers van weleer
En zo leer je blind vertrouwen,
vorderen ondanks brute pech
Wuif veel liever dan te vloeken,
naar de kinders langs de weg
...
En je loopt door de paleizen
met uw hoofd vol romantiek
Maar uit krotten en ruïnes,
klinkt er klaaglijke muziek
Deelt uw brood met lotgenoten,
zoveel zwervers grauw van vel
Langs de gloeiend hete wegen,
steeds vol kommer en kwel
...
Onderweg, op markten en pleinen,
vind je volk, mild en gastvrij
Dat schenkt U met handen en voeten
zoete vruchten, allerlei
...
Onderweg ben je nomade,
soepel plooiend, mild van geest
Geeft U over aan de genade,
je wordt vrij en onbevreesd
...
Los van vastgeroeste ideeën,
onderweg pluk je de dag
Pelgrim ben je heel je leven;
vorderen doe je liefst zigzag
Haast U, haast U, uiterst langzaam,
want het einddoel is bekend
...
Ooit als kind ben ik vertrokken,
zonder route, kaart of plan
Onderweg al heel mijn leven
wat is daar de zin toch van
Onderweg stel je geen vragen,
voor hoelange nog en waarom
Onderweg ben je zigeuner,
Je reist voort en je ziet niet om
naar een lied van W. Vermandere